direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) HERSTELBESLUIT
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0092-2001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2019 heeft de gemeenteraad het Ontwikkelplan Schieoevers Noord vastgesteld. Dit plan voorziet in de transformatie van het bedrijventerrein Schieoevers Noord tot een gemengd gebied met werken, wonen, stedelijke voorzieningen en recreatie. De ambitie van het Ontwikkelplan is om de ruimte op Schieoevers Noord beter te benutten en het gebied te transformeren tot een onderscheidend stedelijk gebied dat intensief gebruikt wordt, met een mix van werken en wonen en een hoge mate van levendigheid.

Het Ontwikkelplan stelt vijf thema's centraal voor de ambities en ontwikkeling van het gebied. Deze thema's stellen de kaders samen die richting zullen geven aan de ontwikkeling van het gebied.

  • 1. Levendig gemengd stedelijk gebied
  • 2. Ruimte voor innovatieve maakindustrie
  • 3. Sociaal inclusief en cultureel divers
  • 4. Gezonde en duurzame omgeving
  • 5. Goede verbindingen en nieuwe mobiliteit

Belangrijk eerste speerpunt voor de ontwikkeling is het behoud en versterken van de werkgelegenheid. Een belangrijk deel van de lokale werkgelegenheid en bijna de helft van de Delftse productiebedrijven komen samen op Schieoevers. Het gebied biedt werkgelegenheid op alle niveaus en de mogelijkheid om groeiruimte voor de innovatieve maakindustrie te creëren. In de Ruimtelijk Economische Visie Delft 2030 is Schieoevers aangewezen als dé plek waar de innovatieve maakindustrie zich kan ontwikkelen. De economische functie is essentieel. Bij de ontwikkeling wil de gemeente de werkfunctie behouden en de andere functies van een stad eraan toevoegen. Daarmee zal Schieoevers Noord een stedelijk gebied worden waarin zowel gewerkt als gewoond wordt in een omgeving met een 16-uurs-dynamiek en moderne woonvormen naast moderne werkvormen.

Naast ruimte voor nieuwe initiatieven moet er voldoende aandacht en zorg zijn voor de bestaande bedrijvigheid. Een belangrijk uitgangspunt voor de ontwikkeling is dat de bestaande bedrijven kunnen blijven functioneren en niet worden beknot in hun bestaande legale bedrijfsvoering. Hiervoor is de situatie voor ieder bedrijf afzonderlijk in beeld gebracht en is rekening gehouden met de concrete toekomstplannen van gevestigde bedrijven. Voor elk bedrijf zijn geluidzones geïntroduceerd die de gevestigde bedrijven de ruimte geven om hun activiteiten te blijven uitvoeren.

Het tweede belangrijke speerpunt is het voorzien in voldoende woningen. Het aantal inwoners en ook het aantal huishoudens in Delft groeit, nu maar naar verwachting ook in de komende jaren. De druk op de Delftse (en regionale) woningmarkt is groot. Steeds meer mensen willen in de nabijheid van goede voorzieningen, openbaar vervoer en werk wonen. De Delftse woningmarkt is niet in balans. De Woonvisie Delft 2016-2023 beschrijft dit en stelt dat voor een betere balans een stevige verschuiving noodzakelijk is naar woningaanbod dat bijdraagt aan meer diversiteit en een aantrekkelijk levendig karakter van de stad, een evenwichtige opbouw van de wijken met een passende voorzieningenstructuur en een aantrekkelijke openbare ruimte. Er wordt ruimte voor dagelijkse voorzieningen, zoals supermarkten en maatschappelijke voorzieningen, maar ook voor horeca, sport, cultuur, onderwijs en (kleinschalige) commerciële detailhandel gereserveerd. Door het toevoegen van een nieuw, compact gemengd stedelijk milieu in Schieoevers Noord biedt het de verbinding tussen de westelijke woonwijken en de campus, met daarbij volop mogelijkheden voor ontmoeting.

Het transformeren van Schieoevers Noord naar een gebied voor nieuwe kennisintensieve en creatieve bedrijvigheid in combinatie met een compact stedelijk woonmilieu is dan ook de opgave. In het gebied wil de gemeente in totaal maximaal 6.500 woningen en 2.000 arbeidsplaatsen toevoegen. Schieoevers Noord draagt daarmee bij aan de ambitie om in de gemeente tot 2040 circa 15.000 nieuwe woningen en 10.000 nieuwe arbeidsplaatsen te realiseren.

Stapsgewijze transformatie

Het Ontwikkelplan gaat uit van stapsgewijze gebiedstransformatie. In het Ontwikkelplan wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwikkelingen tot het jaar 2030 en de periode daarna. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de eerste twee deelplannen (zie ook onderstaand figuur):

  • Kabeldistrict, bestaande uit maximaal 3.500 woningen in combinatie met innovatieve bedrijvigheid en voorzieningen die ruimte bieden voor nieuwe arbeidsplaatsen.
  • Nieuwe Haven, hier zijn 343 woningen in combinatie met voorzieningen voorzien, waarbij arbeidsplaatsen worden toegevoegd. Een aantal bedrijven behoudt de bestaande bedrijfsbestemming in dit plandeel. Eerder was “Schiekwartier” de naam voor het deelgebied Nieuwe Haven. Soms wordt de naam Schiekwartier daarom in de onderzoeken en stukken genoemd. Dit duidt op het gebied Nieuwe Haven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0001.png"

Figuur 1.1: Globale situering van Schieoevers Noord binnen Delft met in het zuidwestelijk deel Kabeldistrict en in het noordoosten Nieuwe Haven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0002.png"

Figuur 1.2: Impressie van het toekomstsbeeld bij Kabeldistrict. Bron: DO Stedenbouwkundig plan Kabeldistrict (mei 2022).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0003.png"

Figuur 1.3: Impressie van het toekomstbeeld bij Nieuwe Haven. Bron: Stedenbouwkundig plan Nieuwe Haven (18 juni 2021).

Het bestemmingsplan

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorzien van een juridisch-planologisch ruimtelijk kader waarbinnen de herontwikkeling van Kabeldistrict en Nieuwe Haven mogelijk gemaakt wordt. Daarnaast wordt de herontwikkeling van andere delen van Schieoevers Noord voorbereid. De bestaande bedrijven die nu op deze gronden zijn toegestaan, blijven toelaatbaar. Om dit te bewerkstelligen is het nodig het industrieterrein Schieoevers Noord te dezoneren. De geluidszone van Schieoevers Noord ligt buiten het gezoneerde industrieterrein en ligt over de gronden van andere bestemmingsplannen. Daarom worden naast een integrale herziening van het vigerende bestemmingsplan voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven, ook de omliggende bestemmingsplannen herzien. In deze plannen vervalt door dezonering de geluidszone van Schieoevers Noord. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de geluidzone vervangen en krijgt elk bestaand bedrijf een eigen geluidzone. Daarbij is rekening gehouden met de concrete toekomstplannen van de gevestigde bedrijven. De geluidzones van Dyckerhoff Basal en Schieoevers Zuid worden opnieuw vastgesteld. Aan de oostzijde overlapt de geluidzone van de warmtekrachtcentrale deels met het plangebied.

Daarnaast worden de milieucategorieën, die in het huidige bestemmingsplan Schieoevers Noord aan de bedrijfspercelen zijn verbonden, losgelaten. In het nieuwe bestemmingsplan zijn daarvoor in de plaats regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat bedrijven hun activiteiten kunnen blijven uitvoeren, maar tegelijkertijd de nieuwe gevoelige functies niet meer dan acceptabel belasten. Door deze aanpassing zijn alle bedrijfstypen toelaatbaar op Schieoevers Noord, zolang aan de milieuregels wordt voldaan. Naast deze milieutechnische aanpassing blijft de rest van het huidige bestemmingsplan voor Schieoevers Noord en de andere vigerende bestemmingsplannen van toepassing omdat die juridische kaders in de basis geen aanpassing behoeven.

Tot slot maakt het bestemmingsplan een aantal kleinere ontwikkelingen mogelijk. Dit betreft de locaties van Laga en Nautilus die beide bij Nieuwe Haven een locatie toegewezen krijgen en de locatie van de Gelatinebrug die in het vigerende bestemmingsplan reeds is aangeduid, maar waarvoor een bredere zone is aangewezen.

Aangezien er, op enkele technische wijzigingen na, niets verandert aan de 'enkelbestemmingen' op de gronden buiten Kabeldistrict en Nieuwe Haven is er bewust voor gekozen om op deze gronden geen integrale herziening door te voeren. Temeer omdat het ook een verkeerd signaal zou afgeven om daar opnieuw een bestemming 'Bedrijventerrein' op te nemen, terwijl tegelijkertijd de transformatie voor de langere termijn ook gecommuniceerd wordt. Omdat de herontwikkeling van andere delen van Schieoevers Noord nog niet aan de orde is op korte termijn is het ook niet mogelijk het bestemmingsplan al op die transformatie aan te passen.

De gemeente is zich er nadrukkelijk van bewust dat de gekozen plansystematiek de beoordeling voor de bouw- en met name de gebruiksmogelijkheden lastig maakt. Deze constructie is echter wel nodig om de ontwikkeling van Schieoevers Noord tot stand te laten komen. Zonder dezonering is er geen ruimte om gevoelige functies toe te laten. Ten behoeve van de ontwikkeling zijn al diverse afspraken gemaakt, kaders vastgelegd en onderzoeken gedaan. Belangrijke documenten zijn het Ontwikkelplan Schieoevers Noord, het Ruimtelijk kwaliteitskader, het MER bij het ontwikkelkader en het daaruit volgende spelregelkader en het monitoringsplan. In Hoofdstuk 2 wordt op deze kaders nader ingegaan.

1.2 Begrenzing plangebied

Schieoevers Noord is gelegen langs de Schie net ten zuiden van de binnenstad en wordt begrensd door de spoorzone, de Rotterdamseweg en de Kruithuisweg. Ten oosten ligt de campus van de TU Delft. Het deelgebied Kabeldistrict ligt ten westen van de Schie tussen de Schieweg en het spoor. De Nieuwe Haven ligt aan de oostkant van de Schie aan de Rotterdamseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0004.png"

Figuur 1.4: Ligging van de deelgebieden Kabeldistrict (oranje) en Nieuwe Haven (paars) binnen Schieoevers Noord (zwart gestippeld). De indicatieve ligging van de Gelatinebrug is ook meegenomen (rood)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Het deelgebied Kabeldistrict valt onder het bestemmingsplan 'Gedeeltelijke herziening bestemmingsplan Schieoevers Noord en Zuid omgeving station Delft Zuid' (vastgesteld op 5 maart 2005). Hierin zijn de gronden bestemd voor bedrijven en kantoren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0006.png"

Figuur 1.5: Uitsnede van de vigerende plankaart bij de gedeeltelijke herziening in Kabeldistrict

Het deelgebied Nieuwe Haven valt onder het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' (vastgesteld op 28 maart 2013). In het overgrote deel van het deelgebied geldt nu de enkelbestemming 'Bedrijventerrein'. Via een aanduiding zijn de bedrijfsbestemmingen gelimiteerd tot en met milieucategorie 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0007.png"

Figuur 1.6: Uitsnede van de vigerende verbeelding in Nieuwe Haven

Het bestemmingsplan Schieoevers Noord wordt tevens gedeeltelijk herzien in verband met het vervallen van de milieucategorieën voor de bestaande bedrijven. In verband met het dezoneren van Schieoevers Noord wordt ook een deel van de bestemmingsplannen rondom deze beide deelgebieden herzien voor wat betreft de aanduiding geluidzone – industrielawaai. Deze is geregeld in de bestemmingsplannen:

  • Schieoevers Noord (vastgesteld op 28 maart 2013)
  • Tiny Houses (vastgesteld op 11 juli 2019)
  • TU-Noord (de noordelijke Wippolder) (vastgesteld op 20 mei 2009)
  • TU Midden en Noord (vastgesteld op 25 april 2013)
  • Voorhof (vastgesteld op 6 november 2014)
  • Station Zuid (onherroepelijk op 18 januari 2005)
  • Geothermie Rotterdamseweg (vastgesteld op 10 maart 2022)
  • Technopolis (vastgesteld op 12 oktober 2005)
  • Stationskap (vastgesteld op 28 mei 2020)
  • Schieoevers Zuid (vastgesteld op 28 augustus 2012)
  • Spoorzone na herziening (vastgesteld op 22 juni 2011)
  • Zuidwest 3 Tanthof (vastgesteld op 25 april 2013)
  • Nieuw Delft, zuidelijke velden (vastgesteld op 29 november 2019)

Beide deelgebieden vallen daarnaast onder de 'Facetherziening parkeren' (vastgesteld op 31 mei 2018). Dit is een parapluplan waarin de gemeentelijke parkeernormen zijn geborgd.

1.4 Bestemmingsplan verbrede reikwijdte en ontwikkelingsgebied

Schieoevers kent een stevige milieubelasting. Naast bodemverontreiniging, is er sprake van een hoge geluidsbelasting (industrielawaai, verkeerslawaai) en geurbelasting. Met al deze componenten moet bij de ontwikkeling van het gebied, met name wat betreft wonen, rekening gehouden worden. Ontwikkeling van Schieoevers is derhalve niet mogelijk met het bestaande juridisch-planologische instrumentarium. Daarom is Schieoevers destijds aangemeld bij het Ministerie van Infrastructuur en milieu om deel te nemen aan een pilot inhoudende dat op grond van de 16e tranche van de Crisis- en herstelwet vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet, het gebied als Ontwikkelingsgebied is aangewezen (artikel 2.2 Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet). Het is op grond van de pilot mogelijk om tijdelijk af te wijken van enkele bestaande milieunormen, zonder dat daarbij de 'gezonde leefomgeving' geweld wordt aangedaan. Tevens is het gebied aangewezen onder artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet als gebied waarvoor een bestemmingsplan verbrede reikwijdte is opgesteld (art. 7c, lid 17 onder bbbb).

Het bestemmingsplan verbrede reikwijdte wijkt af van de huidige reguliere bestemmingsplannen. Er gelden dan ook andere regels. Voor een bestemmingsplan verbrede reikwijdte op basis van de 16e tranche geldt niet de actualiseringsplicht ex artikel 3.1, tweede lid, Wro. De verlenging van de looptijd die eerder gold voor bestemmingsplannen verbrede reikwijdte is niet meer noodzakelijk. Er hoeft echter ook niet meer te worden voldaan aan de in de jurisprudentie ontwikkelde verplichting dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan moet worden aangetoond dat de beoogde ontwikkeling binnen tien jaar kan worden gerealiseerd, omdat deze verplichting is geschrapt. Gelet op de verlengde looptijd van het bestemmingsplan, zijn het derde en vijfde lid, van artikel 3.1 Wro niet van toepassing.

In het kader van dit experiment wordt aan de deelnemende gemeenten de mogelijkheid geboden om bij de vaststelling van het bestemmingsplan, te bepalen dat geen recht op planschade bestaat bij het vervallen van planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden die ten minste drie jaar ongebruikt zijn gebleven. Het gaat daarbij om bouw- en gebruiksmogelijkheden die bestonden op grond van het bestemmingsplan dat door het bestemmingsplan verbrede reikwijdte wordt vervangen.

Voor het bestemmingsplan verbrede reikwijdte Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) maakt de gemeente Delft gebruik van de volgende onderdelen uit de Crisis- en herstelwet:

  • regels voor de gehele fysieke leefomgeving (artikel 7c, lid 1);
  • open normen/beleidsregels (artikel 7c, leden 6 en 7);
  • faseren onderzoeken (artikel 7c, lid 9);
  • vormvrij bestemmingsplan (afwijken RO-standaarden) (artikel 7c, lid 9);
  • het stellen van gebiedsgerichte milieuregels (artikel 7c, lid 12);
  • toepassen meldingsplicht (artikel 7c, lid 5) en bestemmingsplanactiviteit (artikel 1c, lid 14);
  • tijdelijk afwijken van de milieuregels, aanwijzing als Ontwikkelingsgebied (artikel 2.3, lid 7).

In onderhavig bestemmingsplan wordt o.a. tijdelijk afgeweken van de maximaal te ontheffen geluidswaarden. In aanloop naar de Omgevingswet zijn de nieuwe normen aangehouden die onder die wet zullen gelden. Dat betekent dat wanneer de Omgevingswet in werking treedt, er niet langer afgeweken wordt. Voor Dyckerhoff Basal is een aparte regeling opgesteld.

1.5 Opbouw plan

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, de planbeschrijving, beschrijft de ontwikkeling van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleid beschreven. Hoofdstuk 4, 'Omgevingsaspecten en onderzoek', beschrijft het voor het bestemmingsplan uitgevoerde onderzoek en relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. Hoofdstuk 6 gaat in op handhaving in dit plangebied. In hoofdstuk 7 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie en de beoogde stedenbouwkundige invulling van de toekomstige situatie beschreven. Tevens is informatie opgenomen over de verschillende kaders en onderzoeken in het voortraject voordat dit bestemmingsplan werd opgesteld. Deze uitgangspunten vormen vervolgens de basis van de toetsing aan het beleid.

2.1 Huidige situatie

Schieoevers Noord

De Schie vormt de historische hoofdader van Schieoevers Noord, een in de Middeleeuwen gekanaliseerde waterloop vanwaaruit de aangrenzende landerijen werden ontgonnen en waarop aansluitend de 'Delf' werd gegraven, het water waaraan de stad Delft is ontstaan. De verkaveling van het plangebied is gebaseerd op de oorspronkelijke ontginningsstructuur. Er zijn resten gevonden van Romeinse verkavelingpatronen waarvan verwacht wordt dat die binnen het gehele plangebied verspreid aanwezig zullen zijn. Verder zijn in het gebied het monumentale complex Het Kruithuis en de windsingels aanwezig.

Bedrijventerrein Schieoevers Noord (en Zuid) is een geluidgezoneerd bedrijventerrein. Op Schieoevers Noord bevindt zich grotendeels verouderde bedrijfsbebouwing. Naast industriële bedrijven komen er ook andere functies voor in Schieoevers Noord. Zo maakt de grootschalige detailhandelslocatie Leeuw en Stein deel uit van het gebied. Daarnaast is Lijm & Cultuur gevestigd in het gebied. Dit bedrijf biedt op haar terrein ruimte voor onder andere symposia, workshops, evenementen, theater- en muziekvoorstellingen. Het is een plek waar alle denkbare vormen kunst, cultuur en ondernemerschap in harmonie samengaan en elkaar voeden. In het noordoostelijke deel boven Nieuwe Haven bevinden zich woningen.

Schieoevers is een belangrijke verbindende schakel in de overgang van de stad naar het buitengebied en andersom. Het gebied wordt omgeven door belangrijke infrastructuur: de Kruithuisweg, Rotterdamseweg en de spoorweg Rotterdam-Den Haag. Een belangrijke ontsluitingsweg voor de auto is de Schieweg die in het noorden overgaat in de verlengde Engelsestraat. Voor de fiets bevindt zich een aantal belangrijke routes in het plangebied (functioneel en recreatief), zoals de Schieweg, Rotterdamseweg en Abtswoudseweg. De Schie is economisch en recreatief een belangrijke vaarweg.

Aan de Schieweg is Zandhandel & Overslagbedrijf van der Waal B.V. (vanaf nu "Van der Waal") onder de bedrijfsnaam Zandhandel & Overslagbedrijf Van der Linden Schiehaven B.V. gevestigd in de huidige situatie. In de jaren voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan verbrede reikwijdte is met Van der Waal gesproken over verplaatsing. Deze verplaatsing is essentieel voor de uitvoering van het plan van Kabeldistrict en de aanleg van de nieuwe Gelatinebrug, maar maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0008.png"

Figuur 2.1: Huidige (bedrijfs)situatie in Schieoevers Noord (zwart gestippeld). Binnen Schieoevers Noord zijn ook de deelgebieden Kabeldistrict (oranje) en Nieuwe Haven (paars) weergegeven.

Kabeldistrict en Nieuwe Haven

Het deelgebied Nieuwe Haven ligt ten noorden van een insteekhaven met een aantal permanente en enkele tijdelijke ligplaatsen. De kade wordt ook incidenteel gebruikt voor het laden en lossen van en naar grotere schepen. Het deelgebied Nieuwe Haven ligt grotendeels braak en de bodem is al gedeeltelijk gesaneerd. Enkel op de hoek van de Schie en de Nieuwe Haven bevindt zich een klein pand dat op dit moment wordt gebruikt als werk- en bedrijfsruimte.

In het deelgebied Kabeldistrict was oorspronkelijk een deel van Nederlandse Kabelfabriek (NKF) gevestigd. Afgelopen decennia heeft het gebied meerdere eigenaren gekend en zijn de oude fabriekshallen uitgegroeid tot een plek waar verschillende (bedrijfs)activiteiten plaatsvinden en een groot deel voor opslag wordt gebruikt. De huidige Schiehallen zijn verouderd. Het voormalige terrein van Suez is tevens onderdeel van het plangebied.

2.2 Streefbeeld Schieoevers Noord

2.2.1 Inleiding

In 2006 en 2010 zijn de eerste gebiedsvisies voor Schieoevers Noord vastgesteld. Met diverse betrokken partijen - zoals de TU Delft, de provincie Zuid-Holland, en de Bedrijven Kring Schieoevers (BKS) - is gewerkt aan het concept-Ontwikkelplan (COP). En in 2018 is gestart met een uitgebreid participatieproces. Meer over het participatieproces is opgenomen in hoofdstuk 7 van dit bestemmingsplan. Als vervolg hierop zijn het Ontwikkelplan (OP) en het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK) uitgewerkt. Het Ontwikkelplan voor de ontwikkeling is in 2019 vastgesteld. Het RKK vormt hiervan de verdere uitwerking. Deze is vastgesteld in 2021 en is in 2022 nog aangevuld (zie Bijlage 46 en Bijlage 47). Samen met de milieueffectrapportage (MER) en het daarbij behorende Spelregelkader vormen het Ontwikkelplan en het Kwaliteitskader de basis voor dit bestemmingsplan voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven.

Tegelijkertijd met het opstellen van het Ontwikkelplan is een milieueffectrapportage (MER) gemaakt waarmee de grenzen waarbinnen de ontwikkeling kan plaatsvinden zijn verkend. Uit het MER volgen de randvoorwaarden die hierbij moeten worden aangehouden. De randvoorwaarden zijn als spelregels voor de ontwikkeling vastgelegd in het Spelregelkader. In het Ontwikkelplan is rekening gehouden met de uitkomsten van het MER en het Spelregelkader. Het MER is in 2022 in het kader van de ontwikkelingen verder aangescherpt. De documenten en de samenhang daartussen worden hierna besproken.

2.2.2 Ontwikkelplan Schieoevers Noord

In het kader van de ontwikkeling is een convenant gesloten tussen de Bedrijvenkring Schieoevers (BKS) en de gemeente. Eén van de belangrijkste uitgangspunten voor de transformatie van Schieoevers Noord is de geleidelijke transformatie van een relatief monofunctioneel bedrijventerrein naar een gemengd stedelijk werk- en woongebied. Dit uitgangspunt geeft enerzijds ruimte voor de toevoeging van woningbouw, maar geeft tegelijkertijd ook aan dat bedrijven ook in de toekomst verzekerd zijn van een plaats op Schieoevers Noord. Uitgangspunt is dat er ruimte wordt gegeven aan de transformatie van het gebied naar een gemengd stedelijk milieu met behoud van ruimte voor bedrijvigheid die aansluit bij het karakter van het bedrijventerrein. In het convenant is opgenomen dat de oppervlakte bedrijfsruimte op Schieoevers minimaal gelijk blijft en waar mogelijk wordt vergroot om te voorzien in de (aangetoonde) behoefte aan productie­ruimte in Delft. Daarbij geldt in de transformatie van Schieoevers-Noord het Ontwikkelplan Schieoevers-Noord als uitgangspunt. Het hierin opgenomen ruimtelijk-economische programma richt zich primair op de huisvesting van innovatieve maakindustrie en voorziet in de behoeften van verschillende vormen van bedrijvigheid. Voor de maakindustrie zijn werkplekken voorzien die aansluiten op de technische scholing die in Delft wordt aangeboden en wordt werkgelegenheid op alle niveaus gecreëerd. Hier kunnen innovaties vanuit de TU Delft verder in ontwikkeling worden gebracht. Voor Schieoevers-Zuid zal de bestemmingsplanruimte voor bedrijven in de milieucategorie 4 in stand blijven en waar mogelijk worden uitgebreid.

Het Ontwikkelplan gaat uit van een stapsgewijze gebiedstransformatie. In het Ontwikkelplan wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwikkelingen tot het jaar 2030 en de periode daarna. Dit is een vervolg op de motie 'koesteren van de maakindustrie in het DOP Schieoevers' die de gemeenteraad in januari 2019 heeft aangenomen. Tot 2030 wordt uitgegaan van de op de afbeelding hieronder aangegeven deelgebieden. Hier zijn tot 2030 transformaties mogelijk waarbij woningen en ruimte voor nieuwe innovatieve maakindustrie toegevoegd worden. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op twee daarvan: Kabeldistrict en Nieuwe Haven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0009.png"

Figuur 2.2: De deelgebieden die als eerste gaan transformeren. Bron: Ontwikkelplan Schieoevers Noord.

Uitgangspunten Ontwikkelplan

In het Ontwikkelplan is geen concreet eindbeeld vastgelegd maar de hoofdlijnen die bij de ontwikkeling moeten worden aangehouden. Het plan gaat uit van organische gebiedsontwikkeling die plaatsvindt op basis van initiatieven van initiatiefnemers in het gebied. De verhouding werken en wonen is in het Ontwikkelplan niet vastgelegd. De verdeling hangt af van de actuele behoefte. Flexibiliteit is daarbij noodzakelijk. Voor Schieoevers Noord als gemengd gebied wordt gestreefd naar een Functie Menging Index (FMI) van ten minste 30 en maximaal 70. FMI koppelt het aantal arbeidsplaatsen aan het aantal woningen. Bij een index van 50 is het aantal woningen gelijk aan het aantal fte (werkplaatsen). In het bestemmingsplan is deze index niet voorgeschreven. De functiemenging wordt met de wel opgenomen MXI in combinatie met het vastgelegde programma voldoende geborgd.

In dit bestemmingsplan is de flexibiliteit gecreëerd door de systematiek van Bedrijven en Milieuzonering los te laten en voor de bestaande en nieuwe bedrijfsactiviteiten maximale geluidzones op te nemen die niet mogen worden overschreden (zie paragraaf 4.4). Door de geluidsregeling niet alleen voor de bedrijven te regelen die direct van invloed zijn op de ontwikkeling van Kabeldistrict en Nieuwe Haven, maar voor heel Schieoevers Noord, biedt het plan ruimte om gevoelige functies zoals woningen te kunnen realiseren op gronden waar dat nu niet zondermeer kan. Op deze manier blijft voor de bedrijven een gezond ondernemersklimaat in stand en ontstaat er een werk- en woonklimaat waarin voldaan wordt aan de gestelde milieunormen. Dit uitgangspunt is nodig om de ontwikkeling van Schieoevers Noord organisch plaats te laten vinden, zoals bedoeld in het Ontwikkelplan, en waarbij er ruimte blijft ontstaan om het percentage wonen en werken bij te stellen al naar gelang de actuele behoefte. De aanpassing van de geluidregeling is reeds nodig om de ontwikkeling van Kabeldistrict en Nieuwe Haven mogelijk te maken.

Hierop aansluitend biedt het Ontwikkelplan de kaders waarbinnen die initiatieven kunnen worden gerealiseerd en deze kaders zijn gegroepeerd rond vijf centrale thema's en een raamwerkkaart voor de ontwikkeling van het gebied. De precieze invulling daarvan kan op allerlei manieren gebeuren in de komende jaren.

De vijf thema's zijn de volgende:

  • 1. Levendig gemengd stedelijk gebied
  • 2. Ruimte voor innovatieve maakindustrie
  • 3. Sociaal inclusief en cultureel divers
  • 4. Gezonde en duurzame omgeving
  • 5. Goede verbindingen en nieuwe mobiliteit

1 en 2: Levendig gemengd stedelijk gebied en ruimte voor innovatieve maakindustrie

De ambitie van het Ontwikkelplan is om de ruimte op Schieoevers Noord beter te benutten en te transformeren tot een onderscheidend stedelijk gebied dat intensief gebruikt wordt, met een mix van werken en wonen en een hoge mate van levendigheid. Belangrijke speerpunten daarbij zijn het behoud en versterken van de werkgelegenheid. Op Schieoevers Noord is de werkgelegenheid duidelijk aanwezig. Een belangrijk deel van de lokale werkgelegenheid en bijna de helft van de Delftse productiebedrijven komen samen op de Schieoevers. Het gebied biedt nu al - en straks nog meer – werkgelegenheid op alle niveaus. Deze economische functie is essentieel en dat moet zo blijven. Bij de ontwikkeling wil de gemeente de werkfunctie behouden en de andere functies van een stad eraan toevoegen.

Door de schaarse ruimte beter te benutten, kan het aantal arbeidsplaatsen toenemen. Waar nu één arbeidsplaats gebruik maakt van gemiddeld 140 m2 vloeroppervlakte, is een reële verwachting dat bij de ontwikkeling van nieuwe gebouwen er straks één arbeidsplaats op gemiddeld 60 m2 gebouw kan worden gerealiseerd.

Schieoevers Noord biedt ook de mogelijkheid om groeiruimte voor de innovatieve maakindustrie te creëren. De ambitie voor werk sluit aan bij de ambities uit de Ruimtelijk Economische Visie Delft 2030. De hoofddoelstelling van die visie richt zich op het verder ontwikkelen van Delft als kennisstad naar 'hoofdstad van technologie & innovatie' en het mogelijk maken van 10.000 extra banen op alle niveaus in de periode 2018-2040. Uitgangspunt is om het gebied te intensiveren en functies te mengen binnen het gebied. Daarmee zal Schieoevers Noord een stedelijk gebied worden, waarin zowel gewerkt als gewoond wordt in een omgeving met een 16-uurs-dynamiek en moderne woonvormen naast moderne werkvormen.

In het Ontwikkelplan is ervan uit gegaan dat de mate van menging kan verschillen afhankelijk van de locatie binnen het gebied. Op pagina 22 van het Ontwikkelplan is een afbeelding opgenomen die indicatief aangeeft hoe de invulling er per gebied uit kan zien. Met deze verdeling is ook in het bestemmingsplan voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven rekening gehouden en hiervoor is een verplichting voor de menging van functies opgenomen via een MXI-index. De index stuurt op het mengen van functies waarbij wonen wordt afgezet tegen niet-woonfuncties. In het bestemmingsplan is een maximale norm gesteld voor de MXI per zone. In de regels is geborgd dat bij een vergunningaanvraag aangetoond dient te worden hoe de aanvraag zich verhoudt tot de MXI voor de desbetreffende zone. Eveneens wordt met de verplichte MER-monitoring de ontwikkeling van de MXI in de gaten gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0011.png"

Figuur 2.3: Illustratie van de mix van functies binnen Schieoevers Noord. Bron: Ontwikkelplan Schieoevers Noord.

Sociaal inclusief en cultureel divers
In het Ontwikkelplan wordt verder ingezet op inclusiviteit, zowel op sociaal vlak als op het gebied van economie en werkgelegenheid. De transformatie van Schieoevers Noord schept kansen om hier verder invulling aan te geven. Het Ontwikkelplan gaat uit van een breed en divers programma van functies in Schieoevers Noord. Naast een diversiteit in woningaanbod en een brede economische programmering, past een substantieel stedelijk programma dat zorgt voor een dynamische en levendige omgeving.

Voorzieningen zijn ook onder dit thema uitgewerkt. Voorzieningen zijn onderverdeeld in stedelijke voorzieningen, bestaande voorzieningen, zorg en wonen, en voorzieningen voor de buurt. In Schieoevers Noord worden voorzieningen ontwikkeld die voor de gehele stad te gebruiken zijn, zoals voortgezet onderwijs, maar ook de activiteiten op het terrein van Lijm & Cultuur. Onder de naam ‘Langer en Weer Thuis’ wordt ingezet op het ontwikkelen van een goed woon-, ondersteunings-, en zorgaanbod in het plangebied. Tot slot wordt er ruimte gemaakt voor voorzieningen die vooral door bewoners gebruikt gaan worden, te denken valt aan: speelruimte, basisonderwijs, zorg, sport en groen. Voorzieningen zijn niet aan een locatie gebonden in dit bestemmingsplan maar overal toegestaan.

Gezonde en duurzame omgeving
Een levendig gemengd stedelijk gebied biedt ook kansen om een gezonde en duurzame omgeving te realiseren. Functiemenging en intensief ruimtegebruik dragen ook bij aan de haalbaarheid van oplossingen voor hedendaagse ruimtelijke uitdagingen. Om de ambitie van een gezonde en duurzame leefomgeving na te streven, wordt gestimuleerd om op innovatieve en geïntegreerde wijze oplossingen te vinden voor energie, klimaat, biodiversiteit, gezondheid, groen en een circulaire economie.

Goede verbindingen en nieuwe mobiliteit

In het Ontwikkelplan is verder geconstateerd dat de transformatie van Schieoevers Noord naar een levendig en gemengd stedelijk gebied een nieuwe kijk op het gebruik van het gebied en een daarbij passende mobiliteitsvisie, ruimtelijke structuur en fysieke inrichting vereist. Bij intensivering van het ruimtegebruik en de inzet op functiemenging is een verandering noodzakelijk in de mate van autoafhankelijkheid van Schieoevers Noord. Nabijgelegen provinciale en rijks- ontsluitingswegen staan qua verkeerscapaciteit onder druk. Echter, de gunstige ligging van Station Delft Campus binnen het gebied is een voorwaardescheppende conditie die nieuwe vormen van stedelijk gebruik op deze locatie mogelijk maakt. Bovendien ligt ook het vernieuwde station Delft op loopafstand.

Het streefbeeld is een overzichtelijke, toegankelijke en goed op de context aangesloten stedelijke omgeving, met maximaal comfort voor fietsers en voetgangers en voldoende ruimte voor spelen en ontmoeten. Er is speciale aandacht voor logistieke ontvlechting met als inzet een veilige openbare ruimte en het voorkomen van hinder door een mix aan bedrijvigheid en woningen. Hierbij is het ruimtelijk mogelijk om het werk- en industrieverkeer strategisch te scheiden van de langzaam verkeersstromen.

Raamwerkkaart

Naast de vijf thema's is in het Ontwikkelplan een Raamwerkkaart voor Schieoevers Noord opgenomen. De raamwerkkaart is een kaart die de belangrijkste ruimtelijk structuren voor het totale gebied indicatief weergeeft. Dit raamwerk vormt de ruimtelijke basis van het gebied en biedt houvast bij een adaptieve wijze van ontwikkelen. De kaart vormt als planningsinstrument voor ontwikkelingsinitiatieven in het gebied de basisonderlegger van de stedelijke structuur. Hieruit zijn de relevante onderdelen vertaald in de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0012.png"

Figuur 2.4: Raamwerkkaart voor de gehele ontwikkeling. Bron: Ontwikkelplan Schieoevers-Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0013.png"

Figuur 2.5: Raamwerkkaart locatie Nieuwe Haven. Bron: Ontwikkelplan Schieoevers Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0014.png"

Figuur 2.6: Raamwerkkaart locatie Kabeldistrict. Bron: Ontwikkelplan Schieoevers Noord.

In het Ontwikkelplan zijn de belangrijkste onderdelen van de raamwerkkaart toegelicht. Belangrijke onderdelen zijn onder meer de relatie met en het zicht op de Schie en het omklappen van de Schieweg, de introductie van een reeks pleinruimtes met een zogenaamde 'hartlijn', nieuwe oost-westverbindingen in het gebied en de omgang met bestaande bebouwing van cultuurhistorische waarde.

Stedenbouwkundige richtlijnen

Naast de raamwerkkaart zijn in het Ontwikkelplan stedenbouwkundige richtlijnen opgenomen om de ruimtelijke kwaliteit te bewaken. Het gaat daarbij om richtlijnen voor functiemenging, bouwen in hoge dichtheden, de menselijke maat en de openbare ruimte.

Voor functiemenging gaat het Ontwikkelplan uit van drie zones (zie figuur 2.7) met een verschillend karakter: rust, ruis en reuring. Deze verdeling geeft de visie weer voor de lange termijn. In het bestemmingsplan zijn de genoemde zones verder uitgewerkt.

In de Ruis-zone - tussen het spoor en de hartlijn - wordt volop ruimte geboden aan het 'maken', logistiek en rommeligheid. Het is wat dat betreft een zone met een grotere mate van tolerantie. Met de ligging aan hoofdverkeersroutes ligt dit karakter voor de hand. In dit plan wordt de zone gecreëerd door het omklappen van de Schieweg. Bedrijven aan het spoor krijgen meer geluidsruimte. Hier passen vrijere woonvormen die meer tolerantie van de omgeving vragen en in ruil daarvoor dat ook aan de buurfunctie bieden. Denk bijvoorbeeld aan atelierwoningen. Waarschijnlijk gaat het hier om minder grote woningaantallen dan in de andere twee zones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0015.png"

Figuur 2.7: Indeling van zones binnen Schieoevers Noord.

De Reuring-zone ligt rond de hartlijn en biedt ruimte voor hoogstedelijke voorzieningen met ruime openingstijden die voor dynamiek en sociale veiligheid zorgen. Wonen, werken en voorzieningen komen hier samen.

In de Rust-zone - tussen Schiepark en hartlijn – is er ruimte voor wonen, groen en (kantoor)werk. Hier passen eigenlijk alle woonvormen die zich lenen voor een hoge dichtheid en niet in de andere twee zones passen zoals gezinsappartementen, boven-benedenwoningen en town houses). Ook door invulling te geven aan het provinciaal beleid, namelijk het versterken van het groen en blauw, ontstaat langs de Schie deze rustzone. Alhoewel aan de overzijde van de Schie activiteiten worden uitgevoerd met een hoge milieubelasting (bijvoorbeeld door Dyckerhoff Basal), wordt wel voldoende afstand gehouden van deze activiteiten.

Omdat het plan voorziet in hoge dichtheden, is het verder van belang om aandacht te hebben voor de leefkwaliteit in, tussen en op gebouwen, en verblijfskwaliteit in de openbare ruimte. Hier biedt het ruimtelijk kwaliteitskader handvatten en waar relevant zijn regels opgenomen in het bestemmingsplan of bijbehorende beleidsregels om de leefkwaliteit te borgen.

Fasering tot 2030

In het Ontwikkelplan is aangegeven dat tot 2030 drie gebieden worden ontwikkeld: Stationsomgeving Delft Campus, Kabeldistrict en Nieuwe Haven. Deze ruimtelijke ontwikkelingen vinden plaats binnen de kaders van het Ontwikkelplan en volgen de opzet van het stedenbouwkundige raamwerk. Hierdoor zijn de ontwikkelingen straks een geheel en vormen ze de volgende stap in de historische ontwikkeling van het gebied. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de transformatie van Kabeldistrict en Nieuwe Haven.

Als aandachtspunten voor Kabeldistrict noemt het Ontwikkelplan de herontwikkeling naar een mixed use-deelgebied, het intensiveren van de werkfunctie (meer banen en toegevoegde waarde per vierkante meter bedrijfsruimte ten opzichte van huidige situatie), het toevoegen van commerciële voorzieningen (waaronder horeca en een supermarkt gericht op direct omliggende verzorgingsgebied) en het realiseren van een brede mix aan bedrijvigheid met een sterk accent op ruimte voor innovatieve maakindustrie.

Over Nieuwe Haven is in het Ontwikkelplan het volgende opgemerkt:

“Voor de ontwikkeling aan de noordkant van de Nieuwe Haven zal de focus op wonen liggen. Het publieksvriendelijk en makkelijk bereikbaar maken van de insteekhaven is een grote aanwinst voor de omgeving.”

2.2.3 Ruimtelijk kwaliteitskader

Het Ontwikkelplan en het Spelregelkader (behorend bij het MER) gaan ervan uit dat een aantal stedenbouwkundige uitgangspunten nog verder wordt uitgewerkt. In dat kader is het Ruimtelijk Kwaliteitskader opgesteld (RKK), deze is als bijlage (46) opgenomen in dit bestemmingsplan. De gemeenteraad heeft het RKK in september 2021 vastgesteld. Het Ruimtelijk Kwaliteitskader gaat nader in op de gewenste ruimtelijke kwaliteit en legt de kaders vast voor ontwikkelingen binnen Schieoevers Noord op het vlak van de openbare ruimte en de bebouwing. Het Ruimtelijk Kwaliteitskader vervangt voor Schieoevers Noord het bestaande hoogbouwbeleid. Het document heeft een tweeledig doel. Enerzijds fungeert het als inspiratiebron voor ondernemers, ontwikkelaars en architecten die in en aan het gebied werken. Anderzijds vormt dit document samen met het Ontwikkelplan en het Spelregelkader de basis voor kwaliteitsbewaking, de toetsing van bouwplannen en de bestemmings- en omgevingsplannen die voor de ontwikkeling worden gemaakt.

Het Ontwikkelplan en het Ruimtelijk kwaliteitskader bevatten de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de ontwikkeling van Schieoevers Noord. Deze kaders zijn in de planregels geborgd, voor zover dat mogelijk (ruimtelijke relevantie) en van toepassing op Kabeldistrict en/of Nieuwe Haven was. Het gehele RKK is toetsingskader voorafgaand aan het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning. Een initiatiefnemer zal het bouwplan uitwerken en voorleggen aan het Toetsingsteam (Kwaliteitsteam en ambtelijk projectteam). Het kwaliteitsteam helpt de gemeente, de ontwikkelende partijen en hun adviseurs om de ambities te realiseren. Zij bewaakt de integrale samenhang tussen de verschillende gebiedsontwikkelingen. Het toetsingsteam toetst het initiatief aan het RKK, eventueel op grond van nadere beeldkwaliteitsplannen. Na positief advies van het toetsingsteam kan de aanvraag omgevingsvergunning worden ingediend. Deze werkwijze is en wordt vastgelegd in anterieure overeenkomsten. De aanvraag omgevingsvergunning wordt vervolgens formeel getoetst door de Adviescommissie Omgevingskwaliteit. In onderstaande afbeelding is het proces visueel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0016.png"

Figuur 2.8: Processchema

Het RKK geeft richting aan een meerjarig proces door middel van de vijf centrale uitgangspunten voor het gebied die in het Ontwikkelkader geformuleerd zijn (zie paragraaf 2.2.2). Het RKK gaat nader in op de gewenste ruimtelijke kwaliteit in het gebied en legt randvoorwaarden vast voor nieuwe ontwikkelingen.

In het RKK is een landschappelijk kader en een ruimtelijk raamwerk opgenomen. De transformatie van de Schieoevers Noord wordt ruimtelijk georganiseerd door drie lange structuren: de Schie, de Schielaan, de Hartlijn. De Schie verbindt Delft met haar buitengebied. De Schielaan bundelt verkeersstromen van zuid naar noord. En de Hartlijn werkt als interne langzaam-verkeersroute voor Schieoevers Noord. Daarnaast biedt het RKK bouwregels en een beoogde beeldkwaliteit voor het gebied. Een aantal deelgebieden binnen Schieoevers Noord is gekenmerkt als MaakSTAD milieu of Activeringsplek. De randvoorwaarden zijn gevormd aan de hand van 9 principes:

  • 1. Geef vorm aan de MaakSTAD.
  • 2. Schie en oevers centraal.
  • 3. Vervlochten met zijn omgeving.
  • 4. Industrieel, rauw & ruw.
  • 5. Verankerd op zijn plek.
  • 6. Bouwensembles voor een levendige stad.
  • 7. Uitnodigende buitenruimte.
  • 8. Duurzaam natuurlijk.
  • 9. Ruimte laten voor verrassing.

Nieuwe Haven is in het RKK opgenomen als Activeringsplek. Activeringsplekken zijn gebieden waar het stedelijk leven kan opbloeien door het toevoegen van andere functies en activiteiten en door in te spelen op ruimtelijke en cultuurhistorisch waardevolle structuren. Kabeldistrict valt onder het MaakSTAD milieu Schiehallen Midden en Zuid. In de MaakSTAD milieus wordt een mix van werken en wonen nagestreefd. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt de stedenbouwkundige opzet voor de deelgebieden Nieuwe Haven en Kabeldistrict verder uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0017.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0018.png"

Figuur 2.9: Het ruimtelijk raamwerk op basis waarvan stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

2.2.4 MER en Spelregelkader

Voor de transformatie van Schieoevers-Noord is al in 2019 een milieueffectrapportage (MER) opgesteld waarmee de grenzen waarbinnen de ontwikkeling kan plaatsvinden zijn verkend. Het doel van dit MER was het in beeld brengen van de milieueffecten van de beoogde ontwikkeling en het opstellen van een spelregelkader om de beoogde transformatie van Schieoevers Noord naar een levendig gemengd stedelijk gebied te begeleiden en de andere ambities mogelijk te maken. Het MER is input geweest voor het Ontwikkelkader en heeft met het bestemmingsplan Tiny Houses ter inzage gelegen. In de beroepsprocedure tegen dat bestemmingsplan heeft de Raad van State het MER niet inhoudelijk behandeld, omdat dat bestemmingsplan geen deel uitmaakte van het stedelijke ontwikkelingsproject Schieoevers Noord.

Het spelregelkader is een veelomvattend kader waarin alle milieuthema’s voor ontwikkelingen zijn opgenomen; het kader geeft hiermee richting en sturing voor ruimtelijke plannen voor nieuwe ontwikkelingen in Schieoevers Noord. In dit spelregelkader zijn per thema (programmering, mobiliteit, kwaliteit leefomgeving en duurzame inrichting) de randvoorwaarden en spelregels beschreven. Het spelregelkader is vastgelegd in de leefomgevingsfoto. Door te klikken op een bepaald gebied worden direct de daaraan gekoppelde randvoorwaarden, spelregels en/of compensatiemogelijkheden weergegeven. Dit wordt vervolgens in de diverse bestemmingsplannen en later omgevingsplannen verder uitgewerkt.

Om ‘vinger aan de pols’ te houden bij de verdere uitwerkingen van het gebied is een monitoringscyclus opgezet, waarin tweejaarlijks wordt gerapporteerd of er aanleiding bestaat om bij te sturen en zo ja, hoe. Met de monitoringsrapportage wordt steeds een actueel beeld van de situatie gegeven, zodat duidelijk is wanneer uitgangspunten, randvoorwaarden en/of verwachtingen moeten worden bijgesteld. Bijsturing kan op verschillende manieren, afhankelijk van het resultaat van de monitoring. Hierbij kan gedacht worden aan bijstelling van het spelregelkader als bijvoorbeeld de verhouding tussen wonen en werken uit de pas gaat lopen. Het aanpassen van het spelregelkader heeft vervolgens invloed op de nog op te stellen ruimtelijke besluiten. Daarnaast kan ook gedacht worden aan het opstellen van een beleidsregel bij nog op te stellen bestemmingsplannen en omgevingsplannen die meer sturing geeft tijdens de uitvoering van de ontwikkelingen in de ruimtelijke besluiten. De monitoring dient zowel om te kunnen sturen op de ambities voor Schieoevers Noord, als om het opgestelde milieueffectrapport actueel te houden gedurende de transformatie. In juli 2020 is hiervoor een monitoringsplan ter kennisname aan de gemeenteraad aangeboden. In dit monitoringsplan is beschreven hoe de monitoring zal werken. Het bevat een overzicht van wat er ‘gemonitord’ zal worden, het bevat eisen en aanwijzingen voor het opstellen van de tweejaarlijkse monitoringsrapportage en het beschrijft hoe de informatie gebruikt zal worden om te bepalen hoe de transformatie ervoor staat. De eerste monitoringsrapportage is in januari 2022 naar de Raad gegaan.

Momenteel geeft een aantal nieuwe ontwikkelingen aanleiding om het MER voor Schieoevers Noord (voor het eerst) te actualiseren. Voor deze actualisatie van het MER wordt de m.e.r.-procedure niet opnieuw doorlopen. De conclusies van het MER zijn niet of nauwelijks gewijzigd, alleen aangescherpt. Het MER voor de gehele transformatie is in 2019 al getoetst door de Commissie voor de milieueffectrapportage. Wel is het MER met het ontwerpbestemmingsplan opnieuw ter inzage gelegd.

De inhoud van het MER wordt verder behandeld in paragraaf 4.19 en het MER Schieoevers Noord is inclusief actualisatie 2022 als Bijlage 33 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Ook het spelregelkader is geactualiseerd. Deze is als Bijlage 52 bij dit bestemmingsplan gevoegd. In Bijlage 57 is de toets opgenomen van dit bestemmingsplan aan de (geactualiseerde) versie van de spelregelkaart.

2.2.5 Kabeldistrict

Kabeldistrict is binnen Schieoevers Noord een van de grootste ontwikkelingen. Het betreft het terrein van de oude kabelfabriek II en het voormalig terrein van Suez. Hier verrijst een nieuwe stadswijk met maximaal 3.500 woningen en 70.000 m2 bvo voor bedrijfsruimte, commerciële en maatschappelijke voorzieningen, waaronder dienstverlening, detailhandel, bedrijven, horeca, kantoren, onderwijs, cultuur en welzijn). In paragraaf 2.3 van de toelichting is het volledige programma uitgeschreven. Ook komt er ruimte voor sport en ontspanning in de buitenruimte. Kabeldistrict wordt een woon- en werkmilieu waar een mix van functies wordt gerealiseerd en de maakstad vorm krijgt.

De ontwikkeling van Kabeldistrict zal gefaseerd over een periode van 10-15 jaar worden gerealiseerd. Gezien de omvang en lange ontwikkeltijd zijn nog niet alle functies binnen dit plangebied exact aan een locatie verbonden; wel zal altijd een mix tussen wonen en werk- danwel voorzieningenprogramma zijn. Deze programmamix is cruciaal om ruimte te blijven bieden voor bedrijven op Schieoevers en voor het goed functioneren van de verschillende onderdelen en daarmee Kabeldistrict. Hoe deze mix van programma geborgd wordt is nader omschreven in paragraaf 5.3 van de toelichting.

De hoofdstructuur van Kabeldistrict zorgt ervoor dat het district verbonden wordt met de plek. Het sluit aan op de noord-zuidlijnen van Schieoevers Noord en voegt zich in het cultuurhistorische landschap. Daarbij transformeert het gebied binnen de structuren van de fabriek en wordt de kabelfabriek behouden als adres aan de Schie. Dit is in detail uitgewerkt in een stedenbouwkundig plan (zie Bijlage 53).

De bebouwingsdichtheid in het gebied is groot. Daarmee wordt ingespeeld op de verdichtingsopgave van Delft. De eerste lagen van bebouwing zijn dan ook belangrijk voor het realiseren van een hoogwaardig en aangenaam woon- en werkmilieu. Daarbij worden de plinten goed benut en beperken deze zich niet tot het maaiveld cq eerste bouwlaag, maar vormen de lagen tot 12-15 m hoog de basislaag van Kabeldistrict. Op diverse plekken zal het dak van deze basislaag fungeren als een tweede (collectief) maaiveld. De integratie van stadsnatuur wordt vormgegeven door de inzet op goede verblijfskwaliteiten en ontmoeting op maailveld en de basislaag. Tegelijkertijd zal hiermee de ecologie in het plangebied worden versterkt en geeft Kabeldistrict op deze manier de wateropgave vorm.

De Spoorlaan (= omgeklapte Schieweg), de Hartlijn en het Schiepark zijn de belangrijke structurerende elementen in noord-zuid richting. Hiermee wordt Kabeldistrict stevig ingebed in haar omgeving. De lange lijnen worden onderling met elkaar verbonden door polderstraten. De positie van de polderstraten wordt bepaald door de structuur (oude muren) van de kabelfabriek en voegt zich in de richting van de oorspronkelijke polderstructuur. Aan de oostzijde blijft de voorgevel van de fabriek een herkenbaar adres vormen aan de Schie. Kabeldistrict krijgt drie pleinen die ruimte bieden voor de maakSTAD. Door ligging en context heeft elk plein haar eigen specifieke kenmerken en kwaliteiten. Door aan de structuur dwarsstraten toe te voegen wordt de “doorwaadbaarheid” – dat is de mogelijkheid om je in de kleinere mazen van het gebied te bewegen - van het district vergroot. Het geheel aan lange lijnen, polderstraten, pleinen en dwarsstraten vormt de contramal voor de bouwvelden. Door de bouwvelden onderling te schakeren ontstaat de gewenste afwisseling in de hoofdstructuur. Essentieel voor die inbedding is ook de oost-west langzaam verkeerverbinding aan de noordrand van het gebied. In paragraaf 5.3 van de toelichting staat hoe deze hoofdstructuur in regels is gevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0019.png"

Figuur 2.10: Ruimtelijke hoofdstructuur van Kabeldistrict. Bron: DO Stedenbouwkundig plan Kabeldistrict (mei 2022).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0020.png"

Figuur 2.11: Impressie van het toekomstsbeeld bij Kabeldistrict. Bron: DO Stedenbouwkundig plan Kabeldistrict (mei 2022).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0022.png"

Figuur 2.12: Impressie Kabeldistrict

2.2.6 Nieuwe Haven

De doelstelling van het stedenbouwkundig plan voor Nieuwe Haven is het creëren van een gevarieerd waterfront, het volledige plan is meegenomen in Bijlage 54.

De structuur van de toekomstige situatie wordt gevormd door de kade van de Nieuwe Haven en de te realiseren Delftse Plantage. In de Nieuwe Haven is een verscheidenheid aan woonvormen voorzien in combinatie met diverse voorzieningen, zoals dienstverlening, bedrijven, horeca, maatschappelijke voorzieningen en werkruimte aan de kade met: maakindustrie (uitbreiding van het bestaande bedrijf Octatube). Aan de zuidzijde van dit deelgebied bevindt zich ook de roeivereniging Laga. Aan de Schie wordt een ligweide gerealiseerd met een aanlegmogelijkheid voor boten. De woonbebouwing is vooral voorzien in het oostelijke deel van het plangebied. De overige functies zijn niet aan een locatie verbonden. Nieuwe Haven wordt voor het grootste deel autovrij. Er komt één centrale ontsluiting vanaf de parkeervoorzieningen op de Rotterdamseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0023.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0024.png"

Figuur 2.13: Essentiekaart voor de Nieuwe Haven. Bron: Stedenbouwkundig plan Nieuwe Haven (18 juni 2021).

2.3 Programma

In beide deelgebieden worden gefaseerd een divers programma aan woningen, bedrijfsruimten en voorzieningen gerealiseerd. Hieronder is de verdeling naar functie weergegeven.

Tabel 2.1: Programma van het onderhavige bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0025.png"

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijk

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. De visie geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

De NOVI heeft een dusdanig abstractieniveau dat er geen directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's op het onderhavige bestemmingsplan van toepassing zijn.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040. In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Het Rijk richt zich in de SVIR met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk investeert daar waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen.

De SVIR heeft geen directe gevolgen voor het onderhavige bestemmingsplan.

3.1.3 AMvB Ruimte (Barro)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening stelt het Rijk een aantal regels met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen. De onderwerpen betreffen onder andere project mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundamenten, gronden van defensie, grote rivieren en Waddenzee en waddengebied. Voor de in het Barro genoemde onderwerpen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening alle bestemmingsplannen binnen een jaar aan de bepalingen uit het Barro voldoen.

Het Barro heeft geen directe gevolgen voor het onderhavige bestemmingsplan.

3.1.4 Bro (Ladder voor duurzame verstedelijking)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte werd de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard gemotiveerd te worden met behulp van drie opeenvolgende treden. Deze treden borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

Per 1 juli 2017 is artikel 3.1.6 van het Bro gewijzigd. Deze wijziging heeft als doel de regeling te vereenvoudigen, waarbij de effectiviteit van het instrument behouden moet blijven. Een onderzoek naar de behoefte heeft slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een functie of dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Concreet betekent dit dat met betrekking tot de (economische) behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of economische gevolgen van die vestiging ruimtelijke effecten (bijv. leegstand) relevant zijn. Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt als volgt:

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Dat betekent: eerst bepalen of een nieuwe ontwikkeling een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft, vervolgens kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, daarna analyseren of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en tot slot afwegen of de ontwikkeling negatieve ruimtelijke gevolgen tot gevolg kan hebben.

De toetsing aan de Ladder is opgenomen in paragraaf 4.17.

3.2 Provincie

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

Per 1 april 2019 is de Zuid-Hollandse Omgevingsvisie in werking getreden. In de Omgevingsvisie is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De provincie wil met haar Omgevingsvisie een uitnodigend perspectief bieden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Er is daarom geen eindbeeld voor 2030 of 2050 opgenomen, maar de maatschappelijke opgaven zijn vertaald in ambities.

Richtinggevende ambities

In de Omgevingsvisie zijn de volgende zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving vastgesteld:

  • 1. Naar een klimaatbestendige delta

Het inrichten van de fysieke leefomgeving op een manier waarop deze klimaatbestendig blijft. Voorbeelden daarvan zijn: meer ruimte bieden aan water en het rekening houden met de impact van klimaatverandering bij nieuwe ruimtelijke projecten.

  • 2. Naar een nieuwe economie: the next level

De stap naar een circulaire economie in 2050, met grote gevolgen voor onder andere het haven-industrieel complex en de glastuinbouw. Er wordt ingezet op bijvoorbeeld digitalisering en een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving.

  • 3. Naar een levendige meerkernige metropool

De stap naar een gezonde, sociale en duurzame samenleving. Er moet een fors aantal woningen worden gerealiseerd en de woonvoorraad dient te worden verduurzaamd. Ook zullen steden met elkaar verbonden moeten worden tot één metropolitaan gebied. In dit gebied wordt ingezet op het versterken van het leef- en vestigingsklimaat.

  • 4. Energievernieuwing

Zuid-Holland wil de fossiele bronnen vervangen door hernieuwbare bronnen. Er worden maatregelen genomen om energie te besparen en het gebruik van aardgas drastisch te verminderen. Ook wordt ingezet op innovatie: nieuwe mogelijkheden voor energiegebruik uit wind, zon, biomassa, water en aardwarmte.

  • 5. Best bereikbare provincie

De provincie moet optimaal verbonden zijn en blijven met regionale, landelijke en internationale centra. Er worden verkeersknelpunten aangepakt en de mobiliteitssector kan schoner worden gemaakt en verduurzamen. Ook wordt ingezet op OV, gebruik van de fiets en vervoer over water.

  • 6. Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

Een groene leefomgeving draagt bij aan een gezonde leefstijl van de inwoners van de provincie, maar het landschap en de biodiversiteit staat ook onder druk door het groeiend aantal inwoners, economische ontwikkeling en klimaatverandering. De kwaliteit van de leefomgeving kan worden versterkt door natuur, water, recreatie, landbouw, cultureel erfgoed en economie in samenhang te bezien.

Beleidsopgaven

Voor het realiseren van maatschappelijke belangen wordt vanuit bovenstaande vernieuwingsambities gewerkt en vanuit opgaven in gebieden. Daarnaast wordt vanuit twaalf samenhangende opgaven de zorg voor een goede omgevingskwaliteit ingevuld. Hieronder zijn de voor onderhavig project relevante beleidsopgaven nader toegelicht, te weten het behouden en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, de energietransitie in de gebouwde omgeving en stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied.

  • 1. Behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit

De inzet van de provincie is dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening ('handelingskader ruimtelijke kwaliteit'). De kwaliteitskaart en de richtpunten geven richting aan de interpretatie van ruimtelijke kwaliteit.

Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Daarbij hanteert de provincie met het oog op de wisselwerking tussen gebiedskwaliteiten en ontwikkelingen de volgende uitgangspunten:

  • 1. De aard en schaal van een gebied bepalen of een ontwikkeling in meer of mindere mate passend is. In een agrarisch gebied passen stedelijke functies als woonwijken of bedrijventerreinen niet bij de aard en zijn daarmee gebiedsvreemd. De schaal van een gebied ('korrelgrootte') bepaalt of een ontwikkeling al dan niet past bij die schaal. Het 'laadvermogen' van een coulisselandschap is immers anders dan dat van een open veenweidepolder.
  • 2. Een ontwikkeling die past bij de schaal en aard van een gebied heeft in beginsel weinig ruimtelijke impact op gebiedskwaliteiten en vraagt daarom weinig tot geen provinciale betrokkenheid.
  • 3. Hoe meer een ontwikkeling afwijkt van de aard en schaal van een gebied, des te groter is in beginsel de ruimtelijke impact van nieuwe ontwikkelingen en des te eerder raken ze provinciale doelen of belangen. Dit geldt eveneens naarmate de kwaliteit van een gebied bijzonderder of kwetsbaarder is.

De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit bieden handvatten om te bepalen hoe groot de ruimtelijke impact in specifieke gevallen is.

In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling.

  • Inpassing. Dit betreft een gebiedseigen ontwikkeling, passend bij de schaal en aard van het landschap. Een voorbeeld hiervan is de uitbreiding van een agrarisch bedrijf in het buitengebied of de herstructurering van een woonbuurt. Bij inpassing veranderen bestaande structuren en kwaliteiten niet tot nauwelijks. De rol van de provincie is hier in principe beperkt, behalve in gebieden met bijzondere kwaliteit. Uitgangspunt is dat bij inpassing een ontwikkeling volledig past binnen de richtpunten.
  • Aanpassing. Dit betreft een ontwikkeling die niet past bij de aard of de schaal van een gebied en daarmee niet geheel past binnen de richtpunten. Voorbeelden zijn een beperkt aantal nieuwe woningen in het buitengebied, een nieuw landgoed en de verbreding van een provinciale weg. De rol van de provincie zal zich, afhankelijk van het type gebied en het type ontwikkeling, vooral richten op het toewerken naar een kwalitatief optimaal resultaat, Ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
  • Transformatie. Bij transformatie gaat het om een verandering van een gebied van dusdanige aard en omvang dat een nieuw landschap of stedelijk gebied ontstaat. De ontwikkeling past niet bij de aard en schaal van het gebied. Dit is bijvoorbeeld het geval bij uitleglocaties voor woningbouw en bedrijventerrein of de aanleg van grootschalige recreatiegebieden. Bij transformatieopgaven is bijna altijd een provinciaal doel of belang in het geding en zal de betrokkenheid van de provincie zich richten op een actieve behartiging van provinciale doelen en een kwalitatief optimaal resultaat. Gelet op de verandering van het gebied is het reëel om aan te nemen dat niet aan alle richtpunten kan worden voldaan, maar dat door middel van een nieuw integraal ontwerp er een nieuwe ruimtelijke kwaliteit ontstaat. Ook hierbij kunnen ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig zijn om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0026.png"

Figuur 3.1 Soorten ruimtelijke ontwikkelingen

De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit vormen een uitwerking van de kwaliteitskaart en de richtpunten op gebiedsniveau, en zijn opgesteld in samenwerking met regionale partijen. Ze bieden een gebiedsspecifieke handreiking voor het omgaan met ruimtelijke kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Naast het generieke kwaliteitsbeleid, dat geldt voor de gehele provincie, wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ook ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn.

Ontwikkeling in het licht van de beleidsopgave behouden en versterken ruimtelijke kwaliteit:

De bescherming van ruimtelijke kwaliteit is ook geborgd in de omgevingsverordening, hier wordt aan getoetst in paragraaf 3.2.3.

Energietransitie in de gebouwde omgeving

De provincie zet zich in voor energiebesparing en -opwekking in bestaand stedelijk gebied, zoals bij beheer en renovatie van woningen (verduurzaming voorraad), woningbouw en herstructurering van bedrijventerreinen, kantorenlocaties en glastuinbouw. Middelen die hiervoor ingezet kunnen worden zijn: isoleren, aansluiten op een warmtenetwerk, cascaderen van lokale warmte, co-siting (bijeenbrengen en plannen van bedrijven met aansluitende warmtebehoeften) en efficiënter gebruik van energie.

Nieuwbouwlocaties bieden de grootste kans om energie-efficiency te realiseren. In deze tijd is het ondenkbaar dat er niet energiezuinig of zelfs energieneutraal wordt gebouwd al dan niet in combinatie met een decentrale hernieuwbare energievoorziening. De provincie is een groot voorstander van aardgasloze wijken, zowel bij nieuwbouw als renovatie.

Hoe we omgaan met de energietransitie staat beschreven in de duurzaamheidsvisie voor Schieoevers Noord. In de duurzaamheidsparagraaf 4.18 wordt nader ingegaan op de duurzaamheidsvisie.

Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied

De provincie wil bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), ofwel de bebouwde ruimte, beter benutten. De provincie verstaat daaronder: 'het bestaand stedenbouwkundig stelsel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet de nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het BSD.

De ontwikkeling vindt plaats binnen het BSD. De ontwikkeling wordt in paragraaf 4.17 getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2.2 Omgevingsprogramma provincie Zuid-Holland

Het Omgevingsprogramma Zuid-Holland bevat de maatregelen waarmee Gedeputeerde Staten invulling geven aan de ambities en beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie Zuid-Holland. In het Omgevingsprogramma zijn transformatielocaties aangewezen die een andere functie krijgen. Schieoevers Noord is één van de locaties en is in het Programma aangewezen als één van de 'belangrijke transformatiegebieden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0027.png"

Figuur 3.2: kaart transformatiegebied.

Het Omgevingsprogramma Zuid-Holland bevat de maatregelen waarmee Gedeputeerde Staten invulling geven aan de ambities en beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie Zuid-Holland. In het Omgevingsprogramma zijn transformatielocaties aangewezen die een andere functie krijgen. Schieoevers Noord is één van de locaties en is in het Programma aangewezen als één van de 'belangrijke transformatiegebieden'.

In het Omgevingsprogramma staat over Schieoevers Noord het volgende:

“Bedrijventerrein Schieoevers Noord is een bedrijventerrein dat benut kan worden voor bedrijven in een hogere milieucategorie en waar enkele watergebonden bedrijven gevestigd zijn. Schieoevers Noord heeft grote potentie te transformeren naar gemengd stedelijk gebied waar naast gewerkt ook gewoond kan worden. Uitgangspunt is om dit gemengd stedelijk gebied te realiseren. Hierbij wordt rekening gehouden met de zittende bedrijven. Verder wordt nog onderzocht welke mengvorm tussen wonen en (type) werkmilieu er mogelijk is in dit gebied. Schieoevers Noord kan dan voorzien in de ruimtebehoefte van bedrijven die onder andere ontstaan zijn op de campus Delft.

Het gebied ligt centraal in Delft, tussen de treinstations Delft en Delft Campus en de historische binnenstad. Ook de TU Delft Campus en TU Delft Campus Zuid grenzen aan Schieoevers. Het gebied is via de Kruithuisweg (N470) verbonden met de A4 en A13. Er is een onderzoek (Transitie langs de Delftse Schie, door Stec-groep) verricht naar de behoefte van HMC- en watergebonden bedrijven in Delft en de regio. Hieruit blijkt dat Schieoevers een belangrijke locatie is voor Delft en regio. Het bedrijventerrein functioneert goed, genereert inclusief afgeleide effecten circa 15% van de werkgelegenheid in Delft en 5% van het bruto regionaal product van MRDH. Verhoudingsgewijs zijn er op Schieoevers een betrekkelijk klein aantal HMC- en/of watergebonden bedrijven gevestigd; Tegelijkertijd zitten er ook bedrijven die wellicht niet formeel een HMC-status hebben of gebruiken, maar wel op een andere manier gebaat zijn bij voldoende hinderruimte. Bijvoorbeeld doordat zij een hoge (vracht)verkeer aantrekkende werking hebben, of omdat deze planologische milieuruimte een bepaalde mate van zekerheid geeft voor een eventuele uitbreiding of groei van bedrijfsactiviteiten in de toekomst. Ook geeft het de locatie imago, waardoor 'hinderbedrijven' zich er thuis voelen en vertrouwen hebben in de plek. Specifiek voor Delft blijkt dat er een beperkte uitbreidingsbehoefte aan HMC en watergebonden bedrijven bestaat. In de regio is echter nog wel behoefte aan HMC- en watergebonden bedrijven. Deze behoefte hoeft echter niet per definitie op Schieoevers Noord een plek te krijgen.

Om de transformatie met Schieoevers Noord mogelijk te maken zijn afspraken gemaakt in het Woon-Werk Akkoord Haaglanden tussen onder meer de gemeente Delft en de provincie Zuid-Holland. In de notitie “Transformatie Schieoevers Noord, Stationsgebied, de Slimme Centrale en de Staal; Compensatie HMC bedrijvigheid opgave woon-werkakkoord 2021” (zie Bijlage 58) zijn voor onder meer Schieoevers Noord in samenspraak met de provincie afspraken gemaakt op welke wijze de gemeente aan het huidige en toekomstige provinciale beleid zal voldoen, onder meer door afspraken over de concrete invulling van het compensatiebeleid van de provincie. Er worden daarbij aansluitend concrete voorstellen ten aanzien van HMC bedrijvigheid gedaan.

In de compensatieafspraken is per deelgebied een beschrijving gemaakt van de opgave. Voor Kabeldistrict is een compensatieopgave geformuleerd in m2 voor milieucategorie 3.1 of hoger van 8.792 m2 (3.757 m2 categorie 3.1 en 5.035 m2 categorie 3.2). Bij het formuleren van deze compensatieopgave is afgesproken dat in afwijking van de gebruikelijke planologische ruimte (artikel 6.12 Omgevingsverordening Zuid-Holland) gebruik gemaakt kan worden van de feitelijke situatie (op basis van artikel 6.34 Omgevingsverordening) voor zowel Kabeldistrict als voor Nieuwe Haven. Het akkoord concludeert ook dat met de realisatie van het beschreven plan voor Kabeldistrict (34.000 – 44.000 m2 bedrijfsbebouwing) een aanzienlijke uitbreiding van de te compenseren m2 gemaakt wordt. Anders dan in een regulier bestemmingsplan worden geen milieucategorieën toegekend in het plan, maar de ruimte die geboden wordt in de milieuregels van het plan (Milieuzonering Nieuwe Stijl) biedt dezelfde ruimte als met de milieucategorieën 3.1 en 3.2 zou gelden.

Voor het deelgebied Nieuwe Haven is in het akkoord beschreven dat compensatie niet noodzakelijk is in verband met het al langere tijd braak liggen (van een groot deel) van het terrein. De overige gebieden van Schieoevers Noord behouden de bedrijfsbestemmingen die nu gelden (slechts vertaling van de milieucategorieën naar de milieuzonering nieuwe stijl).

Het bestemmingsplan sluit aan bij de gemaakte afspraken door de milieuruimte voor voldoende bedrijven in de “oude” milieucategorie 3.1 en 3.2 mogelijk te maken en te borgen. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 4.2 en Hoofdstuk 5.

3.2.3 Omgevingsverordening Zuid-Holland

Per 1 april 2019 is, naast de Omgevingsvisie en het Omgevingsprogramma, ook de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening in werking getreden. De inhoud van de Omgevingsvisie is voor een groot deel leidend voor de inhoud van de Omgevingsverordening. In de verordening van Provinciale Staten van Zuid-Holland zijn de regels opgenomen die worden gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen, met als doel het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving.

Ruimtelijke kwaliteit (Artikel 6.9)

Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Hoe groot die ruimtelijke impact is wordt in specifieke gevallen bepaald aan de hand van gebiedsprofielen en door onderscheid te maken in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie. Gelet op het uitgangspunt dat de ruimtelijke kwaliteit als gevolg van ontwikkeling per saldo niet afneemt, dient de toetsing aan ruimtelijke kwaliteit een integraal onderdeel te vormen van de planvorming en afweging. In artikel 6.9 van de verordening is hierover het volgende bepaald:

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid van artikel 6.9 (aanvullende ruimtelijke maatregelen);
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

De onderhavige ontwikkeling omvat het transformeren van een bedrijventerrein naar een gemengd gebied met wonen en werken. In dit geval is het bepaalde in artikel 6.9 lid 2 van toepassing. Aan de eisen daaruit wordt voldaan. Voor de transformatie is het Ontwikkelplan Schieoevers Noord en het Ruimtelijk Kwaliteitskader opgesteld die voorzien in een integraal ontwerp en zorgvuldige inpassing in de omgeving, waarbij wordt aangesloten bij het bestaande industriële karakter en structuur van het gebied. De ontwikkeling is met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit in lijn met de omgevingsverordening en gaat uit van de transformatie die in het Omgevingsprogramma is voorzien.

Artikel 6.10: Stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    • b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.
  • 2. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • 3. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

De ontwikkeling betreft een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen het bestaande stads- en dorpsgebied. Voor de ontwikkeling is een laddertoets uitgevoerd. Dit onderzoek wordt besproken in paragraaf 4.17.

Kantoren (Artikel 6.11)

Artikel 6.11 bevat de voorwaarden de gelden voor het toestaan van kantoren in het bestemmingsplan. Daaraan wordt voldaan. Het bestemmingsplan staat in het deelgebied Kabeldistrict 6.000 m2 bvo aan kantoren toe. Per saldo neemt de plancapaciteit hierdoor binnen de gemeente niet toe. Met de Provincie is afgesproken dat de in Nieuw Delft onbenutte plancapaciteit voor kantoren wordt overgeheveld naar Schieoevers. Tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan worden de bestemmingsplannen voor Nieuw Delft hiervoor gewijzigd. De verschuiving van de plancapaciteit naar Schieoevers wordt opgenomen in de geactualiseerde regionale kantorenvisie van de MRDH. Deze visie wordt vervolgens voor aanvaarding voorgelegd aan gedeputeerde staten. Dat zal voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan plaatsvinden.

Bedrijven (Artikel 6.12)

In artikel 6.12 is bepaald dat bij een bestemmingsplan dat transformatie van een bestaand bedrijventerrein mogelijk maakt gemotiveerd moet worden hoe binnen de regio compensatie van bedrijventerrein zal plaatsvinden. Hieronder wordt dat toegelicht.

Tussen de Provincie Zuid-Holland en de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk zijn afspraken gemaakt over wonen en werken in de betrokken gemeenten. Die afspraken zijn vastgelegd in het Bestuurlijk Woon-werkakkoord dat in januari 2022 is ondertekend. Het woon-werkakkoord heeft tot doel de noodzakelijke versnelling van de woningbouwproductie te realiseren en knelpunten op te lossen en tegelijkertijd te waarborgen dat voldoende ruimte in de regio beschikbaar blijft voor passende bedrijvigheid op de korte en lange termijn.

Met het vastgestelde woon-werkakkoord is op basis van een compensatieplan vastgelegd hoe op basis van feitelijk gebruik bedrijfsruimte met activiteiten uit milieucategorie 3.1 of hoger worden gecompenseerd.

Voor Schieoevers Noord betekent dit het volgende:

Het bestemmingsplan maakt de transformatie van twee locaties mogelijk: Kabeldistrict en Nieuwe Haven. Voor de locatie Nieuwe Haven is geen compensatie nodig omdat het terrein op 1 januari 2021 niet in gebruik was. Kabeldistrict (de Schiehallen) is in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw. Het op 1 januari 2021 feitelijk bestaande gebruik van bedrijfsruimtes in de Schiehallen met activiteiten uit milieucategorie 3.1 en hoger is zeer beperkt en wordt ruimschoots gecompenseerd binnen de bedrijfsbebouwing die het nieuwe bestemmingsplan toestaat (34.000 - 44.000 m2 bvo).

Detailhandel (Artikel 6.13)

Op grond van artikel 6.13 kan een bestemmingsplan detailhandel toestaan binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk mits de ontwikkeling in is overeenstemming met het in het Programma ruimte (nu het Omgevingsprogramma) en de Omgevingsvisie beschreven ontwikkelingsperspectief en aangetoond is dat als gevolg van de ontwikkeling het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Het bestemmingsplan staat bij Kabeldistrict maximaal 2.000 m2 bvo detailhandel toe (waaronder één supermarkt) en is in overeenstemming met de voorwaarden uit de verordening en hierover zijn afspraken gemaakt met de provincie. Het ladderonderzoek wordt elders in deze toelichting besproken.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

De bescherming van het NNN is opgenomen in de verordening. Er liggen geen gronden in het plangebied die behoren tot het NNN. Er wordt voldaan aan de verordening.

Provinciale vaarwegen en regionale waterkeringen

De Schie is opgenomen in de Omgevingsverordening als Provinciale vaarweg. Rondom de vaarweg liggen diverse regionale waterkeringen. De gevolgen voor de ontwikkeling van deze wateraspecten worden behandeld in de Waterparagraaf (zie paragraaf 4.13).

Vrijwaringszone provinciale vaarwegen (Artikel 6.19)

Op grond van artikel 6.19 dient bij een Provinciale vaarweg rekening te worden gehouden met belemmeringen voor de scheepvaart. De bouwmogelijkheden waarin het bestemmingsplan voorziet leiden niet tot dergelijke belemmeringen. Voor de vrijwaringszone is in de regels opgenomen dat er geen belemmering mag zijn voor de veiligheid van het vaarverkeer en het onderhoud van de vaarweg. De belemmering wordt voorkomen door vrij zicht en het mogelijk zijn van contact met begeleidings- en navigatieapparatuur. Tevens moeten hulpdiensten bij de vaarweg kunnen komen. Een en ander is in de regels van dit bestemmingsplan geborgd.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met de Omgevingsverordening.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionaal Structuurplan Haaglanden (2008)

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden tot 2020 (en soms 2030) en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. De negen gemeenten van Haaglanden spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het RSP samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten.

In economische zin kiest het RSP voor het uitbouwen van de vier sterke peilers van de regio te weten recht, vrede en veiligheid, kennis, innovatie en technologie, Greenport Westland-Oostland en toerisme. De doorgroei van het Technologisch Innovatief Complex Delft speelt daarin voor de Delftse economie een belangrijke rol. Het bieden van voldoende (kwalitatieve) ruimte, het verbeteren van de bereikbaarheid, beschikbaar hebben van voldoende geschikte woningen, een gevarieerd aanbod culturele- en vrijetijdsvoorzieningen en het investeren in samenwerking tussen overheden, onderwijs en bedrijven zijn randvoorwaarden waaronder de ambities vervuld kunnen worden.

Daarnaast zet het RSP in op behoud, versterking en verbetering van de kwaliteit van toeristische trekkers (kust, historische binnensteden, cultuurhistorie, parken en landgoederen, waterwegen, leisurevoorzieningen). Het plangebied is in de RSP aangeduid als 'vitaal en intensief benut stedelijk gebied / verdichten vooral rond OV' en '(historisch) centrum en winkelcentrum'.

Het realiseren van een gemengd gebied met zowel wonen als werken versterkt het regionale aanbod aan woningen en voorzieningen. Het onderhavige bestemmingsplan is in lijn met het Structuurplan.

3.3.2 Agenda detailhandel MRDH 2015 - 2021

De Metropoolregio Rotterdam Den Haag heeft zich als doelstelling opgelegd om meer werkgelegenheid, hogere economische groei en behoud van de internationale concurrentiepositie te bewerkstelligen. De MRDH streeft naar het realiseren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat, met focus op het voorzieningenniveau, binnen en buiten het stedelijk gebied. De MRDH vindt het daarom essentieel om zich in te zetten voor een aantrekkelijke winkelstructuur met vitale winkelgebieden. Om dit te bereiken is, ten aanzien van de detailhandelsontwikkeling in de regio, het in stand houden van de bestaande detailhandelsstructuur en het streven naar een optimale verzorging voor de inwoners en bezoekers van de regio een belangrijke beleidsrichtlijn van de MRDH. Dit betekent onder andere specifieke aandacht voor de bovenlokale detailhandelsontwikkelingen en de consequenties en wisselwerking die dit op lokaal niveau heeft voor kernwinkelgebieden in de dorpen en steden. Nieuwe ontwikkelingen in de bestaande winkelgebieden en nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel (die niet reeds in bestaande bestemmingsplannen worden mogelijk gemaakt) mogen niet leiden tot ongewenste leegstand. Bundeling van detailhandel in centra vormt een daarbij een belangrijk element van het detailhandelsbeleid om verspreide bewinkeling terug te dringen.

De regionale behoefte aan de opgenomen detailhandel in het onderhavige bestemmingplan wordt getoetst in 4.17.

3.3.3 Agenda kantoren MRDH 2015-2025

Bij de vorming van de MRDH is het voorzien in de ruimtebehoefte van (potentiële) kantoorgebruikers op de schaal van de MRDH als geheel, door het realiseren van de juiste hoeveelheid en kwaliteit op de juiste plaats als strategische opdracht geformuleerd. De eind 2015 vastgestelde agenda kantoren MRDH 2015 - 2025 geeft nadere invulling aan deze opdracht. Belangrijke elementen die hiertoe in de agenda worden aangeduid zijn:

  • het identificeren van de belangrijkste bestaande en toekomstige interactie milieus;
  • het terugdringen van de leegstand;
  • inzet op transformatie;
  • mogelijkheden bieden voor (ver)nieuwbouw om het vestigingsmilieu concurrerende te houden.

De regionale behoefte aan de opgenomen ruimte voor kantoren in het onderhavige bestemmingplan wordt getoetst in 4.17.

3.3.4 Woondeal - Verstedelijkingsalliantie

In 2019 heeft de regio Zuidelijke Randstad (waar Delft, Haaglanden en de metropoolregio Rotterdam – Den Haag onderdeel van is) een Woondeal met het Rijk gesloten. Vervolgens is in het Verstedelijkingsakkoord Zuidelijke Randstad tussen Rijk en regio de afspraak gemaakt te werken aan investeringsvoorstellen in verband met (woon-/werk)ontwikkelingen op knooppuntlocaties. De verstedelijkingsalliantie heeft dit vervolgens verder uitgewerkt in vier pijlers (wonen, werken, leren en innoveren).

De Verstedelijkingsalliantie is een samenwerking tussen de gemeenten Leiden, Zoetermeer, Den Haag, Rijswijk, Delft, Schiedam, Rotterdam en Dordrecht, de MRDH, Provincie én het Rijk. Het doel is om een bijdrage te leveren aan de oplossing van het woningtekort en versterking van de economie.

  • 1. Wonen
    Op 13 binnenstedelijke locaties in Dordrecht, Rotterdam, Schiedam, Delft, Den Haag, Rijswijk, Leiden en Zoetermeer worden 170.000 woningen gebouwd tot 2030. Hiermee wordt een substantiële bijdrage geleverd aan het verkleinen van het woningtekort van circa 250.000 woningen die in Zuid-Holland nodig zijn.
  • 2. Werken
    Er komen 80.000 nieuwe banen in de directe nabijheid van woongebieden en openbaar vervoer. Dit versterkt de Nederlandse economie. Het doel is het woon-werkverkeer te beperken en te verduurzamen door de aanwezigheid van nieuwe (duurzame) vormen van openbaar vervoer. Banen worden goed en beter bereikbaar met voet, fiets en openbaar vervoer.
  • 3. Leren & Innoveren
    Een breed aanbod aan universitair- en beroepsonderwijs en veel economische toplocaties en innovatiecentra worden door het openbaar vervoer met elkaar verbonden. Dit versterkt de agglomeratie- en innovatiekracht in de regio.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0028.png"

Figuur 3.3: plancapaciteit woningbouw top 13 - alliantiegebieden in samenhang met openbaar vervoer (bron: Verstedelijkingsalliantie pamflet 2021)

Schieoevers Noord is één van deze 13 locaties en draagt bij aan de doelstellingen achter de vier pijlers.

Regionale woonvisie

De gemeenten in Haaglanden werken al jaren samen op woningbouwgebied. Vanuit de provincie Zuid-Holland wordt een regionale woonvisie en bijbehorend programma aangemoedigd. Gemeenten bepalen in zo'n regionale woonvisie de gewenste gezamenlijke ontwikkelrichting voor woningbouw en de woonkwaliteiten. De regio’s geven in hun regionale woonvisies onder andere inzicht in de wijze waarop zij omgaan met de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouw in relatie tot de marktopname, de wijze waarop vraag en aanbod van woonmilieus in balans wordt gebracht, de aanpak van het beheer van de sociale voorraad in relatie tot de doelgroep en de prioritering van plannen rond halten van hoogwaardig openbaar vervoer (HOV). In Haaglanden wordt conform provinciale ramingen verwacht dat er zo'n 65.000 tot 80.000 woningen nodig zijn tot 2030 (WBR2019 resp. WBR2021). De regio heeft als ambitie er circa 80.000 toe te voegen. Delft wil er daar circa 15.000 van realiseren. Met de invulling van dit bod wil de gemeente de balans in de Delftse woningvoorraad verbeteren (zie paragraaf 3.5.4).

3.4 Hoogheemraadschap Delfland

3.4.1 Waterbeheersplan 2016-2021

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar beleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021. Dit beleid is formeel vastgelegd in de Keur, de legger en de beleidsregels. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de bergingscapaciteit zijn belangrijke pijlers binnen dit beleid. Voor sommige activiteiten is een watervergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland nodig, bijvoorbeeld:

  • graven of dempen van oppervlaktewater;
  • bouwen binnen de beschermingszone van een waterkering;
  • aanleg van ondergrondse leidingen.

Daarnaast zijn algemene regels opgenomen voor bijvoorbeeld het verrichten van handelingen in waterstaatswerken, het water brengen in of onttrekken aan oppervlaktelichamen, het onttrekken van grondwater en natuurvriendelijke oevers. Op het moment dat aan de van toepassing zijn regels wordt voldaan hoeft geen vergunning te worden aangevraagd, maar kan worden volstaan met een melding.

Daarnaast beschikt het hoogheemraadschap over beleidsregels die het hoogheemraadschap Delftland als toetsingskader voor het wel of niet verlenen van een vergunning.

Watertoets

Delfland hanteert een Handreiking watertoets voor gemeenten. De handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Crisis- en herstelwet en de Waterwet. In het kader van de watertoets vindt overleg plaats tussen de gemeente Delft en het hoogheemraadschap van Delfland.

3.4.2 Beleidsnota beperken en voorkomen wateroverlast (2014)

De beleidsnota 'Beperken en voorkomen wateroverlast' bevat het Delflandse beleid op hoofdlijnen voor het op orde brengen en houden van het watersysteem ten aanzien van wateroverlast. Het gaat daarbij zowel om het oplossen van bestaande knelpunten als om het voorkomen van nieuwe knelpunten.

3.4.3 Watervergunning

Voor sommige activiteiten is een watervergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland nodig,
bijvoorbeeld:

  • graven of dempen van oppervlaktewater;
  • bouwen binnen de beschermingszone van een waterkering;
  • aanleg van ondergrondse leidingen.
3.4.4 Handreiking watertoets

Delfland hanteert een Handreiking watertoets voor gemeenten. De handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Crisis- en herstelwet en de Waterwet. De toets berust op twee uitgangspunten:

  • 1. standstillbeginsel - negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem worden voorkomen;
  • 2. verbetering - in ruimtelijke ontwikkelingen worden de kansen die zich voordoen om bestaande knelpunten in het watersysteem te helpen oplossen, benut.

In het kader van de watertoets heeft overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland. Dit komt aan de orde in paragraaf 4.13.

3.5 Gemeente

3.5.1 Omgevingsvisie Delft 2040

Op 15 juli 2021 heeft de raad de Omgevingsvisie Delft 2040 vastgesteld. In deze visie staat wat voor stad Delft in de toekomst wil zijn. De gemeente geeft in deze visie de gewenste ontwikkeling weer van de leefomgeving binnen de gemeente. Dit is de omgeving waarin de Delftenaar woont, werkt en zijn/haar vrije tijd doorbrengt. De Omgevingsvisie is de eerste stap van de invoering van de Omgevingswet in Delft. De Omgevingsvisie Delft 2040 vervangt de Stadsvisie en de Ruimtelijke Structuurvisie Delft 2030.

Belangrijke speerpunten tot 2040 van de Omgevingsvisie zijn het toevoegen van 15.000 woningen en 10.000 banen. De ruimte hiervoor moet binnenstedelijk worden gevonden. De Omgevingsvisie gaat daarom uit van stedelijke verdichting en functiemenging in stedelijke dynamische gebieden. Schieoevers Noord is een van de locaties waar de ambities gerealiseerd kunnen worden. In de visie is het gebied aangewezen als transformatiegebied en een van de 'grote ruimtelijke opgaven'. Voor Schieoevers Noord gaat de visie uit van ca. 6500 woningen en het toevoegen van 2000 arbeidsplaatsen. In gebieden zoals Schieoevers Noord is nog voldoende ruimte voor het toevoegen van woningen. In deze gebieden kan in hogere dichtheden en met multifunctioneel ruimtegebruik worden gebouwd. Een middel om hogere dichtheden te kunnen realiseren is hoogbouw. Hoogbouw kan kwaliteit aan Delft toevoegen als dit goed wordt ingepast in de omgeving, rekening houdt met de beschermde stadsgezichten en passende functies in de onderste bouwlaag worden gerealiseerd. Schieoevers Noord is een van de gebieden waar volgens de visie hoogbouw wenselijk is.

In de Omgevingsvisie staat het volgende over Schieoevers Noord:

“De transformatie van het noordelijke deel van Schieoevers zal leiden tot een uniek gebied met een gemengd (hoog)stedelijk milieu en ruimte voor de (innovatieve) maakindustrie. Het gebied biedt kansen voor starters op zowel de woon- als arbeidsmarkt. Een andere doelstelling van Schieoevers is het verbeteren van de verbinding van het gebied met andere delen van de stad. Schieoevers maakt onderdeel uit van het landschapspark Schie.”

Tabel 3.1: Ambities uit de Omgevingsvisie (p.114).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0029.png"

In de visie staat verder dat de uitwerking van de ambities uit de Omgevingsvisie plaatsvindt in gebiedsvisies en dat die voor Schieoevers Noord al is vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt voor de uitgangspunten van de herontwikkeling van Schieoevers Noord verwezen naar deze gebiedsvisie (het Ontwikkelplan Schieoevers Noord).

Dit bestemmingsplan sluit aan bij de uitgangspunten uit de Omgevingsvisie.

3.5.2 Kadernota 2017 (aangepast, vastgesteld 2021)

In de Kadernota zijn zeven ambities ('opgaven') voor de stad geformuleerd. Delft zet onder meer in op het verbeteren van het vestigingsklimaat voor bedrijven en kennisinstellingen, het voorzieningenniveau en de woningvoorraad. Voor een goed en aantrekkelijk economisch ecosysteem is een blijvende stimulerende omgeving nodig: van een passend aanbod van bedrijfsvastgoed, excellente dienstverlening van de gemeente, goede verbindingen voor OV, auto en fiets, tot een aanbod van verschillende typen woningen voor werknemers. Verder heeft Delft in 2040 hoogwaardige en moderne voorzieningen voor alle inwoners van de stad. Het gaat hierbij om toekomstvaste en bij de tijd behorende voorzieningen die inwoners van alle leeftijden en met alle levensstijlen kunnen bedienen.

Delft heeft verder de ambitie om tot 2040 15.000 nieuwe woningen toe te voegen aan de bestaande voorraad. De nieuwe woningen zorgen ervoor dat Delft een aantrekkelijke woonstad is voor zittende en nieuwe bewoners. Op deze manier draagt de stad bij aan de regionale opgave om het vestigingsklimaat te versterken. Die ambitie is regionaal vastgelegd in het regionale investeringsprogramma en de Roadmap Next Economy van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Bovendien zorgen passende woningen ervoor dat bedrijven zich makkelijker kunnen vestigen, omdat er een goed woningaanbod met voldoende keuzemogelijkheid is voor werknemers, en studenten die na hun studie in Delft willen blijven wonen.

Het realiseren van een gemengd gebied met een divers aanbod aan woningen en voorzieningen is in lijn met de Kadernota.

3.5.3 Coalitieakkoord Delft 2018-2022

Het doel van het Coalitieakkoord is een stad waar het goed wonen, werken en verblijven is, en een stad waarin voor iedereen een plek is die goed en betaalbaar is. In het akkoord wordt ingezet op het realiseren van de ambities uit de Woonvisie, het realiseren van 15.000 woningen en het versterken van de economische positie met nieuwe werklocaties die moeten leiden tot 10.000 extra banen.

Delft heeft ook behoefte aan meer (middel)dure huur- en koopwoningen. Die zijn nodig om de doorstroming uit de sociale huurvoorraad te stimuleren, medewerkers van Delftse bedrijven huisvesting te bieden, studenten na hun studie vast te houden en promovendi te binden. Om te zorgen dat er in het middeldure huursegment voldoende aanbod komt, worden nieuwe woonvormen mogelijk gemaakt voor starters op de woningmarkt. Bijvoorbeeld varianten waar mensen zelf moeten klussen aan hun huurwoning of waarin woningen door meerdere personen worden gehuurd (zoals ‘friendscontracten’).

Het realiseren van een gemengd gebied met woningen en nieuwe arbeidsplaatsen als gevolg van de voorzieningen is in lijn met het Coalitieakkoord.

3.5.4 Woonvisie Delft 2016-2023

Het aantal inwoners en ook het aantal huishoudens in Delft groeit, nu maar ook in de komende jaren. De druk op de Delftse woningmarkt is groot. Steeds meer mensen willen in de nabijheid van goede voorzieningen, openbaar vervoer en een baan wonen. Daarnaast is er een toename van het aantal 1- en 2- persoons huishoudens, blijven ouderen steeds langer thuis wonen en wonen meer kwetsbare mensen zelfstandig in de wijken.

Zoals vastgelegd in de Woonvisie 2016 – 2023 is de Delftse woningmarkt niet in balans. Vooral het aandeel woningen in het middeldure en hogere segment is ondervertegenwoordigd. De Woonvisie beschrijft het belang van een aantrekkelijk woonklimaat met vitale stedelijke woonmilieus dat past bij de sociale, economische en ruimtelijke ontwikkeling van Delft en de regio. Voor een betere balans is een stevige verschuiving noodzakelijk naar woningaanbod dat bijdraagt aan meer diversiteit en een aantrekkelijk levendig karakter van de stad en aan een evenwichtige opbouw van de wijken met een passende voorzieningenstructuur en een aantrekkelijke openbare ruimte.

Studentenwoningen dienen vooral gerealiseerd te worden in de nabijheid van de TU en de hogescholen op de campus en in de randen daarvan. Eénzijdige gebieden met grote clusters studentenwoningen elders in de stad zijn niet gewenst.

Op korte, middellange en lange termijn (tot 2040) dienen in het kader van de regionale verstedelijkingsafspraken circa 15.000 woningen te worden toegevoegd en dient de bestaande voorraad toekomstbestendig en duurzaam te worden gemaakt.

De uitvoering van het woonbeleid is vastgelegd in de Woonagenda 2019 – 2022. De pijlers voor de uitvoering zijn: sterke wijken, een toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad, voldoende kansen op doorstroming, geschikte woningen voor ouderen (minimaal rollator toe- en doorgankelijk) en kwetsbare groepen en studentenhuisvesting in goede banen.

Om de kansen op een woning te vergroten voor starters, doorstromers en mensen die in Delft werken en hier willen wonen en die niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning en niet kunnen of willen kopen is in het verlengde van de Woonagenda het Aktieplan middenhuur opgesteld en zijn afspraken gemaakt met beleggers, ontwikkelaars en woningcorporaties over nieuwbouw van middeldure huurwoningen, de wijze van samenwerking en afstemming, huurbeleid, monitoring van de toewijzing aan de doelgroep en de voortgang en ontwikkeling van dit segment.

Regio

Afstemming over woningbouwprogramma’s staat centraal in het regionale en provinciale woonbeleid. Gemeenten stellen in regionaal verband woonvisies vast. Hierin bepalen gemeenten de gewenste gezamenlijke ontwikkelrichting voor woningbouw en de woonkwaliteiten. Door af te stemmen over het kwalitatieve en kwantitatieve regionale woningbouwprogramma wordt de vraag en het aanbod naar woningen in balans gebracht.

De regio is belangrijk voor de economische ontwikkeling van Delft en geldt dit ook andersom. Naast werkgelegenheid en bereikbaarheid, zijn aantrekkelijke woonmilieus en één woningmarkt die faciliterend is aan de groei van de regio van belang.

Provincie, het Rijk en de gemeenten trekken samen op om de woningbouwproductie te versnellen, de leefbaarheid in zwakkere wijken te verbeteren en excessen aan te pakken. Zie ook paragraaf 3.3.4.

Het onderhavige bestemmingsplan draagt bij aan de woningbouwopgave in Delft en is daarmee in lijn met de Woonvisie. De behoefte aan de voorzieningen in dit bestemmingplan wordt getoetst in 4.17.

3.5.5 Ruimtelijk economische visie Delft 2030

De ruimtelijk economische visie Delft 2030 biedt een ontwikkelperspectief voor de Delftse economie, schetst de ruimtelijke impact daarvan in de stad en de beleidskeuzes die hieruit voortvloeien. De gemeente Delft zet in op het realiseren van 10.000 extra banen in de periode 2018-2040. Hiervoor is onder meer circa 100.000 m2 aan extra bedrijfsruimte nodig, met name voor de innovatieve maakindustrie.

Met de ontwikkeling van een mix van commerciële en maatschappelijke functies wordt een bijdrage geleverd aan de doelstellingen uit de visie. Met name de ruime mogelijkheden voor bedrijfsruimten dragen bij aan de innovatieve maakindustrie. De behoefte aan de opgenomen functies in het onderhavige bestemmingplan wordt verder uitgebreid getoetst in 4.17.

3.5.6 Nota detailhandel Delft 2012-2020

Deze nota is in 2012 door het college van B&W vastgesteld. Sindsdien is er sprake van een veranderende samenleving (denk aan aankoopgedrag, demografische ontwikkelingen, behoeften van consumenten en andere trends) en spelen er daarnaast meerdere ontwikkelingen op het gebied van woningbouwplannen, veranderingen in de detailhandel en inzichten ten aanzien van de rol van wijkcentra. Sinds medio 2021 is bovendien sprake van een nieuwe Beleidslijn Wijkcentra Delft. Deze bestaat uit zes nieuwe uitgangspunten.

Relevant is in dit verband het uitgangspunt dat (gegeven de substantiële stedelijke ontwikkeling die Delft doormaakt) versterking dan wel planologisch mogelijk maken van de realisatie van een nieuw wijkcentrum op Schieoevers Noord wenselijk lijkt. Als onderdeel van de nieuwe beleidslijn is een toetsingskader vastgesteld voor (nieuwe) initiatieven in wijkcentra en nieuw te creëren wijkcentra. Er is sprake van een onderzoeksplicht. Daarin moet niet alleen de behoefte worden aangetoond, maar dient ook inzichtelijk te worden gemaakt dat het initiatief geen afbreuk doet aan het perspectief van de overige waardevol geachte onderdelen van de ondersteunende structuur. Het ondersteunend cluster mag niet meer dan ca. 2.500 m2 wvo omvatten.

3.5.7 Beleidsnota bouwhoogten Delft

Deze nota bevat een analyse en onderbouwing van de maximaal toelaatbare bouwhoogten in Delft. Daarbij is rekening gehouden met onder andere het stadsbeeld van Delft en het zicht op de kerktorens in de historische binnenstad. De nota is niet bedoeld als absolute norm voor hoogbouw, maar als leidraad bij het ontwikkelen van hoogbouw in Delft. Voor Schieoevers Noord is de beleidsnota vervangen door het RKK waar ook richtlijnen voor hoogbouw zijn opgenomen. Het gedachtegoed van de nota is meegenomen in het RKK.

De ruimtelijke effecten als gevolg van de voorgenomen hoogbouw worden behandeld in paragraaf 4.1.

3.5.8 Nota Groen

In 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Groen Delft 2012-2020 en het daarbij horende Uitvoeringsprogramma nota Groen Delft 2012-2020 vastgesteld. Het beleid is niet bedoeld als bindend kader maar moet ervoor zorgen dat het groenbelang voldoende wordt betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Er wordt beschreven welke groene kwaliteiten in de gemeente bestaan, verloren gaan of worden toegevoegd. Het beleid is onder meer gericht op het versterken van biodiversiteit, goed openbaar groen en het handhaven van een evenwichtige verhouding tussen groen, bebouwing en verharding, gebaseerd op de zowel de ruimtelijke, sociale, ecologische, economische en fysische waarden van groen. Het beleid streeft naar een samenhangend, verbonden en fijnmazig groen netwerk.

Uit de beleidsnota blijkt verder dat gestreefd wordt naar het omvormen van harde oevers naar een natuurvriendelijke inrichting, tenzij dat om stedenbouwkundige, technische of financiële redenen niet wenselijk is. Voor bomen geldt dat gestreefd wordt naar behoud. Mocht behoud of verplanten van bomen niet mogelijk zijn, dan geldt een (financiële) herplantplicht. Ook wordt ingezet op het versterken van de stad-land verbinding langs de Schie in combinatie met de realisatie van een park langs de Schie.

Er wordt een integraal stedenbouwkundig plan opgesteld waarin groen en bebouwing worden afgewisseld. In het RKK zijn groenstructuren geborgd. Het onderhavige bestemmingsplan is in lijn met de Nota.

3.5.9 Mobiliteitsprogramma Delft 2040

De gemeenteraad heeft op 28 januari 2021 definitief ingestemd met het Mobiliteitsprogramma Delft 2040. De stad wil de komende jaren groeien in aantal inwoners en arbeidsplaatsen wat leidt tot meer mobiliteit en extra drukte op de beschikbare ruimte. Om een gezonde doorgroei van de stad mogelijk te maken met een goede bereikbaarheid, is een nieuwe balans nodig tussen de toenemende mobiliteitsvraag en de schaarse openbare ruimte in de stad.

Het mobiliteitsprogramma toont de visie voor de komende 20 jaar, tot 2040, om de stad bereikbaar en leefbaar te houden. Om dit mogelijk te maken wordt ingezet op een mobiliteitstransitie waarbij de infrastructuur in de stad beter benut wordt door voorrang te geven aan ruimte efficiënte, schone, slimme en veilige mobiliteit. Het openbaar vervoer en de fiets moeten in snelheid, gemak en veiligheid een meer aantrekkelijk alternatief worden voor de auto. Ook de deelauto kan als alternatief voor de particuliere auto bijdragen aan efficiënter autogebruik.

Concreet zijn de belangrijkste pijlers van het beleid:

  • Ruimte geven door ruimte te maken voor:
    • 1. meer verblijfsruimte en minder ruimte voor verplaatsen.
    • 2. ruimte maken door minder autoritten.
    • 3. ruimte maken door minder autoparkeren.
  • Meer schone en actieve/ gezonde verplaatsingen in de vorm van lopen of fietsen.
  • Verkeersnetwerken en hun onderlinge samenhang aanpassen.
  • Openbare ruimte verbeteren.
  • Innovatieve vormen van vervoer stimuleren die bijdragen aan de doelstellingen van het mobiliteitsprogramma.
  • Tegengaan van 'vervoersarmoede'.
  • Verbeteren van de verkeersveiligheid.

Bij bouwontwikkelingen is het verplicht een Mobiliteitsplan op te stellen. De verkeersaspecten die samenhangen met de voorgenomen ontwikkeling worden behandeld in paragraaf 4.3.

3.5.10 Nota Parkeernormen 2018 (update 2021) en Parkeervisie Schieoevers Noord 2021

Het parkeernormenbeleid van de gemeente Delft is erop gericht om bij bouwontwikkelingen in voldoende parkeercapaciteit voor zowel de auto als de fiets te voorzien. Voor de transformatie van Schieoevers Noord is een separate Parkeervisie opgesteld. In deze parkeervisie is een gebiedsgerichte afwijking op het vigerende parkeerbeleid van de gemeente Delft opgenomen.

De ontwikkelingen in het onderhavige bestemmingsplan dienen getoetst te worden aan de Parkeervisie Schieoevers Noord 2021. Daarnaast dienst een Mobiliteitsplan opgesteld te worden. De mobiliteitsplannen voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven zijn als Bijlage 35 en Bijlage 42 bij dit bestemmingsplan gevoegd. In paragraaf 4.3 zijn de conclusies hieruit nader toegelicht.

3.5.11 Waterplan Delft, een blauw netwerk (2000)

Het Waterplan is gericht op het realiseren van duurzaam stedelijk waterbeheer. Vanuit een integrale visie op duurzaam stedelijk waterbeheer en rekening houdend met de specifieke situatie in Delft (kansen en knelpunten) beschrijft het Waterplan de ambities en doelstellingen voor de Delftse wateren op de lange termijn.

Duurzaam waterbeheer richt zich op het realiseren van gezonde en veerkrachtige watersystemen.

Gezond wil zeggen: een watersysteem met een waterkwaliteit en een ecologische kwaliteit die past bij de (natuurlijke) situatie ter plaatse. Veerkrachtig betekent dat verstoringen door bijvoorbeeld extreme regenval of incidentele verontreiniging relatief gemakkelijk kunnen worden opgevangen en dat systemen zich relatief gemakkelijk kunnen herstellen van ecologische verstoringen, zoals achteruitgang of (lokaal) zelfs volledig verdwijnen van soorten. Binnen de mogelijkheden die gezonde en veerkrachtige watersystemen bieden wordt een duurzaam gebruik van watersystemen (onder meer recreatie en scheepvaart) zoveel mogelijk bevorderd.

Bij duurzaam waterbeheer worden water, ecologie en ruimtelijke ordening in samenhang bezien, gebruikmakend van de 'natuurlijke' karakteristieken en de ligging van de watersystemen in het omringende landschap. Het betekent dat wordt aangesloten bij natuurlijke processen (water als ordenend principe) en bestaande ecologische structuren, en dat hiermee rekening wordt gehouden bij de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld bij herinrichting van woonwijken en bij nieuwbouw.

De voorgenomen ontwikkeling wordt getoetst aan het vigerende waterbeleid in paragraaf 4.13.

3.5.12 Waterstructuurvisie (2006)

Om de wateropgave op een goede wijze in Delft vorm te geven, is de Waterstructuurvisie opgesteld. De Waterstructuurvisie geeft aan waar de benodigde waterberging kan worden gerealiseerd zodat de algehele waterhuishouding verbeterd. Dat betekent dat niet bij alle ontwikkelingen in de praktijk oppervlaktewater moet worden gerealiseerd, en dat bij sommige ontwikkelingen meer oppervlaktewater moet worden gerealiseerd dan theoretisch bepaald. In de visie worden kansen gesignaleerd voor nieuwe verbindingen en ecologische zones ter plaatse van het kabeldistrict en de gebieden direct ten noorden en zuiden hiervan.

De voorgenomen ontwikkeling wordt getoetst aan het vigerende waterbeleid in paragraaf 4.13.

3.5.13 Energie en duurzaam bouwen

Delft Energieneutraal 2050

Bij nieuwbouw of herontwikkelingen gelden de doelstellingen uit het Delftse klimaatbeleid. De basis hiervoor is de nota Delft Energieneutraal 2050. Uitgangspunt is dat voor een nieuwe woon- of bedrijfsbestemming de ambitie voorligt om een scherpere energieprestatie te realiseren dan de landelijke normen. Hiervoor hanteert Delft de Trias energetica:

  • 1. het verminderen van de vraag door energiebesparing bij eindgebruikers;
  • 2. het toepassen van duurzame bronnen;
  • 3. het (verder) optimaliseren van de toepassing van fossiele bronnen naar energie-efficiency en betrouwbaarheid.

Beleid duurzaam bouwen

Het gemeentelijk duurzaam bouwen beleid geeft op gebouwniveau ambities voor verantwoord materiaalgebruik, waterbesparing, gezondheid en flexibel ruimtegebruik. Voor het thema energie zijn de ambities in de nota Delft energieneutraal 2050 vastgelegd.

De duurzaamheidsambitie van een gebouw worden volgens de GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) methodiek uitgedrukt. Dit is een prestatiegerichte werkwijze, waarmee de markt wordt vrijgelaten om zelf invulling te geven aan duurzaamheid van een gebouw zolang maar aan de doelstellingen wordt voldaan.

De gemeentelijke GPR ambities worden periodiek aangescherpt als gevolg van landelijke ontwikkelingen en aanscherping van wet- en regelgeving en de doelstellingen per ruimtelijke ontwikkeling zijn in een anterieure overeenkomst vastgelegd.

Besluit bodemenergiesystemen

De toepassing van bodemenergie, een techniek om woningen en gebouwen energiezuinig te maken, levert een bijdrage aan de realisatie van de gemeentelijke klimaatdoelstellingen. Door de snelle groei kunnen belangen tussen diverse bodemenergiesystemen onderling en andere belangen met elkaar in conflict komen. Bij de aanleg van een open bodemenergiesysteem dient te worden voldaan aan de Waterwet. Bij de aanleg van een gesloten systeem moet worden voldaan aan het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen en de Verordening en Beleidsregel gesloten bodemenergiesystemen gemeente Delft 2015. Tevens is de gemeente Delft voornemens een bodemenergieplan op te stellen voor de ontwikkeling van Schieoevers. Dit bodemenergieplan zal te zijner tijd in een aparte procedure vastgesteld worden.

De ambities voor duurzaamheid bij Kabeldistrict en Nieuwe Haven worden uitgewerkt in paragraaf 4.18.

3.5.14 Monumentenbeleid 2007-2017

Een belangrijk onderdeel in het gemeentelijke monumentenbeleid zoals opgenomen in de beleidsnota Monumentenbeleid 2007-2017 is het in de ruimtelijke planvorming benoemen en waar mogelijk beschermen van cultuurhistorische waarden: van gebouwen, objecten en (deel)structuren. Het beleid voor de periode vanaf 2017 moet nog opgesteld worden, maar zal wat betreft ruimtelijke ordeningsaspecten zoveel mogelijk het huidige beleid voortzetten. Wel is er in 2020 een Erfgoednota 2020-2030 vastgesteld (zie Bijlage 13). Hierin staan vier programmalijnen centraal: (1) De Delftse collectie: basis op orde Programma, (2) Delfts erfgoed van en voor iedereen Programma (3) Erfgoed als pijler bij gebiedsontwikkeling en (4) Monumenten duurzaam ontwikkeld. Hiervoor stelt de gemeente onder andere gebiedsvisies op waarin inzichtelijk is welke cultuurhistorische waarden op een plek leidend zijn.

De toetsing met betrekking tot cultuurhistorie wordt gedaan in paragraaf 4.16.

3.5.15 Klimaatadaptatiestrategie

In 2018 heeft Delft het convenant klimaatadaptatie getekend. Partners in het convenant zijn onder andere de provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap Delfland, diverse gemeenten, maatschappelijk organisaties en projectontwikkelaars. Bij dit convenant hoort een programma van eisen voor toekomstige ontwikkelingen (zie onderstaande tabel). Deze eisen zijn aan de ene kant voorzichtig geformuleerd om onnodige investeringen te voorkomen. Aan de andere kant zijn de eisen stevig genoeg om klimaatschade in de toekomst te voorkomen. Binnen de eisen is er ruimte voor de gemeente Delft om af te wijken binnen haar beleid, mits dit gefundeerd kan. Naarmate er meer ervaring en kennis over klimaatadaptatie komt, zal de Delftse uitwerking van het PvE aan deze nieuwe inzichten aangepast worden. In principe passen we in dat geval ook de ambities in deze visie aan. Bij de ontwikkelingen in Schieoevers is maatwerk mogelijk, gefundeerd kan afgeweken worden van het programma van eisen. Daarom blijft de gemeente graag betrokken bij de ontwikkelingen.

De toetsing aan het convenant met betrekking tot het watersysteem vindt plaats in paragraaf 4.13. Op de overige aspecten binnen klimaatadaptatie wordt ingegaan in paragraaf 4.18.

3.5.16 Duurzaamheidsvisie Schieoevers Noord

Delft staat voor grote uitdagingen en Schieoevers Noord loopt daarbij voorop. Het klimaat in Nederland verandert, de zomers worden warmer en we krijgen vaker te maken met hittegolven. Ook de neerslag verandert, we zullen regelmatig perioden met extreme droogte meemaken en tegelijkertijd juist ook vaker zware buien krijgen. De stad wil zich aanpassen aan deze veranderingen. Dit kan door bij de inrichting slim om te gaan met water en groen, daarnaast zijn er tal van technische oplossingen mogelijk. De gemeente Delft heeft voor Schieoevers Noord een duurzaamheidsvisie opgesteld (zie Bijlage 12). Hierin is een zestal leidende principes opgenomen.

Drie van deze principes hebben betrekking op de fysieke leefomgeving:

  • Energieneutraal: Alle energie die in Schieoevers Noord gebruikt wordt duurzaam opgewekt.
  • Kringlopen sluiten: Alle materialen en grondstoffen die binnen Schieoevers Noord gebruikt worden zijn onderdeel van een gesloten kringloop (natuurlijke of technische).
  • Gezonde, prettige en veilige omgeving: Schieoevers Noord biedt een gezonde omgeving die een gezonde leefstijl bevorderd. Voldoende ruimte voor flora en fauna is hiervoor een voorwaarde.

De overige drie principes zijn gericht op de aanpak en het proces:

  • Niet afwentelen: Negatieve effecten als gevolg van de ontwikkeling worden niet afgewenteld op de omgeving. Denk aan parkeren, wateroverlast, afval, etc.
  • Maximaal benutten van het natuurlijk systeem: Bij vraagstukken rondom water, klimaatadaptatie, energie, materialen etc. is het uitgangspunt dat we eerst de mogelijkheden die het natuurlijk systeem ons biedt maximaal willen benutten. Niet alleen omdat dit een systeem is dat uit zichzelf werkt, ook als mensen even niet opletten, maar ook omdat dit tot heel veel andere kwaliteiten leidt.
  • Meervoudige waardencreatie: Duurzaamheidsmaatregelen (maar ook alle andere ingrepen) moeten een bijdrage leveren aan het economisch belang, het groene belang, de gezondheid etc.

De principes uit de duurzaamheidsvisie zijn een gedetailleerdere uitwerking van de ambities rondom duurzaamheid voor Schieoevers Noord. Visies op groen, water, klimaatadaptatie, energie en duurzaam en circulair bouwen zijn hierin nader uitwerkt. De principes en de uitwerking daarvan sluiten aan bij de spelregels uit het MER en het Ontwikkelplan. De duurzaamheidsvisie is onderdeel van de anterieure overeenkomst bij Kabeldistrict en op die wijze geborgd voor de ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten en onderzoek

4.1 Hoogbouw

4.1.1 Kader

Bij het opstellen van het Ontwikkelplan en het MER voor Schieoevers-Noord zijn de eerste onderzoeken gedaan naar de effecten van hoogbouw in het gebied. Effecten van hoogbouw bestaan enerzijds uit visuele aspecten van stedenbouwkundige kwaliteit en anderzijds uit de effecten van windhinder en bezonning. In dit bestemmingsplan hebben de uitgangspunten en onderzoeken voor hoogbouw alleen betrekking op het deelgebied Kabeldistrict. In het deelgebied Nieuwe Haven wordt geen hoogbouw toegestaan.

In Kabeldistrict wordt conform de principes van het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK) een gebied waar hoogbouw tot 71 meter mogelijk is. Er worden ook twee gebouwen tot 95 meter voorzien. Dit komt overeen met hetgeen in het Ontwikkelplan en RKK is vastgelegd. In het Ontwikkelplan zijn als richtlijnen voor de bouwhoogte de volgende zaken vastgelegd:

  • Hoogbouw markeert knoop Station Campus
  • Nieuwe stad: aflopend profiel richting centrum
  • Belangrijke zichtlijnen worden omarmd: Schie richting centrum en haaks op de Schie
  • Rotterdamseweg: losse bouwvolumes van beperkte hoogte


De nieuwe situatie verschilt wezenlijk van de huidige bebouwingshoogte van gemiddeld 15 meter in de huidige situatie. Omdat de hoogbouw een geheel nieuw beeld genereert van dit gebied is een hoogbouw effect rapportage opgesteld. Dit is in lijn met de spelregels uit het spelregelkader. De rapportage behandelt effecten op de omgeving en effecten binnen het plangebied. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 25. Tevens is in het RKK een visie op de hoogbouw gepresenteerd: die zich vertaalt in concrete uitgangspunten voor verhoudingen. Hiermee is invulling gegeven aan de randvoorwaarde uit het spelregelkader dat hoogbouwbeleid voor Schieoevers-Noord vastgesteld moet worden.

4.1.2 Onderzoek: bezonning, windhinder en visueel effect

Bezonning

Met in achtneming dat dit een hoog stedelijk gebied wordt, is er een redelijke bezonningssituatie. De veelal compacte setting van de straten zorgt voor schaduw in de straten maar dat wordt voor een groot deel al veroorzaakt door de basislaag van 15m (ongeveer de hoogte van de huidige situatie). In de onderste lagen zullen sommige woningen veel schaduw kunnen krijgen maar dat lijkt ook goed op te lossen in de oriëntatie van de woning binnen het volume of het programma.

Voor het Kabeldistrict is er sprake van een afwisseling van schaduw en zon, verlopend ook in de tijd van de dag. Het is van belang dat er geen samensmelting van schaduw gaat ontstaan waardoor er een zeer omvangrijk massief schaduwvlak gaat ontstaan. De afwisseling van schaduw en zon is daarom in de regels van het bestemmingsplan als nadere eis bij de aanvraag om een bouwvergunning opgenomen. Dit moet met een bezonningsstudie bij de aanvraag voor de bouwvergunning worden aangetoond.

Voor de bezonning van de direct omliggende woonwijken kan gesteld worden dat de hoogbouw een acceptabel effect heeft. Er is slechts een enkele woninggevel die als gevolg van de maximale bouwenveloppe minder dan 2 uur zon krijgt (zie omcirkelde woning in Figuur 4.2). In Figuren 4.1 en 4.2 is de aangrenzende wijk afgebeeld en geeft rood aan dat de lichte TNO norm op de gevel wordt overschreden. De eerste lijn bebouwing naast het plangebied heeft vooral een bedrijfsmatige invulling. Aangezien het hier gaat om slechts één gevel van het betreffende pand en de andere zijde wel voldoende bezond wordt, blijft de bezonning ruim binnen de TNO norm. Bovendien is in deze figuren het theoretisch maximum verbeeld van de ontwikkeling van Schieoevers Noord. Daarmee zijn de effecten worst case in beeld gebracht.

Voor het plangebied is tevens de regel opgenomen dat per woning minimaal 2 uur zon per dag in de periode 21 april tot 21 augustus moet kunnen komen. Als daar niet aan voldaan kan worden, dan zijn mitigerende maatregelen voorgeschreven, zoals een gezamenlijke buitenruimte op het dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0030.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0031.png"

Figuur 4.1: Bezonning volgens de TNO lichte norm op 21 oktober in de huidige situatie. Bron: HoogbouwEffectRapportage Kabeldistrict.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0032.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0033.png"

Figuur 4.2: Bezonning volgens de TNO lichte norm op 21 oktober met de maximale invulling van de bouwmogelijkheden. Bron: HoogbouwEffectRapportage Kabeldistrict.

Windhinder

Over het geheel is er een redelijk tot goed windklimaat in het gebied. Daarbij is zowel gekeken naar het windklimaat voor doorlopen en slenteren als voor stilzitten. Het gevaarcriterium wordt na optimalisatie nergens overschreden. Het gebied kent dus over het geheel een redelijk tot goed windklimaat. Uitzondering is de Spoorlaan (andere naam voor de omgeklapte Schieweg) en de zuidwesthoek van dit deelgebied. Daar is een minder windklimaat. De optimalisatie studies laten zien dat door positionering van de hoogbouw daar een acceptabel niveau gehaald kan worden. Overige maatregelen op gebouwniveau dragen daar vervolgens ook nog eens aan bij. Belangrijk blijft om dit goed in het ontwikkelproces op te nemen zodat elke ontwikkeling getoetst kan worden op het effect op het geheel. In de regels van het bestemmingsplan is dan ook opgenomen dat ten minste voldaan moet worden aan een matig windklimaat zoals beschreven in de norm NEN8100. Dit moet met een windhinder onderzoek bij de aanvraag voor de bouwvergunning worden aangetoond. Indien hieraan niet voldaan kan worden zijn nadere eisen voorgeschreven in de vorm van vormgeving van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0034.png"

Figuur 4.3: Abstracte weergave van het windklimaat in Kabeldistrict. Bron: HoogbouwEffectRapportage Kabeldistrict.

Visuele impact

De regeling voor bouwhoogtes in dit bestemmingsplan sluit aan bij de beoogde situatie, zoals die in het Ontwikkelplan en RKK is geschetst. De bouwhoogtes die mogelijk gemaakt worden in Kabeldistrict en Nieuwe Haven sluiten aan bij de visie van een aflopend profiel vanaf het zuiden richting het centrum en de nadruk qua hoogte binnen de TU Campus op het centrale gebied, aflopend richting de Schie en A13.

Voor wat betreft de visuele impact laten de visualisaties zien dat de coulissewerking en de 'individuele gebouwen binnen een familie' belangrijke kwaliteiten zijn in de beleving van het gebied vanaf een afstand. De ontwikkeling is zichtbaar ook vanuit de historische binnenstad van Delft. De impact is met visualisaties in de hoogbouw effect rapportage zichtbaar gemaakt (zie Bijlage 25). Door de kracht van de coulisse, de afwisseling in hoogten, voldoende transparantie tussen de volumes en een rijke gelede opbouw van de bouwvolumes is dit goed in overeenstemming met elkaar te brengen. Dit sluit aan bij de randvoorwaarden die gesteld zijn aan hoogbouw in het RKK. Deze randvoorwaarden zijn ook vastgelegd in de bouwregels, onder meer in het vastleggen van de maximale diagonale doorsnede van gebouwen boven een bouwhoogte van 30 meter en het vastleggen van minimale afstand tussen gebouwen die een straatprofiel van 15 meter mogelijk maken. Tevens zijn de setbacks zoals beschreven in het RKK in de regels voorgeschreven.

Hierbij dient nog aangemerkt te worden dat de werkelijke situatie met bomen, straatmeubilair, lichtmasten en een kwalitatieve architectuur het beeld verzacht zoals het hier nu in de perspectieven is neergezet. Dit geldt ook voor de architectuur. Door variatie in de gevels wordt het samensmeltende effect op lange afstand deels tenietgedaan. Voor de landmarks (gebouwen tot 95 meter) is een zone opgenomen waarin deze geplaatst kunnen worden. In Kabeldistrict kunnen maximaal 2 landmarks gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0035.png"

Figuur 4.4: Zichtbeeld vanaf de toren van de Nieuwe Kerk. Bron: HoogbouwEffectRapportage Kabeldistrict.

4.1.3 Conclusie

Het aspect hoogbouw vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Het hoogbouweffectrapportage heeft aangetoond dat een aanvaardbaar windklimaat en aanvaardbare bezonning te realiseren is in het plangebied. De situering van het plangebied en de regeling ten aanzien van bouwhoogten (incl. landmarks) biedt voldoende mogelijkheid voor een aanvaardbare visuele impact. In de regels van dit bestemmingsplan is vastgelegd dat bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor gebouwen hoger dan 30 meter een onderzoek naar windhinder (conform NEN 8100, zie paragraaf 4.20) en bezonning overlegd moet worden. Als de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toe geven, kunnen vervolgens nadere eisen gesteld worden aan het bouwplan. Eventuele maatregelen zijn mogelijk binnen de bouwkundige mogelijkheden van het bestemmingsplan. Tevens zijn regels opgenomen voor setbacks vanaf een bouwhoogte van 15 meter, waarmee de gelede opbouw van de hoogbouw geborgd is. Daarmee is het bestemmingsplan op het gebied van hoogbouw niet evident onuitvoerbaar.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Kader

Vanuit de Wet ruimtelijke ordening wordt een goede ruimtelijke ordening beoogd bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen. Deze goede ruimtelijke ordening is gericht op het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. In dat kader is een systematiek ontwikkeld die middels richtafstanden voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) op voorhand regelt om hinder en gevaar te voorkomen. Tevens maakt deze regeling het mogelijk voor bedrijven om zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient daarmee twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

De genoemde weg van richtafstanden is gebaseerd op milieucategorieën voor bedrijven en de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Onder de Omgevingswet wordt een nieuwe werkwijze geïntroduceerd, waarbij het werken met milieucategorieën voor bedrijven komt te vervallen en de regeling daarvoor wordt vervangen door direct milieuregels in het omgevingsplan op te nemen: 'Milieuzonering nieuwe stijl'. Ook onder deze nieuwe regeling blijven beide doelen die met milieuzonering worden nagestreefd gelden.

Voor Schieoevers-Noord wordt met dit bestemmingsplan verbrede reikwijdte op deze nieuwe werkwijze aangesloten. Dit betekent dat in het bestemmingsplan niet met milieucategorieën en richtafstanden gewerkt wordt, maar dat milieuregels en gebruiksruimte in het bestemmingsplan geregeld zijn. Deze milieuregels borgen het bereiken van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving in het gebied. Geluid is in de meeste gevallen het maatgevende milieuaspect. In de Nota - geluidkader Schieoevers Noord staat beschreven wat onder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt verstaan bij de ontwikkelingslocaties als gevolg van de bedrijven.

4.2.2 Onderzoek: huidige situatie en ontwikkelruimte bedrijven in beeld

Schieoevers Noord is het noordelijke deel van het industrieterrein Schieoevers. Noord en Zuid hebben eigen bestemmingsplannen maar delen de geluidzone die rondom beide terreinen ligt. Op Scieoevers Noord is één grote geluidmaker in de zin van de Wet geluidhinder toegestaan (Dyckerhoff Basal). Op het terrein zijn (buiten de ontwikkellocaties) ruim 30 bedrijven en andere inrichtingen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0036.png"

Figuur 4.5: Bestaande bedrijven en instellingen (uit bijlage 45)

In het huidige bestemmingsplan Schieoevers Noord is uitgegaan van inwaartse zonering. Aan de hand van de richtafstanden uit de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' is het terrein ingedeeld in zones met een maximale milieucategorie. Aan de randen van het terrein gelden de lichtste categorieën (2 en 3). Op een deel van de westoevers van Schieoevers geldt maximaal categorie 4. Op de oostelijke oever is de maximale milieucategorie 3.2. Twee bestaande categorie 4-bedrijven op de oostoever (Dyckerhoff Basal en Hordijk) hebben in het geldende bestemmingsplan een maatbestemming gekregen. Op de westoever is één categorie 4-bedrijf aanwezig (Prysmian). Op deze drie bedrijven na zijn geen categorie 4-bedrijven op het terrein gevestigd.

Om de milieugebruiksruimte van de bestaande bedrijven te bepalen is door Royal HaskoningDHV (RHDHV) uitgebreid onderzoek gedaan naar de representatieve bedrijfssituatie (RBS) van de bestaande bedrijven en zijn de bedrijven in de gelegenheid gesteld om concrete toekomstplannen in beeld te brengen. Bij Lijm & Cultuur is de milieugebruiksruimte op een andere manier vastgelegd. De activiteiten en evenementen die bij Lijm & Cultuur plaatsvinden hebben een wisselend karakter. Bij andere bedrijven zijn de activiteiten vaak beter te voorspellen. Daarnaast heeft de locatie bij Lijm & Cultuur ook een maatschappelijk belang. Hierdoor kunnen hogere geluidsbelastingen als aanvaardbaar worden gezien.

In de periode mei–november 2020 zijn door RHDHV bedrijfsbezoeken afgelegd. Hierbij is de feitelijke bedrijfssituatie in beeld gebracht ten behoeve van het RBS-onderzoek. Bedrijven hebben daarbij informatie gegeven over hun bedrijfsvoering. Het ging daarbij om de verschillende milieutechnische aspecten, zoals geluid, geur, stof, verkeersbewegingen en trillingen. Verder zijn de bedrijven in de gelegenheid gesteld om concrete uitbreidings- of wijzigingsplannen in beeld te brengen. Van het bedrijfsbezoek is een verslag gemaakt dat ter goedkeuring aan de bedrijven is toegezonden. Daarnaast is een brief verzonden aan alle bedrijven met daarbij een checklist van alle mogelijke milieueffecten. Gevraagd is om de checklist goed door te (laten) nemen en aan de hand daarvan te controleren of het verslag volledig is.

Vervolgens is op basis van dit verslag geconcludeerd dat van alle mogelijke milieueffecten, geluidhinder hoofdzakelijk aan de orde is bij de bestaande bedrijven. Met behulp van een geluidmodel is berekend welke geluidniveaus de bedrijven in de omgeving veroorzaken (per individueel bedrijf). Dit betreft de gemiddelde geluidniveaus in de RBS (formeel de 'langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus'). De geluidniveaus zijn zichtbaar gemaakt door contourberekeningen op een hoogte van 30 meter (vanwege eventuele toekomstige hoogbouwwoningen) en door het weergeven van berekende waarden op de gevels van woningen in de omgeving van het bedrijf.

Uitgangspunt is de standaard geluidwaarde uit het Activiteitenbesluit van 50 dB(A) op een afstand van 50 meter van de terreingrens. Op de kaartjes in de RBS-verslagen zijn daarom ook de terreingrens weergegeven en de lijn op een afstand van 50 meter rondom het bedrijf. Daarnaast is berekend en gerapporteerd welke bronnen relevante piekgeluiden kunnen veroorzaken (formeel “maximale geluidniveaus') en tot welke afstand van de terreingrens. Indien er concrete toekomstplannen zijn aangegeven zijn indicatief de bijbehorende geluidniveaus berekend en in beeld gebracht. Eventuele berekende overschrijdingen van de nu geldende geluidnormen zijn beschreven. Hierdoor is geen sprake van beknotting van de huidige geluidruimte, maar is gekozen voor een transparante weergave van de huidige en mogelijk toekomstige situatie voor de bestaande bedrijven. Tenslotte is een kwalitatieve inschatting gegeven van de impact van het geluid in de incidentele bedrijfssituatie.

Op basis hiervan is een akoestische vertaling gemaakt waarbij met geluidzones inzichtelijk is gemaakt tot welke geluidbelasting de bedrijfsactiviteiten (huidige plus concrete toekomstplannen) per bedrijf leiden. Voor de piekgeluiden is in de planregels geborgd tot welke geluidniveaus deze aanvaardbaar zijn. Voor zover relevant zijn ook andere milieuaspecten daarbij beschouwd. Het gespreksverslag is vervolgens samen met de akoestische vertaling verwerkt in een RBS-rapportage per bedrijf. Deze rapportages zijn ter goedkeuring aan de bedrijven toegezonden. In een aantal gevallen is de concept RBS-rapportage op verzoek van het bedrijf nadien (soms meerdere malen) nog aangepast/aangevuld. De RBS rapportage voor het gehele ontwikkelgebied is als bijlage 45 bij de toelichting gevoegd.

De bedrijvenregeling in het bestemmingsplan is gebaseerd op de met de bedrijven afgestemde RBS-rapportages en afspraken die zijn gemaakt tussen bedrijven en de ontwikkelaars. Op basis daarvan is in het nieuwe bestemmingsplan per bedrijf de maximale geluidruimte vastgelegd op de verbeelding bij het bestemmingsplan in combinatie met de planregels. Op de verbeelding zijn de 50 dB(A)-contouren opgenomen, waarna in de regels voorwaarden zijn verbonden aan de ontwikkelmogelijkheden binnen deze zones. Met de RBS-rapportages zijn ook uitspraken gedaan over regelmatig afwijkende bedrijfssituatie (ABS) en incidentele bedrijfssituatie (IBS). Hierover zijn ook regels opgenomen in het bestemmingsplan. Meer uitleg hierover is opgenomen in paragraaf 5.2.3 van deze toelichting. Overigens is op basis van de RBS voor Hordijk ook het aspect geur onderzocht en vastgelegd. Meer informatie daarover is opgenomen in paragraaf 4.2.4.

Met deze regeling op basis van de RBS-rapportage wordt zowel een veilige en gezonde leefomgeving voor bewoners bereikt als voldoende ruimte en zekerheid voor (bestaande) bedrijven. Het bestemmingsplan laat de bedrijfsbestemming buiten de ontwikkellocaties van de bestaande bedrijven in stand. Voor het aspect bedrijven en milieuzonering is voor Schieoevers Noord met name geluid en daarna ook geur van belang voor de regeling. De effecten op de leefomgeving voor bewoners zijn respectievelijk in de paragrafen 4.4 Geluid en 4.7 Geur behandeld. In de onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de gevolgen voor de bedrijven.

4.2.3 Onderzoek: Dezonering en geluidzones

Om woningen te kunnen realiseren op Schieoevers Noord wordt het terrein grotendeels 'gedezoneerd' (zie ook Bijlage 21). Op een gezoneerd industrieterrein mogen ten slotte geen woningen gebouwd worden. Er is voor gekozen het gehele gebied in één keer te dezoneren. Het zonebeheersmodel, dat geïnitieerd was in het MER, bood onvoldoende informatie om de belangen van bedrijven evenals die van toekomstige bewoners te borgen. Daarnaast speelt mee dat het niet wenselijk en kostenefficiënt is om de actuele milieu-impact van bedrijven gedetailleerd vast te leggen en te blijven monitoren.

De zone kan echter niet volledig worden opgeheven, omdat er op Schieoevers Noord één inrichting is die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken (Dyckerhoff Basal, een 'grote geluidmaker' in de zin van de Wet geluidhinder). Daarnaast moet Schieoevers Zuid gezoneerd blijven vanwege de daar gevestigde bedrijven en vanwege de afspraken met de provincie over terreinen met hogere milieucategorie (zie hiervoor ook paragraaf 3.2.2). Overigens ligt oostelijk van Nieuwe Haven (buiten Schieoevers Noord) nog de warmtekrachtcentrale van de TU Delft. Ook deze inrichting is als gezoneerd industrieterrein aangemerkt (de zone van dit gezoneerd industrieterrein blijft gehandhaafd). In het nieuwe bestemmingsplan krijgen Schieoevers Zuid, Basal en de Warmtekrachtcentrale daarom een eigen geluidzone, namelijk "geluidzone - industrie Basal", "geluidzone - industrie Schieoevers Zuid" en "geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale". De warmtekrachtcentrale is ook nu al een afzonderlijk gezoneerd terrein. Dat blijft zo na de dezonering.

Met de vaststelling van dit bestemmingsplan komt de aanwijzing als geluidgezoneerd industrieterrein op de overige delen van Schieoevers Noord te vervallen. In het ontwerpbestemmingsplan is een gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie vervallen" opgenomen voor de gronden waar tot vaststelling van het bestemmingsplan Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) HERSTELBESLUIT de geluidzone van het industrieterrein Schieoevers geldt.

Op het vigerend gezoneerde industrieterrein van Schieoevers is 1 bestaande woning aan de Rotterdamseweg 189 waarvoor in het verleden geen hogere waarde is vastgesteld. Dit wordt hersteld in het besluit Hogere Waarde Schieoevers Zuid. De andere woningen binnen de gewijzigde geluidzone Schieoevers Zuid hebben al een hogere waarde. Deze blijven van toepassing en hoeven niet aangepast te worden. Daarnaast is op het gezoneerde industrieterrein Schieoevers een drietal woningen aanwezig, dat als gevolg van de dezonering buiten het gezoneerde industrieterrein komen te liggen, maar binnen de geluidzone van Dyckerhoff Basal. Voor deze woningen is eerder geen hogere waarde toegewezen en dat was ook niet nodig, omdat zij onderdeel uitmaakten van het gezoneerde industrieterrein. In dit bestemmingsplan verbrede reikwijdte is het hogere waardenbesluit ten behoeve van deze woningen geïntegreerd. De met de vaststelling van dit bestemmingsplan vast te stellen hogere waarden zijn opgenomen in Artikel 43 Hogere waarden van de regels.

Voor de bedrijfswoning aan de Rotterdamseweg 354 is de geluidbelasting te hoog. Aan deze woning wordt in dit bestemmingsplan de woonfunctie onttrokken. De woning is feitelijk al niet meer als zodanig in gebruik. De bedrijfswoning aan de Rotterdamseweg 272a is niet als woning bestemd en krijgt daarom geen woonbestemming. De woning aan de Schiekade 1 krijgt een hogere waarde toegekend. Dit is in paragraaf 4.4.4 nader toegelicht.

In het kader van de herzonering van Dyckerhoff Basal en Schieoevers Zuid zijn losse geluidzones vastgesteld. In het kader van de herzonering van Dyckerhoff Basal en Schieoevers Zuid zijn losse geluidzones vastgesteld. Voor zowel Schieoevers Zuid is de 50 dB(A)-etmaalwaarde contour op 30 meter hoogte berekend. Vervolgens is met een beperkte marge een vloeiende lijn om de berekende contour getrokken om tot de voorgestelde nieuwe zonegrens op 5 meter hoogte te komen. Op deze manier wordt voorkomen dat de geluidzone te krap wordt vastgesteld en er hoogbouw geprojecteerd zou kunnen worden net buiten de geluidzone, waarbij er op de gevels op grotere hoogte wel degelijk geluidbelastingen op kunnen treden hoger dan 50 dB(A). De geluidbelasting op woningen ten behoeve van het vaststellen van hogere waarden is wel berekend op de feitelijke hoogte van die woningen.

Voor Basal is hetzelfde gedaan, maar dan op basis van de omhullende contour rondom:

  • De 50 dB(A) contour ten gevolge van de RBS zónder de maximaal 43 dagen ABS (volcontinue werkdagen).
  • De 50 dB Lden contour inclusief maximaal 43 dagen ABS
  • De 40 dB Lnight contour inclusief maximaal 43 dagen ABS.

De omhullende contour Dyckerhof Basal zal worden overschreden op de dagen dat er volcontinue gewerkt wordt (de ABS) contour. Dit is mogelijk op grond van de Crisis en herstelwet, gedurende maximaal 10 jaar.

In de onderstaande figuren zijn beide geluidzones weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0037.png"

Figuur 4.6: 50 dB(A)-etmaal geluidscontour (30 m hoogte) (groen) en de voorgestelde geluidzone (roze) (Bron: RHDHV, 2022)

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0038.png"

Figuur 4.7: De voorgestelde geluidzone voor Schieoevers Zuid (RHDHV, 2022)

Uit de figuren blijkt dat de beide geluidzones voor wat betreft de ontwikkeling van Schieoevers Noord vrijwel geheel los van elkaar liggen. Beide geluidzones reiken niet tot over Nieuwe Haven. Voor de ontwikkelingen ter plaatse van Nieuwe Haven hoeft daarom met deze geluidzones geen rekening gehouden te worden. Voor Kabeldistrict is alleen de overlap ter hoogte van de Suez-locatie relevant. Beide geluidzones overlappen gedeeltelijk met de ontwikkeling van Kabeldistrict. De invloed van deze geluidzones op de plannen voor de ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen in Kabeldistrict en Nieuwe Haven wordt verder besproken in paragraaf 4.4 Geluid.

Ten oosten van de Rotterdamseweg ligt de Warmtekrachtcentrale. Dit geluidgezoneerde terrein kent een geluidzone die eveneens deels over de ontwikkeling van Nieuwe Haven ligt. De begrenzing van de "geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale" is in de onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0039.png"
Figuur 4.8: De geluidzone voor de Warmtekrachtcentrale

Voor de overige bestaande bedrijfsactiviteiten op Schieoevers Noord gelden de regels van het Activiteitenbesluit. Na dezonering van het terrein houdt dat in dat 50 dB(A) op de dichtstbijzijnde geluidgevoelige gevel is toegestaan en gelden de planregels die borgen dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Mocht een bedrijf extra geluidsruimte nodig hebben dan staat in de planregels onder welke voorwaarden dit kan met het ookg op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het effect van de aanwezige bestaande bedrijven is in het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan beoordeeld en brengt ook randvoorwaarden en kaders voor de ontwikkeling met zich mee. Deze zijn voor de bedrijven in het vervolg van deze paragraaf (4.2) beschreven. Effecten op gevoelige functies en randvoorwaarden daarvoor zijn beschreven in paragraaf 4.4 van dit bestemmingsplan.

4.2.4 Regeling ten aanzien van bestaande bedrijven

Milieucategorieën

Zoals toegelicht in paragraaf 4.2.1 wordt in dit bestemmingsplan de bestaande regeling van milieucategorieën losgelaten. In plaats van de milieucategorieën worden de milieu-eisen voor geluid en geur rechtstreeks in het bestemmingsplan opgenomen. In de juridische planbeschrijving (zie Hoofdstuk 5) is meer informatie over de individuele regels opgenomen. Door het toepassen van de systematiek van milieucategorieën volgens de handreiking bedrijven en milieuzonering van de VNG, wordt integraal rekening gehouden met de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Omdat deze systematiek van zoneren wordt losgelaten moeten de aspecten afzonderlijk worden beoordeeld. In de huidige situatie liggen de activiteiten nog op een gezoneerd industrieterrein en is een dergelijke beoordeling niet nodig. Vanwege de dezonering is het voor het bepalen van de effecten van de bedrijven wel van belang. Uit het onderzoek naar de RBS van de bedrijven buiten de ontwikkellocaties (incl. Octatube) volgt dat voor stof en gevaar zich geen bijzonderheden voordoen en dat de bedrijven mengbaar zijn met andere (meer gevoelige) activiteiten. In het onderzoek over externe veiligheid is daarnaar onder meer ook onderzoek gedaan. Het is niet nodig voor deze aspecten eisen op te leggen aan de bestaande bedrijven. Toch zijn vanwege brandveiligheid veiligheidscontouren opgenomen rondom Hordijk, Prysmian en Basal. De zones betreffen aandachtsgebieden waarbinnen rekening gehouden moet worden met brandveiligheidseisen en de gevolgen voor de mogelijkheid om kwetsbare doelgroepen onder te brengen. Standaard liggen de zones op 50 meter van de terreingrenzen. Voor Prysmian zijn in afstemming over de ontwikkeling van Kabeldistrict afspraken gemaakt over brandveiligheid. Het risico op brandoverslag richting Kabeldistrict is zeer klein. Daarom is rondom het meest zuidelijke deel van het terrein van Prysmian een zone van 17 meter opgenomen, hiermee wordt gegarandeerd dat er bij een brand voldoende ruimte is voor hulpdiensten. Binnen de zones beoordeelt het bevoegd gezag of de brandveiligheid aanvaardbaar is. Zij zullen daarbij advies inwinnen bij de veiligheidsregio.

Voor de aspecten geluid en geur zijn aanvullende regels noodzakelijk om de bestaande bedrijfsactiviteiten zeker te stellen én de herontwikkeling van Schieoevers Noord mogelijk te maken. Het gaat daarbij dus enerzijds nadrukkelijk om de belangen van de bestaande bedrijven en anderzijds om het blijvend mogelijk maken van voldoende maakindustrie in combinatie met een woonomgeving, zoals in de ambities voor Schieoevers Noord is vastgelegd. In de onderstaande alinea's worden de regelingen ten aanzien van geluid en geur op hoofdlijnen toegelicht en wordt aangetoond dat de mix met bestaande bedrijven voldoende mogelijk en niet evident onuitvoerbaar is.

Geluidregeling

Nu de geluidzonering van het industrieterrein niet langer de geluidruimte van de bedrijven reguleert moet deze ruimte voor de bedrijven afzonderlijk geregeld worden. Voor de bestaande bedrijven die niet meer op het geluidgezoneerde industrieterrein liggen, is een maatwerkregeling getroffen gebaseerd op de RBS-rapportage (en de aangepaste werkwijze voor Lijm & Cultuur die eerder is toegelicht), waarin de huidig situatie van de bedrijven is onderzocht, inclusief de benodigde ontwikkelruimte. Gebaseerd hierop heeft de gemeente, in nauwe samenwerking met RHDHV, specifiek geluidbeleid ontwikkeld voor de ontwikkeling van Schieoevers Noord. De regeling voor geluid is zodanig opgesteld dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bewerkstelligd wordt. De bestaande bedrijven kunnen actief blijven en nieuwe activiteiten zijn toelaatbaar, maar zijn gebonden aan strikte regels ten aanzien van geluid om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om dit te bereiken is een beoordelingskader opgesteld (zie Hoofdstuk 3 in Bijlage 20 Geluidkader Schieoevers Noord) dat gebaseerd is op de volgende uitgangspunten:

  • 1. de maximale hogere grenswaarden uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;
  • 2. bestaande bedrijven worden niet in hun huidige bedrijfsvoering belemmerd;
  • 3. op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Het Geluidkader gaat uit van het unieke karakter van Schieoevers Noord (16-uursdynamiek en menging van wonen en werken). Op basis van dit Geluidkader zijn regels in dit bestemmingsplan geformuleerd en op onderdelen nader uitgewerkt tot een daarop aanvullende beleidsregel Geluid Schieoevers Noord.

Om de bestaande bedrijven te faciliteren is per bedrijf - m.u.v. Lijm & Cultuur - een geluidzone vastgelegd in het bestemmingsplan. De geluidzones zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven. Op de uiterste grens van de geluidzones mag het geluidniveau niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen deze grenzen zijn geluidgevoelige functies en objecten uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit. Aan de vergunning zijn voorwaarden verbonden waaronder gevoelige functies en objecten kunnen worden gerealiseerd. Een uitgebreidere toelichting op deze systematiek is beschreven in paragraaf 5.2 van de juridische planbeschrijving.

Voor Lijm & Cultuur is een specifieke regeling opgenomen die recht doet aan het karakter van de activiteiten op deze plek. Hierover heeft met de bedrijven afstemming plaatsgevonden. Voor Lijm & Cultuur leidt dit ertoe dat geen geluidzone op de verbeelding is opgenomen. Wel is in de regels bepaald, dat op de grens van de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 1' het geluidniveau niet hoger mag zijn dan 60 dB(A) inclusief 10 dB muziektoeslag. In de andere windrichtingen geldt dat de 50 dB(A) contour is gelegen op 50 meter van de inrichtingsgrens. Aan de oostzijde vormen de bestaande woningen de begrenzing van de geluidbelasting. Deze mag maximaal 55 dB(A), inclusief muziekbelasting zijn, conform het Activiteitenbesluit. De afstand tot Nieuwe Haven is voldoende groot om daar geen specifieke regels voor op te nemen. Voor Hordijk zijn specifieke bepalingen opgenomen. Deze zorgen ervoor dat Hordijk ruimte heeft voor toekomstige groei maar tegelijkertijd wordt er ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geborgd bij de nieuwe woningen Nieuwe Haven. Voor Hordijk zijn specifieke bepalingen opgenomen. Deze zorgen ervoor dat Hordijk ruimte heeft voor toekomstige groei maar tegelijkertijd wordt er ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geborgd bij de nieuwe woningen Nieuwe Haven. Hordijk is voornemens op jaarbasis 30% te groeien. Uitgegaan is van een uitbreiding in de nachtperiode van 1,5 uur tot 6,5 uur productie. Worst case leidt de groei van 30% productie tot een voor geluid representatieve bedrijfssituatie met een productietijd van 8 uur in de nacht in plaats van 6,5 uur (naast de productietijd van 12 uur in de dag en 4 uur in de avondperiode) . De nachtperiode is maatgevend voor de contouren. De geluidbelastingen overdag en in de avond zijn lager. Dit is verwerkt in de planregels met concrete geluidwaarden op de bestemmingsgrens waar woningbouw in Nieuwe Haven mogelijk is. Er kan niet worden voldaan aan 45 dB(A) in de nacht op de gevels van de nieuwbouw. Oplossing wordt gevonden bij de nieuwbouwwoningen in Nieuwe Haven door het toepassen van dove gevels (Schieoevers Noord, zie artikellid 2.37). Hordijk wordt in de nacht begrensd op 50 dB(A) op de bouwvlakgrens van de bestemming 'Gemengd – Nieuwe Haven. De eerder in de planregels opgenomen 49 dB(A) is niet genoeg om 8 uur in de nacht te kunnen werken. Daarom is deze bij het herstelbesluit verhoogd naar 50dB(A) en is de geluidcontour groter. Om in de avond te kunnen voldoen aan de waarden in het geluidkader Schieoevers Noord (bijlage 20 bij de plantoelichting) zijn maatregelen aan de koeltorens nodig (5 dB reductie). Deze maatregel is verwerkt in de rekenresultaten. Er ligt een aanbod van de ontwikkelaar aan Hordijk om de kosten van die maatregelen te vergoeden.


Uit het geluidrapport voor Nieuwe Haven blijkt dat er geen sprake is van relevante cumulatie met het geluid van de WKC. Dit leidt tot een vereenvoudiging van artikel 25 lid 2 onder b. De waarde van 50 dB(A) in de avond geldt nu voor de hele bouwvlakgrens. De beperking tot 48 dB(A) in de avondperiode binnen een afstand van 10 meter van de oostelijke grens van het bouwvlak, die was opgenomen vanwege cumulatie met het geluid van de WKC, is niet meer nodig.

Het resultaat voor Hordijk is per saldo een beperkte aanscherping van het vergunde geluid in de dag- en avondperiode en een verruiming van het vergunde geluid in de nacht.

Overigens neemt de geluidsbelasting op de bestaande woningen aan de Rotterdamseweg 258-264 toe tot maximaal 56 dB(A). Deze overschrijding van de vergunde waarde moet in een procedure voor de omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift worden beperkt tot een geluidbelasting van maximaal 55 dB(A), echter dit heeft geen invloed op de in het bestemmingsplan vastgelegde geluidcontouren en geluidwaarden.

Door het toepassen van deze regeling worden de bestaande situatie en de ontwikkelplannen van de bedrijven gerespecteerd. Het akoestisch onderzoek laat zien dat hiermee een haalbare ontwikkeling voor zowel bestaande bedrijven als nieuwe bedrijven en woningen mogelijk is. Paragraaf 5.2 van de juridische planbeschrijving gaat verder in op de samenhang tussen maatwerkvoorschriften in combinatie met het Activiteitenbesluit en dit bestemmingsplan.

Geur

Voor het aspect geur is alleen het bedrijf Hordijk relevant voor dit bestemmingsplan. Overige bedrijven hebben een zodanig beperkte geuremissie, dat een veilige en gezonde fysieke leefomgeving voldoende aanwezig is. In paragraaf 4.7 is de geursituatie van het bedrijf Hordijk beschreven en de mogelijkheid voor het realiseren van geurgevoelige bestemmingen in Nieuwe Haven en Kabeldistrict. Bij de beschrijving is tevens aangegeven dat hierbij is uitgegaan van een zekere groeimogelijkheid van het bedrijf. Deze is gebaseerd op de RBS-rapportage. Daarmee vormt het bouwen van de woningen ook geen belemmering voor de bedrijfsvoering van Hordijk. Er zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk.

Bij het bepalen van de geurcontouren van Hordijk is rekening gehouden met een productiegroei van 30%. De geurbelasting op de nieuw te bouwen woningen in Nieuwe Haven is maximaal 2,0 OU/m3 en blijft daarmee binnen de H=-1 contour (zie paragraaf 4.7.2). Daarmee voldoet deze ontwikkeling aan de Delftse uitvoeringspraktijk (zie paragraaf 4.7.1) en is er voldoende ruimte voor Hordijk om de bestaande bedrijfsvoering voort te zetten en enige uitbreiding van de productie te kunnen bereiken.

4.2.5 Nieuwe bedrijven in Kabeldistrict en Nieuwe Haven

Kabeldistrict en Nieuwe Haven worden ontwikkeld als gemengde gebieden waar werken, wonen en leisure samen komen. Dat betekent dat alle functies zich naar elkaar moeten schikken. Een nieuw bedrijf mag geen onevenredig negatief effect hebben op de woonomgeving en moet zich voegen naar het beoogde woon- en leefklimaat waarbinnen het zich vestigt. Daartegenover staat dat toekomstige bewoners zich bewust zijn van de reuring die bij dit gebied hoort. Het gebied is tenslotte ook bedoeld voor het realiseren van maakindustrie. Dat geldt ook voor alle andere activiteiten die een plek beogen binnen Schieoevers Noord.

Algemeen geldt dat het geluidniveau als gevolg van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten op de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige functies niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Wanneer in de directe omgeving van het bedrijf nog geen gevoelige functies zijn gerealiseerd of vergund mag het geluidniveau op 10 meter uit de inrichtingsgrens in beginsel niet meer bedragen dan 50 dB(A). Voor inrichtingen aan de spoorzijde die grenzen aan gronden zonder bouwmogelijkheden geldt een afstand van 30 meter. Met deze geluidsregeling is het mogelijk bedrijven te vestigen die zich schikken naar de omgeving. Door de directe regeling van geluid en geur in de regels van het bestemmingsplan, is het niet meer slechts mogelijk bedrijfsactiviteiten uit de huidige milieucategorieën van de handreiking Bedrijven en Milieuzonering een plek te geven, maar kan op basis van de regeling in het bestemmingsplan breder naar mogelijke bedrijfsactiviteiten gekeken worden. Het vergt van bedrijven wel inspanning om te zorgen dat het geluideffect van hun activiteiten voldoet aan de normen. Dat kan door het toepassen van bijvoorbeeld isolatie aan de gevel en het dak of aan installaties.

4.2.6 Ontwikkeling Schieoevers Noord als gemengd gebied

Het uiteindelijke doel is Schieoevers Noord te herontwikkelen tot een gemengd gebied waarin wonen en werken naast elkaar kunnen bestaan.

Binnen Kabeldistrict en Nieuwe Haven geldt als uitgangspunt voor nieuwe bedrijfsactiviteiten een geluidsruimte van 50 dB(A) op 10 meter. Zo heeft de gemeente voloende sturing om gevoelige functies mogelijk te maken. Uitzondering op dit uitgangspunt vormt de zone langs het spoor waar waar een afstand van maximaal 30 meter aangehouden wordt, als in die 30 meter geen bouwmogelijkheden zijn gelegen. Dat betekent bijvoorbeeld dat het nieuwe bedrijf grenst aan een straat of plein, waardoor de afstand van de geven van het bedrijf tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning groter is dan 10 meter. De 50 dB(A)-contour van het betreffende bedrijf mag dan op de dichtstbijzijnde gevel reiken, met een maximum van een afstand van 30 meter. Tegelijkertijd moet binnen de ontwikkellocaties voldoende ruimte geboden worden voor een gemengd gebied met innovatieve maakindustrie. Via maatwerk kan een bedrijf meer geluidsruimte krijgen. De voorwaarden die hier bij horen volgen uit de Nota - geluidkader Schieoevers Noord (zie Bijlage 20).

Buiten Kabeldistrict en Nieuwe Haven geldt voor nieuwe bedrijven een geluidbelasting van maximaal 50 dB(A) op 50 meter. Voor bestaande bedrijven of nieuwe bedrijfsactiviteiten die op een bestaande bedrijfslocatie worden ontplooid geldt dat ofwel de bestaande ruimte, of 50 dB(A) op 50 meter als richtlijn geldt, waarbij de kleinste afstand geldt als maatgevend voor de nieuwe activiteiten. Dus als de op de verbeelding aangegeven geluidzone van het betreffende perceel verder reikt dan 50 meter, geldt voor nieuwe bedrijven op dat perceel de 50 dB(A)-contour op een afstand van maximaal 50 meter. Andersom kan ook, namelijk dat de op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen geluidzone van het perceel op een kortere afstand ligt dan 50 meter van de terreingrens. In dat geval geldt de op de verbeelding opgenomen geluidzone ook voor de nieuwe bedrijven. Ook hier geldt dat, onder voorwaarden, in de planregels nog ruimte voor maatwerk is opgenomen. Zonder die regeling is de dichtstbijzijnde woning maatgevend voor de geluidruimte van een bedrijf. Dat hoeft niet tot conflicten te leiden bij de herontwikkeling maar kan wel. Met de regeling behoud de gemeente de regie in de toekomst.

4.2.7 Evenementen en festiviteiten

In Kabeldistrict (bestemmingen gemengd en groen), Nieuwe Haven en de locatie van Lijm & Cultuur zijn evenementen toegestaan. Hierbij is aangesloten op de APV van Delft, waarin grote en kleine evenementen zijn onderscheiden. Dit onderscheid is ook in het bestemmingsplan overgenomen. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te creëren is niet alleen een maximum gesteld aan het aantal grote en kleine evenementen. Ook is de duur en het geluidniveau van een evenement gemaximaliseerd. Omdat er bij Kabeldistrict meer functiemenging wordt nagestreefd dan bij Nieuwe Haven is daar ook meer ruimte voor evenementen opgenomen. Een evenement is een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak en vindt meestal plaats in de openbare ruimte. Binnen Lijm & Cultuur vinden verschillende activiteiten plaats. Op grond van de bestemmingsomschrijving in Schieoevers Noord (2013) gaat het om culturele doeleinden, evenementen, theatertuin, evenemententerrein, horeca en bedrijven. Er is gekozen om de milieugebruiksruimte van Lijm & Cultuur op een andere manier vast te leggen in vergelijking met de andere bestaande bedrijven. Zoals gezegd hebben de activiteiten die bij Lijm & Cultuur plaatsvinden een wisselend karakter. Daarnaast heeft de locatie bij Lijm & Cultuur ook een maatschappelijk belang waardoor hogere geluidsbelastingen als aanvaardbaar kan worden gezien. Voor de aanvaardbaarheid van de geluidsnormen voor Lijm & Cultuur is niet alleen gekeken naar het huidig gebruik van Lijm & Cultuur (waarbij Improve als onderdeel van de inrichting van Lijm & Cultuur is beschouwd). Ook is gekeken naar de toekomstige ontwikkelingen op Schieoevers Noord en het effect van Lijm & Cultuur op de reeds bestaande woningen in de omgeving. Hieronder volgt de onderbouwing voor de geluidsnormen zoals deze in artikel 29 van de planregels zijn opgenomen.

Huidige en toekomstige geluidruimte Lijm en Cultuur

Huidig gebruik

Het bedrijf valt onder het Activiteitenbesluit. Bij de meldingen Activiteitenbesluit (met en zonder gebruik van het evenemententerrein) zijn geluidrapportages gevoegd, waarvan de rekenmodellen zijn verwerkt in het zonebeheermodel. Voor de volledigheid wordt ook vermeld dat Lijm & Cultuur een parapluvergunning evenementen heeft. Deze parapluvergunning ziet niet op de ruimtelijke aanvaardbaarheid.

Zonder gebruik evenemententerrein

Volgens het geluidrapport bij de melding door Lijm & Cultuur uit 2005 zal er in de representatieve bedrijfssituatie (RBS) sprake zijn van muziekgeluid. Bij duidelijke hoorbaarheid daarvan bij woningen wordt dan een toeslag van 10 dB toegepast.

Met de geluidbronnen die volgen uit het rekenmodel van de melding zijn door de Omgevingsdienst Haaglanden de volgende resultaten berekend, nog zónder muziektoeslag:

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0040.png"
Figuur 4.9 resultaten zonder muziektoeslag

Bij de woningen ten oosten van het bedrijf is de berekende geluidbelasting (na 10 dB toeslag vanwege muziekgeluid) maximaal 50 dB(A).

Bij de nieuwe woningen Kabeldistrict is de berekende geluidbelasting (na 10 dB toeslag vanwege muziekgeluid) maximaal 57 dB(A).

Op de toetspunten op een afstand van 50 meter van de terreingrens wordt voldaan aan de norm van 50 dB(A). Daar liggen geen woningen, dus de toeslag vanwege 10 dB muziekgeluid is niet van toepassing.

Met gebruik evenemententerrein

Bij de melding is aangenomen dat bij het houden van evenementen de rest van de inrichting niet akoestisch relevant in gebruik zal zijn.

Bij de melding is verder aangenomen dat er bij de drie bronnen op het evenemententerrein geen sprake hoeft te zijn van herkenbaar muziekgeluid, zodat er geen straffactor voor muziekgeluid gehanteerd behoeft te worden. Indien er wel sprake is van herkenbaar muziekgeluid moet het bronvermogen met 10 dB worden teruggebracht. Dat is in onderstaande berekening het uitgangspunt geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0041.png"
Figuur 4.10 Resultaat met gebruik evenemententerrein

Bij de woningen ten oosten van het bedrijf is de berekende geluidbelasting (na 10 dB toeslag vanwege muziekgeluid) maximaal 51 dB(A).

Bij de nieuwe woningen Kabeldistrict is de berekende geluidbelasting (na 10 dB toeslag vanwege muziekgeluid) maximaal 55 dB(A).

Op de toetspunten op een afstand van 50 meter van de terreingrens wordt aan de noordwestzijde net niet voldaan aan de norm van 50 dB(A). Daar liggen geen woningen, dus de toeslag vanwege 10 dB muziekgeluid is niet van toepassing.

De berekende overschrijdingen zijn gering en worden veroorzaakt door 'fictieve' geluidbronnen. Er zijn door de ODH geluidmetingen verricht tijdens het gebruik van het evenemententerrein met 'echte' geluidbronnen. De resultaten geven een indicatie van de geluidbelasting daardoor.

  • 1. 20 december 2017 muziekgeluid ijsbaan duidelijk hoorbaar bij woningen Leegwaterstraat. Te toetsen niveau zonder muziekgeluidcorrectie is 50 dB(A) op leefniveau. Op de hogere verdiepingen is dat 3 hoger (meteocorrectie is op die hoogte 0), dus 53 dB(A). Na correcties (10 dB voor muziekgeluid en 5 dB voor de avondperiode) zou de geluidbelasting 68 dB(A) zijn, een overschrijding van circa 18 dB. Dit zal ook gelden bij de nieuwbouw KD, die op vergelijkbare afstand ligt van de geluidbronnen van de IJsbaan.
  • 2. 12 december 2017 muziekgeluid ijsbaan zónder disco is niet hoorbaar, dus geen probleem bij toetsing aan standaardnormen.
  • 3. 12 december Ijsbaan tijdens de woensdagavond ijsbaandisco. Muziekgeluid duidelijk hoorbaar bij woningen Leegwaterstraat. Te toetsen niveau zonder muziekgeluidcorrectie is 55 dB(A) op leefniveau. Op de hogere verdiepingen is dat 3 hoger (meteocorrectie is dan 0), dus 58 dB(A). Na correcties (10 dB voor muziekgeluid en 5 dB voor de avondperiode) zou de geluidbelasting 73 dB(A) zijn, een overschrijding van circa 23 dB. Dit zal ook gelden bij de nieuwbouw KD.
  • 4. 1 december Ohm herfstfestival. Overlastsituatie. Te toetsen niveau bij woningen Leegwaterstraat zonder muziekgeluidcorrectie is 62 dB(A) op leefniveau. Op de hogere verdiepingen is dat 4 dB hoger (meteocorrectie is dan 0), dus 66 dB(A). Na correcties (10 dB voor muziekgeluid en 5 dB voor de avondperiode) zou de geluidbelasting 81 dB(A) zijn, een overschrijding van circa 31 dB. Dit zal ook gelden bij nieuwbouw KD.

In drie van de vier gemeten situaties wordt de standaardnorm uit het Activiteitenbesluit ruim overschreden. Als in die drie situaties gebruik gemaakt wordt van de in artikel 29.2 onder e genoemde 12 dagen regeling (dat betreft de incidentele bedrijfssituatie, de IBS) wordt wel ruimschoots voldaan aan de maximale waarde in dat artikel van 75 dB(A) op bestaande woningen. NB: Op deze waarde van 75 dB(A) zijn de correcties voor de avondperiode en voor muziekgeluid niet van toepassing.


Er is door de inrichting geen verzoek tot een maatwerkvoorschrift gedaan, om van de standaardnormen in het Activiteitenbesluit af te mogen wijken. Per 1 januari 2024 is dat, vanwege het opnemen van de geluidswaarden in het bestemmingsplan, ook niet meer nodig.


In drie van de vier gemeten situaties wordt de standaardnorm uit het Activiteitenbesluit ruim overschreden. Als in die drie situaties gebruik gemaakt wordt van de in artikel 29.2 onder e van dit bestemmingsplan genoemde 12 dagen regeling, festiviteitenregeling uit het Activiteitenbesluit en de APV (dat betreft de incidentele bedrijfssituatie, de IBS) wordt wel ruimschoots voldaan aan de maximale waarde in dat artikel uit de APV van 75 dB(A) op bestaande woningen. NB: Op deze waarde van 75 dB(A) zijn de correcties voor de avondperiode en voor muziekgeluid niet van toepassing. De festiviteitenregeling biedt voor maximaal 12 dagen per jaar de mogelijkheid om van de standaardnorm Activiteitenbesluit af te wijken.


Er is door de inrichting geen verzoek tot een maatwerkvoorschrift gedaan, om vaker dan op 12 dagen per jaar van de standaardnormen van het Activiteitenbesluit af te mogen wijken. Per 1 januari 2024 is dat, vanwege het opnemen van de geluidswaarden in het bestemmingsplan, ook niet meer nodig.

Toekomstig gebruik

In het transformeren tot een gemengd stedelijk gebied, is één van de ambities ook het mogelijk maken van evenementen op en in de nabijheid van het gemeentelijk evenemententerrein aan de Rotterdamseweg en hiervoor de benodigde geluidsruimte in dit bestemmingsplan vast te leggen. Er is een uitvoerig proces doorlopen om de benodigde en gewenste geluidsruimte op deze locatie te bepalen. In de overleggen met het bedrijf Lijm & Cultuur is geen eenduidig beeld ontstaan over concrete toekomstplannen van het bedrijf die ook voor de bestaande woningen in de RBS akoestisch inpasbaar zijn.

Er is gezamenlijk gewerkt aan een opzet over de inzet van het terrein als een structureel evenemententerrein. Een voorstel dat is onderzocht op haalbaarheid is de invulling waarbij het herkenbare muziekgeluid wordt ingepast op basis van een afwijkende bedrijfssituatie (de zogenaamde ABS) gedurende maximaal 40 dagen per jaar. Op deze 40 dagen zou een veel hogere geluidbelastingen worden toegestaan (70 dB(A)) dan de standaardnorm van 50 dB(A). Dit is onwenselijk bevonden. Uit de vertaling van deze wenselijke opzet voor de benodigde en gewenste geluidsruimte naar geluidscontouren blijkt dat veelvuldig gebruik van het terrein voor geluidsintensieve evenementen en activiteiten belemmeringen met zich meebrengen voor het geheel van de (gebieds)ontwikkeling. Niet alleen vanwege de (juridische) verenigbaarheid van de diverse functies in het kader van de eerder benoemde leefklimaat maar ook vanwege de gevolgen voor ontwikkelingen in de nabije omgeving (bestaande woningen, de geluidsruimte van de huidig aanwezige bedrijven, ontwikkeling Kabeldistrict en eventuele toekomstige ontwikkelingen).

Daarom is gekozen voor een omgekeerde route: welke geluidruimte kan aan het bedrijf worden toegekend (rekening houdend met het karakter van het bedrijf), waarbij sprake zal zijn van een aanvaardbare leefomgeving bij zowel de nieuwe als bestaande woningen, de reeds bekende ontwikkelingen en de huidige APV regeling.

Een invulling zonder gebruik van het evenemententerrein (voor evenementen met veel muziek) is relatief simpel: daarvoor zou (behoudens de nachtperiode, zie hierna) aangesloten kunnen worden bij het bestaande rekenmodel, zie figuur 4.9.

Een invulling met gebruik van het evenemententerrein voor evenementen en activiteiten met veel muziek is lastiger. De nu gekozen invulling met 3 bronnen aan de zijde van de Schie is niet conform de huidige praktijk, zoals bij een kermis of de ijsbaan. Bovendien zal er al snel sprake zijn van herkenbaar muziekgeluid, waardoor de straffactor van 10 dB wel moet worden toegepast.

Wel is in dit bestemmingsplan overwogen en besloten om naast de 12 dagen IBS zo veel mogelijk geluidruimte beschikbaar te stellen, zodat het bedrijf naast het reguliere gebruik zonder evenemententerrein (voor evenementen en activiteiten met veel muziek) de vrijheid heeft om de beschikbare geluidruimte voor de RBS te benutten voor het gebruik van het evenemententerrein, al dan niet in combinatie met het gebruik van het terreindeel van het bedrijf ten zuiden van het evenemententerreindeel, uitgaande van een situatie inclusief herkenbaar muziekgeluid.

Ten behoeve van dat gebruik wordt de huidige toegestane geluidruimte bij de bestaande woningen (circa 100 meter) verhoogd van 50 dB(A) naar 55 dB(A). Bij de nieuwbouw in Kabeldistrict (circa 80 meter afstand) aan de overzijde van de Schie wordt een geluidbelasting van 60 dB(A) toegelaten. Deze waarden gelden in situaties met herkenbaar muziekgeluid. Dit is hoger dan de standaardnorm uit het Activiteitenbesluit. In situaties zonder herkenbaar muziekgeluid geldt de standaardwaarde van 50 dB(A).

In verband met de beoogde 16 uurs economie bij Schieoevers Noord geldt wel de beperking, dat de verhoogde geluidbelastingen alleen op mogen treden tot 23.00 uur. Na 23.00 uur geldt dat inclusief muziekgeluidcorrectie voldaan moet worden aan de standaardwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.

Nachtperiode (situatie waarbij geen gebruik wordt gemaakt van evenemententerrein)

In de aanvaardbaarheid van de geluidsnormen van Lijm & Cultuur is eveneens de nachtperiode beschouwd. Op de bouwgrens kabeldistrict is voor de nachtperiode zonder gebruik van het evenemententerrein een geluidniveau berekend van 45 dB(A) inclusief 10 dB muziekgeluidcorrectie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0042.png"
Figuur 4.11 Resultaat nachtperiode

Dat komt neer op een muziekgeluidniveau van 35 dB(A) in de nachtperiode. Het is niet met zekerheid te stellen of daarbij sprake zal zijn van duidelijk herkenbaar muziekgeluid en dus van een verplichte toepassing van de 10 dB toeslag. Zonder die toeslag wordt ruim voldaan aan de standaardwaarde van 40 dB(A) voor de nachtperiode. In de nachtperiode wordt voor de RBS activiteiten daarom geen verruiming van de geluidnormen toegestaan.

Ten noorden en ten zuiden van het bedrijf wordt vastgehouden aan de huidige normwaarde van 50 dB(A) op 50 meter van de terreingrens, echter daar liggen geen woningen en geldt dus geen straffactor voor muziekgeluid.

Aanvaardbaarheid

In de Nota – Geluidkader Schieoevers Noord is de geluidsruimte voor Lijm & Cultuur eveneens onderbouwd. Dit is inclusief de extra geluidsruimte voor evenementen of activiteiten die 12 dagen per jaar zijn toegestaan. Op basis van deze informatie en de beschikbare gegevens over de activiteiten bij Lijm & Cultuur is geconcludeerd dat de verruimde) geluidsnormen geen beperking opleveren voor het huidige gebruik van Lijm & Cultuur. Daarnaast wordt door het vastleggen van de geluidnormen in de planregels geborgd dat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.3 Verkeer en parkeren

4.3.1 Kader

Het kader voor de uitwerking van het aspect parkeren en verkeer wordt gevormd door het beleid van de gemeente Delft, dat is neergelegd in het Ontwikkelplan Schieoevers Noord, het MER met het Spelregelkader, het Mobiliteitsprogramma Delft 2040, de Parkeervisie met Mobiliteitsvisie Schieoevers Noord en het Ruimtelijk Kwaliteitskader.

Door de transformatie van Kabeldistrict en Nieuwe Haven verandert in vergelijking met de huidige situatie de parkeervraag en de verkeersgeneratie. De verandering in de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkellocatie heeft ook effect op de verkeersstromen op de omliggende wegen. Hiervoor is in het Spelregelkader een aantal randvoorwaarden beschreven voor de ontwikkeling (zie hoofdstuk 4 van het Spelregelkader, Bijlage 52 bij dit bestemmingsplan). Ten behoeve van de onderhavige ontwikkeling en het effect hiervan op de infrastructuur zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Door Goudappel (2021) is een mobiliteitsplan opgesteld voor zowel Kabeldistrict (Bijlage 35) als Nieuwe Haven (zie Bijlage 42). Daarnaast zijn de verkeerseffecten van Laga separaat in beeld gebracht door Aveco de Bondt (Bijlage 39).

4.3.2 Onderzoek: verkeersafwikkeling

Voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven zijn twee separate mobiliteitsplannen opgesteld. Deze mobiliteitsplannen zijn gebaseerd op het verkeersmodel van Goudappel waarin de verkeersafwikkeling is geanalyseerd. In beide mobiliteitsplannen wordt rekening gehouden met de realisatie van beide deelgebieden en relevante projecten in de omgeving. De beide ontwikkelingen hebben een verkeersaantrekkende werking en zullen dus extra verkeer in het gebied genereren ten opzichte van de huidige situatie. Dit geldt overigens alleen voor de ontwikkelingen van Kabeldistrict en Nieuwe Haven (incl. Laga), omdat voor de overige delen de huidige situatie in het bestemmingsplan gehandhaafd blijft. Om na te gaan of het toekomstige verkeersaanbod goed afgewikkeld kan worden, is nagegaan wat het effect van het plan is op de omliggende kruispunten.

Kabeldistrict

Op basis van de ontwikkeling van de intensiteiten op de verschillende kruispunten kan worden geconcludeerd dat de kruispunten Schieweg - aansluiting Kruithuisweg een effect heeft. Op de andere kruispunten is het effect beperkt of neemt het verkeer potentieel af. De toename op de kruispunten Schieweg - aansluiting Kruithuisweg is aanleiding om de verkeersafwikkeling op dit punt nader te analyseren. De conclusie van de kruispuntanalyse is dat het huidige kruispunt het verkeersaanbod bij realisatie van het Kabeldistrict goed kan verwerken. Er is zelfs capaciteit te winnen bij het aanpassen van de verkeerslichtenregeling. Wel is het op termijn aan te bevelen de opstellengte van sommige richtingen op dit kruispunt te vergroten. Het vigerende bestemmingsplan biedt hier de ruimte voor. Daarnaast zijn hierover afspraken gemaakt met de ontwikkelaar en is hiervoor budget gereserveerd. In de business case Schieoevers Noord zijn op basis van onder andere afspraken met ontwikkelaars bedragen hiervoor gereserveerd. Middels de monitoring wordt inzichtelijk gemaakt wanneer de aanpassingen gewenst zijn. De ontwikkeling van Kabeldistrict leidt dus niet tot problemen bij de verkeersafwikkeling op de Kruithuisweg. De autonome situatie 2030 plus het planeffect laat een ander beeld zien dan de plansituatie 2030. Dit komt door een verschuiving van een klein deel van het autonome verkeer in de plansituatie naar alternatieve routes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0043.png"

Figuur 4.12: Veranderingen in de verkeersintensiteiten op de kruispunten Autonoom (A) en Planeffect (P) in de ochtend-/avondspits. Bron: Mobiliteitsplan Kabeldistrict (Goudappel, 2022).

Nieuwe Haven

Blijkens de berekeningen met het verkeersmodel genereert de ontwikkeling van Nieuwe Haven per etmaal (werkdag) circa 1.000 autoritten: 500 inkomend en 500 uitgaand. Dit verkeer komt via de Rotterdamseweg naar de locatie en verlaat de locatie via deze weg. Voor het OV betreft dat 250 reizigers en 1.700 fietsers. Hieronder is weergegeven hoe het autoverkeer zich verspreidt over het wegennetwerk.

Tabel 4.1: Verdeling van het verkeer vanuit Nieuwe Haven. Bron: Mobiliteitsplan Nieuwe Haven (Goudappel, 2021).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0044.png"

De ontwikkellocatie Nieuwe Haven sluit aan op de Rotterdamseweg. Dit is een wijkontsluitingsweg met nu nog een maximumsnelheid van 50 km/h. Op termijn overweegt de gemeente deze snelheid (lokaal) terug te brengen naar 30 km/h, bijvoorbeeld als er sprake is van veel overstekende fietsers. De intensiteit van het autoverkeer op de Rotterdamseweg is als volgt:

  • huidige situatie 2020: 4.300 mvt/etm;
  • autonome situatie 2030: 4.300 mvt/etm;
  • plansituatie 2030: 5.900 mvt/etm (+37%).

Deze intensiteiten bevinden zich rond de grenswaarden die meestal worden aangehouden voor de keuze tussen een erftoegangsweg (30 km/u) en gebiedsontsluitingsweg (50 km/u). Het aantal overstekende fietsers en voetgangers is hoog, daarom wordt voorgesteld hier extra maatregelen te nemen die passen in het beleid van de gemeente, namelijk het aanleggen van een plateau, waar een maximumsnelheid van 30 km/u geldt. De verkeersbestemming maakt het realiseren van deze maatregelen mogelijk. Deze worden echter door middel van verkeersbesluiten uiteindelijk mogelijk gemaakt.

Laga

Uit het verkeersonderzoek van Aveco de Bondt volgt dat als gevolg van Laga slechts 10 motorvoertuigbewegingen per etmaal worden toegevoegd. Dit is verwaarloosbaar ten opzichte van de ontwikkeling van Nieuwe Haven en is daarmee geen belemmering voor de verkeersafwikkeling van de Rotterdamseweg.

Gelatinebrug

In het bestemmingsplan is ook een zone opgenomen voor de realisatie van de Gelatinebrug. Deze brug was eerder al mogelijk gemaakt, maar de zone waarin de brug gerealiseerd kan worden, is verbreed. De Gelatinebrug zorgt voor een nieuwe oost-westverbinding en maakt een langzaamverkeer verbinding mogelijk tussen het terrein van de TU en de overige delen van Delft. In de toekomst zal deze beweegbare brug worden gebruikt door fietsers, voetgangers en mogelijk een People Mover, een automatisch bestuurd voertuig.

De doorvaart van het vaarverkeer op de Schie stelt eisen aan de minimale doorvaarthoogte van de brug. Uitgangspunt voor de Gelatinebrug is een doorvaarthoogte van minimaal 3.00 m. Om de route voldoende hoog over de Schie te brengen zijn aan beide zijden hellingbanen nodig.

Voor de inpassing van de brug is de omgeving gevraagd naar belangen, wensen en aandachtspunten.

Dit is betrokken bij de verdere planvoorbereiding van de brug.

In de uitwerking bleek dat de inpassing van de hellingbanen aan de Schiewegzijde tot knelpunten leidde aan landzijde. De minimale doorvaarthoogte is bijgesteld naar 2.50 m. De hellingbanen kunnen beter ingepast worden. Het maakt minder hoge en minder lange hellingbanen mogelijk waardoor er meer ruimte beschikbaar blijft op de Schieweg. Dit zorgt ervoor dat de bedrijven bereikbaar blijven voor extra grote vrachtwagens. Ook doorgaande fietsers langs de Schie, die via een vrij liggend fietspad naar de brug worden geleid, kunnen gebruik maken van deze hellingbanen.

Aan de oostzijde heeft het aandachtspunt van de inpassing vooral gelegen op een verkeersveilige aansluiting en positie van brug met aanlandingen. De aansluiting op de Rotterdamseweg kan met verkeerslichten verkeersveilig worden gemaakt. Hoe de hellingbaan optimaler ingepast kan worden op de naast liggende terreinen is nog een inpassingsopgave in de verdere planuitwerking.

In het rapport 'Verkeersveilige aansluiting Gelatinebrug' (Bijlage 41) worden adviezen gegeven met betrekking tot het veilig aansluiten van de fietsverbinding via de Gelatinebrug op de Rotterdamseweg en de Schieweg. Uitgangspunt daarbij is dat het ontwerp de inpassing van de People Mover niet onmogelijk moet maken. Daarom is er in het rapport uitgegaan van 4,0 meter voor fietsers, 2,0 meter voor voetgangers en 2,0 meter voor de People Mover. De verwachting is dat er 6.000 fietsers per etmaal gebruik zullen maken van de brug.

Geadviseerd wordt om aan de Schieweg een vrijliggend fietspad op het maaiveld te realiseren. Daarmee worden conflictpunten op de brug voorkomen en blijven de bedrijfsbestemmingen en de routes daarnaartoe bereikbaar. Voor de Rotterdamseweg wordt geadviseerd een oversteek te maken met verkeerslichten en zonder middeneiland. Dit ontwerp voorkomt doorstromingsproblemen. Het bestemmingsplan belemmert deze maatregelen niet. De maatregelen zullen in een later stadium verder geconcretiseerd worden.

Hieronder een afbeelding van de brug in haar omgeving volgens de huidige planuitwerking:

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0045.png"

Figuur 4.13. stand van zaken planuitwerking Gelatinebrug

4.3.3 Parkeerbalans

Uit de rapporten van Goudappel volgt dat voor Kabeldistrict de normatieve behoefte voor autoparkeren 2.646 plaatsen is en voor Nieuwe Haven 152 plaatsen. De behoefte aan fietsparkeerplaatsen is vastgesteld op 14.192 plekken bij Kabeldistrict en 1.047 bij Nieuwe Haven. Bij Laga zijn volgens de memo van Aveco de Bondt circa 5 parkeerplaatsen benodigd voor auto's en 375 fietsparkeerplaatsen. Voor zowel auto- als fietsparkeren is nog geen dubbelgebruik en deelgebruik meegerekend.

In Kabeldistrict worden inpandig parkeerplaatsen gerealiseerd en wordt gebruik gemaakt van een parkeerhub bij station Delft Campus. Het is de ambitie om geen parkeerplaatsen in de openbare ruimte te realiseren. Ook wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van deelconcepten. Per bouwveld zijn voldoende fietsenstallingen opgenomen in de stedenbouwkundige opzet, waarbij ook rekening wordt gehouden met e-bikes en bakfietsen.

Bij Nieuwe Haven wordt gebruik gemaakt van de parkeergarage in het Havenblok. Op het maaiveld zijn parkeerplaatsen voor bezoekers voorzien met een snelle ontsluiting op de Rotterdamseweg. Verder komt er een mobiliteitshub voor deelauto's, e-bikes en elektrische bakfietsen. De fietsenstallingen zijn op eigen terrein voorzien.

De precieze invulling van de parkeervoorzieningen volgt bij de uitwerking per bouwfase. Hiertoe is in artikel 48 voorgeschreven dat in gebruikname van gebouwen slechts mogelijk is indien voorzien is in voldoende parkeergelegenheid. Daarvoor is tevens een (dynamische) verwijzing naar de Parkeervisie Schieoevers Noord opgenomen in de regels.

4.3.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling kan afgewikkeld worden via de omliggende wegenstructuur. Het voorzien in voldoende parkeervoorzieningen is geborgd in de regels van dit plan. Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.4 Geluid

4.4.1 Kader

Voor het aspect geluid is voor de transformatie van Schieoevers Noord een aantal wettelijke kaders van belang, namelijk de Wet geluidhinder, Crisis- en herstelwet, Activiteitenbesluit en de Wet ruimtelijke ordening. Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling met woningen, geluidsgevoelige gebouwen, bedrijven, nieuwe wegen en de reconstructie van bestaande wegen dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder (Wgh) en dat er, op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het kader van de ontwikkeling van Schieoevers Noord is hierbij ook de aanwijzing als Ontwikkelingsgebied van belang, omdat deze aanwijzing het mogelijk maakt tijdelijk af te wijken van de grenswaarden met het oog op de transformatie van het gebied.

De Wet geluidhinder is met name van toepassing op wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai van gezoneerde industrieterreinen. Het Activiteitenbesluit is van belang in verband met de gewenste menging van werken en wonen in het plangebied. Volgens de Wet ruimtelijk ordening is van belang te zoeken naar een “goede ruimtelijke ordening”. Dit wettelijke kader wordt middels de aanwijzingen van Schieoevers Noord onder de Crisis- en herstelwet omgevormd naar de zorg voor een gezonde en veilige fysieke leefomgeving, zoals dat ook geldt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

In het kader van een goede ruimte ordening is de Nota - geluidkader Schieoevers Noord (zie Bijlage 20) opgesteld. In deze nota staat wat onder een aanvaardbar woon- en leefklimaat wordt verstaan als gevolg van het geluid van bedrijven. Daarnaast wordt getoetst aan het Beleid hogere waarden, de Wet geluidhinder en de beleidsregel geluid.

4.4.2 Toetsing Kabeldistrict

Voor de herontwikkeling van Kabeldistrict is door Aveco de Bondt (2022) een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar weg- en railverkeerslawaai, industrielawaai, bedrijfslawaai en scheepvaartlawaai (als onderdeel van het gecumuleerde geluid). In de onderzoeken wordt rekening gehouden met de vastgelegde geluidzones voor bedrijven zoals beschreven in paragraaf 4.2 en worden de wettelijke kaders voor geluid nader beschreven. Het volledige rapport is meegenomen in Bijlage 1. Doel van het onderzoek is te bepalen of bij de geluidgevoelige objecten sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en wordt voldaan aan de voorkeurswaarden uit de Wet geluidhinder en de standaardwaarden uit het geluidbeleid. Indien sprake is van een overschrijding dan wordt onderzocht welke geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen. Indien - ondanks eventuele maatregelen - niet kan worden voldaan aan de voorkeurswaarden dan wordt aangegeven voor welke woningen een hogere waarde dient te worden vastgesteld.

Aangezien de concrete invulling van het bouwplan in dit stadium nog niet bekend is, kan niet precies per woning een geluidbelasting worden bepaald. Daarom zijn op de grenzen van de bouwvlakken de geluidbelastingen berekend vanwege de verschillende geluidbronnen. Op basis hiervan zijn de hogere waarden vastgesteld. Verder is geregeld dat voorafgaand aan de bouw van de woningen aangetoond moet worden dat de geluidbelasting op de gevels van de te realiseren woningen de genoemde hogere waarden niet overschrijdt. Hiermee wordt flexibiliteit geboden voor de verdere invulling van de bouwplannen, maar ook rechtszekerheid naar zowel toekomstige bewoners als bestaande bedrijven. Bij het bepalen van de geluid als gevolg van de bestaande bedrijven moet namelijk uitgegaan worden van de bedrijfssituatie zoals deze in de RBS is afgesproken.

Resultaat

Uit het onderzoek blijkt dat voor de onderstaande geluidbronnen sprake is van een overschrijding van de voorkeurswaarde op basis van de bouwvlakken in het bestemmingsplan:

  • Kruithuisweg N470;
  • Spoorlaan/Omgeklapte Schieweg;
  • Bestaande Schieweg
  • Railverkeer;
  • Industrieterrein Dyckerhoff Basal
  • Industrieterrein Schieoevers Zuid
  • Een aantal bedrijven binnen Schieoevers Noord (Prysmian, Zwatra en Festo).

Op basis van een voorkeursinvulling van het plangebied is vervolgens gekeken naar mogelijkheden van de ontwikkeling en de noodzaak van het aanwijzen van hogere waarden.

Resultaten wegverkeerslawaai

Voor het aspect wegverkeerslawaai is onderzocht welke effecten het verkeer van de Kruithuisweg (N470) en de Schieweg in de huidige situatie en in de omgeklapte variant heeft op de woningen. De bestaande Schieweg blijft nog langere tijd in gebruik voordat de nieuwe Schieweg wordt gebruikt. Beide wegen zijn daarom in het onderzoek meegenomen om een voldoende geluidsituatie voor de woningen te borgen. Hiervoor is zowel het effect op de bouwvlakken als op het stedenbouwkundig ontwerp getoetst. De berekeningen voor geluidsbelasting van wegverkeer aan de Kruithuisweg tonen aan dat de maximale waarde van 60 dB conform de Omgevingswet aan de grens van het zuidelijke bouwvlak met 2 dB wordt overschreden. Bij het toetsen van het stedenbouwkundig ontwerp is dit niet langer het geval en wordt de grenswaarde niet overschreden. De toegestane waarde wordt vastgelegd op 60 dB. In de verdere uitwerking van de plannen moet rekening gehouden worden met de hogere belasting en een passende oplossing gevonden worden om deze hogere geluidbelasting op de gevels te voorkomen. Deze ontheffingswaarde van 60 dB kan gehanteerd worden, omdat het gebied is aangewezen als Ontwikkelingsgebied in de Crisis- en herstelwet. Binnen 10 jaar moet voldaan worden aan de maximaal te ontheffen waarde. Met inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt hieraan voldaan, omdat op dat moment 60 dB als maximaal te ontheffen waarde geldt.

Het onderzoek wijst uit dat de waarden op de bestaande Schieweg de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB niet overschrijden. De berekende waarde op basis van het stedebouwkundige plan bedraagt maximaal 60 dB. Voor de nieuwe Schieweg (Spoorlaan) wordt in het onderzoek geconcludeerd dat ook de maximale ontheffingswaarde van 58 dB wordt overschreden op het niveau van de bouwvlakken. Op basis van het stedebouwkundige plan bedraagt de geluidbelasting maximaal 58 dB mits er stil asfalt wordt toegepast, wat gelijk is aan de maximaal te ontheffen waarde. In de rapportage zijn overwegingen opgenomen ten aanzien van het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen. In onderhavig bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat indien deze hogere waarde van 58 dB zich voordoet, er stil asfalt toegepast moet worden. Indien dit niet doelmatig is dan kunnen dove gevels toegepast worden (onder voorwaarden uit de beleidsregel geluid).

Resultaten spoorweglawaai

De berekende geluidbelasting op de gevels in het plangebied overschrijdt de maximaal te ontheffen waarde niet. Voor spoorweglawaai wordt dan ook een hogere waarde toegekend. In het plan is rekening gehouden met geluidreducerende maatregelen, namelijk dwarsliggers met doorgelaste spoorstaaf en geluidsafscherming van 5 meter hoog langs het gehele plangebied. De regels van het bestemmingsplan laten een afscherming van 8 meter toe.

Resultaten industrielawaai

Met de dezonering van Schieoevers-Noord en het opnieuw vaststellen van de geluidzones van Schieoevers Zuid en Dyckerhoff Basal is de zonegrens van beide industrieterreinen opnieuw bepaald. Deze is ook vastgelegd op de verbeelding van dit bestemmingsplan. De geluidzone van Schieoevers Zuid leidt niet tot de noodzaak om hogere waarden vast te stellen ter hoogte van Kabeldistrict en Nieuwe Haven, omdat de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus niet hoger zijn dan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Vanwege Dyckerhoff Basal is het wel noodzakelijk hogere waarden vast te stellen voor Kabeldistrict.

Met Dyckerhoff Basal zijn afspraken gemaakt hoe de geluidsbelasting zoveel als mogelijk kan worden beperkt en zijn tevens afspraken gemaakt met de ontwikkelaar, zodat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is geborgd. Op basis van dit onderzoek kunnen hogere waarden worden vastgesteld en is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, omdat wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Nota - geluidkader Schieoevers Noord en de Beleidsregel Geluid. Voor het vaststellen van de hogere waarden van de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting wordt nog opgemerkt dat hier tijdelijk (10 jaar) wordt afgeweken van de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Het plan valt namelijk onder de Crisis- en herstelwet (zie ook paragraaf 5.1). De tijdelijke afwijking is maximaal 3 dB, onder de voorwaarde dat op de nieuwe woningen in Kabeldistrict wordt voldaan aan de grenswaarden zoals deze gaan gelden onder de nieuwe Omgevingswet (nl. 55 dB (Lden) en 45 (Lnight).

Resultaten bedrijfslawaai

Voor de ontwikkeling van Kabeldistrict zijn de bedrijven Prysmian, Festo, Zwatra, Lijm & Cultuur en Basal en de vereniging Proteus onderzocht als geluidsbronnen. Tevens is de invloed van de scouting (gevestigd in het Kruithuis) onderzocht en vastgelegd in de regels. Uit het RBS-onderzoek blijkt dat de geluidzone van de scouting geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van Kabeldistrict. De festiviteiten die bij de scouting plaatsvinden zorgen voor een verhoogde geluidsbelasting en zijn aanvaardbaar mits deze aan de regels uit de APV voldoen. Een extra planregel voor deze festiviteiten is niet nodig. Naast deze festiviteiten vindt maandelijks onderhoud plaats aan het Kruithuis. Dit betekent dat er mogelijk meer dan 12 dagen per jaar een verhoogde geluidsbelasting is bij een aantal woningen die zijn voorzien in Kabeldistrict. Voor de onderhoudsdagen zijn daarom aanvullend planregels opgenomen. Dit betekent dat bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor Kabeldistrict aangetoond moet zijn dat de geluidsgevoelige functies een binnenniveau hebben van 35 dB(A). Met deze planregel wordt de verhoogde geluidsbelasting als gevolg van de onderhoudsdagen en de festiviteiten als aanvaardbaar beschouwd. Andere bedrijven in het gebied hebben een zodanig beperkte contour van 50 dB(A), dat deze geen belemmering vormen voor het realiseren van woningen. Dit geldt overigens ook voor Proteus, waarvan de 50 dB(A) contour niet samenvalt met Kabeldistrict.

De geluidzone van Festo valt samen met het gemengde gebied van Kabeldistrict. Door het treffen van maatregelen aan de afblaasinstallatie wordt ter plaatse van Kabeldistrict voldaan aan de geluidnorm van 50 dB(A) en de toegestane standaardwaarden voor het maximale geluidniveau. Daarmee vormen dit bedrijf en gevoelige functies geen belemmering voor elkaar.

De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus van Prysmian zijn op een deel van de gevels aan de noordzijde van het plangebied hoger dan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) in de avond- en nachtperiode. Ook de maximale geluidniveaus (eveneens avond- en nachtperiode) zijn hoger dan de toegestane standaardwaarden. In het vervolgtraject zullen nadere overleggen plaatsvinden waarbij de mogelijkheden voor bron- en/of overdrachtsmaatregelen nader beschouwd worden. Indien het niet mogelijk is de geluidbelasting op de gevels te verlagen zullen gebouwgebonden maatregelen getroffen worden.

De maximale geluidniveaus van Zwatra zijn in de avond- en nachtperiode op een deel van de gevels aan de noordzijde van het plangebied hoger dan de toegestane standaardwaarde. Bij de stedenbouwkundige uitwerking van Kabeldistrict dient rekening gehouden te worden met de aanwezige geluidsniveaus. Eventueel dienen gebouwgebonden maatregelen getroffen te worden.

Voor Lijm & Cultuur is een aparte regeling opgenomen in het bestemmingsplan, die de combinatie van de activiteiten op dat terrein en de woningbouw in Kabeldistrict mogelijk maken. Beide vormen geen belemmering voor elkaar.

Andersom is geconcludeerd dat het toevoegen van bedrijfactiviteiten op het Kabeldistrict de geluidbelasting op de bestaande woningen niet relevant toeneemt. Hiervoor is een regeling opgenomen die de geluidsemissie van bedrijven reguleert. Meer uitleg hierover is opgenomen in paragraaf 4.2 en Hoofdstuk 5.

Maatregelen 

Aan de westzijde van Kabeldistrict is in de verbeelding en regels van het onderhavige bestemmingsplan een geluidscherm voorwaardelijk verplicht gesteld. Hiermee wordt het lawaai van het spoor beperkt. Indien bron- of overdrachtsmaatregelen ten aanzien van bedrijfslawaai en verkeerslawaai alsnog niet mogelijk blijken, zullen ter plaatse van Kabeldistrict gebouwgebonden maatregelen in lijn met het gemeentelijk geluidbeleid en de regels in dit bestemmingsplan worden getroffen (bijvoorbeeld rekening houden met indeling gebouw, verglaasde balkons, afsluitbare loggia’s, dove gevels).

Vervolgonderzoek 

De concrete invulling van het bouwplan is in dit stadium nog niet bekend. Om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van het plan aan te tonen is de geluidsbelasting op de gevels van de gebouwen uit het stedenbouwkundig ontwerp doorgerekend. Bij het bouwplan vindt een nadere toetsing plaats voor het akoestische leefklimaat. Dan dient ook rekening gehouden te worden met de invloed op de reeds gerealiseerde of nog te realiseren delen in verband met mogelijke afscherming of reflectie van geluid. Het akoestisch klimaat mag niet significant verslechteren t.o.v. het klimaat bij het doorgerekende stedenbouwkundig plan.

Op basis van het geluidbeleid dient voor elke woning waarvoor de voorkeurswaarde Wet geluidhinder wordt overschreden te worden onderzocht of deze ten minste één geluidluwe zijde heeft aan de hand van de gecumuleerde geluidbelasting op de gevel. Vervolgens dient worden onderzocht welke mogelijkheden er wel of niet zijn om deze te realiseren door het nemen van maatregelen. Dit is ook geborgd in de regels.

Cumulatie

Aangezien sprake is van een groot aantal akoestische bronnen is in het onderzoek ook gekeken naar de cumulatie van deze bronnen. De relevante bronnen voor deze cumulatie zijn:

  • Kruithuisweg N470
  • omgeklapte Schieweg (Spoorlaan)
  • Spoorweg
  • Dyckerhoff Basal
  • Prysmian
  • Scheepvaart

Het akoestisch onderzoek heeft de gecumuleerde geluidbelastingen op de gevels van de voorbeelduitwerking van het stedenbouwkundige plan inzichtelijk gemaakt. Bij de nadere uitwerking ten behoeve van de omgevingsvergunning dient een nadere uitwerking van de akoestische situatie overlegd te worden. Daarbij geldt dat indien de gecumuleerde geluidsbelasting op de hoogst belaste zijde 65 dB of minder is, de gecumuleerde geluidbelasting op de geluidluwe zijde of geveldeel maximaal 55 dB bedraagt (exclusief aftrek artikel 110 Wgh). In het geval dat de gecumuleerde geluidbelasting op de hoogst belaste zijde hoger dan 65 dB mag zijn, bedraagt de geluidbelasting op de geluidluwe zijde cumulatief niet meer dan 60 dB (exclusief aftrek artikel 110g Wgh).

Voor geluid van bedrijven dient cumulatie van geluid inzichtelijk gemaakt te worden indien de individuele geluidbelasting als gevolg van het bedrijf 51 dB(A) of hoger is. Dit geldt voor Kabeldistrict voor Prysmian, Zwatra en Festo en de geluidzone industrie van Dyckerhoff Basal. Door de ligging van Dyckerhoff Basal en Festo ten opzichte van de andere bedrijven en de invulling van het plan is er geen sprake van relevante cumulatie van de geluidbelasting als gevolg van deze bedrijven. Voor de cumulatie tussen Prysmian en Zwatra is een regeling opgenomen die rekening houdt met cumulatie van geluid op te realiseren woningen en de mogelijkheid biedt hiervoor aanvullende regels te stellen.

4.4.3 Toetsing Nieuwe Haven

Voor de herontwikkeling van Nieuwe Haven is door Aveco de Bondt (2022) een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai, industrielawaai, bedrijfslawaai en scheepvaartlawaai. Het volledige rapport is meegenomen in Bijlage 3. Doel van het onderzoek is te bepalen of op de gevels van de geluidgevoelige objecten wordt voldaan aan de voorkeurswaarden uit de Wet geluidhinder, een goede ruimtelijke ordening en standaardwaarden uit het geluidbeleid, waarin een gezond en velig woon- en leefklimaat centraal staat. Voor Laga is separaat een onderzoek uitgevoerd waarin ook stem- en muziekgeluid meegenomen zijn (zie Bijlage 2).

Resultaat

Uit het onderzoek blijkt dat voor de onderstaande geluidbronnen sprake is van een overschrijding van de voorkeurswaarde:

  • Rotterdamseweg;
  • Industrieterrein WKC;
  • Aantal bedrijven in Schieoevers Noord (Prysmian en Hordijk).

Voor Laga en Nautilus geldt dat nadere afspraken gemaakt zijn over de geluidniveaus. Met Laga is overeengekomen dat het geluidniveau niet meer dan 50 dB(A) op de gevel van een gevoelige functie mag bedragen. Nautilus kent een geluidzone van 50 dB(A) (etmaalwaarde) op maximaal 50 meter afstand van de grens van de inrichting exclusief muziektoeslag. Voor beide functies is geen sprake van overschrijding van de standaardwaarde uit het Geluidkader Schieoevers Noord (bijlage 20).

Vanwege de cumulatie van geluid is ook scheepvaartlawaai betrokken in de afwegingen.

Resultaten wegverkeerslawaai

Als gevolg van wegverkeerslawaai vanaf de Rotterdamseweg bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 58 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). Daarmee wordt de voorkeurswaarde overschreden, maar blijft het geluid ruim onder de maximaal te ontheffen waarde. Het toepassen van stil asfalt leidt tot een geluidbelasting van ten hoogste 56 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). Het toepassen van stil asfalt stuit echter op bezwaren die in het akoestisch onderzoek nader beschreven zijn. Op termijn wordt naar verwachting onder andere voor de Rotterdamseweg bekeken of een maximumsnelheid van 30 km/u moet krijgen. Daarmee wordt de geluidbelasting verder verlaagd.

Resultaten industrielawaai

Voor de ontwikkeling van Nieuwe Haven is de reeds bestaande geluidzone van de Warmtekracht Centrale (WKC) aan de overzijde van de Rotterdamseweg relevant. Een klein deel van de ontwikkeling van Nieuwe Haven ligt binnen deze contour. Dat geldt ook voor Laga, maar de ontwikkeling van Laga is geen geluidgevoelige functie. Voor een aantal gevels aan de Rotterdamseweg en de Nieuwe Haven is de geluidbelasting als gevolg van de WKC hoger dan de voorkeurswaarde van 50 dB(A). De geluidbelasting is echter lager dan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A). Hiermee is het mogelijk de woningen te realiseren. In de geluidrapportage over Nieuwe Haven is afgewogen dat bron- of overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn om de geluidbelasting op de gevels van Nieuwe Haven te reduceren.

Resultaten bedrijfslawaai

Voor de ontwikkeling van Nieuwe Haven is het geluid van de bedrijven Prysmian en Hordijk relevant. Als gevolg van Prysmian wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau) overschreden en als gevolg van Hordijk de voorkeurswaarde voor de avond- en nachtperiode van 45 dB(A) (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau). Met beide bedrijven vindt nog afstemming plaats over de mogelijke maatregelen. In het vervolgtraject zullen nadere overleggen plaatsvinden waarbij de mogelijkheden voor bron- en/of overdrachtsmaatregelen nader worden beschouwd. In het bestemmingsplan en de beleidsregels voor geluid worden de relevante regels en afwegingen verankerd, waarmee wordt voldaan aan het beleid. In het kader van de omgevingsvergunning moet worden aangetoond op welke wijze hieraan wordt voldaan.

Cumulatie

Aangezien sprake is van een groot aantal akoestische bronnen is in het onderzoek ook gekeken naar de cumulatie van deze bronnen omdat een overschrijding van de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder en de standaardwaarden uit het geluidkader (bijlage 20) plaatsvindt. De relevante bronnen voor deze cumulatie zijn:

  • Rotterdamseweg;
  • Industrieterrein WKC;
  • Prysmian;
  • Hordijk;
  • Scheepvaart.

Het akoestisch onderzoek heeft de gecumuleerde geluidbelastingen op de gevels van de voorbeelduitwerking van het stedenbouwkundige plan inzichtelijk gemaakt. Bij de nadere uitwerking ten behoeve van de omgevingsvergunning dient een nadere uitwerking van de akoestische situatie overlegd te worden. Daarbij geldt dat indien de gecumuleerde geluidsbelasting op de hoogst belaste zijde 65 dB of minder is, een andere zijde of geveldeel geluidluw is, als de gecumuleerde geluidbelasting op de geluidluwe zijde of geveldeel maximaal 55 dB bedraagt (exclusief aftrek artikel 110 Wgh). In het geval dat de gecumuleerde geluidbelasting op de hoogst belaste zijde hoger dan 65 dB mag zijn, geldt een andere zijde of geveldeel al als geluidluw als de geluidbelasting cumulatief niet meer dan 60 dB is (exclusief aftrek artikel 110g Wgh). Dit is tevens in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. In de beleidsregel geluid zijn de definitie van een geluidluwe zijde en de daarbij behorende voorwaarden verder uitgewerkt.

Voor geluid van bedrijven dient cumulatie van geluid inzichtelijk gemaakt te worden indien de individuele geluidbelasting als gevolg van het bedrijf 51 dB(A) of hoger is. Dit geldt voor Nieuwe Haven voor Prysmian en Hordijk en de geluidzone industrie van de Warmtekrachtcentrale. Door de ligging van de WKC en beide bedrijven ten opzichte elkaar is er geen sprake van relevante cumulatie van de geluidbelasting als gevolg van deze bedrijven.

4.4.4 Toetsing bestaande woningen

Als gevolg van de herzonering komt ook een drietal bestaande woningen die eerder op het geluidgezoneerde industrieterrein lagen buiten deze binnenzone te liggen. De geluidbelasting op de gevels van deze bestaande woningen is nader onderzocht in het Herzoneringsonderzoek Dyckerhoff Basal en Schieoevers Zuid (RHDHV, 2022). Voor twee bestaande woningen binnen het bestemmingsplangebied heeft deze herzonering gevolgen:

  • 1. De bedrijfswoning aan de Schiekade 1 dient een hogere waarde toegekend te krijgen als gevolg van de geluidzone van Dyckerhoff Basal;
  • 2. Aan de bedrijfswoning Rotterdamseweg 354 wordt de functieaanduiding als bedrijfswoning onttrokken vanwege de te hoge geluidbelasting op de gevel. Dit is in het bestemmingsplan geregeld door het pad een bedrijfsbestemming conform de regels van dit bestemmingsplan te geven zonder functieaanduiding bedrijfswoning. Daarnaast is Rotterdamseweg 272a relevant in het kader van dit onderzoek. In het vigerende bestemmingsplan heeft dit pand geen woonbestemming. Deze wordt eveneens niet toegekend in dit bestemmingsplan. Daarom wordt voor dit pand geen hogere waarde vastgesteld.

Verkeersaantrekkende werking nieuwe ontwikkelingen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is in de onderzoeken ook gekeken naar de geluidhinder op de omgeving als gevolg van de verkeersgeneratie van nieuwe functies die met de nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt worden. Uit de onderzoeken blijkt dat er geen significant negatieve geluidtoename is t.o.v. de bestaande verkeersstromen. Bij de vergunningverlening worden de effecten van de verkeersaantrekkende werking per initiatief beoordeeld.

4.4.5 Hogere waarden

Ten aanzien van de uitgangspunten over het akoestische klimaat binnen Kabeldistrict en Nieuwe Haven is bij het opstellen van het bestemmingsplan omwille van de flexibiliteit besloten om de hogere waarden voor het gebied vast te leggen per geluidsbron op de basis van de ten hoogst berekende geluidbelasting voor Kabeldistrict en voor Nieuwe Haven op basis van het stedebouwkundige plan (zie Bijlage 24 voor de onderbouwing van het besluit hogere waarden). Daarbij wordt uitgegaan van het aantal woningen dat conform bestemmingsplan mag worden gerealiseerd. Overigens wordt in een voorwaardelijke verplichting tevens de bouw van een geluidscherm langs het spoor verplicht gesteld. Voor de Nieuwe Schieweg is gekeken naar stil asfalt (SMA NL-8G+) als geluidreducerende maatregelen. Het toepassen hiervan is slechts relevant voor de onderste bouwlagen langs deze weg, omdat bij de hogere bouwlagen spoorweglawaai dominant is. Omdat nu nog niet bekend is hoeveel woningen in de onderste bouwlagen gerealiseerd worden, wordt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning afgewogen of stil asfalt een effectieve maatregel is.

Voor Kabeldistrict wordt geen hogere waarde vastgesteld als gevolg van Schieoevers Zuid ondanks dat Kabeldistrict binnen de geluidzone ligt. Dit vanwege de redelijke sommatie. Ondanks de standaardgrenswaarde van 50 dB(A) is er nog 1,5 dB werkruimte voor uitbreiding van bestaande bedrijven en de vestiging van nieuwe bedrijven. Een hogere waarde is daarom niet nodig.

In de onderstaande tabel is samengevat welke hogere waarde per geluidbron wordt vastgesteld bij de berekende geluidbelastingen.

Tabel 4.2: Verleende hogere waarden, op grond van de Wet geluidhinder, bij vaststelling van dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0046.png"

Tabel 4.3: Tijdelijk afwijken hogere waarden op grond van Crisis- en herstelwet1,2

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0047.png"

1 Voor Kabeldistrict zijn privaatrechterlijk afspraken gemaakt over het borgen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij het vaststellen van de hogere waarden is daarom de benodigde flexibiliteit opgenomen.

2 Er mag voor de vaststelling van een bestemmingsplan in ontwikkelingsgebied tijdelijk van wet- en regelgeving als genoemd in artikel 2.3, lid 7 Crisis- en herstelwet, worden afgeweken. Hiervoor geldt dat uiterlijk tien jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, alsnog moet worden voldaan aan de wettelijk geldende milieukwaliteitsnormen. Over 10 jaar is de Omgevingswet van kracht en gelden de nu vast te stellen hogere waarden als grenswaarden.

Tijdelijke afwijking

Als gevolg van het geluid van Dyckerhoff Basal wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 2.3, lid 7 Crisis- en herstelwet biedt om tijdelijk, namelijk 30 dagen per jaar, af te wijken van de toegestane geluidniveaus. Dit betekent dus dat voor Dyckerhoff Basal een tijdelijke hogere waarde van 55 dB (Lden) en 45 Lnight worden vastgesteld. Dit is gelijk aan de grenswaarde uit de Omgevingswet. Na 10 jaar zal dit dus ook de grenswaarde zijn die van toepassing als gevolg van het inwerking treden van de Omgevingswet. De maximale situatie bedraagt 43 dagen. Met Dyckerhoff Basal is afgesproken dat voor 13 dagen extra een vergunning dient te worden aangevraagd. Daar zit dan ook een belangenafweging aan gebonden en moet er voldaan worden aan de voorwaarden zoals in het bestemmingsplan genoemd, waarbij een koppeling is gelegd met de beleidsregels geluid. De regeling is zo geformuleerd dat als aan de voorwaarden wordt voldaan de vergunning wordt verleend. Daarbij zijn bouwkundige maatregelen verplicht bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen Kabeldistrict. Deze zijn bedoeld om zoveel mogelijk geluidhinder als gevolg van de hogere en te beperken.

Voor Kruithuisweg wordt een tijdelijke hogere waarde van 58 dB (inclusie aftrek art. 110g Wgh) vastgesteld. Er mag voor de vaststelling van een bestemmingsplan in ontwikkelingsgebied tijdelijk van wet- en regelgeving als genoemd in artikel 2.3, lid 7 Crisis- en herstelwet, worden afgeweken. Hiervoor geldt dat uiterlijk tien jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, alsnog moet worden voldaan aan de wettelijk geldende milieukwaliteitsnormen. Over 10 jaar is de Omgevingswet van kracht en gelden de nu vast te stellen hogere waarden als grenswaarden.

4.4.6 Conclusie

Voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven is het akoestische leefklimaat onderzocht, hierbij is gekeken naar geluid van wegverkeer, railverkeer, industrie, bedrijven en scheepvaart. Hierbij is gerekend op de bouwvlakken die in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt zijn. Uit de onderzoeken blijkt dat in veel gevallen niet aan de standaardwaarde voldaan kan worden. Wel kunnen hogere waarden verleend worden op basis van de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid. Voor de ontwikkeling is een beleidsregel geluid gemaakt waarin een nadere uitwerking van het geluidbeleid van de gemeente is gemaakt voor het vaststellen van hogere waarden. Deze hogere waarden worden in de regels van dit bestemmingsplan vastgesteld. Dat geldt tevens voor een bestaande woning als gevolg van de herzonering van Dyckerhoff Basal. Bij de aanvraag van omgevingsvergunningen volgend op de vaststelling van dit bestemmingsplan zal steeds nadere duidelijkheid gegeven moeten worden over de verdere invulling van de akoestische maatregelen en zal aangetoond moeten worden dat voor het betreffende bouwplan wordt voldaan aan de akoestische randvoorwaarden die dit plan vastlegt. De onderzoeken hebben aangetoond dat het plan op deze wijze niet evident onuitvoerbaar is.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Kader

De belangrijkste wet- en regelgeving voor het milieuaspect luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer aannemelijk is dat aan één of meer van onderstaande grondslagen wordt voldaan:

  • Er wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarden;
  • Het besluit leidt (per saldo) niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Het besluit draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10);
  • Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (ook wel NSL genoemd).

Bij Titel 5.2 Wm horen uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen. Het gaat daarbij onder andere om het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit gevoelige bestemmingen.

Grenswaarden

De (Europese) grenswaarden voor de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht zijn vastgelegd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Deze grenswaarden zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van mensen en dienen op voorgeschreven data te zijn bereikt.

Tabel 4.4: Grenswaarden uit de Wet milieubeheer voor NO2, PM10 en PM2,5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0048.png"

Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) maatgevend. Voor deze stoffen is de kans het grootst dat de bijbehorende grenswaarden worden overschreden. Overschrijding van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 (200 µg/m³) is, in relatie tot wegverkeer, redelijkerwijs uitgesloten. Dergelijke hoge concentraties doen zich niet voor langs wegen en uit metingen over een periode van 10 jaar blijkt dat overschrijding van de uurnorm voor NO2 niet meer aan de orde is.

Net als voor de jaargemiddelde concentratie PM10 is voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5 ook een grenswaarde vastgesteld (25 µg/m³). PM2,5 is een deelverzameling van PM10 , de PM10- en PM2,5-concentraties zijn dan ook sterk aan elkaar gerelateerd. Uitgaande van de huidige kennis over emissies en concentraties van PM2,5 en PM10 kan worden gesteld dat, als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarden voor PM2,5 zal worden voldaan.

4.5.2 Onderzoek en conclusie

Inhet kader van het bestemmingsplan Schieoever Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) is door Antea Group (2021) een onderzoek uitgevoerd naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Het volledige rapport is meegenomen in Bijlage 28. Daarbij zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) berekend op een aantal beoordelingspunten in en rondom het plangebied. Het onderzoek is conform de reken- en meetvoorschriften uitgevoerd.

Op basis van het uitgevoerde luchtkwaliteitonderzoek kan worden geconcludeerd dat op alle beoordelingspunten wordt voldaan aan de geldende grenswaarden. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer vormt dan ook geen belemmering voor verdere besluitvorming (artikel 5.16, lid 1 onder a Wm). Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Het plan is niet evident onuitvoerbaar.

4.6 Trillingen

4.6.1 Aanleiding

Het deelgebied Kabeldistrict ligt binnen 100 meter van de spoorlijn Delft-Schiedam, het deelgebied Nieuwe Haven ligt op een grotere afstand aan de andere kant van de Schie. Voor Kabeldistrict is in het kader van een goede ruimtelijke ordening daarom een onderzoek naar trillingshinder uitgevoerd door Movares. Het volledige rapport is meegenomen in Bijlage 59. Voor trillingshinder zijn geen wettelijke normen, daarom wordt gewoonlijk getoetst aan de SBR B-richtlijn van de Stichting BouwResearch voor woningen en kantoren voor bestaande en nieuwe situatie.

4.6.2 Onderzoek

Resultaten

Op basis van de resultaten van dit onderzoek zijn er in het plangebied voor alle beschouwde gebouwtypen overschrijdingen van de streefwaarden voor de trillingssterkte (Vmax) voor een bestaande en voor een nieuwe situatie te verwachten. Dit komt vooral door de passages van enkele afwijkende goederentreinen, die hoge trillingen veroorzaken bij lage frequenties (2-5 Hz). Het betreft hier incidentele goederentreinen (enkele malen per week). Er zijn ook overschrijdingen door reizigerstreinen, maar deze zijn veel kleiner dan die door de goederentreinen. De goederentreinen zijn derhalve maatgevend. Er zijn ook overschrijdingen van de streefwaarden voor het tijdsgemiddelde (Vper), maar het gebied waarin de overschrijdingen voorkomen is kleiner dan het gebied van de overschrijdingen van de trillingssterkte (Vmax). Daarnaast volgen de volgende conclusies uit de trillingsprognoses:

  • Door de lage frequenties zijn horizontale trillingen bovenin de gebouwen maatgevend. De breedte van de wooneenheden zijn nauwelijks van invloed op de maatgevende horizontale trillingen in de gebouwen.
  • De grootste trillingen zijn te verwachten in de gebouwen van 25-71 meter hoog, en de laagste trillingen in de gebouwen van 10, 85 en 100 meter hoog.
  • Er zijn zowel overschrijdingen van de streefwaarden voor de gebouwfunctie wonen als voor de gebouwfunctie kantoor. Overschrijdingen van de streefwaarden treden voor woningen op bij een lagere trillingssterkte dan bij kantoren. Hierdoor is de zone met overschrijdingen voor de gebouwfunctie wonen groter dan voor de gebouwfunctie kantoor.

Maatregelen en nader onderzoek

Op de volgende manieren kan de hinder van trillingen in het Kabeldistrict beperkt worden:

  • 1. Door de gebouwtypen met de minste trillingen het dichtst bij het spoor te plaatsen (gebouwen met een hoogte van meer dan 80 meter).
  • 2. Door de gebouwen met een kantoorfunctie dichter bij het spoor te plaatsen dan gebouwen met een woonfunctie.
  • 3. Door het treffen van trillingsreducerende maatregelen aan de gebouwen. Hierbij valt te denken aan een extra zware fundering, of het afveren van gebouwen.

In de regels is vastgelegd dat binnen een zone van 100 meter van het spoor een trillingsonderzoek moet worden uitgevoerd waarmee moet worden aangetoond dat de trillingssterkte voldoet aan de streefwaarden voor trillingshinder bij woningen zoals weergegeven in de SBR B-richtlijn. Verder is bepaald dat als uit onderzoek blijkt dat maatregelen moeten worden getroffen om aan die normen te voldoen, deze gerealiseerd moeten worden en in stand gehouden moeten worden.

4.6.3 Conclusie

Er zijn maatregelen beschikbaar om trillingshinder te mitigeren. Deze worden specifiek ingevuld op basis van nader onderzoek bij de verdere uitwerking. Dit is in lijn met de voorgeschreven gebiedsgerichte spelregels in het Spelregelkader. Het vervolgonderzoek en eventueel benodigde maatregelen zijn geborgd in de regels. Het aspect 'trillingen' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.

4.7 Geur

4.7.1 Kader

Delft heeft geen eigen geurbeleid waarmee eventuele geurhinder beoordeeld kan worden. Wel zijn er in het verleden ontwikkelingen geweest binnen de geurcontouren van DSM. Er is dus wel sprake van een Delftse praktijk. Naast deze Delftse praktijk is er provinciaal beleid voor geurhinder. Hoewel dit beleid niet directief is voor Delft en dus niet bindend, is het wel relevant als referentiekader. Uitgangspunt van het provinciaal beleid is het voorkomen van nieuwe hindersituaties, in het beleid is beschreven dat de hindergrens ligt bij een geurniveau van 0,5 OU/m3 bij 98 percentiel.

De Delftse praktijk is iets ruimer. Bij binnenstedelijke ontwikkelingen rondom DSM accepteren we enige geurhinder zo lang er geen sprake is van ernstige hinder. Twee voorbeelden zijn de bestemmingsplannen voor de ontwikkelingen aan de Laan van Altena in 2014 en de Pastoor van Askerk in 2019. In beide gevallen gaat het om nieuwe woningen waarbij de geurbelasting boven de 0,5 OU/m3 als 98 percentiel komt, maar de Hedonische waarde (een maat voor de geurbeleving) H=-1 niet wordt overschreden. Deze waarde wordt door Delft nog acceptabel geacht voor nieuwe bestemmingen. Hierbij is op grond van het provinciale geurbeleid sprake van 0 – 12% geurgehinderden, is er geen sprake van ernstige hinder en zijn klachten onwaarschijnlijk. De provincie heeft (als bevoegd gezag voor DSM) in deze gevallen ingestemd met het bestemmingsplan en zich niet verzet tegen de daarvoor verleende vergunning. In Delft zijn de laatste jaren geen ontwikkelingen geweest waar een andere (strengere) afweging is gemaakt.

Samenvattend kennen we hierdoor in Delft voor nieuwe situaties een uitvoeringspraktijk waarbij de 12% hindergrens (H=-1 als 98 percentiel) feitelijk als drempelwaarde geldt voor het kunnen projecteren van nieuwe woningen. De toepassing van die H=-1 waarde is daarmee de facto verworden tot het Delftse geurbeleid.

4.7.2 Onderzoek

Voor de ontwikkeling van Nieuwe Haven is de geurbelasting van het bedrijf Hordijk relevant. In het bestemmingsplan moet onderbouwd worden dat de geurbelasting vanwege Hordijk geen belemmering vormt voor de nieuwe woningen en andersom, dat de nieuwe woningen niet de geurruimte van het bedrijf beperken. Hierover is ook in paragraaf 4.2 informatie opgenomen. De ontwikkelingen van Laga en Nautilus betreffen geen geurgevoelige objecten. De Delftse uitvoeringspraktijk vormt het beoordelingskader voor de mogelijkheid van menging van de activiteiten van het bedrijf met de realisatie van woningen. In opdracht van de gemeente is de geurbelasting onderzocht door Buro Blauw (zie Bijlage 22 en Bijlage 23).

In het onderzoek is de geurbelasting van Hordijk op het deelgebied Nieuwe Haven onderzocht. Het uitgangspunt van dit onderzoek is de huidige bedrijfsvoering met in de komende jaren een groen van de productie met 30%. Deze 30% uitbreiding kan door meer uren te werken, maar kan ook bereikt worden door extra machines te plaatsen. In dit laatste geval kan dat met of zonder uitbreiding van de koeltoren. Er zijn vier berekeningen uitgevoerd om een beeld te krijgen van de huidige en de toekomstige situatie na uitbreiding van de productie. Hierbij is sprake van een worst case scenario waarbij geen meetregelen genomen worden tegen geuremissies.

  • 4. Zonder uitbreiding, met een bedrijfstijd van 06.00 t/m 23.00 van maandag t/m vrijdag - oftewel de huidige situatie bij Hordijk;
  • 5. Met een uitbreiding van de bedrijfstijd, oftewel volcontinu (8.760 uur/jaar);
  • 6. Met 30 % uitbreiding in productiecapaciteit van maandag t/m vrijdag van 06.00 t/m 23.00 uur, waarbij de koeltoren zonder uitbreiding berekend is;
  • 7. Met 30 % uitbreiding in productiecapaciteit van maandag t/m vrijdag van 06.00 t/m 23.00 uur, waarbij de koeltoren met uitbreiding berekend is.

Bij de 4 verspreidingsberekeningen is uitgegaan van een diffuse emissie van pentaan en is er geen sprake van een centrale pentaanafzuiging. De resultaten van de berekeningen zijn weergegeven in de figuren 4.14 t/m 4.17.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0049.png"

Figuur 4.14: Geurcontouren Hordijk, huidige situatie zonder uitbreiding, bedrijfstijd maandag t/m vrijdag 6.00 t/m 23.00. zie bijlage 23

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0050.png"

Figuur 4.15: Geurcontouren Hordijk, met uitbreiding van bedrijfstijd (8.760 uur/jaar). zie bijlage 23

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0051.png"

Figuur 4.16: Geurcontouren Hordijk, met 30% uitbreiding d.m.v. productiecapaciteit, zonder uitbreiding van koeltoren. zie bijlage 23

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0052.png"

Figuur 4.17: Geurcontouren Hordijk, met 30% uitbreiding d.m.v. productiecapaciteit, met uitbreiding van koeltoren. zie bijlage 23

De nieuwbouwlocatie ligt in de huidige situatie voor een groot deel binnen de 0,5 OU/m3, maar geheel buiten de 2,0 OU/m3 bij 98 percentiel. Bij uitbreiding van de productie komt een groter deel van de nieuwbouwlocatie binnen de 0,5 OU/m3 contour te liggen. In het vierde scenario (figuur 4.17) ligt een heel klein deel van het gebied binnen de 2 OU/m3 contour. In alle scenario's is uitgegaan van een situatie waarin er geen extra maatregelen tegen geurhinder worden genomen. In de huidige situatie ligt de 5 OU contour over de bestaande bestemming wonen aan de Rotterdamseweg (nr. 256, 258, 260, 262, 264, 266). Bij uitbreiding van de productie verschuift deze contour en komen meer bestaande woningen binnen de 5 OU contour te liggen. Uitbreiding van de productie kan dus alleen als dit samengaat met maatregelen om de geurhinder te beperken. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat bij uitbreiding op de ontwikkellocatie de 2 OU contour overschreden wordt.

Buro Blauw heeft tevens onderzocht wat de hedonische waarde is voor de 6 verschillende geurbronnen bij Hordijk. Uitgangspunt hierbij is de geurconcentratie (in OU/m3) waarbij de hedonische waarde van H=-1 bereikt wordt. Hoe hoger de geurconcentratie hierbij is, hoe minder hinderlijk de geur is, er is dan 'meer geur' nodig om dezelfde negatieve beleving te krijgen.

Voor 4 van de 6 bronnen bedraagt de geurconcentratie (voor H=-1) 2,0 OU/m3 of meer (range: 2,0 – 6,3) bij 2 van de 6 bronnen bedraagt de geurconcentratie (voor H=-1) minder dan 2,0 OU/m3 (1,6 en 1,7). Hierbij is de koeltoren veruit de bron met de grootste geuremissie (80% van het totaal). Deze bron is bovendien het dichtst bij Nieuwe Haven gelegen. De bronhoogte is vergelijkbaar met die van de andere bronnen. Voor deze bron is de H=-1 waarde vastgesteld op 2,3 OU/m3. De emissies van de 2 bronnen met een H=-1 waarde láger dan 2,0 bedragen slechts 9% van het totaal. Het gewogen gemiddelde van deze drie bonnen (voor H=-1) is 2,2 OU/m3.

Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat bij een totale geurbelasting van 2,0 OU/m3 als 98 percentiel geur, er op de ontwikkellocatie geen overschrijding plaatsvindt van de Hedonische waarde H=-1.

De verwachting is dat deze overweging over de Hedonische waarde H=-1 ook de basis gaat vormen voor het vaststellen van de aanvaardbare geur door een bestaande geurrelevante activiteit (inclusief uitbreidingsruimte) op nieuwe geurgevoelige gebouwen in het omgevingsplan onder de Omgevingswet (als bedoeld in artikel 5.92 Bkl).

Maatregelen

Maatregelen zijn niet nodig om te voldoen aan de Delftse beleidspraktijk. Het is echter bekend dat Hordijk nog maatregelen moet nemen tegen de uitstoot van pentaan. Hierdoor zal waarschijnlijk in de toekomst de geurbelasting dalen. Over de beperking van de pentaanemissies lopen gesprekken met de omgevingsdienst.

Nieuwe bedrijvigheid

Voor nieuwe bedrijven binnen Kabeldistrict en Nieuwe Haven geldt het provinciale beleid.

4.7.3 Conclusie

De geurbelasting op de woningen in Nieuwe Haven als gevolg van Hordijk overschrijdt de hindergrens zoals die in het provinciaal beleid is opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen. De geurbelasting is echter wel in lijn met de geurbelasting die is toegestaan bij ontwikkelingen rondom DSM. Daarmee beschouwt Delft deze ontwikkeling als passend binnen de huidige uitvoeringspraktijk voor geur, waarbij de hedonische waarde van H=-1 als uitgangspunt wordt gebruikt. Met dit bestemmingsplan bestendigen we deze beleidslijn. Daarmee wordt een ruimere lijn gevolgd dan in het provinciale geurbeleid, maar een consistente lijn met eerdere bestemmingsplannen.

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.

4.8 Stof

4.8.1 Kader

Bij diffuse emissies van stuifgevoelige goederen is vaak het uitgangspunt dat geen direct bij de bron visueel waarneembare stofverspreiding mag optreden. In algemene zin is het begrip "zichtbare stofemissie" bedoeld als signaleringsinstrument in het kader van "good housekeeping".

4.8.2 Onderzoek

Het aspect stof is relevant voor het bedrijf Dyckerhoff Basal. De voorschriften in de milieuvergunning zijn erop gericht zichtbare stofverspreiding buiten de inrichting te voorkomen, zowel bij de direct naast het bedrijf gelegen woningen als bij de rondom het bedrijf gelegen gebouwen en terreinen van derden. Het is daarom niet aannemelijk (en op grond van de milieuvergunning ook niet toegestaan) dat er zichtbare stofverspreiding zal optreden bij de beoogde nieuwbouwwoningen op meer dan 80 meter van het bedrijf.

In de oude bedrijven en milieuzonering wordt voor dit soort bedrijven t.a.v. het aspect stof een afstand van 50 meter gehanteerd. In het bestemmingsplan zijn daarom aan stof geen regels gesteld voor de bestaande activiteiten.

4.8.3 Conclusie

Het aspect 'stof' vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan. De voorschriften in de milieuvergunning van Dyckerhoff Basal zijn erop gericht zichtbare stofverspreiding te voorkomen.

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Kader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats onbeschermd aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: Lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar-contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): De afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0053.png"

Figuur 4.18: Weergave plaatsgebonden risicocontouren, invloedsgebied en groepsrisicografiek met oriëntatiewaarde voor transport.

Verantwoordingsplicht

In het Bevi, het Bevb en het Bevt is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Bij deze verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de veiligheidsregio. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten, zoals in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0054.png"

Figuur 4.19: Verplichte en onmisbare onderdelen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

4.9.2 Onderzoek

Kabeldistrict

Kabeldistrict bevindt zich binnen 200 m vanaf de provinciale weg N470 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Daarom zijn risicoberekeningen uitgevoerd door AVIV, de complete rapportage is meegenomen in Bijlage 19. De provinciale weg is de enige relevante risicobron voor het deelgebied Kabeldistrict. Hieronder worden de conclusies gepresenteerd:

  • Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
  • Het groepsrisico is zowel in de huidige als de toekomstige situatie groter dan 10% van de oriëntatiewaarde. Echter, de oriëntatiewaarde zelf wordt niet overschreden. De toename van het groepsrisico door de voorgenomen ontwikkeling bedraagt 6%. Door de voorgenomen ontwikkeling neemt het groepsrisico dus minder dan 10% toe en blijft het onder de oriëntatiewaarde. Hierdoor kan de verdere verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven. Wel dient advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio en moet ingegaan worden op de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Nieuwe Haven

Het plangebied Nieuwe Haven ligt in de nabijheid van Hordijk EPS Verpakkingen en Isolatieproducten BV waar op grond van de milieuvergunning uit 2010 gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. De gevolgen op de ontwikkeling van Nieuwe Haven zijn in beeld gebracht door Aveco de Bondt (zie Bijlage 18). Hordijk is de enige relevante risicobron voor het deelgebied Nieuwe Haven.

Sinds 13 februari 2009 valt de inrichting niet meer onder de werkingsfeer van het Bevi. Dit betekent dat het milieuaspect externe veiligheid wettelijk gezien niet relevant is en dat er geen risico's zijn ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het milieuaspect externe veiligheid beoordeeld en is op basis van de onderzoeken en onderbouwingen die onderdeel van de vergunning uitmaken, geconcludeerd dat het plangebied Nieuwe Haven buiten de door de brandweer geadviseerde risicozone voor brand (20 meter) van Hordijk ligt. Dit levert in het kader van externe veiligheid geen belemmeringen op voor de ontwikkeling van Nieuwe Haven. Tevens wordt de bedrijfsvoering van Hordijk in het kader van externe veiligheid niet belemmerd door het planvoornemen.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

In het kader van het vooroverleg heeft de Veiligheidsregio Haaglanden een reactie op het plan gegeven en hieraan een advies verbonden met betrekking tot externe veiligheid bij het bestemmingsplan Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) HERSTELBESLUIT. In het advies worden de volgende risicobronnen en scenario's benoemd:

  • 1. Transport van gevaarlijke stoffen over de N470 (Kruithuisweg) en rijksweg A13 (zie onderstaande tabel); en
  • 2. Brand bij MPM International Oil Company.

Tabel 4.5: Eigenschappen transport gevaarlijke stoffen (weg) (bron: Vooroverlegreactie Veiligheidsregio Haaglanden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0055.png"

De ergst denkbare scenario's voor deze risicobronnen zijn een plasbrand van een tankwagen met brandbare vloeistoffen, een BLEVE van een tankwagen met brandbaar gas en het volledig vrijkomen van de inhoud van een (tank)wagen met een giftige vloeistof en een brand met gevaarlijke stoffen bij MPM International Oil Company. Door de aanwezigheid van deze risicobronnen kunnen binnen het plangebied hitte-, druk- en/of giftige effecten optreden. De kans dat deze scenario's plaatsvinden is zeer klein.

Om de effecten van incidenten te beperken en de zelfredzaamheid van de aanwezigen te verbeteren, worden de volgende maatregelen geadviseerd:

  • A. Afschakelbare ventilatie (effectbeperking);
  • B. Vluchtweg van risicobron af (verhogen zelfredzaamheid);
  • C. Voorbereiding interne organisatie (verhogen zelfredzaamheid);
  • D. Risicocommunicatie (verhogen zelfredzaamheid);
  • E. Bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen (maatregelen t.b.v. de hulpverlening).

De bovenstaande maatregelen kunnen een positieve bijdrage leveren aan het groepsrisico en de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De genoemde maatregelen kunnen in het bestemmingsplan niet geregeld worden, maar het bestemmingsplan vormt tevens geen belemmering voor het realiseren van deze maatregelen.

De Veiligheidsregio benoemt daarnaast de risico's van brand als gevolg van verdichting en functiemenging. In het bestemmingsplan zijn daarom veiligheidszones opgenomen voor drie bedrijven (namelijk Dyckerhoff Basal, Prysmian en Hordijk). Daarbij wordt gesteld dat advies moet worden ingewonnen van de Veiligheidsregio wanneer binnen de veiligheidszone een omgevingsvergunning voor (zeer) kwetsbare functies wordt aangevraagd. Daarnaast wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio te betrekken bij verdere ontwikkelingen op het vlak van energietransitie. Hiermee heeft de gemeente ingestemd. Nadere uitwerking van de reactie is opgenomen in paragraaf 7.1.

Overige veiligheidszone

In het bestemmingsplan is een veiligheidszone toxisch en weg opgenomen. De veiligheidszone weg bepaalt dat geen kwetsbare gebouwen (lees woningen) mogen worden gebouwd binnen deze zone. Deze keuze volgt vanuit het MER en loopt vooruit op de Omgevingswet. In de systematiek van de Omgevingswet worden gebieden aangewezen langs routes waar gevaarlijke stoffen worden vervoerd waar niet zondermeer zeer kwetsbare gebouwen zijn toegestaan. Deze verplichting volgt niet vanuit de huidige wetgeving, maar is toegevoegd door de gemeente in de geest van de Omgevingswet. De realisatie van nieuwe woningen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, reikt niet tot aan deze zone. De veiligheidszone toxisch bepaalt dat gebouwen van een handmatig afschakelbare ventilatie voorzien moeten zijn. Deze veiligheidszone geldt voor zowel Kabeldistrict als Nieuwe Haven.

4.9.3 Conclusie

De bovenstaande beschouwingen tonen aan dat het aspect 'externe veiligheid' geen belemmering vormt voor het onderhavige bestemmingsplan. Er is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Haaglanden. Met het advies is tevens aan de verantwoordingsplicht groepsrisico voldaan. Externe veiligheid is daarmee geborgd in het onderhavige bestemmingsplan.

4.10 Kabels, leidingen en overige infrastructuur

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologisch beschermd dienen te worden. Met overige kabels en leidingen wordt rekening gehouden in de uitvoeringsfase.

De bescherming van de spoortunnel is geregeld in de Spoorwegwet. Op grond van artikel 19 van de Spoorwegwet is een vergunning vereist om binnen de begrenzing van de hoofdspoorweg bouwwerken of andere opstallen op te richten en onder meer kabels, leidingen of beplantingen aan te brengen. Daarmee is geborgd dat bij de bouw- en grondwerkzaamheden rekening gehouden wordt met de aanwezigheid van de spoortunnel. Gelet hierop is het niet noodzakelijk om in het bestemmingsplan ook een regeling voor de bescherming van de spoortunnel op te nemen. Bij de toetsing van vergunningaanvragen op grond van artikel 19 van de Spoorwegwet wordt door ProRail beoordeeld welke maatregelen in acht moeten worden genomen.

Het aspect 'kabels, leidingen en overige infrastructuur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.

4.11 Bodem

4.11.1 Kader

De Wet bodembescherming stelt regels om de bodem en het grondwater te beschermen. Doel van de wet is bewerkstelligen dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie die in het betreffende gebied wordt toegestaan. Er worden verschillende klasses in de bodemkwaliteit onderscheiden met een verschillend niveau van toegestane verontreiniging in de bodem. Indien de bodem te sterk verontreinigd is voor de beoogde functie, moet een sanering uitgevoerd worden. De wijze van saneren en de afspraken daarover worden in een zogenaamde BUS-procedure uitgevoerd en gerapporteerd. Voor het toepassen van grond en baggerspecie is het Besluit Bodemkwaliteit van belang, waaronder geregeld is welke kwaliteit grond toegepast kan worden voor welke functie. Het wettelijke kader kent een eigen vergunningtraject waarin rapportages over bodemkwaliteit, toe te passen grond en eventuele saneringen worden gemaakt en getoetst door het bevoegd gezag.

4.11.2 Onderzoek

Kabeldistrict

Vanaf de jaren negentig van de 20e eeuw zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de bodemkwaliteit van het plangebied Kabeldistrict. In 2021 is in een vooronderzoek een bundeling van de verschillende onderzoeken opgenomen (Bijlage 48). Dit is vervolgens beoordeeld door de gemeente, deze beoordeling is opgenomen in Bijlage 29. Uit het vooronderzoek blijkt dat ter plaatse van de locatie meerdere ernstige verontreinigingen voorkomen.

In het vooronderzoek is een overzicht opgenomen van de verontreinigingen die in de bodem van de projectlocatie zijn aangetroffen. Deze verontreinigingen kunnen onderverdeeld worden in drie categorieën:

  • 1. De diffuus heterogeen verontreinigde ophooglaag die binnen de gehele projectlocatie aanwezig is. De laag bestaat voor een deel uit meer dan 50% antropogene materialen. Dit deel van de ophooglaag betreft daarmee geen bodem. Deze laag is aanwezig ter plaatse van Schieweg 15, Schieweg 60, de huidige openbare ruimte (Schieweg) en de loskade langs de Schie.
  • 2. Historische gevallen van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie, inclusief restverontreinigingen van eerder uitgevoerde bodemsaneringen. Deze verontreinigingen zijn aanwezig ter plaatse van de Schieweg 15, de huidige openbare ruimte (Schieweg) en de loskade langs de Schie.
  • 3. Nieuwe verontreinigingen, inclusief restverontreinigingen van gesaneerde nieuwe verontreinigingen. Deze verontreinigingen zijn alleen ter plaatse van Schieweg 60 aanwezig. Nieuwe verontreinigingen zijn verontreinigingen die overwegend na 1987 zijn veroorzaakt. Op deze verontreinigingen is zorgplicht van toepassing.

Geen van de verontreinigingen is als spoedeisend aangeduid, zodat geen directe sanering noodzakelijk is. Wel dient voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden een sanering plaats te vinden. Een saneringsplan daarvoor is nog niet opgesteld. De bodemkwaliteit is onvoldoende voor het realiseren van een woonfunctie, maar is voldoende in beeld. Daarmee vormt het aspect bodem geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan, maar dient wel sanering volgens het wettelijke kader uitgevoerd te worden.

Nieuwe Haven

Ter plaatse van Nieuwe Haven hebben diverse fabrieken en bedrijven gestaan. Er is daarom in de periode vanaf 1992 een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze zijn opgenomen in bijlagen 14, 15, 16, 40, 49, 50 en 51. Het overzicht hiervan is opgenomen in de Memo Beoordeling bodemkwaliteit Nieuwe Haven (zie Bijlage 31). De onderzoeken hebben inzichtelijk gemaakt dat sanering van de bodem noodzakelijk was, omdat er ernstige verontreinigingen in de bodem aanwezig zijn. Op de locatie Octatube is in 2014 een sanering uitgevoerd overeenkomstig een BUS-melding (groen omlijnd in onderstaand figuur). De locatie van Substrate is in 2016-2017 gedeeltelijk gesaneerd (blauw gemarkeerde deel). Het oostelijke deel van deze locatie dient nog gesaneerd te worden (geel omlijnde deel). Voor de bodemsanering op deze locatie is een saneringsplan opgesteld. De saneringsdoelstelling is erop gericht om de risico's voor verspreiding en contact weg te nemen, zodanig dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het nieuwe gebruik. Hiervoor is (westelijke deel) en wordt (oostelijke deel) mobiele verontreiniging (zoals olie) verwijderd en waar nodig worden de immobiele verontreinigingen (zoals zware metalen) verwijderd of geïsoleerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0056.png"

Figuur 4.20: Weergave fasering bodemsanering (bron: gemeente Delft, 2021).

De sanering van de locatie Octatube uit 2014 betrof een ontgraving en het afvoeren van verontreinigde grond tot een diepte van 1 meter onder het toenmalige maaiveld. Ter plaatse van de ontgraven grond is een nieuwe isolerende leeflaag aangebracht, eveneens van 1 meter. De sanering is als afgerond beschouwd door het bevoegd gezag en daarmee is het terrein geschikt voor de beoogde woonfunctie.

Het westelijke gedeelte van de locatie Substrate is eveneens gesaneerd. Hier is een groot deel van de overtollige grond in de bodemlaag tot 1,5 meter onder het originele maaiveld herschikt. De overtollige verontreinigde en niet herschikbare grond (gemiddeld een laag van 1 meter) is afgevoerd of tijdelijk in depot geplaatst. Ter plaatse is een gemiddeld 1 meter dikke isolerende leeflaag aangebracht. De sanering is bijna helemaal als afgerond beschouwd door het bevoegd gezag. Alleen is in het noordwesten van het plangebied in het grondwater een te hoge concentratie vinylchloride aangetroffen. In overleg met het bevoegd gezag wordt dit gemonitord tot en met 2024. Indien noodzakelijk worden eerder maatregelen getroffen om de gevolgen van de verontreiniging te beperken als de werkzaamheden voor het bouwen voor 2024 gestart worden. Dit is geregeld in het saneringsplan en de afspraken die daarover gemaakt zijn met het bevoegd gezag.

Het oostelijke gedeelte van de locatie Substrate is nog niet gesaneerd. Voor de locatie is wel een saneringsplan opgesteld. Ook hiervoor is voorgesteld een schone leeflaag van gemiddeld 1 meter aan te brengen tot het nieuwe maaiveld. Eventueel is het ook mogelijk de verontreiniging te isoleren door verharding of te realiseren bebouwing aan te brengen. Daarbij dient dan de isolerende maatregel in stand te blijven. In het bestemmingsplan is daarom geregeld dat bij grondroerende werkzaamheden dieper dan de leeflaag een vergunning van het bevoegd gezag nodig is.

In 2022 is de kade ten zuiden van de Rotterdamseweg nader onderzocht (zie bijlage 10 en 32). De locatie is in gebruik als openbare ruimte, bestaande uit kade, groenvlakken en wegcunet met klinkers/kasseien. De locatie blijft na de herinrichting, aanleg nieuwe groenvlakken en vernieuwing wegcunet, in gebruik als openbare ruimte. Op de locatie is hoogstwaarschijnlijk sprake van een ophooglaag met daarin heterogeen verspreid licht tot gemiddeld matige verontreiniging met zware metalen. In een strook aan de noordzijde van de onderzoekslocatie zijn diverse boringen in de ondergrond (gemiddeld vanaf 0,5 m-mv) gestuit op een niet doordringbare harde laag. Plaatselijk (zuidwestzijde) is in de ondergrond een spot van een sterke verontreiniging met koper aangetroffen. Ook is in de ondergrond een spot met een sterke verontreiniging van minerale olie aangetroffen. De sterk verhoogde gehalten (koper en minerale olie) zijn aangetroffen in een volume dat kleiner is dan 25 m3. Hierdoor is er geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Wanneer ter plaatse van de spots met sterk verontreinigde grond graafwerkzaamheden plaatsvinden, dan zullen de werkzaamheden voorafgaand aan de uitvoering afgestemd moeten worden met de gemeente. Dit kan met behulp van het opstellen van een plan van aanpak. Daarnaast zal er rekening gehouden moeten worden met dat voor de afvoer en afzet van vrijkomende grond over het algemeen alleen een AP04 onderzoek (kwaliteitsverklaring) door aannemers en grondacceptanten wordt geaccepteerd als kwaliteitsbewijs.

Aan de zuidwestkant van het plangebied is de bodem niet nader onderzocht. Hier wordt geen wijziging van de functie mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Daarom is een onderzoek hier niet noodzakelijk. Eerder uitgevoerde bodemonderzoeken op dit terreindeel hebben verontreinigingen aangetoond. Op basis van deze onderzoeken is in 2013 door het bevoegd gezag een beschikking ernst & spoed opgesteld wegens een calamiteit aan de Rotterdamseweg 202. Daarbij is gesteld dat de locatie nog vóór de calamiteit d.d. 10 september 2010 verontreinigd was met onder andere zware metalen, PAK en olie. Deze verontreinigingen zijn beschouwd als historische verontreinigingen (ontstaan voor 1987), die zijn veroorzaakt door de gebruikers van de locatie Rotterdamseweg 222. Nadien heeft een calamiteit voorgedaan ten noorden en oosten van locatie Rotterdamseweg 222. De nieuw ontstane verontreiniging met olie is in de periode november 2010 en januari 2011 gesaneerd tot aan de historische verontreinigingen. In 2016 heeft een actualiserend bodemonderzoek op locatie Rotterdamseweg 222 plaatsgevonden (zie Bijlage 11). Hierin heeft gericht onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijk nog aanwezige 'nieuwe' verontreiniging afkomstig van de calamiteit. In het rapport aangeduid als vlek 1 en vlek 4. In de conclusie wordt vermeld dat de verontreinigingen met minerale olie (vlek 1 en vlek 4) niet zijn aangetoond. 

Er kan daarom gesteld worden dat bij het huidige gebruik in de categorie “ander groen, bebouwing, infrastructuur, industrie is vastgesteld er geen sprake is van onaanvaardbare risico’s; geen onaanvaardbare risico’s voor mens, het ecosysteem en/of verspreiding van verontreinigd grondwater. Saneringsmaatregelen zijn daarom niet in de beschikking opgelegd bij behoud van het gebruik. Bij een bestemmingswijziging in een latere fase naar een ander (gevoeliger) gebruik moet opnieuw bekeken worden of sanerende maatregelen wel noodzakelijk zijn.

Met deze beschikbare informatie en de opgenomen regeling voor het niet zonder vergunning dieper graven dan de leeflaag bieden voldoende bescherming. Daarmee vormt het aspect bodem geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Laga

De gemeente heeft voor Laga separaat een beoordeling opgesteld van de bodemkwaliteit (zie Bijlage 30 en Bijlage 34). Op de locatie is sprake van een ophooglaag met daarin concentraties van enkele zware metalen boven de interventiewaarde. De sterk verhoogde gehalten zijn aangetroffen in een volume dat groter is dan 25 m3. Hierdoor is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Deze verontreiniging wordt alleen aangetroffen in de ophooglaag en is aanwezig vanaf maaiveld tot circa 1,0 m-mv.

Indien ter plaatse van het geval van ernstige bodemverontreiniging graafwerkzaamheden plaatsvinden, moet een saneringsplan (BUS-melding) ingediend worden bij het bevoegd gezag, de Omgevingsdienst Haaglanden. De saneringswerkzaamheden moeten uitgevoerd worden door een BRL7001 gecertificeerde aannemer en begeleid worden door een BRL6001 erkend milieukundig begeleider.

Ten behoeve van het bestemmingsplan is redelijkerwijs in kaart gebracht wat de bodemkwaliteit is. De bodem is geschikt te maken voor de beoogde bestemming. Afhankelijk van de definitieve inrichting wordt (een deel van) de verontreinigde grond verwijderd. Met behulp van de bodemonderzoeken zijn op dit moment zoveel mogelijk de risico's inzichtelijk gemaakt.

4.11.3 Conclusie

Op basis van de onderzoeken en saneringen die plaatsgevonden hebben in het plangebied kan geconcludeerd worden dat de bodemkwaliteit in een deel van het gebied Nieuwe Haven voldoende is om de functie wonen te realiseren. In een deel van het gebied dient nog een sanering uitgevoerd te worden voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen die het in tact laten van de leeflaag regelen, zodat contact met en verspreiding van vervuilde onderliggende lagen uit het gebied voorkomen wordt.

Voor Kabeldistrict is voldoende inzichtelijk welke verontreinigingen in de bodem aanwezig zijn. Hier dient een saneringsplan opgesteld te worden volgens de Wet bodembescherming en het Besluit Uniforme Sanering (BUS).

4.12 Explosieven

Voor het deelgebied Kabeldistrict is door Saricon een analyse gedaan naar de verwachting op het aantreffen van niet gesprongen explosieven (zie Bijlage 17). Na beoordeling van de risico's acht Saricon het treffen van maatregelen in relatie tot het aantreffen van ontplofbare oorlogsresten niet noodzakelijk. In het deelgebied Nieuwe Haven heeft in grote delen al grondroering plaatsgevonden in het kader van een bodemsanering. Wel dienen de risico's op het aantreffen van niet gesprongen explosieven inzichtelijk gemaakt te worden voorafgaand aan de werkzaamheden. Dit is verplicht vanuit de ARBO-wetgeving en behoeft daarom niet specifiek geregeld te worden in het bestemmingsplan.

Het aspect 'explosieven' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.

4.13 Water

4.13.1 Kader

Sinds 2003 is het doorlopen van de watertoets wettelijk verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is, om in overleg met de initiatiefnemer en de waterbeheerder, aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt.

Gezien de ligging aan verschillende zijden van de Schie is voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven separaat een watertoets opgesteld (zie Bijlage 60 en 62). Binnen Nieuwe Haven is voor de roeivereniging Laga en het noordoostelijke deel een eigen watertoets opgesteld (zie Bijlage 61 en 63). De conclusies en aanbevelingen uit deze toetsen worden hieronder per deelgebied uiteengezet.

4.13.2 Toetsing Kabeldistrict

Waterberging

Het verhard oppervlak binnen het plangebied neemt af. De exacte invulling van de binnenhoven is nog niet bekend, maar de afname van verhard oppervlak door water en groenzones in het park en in het weefsel leidt tot zeker 2,2 ha minder verhard oppervlak. De afname van verhard oppervlak leidt ertoe dat vanuit de beleidsregels van het hoogheemraadschap van Delfland een compenserende waterberging niet nodig is. Dit blijkt ook uit de watersleutel.

Vanuit het Convenant klimaatadaptief bouwen is een waterberging van 50 mm voor het verhard oppervlak voorgeschreven. Bij de ontwikkeling is ervoor gekozen om naast de 50 mm waterberging voor verhard oppervlak, ook in het straatprofiel in de openbare ruimte ruimte op te nemen, zodat de extra neerslag (boven de 50 mm die in de waterberging wordt opgevangen) van een piekbui van 90 mm gecontroleerd op straat kan blijven staan om schade te voorkomen.

Waterberging van de bouwvelden wordt primair gezocht op de daken. Berging voor de terreinverharding van de binnenhoven kan worden gevonden in groenvoorzieningen van de binnenhoven of in ondergrondse berging (bijvoorbeeld infiltratiekratten). In de openbare ruimte is waterberging voorzien in de wegfundering, oppervlaktewater, groenstroken, waterpleinen, wadi’s en op straat. De precieze invulling van de waterberging wordt uitgewerkt in een waterhuishoudkundig plan. Daar waar ontgraving ten behoeve van aanleg van waterberging dieper reikt dan de 1,0 tot 1,1 m-mv (-0,5/0,6m NAP) zullen aanvullende saneringsmaatregelen getroffen moeten worden.

Afvoer hemel- en afvoerwater

De waterberging en de afvoer voorzieningen voor het regenwater binnen het plangebied worden ingericht op het bergen en vertraagd afvoeren van 50 mm neerslag. Bij een bui van 90 mm dient schade aan panden voorkomen te worden en dienen de hoofdwegen berijdbaar te blijven voor hulpdiensten (< 30 cm water op straat). Het extra water dat bij een 90 mm bui valt wordt deels geborgen binnen het straatprofiel en in de evt. overcapaciteit van waterbergingen en wordt deels versneld afgevoerd richting het oppervlaktewatersysteem van het hoogheemraadschap.

Het watersysteem van het Kabeldistrict, oppervlaktewater en regenwater, dient aangesloten te worden op de omliggende polders. Opties zijn de ringsloot, welke een peil van -1,33 m NAP heeft en de polder ten westen van het spoor, die een peil van -2,70 m NAP heeft.

Uit afstemming met de gemeente Delft blijkt dat het vuilwater aan de zuidwestzijde van het Kabeldistrict kan worden aangeboden aan het gemeentelijk stelsel. Hier ligt een put die de afvoer op -4,13 m NAP via een leiding met diameter 600mm mogelijk maakt.

Waterkwaliteit

Om de waterkwaliteit in het te realiseren oppervlaktewater binnen het plangebied goed te houden, wordt geadviseerd de mogelijkheden te onderzoeken om dit op een robuuste manier aan te sluiten op het omliggende watersysteem. Indien er onvoldoende ruimte beschikbaar is om een robuuste koppeling met het systeem te maken, dient overwogen te worden om het oppervlaktewater in het plan te laten vervallen en de gereserveerde ruimte in te zetten als bijvoorbeeld een droge waterberging (bijv. een wadi).

Grondwater

Bij het ontwerp van het Kabeldistrict dient aandacht te zijn voor de grondwaterstanden en de zettingsgevoeligheid van de ondergrond binnen het plangebied en in de omgeving. In de huidige situatie komen lokaal (te) hoge grondwaterstanden voor in verhouding tot de functies in het gebied. Daarnaast vinden de ontwikkelingen plaats op een kleiige ondergrond en is er sprake van behoud van bestaande bebouwing met (deels) houten paalfundering.

Aangezien het plan op een later tijdstip nog nader ingevuld wordt met stedenbouwkundige plannen, zijn nog geen keuzes gemaakt ten aanzien van de toekomstige bouw- en vloerpeilen. Geadviseerd wordt om in een waterhuishoudingsplan een drainageontwerp en een peilenvoorstel met geotechnisch onderzoek uit te werken, rekening houdend met bovenstaande risico’s binnen het plangebied. Dit is technisch oplosbaar en vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Door het globale karakter van het plan biedt het voldoende mogelijkheden om hieraan nadere invulling te geven.

Waterveiligheid

Aan de noordzijde en oostzijde van het plangebied bevindt zich een waterkering. Voor de ontwikkeling zijn (grondroerende) werkzaamheden en objecten (kelders) in de kernzone beschermingszone van deze keringen voorzien.

De kering aan de noordzijde van het plangebied betreft een polderkade, met een kruinhoogte van 0,6 meter boven het hoogste aangrenzende polderpeil. De kruinhoogte is -0,9 m NAP, ca. 90 cm onder maaiveld. Binnen de kernzone van de polderkade wordt bebouwing aangebracht. De bebouwing betreft hoogbouw met en zonder kelder. In verband met de fundering zullen bij alle raakvlakken werkzaamheden nodig zijn die de polderkade raken. Omdat het omliggende maaiveld tijdens realisatie en na uitvoering van de werkzaamheden hoger blijft dan de kruinhoogte van de kade ontstaan er geen risico’s voor de waterveiligheid. Het hoogheemraadschap van Delfland heeft gedurende het watertoetsproces aangegeven dat er geen garantie kan worden gegeven dat het aanleggen van kelders in de kernzone van de polderkade vergunbaar is.

De werkzaamheden binnen de kernzone van de kade zijn vergunningplichtig. De kering aan de oostzijde van het plangebied betreft de regionale kering van de Schie. Raakvlakken met deze keringen betreffen mogelijke graafwerkzaamheden in de beschermingszone van de kering (aanleg Schieplein en mogelijke ondiepe ontgraving in de parkstructuur). Voor werkzaamheden die binnen de beschermingszone plaatsvinden is eveneens een vergunning benodigd. Waterkeringen worden in het onderhavige bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming.

4.13.3 Toetsing Nieuwe Haven

Waterberging

Nieuwe Haven

Er is een toename van verhard oppervlak in het plangebied, maar er is voldoende mogelijkheid om maatregelen te treffen waarmee waterberging gecreëerd kan worden. Uit de watersleutel volgt dat de waterbergingsopgave 3.400 m2 is als open water gerealiseerd wordt, en 680 m3 als water op andere manieren vastgehouden wordt. In het plangebied kan water oppervlakkig geborgen worden in wadi’s, infiltratiekratten en ondergrondse bergingen. Hiermee kan invulling gegeven worden aan de Richtlijn toepassen vasthoudmaatregelen ter compensatie van verharding in het watertoetsproces. In de regels van het bestemmingsplan is dan ook een voorwaardelijke verplichting rondom het bergen van water opgenomen. Ook kan er extra water geborgd worden op daken door middel van groene of blauwe daken, waarbij meer effectieve berging gerealiseerd kan worden met blauwe daken. In de huidige plannen is rekening gehouden met 476 m3 op de daken, 90 m3 in de ligweide, 100 m3 in de plantage en 105 m3 ondergrondse waterberging ter plaatse van het plein. De totale capaciteit van deze bergingsopties is 771 m3.

Aanvullend op de waterberging volgt uit het “Convenant klimaatadaptief bouwen” dat onder meer door de provincie Zuid-Holland en de gemeente Delft is ondertekend, dat in het plangebied geen schade op mag treden aan bebouwing en voorzieningen bij extreem hevige neerslag (1/250 jaar, 90 mm/u). Dit is een aandachtspunt voor de ontwerp- en realisatiefase.

Het maaiveld wordt zo ingericht dat water oppervlakkig kan afvoeren naar de Schie in het geval de bergingen volledig zijn gevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0057.png"

Figuur 4.21: Voorstel afstroomrichtingen. Bron: Watertoets Nieuwe Haven.

Laga

Voor de toename aan verhard oppervlak dient een waterbergingsvoorziening t.b.v. een waterberging met een vertraagde afvoer richting het oppervlaktewater te worden gerealiseerd. Een aantal opties is hiervoor geschikt, waaronder een groenblauw dak en een ondergrondse wateropslag (eventueel met waterdoorlatende verharding). In het plangebied is sprake van een toename van het verhard oppervlak van naar schatting 1.100 m2. De Watersleutel van Hoogheemraadschap van Delfland geeft aan dat hiermee 107,3 m3 waterberging gecreëerd moet worden. In het huidige ontwerp lijkt voldoende mogelijkheid en ruimte te zijn en in mogelijk kan de waterberging (gedeeltelijk) buiten het plangebied, in hetzelfde of een lagergelegen peilgebied plaatsvinden. Hiermee kan invulling gegeven worden aan de Richtlijn toepassen vasthoudmaatregelen ter compensatie van verharding in het watertoetsproces. In de regels van het bestemmingsplan is dan ook een voorwaardelijke verplichting rondom het bergen van water opgenomen.

Aanvullend op de waterberging volgt uit het “Convenant klimaatadaptief bouwen” dat onder meer door de provincie Zuid-Holland en de gemeente Delft is ondertekend, dat in het plangebied geen schade op mag treden aan bebouwing en voorzieningen bij extreem hevige neerslag (1/250 jaar, 90 mm/u). Dit is een aandachtspunt voor de ontwerp- en realisatiefase.

Rotterdamseweg (noordoostelijk deel Nieuwe Haven)

Voor een perceel aan de Rotterdamseweg aan de noordoostzijde van Nieuwe Haven is een separate watertoets uitgevoerd. Het gebied heeft een areaal van 4.397 m2. Deze is in de uitgangssituatie planologisch volledig verhard, en blijft dat in de toekomstige situatie ook. De watersleutel berekent een compensatieopgave van 211 m2 oppervlaktewater voor klimaat 2050.

Aangezien er in het gebied geen oppervlaktewater aanwezig is, en er geen goed ontsloten oppervlaktewater binnen de perceelsgrenzen gegraven kan worden, ligt de keuze voor alternatieve waterberging meer voor de hand. De opgave is dan 42.1 m3 waterberging. Deze opgave is uitwisselbaar met de waterbergingsopgave vanuit het gemeentelijk beleid.

Afvoer hemel- en afvoerwater

Nieuwe Haven

De bodemopbouw in het plangebied leent zich niet goed voor het infiltreren van hemelwater. Daarom moet elke wadi of waterberging uitgerust worden met drainage en een slokop en gekoppeld zijn aan een HWA systeem. Overtollig hemel- en grondwater kan vanuit de waterberging vertraagd afgevoerd worden naar de boezem, of naar het bestaande HWA in de Rotterdamseweg. Dit uitgangspunt moet afgestemd worden met het Hoogheemraadschap van Delfland en afdeling beheer openbare ruimte van de gemeente Delft. Hierbij moet ook de constructieve veiligheid van de kadeconstructie meegenomen worden.

Laga

Infiltratie van hemelwater is in het plangebied beperkt mogelijk, vanwege een slecht doorlatende bodem. Daarom zal het hemelwater na waterberging bij voorkeur worden geloosd op het aanliggende boezemwater (de Schie) aan de westzijde van het plangebied. De vuilwaterafvoer moet worden aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel aan de Rotterdamseweg.

Rotterdamseweg (noordoostelijk deel Nieuwe Haven)

Ten oosten van het plangebied ligt parallel aan de Rotterdamseweg een tweetal strengen gemengde riolering, alsook een hemelwaterafvoer. Hemelwater dient gescheiden te worden ingezameld van het afvalwater. In afstemming met de gemeente kan worden gekeken op welke streng het vuilwaterriool kan worden aangesloten bij eventuele ontwikkelingen.

Hemelwater moet, conform de visie en het beleid van zowel HHD en de gemeente Delft, zo veel als mogelijk worden vastgehouden. Overtollig hemelwater zal worden geborgen, geïnfiltreerd of hergebruikt waar mogelijk, en uiteindelijk worden overschotten vertraagd afgevoerd. Indien het neerslagvolume de waterberging overstijgt, kan het hemelwater oppervlakkig naar de openbare ruime worden afgevoerd.

In lijn met de duurzaamheidsvisie en het convenant dient tenminste 50 liter waterberging per m2 verharding (gebouwen of terreinverharding) te worden gerealiseerd. De berging is na volledige vulling in niet eerder dan 24 uur, en uiterlijk in 48 uur weer leeg en beschikbaar voor de volgende bui. Een alternatief is een gestuurde berging die zorgt voor lediging voor aanvang van een volgende bui.

Ten aanzien van waterkwaliteit wordt door de ontwikkeling geen verslechtering verwacht. Het vasthouden, afkoppelen en bergen van hemelwater draagt bij aan het voorkomen van overstorten van gemengde rioolwaterstelsels op het oppervlaktewater. Het toepassen van uitlogende materialen in de schil van gebouwen dient te worden voorkomen.

Waterkwaliteit

Nieuwe Haven

Voor het afvalwater kan gebruik worden gemaakt van het huidige rioolstelsel. Hiermee wordt geen extra berging gerealiseerd. De waterkwaliteit en ecologie krijgt voldoende aandacht binnen de ontwikkeling. Er wordt aanbevolen om tijdens de ontwikkeling van de Nieuwe Haven te kijken naar schuilplaatsen voor vissen. De steigers van roeivereniging Laga lijken hiervoor een goede optie.

Laga

De omvang van de steiger en vlonder valt buiten de voorwaarden van de Algemene Regels en is daarom vergunningsplichtig. Negatieve effecten op de ecologie en waterkwaliteit moeten worden beperkt en daar waar mogelijk worden verbeterd. Hiervoor is daarom een vergunningplicht voorgeschreven.

Rotterdamseweg (noordoostelijk deel Nieuwe Haven)

Ten aanzien van waterkwaliteit wordt door de ontwikkeling geen verslechtering verwacht. Het vasthouden, afkoppelen en bergen van hemelwater draagt bij aan het voorkomen van overstorten van gemengde rioolwaterstelsels op het oppervlaktewater. Het toepassen van uitlogende materialen in de schil van gebouwen dient te worden voorkomen.

Grondwater

Nieuwe Haven

Met het bestaande maaiveld in Nieuwe Haven wordt niet voldaan aan de ontwateringseis van 70 cm (eis uit het GRP). Om de lokale grondwaterstanden in het plangebied beter inzichtelijk te maken wordt aanbevolen om aanvullende metingen te doen in het plangebied. Deze zijn benodigd voor de verdere uitwerking van de ruimtelijke aanpassingen.

Laga

Gebaseerd op de beschikbare gegevens is de verwachting dat het bouwpeil van de gebouwen voldoende hoog kan worden om de gewenste ontwateringsdiepte te behalen. Het gebouw dient waterdicht te zijn om (grond)wateroverlast te voorkomen. Om de lokale grondwaterstanden in het plangebied beter inzichtelijk te maken is het aan te raden om aanvullende grondwaterstandmetingen en doorlatendheidsmetingen in het plangebied uit te voeren. Deze zijn benodigd voor de verdere onderbouwing en uitwerking van de ruimtelijke aanpassingen. De bouwhoogte is tevens van belang om goed aan te sluiten op de aanliggende waterkering.

Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt gaat de voorkeur uit naar het ophogen van het terrein zonder drainage toe te passen. Bij een ophoging dient rekening te worden gehouden met de stabiliteit op de omgeving.

Rotterdamseweg (noordoostelijk deel Nieuwe Haven)

Het huidige maaiveld varieert in hoogte tussen de 0,20 m NAP in het noordoosten, tot ca. -0,25 m NAP in het zuidwesten (bron: AHN4). Dit resulteert in een drooglegging tussen de 0,6 – 0,2 meter.

De grondwaterstand wordt beïnvloed door het waterpeil in de Schie, alsook het lagergelegen waterpeil in de naastgelegen Zuidpolder van Delfgauw waar -2,16 m NAP wordt gehanteerd. Hierdoor ligt de grondwaterstand mogelijk dieper dan het waterpeil van de Schie. Aanvullende metingen moeten vaststellen wat de ontwateringsdiepte is en in welke mate er ophoging nodig is om te voldoen aan de gemeentelijke ontwateringseisen conform het GRP.

De bodemopbouw in het gebied bestaat uit ca. 0,5 m zand, met direct daaronder een veenlaag van 3 meter (bron: Dinoloket, TNO). Een tweede zandlaag bevindt zich tussen de 3,5 – 5 m -mv, gevolgd door meerdere veen- en kleilagen. Dit maakt de bodem zettingsgevoelig en is een aandachtspunt bij het bepalen van het bouwpeil en de ontwatering.

De ondiepe kleilaag maakt het niet mogelijk om hemelwater volledig op de kavel te verwerken. Hier moet bij de klimaatopgave rekening mee worden gehouden.

Waterveiligheid

Het plangebied voor Nieuwe Haven (incl. het noordoostelijke deel) en Laga ligt buitendijks, waardoor het bouwpeil een extra aandachtspunt is vanwege mogelijk hoogwater. Het gebied ligt rond 0,00 m NAP en daarmee op voldoende hoogte t.o.v. het waterpeil. Het plangebied ligt binnen de beschermingszone en kernzone van de regionale waterkering (Rotterdamseweg). Het verrichten van werkzaamheden is daarom vergunningplichtig. Waterkeringen worden in het onderhavige bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming.

Vergunningen

Er is een watervergunning nodig voor het lozen vanaf nieuw verhard oppervlak en nieuwe lozingen van afgekoppelde verharding. Tevens is er een watervergunning vereist voor het eventueel lozen van water vanuit nieuwe waterbergingen op het oppervlaktewatersysteem. Als laatste is er ook een watervergunning nodig voor werkzaamheden in de beschermingszone van de Rotterdamseweg.

Laad en loswal

Voor de kade bij de Nieuwe Haven tegenover Hordijk blijft een laad- en loswal aanwezig. Deze is opgenomen in de verbeelding van het onderhavige bestemmingsplan.

4.13.4 Conclusie

Het hoogheemraadschap is door de gemeente betrokken bij de waterhuishoudkundige indeling van het gebied. Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.14 Natuur

4.14.1 Kader

De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.

Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen).

De beoordeling is opgesplitst in beschermde soorten en beschermde gebieden.

4.14.2 Soortbescherming

Quickscan Kabeldistrict

Voor Kabeldistrict is door Van der Goes en Groot (2020) een ecologische QuickScan opgesteld, de volledige toets is opgenomen in Bijlage 41. Het deelgebied is in potentie geschikt voor de aanwezigheid van de volgende soorten:

  • Vogels.
  • Grondgebonden zoogdieren.
  • Vleermuizen.

Vogels

In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig.

In het plangebied kunnen jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels voorkomen, namelijk die van Ransuil, Kerkuil en Gierzwaluw. Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden niet uit te sluiten zijn, is onderzoek naar voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze vogelsoort(en) noodzakelijk. Worden tijdens vervolgonderzoek volgens geldende richtlijnen dergelijke verblijfplaatsen gevonden, dan dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend.

Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door vogels met jaarrond beschermde nesten (Buizerd), wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vogels kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

Grondgebonden zoogdieren

Daarnaast komen mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren voor die zijn beschermd als ‘andere soort’. Het gaat om de Steenmarter. Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden niet uit te sluiten zijn, is onderzoek naar voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze soorten noodzakelijk. Worden tijdens de veldinventarisatie één of meer van deze soorten aangetroffen, dan dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend.

Vleermuizen

In het plangebied kunnen verblijvende vleermuizen voorkomen. Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden niet uit te sluiten zijn, is vervolgonderzoek naar voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van vleermuizen noodzakelijk. Worden tijdens de veldinventarisatie één of meer soorten aangetroffen, dan is een ontheffing benodigd.

Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

Vervolgonderzoek Kabeldistrict (exclusief Suezgebouw)

Op basis van de QuickScan is ecologisch vervolgonderzoek uitgevoerd door Van der Goes en Groot in 2020. Het 'Suezgebouw' is behandeld in een apart onderzoek (zie de volgende paragraaf), dit is namelijk de eerste concrete ontwikkellocatie. Er zal per ontwikkelfase nog vervolgonderzoek uitgevoerd moeten worden gezien de lange doorlooptijd van de realisatie. Dit is geborgd in het vergunningenspoor.

Het onderzoeksrapport voor Kabeldistrict is meegenomen in Bijlage 36. Vanuit de QuickScan volgt dat nader onderzoek benodigd is voor de volgende beschermde soorten:

  • Ransuil, Kerkuil en Gierzwaluw.
  • Steenmarter.
  • Vleermuizen.

De Ransuil, Kerkuil en Steenmarter zijn niet aangetroffen tijdens de veldinventarisatie. Tijdens de inventarisatie zijn wel de Gierzwaluw, Bosuil en vleermuizen aangetroffen.

Tabel 4.6: Uitkomsten nader ecologisch onderzoek Kabeldistrict.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0058.png"

Voor de jaarrond beschermde nestlocatie van de Gierzwaluw is een ontheffing benodigd voorafgaand aan werkzaamheden die de verblijfplaats aantasten. Voor het mogelijke aantasten van de verblijfplaatsen van vleermuizen is ook een ontheffing benodigd. Bij de ontheffingsaanvraag dienen passende mitigerende en compenserende maatregelen te worden beschreven.

In het vervolgonderzoek wordt aangegeven dat gezien de geplande werkzaamheden en de mogelijkheden om geschikte voorzieningen te plaatsen, benodigde ontheffingen kunnen worden verkregen.

Vervolgonderzoek Suezgebouw (Kabeldistrict)

Door Van der Goes en Groot (2020) is een nader onderzoek uitgevoerd bij het Suezgebouw, het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 38. Het Suezgebouw is separaat onderzocht omdat dit de eerste concrete ontwikkellocatie is.

In het plangebied komen geen jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels voor. Bij het Suez gebouw zijn alleen langsvliegende en foeragerende vleermuizen waargenomen. Vanwege het ontbreken van verblijfplaatsen van vleermuizen en/of andere beschermde gebruiksfuncties die in betekenende mate worden aangetast, is het niet nodig ontheffing aan te vragen in het kader van Wnb.

Tabel 4.7: Uitkomsten nader ecologisch onderzoek Suezgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0059.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0060.png"

Figuur 4.22: Ligging van het Suezgebouw in het rode kader.

QuickScan Nieuwe Haven

Voor Nieuwe Haven is door Van der Goes en Groot (2020) een ecologische QuickScan opgesteld, de volledige toets is opgenomen in Bijlage 43. Het deelgebied is in potentie geschikt voor de aanwezigheid van de volgende soorten:

  • Amfibieën.
  • Vogels.
  • Grondgebonden zoogdieren.
  • Vleermuizen.

Amfibieën

Gezien de uitgevoerde toetsing, kunnen van de amfibieën en grondgebonden zoogdieren alleen ‘vrijgestelde’ soorten aanwezig zijn. Voor deze aangetroffen of verwachte ‘vrijgestelde’ soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Vogels

In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig.

Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door vogels met jaarrond beschermde nesten (Sperwer, Huismus, Buizerd), wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vogels kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

Vleermuizen

Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

In het plangebied kunnen verblijvende vleermuizen voorkomen. Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden niet uit te sluiten zijn, was op basis van de quick scan vervolgonderzoek naar voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van vleermuizen noodzakelijk. Dit vervolgonderzoek is uitgevoerd (zie onderstaande alinea's).

Vervolgonderzoek Nieuwe Haven

In het deelgebied Nieuwe Haven is door de Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland een aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 37). De vleermuizen worden verwacht in de bestaande bebouwing in het zuidoosten van het plangebied. Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen en er zijn ook geen aanwijzingen voor incidenteel gebruik. Er is ook geen sprake van essentieel foerageergebied, aangezien er slechts eenmaal een langsvliegende dwergvleermuis werd gehoord. Het plangebied maakt ook geen essentieel deel uit van een vliegroute. Voor het deelgebied Nieuwe Haven is daarom geen ontheffing Wnb benodigd.

Zorgplicht

Voor alle in het wild levende soorten en hun leefomgeving geldt de zorgplicht. Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen hanteren:

  • Alle aanwezige bebouwing, vegetatie of bodemmateriaal kan gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten;
  • Bij ecologisch gevoelige werkzaamheden kan zodanig worden gewerkt dat richting te behouden leefgebied van aanwezig fauna wordt gewerkt en dieren niet ingesloten raken en (meer) kans hebben te vluchten.
  • Bij de sloop- en bouwwerkzaamheden moet voorkomen worden dat ’s nachts met sterke bouwverlichting wordt gewerkt.

Stadsnatuur

Met behulp van enkele eenvoudige maatregelen kan de natuur in het plangebied versterkt worden en krijgen planten en dieren ook in nieuwe ontwikkelingslocaties de ruimte. Hiervoor worden vanuit beide ecologische QuickScans voor dit plan de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Het plaatsen van vleermuiskasten of geschikt maken of open houden van spouwmuren van nieuwbouw voor vleermuizen;
  • Plaatsen van voorzieningen voor Huismussen, Spreeuwen en Gierzwaluwen d.m.v. speciale dakpannen of inmetselstenen;
  • Beplanten en aanleggen van groenstructuren met inheemse soorten zoals meidoorn, Wilde liguster, Klimop en Sleedoorn die insecten, vogels en vlinders kunnen aantrekken. Beplanting kan het beste aaneengesloten worden aangelegd, omdat daarmee routes ontstaan voor soorten als Egel, muizen en vleermuizen;
  • Indien bij de inrichting van het plangebied ook gemetselde muren gerealiseerd worden kunnen hierbij speciale materialen toegepast worden die veel sneller dan gebruikelijk een groeiplaats bieden voor muurplanten.

Daarnaast is het kader voor natuurinclusief bouwen van toepassing op de onderhavige ontwikkeling, deze wordt behandeld in paragraaf 4.18).

4.14.3 Gebiedsbescherming

Natuurnetwerk Nederland, Weidevogelgebieden en Houtopstanden

Binnen de deelgebieden liggen geen gronden die behoren tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Er liggen ook geen ecologische verbindingszones binnen het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 2,3 kilometer. Er worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN.

Weidevogelleefgebied

Binnen het plangebied is geen Weidevogelleefgebied of belangrijk Weidevogelgebied aanwezig.

Beschermde Houtopstanden

Er worden geen buiten de (volgens de Wnb bepaalde) bebouwde kom gelegen beplantingen gekapt, groter dan 1000 m². Daarnaast voorziet het plan niet in het kappen van meer dan 20 bomen in een rijbeplanting. Op grond van de Wnb wordt het plangebied niet beschermd als bijzondere houtopstand. Het eventuele kappen van bomen dient wel getoetst te worden aan het gemeentelijke beleid middels een kapvergunning. Dit is buiten het bestemmingsplan geregeld en staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Natura 2000

Het dichtsbijzijnde Natura 2000-gebied 'Solleveld & Kapittelduinen' ligt op circa 11 km ten westen van het plangebied. Directe effecten kunnen gezien de afstand uitgesloten worden.

Uit het stikstofonderzoek in Bijlage 55 blijkt dat de onderhavige ontwikkeling in de gebruiksfase niet leidt tot een stikstofdepositietoename van meer dan 0,00 mol/ha/jaar ten opzichte van de referentiesituatie. Als gevolg van het onderhavige bestemmingsplan is per saldo geen sprake van significante gevolgen op Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.14.4 Conclusie

Er zijn diverse beschermde soorten aanwezig in zowel Kabeldistrict als Nieuwe Haven. Uit het vervolgonderzoek volgt dat er geen negatieve effecten worden verwacht. Indien benodigd wordt een ontheffing aangevraagd, waarin de benodigde maatregelen zijn opgenomen. Ook wordt voldaan aan de randvoorwaarden in het kader van gebiedsbescherming. Het aspect 'natuur' vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.15 Archeologie

4.15.1 Kader

Archeologische waarden in de bodem zijn beschermd onder de Erfgoedwet. Op basis van deze wet en het Besluit ruimtelijke ordening dienen de (verwachte) archeologische waarden meegewogen te worden bij de totstandkoming van nieuwe ruimtelijke plannen. Er dient onderzocht te worden in hoeverre (potentiële) archeologische waarden die in de bodem aanwezig zijn aangetast kunnen worden door de voorgenomen ontwikkelingen. De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie schrijft voor op welke wijze het archeologische onderzoek uitgevoerd moet worden om inzichtelijk te maken in hoeverre archeologische waarden aangetast worden.

In beide delen van het plangebied is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden. De uitkomsten hiervan zijn beschreven in de onderstaande alinea’s.

4.15.2 Onderzoek

Voor het gehele gebied van Schieoevers Noord geldt dat voor de archeologische verwachting van de ondiepe ondergrond de ontstaansgeschiedenis vanaf het midden Holoceen relevant geacht wordt. Vanaf dit moment was een afwisseling van veenontwikkeling en invloed van de zee via getijdengeulen van belang voor de ontwikkeling van de bodem. De bodem bestaat dan ook uit een afwisseling van veenlagen en zand- en kleiafzettingen.

Kabeldistrict

Voor Kabeldistrict is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd door Transect (zie Bijlage 6). In dit gebied staat een fabrieksgebouw uit de periode tussen 1949 en 1962 en een kantoorgebouw uit 1986. De omvang van de panden beslaat een oppervlakte van ongeveer 6,5 ha. Onder de panden zijn kelders aanwezig met een totale oppervlakte van ca. 14.000 m2. De diepte van de kelders is onbekend. Onder de rest van de gebouwen zijn puinlagen gestort stalen balken, poeren en heipalen aanwezig. De puinlagen onder de fabriek reiken gemiddeld tot 150 cm onder maaiveld. Onder het kantoor is dat tussen 50 en 100 cm onder maaiveld. In het gebied worden geen resten verwacht uit de vroege middeleeuwen. Voor resten uit de Late ijzertijd, Romeinse tijd en late middeleeuwen geldt wel een middelhoge verwachting voor het gehele gebied. Voor het noorden van het plangebied geldt een hoge verwachting voor resten van historische bebouwing vanaf de 16e eeuw (mogelijk ook eerder).

Nieuwe Haven

Ten behoeve van de ontwikkelingen in Nieuwe Haven is in de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar het voorkomen van archeologische resten. Op voorhand geldt voor het gebied een hoge verwachting voor resten uit de Romeinse tijd, late middeleeuwen en nieuwe tijd. In verband met een bodemsanering ter plaatse van het perceel Rotterdamseweg 202 is in 2015 een bureau- en verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 8). Tevens heeft archeologische begeleiding plaatsgevonden in 2010 en 2016. Aangezien de resultaten van de archeologische waarnemingen uit 2010 niet eerder gepubliceerd waren zijn deze samen met het latere onderzoek beschreven in de rapportage van 2017 van ArcheoWest (zie Bijlage 5).

In het midden van het in het bureauonderzoek onderzochte terrein heeft in de 20e eeuw een bodemsanering plaatsgevonden tot 4 m onder het maaiveld. In dit gebied worden daarom geen relevante archeologische resten verwacht. In de overige delen van het onderzochte gebied is middels bureauonderzoek en verkennend veldonderzoek in beeld gebracht welke archeologische sporen verwacht kunnen worden. Onderstaande figuur geeft aan welke gebieden verkennend onderzocht zijn en in hoeverre de bodem ter plaatse van de boringen nog in tact was.

Voor het noordwestelijke deel van het plangebied is in 2016 een archeologische begeleiding uitgevoerd, gekoppeld aan de bodemsanering die daar plaatsgevonden heeft. De sanering had een diepte tot 0,65m -NAP. Bij de sanering zijn geen archeologische resten verstoord, wel is aangetoond dat op dieper niveau mogelijk nog resten ui de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen aanwezig zijn. Deze lagen beginnen vanaf ca. 0,75 m -NAP. Dit is ongeveer 0,95 m onder het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0061.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0062.png"

Figuur 4.23: Boorpuntenkaart met de dikte van verstoorde lagen (Bron: ArGeoBoor rapport 1351, 2015).

In 2010 was aan de zuidwestzijde van het onderzoeksgebied eveneens een archeologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij naar verwachting de noordelijke muur van een gebouw is aangetroffen uit de 18e en/of 19e eeuw met aansluitend een stuk van een tegelvloer. Eventuele resten van het gebouw kunnen zich ten zuiden van het onderzochte gebied bevinden. Tevens is dieper in de grond een cultuurlaag uit de Romeinse tijd aangetroffen met Romeins aardewerk. Tijdens het onderzoek konden geen hoogtematen worden genomen. De gevonden sporen zijn bij de sanering in het gebied (zie het gele vlak in bovenstaand figuur) verdwenen, maar maakten mogelijk deel uit van een behoudenswaardige vindplaats. Deze vondsten tonen aan dat ook ten zuiden van deze waarneming naar verwachting archeologische sporen aangetroffen kunnen worden. Dit gebied is niet onderzocht. Hiervoor dient dan ook een archeologische dubbelbestemming opgenomen te worden om de resten in de bodem te bewaren. Ook voor de rest van Nieuwe Haven wordt beschreven dat overal waar de grond niet dieper dan 1 m-NAP gesaneerd is, mogelijk nog archeologische resten aanwezig zijn.

Voor het zuidwestelijke deel van het archeologische onderzoeksgebied geldt dat bodemroerende ingrepen dieper dan 145 cm onder het maaiveld niet kunnen worden uitgevoerd zonder een nader archeologisch onderzoek. Hier heeft na het inventariserend veldonderzoek geen nader archeologisch onderzoek plaatsgevonden. In dit deel blijft de huidige bebouwing behouden. Er wordt hier wel een dubbelbestemming opgenomen.

Laga

Voor de locatie van Laga zijn in 2019 een archeologisch bureauonderzoek en een booronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4 en Bijlage 7). Uit het bureauonderzoek is gebleken dat er een middelhoge verwachting geldt voor archeologische resten uit de Romeinse periode, late middeleeuwen en nieuwe tijd. Het bureauonderzoek wees uit dat de bovengrond van de locatie mogelijk verstoord was, maar dat de diepte ervan onbekend was. Daarom is een archeologisch booronderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de bodemopbouw van het plangebied.

Het booronderzoek heeft uitgewezen dat de bodem ter plaatse van Laga grotendeels verstoord is. Tevens zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Het perceel is dan ook vrijgegeven voor de geplande werkzaamheden. Nader archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

4.15.3 Conclusie

Gezien de archeologische verwachting van het deelgebeid Kabeldistrict dient archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd te worden als grondwerkzaamheden dieper reiken dan 50 cm onder maaiveld. Hierbij wordt geadviseerd een archeologisch booronderzoek uit te voeren. Het booronderzoek kan ook een betere voorspelling geven van de intactheid van de bodem. Dit is op dit moment in grote delen van het deelgebied Kabeldistrict onduidelijk. Gezien de kans op het voorkomen van archeologische sporen is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming archeologie opgenomen voor het gehele gebied van Kabeldistrict.

Op basis van het bureau- en veldonderzoek is voor Nieuwe Haven geconcludeerd dat ter plaatse van het gesaneerde deel van het plangebied archeologisch gezien geen beperkingen zijn voor de voorziene bodemingrepen. Voor het overige deel van Nieuwe Haven is een dubbelbestemming archeologie opgenomen om verstoring van laatmiddeleeuwse en Romeinse sporen te voorkomen. Bij grondroeringen dieper dan 0,65 m -NAP dient nader archeologisch onderzoek plaats te vinden in de vorm van proefsleuven. Dit is in de regels geborgd met een ondergrens voor een onderzoeksplicht bij 30 cm onder het maaiveld en een oppervlakte van 50 m2. Voor Laga is middels archeologisch onderzoek aangetoond dat geen archeologische resten in de ondergrond verwacht worden. Op deze locatie is daarom geen nader archeologisch onderzoek nodig en de dubbelbestemming uit het vigerende bestemmingsplan is daarom voor deze locatie verwijderd. Met de opgenomen dubbelbestemming vormt het aspect archeologie geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.16 Cultuurhistorie

4.16.1 Kader

Cultuurhistorische waarden zijn beschermd onder de Erfgoedwet. Dit betreft onder meer monumentale panden, maar ook landschappelijke waarden. Het niveau van bescherming verschilt per soort erfgoed, zo komen in Delft zowel rijks- als gemeentelijk beschermde gebouwde monumenten voor. Landschappelijke waarden heeft de gemeente niet specifiek beschermd. De provincie Zuid-Holland heeft een cultuurhistorische hoofdstructuur waarin waardevolle gebieden, ensembles en elementen zijn weergegeven. Voor deze Cultuurhistorische hoofdstructuur streeft de provincie naar behoud en herkenbaarheid.

4.16.2 Toetsing

Cultuurhistorische waarden

Het gebied van Schieoevers Noord was tot in de 19e eeuw grotendeels agrarische grond met een strokenverkaveling die kenmerkend is voor veengebieden. De Schie was hier (naar verwachting) in de 12e eeuw gegraven en functioneerde als handels- en transportader. Later werd deze vaart ook als trekvaart in gebruik genomen. De huidige Schieweg vormde het jaagpad langs de vaart. Historisch kaartmateriaal laat diverse bebouwing langs de oostkant van de Schie zien ter hoogte van het huidige Schieoevers Noord. Vanuit archeologisch onderzoek is aan die zijde ook de ligging van een middeleeuws klooster bekend (buiten het plangebied). Ter hoogte van Nieuwe Haven was in de 20e eeuw diverse fabrieksbebouwing aanwezig en in Kabeldistrict is in de jaren '49 tot '62 van de 20e eeuw een fabriek gebouwd die nu nog grotendeels aanwezig is.

Beschermde monumenten

In de omgeving van het plangebied zijn een aantal rijksmonumenten en een gemeentelijk monument bekend. Deze liggen in het gebied Schieoevers Noord dat getransformeerd wordt, maar buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

De beschermde monumenten liggen niet in het bestemmingsplangebied waarvoor wijzigingen in de bestemmingen worden aangebracht. Daarmee heeft het plan geen directe invloed op de bouwkundige waarden. De beide rijksmonumenten die op korte afstand van de plangebieden liggen, kunnen echter vanuit het nieuwe bouwplan beïnvloed worden in hun waarde naar de omgeving. Dit geldt met name voor het Kruithuis met omliggende bebouwing en inpassing in het landschap. Dit unieke ensemble dateert uit de 17e eeuw en is uniek en van zeer hoge cultuurhistorische waarde. De monumenten van dit ensemble liggen buiten het plangebied. De monumenten blijven hiermee in stand. Door het terugleggen van de bouw-/bestemmingsvlakken ten gunste van de maat van het Schiepark is voorkomen dat kijkend langs de Schie het monument weggedrukt wordt. Ook is in het stedenbouwkundig plan bij het positioneren van de eerste hoogbouw rekening gehouden met het ‘platslaan’ van het beeld langs de Schie op het Kruithuis.

Van de Porceleyne Fles is de binnentuin met arcade aangewezen als rijksmonument. Deze binnentuin is niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Bovendien wordt deze van de ontwikkeling van Nieuwe Haven gescheiden door een ander bedrijfsgebouw van hetzelfde bedrijf. Dit pand is niet als (rijks)monument beschermd. De invloed van de ontwikkeling op de cultuurhistorische waarde van deze binnentuin is daarmee te verwaarlozen.

Overige cultuurhistorische waarden

De Schie is in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland aangewezen als onderdeel van het netwerk van trekvaarten. De vaart blijft gehandhaafd op de huidige plek en met de huidige uitstraling. Hiertoe is de vaart ook bestemd als Water. Daarmee blijft de cultuurhistorische waarde van deze trekvaart behouden. De Schieweg die ooit als jaagpad diende is in de loop der jaren van karakter veranderd doordat het als weg voor autoverkeer ingericht is. De Schieweg wordt in de plannen voor de transformatie van Schieoevers Noord “omgeklapt” naar een ligging langs het spoor. Daarmee verdwijnt deze weg langs de Schie, hier waren de kenmerken van het Jaagpad niet of nauwelijks meer in herkenbaar. Aangezien wel een groenstructuur langs de Schie aanwezig blijft, waarin ook paden aangelegd kunnen worden. Met het realiseren van het park wordt aandacht voor die historische route mogelijk gemaakt.

In deelgebied Nieuwe Haven staat een pakhuis op de Rust locatie (Rotterdamseweg 222). Dit pakhuis heeft een cultuurhistorische waarde, maar is niet als monument aangewezen. De Rust locatie blijft bestaan in dit deelgebied en behoudt de bestaande bestemming en het bestaande gebruik. Voor het pand geldt in het voorgaande bestemmingsplan reeds een dubbelbestemming cultuurhistorische waarde. Deze dubbelbestemming is overgenomen in dit bestemmingsplan.

In het plan wordt aandacht gevraagd voor het industrieel erfgoed op het terrein van Kabeldistrict. Zo schrijft het ontwikkelplan voor dat de ruimtelijke kenmerken van de voormalige kabelfabriek als fysieke basis genomen dienen te worden voor de gebiedsontwikkeling. Het RKK schrijft voor dat de identiteit van het gebied dient te worden versterkt door karakteristieke elementen (her) te gebruiken. In dit kader is een dubbelbestemming opgenomen om deze waarden te beschermen (de bestemming is in paragraaf 5.3 nader toegelicht).

De cultuurhistorische waarden worden door het plan niet aangetast. Dit is in overeenstemming met de spelregels die in het Spelregelkader voor de gehele transformatie zijn geformuleerd. Het bestemmingsplan heeft geen betrekking op monumenten of cultuurhistorisch waardevolle objecten die in het kader van het MER geïdentificeerd zijn.

4.16.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Er is een dubbelbestemming opgenomen voor het pand Rotterdamseweg 222. De omliggende monumenten worden niet negatief beïnvloed door het voornemen en er wordt rekening gehouden met aanwezige cultuurhistorische structuren.

4.17 Ladder voor duurzame verstedelijking

4.17.1 Toetsing

Voor zowel Kabeldistrict en Nieuwe Haven is door Bureau Stedelijke Planning (2020) een onderbouwing opgesteld in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 26. De behoefte aan het programma is voor de planperiode 2020 - 2030 in beeld gebracht. Hierbij is uitgegaan van een maximaal programma. De ontwikkeling van Kabeldistrict vindt naar verwachting tot medio 2035 plaats. Een deel van het programma (met name kantoren en bedrijven) zal pas na 2030 gerealiseerd worden. Aangezien het lastig is om ramingen op te stellen die verder gaan dan 10 jaar (meer onzekerheid, niet al het toekomstig aanbod is bekend), is waar nodig een kwalitatieve doorkijk gegeven naar 2035. Voor de roeivereniging Laga is separaat een Ladderonderbouwing opgesteld (zie Bijlage 27). Voor bedrijfsruimte is tevens een onderbouwing vanuit de behoefteraming bedrijventerreinen van de Provincie Zuid-Holland in de beschouwing betrokken (Bijlage 9). Voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven betekent dit dat het onderstaande programma onderzocht is. Het onderzochte programma is een maximaal programma, dat op punten (iets) ruimer is dan de regels van het bestemmingsplan mogelijk maken.

Wonen (3.850 woningen)

  • Het onderzoeksgebied op basis van verhuisbewegingen betreft Delft, Den Haag, Rotterdam, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk en Midden-Delfland.
  • De totale kwantitatieve behoefte aan woningen in het onderzoeksgebied bedraagt circa +58.000 tot 2030.
  • Kwalitatief is voldoende Ladderruimte in stedelijke woonwerkmilieus. De behoefte aan woonmilieus waar wonen en werken gemengd worden neemt toe, onder meer doordat arbeidsplaatsen en voorzieningen nabij zijn en dit leidt tot dynamische gebieden.

Bedrijfsruimten (45.500 m2)

  • De markt voor bedrijfsruimten in Delft is krap en bevindt zich onder het gewenste frictieniveau.
  • De behoefte aan bedrijfsruimten in de HTSM (High Tech Systems & Materials) in Delft bedraagt ca. +58.000 m² tot 2030. In het coronascenario bedraagt de behoefte aan HTSM +30.000 m² tot 2030.
  • Met een toekomstige jaarlijkse vraag van ca. 5.000 tot 7.400 m2 zou in de periode 2030-2035 sprake zijn van een aanvullende vraag van ca. 25.000 tot 37.000 m2. Dit is echter sterk afhankelijk van marktontwikkelingen in de komende periode. Daarnaast is het toekomstige aanbod nog onbekend en kan hiermee de exacte behoefte niet bepaald worden.
  • Het plangebied sluit zeer goed aan op de vestigingscriteria van de HTSM. De locatie is goed bereikbaar en multimodaal ontsloten. Daarnaast speelt het in op de toenemende vraag naar bedrijfsruimten in gemengde stedelijke gebieden.
  • De provincie Zuid-Holland geeft aan in de behoefteraming bedrijventerreinen dat er een kwalitatieve mismatch is tussen vraag en aanbod. Er wordt geconstateerd dat woningbouwproductie druk uitoefent op terrein zoals Schieoevers en dat er in mindere mate vraag is naar gemengd stedelijk gebied. Met de notitie Transformatie Schieoevers Noord, Stationsgebied, de Slimme Centrale en de Staal (Bijlage 58), zoals beschreven in 3.2.2, geeft de gemeente antwoord op deze vraag en worden concrete voorstellen gedaan ten aanzien van HMC bedrijvigheid.

Kantoren (6.000 m2)

  • De kwantitatieve behoefte in Delft bedraagt +15.000 m² tot 2030. In het coronascenario is sprake van een behoefte aan ca. +500 m² tot 2030.
  • De kwalitatieve behoefte in Delft aan kantoren op gemengde multimodaal ontsloten locaties (rondom de treinstations en het centrum) bedraagt +17.000 m² tot 2030. In het coronascenario bedraagt de kwalitatieve behoefte +6.500 m². Het Kabeldistrict en Nieuwe Haven sluiten goed aan op deze behoefte.
  • De behoefte in de periode 2030-2035 is sterk afhankelijk van marktontwikkelingen in de komende periode. Daarnaast is het toekomstige aanbod nog onbekend en kan hiermee de exacte behoefte voor deze periode niet bepaald worden.

Detailhandel en commerciële dienstverlenging (2.000 en 3.000 m2)

  • In 2030 is er (uitgaande van een conservatieve huishoudensgrootte van 1,5 tot 1,8 inwoners) behoefte aan 1.400 tot 1.670 m² bvo dagelijkse voorzieningen. Na 2030 kan dit door de realisatie van Schieoevers fase 2 toenemen met ten minste het dubbele metrage, ca. 3.340 m² bvo. Het beoogde programma voorziet hiermee in de behoefte.
  • In kwalitatieve zin draagt de ontwikkeling van een dagelijks cluster bij aan de levendigheid van de wijk, het creëren van een hart van de wijk waar mensen elkaar kunnen ontmoeten.
  • Geadviseerd wordt te kiezen voor een supermarkt van ten minste 1.200 m² bvo. Daarbij is het advies dit aan te vullen met een beperkt aanvullend dagelijks aanbod (ca. 300 m² bvo), frequent benodigde niet-dagelijkse voorzieningen (245 – 290 m² bvo) en (commerciële) dienstverlenende voorzieningen (785 – 945 m² bvo/12 – 14 verkooppunten).
    Met de provincie is de afspraak gemaakt om 500 m2 bvo extra toe te voegen. In totaal is er dus ruimte voor 2.000 m2 bvo detailhandel, waarvan maximaal 1.500 m2 voor de supermarkt.

Horeca (1.900 - 2.600 m2)

  • Uitgaande van gemiddelde horecadichtheden van vergelijkbare steden en de gemiddelde horecadichtheid van Delft is de marktruimte voor de (toekomstige) inwoners van het Kabeldistrict en de Schieoevers Noord gelijk aan 3.250 – 4.000 m² bvo.
  • De toevoeging van horeca past bij de moderne, jonge en hoogopgeleide doelgroepen die in het gebied komen te wonen.
  • Een horecavestiging is maximaal 500 m2 per vestiging.

Maatschappelijke voorzieningen (welzijn, onderwijs, zorg, sport; 17.000 m2 - 20.000 m2 )

  • In kwantitatieve zin zien we dat er in totaal voldoende behoefte is om het wijkgerichte programma aan zorg, welzijn en de basisschool te realiseren (ca. 8.865 – 9.370 m2 aan behoefte).
  • Ook binnen de kwantitatieve verkenning past een wijkoverstijgende middelbare school van 10.000 m² bvo.
  • Een aantal schoolgebouwen in Delft is verouderd of op een suboptimale locatie in de stad gelegen. De gemeente acht het wenselijk om op termijn deze locaties te sluiten en te reloceren naar de Schieoevers.
  • Passend bij de welzijnsvoorzieningen in de Schieoevers is er ook ruimte voor sportvoorzieningen. Er ruimte is voor ca. 840 tot 1.000 m² bvo, bestaande uit één fitnesscentrum en meerdere andersoortige kleinschalige sportvoorzieningen.

Maatschappelijke voorzieningen (Cultuurplatform; 3.000 m2 )

  • De behoefte aan het cultuurplatform is sterk afhankelijk van de uiteindelijke invulling van het initiatief en bijbehorend verzorgingsgebied. Een specifieke marktbehoefte voor een concept als het cultuurplatform is daarom lastig te kwantificeren.
  • Het Kabeldistrict lijkt een uitgelezen locatie voor het toevoegen van het cultuurplatform. Hier komen onderwijs, studenten en bedrijven samen. Door clustering van functies in een dergelijk centrum kan flexibel en efficiënter worden omgegaan met ruimtes, en kunnen crossovers makkelijker ontstaan. Deze functiemix is de toekomst voor levendige en aantrekkelijke gebieden.

Roeivereniging (2.500 m2 )

De huidige accommodatie bestrijkt al 765 m². Deze vierkante meters worden meegenomen naar de nieuwe locatie waar nog eens 1.539 m² bijkomt. De totale voorziene omvang van de nieuwe accommodatie bedraagt 2.304 m². De geplande ontwikkeling past binnen de behoefte op basis van het ledenaantal van roeivereniging Laga. Om door te kunnen groeien naar 1.000 leden is behoefte aan een accommodatie van 2.500 m².

De kwalitatieve behoefte aan een moderne accommodatie voor een roeivereniging is eveneens aanwezig, het gaat dan vooral om voldoende ruimte voor boten, voldoende kleedruimte en een eigen ruimte voor ergometers. Ook is het wenselijk over andere afzonderlijke algemene ruimten te beschikken zoals een werkplaats, sociëteitruimte, commissieruimte, keukenruimte, magazijnruimte en bestuurskamer.

Gelet op de groeiende populariteit van de roeisport, het grote aantal inschrijvingen bij de Delftse roeiverenigingen Laga en Proteus-Eretes en het feit dat beide verenigingen een ledenstop hanteren, zal de toename van het aantal vierkante meters niet leiden tot ongewenste leegstand van de accommodaties van Laga en Proteus-Eretes.

4.17.2 Conclusie

Uit het Ladderonderzoek volgt dat er behoefte is aan de opgenomen functies in het bestemmingsplan. De realisatie vindt naar verwachting ook plaats na 2030. In het kader van de monitoring wordt het aantal arbeidsplaatsen in beeld gebracht. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.18 Duurzaamheid en klimaatadaptatie

4.18.1 Duurzaamheidsvisie

Delft staat voor grote uitdagingen en Schieoevers Noord loopt daarbij voorop. Het klimaat in Nederland verandert, de zomers worden warmer en we krijgen vaker te maken met hittegolven. Ook de neerslag verandert, we zullen regelmatig perioden met extreme droogte meemaken en tegelijkertijd juist ook vaker zware buien krijgen. De stad wil zich aanpassen aan deze veranderingen. Dit kan door bij de inrichting slim om te gaan met water en groen, daarnaast zijn er tal van technische oplossingen mogelijk. De gemeente Delft heeft voor Schieoevers Noord een duurzaamheidsvisie opgesteld, daarin is de ambitie uitgesproken hoe bij ontwikkelingen met o.a. groen, water en energie omgegaan zou moeten worden. Hierin is een zestal leidende principes opgenomen.

Drie van deze principes hebben betrekking op de fysieke leefomgeving:

  • Energieneutraal: Alle energie die in Schieoevers gebruikt wordt wekken we duurzaam in Schieoevers op.
  • Kringlopen sluiten: Alle materialen en grondstoffen die binnen Schieoevers gebruikt worden zijn onderdeel van een gesloten kringloop (natuurlijke of technische)
  • Gezonde, prettige en veilige omgeving: Schieoevers biedt een gezonde omgeving die een gezonde leefstijl bevordert voldoende ruimte voor flora en fauna is hiervoor een voorwaarde.

De overige drie principes zijn gericht op de aanpak en het proces:

  • Niet afwentelen: Negatieve effecten als gevolg van de ontwikkeling worden niet afgewenteld op de omgeving. Denk aan parkeren, wateroverlast, afval, etc.
  • Maximaal benutten van het natuurlijk systeem: Bij vraagstukken rondom water, klimaatadaptatie, energie, materialen etc. is het uitgangspunt dat we eerst de mogelijkheden die het natuurlijk systeem ons biedt maximaal willen benutten. Niet alleen omdat dit een systeem is dat uit zichzelf werkt, ook als mensen even niet opletten, maar ook omdat dit tot heel veel andere kwaliteiten leidt.
  • Meervoudige waardencreatie: Duurzaamheidsmaatregelen (maar ook alle andere ingrepen) moeten een bijdrage leveren aan het economisch belang, het groene belang, de gezondheid etc.

De bovenstaande principes zijn in de duurzaamheidsvisie vertaald in ambities voor de verschillende duurzaamheidsthema's, waaronder groen, water en energie. De duurzaamheidsvisie is onderdeel van de anterieure overeenkomst bij Kabeldistrict en op die wijze geborgd voor de ontwikkeling (zie Bijlage 12).

4.18.2 Kader natuurinclusief bouwen

De gemeente zet in op het vergroten van de kansen voor flora en fauna door het uitwerken van een kader voor natuurinclusieve maatregelen in en aan gebouwen en de directe omgeving van deze gebouwen. Het doel is de stad te vergroenen en klimaatadaptief te maken. Denk hierbij aan groene daken, gevelbegroeiing en nestgelegenheid voor vogels en insecten. Doel hiervan is een biodiverse en klimaatadaptatieve stad waar het fijn leven is voor mens en dier. Om natuurinclusief bouwen en ontwikkelen in Delft vorm te geven is gekozen om een concreet kader te ontwikkelen voor natuurinclusief bouwen en ontwikkelen in samenhang met klimaatadaptieve maatregelen. Ook bij renovatie moet rekening worden gehouden met planten en dieren en de kansen voor het versterken van soorten worden benut.

Om een gezonde, toekomst-bestendige leefomgeving voor mens, plant en dier te creëren en te behouden, moet de natuur een volwaardige plaats krijgen in de ontwikkeling van de stad. Door natuurinclusieve maatregelen mee te nemen in (gebieds)ontwikkelingen kan de stad zich gezond ontwikkelen en draagt elk project bij aan de biodiversiteit in de stad, een prettig woonmilieu en een gezond functioneel stedelijk ecosysteem.

Het toevoegen van beplanting op en aan gebouwen, op binnenterreinen en in de openbare ruimte draagt, naast positieve effecten voor biodiversiteit, ook bij aan bijvoorbeeld het vasthouden van water en het verminderen van wateroverlast of hittestress. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de uitgangspunten van het convenant Klimaatadaptief bouwen dat de gemeente, samen met partners heeft ondertekend.

Om biodiversiteit in de stad te versterken moet bij elk project en/of gebiedsontwikkeling een onderbouwing worden aangeleverd op welke wijze invulling wordt gegeven aan de eisen die voor de desbetreffende ontwikkeling worden gesteld. Een puntensysteem vormt de basis voor toepassingen op alle (nieuw)bouwprojecten, gebiedsontwikkelingen en renovatieprojecten binnen de gemeente Delft. Het kan daarbij gaan om een grootschalige stedenbouwkundige herstructurering als in Schieoevers, het realiseren van een woongebouw of brug of het renoveren van een gebouw.

Het puntensysteem is reeds in de duurzaamheidsvisie opgezet en daarna in het kader natuurinclusief bouwen verder uitgewerkt. Het maakt duidelijk welk type maatregelen gewenst is binnen de ruimtelijke context in de huidige situatie en de mogelijkheden van de nieuwbouw en renovatie. Dit puntensysteem biedt richting en houvast, maar tegelijkertijd moet er ruimte zijn/blijven voor de creativiteit en keuzevrijheid van architecten en ontwikkelaars. Om die reden is een (dynamische) lijst van maatregelen opgesteld waaruit de ontwikkelende partij of initiatiefnemer zelf een keuze kan maken.

4.18.3 Natuurinclusief bouwen in het bestemmingsplan

Voor natuurinclusief bouwen zijn de volgende zaken zijn ten behoeve van het bestemmingsplan Schieoevers van belang:

  • Het kader natuurinclusief bouwen dat onlangs is vastgesteld in de gemeenteraad met in de kern van dit kader een puntensysteem waarin voor verschillende maatregelen punten zijn opgenomen. Bij elk bouwproject moet een minimum aantal punten gehaald worden door het nemen van maatregelen uit de lijst. Ontwikkelaars kunnen ook zelf maatregelen aandragen die opgenomen kunnen worden op deze lijst. Het aantal punten dat gehaald moet worden is afhankelijk van de grootte van het project. Indien ontwikkelaars zelf maatregelen aandragen is advies vanuit de gemeente nodig om te bepalen of de maatregelen zinvol zijn en, zo ja, hoeveel punten de maatregelen 'waard zijn'. Zo ontstaat een flexibel kader dat de ambitie voor natuurinclusief bouwen concretiseert.
  • De duurzaamheidsvisie Schieoevers is tegelijk met het Ontwikkelplan vastgesteld. Hierin wordt verwezen naar het puntensysteem natuurinclusief bouwen. Het puntensysteem was op dat moment nog niet vastgesteld. Vooruitlopend daarop is in de duurzaamheidsvisie wel aangegeven hoeveel punten er gehaald moeten worden bij de ontwikkelingen binnen Schieoevers. Deze puntentelling is in lijn met het inmiddels vastgestelde kader.
  • De plannen van de ontwikkelaars op Schieoevers (Kabeldistrict en Nieuwe Haven). In deze plannen is zeer veel groen in, op en rondom de gebouwen opgenomen. Daarmee voldoen deze plannen vrijwel zeker aan het kader natuurinclusief bouwen indien deze plannen ook werkelijk waar worden gemaakt.

Zowel de duurzaamheidsvisie als het kader natuurinclusief bouwen geven aan hoeveel punten er gehaald moeten worden bij een gebouw. De punten in de duurzaamheidsvisie komen echter niet overeen met de punten uit het kader natuurinclusief bouwen. In de regels van het bestemmingsplan wordt het puntensysteem uit het beleidskader natuurinclusief bouwen voorgeschreven.

Het kader natuurinclusief bouwen maakt onderscheid in kleine, middelgrote en grote projecten en heeft daarnaast de categorie gebiedsontwikkeling. Tabel 4.8 laat zien in welke categorie een project valt, tabel 4.9 geeft aan hoeveel punten gehaald moeten worden.

Tabel 4.8: Categorieën projecten. Bron: Kader natuurinclusief bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0063.png"

Tabel 4.9: Te behalen aantal punten per categorie project. Bron: Kader natuurinclusief bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0064.png"

4.18.4 Conclusie

Het puntensysteem uit het Kader Natuurinclusief bouwen en ontwikkelen is verankerd in de regels van het onderhavige bestemmingsplan. Dit wordt toegepast bij de verdere uitwerking van de deelgebieden. Daarmee wordt het aspect 'duurzaamheid en klimaatadaptatie' uitgewerkt voor deze ontwikkeling en vormt het geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.19 Milieueffectrapportage

4.19.1 Kader

Waarom een MER?

Bij nieuwe ontwikkelingen komt meestal de milieueffectrapportage in beeld omdat de voorgenomen ontwikkeling mogelijk effecten kan hebben op het milieu. Vanwege de omvang van de beoogde transformatie in Schieoevers Noord is een m.e.r.-procedure doorlopen om de milieueffecten tijdig in beeld te brengen. Met het MER Schieoevers Noord zijn de mogelijkheden voor transformatie en verdichting van geheel Schieoevers Noord onderzocht en de kaders inzichtelijk gemaakt waarbinnen deze ontwikkeling plaats kon vinden. Het MER gaat in op de hele transformatie van Schieoevers Noord voor 2040 waarvan de deelgebieden Kabeldistrict en Nieuwe Haven onderdeel uitmaken.

Het doel van dit MER was - naast het in beeld brengen van de milieueffecten van de transformatie - het opstellen van een spelregelkader (inclusief monitoring) waarmee de ambities voor Schieoevers Noord gerealiseerd konden worden. In het MER is gebruik gemaakt van innovatieve methoden: onderzoek door middel van bandbreedtes, een leefomgevingsfoto, een spelregelkader, dashboards en een dynamisch monitoringssysteem. Op deze manier kan het MER aansluiten op het karakter van het bestemmingsplan verbrede reikwijdte en kan met het voortschrijden van inzicht en de ontwikkeling tussentijds indien nodig bijgestuurd worden gedurende de transformatie. Over de wijze waarop het MER en Spelregelkader samenhangen is meer uitgelegd in paragraaf 2.2.4. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een update van het MER gemaakt, waarmee een aantal effecten opnieuw zijn beschouwd en het MER nader aansluit op de meer uitgekristalliseerde plannen voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven.

Procedure

Deze m.e.r.-procedure is gestart met een kennisgeving in december 2017. Na participatie is het MER vervolgens opgesteld en afgerond in 2019. Het MER voor Schieoevers-Noord is gepubliceerd bij het bestemmingsplan Tiny Houses (vastgesteld op 11 juli 2019). Vervolgens heeft er in 2022 een actualisatie plaatsgevonden om aan te sluiten bij de geleidelijke transformatie van het gebied en de nieuwe inzichten die het uitwerken van de transformatie bracht. Hierdoor is er voor Schieoevers Noord een geactualiseerd beeld van de milieueffecten met daarbij geactualiseerde spelregels om de transformatie succesvol te laten verlopen. In 2021/2022 heeft ook de eerste monitoring plaatsgevonden, waarmee de nulmeting is gemaakt op basis waarvan de verdere metingen gedaan kunnen worden.

Voor de actualisatie van het MER wordt de m.e.r.-procedure niet opnieuw doorlopen. De wijzigingen in het MER zijn namelijk beperkt en wijken niet sterk af van het oorspronkelijke MER. Er heeft een aanscherping plaatsgevonden en voortschrijdend inzicht is verwerkt in het MER. De actualisatie van het MER is als bijlage bij het MER opgenomen en is verwerkt in het MER (zie Bijlage 33). Op basis van de actualisatie van het MER is ook het spelregelkader geactualiseerd (zie Bijlage 52). In Bijlage 57 is de toets opgenomen van dit bestemmingsplan aan de (geactualiseerde) versie van de spelregelkaart.

Wel is het MER inclusief de actualisatie van 2022, het bijbehorende spelregelkader en de toets van dit bestemmingsplan aan het spelregelkader als bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd en is gelegenheid geboden om zienswijzen op het (geactualiseerde) MER in te dienen. De Raad van State heeft namelijk in de eerdere beroepsprocedure de beroepen tegen het MER niet behandeld, omdat het bestemmingsplan waarbij het gevoegd geen deel uitmaakt van het stedelijk ontwikkelingsproject Schieoevers Noord. Hierdoor konden deze niet inhoudelijk worden behandeld, omdat zij buiten de reikwijdte van dat geding vielen. De Afdeling heeft opgemerkt dat deze bezwaren aan de orde kunnen worden gesteld in een procedure over een ruimtelijk besluit dat wel voorziet in (een deel van) de m.e.r.-plichtige activiteit transformatie Schieoevers Noord. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een dergelijke m.e.r.-plichtige activiteit.

Levend MER

In 2019 is gekozen voor een MER waarin is onderzocht welke ruimtelijke en milieurandvoorwaarden leiden tot ontwikkelingen die passen bij de ambities voor het gebied. Dit kader biedt de nodige flexibiliteit, omdat nog grotendeels onbekend is hoe de geleidelijke transformatie van Schieoevers Noord gaat verlopen. Om deze flexibiliteit ook in de toekomst te waarborgen (bijvoorbeeld door het actualiseren/aanpassen van dit kader) én om bij te kunnen sturen wanneer nodig, zijn monitoring en een dynamisch leefomgevingsfoto een belangrijk onderdeel van de m.e.r.-procedure. De wijze waarop de monitoring is vormgegeven, is vastgelegd in het Monitoringsplan Schieoevers Noord, dat op 8 oktober 2020 aan de gemeenteraad van Delft is aangeboden. In dat plan is beschreven 'waarom', 'hoe' en 'wat' er gemonitord wordt.

In de tweejaarlijkse monitoringsrapportage worden objectieve gegevens verzameld en opgewerkt tot indicatoren. Aan de hand van deze indicatoren vindt een evaluatie plaats van de doelstellingen en ambities voor Schieoevers Noord, waarmee ook het MER wordt geactualiseerd. Bij de evaluatie wordt ook informatie uit andere bronnen betrokken, zoals nieuwe wet- en regelgeving, onderzoeken met betrekking tot belangrijke trends en ontwikkelingen en een overzicht van lokale projecten.

De monitoringsrapportages, waarvan de eerste in januari 2022 aan de gemeenteraad is aangeboden, bieden de informatie om besluiten te nemen ten behoeve van het (tijdig) treffen van maatregelen, zoals ingrepen in de energievoorziening en de infrastructuur. Ook kan op basis van de monitoring worden besloten tot het treffen van aanvullende of vervangende maatregelen als het behalen van ambities in gevaar komt, zoals de verhouding tussen wonen en werken. De monitoring en evaluatie kan tenslotte ook leiden tot het bijstellen van ambities, indien blijkt dat deze niet realistisch zijn of niet meer in lijn zijn met de actualiteit. Bovendien worden de randvoorwaarden en spelregels die gelden in Schieoevers Noord geëvalueerd. Dit kan leiden tot een andere mate en/of vorm van sturing door de gemeente.

Op basis van de inzichten uit de monitoringsrapportage worden vervolgens voorstellen voor bijsturing beschreven in een separaat document. Dit zal gelijktijdig met de monitoringsrapportage door het College van B&W aan de raad worden aangeboden.

Door monitoring wordt een vinger-aan-de-pols aan de transformatie gehouden en is sprake van een levend MER. Door het MER te actualiseren wanneer hier aanleiding toe is blijven randvoorwaarden uit het MER actueel en kan het MER blijvend als onderlegger gebruikt worden voor de gehele transformatie. Zo blijft het milieubelang vroegtijdig en volwaardig betrokken in de besluitvorming bij de transformatie van Schieoevers Noord. Tevens biedt dit de mogelijkheid tussentijds bij te sturen als dat nodig is. 

4.19.2 Vertaling van het MER in het bestemmingsplan

Voorkeursscenario

In het MER uit 2019 zijn botsproeven gedaan tussen de ambities, twee programmascenario's en de aanwezige waarden, belemmeringen en aandachtspunten in het plangebied. Deze programmascenario's zijn mogelijke 'manieren' op hoofdlijnen waarop de transformatie van Schieoevers Noord kan worden ingevuld met functies, met als doel om de ontwikkelruimte van het gebied te verkennen. Deze scenario's zijn opgebouwd uit een aantal woningen en een aantal arbeidsplaatsen voor bedrijven, kantoren en voorzieningen dat theoretisch mogelijk is bij een volledige transformatie van Schieoevers Noord (zie Scenario 1 en Scenario 2 in tabel 4.10). Op basis hiervan is in het Ontwikkelplan Schieoevers Noord een voorkeursscenario gekozen: een scenario gebaseerd op de uitkomsten van het MER. In de actualisatie van het MER (dat nu bij dit bestemmingsplan is gevoegd) is het voorkeursscenario uit het Ontwikkelplan als uitgangspunt gekozen. Het Ontwikkelplan geeft aan dat er ten opzichte van de huidige situatie 1800 arbeidsplaatsen en 4200 woningen worden toegevoegd in Schieoevers Noord voor 2032. Dit geldt voor het onderzoeksgebied van het MER, (dat qua onderzoeksgebied groter is dan het bestemmingsplan, zie figuur 4.24) en ook tussen 2032 en 2040 zal de transformatie van Schieoevers Noord verder voortgezet worden, zodat uiteindelijk een beoogd aantal van 7.700 woningen en 5.500 arbeidsplaatsen bereikt kan worden (zie Tabel 4.10).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0065.png"

Figuur 4.24: Voorziene ontwikkelingen Schieoevers Noord, MER onderzoeksgebied (bron: Actualisatie MER Schieoevers Noord (2022))

Tabel 4.10: Programmascenario's en voorkeursscenario (afgerond op honderdtallen). (Bron: Actualisatie MER Schieoevers Noord (2022))

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0066.png"

Effecten, hoofdkeuzes en spelregelkader

In het MER zijn de milieueffecten van de ambities en scenario's voor Schieoevers-Noord inzichtelijk gemaakt. Uit deze beoordeling volgt een spelregelkader met randvoorwaarden om de ambities voor Schieoevers Noord te kunnen realiseren. Het voorkeursscenario waarop de Actualisatie van het MER is gebaseerd brengt in beeld op welke punten de conclusies van het MER aangepast moesten worden gebaseerd op het voorkeursscenario uit het Ontwikkelplan. Voor de overige aspecten geldt dat het voorkeursscenario past binnen de bandbreedte van de effecten die in het oorspronkelijke MER in beeld gebracht zijn. Het onderhavige bestemmingsplan is in Bijlage 57 getoetst aan het spelregelkader. Hieruit volgt dat de ontwikkeling past binnen de randvoorwaarden vanuit het MER en het bestemmingsplan waar nodig zorgt voor juridisch-planologische borging van maatregelen. Een deel van de maatregelen wordt uitgewerkt in de vergunningenfase. Hiervoor zijn eveneens randvoorwaarden in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

4.19.3 Conclusie

Het MER maakt inzichtelijk dat de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt niet leidt tot significant negatieve effecten. Het onderhavige bestemmingsplan sluit aan op het MER en maakt een ontwikkeling mogelijk die past bij de scenario's die in het (geactualiseerde) MER zijn beschreven en beoordeeld. Het bestemmingsplan borgt de randvoorwaarden en spelregels die in het spelregelkader worden voorgeschreven voor zover deze relevant zijn voor deze deelontwikkeling van Schieoevers Noord in Kabeldistrict en Nieuwe Haven. Voor de inhoudelijke behandeling van de effecten verwijzen we naar de conclusies van het geactualiseerde MER die zijn opgenomen in Bijlage 33.

4.20 Visie op de leefkwaliteit

Het komen tot een goede regeling voor de transformatie van Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) vraagt niet alleen een beschouwing van ieder van de milieuthema's individueel, maar ook om een visie op de leefkwaliteit in het gebied. Daarom geven we in deze paragraaf een integrale kijk op de ontwikkeling met alle facetten die daarbij komen, zowel de kwaliteiten als de milieukundige situatie en de nieuwe zaken die toegevoegd worden aan het gebied. De visie op de leefkwaliteit wordt enerzijds gedragen door de ambities voor het gebied en de kwaliteiten die in het gebied aanwezig zijn en anderzijds door de regeling voor de ontwikkeling die de kaders maakt waarbinnen het gemengde stedelijke gebied gerealiseerd kan worden. De in deze paragraaf beschreven visie op de leefkwaliteit is gebaseerd op de visie waarmee de ontwikkeling van Schieoevers is opgesteld, maar deze is nader geconcretiseerd met de conclusies en overwegingen bij de verschillende milieuaspecten en de kwaliteiten die in het gebied aanwezig zijn. Hieruit volgt een beschrijving van de aanvaardbaarheid van het plan en een conclusie over de mate waarin het bestemmingsplan een veilige en gezonde fysieke leefomgeving mogelijk maakt.

Ambitie

In hoofdstuk 2 van deze toelichting zijn de vijf uitgangspunten voor de ontwikkeling van Schieoevers Noord al uiteengezet:

  • Levendig gemengd stedelijk gebied
  • Ruimte voor innovatieve maakindustrie
  • Sociaal inclusief en cultureel divers
  • Gezonde en duurzame omgeving
  • Goede verbindingen en nieuwe mobiliteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0092-2001_0067.png"

Figuur 4.25: Ambities voor Schieoevers Noord (bron: Ontwikkelplan)

Deze ambities voor de transformatie van Schieoevers Noord zijn voor zover mogelijk vertaald in de regeling in dit bestemmingsplan verbrede reikwijdte.

Schieoevers biedt een unieke binnenstedelijke locatie die op het vlak van verschillende landelijke en lokale opgaven een belangrijke rol kan spelen. Zo is er behoefte aan ruimte voor nieuwe bedrijven en werkgelegenheid en ruimte voor nieuwe woningen. Daarbij wordt met name gezocht naar binnenstedelijke locaties, zodat het groene buitengebied onaangeroerd kan blijven. Schieoevers Noord is gelegen tussen het historisch centrum van Delft aan de noordkant en het buitengebied Midden-Delfland aan de zuidkant. Anderzijds is het gelegen tussen woonwijken aan de westkant en de campus van de TU Delft aan de oostzijde. Deze locatie is geschikt voor de ontwikkeling van een levendig gemengd stedelijk gebied waaraan het in Delft nog ontbreekt. Daarnaast biedt de transformatie kansen om de verbinding tussen de verschillende stadsdelen en het buitengebied te verbeteren. Ook biedt de grootte van de ontwikkeling mogelijkheden om aan andere opgaven te werken, zoals duurzame mobiliteit, verduurzaming van de leefomgeving en ruimte bieden voor innovatieve maakindustrie.

Om de ambities voor de transformatie van Schieoevers Noord mogelijk te maken, worden enerzijds de kwaliteiten in het gebied ingezet en waar mogelijk versterkt en anderzijds een manier gevonden om met de milieusituatie van bestaande bedrijven en andere invloeden op het gebied, zoals geluid van verkeer over omliggende wegen, om te gaan. Dit gebeurt door de kwaliteiten te versterken en regels op te stellen om de balans tussen nieuwe en bestaande functies zodanig vorm te geven dat een veilige en gezonde fysieke leefomgeving gerealiseerd kan worden.

Kwaliteiten

Om de ambities voor het gebied te kunnen vormgeven is de ontwikkeling van Kabeldistrict en Nieuwe Haven opgebouwd vanuit een aantal kwaliteiten die in het gebied aanwezig zijn. Met het behouden en benadrukken van deze kwaliteiten wordt een deel van de ambitie voor Schieoevers gerealiseerd. De kwaliteiten bestaan uit:

  • Positie: zoals eerder gesteld biedt Schieoevers een unieke locatie nabij de binnenstad, het achterland en tussen de campus van de TU Delft en de aangrenzende woonwijken. De verbindingen van de binnenstad naar het achterland en de campus en de woonwijken is in de huidige situatie niet optimaal. Door de ontwikkeling van het gebied tot een nieuwe levendige gemengde stadse wijk met passende infrastructuur, worden die verbindingen verbeterd en neemt de toegankelijkheid van het gebied toe.
  • Cultuurhistorische waarde: In de ontwikkeling van Delft heeft Schieoevers meerdere fasen met functies gekend. De inpoldering, industriële uitbreiding en bebouwing hebben het gebied een eigen karakter gegeven. Het slagenlandschap uit de periode van de agrarische ontginning leidde tot smalle oost-west-georiënteerde percelen met de Schie als centraal kanaal door het gebied. Het zicht vanaf de Schie op monumenten in de binnenstad en het industriële erfgoed in het gebied geven Schieoevers een uniek karakter, dat bij de ontwikkeling ter inspiratie wordt genomen en zoveel mogelijk behouden. In de regels is geborgd dat het bouwen van gebouwen moet plaatsvinden met inachtneming van zichtlijnen vanaf de hartlijn naar de Schie. Hiermee wordt de oost-westoriëntatie van de eerdere verkaveling weer teruggebracht. Ook het behoud van het industriële karakter en de nadruk op de innovatieve maakindustrie zijn onderdelen van de cultuurhistorische waarde van het gebied en dragen bij aan het gemengde stedelijke karakter. Daarnaast biedt het voortbouwen op het industriële karakter de kansen voor de ontwikkeling van de innovatieve maakindustrie.
  • Ligging aan de Schie: de Schie is de verbindende factor van de plannen in het gebied en krijgt een centrale plek in het gebied. De locatie dankt haar naam immers aan het water. Door de herontwikkeling kan de Schie als groen-blauwe landschappelijke drager worden hersteld en benut voor nieuw stedelijk gebruik. Denk daarbij aan waterrecreatie, vervoer en het opwekken van energie. Daarnaast draagt het water en de daarlangs te creëren groenzones bij aan het tegengaan van hittestress en bieden de groenzones kansen voor de opvang van water. Daarmee draagt deze kwaliteit bij aan de gezonde en duurzame omgeving.
  • Positie tussen twee treinstations: de stations Delft Campus en Station Delft liggen op fiets- en loopafstand van het te ontwikkelen gebied. Dat biedt mogelijkheden om nieuwe manieren van bewegen en verplaatsen te stimuleren en de auto een ondergeschikte rol te laten spelen in het gebied. Door goede verbindingen aan te leggen met de rest van Delft, de openbare ruimte in te richten op verblijven, lopen en fietsen, en door slim om te gaan met parkeerplaatsen voor wonen en werken, wordt bijgedragen aan de mobiliteitstransitie. De effecten hiervan reiken verder dan Schieoevers, ook de omliggende wijken hebben baat bij deze ingrepen.
  • Transformatiemogelijkheden: er is vraag naar passende bedrijfsruimte en nieuwe woningen. Idealiter vindt deze herontwikkeling binnenstedelijk plaats en niet in het buitengebied. Er is een maatschappelijke noodzaak om te ontwikkelen en aangezien het hier om een gebied met relatief grote kavels gaat, is de kans van slagen groter. Ook biedt het mogelijkheden om andere doelstellingen waar te maken, namelijk: het versterken van de groenstructuur door o.a. het aanleggen van het Schiepark, het stellen van duurzaamheidseisen aan de ontwikkeling ten aanzien van energie, en het klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen. Tot slot biedt het de kans om een mix aan woningen toe te voegen in verschillende segmenten voor verschillende doelgroepen.

Omgevingssituatie

De bovengenoemde kwaliteiten maken het gebied geschikt als transformatielocatie voor het realiseren van nieuwe bedrijfsruimten en woningen en bieden kansen voor het realiseren van de ambities die voor de ontwikkeling van Schieoevers Noord gesteld zijn. Echter, de bestaande bedrijvigheid in het gebied is ook een belangrijke bron van werkgelegenheid die niet beperkt mag worden. Het vinden van de balans tussen de bestaande situatie van de bedrijven en het toevoegen van de nieuwe functies is een belangrijk aandachtspunt bij deze transformatieopgave. De verschillende milieuaspecten zijn in de bovenstaande paragrafen onderzocht en beschreven. De belangrijkste belemmeringen zijn te vinden ten aanzien van de aspecten geluid, bodem, omgevingsveiligheid, wateroverlast, windhinder en trillingen. De conclusies zonder maatregelen en bijpassende regelingen hierover zijn als volgt:

  • Geluid: Schieoevers betreft een gezoneerd industriegebied. Met voorliggend bestemmingsplan komt deze status te vervallen. Dit past bij de wijzigingen die in de afgelopen jaren op het industrieterrein hebben plaatsgevonden. Daarnaast is het gebied gelegen tussen het spoor en de relatief drukke wegen Kruithuisweg en Schieweg die verkeerslawaai veroorzaken. Deze bronnen zorgen voor een gebied met een hogere geluidbelasting dan de voorkeurswaarde en cumulatie van geluid.
  • Bodem: op basis van onderzoek is geconcludeerd dat de bodemkwaliteit in Kabeldistrict en delen van Nieuwe Haven onvoldoende is voor de beoogde functie. De bodemkwaliteit past daarom niet bij de boogde functie. Er zal daarom gesaneerd moeten worden om de gronden klaar te maken voor het nieuwe gebruik. Dit is overigens met de bestaande wetgeving op het gebied van bodem al voorgeschreven.
  • Omgevingsveiligheid: in de nabijheid van het plangebied liggen enkele risicobronnen. Het gaat om de N470 (Kruithuisweg) en A13, waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Daarnaast is er een scenario van een plasbrand met gevaarlijke stoffen bij MPM International Oil Company (op ruim 750 meter van het bestemmingsplangebied en ruim 1000 meter van de ontwikkellocaties) aangekaart.
  • Wateroverlast: in het kader van klimaatadaptatie is het nodig dat water bij hevige buien goed afgevoerd kan worden en er buffers zijn om waterschade te voorkomen. In Nieuwe Haven is sprake van een toename van verhard oppervlak en vormt wateropvang een aandachtspunt. In Kabeldistrict neemt het verharde oppervlak af, wat een verbetering voor wateroverlast zal betekenen.
  • Windhinder: hoogbouw kan het windklimaat in een gebied veranderen en effect hebben op het verblijfklimaat van de buitenruimte. In Kabeldistrict wordt hoogbouw tot 71 meter toegestaan en worden additioneel twee torens van maximaal 95 meter gerealiseerd. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met een hoogte van 30 meter of meer verleend kan worden, dient door de aanvrager een windhinderonderzoek te worden overgelegd, waaruit blijkt dat ten aanzien van wind voldaan wordt aan tenminste een matig windklimaat, zoals beschreven in NEN 8100. In Nieuwe Haven is geen sprake van hoogbouw die windhinder kan veroorzaken.
  • Trillingen: Kabeldistrict ligt binnen 100 meter van de spoorlijn Delft-Schiedam. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is geconcludeerd dat de streefwaarden voor de trillingssterkte worden overschreden.

Maatregelen

Om met deze omgevingssituatie de ambitie voor de transformatie van het gebied wel te kunnen realiseren is in het bestemmingsplan verbrede reikwijdte een aantal maatregelen getroffen (of opgenomen) om de invloed van de omgevingssituatie te minimaliseren en om kwaliteiten in het gebied te versterken. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • Schieoevers-Noord wordt met het vaststellen van het bestemmingsplan gedezoneerd. Dit betekent in dit geval dat het gezoneerde industrieterrein Schieoevers wordt verkleind en teruggebracht tot het gezoneerde industrieterrein Schieoevers Zuid en het gezoneerde industrieterrein Dyckerhoff Basal. Deze dezonering is noodzakelijk om woningbouw mogelijk te maken en past bij de situatie van Schieoevers Noord waar in de afgelopen jaren het aantal grote geluidmakers al is afgenomen. Voor de bestaande bedrijven op Schieoevers Noord is in de regels van het bestemmingsplan een individuele geluidzone opgenomen gebaseerd op de representatieve bedrijfssituatie. Binnen de zones rond de bestaande bedrijven kunnen alleen geluidgevoelige functies worden gerealiseerd met een omgevingsvergunning en mits de gecumuleerde geluidbelasting op de gevel niet groter is dan 55dB(A) en er maatregelen getroffen worden.
  • Er is gekozen voor een bestemmingsplan verbrede reikwijdte en de aanwijzing van het gebied als ontwikkelingsgebied, dit biedt ruimte en tijd om het plan uit te werken en op termijn aan de milieueisen te voldoen. Dit betekent onder andere dat er een MXI-regeling is opgenomen, om een goede mix van werken, wonen en voorzieningen te waarborgen, maar ook de milieuregels rechtstreeks in de regels van het bestemmingsplan zijn opgenomen. Tevens kan met het plan tijdelijk afgeweken worden van de maximaal te ontheffen geluidswaarden. Onder de Omgevingswet verandert het wettelijk kader en passen de te ontheffen geluidswaarden in het wettelijke kader. Er wordt dan niet meer afgeweken.
  • Ten aanzien van het aspect geluid zijn verschillende maatregelen getroffen:
    • a. Voor een aantal locaties en gebouwen zijn gebouwgebonden maatregelen opgenomen en hogere waarden bepaald. Daarnaast is verplicht gesteld dat elke woning waarvoor de voorkeurswaarde Wet geluidhinder wordt overschreden ten minste 1 geluidluwe gevel dient te hebben. Dit is geborgd met een onderzoeksverplichting bij de vergunningaanvraag. Ook is voor de cumulatieve geluidsbelasting een aantal grenswaarden opgenomen voor woningen in het plangebied. Voor het plangebied zijn regels in het bestemmingsplan opgenomen, maar ook aanvullende specifieke geluidsregels in de beleidsregel geluid. Zo is opgenomen dat de binnenwaarde van woningen indien een hogere waarde is verleend maximaal 35dB(A) voor industrielawaai en maximaal 33 dB als gevolg van weg- en spoorlawaai mag zijn. Daarmee wordt op plekken met de hoogste geluidbelasting geborgd dat toekomstige bewoners zo weinig mogelijk gezondheidsschade oplopen en hinder ervaren van omgevingsgeluid.
    • b. Andersom mag de realisatie van bijvoorbeeld een nieuwe bedrijfsactiviteit niet leiden tot een significante verslechtering van het akoestisch klimaat, zoals in de regels is opgenomen. Bij het vaststellen van de zones en geluidsituatie van de bedrijven is uitgegaan van de Representatieve Bedrijfssituatie die in het kader van de transformatie van Schieoevers Noord is opgesteld;
    • c. Aan de rand van het spoor is een voorwaardelijke verplichting opgesteld voor het plaatsen van een geluidscherm. Bij het in gebruik nemen van de eerste geluidbelaste of eerstelijns woningen dient een geluidscherm met een minimale hoogte van 5 meter te zijn gerealiseerd;
    • d. Bewoners worden vooraf geïnformeerd over de kenmerken van het gebied: een gebied waarin niet alleen gewoond, maar ook gewerkt wordt.
    • e. Bewoners worden geïnformeerd als ondernemers tijdelijk meer geluid produceren.
  • Voor het aspect bodem zijn twee zones opgenomen: 'bodemkwaliteit 1', waar aangetoond moet worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie, en 'bodemkwaliteit 2' waar de leeflaag voortkomend uit de (reeds uitgevoerde) sanering in stand dient te worden gehouden. Hiermee wordt aangesloten op het wettelijke kader dat voor bodemkwaliteit geldt en wordt een voldoende gezonde bodem voor de woonfunctie gerealiseerd. De leeflaag die is aangebracht in de zone met 'bodemkwaliteit 2' voldoet aan de waarde van een gezondheidskundige voldoende bodemkwaliteit. Aanvullend hierop geldt provinciaal beleid dat voor gevoelige bodemgebruiksvormen (zoals kinderspeelplaatsen, wonen met tuin en grote moestuinen) de blootstellingsrisico's aan lood voor jonge kinderen zoveel mogelijk wordt teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau. In de regels van het plan is daarom aangesloten bij de normeringen voor een gezondheidskundig voldoende bodemloodkwaliteit zoals opgenomen in de Beleidsregel van de provincie Zuid-Holland van 14 januari 2020.
  • Voor het aspect omgevingsveiligheid is advies ingewonnen van de veiligheidsregio en zijn adviezen gegeven ten behoeve van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid binnen het plangebied. In de regeling van het bestemmingsplan is opgenomen dat advies van de veiligheidsregio dient te worden ingewonnen wanneer er wordt gebouwd binnen 50 meter van een aantal specifieke bedrijven. Op de verbeelding is daarnaast een zone 'weg' opgenomen, waar geen zeer kwetsbare functies gehuisvest mogen worden zonder omgevingsvergunning. In de vergunning worden vereisten opgenomen ten aanzien van te treffen maatregelen.
  • Om wateroverlast te voorkomen is verplicht gesteld dat binnen 3 jaar na onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning voor het bouwen dient te worden voldaan aan de vereiste van 50 liter waterberging per m2 verharding. Daarnaast zijn voorschriften opgenomen gekoppeld aan het Convenant klimaatadaptief bouwen. In de regels zijn maten opgenomen over de opvang en berging van water en maatgevende buien.
  • Uit het onderzoek windhinder is gebleken dat het windklimaat van een klein deel in de zuidwesthoek van het plangebied een matig tot slecht windklimaat kan ontstaan. Met de positionering van gebouwen en het gebouwniveau kan hier (positief) invloed op worden uitgeoefend. In de nadere eisen bij het bestemmingsplan is vereist dat bij een aanvraag voor het bouwen van een gebouw met een hoogte van 30 meter of hoger een windhinderonderzoek (conform NEN 8100) en bezonningsonderzoek wordt overlegd.
  • Tot slot, voor het aspect trillingen moet worden voldaan aan de streefwaarden van de SBR B-richtlijn en is onderzoek binnen 100 meter van het spoor verplicht gesteld. Ook kan de positionering van gebouwen en van gevoelige functies in combinatie met trillingsreducerende maatregelen bij het bouwen zorgen voor het voorkomen van overlast door trillingen.
  • Gezondheidsbevorderende maatregelen gericht op bewegen en ontmoeten dragen bij aan een gezonde leefomgeving. 'Een groenblauw gebied dat vooral toegankelijk is voor wandelaars en fietsers draagt bij aan mentale en fysieke gezondheid en een prettig leefklimaat'. Dit wordt (onder meer) bereikt door het realiseren van parkzones langs de Schie.

Aanvaardbaarheid

Wanneer we de balans opmaken en de ambities bekijken in het licht van de kwaliteiten, omgevingssituatie en opgenomen maatregelen, kan gesteld worden dat de ontwikkeling van Schieoevers Noord aanvaardbaar is. Dit bestemmingsplan is specifiek gericht op de ontwikkelingen in Kabeldistrict en Nieuwe Haven, die deel uitmaken van de grotere herontwikkeling Schieoevers Noord in Delft. Delft heeft een grote woningbouwopgave en deze moet – volgens landelijk en provinciaal beleid – zoveel mogelijk binnenstedelijk gerealiseerd worden. Dit past ook in de ambities van de gemeente. Hoewel de geluidsbelasting door de bedrijvigheid in Schieoevers boven de voorkeurswaarden ligt en hogere waarden worden aangevraagd voor het geluid afkomstig van de spoorweg, de industrie en een aantal wegen in de omgeving, draagt de ontwikkeling bij aan een verbetering van de leefomgeving en komt de leefkwaliteit van toekomstige bewoners niet in het geding. De geluidbelasting van nieuw te bouwen woningen wordt aanvaardbaar geacht, zeker met de genomen maatregelen en voorschriften die gelden voor de woningen in de regels van het plan en de Beleidsregels geluid Schieoevers. Er is gekozen voor het behouden en ruimte maken voor bedrijvigheid en het behouden van het industriële karakter van het gebied. Bij het nader ontwerpen van de onderdelen van Schieoevers Noord moeten de akoestische effecten nader in beeld gebracht worden. Een akoestisch onderzoek is vereist voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Een goede bereikbaarheid met openbaar vervoer en prettige wandel/fietsgebieden kunnen bijdragen aan reductie van geluid en uitstoot van wegverkeer. Deze modaliteiten dragen bovendien bij aan meer kansen op beweging en ontmoeten. Vergroening van het terrein door o.a. de aanleg van het Schiepark draagt bij aan meer gezondheidsaspecten en kan, mits gezond ingericht, ook bijdragen aan een prettig geluidsklimaat.

De herwaardering van de Schie en het behoud van het industriële karakter dragen bij aan een prettig leefklimaat. Schieoevers Noord ligt op een goed bereikbare plek door de nabijheid van de stations Delft en Delft Campus. Het terrein is centraal gelegen aan de Schie en ligt nabij de binnenstad van Delft en het achterland Midden-Delfland. De korte afstand van de campus TU Delft maakt het gebied een geschikte locatie voor innovatieve maakindustrie, waar de ruimte in Delft nu nog voor ontbreekt. De bedrijvigheid in combinatie met het wonen en ontspannen creëert een logische overgang van de woonwijken ten westen van Schieoevers naar de TU campus. Met de transformatie van Schieoevers worden de verbindingen tussen alle stadsdelen verbeterd (zie de raamwerkkaart in figuur 2.4).

Conclusie

Het plan biedt een voldoende gezonde en veilige fysieke leefomgeving en benut de kwaliteiten die in het gebied aanwezig zijn. Al met al maakt de regeling de ontwikkeling van een werk-woonlocatie met de vijf ambities die voor het gebied gesteld zijn mogelijk. Zoals beschreven is een regeling opgenomen die een levendig gemengd stedelijk gebied mogelijk maakt met een mix aan functies en afbakening van die zaken die belemmerend zijn voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Er is ruimte voor innovatieve maakindustrie met kaders voor bedrijven als het gaat om geluid en geur, maar ook een inrichting en focus die op deze industrie gericht is. Door de mix aan functies en soorten woningen die mogelijk gemaakt worden, wordt een sociaal inclusief en cultureel divers gebied geborgd. De gezonde en duurzame omgeving is in bestemmingen groen en water en voorschriften voor natuurinclusief bouwen en wateropvang geborgd. De ligging van het gebied en de voorschriften voor de infrastructuur in het gebied bieden goede mogelijkheden voor nieuwe mobiliteit en het gebruik van meer modaliteiten.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen beschreven hoe de juridisch-planologische vertaling heeft plaatsgevonden van de ontwikkeling van Kabeldistrict en Nieuwe Haven in samenhang met de omgevingsaspecten. Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels. De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels bevatten bepalingen over de gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding visualiseert waar welke bestemmingen gelden en daarmee waar welke regels van toepassing zijn. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de regels en daarmee in samenhang de verbeelding.

Het is een bestemmingsplan dat tot stand gekomen is onder de Crisis- en herstelwet (Chw). Dat betekent dat het een bestemmingsplan is met een verbrede reikwijdte (een bredere blik dan een bestemmingsplan onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro)). Voor dit bestemmingsplan betekent het dat naast de bouw- en gebruiksregels ook milieuregels worden gesteld die als voorwaarde voor de ontwikkeling zijn geformuleerd. Dit zijn met name regels ten aanzien van geluid en geur.

Om dit te kunnen doen is ook gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze standaard is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010 om alle bestemmingsplannen in Nederland te uniformeren en maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die door het toenmalige ministerie van VROM ontwikkeld zijn voor bestemmingsplannen. De standaarden hebben betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat onder andere de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze standaard zijn voorgeschreven. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010. Voor de regels betekent het onder andere dat er een vaste opbouw is in hoofdstukken, artikelen en leden. Iedere bepaling heeft zijn eigen plek in de regels van een bestemmingsplan. Onder de Chw is het mogelijk deze standaard los te laten. Hiervan is voor dit plan gebruik gemaakt door onder andere extra hoofdstukken toe te voegen waarin de milieuregels zijn opgenomen. Voor de herkenbaarheid is verder zoveel mogelijk aangesloten bij de SVBP.

5.2 Geluidregels bedrijven en industrie

Aangezien geluid een belangrijk aspect is bij de herontwikkeling van Schieoevers Noord is onderstaand in samenhang de systematiek toegelicht.

5.2.1 Algemeen

Het plangebied van het bestemmingsplan Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) HERSTELBESLUIT staat onder invloed van geluid van diverse bronnen, zoals beschreven in paragraaf 4.4. De ontwikkeling van Schieoevers Noord bestaat voor een deel uit het realiseren van geluidgevoelige functies (zoals woningen, scholen e.d). Binnen de (wettelijke) geluidzones van de bovengenoemde bronnen zijn echter geluidgevoelige functies in principe niet toegestaan, omdat niet aan de voorkeurs- of standaardwaarde wordt voldaan. Om de herontwikkeling toch mogelijk te maken zijn, specifiek voor Schieoevers Noord, voorwaarden opgesteld. Deze voorwaarden zijn in de Nota - Geluidkader Schieoevers Noord beschreven en in het bestemmingsplan geborgd en deels verder uitgewerkt in de beleidsregels Geluid Schieoevers Noord. Daarvoor zijn op de verbeelding onder andere de geluidzones van de gezoneerde industrieterreinen Dyckerhoff Basal, Schieoevers Zuid en de warmtekrachtcentrale weergegeven. Evenals de geluidzones van de bestaande overige bedrijven. In de regels zijn voorwaarden gesteld conform het geluidkader, voor deze bestaande inrichtingen en voor wijzigingen en/of uitbreidingen daarvan als ook voor nieuwe inrichtingen.

5.2.2 Industrielawaai en bedrijfsgeluid

Dezonering

Momenteel is Schieoevers een gezoneerd industrieterrein met een geluidzone van 50 dB(A) rondom het terrein. Op een gezoneerd industrieterrein zijn woningen en andere geluidgevoelige functies, anders dan geluidgevoelige functies buiten het gezoneerde industrieterrein, maar binnen de geluidzone, niet beschermd tegen het geluid van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein.

Voor de herontwikkeling van Schieoevers Noord is het daarom noodzakelijk dat het terrein gedezoneerd wordt. Dat betekent dat Schieoevers Noord niet langer een gezoneerd industrieterrein is (met uitzondering van Dyckerhoff Basal) en dat de wettelijke geluidzone rondom het industrieterrein Schieoevers wordt verkleind en gedeeltelijk komt te vervallen. Het (gedeeltelijk) vervallen van de geluidzone is geregeld met de aanduiding geluidzone - industrie vervallen. Het bij deze aanduiding behorende artikel (Artikel 22) voorziet in een partiële herziening van de huidige geldende regelingen waarin deze geluidzone industrie was opgenomen. Het gaat dan om de volgende bestemmingsplannen:

  • Schieoevers Noord
  • TU Midden en Noord
  • Geothermie Rotterdamseweg
  • Technopolis
  • Technopolis Clusters en kamers
  • Tiny Houses
  • Stationskap
  • Schieoevers Zuid
  • Station Zuid
  • Voorhof
  • Spoorzone na herziening
  • Zuidwest 3 Tanthof
  • Nieuw Delft, zuidelijke velden

De partiële herziening vindt plaats doordat het artikel de geluidzone rondom het industrieterrein in de bovengenoemde bestemmingsplannen op de verbeeldingen laat vervallen en de bijbehorende regels in de plannen schrapt, voorzover dat aan de orde is.

Schieoevers Zuid blijft een gezoneerd industrieterrein. Rondom Schieoevers Zuid geldt daarom de gebiedsaanduiding geluidzone - industrie Schieoevers Zuid. De regels hiervoor zijn opgenomen in artikel 30. Dyckerhoff Basal en de warmtekrachtcentrale, zijn grote lawaaimakers als bedoeld in de Wet geluidhinder. Op basis van deze wet moet voor de activiteiten van Dyckerhoff Basal en de warmtekrachtcentrale daarom eveneens een geluidzone voor industrielawaai worden vastgelegd. Daarin voorziet dit plan. Voor de warmtekrachtcentrale blijft de geluidzone gelijk aan de zone die met het vaststellen van het bestemmingsplan voor de centrale is vastgelegd, behalve dat de gronden van de inrichting zelf uit de zone zijn gelaten. Voor Dyckerhoff Basal is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie Basal' opgenomen en voor de warmtekrachtcentrale 'geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale'. De bijbehorende regels zijn opgenomen in artikel 28 (Dyckerhoff Basal) en artikel 31 (warmtekrachtcentrale).

Afstemming milieuspoor en ruimtelijk spoor

Zodra het terrein gedezoneerd is (wat het gevolg is van dit bestemmingsplan), gelden voor de inrichtingen op Schieoevers Noord de regels van het Activiteitenbesluit.

In het bestemmingsplan is de geluidruimte van bestaande bedrijven vastgelegd (meestal met een 50 dB(A) contour per bedrijf, alleen voor Lijm & Cultuur geldt hierop een uitzondering). Deze contour begrenst de huidige en toekomstige geluidruimte van het desbetreffende bedrijf. De contour is bepaald met het onderzoek naar de RBS. In paragraaf 5.2.3 van de toelichting is nader ingegaan op de totstandkoming van deze contouren.

Het bestemmingsplan maakt ook de realisatie van nieuwe woningen mogelijk. Tevens liggen op Schieoevers Noord enkele bestaande woningen. Dit zijn gevoelige objecten/functies en daarvoor is afstemming nodig met de mogelijkheden van bedrijvigheid in het bestemmingsplan. De aanvaardbaarheid qua ruimte én milieu is in algemene zin afgewogen op bestemmingsplanniveau, maar wordt in het concrete geval ook specifiek in de vergunning afgewogen. Om dit te bewerkstelligen is in artikel 40 (Geluid) een verbod opgenomen om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit een gebouw te gebruiken of in gebruik te nemen als nieuw geluidgevoelig object of functie ter plaatse van:

Verder is een verbod opgenomen voor geluidgevoelige functies als in een gebouw tevens bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. In dat geval kan dan ook beoordeeld worden of het geluidniveau in de geluidgevoelige functies voldoet aan de vereisten.

(voor meer informatie wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting in paragraaf 5.3).

Dit verbod geldt ook als niet wordt voldaan aan de voorkeurswaarde vanwege het (spoor)weglawaai. Wanneer in dat geval voldaan wordt aan de met het plan vastgestelde hogere waarden, met de daarbij behorende regels, wordt de omgevingsvergunning verleend.

Hierbij is van belang dat in de regels ook verwezen is naar de mogelijkheid van het opstellen van een maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit. Deze kunnen namelijk nodig zijn om het milieuspoor goed aan te laten sluiten op het bestemmingsplan. Het gaat daarbij overwegend om het geluid op de nieuw te projecteren woningen en in een enkel geval ook over bestaande woningen.

Het geluidkader waarop de regels van het bestemmingsplan zijn gebaseerd, biedt de ruimte tot een maximaal gecumuleerde geluidbelasting van 55 dB(A). In dat geval moet voldaan worden aan de voorwaarde van maximaal 55 dB Lden/45 dB Lnight (cumulatief). Dat is meer geluidruimte dan is toegestaan op basis van het Activiteitenbesluit (de standaardwaarde Activiteitenbesluit = 50 dB(A). Uiteraard gaat de voorkeur uit naar een geluidbelasting van maximaal 50 dB(A). Dit betekent dat de bedrijven na oplevering van de woningen in het Kabeldistrict en Nieuwe Haven in strijd kunnen zijn met de standaardwaarde van het Activiteitenbesluit. Om dit te voorkomen is het nodig om het ruimtelijk spoor (bestemmingsplan) en het milieuspoor (Activiteitenbesluit) op elkaar af te stemmen, zodat sprake is van een gelijke situatie voor geluid. Hiervoor is een maatwerkvoorschrift nodig om het op de woningen als aanvaardbaar beschouwde geluid ook daadwerkelijk per bedrijf te mogen produceren. Omdat zowel op bestemmingsplan-niveau als op vergunning-niveau al een afweging is gemaakt of de woning(en) aanvaardbaar zijn, hoeft dit niet opnieuw in het maatwerkvoorschrift. Dit geldt ook voor eventueel te treffen maatregelen door het bedrijf.

Dit maatwerkvoorschrift wordt gezien als een uitvoeringsbesluit dat gebaseerd is op een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (op grond van Crisis- en herstelwet). Uit jurisprudentie is al gebleken dat het maatwerkvoorschrift niet tegelijk met het bestemmingsplan vastgesteld hoeft te worden. Wel dient dit maatwerkbesluit uiterlijk voor oplevering van de woningen te zijn genomen. Het is de bedoeling voor Schieoevers Noord om het maatwerkbesluit ambtshalve vast te stellen. Van belang is nog op te merken dat het niet alleen gaat om de actuele activiteiten van het bedrijf, maar ook om de geluidruimte voor de concrete toekomstplannen waar in het bestemmingsplan ruimte voor is geboden en waarmee in het vergunningbesluit voor woningbouw rekening is gehouden (inclusief het effect van overeengekomen maatregelen).

Met het oog op de rechtszekerheid voor de bedrijven is deze werkwijze afgestemd met de ODH en zijn daarover afspraken gemaakt. Hiermee wordt voorkomen dat het maatwerkvoorschrift niet of afwijkend van het vergunningbesluit voor woningbouw genomen wordt. In de planregels is vastgelegd, dat het ontwerp van het vergunningbesluit voor woningbouw altijd voor advies wordt voorgelegd aan de ODH.

5.2.3 Bestaande inrichtingen (bron)

Algemeen

De herontwikkeling van Schieoevers Noord zal er uiteindelijk toe kunnen leiden dat activiteiten met veel geluid vervallen en daarmee de geluideffecten op de omgeving. Inrichtingen blijven echter mogelijk en gewenst binnen de randvoorwaarden die in de regels van het bestemmingsplan gesteld zijn. Het effect van deze activiteiten (met name geluid) maakt deel uit van de beoordeling of een geluidgevoelige functie realiseerbaar is.

Ter voorbereiding op het bestemmingsplan is daarom voor alle inrichtingen bepaald wat het geluideffect is van de bestaande activiteiten inclusief noodzakelijke ontwikkelingsruimte (representatieve bedrijfssituatie (RBS)). Het verloop van het onderzoek en een uitleg van de resultaten is beschreven in paragraaf 4.2. Niet elke inrichting heeft een relevant geluideffect. Voor deze inrichtingen is een standaard regel gesteld dat de 50 dB(A)-contour maximaal mag zijn gelegen op een afstand van 10 meter van de terreingrens van het bedrijf. Voor enkele inrichtingen zijn specifieke afspraken gemaakt ten aanzien van de geluideffecten op de ontwikkelingslocaties, hieronder valt in ieder geval Lijm & Cultuur. Een toelichting op de regeling voor dit bedrijven volgt na deze algemene beschrijving.

Voor de inrichtingen waarvan een zone is vastgesteld op de verbeelding geldt dat buiten de geluidzone het geluidniveau als gevolg van de activiteiten van inrichtingen doorgaans niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). De betreffende inrichting mag zich verder ontwikkelen mits het geluidniveau buiten de geluidzone de 50 dB(A) niet overschrijdt. Nieuwe/andere activiteiten/inrichtingen zijn alleen onder voorwaarden toegestaan. In het geval dat de nieuwe activiteiten gelijk zijn aan de activiteiten van de huidig bestaande inrichting dan blijft de geluidzone van toepassing. Wanneer de activiteiten niet gelijk zijn aan de bestaande activiteiten geldt dat de 50 dB(A)-contour niet op een grotere afstand dan 50 meter van de grens van de locatie waar de activiteiten worden verricht mag zijn gelegen. Voor de gevallen dat de geluidzone van de bestaande inrichting al op een kortere afstand van de inrichtingsgrens is gelegen, geldt dat die bestaande geluidzone van toepassing blijft. De kleinste van beide zone is maatgevend. De terreingrenzen van de inrichtingen zijn op de verbeelding weergegeven met de gebiedsaanduiding 'overige zone - bedrijven'. De regels voor bestaande en nieuwe activiteiten zijn opgenomen in het bijbehorende artikel 25.

Er zijn drie uitzonderingen op de regel dat de geluidbelasting op de grens van de geluidzone maximaal 50 dB(A) mag bedragen:

  • de regelmatig afwijkende bedrijfssituatie (ABS);
  • de incidentele bedrijfssituatie (IBS);
  • piekgeluiden.

De ABS staat voor activiteiten die behoren bij de bestaande inrichting maar die niet vaak voorkomen en wél een groter geluideffect hebben dan de RBS. De regels ten aanzien van de ABS geven een bedrijf de mogelijkheid om een aantal keer per jaar die geluidzone te overschrijden mits aan de daarvoor gestelde regels wordt voldaan. Het aantal keer dat hier gebruik van gemaakt kan worden, hangt af van de geluidniveaus, het tijdstip (dag of avond) en de duur van de afwijking. In artikel 40.3 zijn hier regels voor gesteld. Een toelichting hierop wordt gegeven in de artikelsgewijze toelichting in paragraaf 5.3.

Met de ABS hangt de IBS samen. Echter een IBS is zo specifiek en situatieafhankelijk dat een algemene regeling in het bestemmingsplan zich daar niet voor leent. Als een inrichting een IBS mogelijk wil maken, zal er een vergunning buiten het bestemmingsplan om verkregen moeten worden.

Daarnaast kan het zijn dat een inrichting binnen de RBS piekgeluiden veroorzaakt. Een piekgeluid is een geluidniveau dat kortstondig bereikt wordt. Dat zijn de zogenaamde maximale geluidniveaus (LAmax) in de zin van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit.

Voor de toelaatbare waarden op de gevels van nieuwe woningen binnen Kabeldistrict en Nieuwe Haven wordt voor de avond- en nachtperiode, dus tussen 19.00 en 07.00 uur, geanticipeerd op de gewijzigde kaders van het Besluit kwaliteit leefomgeving Omgevingswet (Bkl). Volgens artikel 5.65 Bkl geldt in de avond- en nachtperiode voor maximale geluidniveaus door aandrijfgeluid van transportmiddelen standaard een waarde van 70 dB(A) op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en voor overige piekgeluiden een waarde van 65 dB(A). Deze waarden zijn 5 tot 10 dB hoger dan de nu geldende waarden uit het Activiteitenbesluit.

Deze waarden worden als de laatste inzichten omtrent een passend evenwicht tussen beschermen en benutten beschouwd. Voor de dagperiode worden in het Bkl in het geheel geen waarden gesteld aan de hoogte van piekgeluiden. Voor dit bestemmingsplan wordt dit echter begrensd door voor de dagperiode de waarden uit het Activiteitenbesluit te laten gelden.

De Crisis- en herstelwet biedt de mogelijkheden om deze waarden gebiedsgericht vast te stellen, in plaats van met een maatwerkvoorschrift per bedrijf. Daartoe stelt de Chw dat artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit van overeenkomstige toepassing kan zijn op het bestemmingsplan. Dit artikel 2.19 is tot op heden nog niet in werking getreden en kon tot nu toe niet gebruikt worden, met uitzondering van in een bestemmingsplan verbrede reikwijdte. Omdat de toepassing van dat artikel 2.19 beperkt blijft tot enkel de piekgeluiden in de avond- en nachtperiode op de gevels van nieuwe geluidgevoelige gebouwen, volstaat bovenstaande verwijzing naar artikel 5.65 Bkl als onderbouwing van deze toepassing.

De hier genoemde waarden gelden, net als de waarden in het Activiteitenbesluit, voor de drijver van de inrichting, dus voor degene die de piekgeluden veroorzaakt.

De regels ten aanzien van de ABS zijn opgenomen in artikel 40.3. Voor piekgeluiden zijn de normen opgenomen in de regels gekoppeld aan de aanduidingen 'overige zone - bedrijven'.

Hordijk

In de regels gekoppeld aan de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Hordijk' is een specifieke regeling opgenomen voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus op de bouwvlakgrens van Nieuwe Haven, voor zover de gronden zijn bestemd voor geluidgevoelige gebouwen. Hierbij is onderscheid gemaakt in de dag-, avond en nachtperiode. De functieaanduiding is opgenomen binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven'.

Scouting Kruithuis

Vanwege onderhoudswerkzaamheden op het terrein dat vaker plaatsvindt dan op grond van de ABS toelaatbaar zou zijn is voor de scouting een specifieke regeling opgenomen om op maximaal 12 dagen per jaar in de dagperiode van 7.00 tot 19.00 uur op de gevels van gerealiseerde of vergunde geluidgevoelige objecten en functies in Kabeldistrict een geluidbelasting van maximaal 64 dB(A) toe te staan. Hiervoor is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scouting Kruithuis' opgenomen binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven'.

Lijm & Cultuur

In de regels gekoppeld aan de aanduiding 'overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur' (Artikel 29) is bepaald dat op de grens van de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 2' de maximale geluidbelasting niet hoger mag zijn dan 60 dB(A) (inclusief muziektoeslag) en ten noorden en zuiden van de aanduiding 'overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur' dit maximaal 50 dB(A) (exclusief muziektoeslag) mag bedragen op 50 meter van de inrichtingsgrens. De maximale geluidbelasting op de gevel van bestaande geluidgevoelige objecten en functies mag maximaal 55 dB(A) (inclusief muziektoeslag) bedragen. Verder is voor Lijm & Cultuur bepaald dat de geluidproductie niet meegenomen wordt bij de beoordeling van gecumuleerd geluid. Voor Lijm & Cultuur is geen geluidzone vastgelegd.

Voor het bedrijf is wel de mogelijkheid geregeld om evenementen of activiteiten mogelijk te maken op het terrein. Dit komt voort uit de ambitie om evenementen op en in de nabijheid van het gemeentelijk evenemententerrein aan de Rotterdamseweg mogelijk te maken en hiervoor de benodigde geluidsruimte in dit bestemmingsplan vast te leggen. Dit is inclusief de extra geluidsruimte voor evenementen of activiteiten die 12 dagen per jaar zijn toegestaan. Met het vastleggen van de geluidnormen in de planregels wordt geborgd dat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.2.4 Dyckerhoff Basal, warmtekrachtcentale en Schieoevers Zuid (bron)

Net als bij de geluidzones van de inrichtingen zijn binnen de geluidzone - industrie Schieoevers Zuid (artikel 30), de geluidzone - industrie Basal (artikel 28) en de geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale (artikel 31) eveneens geen geluidgevoelige functies direct bij recht toegestaan. De mogelijkheid om toch geluidgevoelige functies toe te staan is nagenoeg gelijk aan de regeling voor de bestaande inrichtingen.

Met Dyckerhoff Basal zijn specifieke afspraken gemaakt over de afwijkende bedrijfssituatie en piekgeluiden. De toelaatbare geluidbelasting als gevolg van deze inrichting is hoger dan van andere inrichtingen. Voor de piekgeluiden van Dyckerhoff Basal is in het akoestisch onderzoek aangetoond dat deze maximaal 77 dB(A) zijn. Daarmee past het bedrijf binnen de regels die gesteld zijn. Daar staat tegenover dat strengere regels worden gesteld aan de gebouwen waarin gevoelige functies zijn en worden ondergebracht en in een enkel geval ook aan de inrichting van gebouwen, zodat geluidgevoelige functies, zoals slaapkamers, aan de geluidluwe zijde van het gebouw worden gesitueerd. De regels voor Dyckerhoff Basal zijn geborgd in overige zone - bedrijven Basal (artikel 27). Voor een toelichting op de regeling wordt verwezen naar de artikelgewijze toelichting in paragraaf 5.3.

5.2.5 Geluidgevoelige functies (ontvanger)

Het is niet zondermeer mogelijk geluidgevoelige functies te realiseren binnen een geluidzone (gebiedsaanduiding geluidzone - bedrijven (artikel 26), gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie Schieoevers Zuid ' (artikel 30), gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie Basal' (artikel 28) en de 'geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale' (artikel 31). In het specifieke geluidbeleid voor Schieoevers Noord is echter bepaald dat onder voorwaarden het toch mogelijk moet zijn om gevoelige functies te vestigen.

In dit bestemmingsplan is daarom bepaald dat gevoelige functies binnen een geluidzone uitsluitend zijn toegestaan met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit. De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Daarbij is een getraptheid opgenomen in de regels.

Stap 1: is dat een omgevingsvergunning wordt verleend als aangetoond wordt dat de geluidbelasting van een enkele inrichting onder de 50 dB(A) etmaalwaarde blijft op de gevel van een geluidgevoelig object of functie.

Stap 2: Als stap 1 niet haalbaar blijkt, is het in stap 2 mogelijk een vergunning te verkrijgen als de geluidbelasting op de gevel van een gevoelige functie of object (niet zijnde een dove gevel) maximaal 55 dB(A) bedraagt. In dat geval mag de gecumuleerde geluidbelasting van meerdere inrichtingen en de gezoneerde industrieterreinen op de betreffende gevel niet meer bedragen dan 55 dB(A) etmaalwaarde. Aanvullend geldt dan dat de geluidbelasting gecumuleerd maximaal 55 dB Lden/45 dB Lnight bedraagt. Deze laatstgenoemde normen betreffen jaargemiddelde gecumuleerde normen en zijn het gevolg van de geluidbelasting van meerdere bronnen. Daarbij is van belang dat alleen het geluid wordt gecumuleerd van inrichtingen waarvan de geluidbelasting individueel op de gevel van de gevoelige functie 51 dB(A) of meer bedraagt.

Een aantal bedrijven voldoet niet aan de richtwaarden uit het geluidbeleid van de gemeente Delft. Hiervoor wordt geen hogere waarde vastgesteld omdat het bedrijven op grond van het Activiteitenbesluit betreffen. Om toch zoveel mogelijk het woon- en leefklimaat te optimaliseren wordt voorgeschreven dat met akoestisch onderzoek onderzocht wordt, samen met de betreffende inrichtingen, hoe het geluidniveau op de gevels van de gevoelige functies en objecten naar de 50 dB(A) kan worden teruggebracht. Het kan betekenen dat uit dit onderzoek maatregelen volgen die getroffen en in stand gehouden moeten worden aan of bij de inrichting. Dit is in de regels ook geborgd. De daarmee samenhangende kosten zullen voor rekening komen van de initiatiefnemer (tenzij de maatregelen benodigd zijn vanwege BBT (best beschikbare technieken)).

Stap 3: Als ook aan de voorwaarde van stap 2 niet kan worden voldaan is het mogelijk een omgevingsvergunning te verkrijgen met toepassing van een dove gevel. Aan het toepassen van deze dove gevel zijn in de beleidsregel 'Geluid Schieoevers Noord' voorwaarden gesteld die moeten borgen dat sprake is en blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Met het toepassen van deze mogelijkheid om een dove gevel te mogen realiseren wordt vooruitgelopen op de Omgevingswet (Besluit kwaliteit leefomgeving). Vanwege de uitzonderlijke situatie van Schieoevers Noord en de wens voor herontwikkeling is, in afwijking van de dove gevel op basis van de Wet geluidhinder, een dove gevel toelaatbaar bij piekgeluiden die boven de gestelde normen uitkomen en bij een gecumuleerd geluidniveau van meer dan 55 dB(A). In de begripsomschrijvingen zijn dan ook twee begripsomschrijvingen voor de term dove gevel opgenomen. Voor de dove gevel (Schieoevers Noord) zijn de voorwaarden in de beleidsregel Geluid Schieoevers Noord gesteld.

Geluidgevoelige objecten en functies zijn eveneens als bestemmingsplanactiviteit aangemerkt als de geluidbelasting als gevolg van het (spoor)wegverkeer meer bedraagt dan de voorkeurswaarde. De omgevingsvergunning wordt in die gevallen verleend als voldaan wordt aan de hogere waarden die met dit bestemmingsplan worden vastgesteld én de daarbij behorende voorwaarden (artikel 43).

5.2.6 Nieuwe bedrijven in Kabeldistrict en Nieuwe Haven

Kabeldistrict en Nieuwe Haven worden ontwikkeld als gemengde gebieden waar werken, wonen en leisure samen komen. Dat betekent dat alle functies zich naar elkaar moeten schikken. Een nieuwe inrichting mag geen onevenredig negatief effect hebben op de beoogde gemengde leef- en woonomgeving en moet zich voegen naar het beoogde woon- en leefklimaat voor het gebied waarbinnen het zich vestigt. Daartegenover staat dat toekomstige bewoners zich bewust zijn van de reuring die bij de ontwikkelingslocatie hoort. Dat geldt ook voor alle andere activiteiten die een plek beogen binnen Schieoevers Noord. Om de bewoners en gebruikers van gevoelige functies een passende bescherming te bieden is een strengere norm voor gevelwering vereist dan nu wettelijk is voorzien (zie lid 40.4). Daarmee wordt een beter binnengeluidniveau bereikt dan wanneer de wettelijke vereiste normen worden gehanteerd.

Algemeen geldt dat het geluidniveau als gevolg van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten (binnen Kabeldistrict en Nieuwe Haven) op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige functies niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Wanneer in de directe omgeving van het bedrijf nog geen gevoelige functies zijn gerealiseerd mag het geluidniveau op maximaal 10 meter uit de grens van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt verricht, in beginsel niet meer bedragen dan 50 dB(A). Met een omgevingsvergunning kan hier, onder voorwaarden van worden afgeweken. De cumulatieve geluidbelasting door de verschillende in het gebied en de omgeving aanwezige bedrijven mag onder andere niet hoger zijn dan 55 dB(A). Voor bedrijven binnen de ontwikkellocatie Kabeldistrict wordt meer geluidsruimte geboden in de zone langs het spoor (aangeduid met 'specifieke vorm van gemengd – geluidruimte bedrijven'). Dit kan alleen als er op kortere afstand dan 30 meter geen bebouwingsmogelijkheden zijn voor geluidgevoelige bestemmingen. Als binnen de 30 meter wel bouwmogelijkheden zijn, geldt de grens van de bouwmogelijkheid. Op deze manier wordt onderscheid gemaakt tussen rust/reuring en ruis.

5.2.7 Hogere waarden

In een aantal gevallen zal het toch niet lukken om te voldoen aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder of de standaardwaarde van het geluidbeleid van de gemeente. Dit geldt onder andere voor de woningen die worden gerealiseerd binnen de geluidzone van Dyckerhoff Basal, de Warmtekrachtcentrale, Kruithuisweg, Spoorweg Delft – Rotterdam, Schieweg en de Rotterdamseweg. Daarvoor zullen hogere waarden worden vastgesteld bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Om gebruik te kunnen maken van de hogere waarden dient aantoonbaar aan de gestelde voorwaarden te worden voldaan (artikel 43).

In de artikelsgewijze toelichting is een uitgebreidere toelichting opgenomen.

5.3 Opzet en volgorde van de regels

De regels van bestemmingsplan Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) HERSTELBESLUIT zijn op de volgende wijze opgebouwd.


Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn de inleidende regels opgenomen van het plan. Deze bestaan uit drie artikelen:


Artikel 1 Doelstelling

In dit artikel worden de doelstellingen van het plan beschreven. In dit artikel komt ook de verbrede reikwijdte van het plan terug. Er wordt met name ingezet op de veilige en gezonde fysieke leefomgeving (conform de Omgevingswet straks) en meer specifiek op de doelstellingen voor de ontwikkeling van Schieoevers Noord.

Artikel 2 Begrippen
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.


Artikel 3 Wijze van meten
In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn alle onderscheiden bestemmingen opgenomen. In deze artikelen zijn regels opgenomen ten aanzien van de toelaatbare gebruikfuncties en bouwmogelijkheden op de gronden.
In dit hoofdstuk zijn de volgende artikelen opgenomen:

Artikel 4 Bedrijf

De bestaande bedrijven in Nieuwe Haven hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Deze bedrijven worden in de toekomstige situatie gehandhaafd. De regels uit het bestemmingsplan Schieoevers Noord zijn conform overgenomen. De uitzondering hierop vormt de milieucategorie. Die is niet overgenomen. De bedrijfsactiviteiten worden geborgd door de geluidzone, waarbij de bestaande activiteiten het uitgangspunt zijn. De regels hiervoor zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 van de planregels.
Binnen deze bestemming is ook de bedrijfswoning aan de Rotterdamseweg 354 opgenomen. Door de dezonering van Schieoevers Noord komt deze woning binnen de geluidzone van Basal. De geluidbelasting op de gevel van de woning is te hoog om de woonfunctie hier te handhaven. De mogelijkheid een bedrijfswoning op deze gronden te gebruiken wordt daarom van de gronden verwijderd. De woning is al niet meer in gebruik als een woning. De gronden mogen nu voor bedrijfsgebouwen worden gebruikt.


Artikel 5 Gemengd - Kabeldistrict 1, Artikel 6 Gemengd - Kabeldistrict 2 en Artikel 7 Gemengd - Nieuwe Haven
In de bestemmingen Gemengd - Kabeldistrict 1, Gemengd - Kabeldistrict 2 en Gemengd - Nieuwe Haven zijn de regels voor de herontwikkelingsgebieden Kabeldistrict en Nieuwe Haven opgenomen. Daarbij is het deelgebied voor Nieuwe Haven al verder uitgewerkt omdat de plannen voor deze ontwikkeling concreter zijn dan voor Kabeldistrict. Dit is ook zichtbaar in de bouw- en gebruiksregels van beide deelgebieden. Voor het grootste deel van het Kabeldistrict is meer flexibiliteit nodig om uiteindelijk een passende ontwikkeling mogelijk te maken. De gronden zijn bestemd als 'Gemengd - Kabeldistrict 2'. Voor Nieuwe Haven is hier veel minder behoefte aan. De bouwvelden liggen door Nieuwe Haven al min of meer vast en de bouwregels ten aanzien van bouwhoogte, bebouwingsoppervlak maar ook gebruiksoppervlakten zijn op maat gemaakt voor de beschikbare ontwikkelplannen. Voor de ontwikkelgronden is de bestemming 'Gemengd - Nieuwe Haven' opgenomen. Met de afronding van het bestemmingsplan is voor de eerste twee bouwvelden van Kabeldistrict ook een gedetailleerdere bestemmingsregeling mogelijk. De regeling voor deze bouwvelden is naar analogie van Nieuwe Haven opgebouwd. De te ontwikkelen gronden zijn aangewezen als 'Gemengd - Kabeldistrict 1'. Voor beide deelplannen geldt dat de vergunningverlening in samenspraak zal verlopen met het toetsingsteam en de adviescommissie omgevingskwaliteit vanwege de samenhang met de stedenbouwkundige uitgangspunten die voortvloeien uit het Ruimtelijk Kwaliteitskader. De Adviescommissie Omgevingskwaliteit toetst vervolgens formeel de aanvraag omgevingsvergunning.

Kabeldistrict

Binnen Kabeldistrict is een veelheid aan functies toegestaan die een samenloop tussen wonen en werken stimuleert. Naast wonen zijn onder ander bedrijfsactiviteiten, horeca, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, sport en detailhandel mogelijk. Daarnaast zijn evenementen/festiviteiten, recreatief (mede) gebruik en standplaatsen voor ambulante handel toegestaan. De verschillende functies zijn beperkt doordat een maximaal programma voor het gebied is vastgelegd almede een maximum per functie. Omwille van de flexibiliteit is het niet zo dat de optelsom van de afzonderlijk toegestane oppervlakten per functie overeenkomt met het maximale programma. Uitwisseling is mogelijk, waarbij uiteindelijk niet van alle functies de maximale invulling zal en kan worden gerealiseerd.
Dit deelgebied is qua bestemmingsregeling opgedeeld in twee subgebieden: bouwveld J en K ('Gemengd - Kabeldistrict 1') en de rest van Kabeldistrict ('Gemengd - Kabeldistrict 2'). In het grootste deel van Kabeldistrict is voor wat betreft het bouwen is een groot bouwvlak aangewezen waarbinnen verschillende bouwvelden worden ontwikkeld. De begrenzing van de bouwvelden staat nog niet vast. Deze is dan ook niet geborgd in dit plan. Wel is, in samenhang met 'Waarde - Cultuurhistorie 2' bepaald dat twee zichtassen ontstaan langs de oude fabrieksmuren, zodat deze fabrieksmuren ook herkenbaar en beleefbaar blijven. De breedte van de zichtlijnen is ten minste 15 meter. Daarnaast biedt het bestemmingsplan nog de mogelijkheid voor het realiseren van een hartlijn. Dat is een noord-zuid georiënteerde verbinding van straten en pleinen, die uiteindelijk ook in andere deelgebieden van Schieoevers Noord als route gerealiseerd wordt. Dit is het gebied opgenomen als 'Gemengd - Kabeldistrict 2'. Daarnaast is het bouwvlak binnen deze gronden verdeeld in 5 zones. Binnen deze zones zijn regels gesteld ten aanzien van de bouwhoogte, het bebouwingspercentage en de functiemenging. De zones reflecteren de indeling Ruis, Reuring en Rust, zoals bedoeld in het stedebouwkundig kader. In de verschillende zones liggen dus andere accenten ten aanzien van bouwhoogte, bebouwingspercentage en functiemenging.

Voor wat betreft de functiemenging is per zone een index opgenomen. Wanneer de gehele zone ontwikkeld is, moet aan de index zijn voldaan. Zo is het mogelijk een bouwveld volledig met wonen in te vullen of volledig met werken, zolang uiteindelijk aan de index is voldaan. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat het behalen van de MXI voor de gehele zone nog steeds uitvoerbaar is. Bij het beoordelen van de MXI worden bestaande bedrijfsactiviteiten (aanwezig voorafgaand aan de herontwikkeling) niet meegewogen.

In 'Gemengd - Kabeldistrict 1' zijn veel concretere bouwvlakken opgenomen voor de velden J en K. Binnen deze bouwvelden zijn ook regels gesteld aan bouwhoogte en MXI, net als bij 'Gemengd - Kabeldistrict 2'. Vanwege de concretere bouwvlakken is het niet nodig bebouwingspercentages op te nemen.

Wel zijn gronden aangewezen waar uitsluitend bedrijven zullen worden ondergebracht. Deze gronden hebben de functieaanduding 'bedrijf'.

Algemene regels bouwhoogte

In het gehele gebied mag de basis bouwhoogte niet meer dan 30 meter bedragen. In zones 1, 2, 4, 5 en 6 mag de bouwhoogte gedeeltelijk opgehoogd worden tot 71 meter. Daarbovenop mag op maximaal 2 gebouwen een landmark worden aangebracht tot 95 meter. Dat mag alleen op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – landmark'. In alle gevallen is het de bedoeling dat smalle torens ontstaan vanaf de basishoogte van 30 meter. Daarvoor is bepaald dat een gebouw (boven de 30 meter) een diagonaal mag hebben van maximaal 39 meter en een verdiepingsoppervlakte van maximaal 750 m2 bvo. De onderlinge afstand tussen de torens bedraagt ten minste 60 meter op een hoogte vanaf 47 meter. Deze afstand wordt loodrecht gemeten van gevel tot gevel vanaf een hoogte van 47 meter. Dit is in artikel 3 en 5 en 6 bepaald. De bouwregels maken het ook mogelijk de gebouwen uit te voeren met een zonnekroon. Dit is een verhoging van het pand van maximaal 6 meter met als doel energie op te wekken. Als een zonnekroon wordt toegepast op de landmark, mag de maximale bouwhoogte van 95 meter niet worden overschreden. Bij een toren van 71 meter of lager mag de zonnekroon de maximaal toegestane bouwhoogte overschrijden.

In de artikelen zijn nadere eisen opgenomen. Bij een gebouw hoger dan 30 meter dient een onderzoek uitgevoerd te worden naar bezonning en windklimaat. Het uitgangspunt daarbij is dat voor wind voldaan wordt aan een matig windklimaat, zoals beschreven in de NEN 8100. Voor bezonning is bepaald dat voor iedere woning wordt voldaan aan minimaal 2 uur zon per dag per woning in de periode 21 april tot 21 augustus. Als daar niet aan voldaan kan worden zijn mitigerende maatregelen verplicht zoals een gezamenlijke buitenruimte op het dak. Het bevoegd gezag mag nadere eisen stellen om de negatieve effecten van de bebouwing op de bezonning en het windklimaat te beïnvloeden.


Nieuwe Haven

In Nieuwe Haven worden vooral woningen gebouwd. Daarnaast zijn maatschappelijke voorzieningen, bedrijven, kantoren en dienstverlening toegestaan. Daarnaast kunnen in Nieuwe Haven ook evenementen/festiviteiten worden georganiseerd en is recreatief medegebruik mogelijk. Voor roeivereniging LAGA is binnen deze bestemming de aanduiding 'maatschappelijk' toegevoegd. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat op deze gronden andere maatschappelijke voorzieningen dan de roeivereniging worden mogelijk gemaakt. Voor deze voorziening is aanvullend bepaald dat met akoestisch onderzoek moet worden aangetoond dat het geluidniveau, inclusief stemgeluid, als gevolg van de activiteiten bij de roeivereniging, op de gevels van gevoelige functies niet meer mag bedragen dan 50 dB(A) en dat het college bevoegd is nadere eisen te stellen over de situering van gebouwen of het treffen van maatregelen om geluidhinder te voorkomen.


Voor wat betreft het bouwen zijn de bouwhoogte en het bebouwingspercentage per bouwveld vastgelegd.


Artikel 8 Groen
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor het Schiepark (naast Kabeldistrict) en de groenelementen in Nieuwe Haven. Bouwen is niet toegestaan met uitzondering van enkele paviljoens/kiosken in het Schiepark waar ook, ondergeschikt aan de parkfunctie en het daarbijbehorende recreatieve gebruik, detailhandel en horeca mogelijk is. Te denken valt aan een kiosk of theehuis, die het gebruik van het park stimuleert. Daarnaast zijn ook binnen 'Groen' evenementen toegestaan.

In het Schiepark is aan de noordzijde de aanduiding 'verkeer' opgenomen. Dit is nodig om de verbindingsweg tussen de kade en de omgeklapte Schieweg te kunnen realiseren.


Artikel 9 Verkeer

De hoofdverkeersstructuur langs Kabeldistrict en de hoofdverkeersstructuur in Nieuwe Haven en bouwvelden J en K van Kabeldistrict zijn bestemd als 'Verkeer'. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het nutsvoorzieningen betreft of bouwwerken ten behoeve van de verkeersfunctie en voorzieningen voor het stallen van (brom)fietsen.

Op de kade van Nieuwe Haven is de aanduiding opgenomen voor de laad- en loswal overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Verder is de aanduiding 'brug' opgenomen voor de landhoofden van de Gelatinebrug.


Artikel 10 Water

Dit bestemmingsplan faciliteert ook de verbreding van de Gelatinebrug. Ter plaatse van het gebied dat daarvoor gereserveerd wordt, is de bestemming 'Water' opgenomen. Binnen deze bestemming is met een aanduiding 'brug' aangegeven dat een brug is toegestaan. Verder is deze bestemming opgenomen voor de insteekhaven bij Nieuwe Haven. In dit deel van het water zijn steigers toegestaan . Voor de waterscouting en de roeiverenigingis binnen deze bestemming de aanduiding 'maatschappelijk' toegevoegd. Deze functies zijn naast de algemeen toegelaten functies toegestaan. Het is niet de bedoeling dat andere maatschappelijke functies hier worden ondergebracht.


Hoofdstuk 3 Gebiedsgerichte omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van toepassing zijn op een specifiek gebied. Het betreft de reguliere dubbelbestemmingen zoals de thema's archeologie, cultuurhistorie en waterhuishouding en een enkele gebiedspecifieke aanwijzingen. Het gaat hier om de volgende artikelen:


Artikel 11 Waarde - Archeologie I, Artikel 12 Waarde - Archeologie II, Artikel 13 Waarde - Archeologie III, Artikel 14 Waarde - Archeologie IV, Artikel 15 Waarde - Archeologie V, Artikel 16 Waarde - Archeologie VI en Artikel 17 Waarde - Archeologie VII
In het bestemmingsplan zijn meerdere dubbelbestemmingen opgenomen voor het beschermen van verwachtte archeologische waarden. Het verstoren van de bodem binnen deze bestemmingen is niet zonder meer toegestaan. Afhankelijk van de voorwaarden moet bij het verstoren van de grond van een bepaald oppervlak en/of met een bepaalde verstoringsdiepte archeologisch onderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of archeologische waarden aanwezig zijn. De verschillende bestemmingen voor archeologie onderscheiden zich door de verstoringsdiepte waarvoor onderzoek moet worden uitgevoerd en het oppervlak.


Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie 1
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming en het herstel van cultuurhistorische waarden in Nieuwe Haven ter plaatse van de Rotterdamseweg 222. Als op deze gronden wordt gebouwd gelden aanvullende regels om bestaande cultuurhistorische waarden te beschermen. Dat geldt ook voor het slopen van bestaande gebouwen binnen deze dubbelbestemming. Dat laatste is uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie 2

Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming en het herstel van cultuurhistorische waarden in Kabeldistrict. Er zijn twee specifieke aanduidingen opgenomen. De ene is bedoeld om een deel van de bestaande bebouwing geheel te behouden en in zijn kritische massa afleesbaar te houden in het gebied. De andere is bedoeld om een deel van de bestaande gevels geheel te behouden en afleesbaar te laten zijn. Het industriële karakter en de specifieke kenmerken van Kabeldistrict worden hiermee beschermd.

Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
De waterkering langs de Schie is aangewezen met een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Deze bestemming wijst de kernzone van de waterkering en de beschermingszone aan. Ter bescherming hiervan is bouwen niet toegestaan uitsluitend ten behoeve van de waterkering zelf.


Artikel 21 vrijwaringszone - vaarweg
Deze aanwijzing is opgenomen ter bescherming van het beheer en onderhoud en de veiligheid van het vaarverkeer op de Schie. Daarvoor is het niet wenselijk in de vrijwaringszone te bouwen. Met een omgevingsvergunning is het onder voorwaarden wel mogelijk. De vaarwegbeheerder moet om advies worden gevraagd als over een vergunningaanvraag wordt beslist.


Hoofdstuk 4 Gebiedsgerichte aanwijzingen milieu

In dit hoofdstuk wordt de koppeling gelegd tussen de gebiedsaanwijzingen op de verbeelding en de regels die hiervoor gelden. Een groot deel van deze gebiedsaanwijzingen heeft een relatie met geluid.

Artikel 22 geluidzone - industrie vervallen

Om de herontwikkeling van Schieoevers Noord mogelijk te maken is het nodig dat het industrieterrein wordt gedezoneerd. De basis hiervoor is gelegen in Artikel 22 geluidzone - industrie vervallen. Dit artikel voorziet in een partiële herziening van de huidige geldende regelingen in de vigerende bestemmingsplannen. Hierin is specifiek het vervallen van de huidige geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Schieoevers Noord geregeld doordat de regels de aanduiding geluidzone - industrie in de vigerende bestemmingsplannen op de verbeelding laten vervallen en de bijbehorende regels in het plan schrapt.

Artikel 23 overige zone - herzien bestemmingsplan Schieoevers Noord

Niet alle gronden van het huidige bestemmingsplan Schieoevers Noord worden integraal herzien. Alleen voor de ontwikkelgebieden, de Gelatinebrug en de Rotterdamseweg 354 zijn op enkelbestemmingniveau nieuwe regels gesteld. Evenwel is voor een aantal specifieke zaken een aanpassing van de regels van de enkelbestemmingen nodig. Deze aanpassingen hebben met name betrekking op het aanpassen van de milieuregels, als gevolg van de dezonering. In dit artikel is bepaald dat de regels ten aanzien van milieucategorieën komen te vervallen. Deze worden vervangen door de milieuregels uit dit plan (Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven). De milieuregels zijn in bijlage 2 aan de regels van het bestemmingsplan Schieoevers Noord toegevoegd. Daarnaast is ten behoeve van de Gelatinebrug en daarbij behorende voet- en fietspaden een aanpassing nodig, zodat deze paden ook expliciet onderdeel uitmaken van de betreffende bestemmingen. Verder is met deze in het plan opgenomen partiële herziening een aanpassing van de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' uit dat bestemmingsplan aangebracht in verband met het aantal bezoekers dat gelijktijdig aanwezig mag zijn bij Lijm&Cultuur.

Artikel 24 overige zone - herzien bestemmingsplan TU Midden en Noord

Ook voor het bestemmingsplan TU Midden en Noord is een kleine aanpassing aan de enkelbestemmingen nodig. Dit heeft betrekking op de expliciete mogelijkheid om in Groen ook langzaamverkeerroutes mogelijk te maken. Dit is nodig voor de aanpassing van de Rotterdamseweg als gevolg van het aansluiten van de langzaam verkeersroute vanaf de Gelatinebrug.

Artikel 25 overige zone - bedrijven/Artikel 26 geluidzone - bedrijven

In Artikel 25 overige zone - bedrijven zijn regels gesteld over de bestaande inrichtingen en de daarbij behorende geluidruimte van de bestaande inrichtingen opgenomen. Daarbij is ook bepaald in welke gevallen sprake is van een meld- of een vergunningplicht en hoe de gemeente een vergunningsaanvraag beoordeelt. Wat onder bestaande inrichtingen en andere inrichtingen wordt verstaan is gedefinieerd in artikel 2 Begrippen.

Voor Hordijk en de scouting Kruithuis is in het artikel een specifieke regeling opgenomen. Deze regelingen zijn gekoppeld aan de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - scouting Kruithuis' en 'specifieke vorm van bedrijf - Hordijk', zodat de uitzonderingen alleen aan de betreffende bedrijven zijn voorbehouden. Voor de scouting is ruimte geboden om op maximaal 12 dagen in het jaar een hogere geluidbelasting in de dagperiode (7.00 tot 19.00 uur) op de gevels van woningen en andere gevoelige functies en objecten toe te staan in Kabeldistrict, tot maximaal 64 dB(A). Voor Hordijk geldt dat specifieke langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus zijn gesteld voor Nieuwe Haven.

Een bestaand bedrijf kan, na een melding, uitbreiden of wijzigen. De voorwaarde daarbij is wel dat voldaan wordt aan de toelaatbaar gestelde geluidbelasting (geluidruimte) in het artikel. Voor de situaties dat niet voldaan kan worden aan de voorgeschreven geluidbelasting of als sprake is van activiteiten die niet naar aard gelijk zijn aan de bestaande activiteiten, is een vergunningplicht opgenomen. Dat geldt ook voor het splitsen van een bedrijf. Als voorwaarde is gesteld dat het geluid op de gevels van vergunde of reeds gerealiseerde woiningen in Kabeldistrict en Nieuwe Haven (niet zijnde een dove gevel), niet meer mag zijn dan 50 dB(A) of 55 dB(A), waarbij cumulatief de geluidbelasting ook niet meer mag bedragen dan 55 dB(A). Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag wordt zowel de geluidsbelasting van de individuele inrichting beoordeeld als wel de gecumuleerde geluidbelasting met andere inrichtingen, dan wel de geluidzone - industrie als gevolg van Dyckerhoff Basal, Schieoevers Zuid of de Warmtekrachtcenrale. Alleen die inrichtingen of geluidzones worden betrokken die individueel op de gevel 51 dB(A) of hoger veroorzaken. Hierbij wordt geen toepassing gegeven aan eventuele toeslag voor muziekgeluid. Ook wordt beoordeeld of de activiteiten niet leiden tot een onevenredige belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling van Schieoevers Noord en of de maatregelen kunnen worden toegepast om de geluidbelasting te verlagen.

In alle gevallen is een advies van de Omgevingsdienst Haaglanden vereist.

In dit artikel is ook een bepaling opgenomen voor piekgeluiden. Deze maximale geluidniveaus (LAMax) komen in de plaats van de in het Activititenbesluit genoemde piekgeluiden. Dit is mogelijk op grond van de Crisis- en herstelwet, zoals beschreven in paragraaf 5.2.3.

In Artikel 26 geluidzone - bedrijven is bepaald dat de gronden mede bestemd zijn voor de geluidzones behorende bij de toegelaten inrichtingen en bijbehorende activiteiten. Op basis van de RBS zijn de geluidzones per inrichting vastgelegd. De geluidzones zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven en geven de uiterste grens aan van de 50 dB(A)-zone als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van de bij de geluidzone behorende inrichting. Binnen deze grenzen zijn in principe geen geluidgevoelige functies en objecten toegestaan. In artikel 26 is een schakelbepaling opgenomen waarmee wordt geregeld dat de onderliggende bestemmingsplannen worden aangepast met deze regels en deze bestemmingsplannen voor het overige ongewijzigd blijven.

In dit artikel is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor als de geluidzone aangepast moet worden voor de situaties dat de activiteiten van de inrichting zijn beëindigd of als de bedrijfsvoering is aangepast. Dit moet altijd in samenspraak met het betreffende bedrijf.

Artikel 27 overige zone - bedrijven Basal/Artikel 28 geluidzone - industrie Basal

Dyckerhoff Basal is een 'inrichting die in belangrijke mate geluid kan veroorzaken', ook wel grote lawaaimaker genoemd. Omdat grote lawaaimakers volgens de Wet geluidhinder verplicht zijn om op een gezoneerd industrieterrein te liggen, kunnen deze gronden niet worden gedezoneerd. Voor Dyckerhoff Basal is daarom een specifieke regeling opgesteld dat voorziet in een afzonderlijk gezoneerd industrieterrein. Hiervoor zijn de aanduidingen 'overige zone - bedrijven Basal' en 'geluidzone - industrie Basal' opgenomen.

De bedrijfsvoering van Dyckerhoff Basal is complex. Dyckerhoff Basal heeft een representatieve bedrijfssituatie (RBS) en een afwijkende bedrijfssituatie (ABS) waarin de inrichting voor 24 uur maximaal in bedrijf is. Dit heeft invloed op zowel de hogere waarden als de zonering. In overleg met Dyckerhoff Basal is gekozen voor een regeling die anticipeert op de Omgevingswet en die mogelijk is door de Crisis- en herstelwet. Op deze manier is voorzien in een toekomstbestendige situatie die aansluit bij de toekomstige wijzigingen voor gezoneerde industrieterreinen in de Omgevingswet.

Voor de bestaande geluidruimte is zowel het jaargemiddeld geluidniveau op de uiterste grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie Basal' op een beoordelingshoogte van 30 meter boven maaiveld als de jaargemiddelde geluidbelasting op de gevel van gevoelige objecten en functies binnen deze aanduiding vastgelegd.

Ook is ten behoeve van de afwijkende bedrijfssituatie de overschrijding van de vastgestelde hogere waarden, zoals opgenomen in artikel 43.1, voor maximaal 30 dagen per kalenderjaar vastgelegd. Verder zijn regels over piekgeluiden opgenomen die gaan gelden als er geluidgevoelige functies en objecten zijn gerealiseerd in Kabeldistrict. Onder meer wordt hierbij specifiek voor de situatie dat er tussen 19.00 en 23.00 uur een hoger LAMax geluidniveau dan 65 dB(A) op de gevels van geluidgevoelige objecten en functies wordt veroorzaakt verwezen naar het maatwerkvoorschrift Activiteitenbesluit dat nader ingaat op het informeren van de bewoners als deze situatie optreedt.

Het is voor Dyckerhoff Basal mogelijk om zonder vergunning activiteiten uit te breiden of te wijzigen, zolang voldaan wordt aan de regels van het tweede lid. Voor het afwijken van meer dan 30 dagen per kalenderjaar van de vastgestelde hogere waarden Wet geluidhinder is een omgevingsvergunning nodig. 

Voor de vergunning zijn beoordelingsregels opgenomen. Als aan de beoordelingsregels wordt voldaan, wordt de vergunning verleend.

Tot slot is aangegeven hoe omgegaan wordt met de toepassing van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Dit is gelijk aan de bepalingen in artikel 25.

In het eerste lid van artikel 28 is net als bij de 'geluidzone - bedrijven een schakelbepaling opgenomen om de onderliggende bestemmingsplannen partieel te herzien. Daarnaast is een vergunningplicht geregeld voor het ongedaan maken van gerealiseerde geluidmaatregelen om te kunnen voldoen aan de in artikel 43 gestelde hogere waarden. De vergunning wordt verleend als een gelijkwaardige maatregel wordt gerealiseerd met een minimaal gelijk geluidreducerend effect.

Artikel 29 overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur

Ook voor Lijm & Cultuur zijn specifieke regels gesteld. Voor dit bedrijf is geen geluidzone opgenomen. Wel de aanduiding 'overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur'. In het artikel zijn regels opgenomen voor de bestaande inrichting van Lijm & Cultuur, inclusief bedrijven die zich op dat terrein bevinden. Ook hier is een schakelbepaling opgenomen om het onderliggende bestemmingsplan partieel te herzien.

Vervolgens is de geluidruimte bepaald. De geluidzone, zoals die bij andere bedrijven is opgenomen, is voor Lijm & Cultuur vervangen door het stellen van geluidnormen naar alle windrichtingen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen bestaande geluidgevoelige functies en objecten en nieuwe geluidgevoelige functies en objecten. Voor bestaande geluidgevoelige objecten geldt een geluidbelasting in de dag- en avondperiode van maximaal 55 dB(A) etmaalwaarde (inclusief muziektoeslag) op de gevels, waarbij ten aanzien van muziekgeluid aanvullende regels zijn gesteld. Op de grens van de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 2' mag de maximale geluidbelasting in de dag- en avondperiode niet meer dan 60 dB(A) etmaalwaarde bedragen (inclusief muziektoeslag). Daarnaast is een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (inclusief muziektoeslag) in de nachtperiode gesteld van 40 dB(A) etmaalwaarde. In situaties zonder muziektoeslag (dat is als er geen sprake is van duidelijk waarneembaar muziekgeluid) is bij de bestaande én nieuwe geluidgevoelige functies en objecten aangesloten bij de standaardnormen uit het Activiteitenbesluit: de toegelaten geluidbelasting is in die situaties 50 dB(A) etmaalwaarde. Ten slotte is bepaald dat het toegestane geluidniveau op een afstand van 50 meter ten noorden en ten zuiden van de terreingrens maximaal 50 dB(A) etmaalwaarde mag bedragen. Omdat daar geen geluidgevoelige objecten en functies aanwezig zijn of zijn toegelaten geldt er geen toeslag voor muziekgeluid, ook niet als er sprake is van duidelijk waarneembaar muziekgeluid.

Aanvullend is voor maximaal 12 dagen per jaar maximale muziekgeluidniveaus gesteld. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen bestaande geluidgevoelige functies en nieuwe geluidgevoelige functies.

Voor het oprichten van een ander bedrijf of het uitbreiden of wijzigen van het bestaande bedrijf gelden dezelfde regels voor melding en vergunningplicht als algemeen gesteld.

Artikel 30 geluidzone - industrie Schieoevers Zuid/Artikel 31 geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale

In deze artikelen zijn de geluidzones van het industrieterrein Schieoevers Zuid voorzover gelegen binnen het plangebied, en de warmtekrachtcentrale opgenomen. Ook in deze artikelen is een schakelbepaling opgenomen om de onderliggende bestemmingsplannen partieel te herzien. Verder geldt een vergunningplicht voor het ongedaan maken van geluidmaatregelen die zijn gerealiseerd ten behoeve van de hogere waarden. Deze maatregelen kunnen ongedaan worden gemaakt indien een akoestisch onderzoek aantoont dat hetzelfde geluidreducerend effect wordt bereikt voor de betreffende geluidgevoelige objecten en functies.

Artikel 32 overige zone - trillingen

Kabeldistrict heeft door de ligging langs het spoor te maken met het thema trillingen. In dit artikel is bepaald dat voldaan moet worden aan de normen die gesteld zijn voor trillingsgevoelige functies in de SBR-richtlijn als gevolg van het railverkeer.

Artikel 33 veiligheidszone - bedrijven/Artikel 34 veiligheidszone - weg/Artikel 35 veiligheidszone - toxisch

Voor wat betreft (externe) veiligheid zijn 3 zones in het plan opgenomen. Het betreft de brandveiligheidzones rondom Hordijk, Prysmian en Dyckerhoff Basal (veiligheidszone - bedrijven). Binnen deze zone wordt een beoordeling ten aanzien van brandveiligheid gevraagd. Ook de veiligheidsregio wordt hierbij betrokken.

Langs de Kruithuisweg is een veiligheidszone opgenomen vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen (veiligheidszone - weg). Binnen de zone zijn nieuwe zeer kwetsbare functies zonder omgevingsvergunning niet toegestaan. Bij verguningverlening wordt veiligheid afgewogen.

Tot slot is, vooruitlopend op de Omgevingswet een toxisch aandachtsgebied opgenomen (veiligheidszone - toxisch). Binnen deze zone zijn handmatig afschakelbare ventilatiesystemen verplicht. Deze vereiste geldt onder de Omgevingswet algemeen. Tot die tijd ondervangt deze regeling die verplichting.

Artikel 36 overige zone - bodemkwaliteit

Om de bodemkwaliteit bij de herontwikkeling van Kabeldistrict en Nieuwe Haven te borgen zijn voor deze gebieden twee afzonderlijke aanduidingen opgenomen (overige zone - bodemkwaliteit - 1) en (overige zone - bodemkwaliteit - 2). Aan deze aanduidingen zijn voorwaarden verbonden om de bodemkwaliteit zeker te stellen, waarbij met de specifieke situatie op deze deelgebieden rekening is gehouden.

Artikel 37 overige zone - evenementen KD/Artikel 38 overige zone - evenementen NH

In het plangebied zijn evenementen toegestaan. De regels ten aanzien van de omvang, aantal en duur van de evenementen zijn geborgd in deze artikelen. Verder zijn regels gesteld aan het geluidniveau als gevolg van de evenementen. Omdat voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven niet dezelfde regels gelden, bevat het plan twee afzonderlijke artikelen.

Artikel 39 overige zone - bedrijfswoning

De bedrijfswoning aan de Schiekade is in het vigerende bestemmingsplan op de onjuiste locatie met een aanduiding aangewezen. Met dit artikel wordt de aanwijzing gecorrigeerd naar het adres Schiekade 1. Dit is van belang om de hogere waarde voor deze woning goed te borgen in dit plan.


Hoofdstuk 5 Milieuregels en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden algemene en specifieke regels gesteld over milieuaspecten.

Artikel 40 Geluid

In dit artikel zijn in afzonderlijke leden geluidregels gesteld voor:

Geluidgevoelige functies

Geluidgevoelige functies kunnen alleen worden gerealiseerd als zekergesteld is dat voldaan wordt aan de gestelde geluidregels. Enerzijds zijn dat de voorkeurswaarden uit de Wet geluidhinder (wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai). Anderzijds de regels ten aanzien van bedrijfsactiviteiten in en om de ontwikkellocaties. Ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten zijn binnen de geluidzones van de bedrijven, en (vanwege piekgeluiden) binnen een afstand van 50 meter van de inrichtingen, geluidgevoelige functies alleen mogelijk met een omgevingsvergunning. De scouting is hierbij nog expliciet benoemd, omdat daarvoor andere voorwaarden gelden voor de omgevingsvergunnig. Voor de voorkeurswaarden geldt dat als niet aan de waarden kan worden voldaan, geluidgevoelige functies en objecten alleen toegestaan zijn met een omgevingsvergunning. Op deze manier wordt het initiatief ook getoetst aan de geluidregels, de hogere waarden en bijbehorende voorwaarden. Verder is nog bepaald dat een vergunningplicht geldt als in een gebouw zowel geluidgevoelige als bedrijfsmatige activiteiten worden ondergebracht of als een gebouw waarin geluidgevoelige functies worden ondergebracht, wordt verbonden met een gebouw waarin bedrijfsmatige functies zijn of worden ondergebracht.

In de basis mag de geluidbelasting op de gevel niet meer bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde, met uitzondering van Lijm & Cultuur en de scouting in voorkomende gevallen. Een vergunning kan ook worden verleend als het gecumuleerde geluidniveau niet meer bedraagt dan 55 dB(A). Hierbij is tevens bepaald dat dit ook is toegestaan als aangetoond is dat met het toepassen van een dove gevel wordt voldaan aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ten aanzien van de dove gevels zijn in de beleidsregel 'Geluid Schieoevers Noord' regels gesteld.

Daarnaast zijn ook voor de piekgeluiden (maximale geluidniveaus LAmax) normen gesteld. Als aan de normen wordt voldaan kan de vergunning worden verleend. Hierbij is onderscheid gemaakt in de piekgeluiden als gevolg van Dijckerhoff Basal en de overige bedrijven. Vanwege de werkzaamheden in verband met onderhoud bij de scouting Kruithuis is de voorwaarde gesteld dat bij gesloten ramen, in de woningen het geluidniveau niet hoger mag zijn dan 35 dB(A).

Tot slot moet voor gebouwen waarbij gevoelige functies en bedrijfsactiviteiten worden gecombineerd bouwkundige en technische maatregelen worden getroffen om contactgeluiden, geurdoorslag en trillingen in voldoende mate te voorkomen.

Voorts is nog bepaald dat aangetoond moet worden dat de maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden getroffen om de geluidbelasting te beperken en in stand gehouden. In alle gevallen is een advies van de Omgevingsdienst Haaglanden vereist.

Inrichtingen binnen Kabeldistrict en Nieuwe Haven

Deze regels zijn opgenomen voor de bedrijfsactiviteiten die binnen de ontwikkelgebieden worden toegevoegd. Het wonen en werken moet in deze gebieden expliciet samen gaan. Daarom zijn de bedrijfsactiviteiten gebonden aan regels om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in deze gebieden te kunnen bereiken. In de basis zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan waarbij op een afstand van maximaal 10 meter van de terreingrens de geluidbelasting niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Een uitzondering hiervoor geldt voor de gronden langs de spoorzone (gebied aangegeven voor 'ruis' en aangewezen met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geluidruimte bedrijven'). Hier is meer geluidruimte geboden. Voor zover een inrichting in deze zone grenst aan een gebied waar geen bouwmogelijkheden zijn voor geluidgevoelige functies en objecten, mag op een afstand van maximaal 30 meter van de terreingrens de geluidbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A), tenzij op een kortere afstand al bouwmogelijkheden worden geboden voor geluidgevoelige functies en objecten, dan geldt de grens van de bouwmogelijkheden. Ten aanzien van piekgeluiden (maximale geluidniveau (LAmax) zijn ook regels gesteld. De gestelde normen gelden op een afstand van 10 meter van de grens van de inrichting. Ook hier is de nuancering opgenomen voor de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geluidruimte bedrijven').

Het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een inrichting is niet toegestaan zonder melding of vergunning. Waarbij met een melding kan worden volstaan als het niet leidt tot een hogere geluidbelasting of de maximale geluidniveaus zoals gesteld in dit artikel. Aan de vergunningplicht zijn voorwaarden verbonden ten aanzien van de maximale geluidbelasting, zoals die ook onder andere in artikel 25 is opgenomen.

Aanvullend is hier ook bepaald hoe met artikel 2.17 Activiteitenbesluit wordt omgegaan.

Afwijkende bedrijfssituatie (ABS)

Een afwijkende bedrijfssituatie ten opzichte van de in dit plan geborgde representatieve bedrijfssituatie (RBS), die geen incidentele bedrijfssituatie (IBS) betreft, én waarbij de geluidbelasting hoger is dan op grond van de RBS toelaatbaar is gesteld, is toegestaan na een melding of omgevingsvergunning. Volstaan kan worden met een melding als de geluidbelasting niet meer dan 5 dB(A) hoger is, de ABS zich minder dan één keer per week voordoet én korter duurt van 1 uur. In alle andere gevallen is een omgevingsvergunnign vereist. In de voorwaarden is gesteld dat het aantal dagen beperkt is tot 52 per jaar. Lijm & Cultuur is hiervan uitgezonderd. Daar geldt een beperking van 18 dagen per jaar. Daarnaast is bepaald dat als gevolg van de afwijkende bedrijfssituatie het langtijdgemiddelde beoordelingniveau op de gevel van geluidgevoelige functies in de dagperiode met maximaal 10 dB mag toenemen en in de avondperiode met 8 dB. De bepalingen in de beleidsregel 'Geluid Schioeoevers Noord'moeten worden toegepast, zodat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat.

Overigens is voor Basal een regeling ten aanzien van ABS opgenomen in artikel 27.2. De regeling in dit artikel geldt daarom niet voor Basal. Ook de scouting is van deze regeling uitgesloten.

Gevelwering

Ten aanzien van de gevelwering is bepaald dat de gevel van een gebouw, of in ieder geval het gedeelte van het gebouw waar geluidgevoelige functies zijn ondergebracht of kunnen worden ondergebracht, uitgevoerd moeten worden met een gevelwering van ten minste 25 dB. Deze gevelwering moet ook in stand gehouden worden.

Geluidmodel

Om geen onduidelijkheid te krijgen over het toe te passen geluidmodel om de geluidbelasting van de bestaande bedrijven te bepalen is voorgeschreven welk geluidmodel dient te worden gebruikt

Artikel 41 Geur

Daarnaast zijn regels gesteld aan geur (Artikel 41 Geur). Voor de bestaande activiteiten van het bedrijf Hordijk geldt dat op de gevel van een gevoelig gebouw het geurniveau niet meer mag bedragen dan H=-1 als 98 percentiel. Deze regel is gekoppeld aan de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Hordijk' binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven'. De activiteiten die op de gronden met deze aanduiding worden uitgeoefend moeten voldoen aan de gestelde norm ten aanzien van geur. Voor andere activiteiten gelden de provinciale regels voor geur.

Artikel 42 Bodem

Er is een regel opgenomen dat het gehalte aan lood voldoet aan de gezondheidskundige voldoende bodemkwaliteit. Hiermee wordt geborgd dat het loodgehalte in de bodem van grote moestuinen, tuinen bij woningen en speeltuinen niet te hoog is.

Artikel 43 Hogere waarden

Voorts is een artikel voor de hogere waarden opgenomen (Artikel 43 Hogere waarden), waarin de met de vaststelling van het bestemmingsplan bepaalde hogere waarden zijn weergegeven. Tevens is hierin expliciet bepaald voor welke waarden gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid om tijdelijk af te wijken van de milieuregels op grond van de Crisis- en herstelwet.

Aan het toepassen van de hogere waarden zijn voorwaarden verbonden. Daarbij is een koppeling gelegd met het de beleidsregels Geluid Schieoevers Noord.

Artikel 44 Veiligheid

Vanwege veiligheid, anders dan brandveiligheid, zijn regels gesteld in Artikel 44 Veiligheid. Bepaald is dat de PR 10-6 veiligheidscontour van bedrijfsactiviteiten niet mag zijn gelegen buiten de grens van de locatie waar de bedrijfsactiviteit wordt verricht.


Hoofdstuk 6 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn. Het betreft de volgende artikelen:


Hoofdstuk 7 Procedureregels

In dit hoofdstuk is een artikel opgenomen over hoe wordt omgegaan met de verdeling van rechten (Artikel 56 Verdeling van rechten).


Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

In dit hoofdstuk zijn de afsluitende regels opgenomen.


Artikel 57 Overgangsrecht

In dit artikel zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen en gebruik opgenomen.


Artikel 58 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Handhaving

Toezicht en handhaving is iets dat door betrokkenen als onprettig wordt ervaren. De gemeente doet het omdat we in een veilige, gezonde, aantrekkelijke en duurzame omgeving willen wonen, werken en leven. Soms kan het gedrag van individuele burgers of bedrijven dit streven bedreigen en een risico opleveren voor de leefomgeving. Deze risico's willen wij beheersbaar houden. Er is echter altijd een grens aan de middelen die de gemeente daarvan kan en wil inzetten.

Om te borgen dat de mix aan maatregelen effect heeft worden in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte milieunormen voor de bedrijvigheid opgenomen. De normen hebben een vangnetfunctie en leggen de maximale gebruiksruimte voor de bedrijven vast. Mocht het in de praktijk tot klachten komen, dan zal getoetst (en indien nodig gehandhaafd) gaan worden aan deze normen. Tegelijkertijd wordt van bewoners verwacht dat zij weten in wat voor gebied zij gaan wonen; een gemengd, levendig gebied. Bewoners worden actief gewezen op het soort leef- en woonomgeving dat Schieoevers straks zal zijn.

Los van het omgevingsplan wordt bovendien de mogelijkheid van een klachtenloket onderzocht. Voor bedrijven zal er een inspanningsplicht komen richting klachtenloket om mogelijke overlast te melden. Zo kunnen toekomstige ondernemers, bewoners en gebruikers voorkomen dat handhaving nodig zal zijn.

De rode draad in het gemeentelijke beleid is dat de inschatting van de risico's voor de gebruikers en voor de leefomgeving doorslaggevend is voor de prioriteiten die gesteld worden bij het stimuleren en/of afdwingen van het naleefgedrag. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan onderwerpen en gevallen waarin de risico's van niet-naleving het grootst zijn. De concrete doelstellingen en speerpunten worden elk jaar vastgesteld in een jaarplan.

De gemeente heeft verschillende instrumenten om het naleefgedrag te beïnvloeden en zo nodig naleving af te dwingen. Het begint met heldere regels waar draagvlak voor is en die bekend zijn bij degenen die door de regels worden geraakt. Daarnaast wordt er risicogestuurd toezicht gehouden. Indien toezichtactiviteiten leiden tot de constatering van een illegale situatie, bijvoorbeeld omdat de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd, dan wordt beslist of en in hoeverre en met toepassing van welke sanctiemiddelen de gemeente zich zal inspannen om de overtreder te dwingen deze illegale situatie op te heffen.

De kaders hiervoor zijn vastgelegd in de (regionale) handhavingsstrategie. Uitgangspunt daarbij is de 'beginselplicht tot handhaving'. Gelet op de beperkte beschikbare capaciteit is het echter niet mogelijk - en ook wenselijk - om tegen alle overtredingen handhavend op te treden. Afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, het gedrag van de overtreder en de overige omstandigheden van het geval zal een passende reactie en aanpak worden bepaald. Dat kan onder meer zijn een legalisatietraject, afzien van handhaving, waarschuwing of het toepassen van een bestuursrechtelijk sanctiemiddel.

Bij zeer ernstige overtredingen kan ook sprake zijn van een strafrechtelijk traject. Strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van en gebeurt door het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en overleg

Participatie

In de totstandkoming van de plannen rondom de transformatie van Schieoevers Noord naar een gemengd woon-werkgebied, hebben reeds diverse vormen van participatie plaatsgevonden. Zo zijn rondom het Ontwikkelplan en het Ruimtelijk kwaliteitskader (RKK) participatieprocessen gevolgd. De resultaten van deze participatie zijn beschreven en te zien op www.delft.nl/schieoevers en www.schieoeversnoord.nl. De participatie op het Ontwikkelplan is als in datzelfde plan beschreven. Naar aanleiding van de participatie is het Ontwikkelplan aangepast en is het in 2019 door de raad vastgesteld. De participatie op het RKK heeft plaatsgevonden met het stedebouwkundige plan van Nieuwe Haven en Kabeldistrict. Naar aanleiding van deze participatie is het RKK aangescherpt en in september 2021 door de gemeenteraad vastgesteld.

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de relevante overlegpartners:

  • 1. Provincie Zuid-Holland;
  • 2. ProRail;
  • 3. KPN;
  • 4. Tennet;
  • 5. Stedin;
  • 6. Gasunie;
  • 7. Evides;
  • 8. Pipeline Control;
  • 9. Veiligheidsregio Haaglanden;
  • 10. MKB-Delft;
  • 11. VNO-NCW Delft;
  • 12. Koninklijke Horeca Nederland Delft;
  • 13. BOB Delft;
  • 14. Hoogheemraadschap van Delfland;
  • 15. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De onder 6 genoemde instantie heeft gereageerd en aangegeven geen opmerkingen over het plan te hebben. De onder 1, 2, 3, 7, 9 en 14 genoemde instanties hebben een inhoudelijke reactie ingediend. Deze reacties worden hieronder besproken. van de overige overlegpartners is geen reactie ontvangen.

Reactie Provincie Zuid-Holland

Samenvatting
De Provincie geeft aan dat de formulering van een aantal bepalingen in de planregels over ondergeschikte detailhandel afwijkt van de provinciale omgevingsverordening en verzoekt om deze bepalingen aan te passen. Verder verzoekt de provincie om in het plan te regelen dat de detailhandelsvoorzieningen in dit gebied bij elkaar worden gebouwd, zodat een winkelconcentratie ontstaat. De provincie vraagt zich verder af hoe in de toekomst – na de gehele transformatie – in de behoefte aan dagelijkse winkelvoorzieningen van alle nieuwe bewoners wordt voorzien.

Reactie
De formulering van de bepalingen over detailhandel zijn aangepast in de planregels. Bij de (zelfstandige) detailhandel die het bestemmingsplan toestaat – 1500 m2 bvo – gaat het om een beperkt aantal winkels binnen de locatie Kabeldistrict. Regels om een concentratie van winkels te regelen zijn in dit geval niet nodig.

Dit bestemmingsplan voorziet in de eerste twee deelplannen. De transformatie van Schieoevers is een langlopend proces waarbij uiteraard rekening zal worden gehouden met de behoefte aan voorzieningen zoals dagelijkse winkelvoorzieningen.

Samenvatting
In de reactie vraagt de provincie om in de toelichting in te gaan op de invulling van de compensatieplicht uit de omgevingsverordening voor bedrijventerreinen en het compensatieplan dat in dat kader is opgesteld als bijlage toe te voegen.

Reactie
Dit is aangepast in de toelichting. Het compensatieplan is toegevoegd aan de bijlagen bij de toelichting.

Samenvatting
Verder vraagt de provincie om in het bestemmingsplan rekening te houden met belemmeringen voor de scheepvaart en een vrijwaringszone op de oevers op te nemen. De provincie vraagt om de bouwhoogte van 5 meter in het groen bij Kabeldistrict te laten vervallen omdat dit een belemmering voor de scheepvaart kan opleveren.

Reactie
De vrijwaringszone is opgenomen op de verbeelding. In de planregels is geregeld dat de vaarwegbeheerder om advies moet worden gevraagd bij ontwikkelingen binnen de zones zodat belemmeringen kunnen worden voorkomen. Dat geldt ook voor de bouwhoogte van 5 meter in het park. Die bouwhoogte heeft overigens alleen betrekking op de paviljoens die in het park kunnen komen en is geen algemene bouwhoogte.

Samenvatting
Daarnaast vraagt de provincie of het bestemmingsplan gevolgen heeft voor het project ‘Verbreding van de Schie’, het verplaatsen van ligplaatsen en de loswal van de Zandhandel van Schieoevers Noord naar Zuid en de procedures die daarvoor nodig zijn.

Reactie
Het bestemmingsplan vormt geen belemmering voor het project ‘Verbreding van de Schie’ en het verplaatsen van de ligplaatsen en de loswal. De geluidzone die wordt aangepast ligt buiten het plangebied van het bestemmingsplan Schieoevers Zuid. Het bestemmingsplan Schieoevers Zuid zelf wordt niet gewijzigd.

Samenvatting
Uit de stukken is niet herkenbaar of de bestaande ‘geluidzone-industrie’ (on)gewijzigd in het voorontwerp is overgenomen voor Schieoevers Zuid (artikel 18 planregels). Verzocht wordt dit te verduidelijken.

Reactie
De bestaande geluidzone-industrie blijft, qua ligging en voorwaarden, rondom het plangebied van Schieoevers Zuid nagenoeg hetzelfde. Alleen in het noordoosten van Schieoevers Zuid, net ten zuiden van de Kruithuisbrug, zal de zone iets kleiner worden omdat de zone daar niet langer rechtdoor loopt naar Schieoevers Noord maar afbuigt naar het westen om zodoende de zone voor Schieoevers Zuid vorm te kunnen geven. Dit is een marginale aanpassing die verder niet van invloed is op de mogelijkheden van het industrieterrein Schieoevers Zuid.

Samenvatting
In het DO voor het project ‘Verbreding van de Schie’ is uitgegaan van de huidige geluidscontouren en voorwaarden. Een wijziging in de contouren kan leiden tot een onmogelijk maken van het DO of zelfs het niet kunnen verplaatsen van de ligplaatsen of de loswal van de Zandhandel van Noord naar Zuid waardoor de Gelatinebrug en de verdere ontwikkeling van Schieoevers Noord niet mogelijk kunnen worden. Verzocht wordt nader aan te geven hoe dit past binnen het DO.

Reactie
In dit verband wordt verwezen naar de eerdere antwoorden. De gewijzigde contour van de geluidzone voor Schieoevers Zuid betekent alleen een andere begrenzing van de zone aan de noordzijde en heeft verder geen enkel effect op het DO of het kunnen verplaatsen van de ligplaatsen en/of de loswal.

Samenvatting
In de stukken is te lezen dat er voor de ‘geluidzone-industrie’ nog nader onderzoek nodig is. Het is onduidelijk wat dit betekent voor het geluid-gezoneerde industrieterrein Schieoevers Zuid en voor het DO Verbreding Schieoevers. Wordt rekening gehouden met geluidbelasting van de noodzakelijke te verplaatsen activiteiten naar Schieoevers Zuid en met de voorwaarden in artikel 18 van de planregels?

Reactie
Genoemd nader onderzoek had betrekking op de geluidzone voor het bedrijf Dyckerhoff Basal en niet de geluidzone voor Schieoevers Zuid. De geluidbelasting van de te verplaatsen activiteiten wordt getoetst aan de voorwaarden van de geluidzone die geldt voor Schieoevers Zuid. Die zone en de daaraan verbonden voorwaarden blijven hetzelfde, nu en na wijziging van de begrenzing van de zone aan de noordzijde van Schieoevers Zuid.

Samenvatting
Tenslotte stelt de provincie in de reactie een aantal vragen over de mobiliteitsplannen voor Kabeldistrict en Nieuwe Haven. Gevraagd wordt of de verkeersproductie van de Nieuwe Haven in het mobiliteitsplan Kabeldistrict als ‘autonome groei’ wordt gezien en of verder vooruit moet worden gekeken dan 2030. Verder is berekend of de aansluiting Schieweg – N470 (Kruithuisweg) voldoende blijft functioneren maar mist een toets of de andere kruisingen op de N470 voldoende blijven functioneren. De provincie adviseert om de kruisingen op de N470 op kruispuntniveau te beoordelen.

Reactie
In de mobiliteitsplannen voor Nieuwe Haven en Kabeldistrict wordt de autonome situatie beschouwd zonder Nieuwe Haven en Kabeldistrict en de plansituatie met Nieuwe Haven en Kabeldistrict.

Het is juist dat in de modelonderzoeken is uitgegaan van het MRDH-model voor 2030. Hierbij is echter uitgegaan van een volledige invulling van de ontwikkelingen in 2030. Dat 2030 is gehanteerd betekent dus niet dat de effecten onvoldoende in beeld zijn gebracht.

Uit het mobiliteitsonderzoek blijkt dat het planeffect op andere kruispunten zeer gering is. Effecten op de Kruithuisweg zijn bovendien planoverstijgend. Gemeente en provincie doen daarom gezamenlijk apart onderzoek naar de toekomst van de Kruithuisweg, gegeven alle voorgenomen ontwikkelingen die in en rond Delft plaats vinden, waaronder Schieoevers Noord.

Conclusie 
Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het plan.

Reactie ProRail

Samenvatting
In de reactie doet ProRail een aantal aanbevelingen om de duurzame bereikbaarheid te bevorderen. ProRail adviseert om een lage parkeernorm voor alle woningtypen te hanteren in combinatie met het faciliteren van deelauto’s. Verder wordt opgemerkt dat bij duurzame bereikbaarheid niet alleen de trein van belang is maar ook de duurzame bereikbaarheid van de stations. ProRail adviseert om hiermee rekening te houden bij de inrichting van de openbare ruimte en voetgangers en fietsers eerst te faciliteren en dan pas de auto.

Reactie
Op basis van het MER Schieoevers Noord en het Ontwikkelplan is de Parkeervisie Schieoevers Noord vastgesteld. Hierin is – overeenkomstig het advies van ProRail – uitgegaan van een verlaagde parkeernorm voor Schieoevers Noord. Voor woningen komt dit neer op gemiddeld 0,6 (waarvan 0,1 bezoek).

De inrichting van het gebied wordt niet in het bestemmingsplan geregeld maar in beleid. In Delft gaat het mobiliteitsbeleid, zoals is vastgesteld in het Mobiliteitsprogramma Delft 2040, bijvoorbeeld al uit van primair de voetganger en de fietser. De (privé) auto komt al op de laatste plaats. In het vastgestelde Ontwikkelplan Schieoevers Noord, wat aan de basis ligt van de transformatie van Schieoevers Noord, is dit ook het uitgangspunt. In de Mobiliteitsvisie voor Schieoevers Noord is dit verder onderbouwd en met de vaststelling van de Parkeervisie Schieoevers Noord geborgd in beleidsregels. Een belangrijke langzaamverkeerverbinding in het groen wordt bijvoorbeeld gerealiseerd langs de Schie in het Schiepark , wat als kader in het Ontwikkelplan is opgenomen en in het DO stedenbouw voor Kabeldistrict verder is uitgewerkt. Deze verbinding sluit bijvoorbeeld ook aan op de nieuw te realiseren brug voor langzaam verkeer tussen Schieoevers Noord en De TU Campus, waarmee een extra verbinding wordt gelegd tussen station Delft Campus en de TU Campus.

Samenvatting
In verband met de stabiliteit van de spoorbaan met bijbehorende voorzieningen mag het waterpeil niet wijzigen. Tevens dient te worden geborgd dat werkzaamheden geen invloed hebben op de stabiliteit van de spoorbaan met bijbehorende voorzieningen.

Antwoord
De bescherming van de spoorweg is geregeld in de Spoorwegwet. Op grond van artikel 19 van de Spoorwegwet is een vergunning vereist om binnen de begrenzing van de hoofdspoorweg bouwwerken of andere opstallen op te richten en onder meer kabels, leidingen of beplantingen aan te brengen. Daarmee is geborgd dat bij de bouw- en grondwerkzaamheden rekening gehouden wordt met de aanwezigheid van de spoorweg. Gelet hierop is het niet noodzakelijk om in het bestemmingsplan ook een regeling voor de bescherming van de spoorweg op te nemen. Bij de toetsing van vergunningaanvragen op grond van artikel 19 van de Spoorwegwet wordt door ProRail beoordeeld welke maatregelen in acht moeten worden genomen.

Het Hoogheemraadschap Delfland is het bevoegd gezag met betrekking tot het peilbeheer en tijdelijke bemalingen. In het bestemmingsplan kan hiervoor daarom geen regeling worden opgenomen.

Samenvatting

Verder vraagt ProRail om rekening te houden met gronden die in eigendom zijn van ProRail (voorzover die in het plangebied liggen). ProRail merkt in dit kader op dat deze percelen - zonder nadrukkelijke schriftelijke toestemming van ProRail - niet mogen worden gebruikt. Deze percelen zijn door ProRail benodigd ten behoeve van de uitvoering van haar wettelijke taken en voor eventuele toekomstige (uitbreidings-)plannen. Tenslotte vraagt ProRail om rekening te houden met de bezonning van de zonnepanelen op de perrons.

Antwoord
De twee ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt vinden niet op gronden van ProRail plaats. Verder hebben de bouwmogelijkheden waarin het bestemmingsplan voorziet door de situering en afstand geen relevante invloed op de bezonning van de zonnepanelen bij het station.

Conclusie 
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

Reactie KPN

Samenvatting
KPN vraagt om aan te geven hoe rekening gehouden is met het hoofdtracé van KPN en een kabel voor de brugbediening van de Kruithuisbrug en of dit is ingepast in het bouwplan. Daarnaast heeft KPN bezwaar tegen de groenbestemming op de locatie van de huidige Schieweg omdat daar een belangrijk glasvezeltracé ligt,

Antwoord
Over de tracés van KPN en de inpassing daarvan heeft al in een eerder stadium afstemming plaatsgevonden met KPN. Verder heeft de groenbestemming geen gevolgen voor het glasvezeltracé.

Conclusie 
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

Reactie Evides

Samenvatting
Evides verzoekt om de transportleiding voor drinkwater op de verbeelding aan te geven met de dubbelbestemming Leiding – Water met bijbehorende planregels.

Antwoord
Op de verbeelding worden alleen planologisch relevante leidingen opgenomen die – bijvoorbeeld vanwege risico’s – een beschermingszone nodig hebben. Andere leidingen worden niet opgenomen.

Conclusie 
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

Reactie Veiligheidsregio Haaglanden

Samenvatting
De Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) wijst erop dat naast externe veiligheid ook brandveiligheid van belang is. Door de stedelijke verdichting en functiemenging neemt de personendichtheid toe. Eventuele branden binnen de bestaande categorie 4-bedrijven (Prysmian, Hordijk en Dyckerhoff Basal) kunnen daardoor een grote maatschappelijke impact hebben omdat een groot aantal mensen moet vluchten, een gebied ontruimd moet worden en een brand kan betekenen dat delen van het gebied tijdelijk onbruikbaar zijn. Een brand kan door rookontwikkeling en rookverspreiding bijvoorbeeld het afsluiten van een spoor- of wegverbinding tot gevolg hebben, of leiden tot stroomuitval van een hoogspanningsverbinding in de buurt. De VRH vraagt om in het plan rekening te houden met de maatschappelijke impact van brand bij één van de bestaande ‘categorie 4’ bedrijven’ en bij nieuwe bedrijven.

Reactie
De gemeente maakt voor het plan Schieoevers-Noord niet langer gebruik van de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (BMZ). Er is voor dit plan weloverwogen gekozen voor een meer normerende (en dus meer rechtszekere) regeling op basis van Milieuzonering Nieuwe Stijl (MNS). De gemeente anticipeert hiermee ook op de Omgevingswet. Het opnieuw introduceren van de BMZ-richtafstanden, sec voor aspect gevaar, zou betekenen dat de regeling zowel elementen bevat van BMZ als MNS. Dat is met het oog op de duidelijkheid niet gewenst. Bovendien zijn de richtafstanden van BMZ altijd indicatief bedoeld (en daardoor in de praktijk minder rechtszeker en mogelijk onvoldoende nauwkeurig).

De zorg voor brandveiligheid van de VRH is echter een terecht punt. Voor wat betreft ontwikkelingen in de nabijheid van de genoemde drie bestaande bedrijven wordt daarom in de planregels geregeld dat de VRH om advies moet worden gevraagd indien binnen de veiligheidszone bedrijven wordt gebouwd. Op deze wijze is geborgd dat zowel gemeente als de VRH het aspect van brandveiligheid nader kunnen beschouwen wanneer in de nabijheid van genoemde drie bedrijven wordt gebouwd.

Samenvatting
Aan de energietransitie – nieuwe vormen van energiewinning, -opslag en –transport – zijn veiligheidsrisico’s verbonden, zoals risico’s rondom elektrisch rijden, waterstof en grootschalig gebruik van zonnepanelen in combinatie met lithium-ion buurtbatterijen, gebruik van biomassa en geothermie. Geadviseerd wordt om de VRH bij de nadere uitwerking van het plangebied te betrekken zodat de energietransitie op een veilige manier vormgegeven kan worden.

Antwoord
De VRH zal bij de verdere uitwerking van de plannen worden betrokken.

Conclusie 
Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het plan.

Reactie Hoogheemraadschap Delfland

Samenvatting
Delfland geeft aan met het voorontwerp van het bestemmingsplan in te stemmen. De aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding zijn in het plan beschreven.

In de reactie wijst er verder op dat in de toelichting staat dat hemelwaterafvoer op de ringsloot van het Kruithuis in de huidige situatie niet mogelijk is. Delfland vraagt om dat in de tekst van de plantoelichting aan te passen. Tenslotte vraagt Delfland om het realiseren en instandhouden van waterberging in de planregels te borgen.

Reactie
De door Delfland gevraagde aanpassingen zijn in het plan opgenomen.

Conclusie 
Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van de plantoelichting.

Zienswijzen

Vanaf 08 maart 2022 t/m 18 april 2022 heeft ter inzage gelegen het ontwerpbestemmingsplan Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven). Tijdens deze periode zijn in totaal 37 zienswijzen ingediend. De betreffende zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een beantwoording in de bijgevoegde Nota Zienswijzen. Ook zijn ambthalve wijzigingen doorgevoerd, deze zijn ook opgenomen in de Nota Zienswijzen. Voor de inhoud wordt hier integraal verwezen naar de Nota.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

7.2 Financiële uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten voor gronden waarop de in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening genoemde bouwplannen zijn voorgenomen. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag, via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Maar ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst over grondexploitatie met de initiatiefnemer/ontwikkelaar, als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

In dit geval heeft de gemeente met de ontwikkelaars van Kabeldistrict én Nieuwe Haven een anterieure overeenkomst gesloten. Via deze overeenkomsten verhaalt de gemeente haar plankosten en een toerekenbaar deel van de kosten van bovenwijkse voorzieningen. Het niet toerekenbaar deel heeft de gemeente financieel afgedekt enerzijds via ontvangen subsidiegelden en anderzijds via inzet van eigen middelen. Hierdoor is het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar.