direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Natuurgoed Ziedewij e.o.
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Natuurgoed Ziedewij is een plek die transformeert van agrarisch gebied naar een plek voor recreatie, educatie en natuurervaring. Dit wordt gerealiseerd in de polder Ziedewij, gelegen tussen de Boezemweg in het noorden en de Noldijk in het zuiden. Het vastgestelde wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij is de juridische basis om de transformatie mogelijk te maken. Onderdeel van het Natuurgoed is een werkhof, recreatiehof en enkele kleinschalige logementen.

Ten zuiden van het recreatieterrein komen 6 natuurwoningen. Ook aan de Noldijk komen 2 woningen die samen met de natuurwoningen de financiële dragers zijn voor de aanleg van het Natuurgoed.

Onderdeel van de ontwikkeling is ook een doorgaand, vrijliggend fietspad aan de westzijde van het plan. Deze zal een nieuwe verbinding gaan vormen van het dorp Barendrecht naar het buitengebied, richting Heerjansdam, de Waal, Zuidpolder, zuidrand en verder.

In aanvulling op het wijzigingsplan is er de grote wens om de aansluiting op de Stationsweg/Boezempad meer ruimtelijke kwaliteit te geven. In het huidige plan is dit nu enkel een smalle ingang waar auto, voetganger en fiets gecombineerd worden. Veel beter zou het zijn als het vrijliggende fietspad door kan lopen en de entree naar het Natuurgoed kan worden voorzien van extra water en groen zodat dit een hoogwaardige entree kan worden. Op het moment van het wijzigingsplan was die mogelijkheid er niet. Nu is er echter wel de mogelijkheid om door middel van grondruil ruimte te maken voor een volwaardige entree die aan de kwalitatieve wensen voldoet.

Aanvullend wil het huidige hoveniersbedrijf aan de Noldijk 124 verhuizen naar het natuurgoed. Zij zullen het onderhoud verzorgen vanaf het geplande werkhof in het gebied. Dit werkhof is toegankelijk vanaf Boezempad/Stationsweg, terwijl het bedrijf zelf aan de Noldijk ligt. Een wenselijke stap is om het werkhof te combineren met het hoveniersbedrijf. Met de verplaatsing van het hoveniersbedrijf wordt een bedrijf weggehaald van de Noldijk, in lijn met de ontwikkelingen hier, en verplaatst naar de Stationsweg die direct aansluit op de ringweg, hoofdontsluiting, van Barendrecht, de Boezemweg. De Noldijk transformeert zo verder naar een recreatief bebouwingslint met wonen. Door het combineren van bedrijf en werkschuur kan hier bovendien een efficiënte bedrijfsvoering plaatsvinden.

Zoals aangegeven was de gewenste hoogwaardige toegang en het vrijliggend fietspad tot op heden niet mogelijk omdat op het beschikbare perceel daarvoor onvoldoende ruimte aanwezig was. Om het doel te realiseren is nu een grondruil mogelijk geworden met het naastgelegen woonperceel, Stationsweg 128. Om te komen tot grondruil en daardoor de sterke kwaliteitsverbetering, met vrijliggende fietsaansluiting, is afgesproken dat één extra woning mogelijk wordt gemaakt aan de Boezemweg. Dit in lijn met de aanwezige woningen langs de Boezemweg.

De realisatie van het hoveniersbedrijf en de extra woning zijn niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan Zuidrand en wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Dit had een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Zuidrand en wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij kunnen zijn. De gemeente heeft echter aangegeven naast de extra woning geen extra bebouwing voor het hoveniersbedrijf mogelijk te willen maken in het gebied. Extra m2 bedrijfsruimte zal daarom ten koste moeten gaan van de bouwmogelijkheden van Natuurgoed Ziedewij. Om dit te regelen is ervoor gekozen om in dit bestemmingsplan ook het volledige plangebied van Natuurgoed Ziedewij op te nemen. Er worden daarbij uitdrukkelijk geen extra ontwikkelmogelijkheden geboden voor Natuurgoed Ziedewij. Enkel de toevoeging van een bedrijfsbestemming ter plaatse van de aanduiding werkhof en de verplaatsing van 400m2 aan bebouwing uit het recreatiehof ten gunste van het hoveniersbedrijf. Daarmee worden de mogelijkheden in het recreatiehof iets beperkt in omvang, maar niet in bestemming. De andere functies, zoals de logementen en woningen blijven in omvang, positie en functie gehandhaafd. Bij de natuurwoningen is wel gekozen voor een inperking van bouwmogelijkheden door het toevoegen van bouwvlakken. Hierdoor wordt gestreefd naar het vrijhouden van de doorzichten tussen de woningen door. Dit geeft bestaande bewoners en toekomstige bewoners ook iets meer rechtszekerheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van Natuurgoed Ziedewij ligt aan de Noldijk (ter hoogte van nummer 116) te Barendrecht (kadastraal bekend als percelen nummers 8173, 9220, 9626, 10123, 7097, 7099, 471, 11656, 11657, 557 en 8175 sectie D Barendrecht. Het plangebied grenst aan agrarisch gebied (noord-, west- en oostkant) en aan de Noldijk (zuidzijde).

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0001.jpg"

Afbeelding ligging en begrenzing plangebied

Aanvullend op bovenstaand plangebied zijn drie percelen toegevoegd, D 9239, D 7950 en D 9625. Het betreft de historische schuur met tuin aan de Noldijk 124 en de woonpercelen aan de Stationsweg. Daarnaast wordt een deel van perceel D 9626 herontwikkeld als hoveniersbedrijf. Dit perceel vormt dus onderdeel van het huidige Natuurgoed Ziedewij, maar krijgt een nieuwe bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0002.png"

Uitsnede topografische kaart, ligging plangebied. Bron: PDOK.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan Zuidrand

Binnen dit bestemmingsplan was het plangebied van Natuurgoed Ziedewij bestemd als 'Agrarisch'. Deze bestemming is met de vaststelling van het wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij gewijzigd, zie hierna.

De percelen aan de Stationsweg hebben de bestemming 'Wonen', 'Tuin' en 'Water'. Ter plaatse van het plangebied gelden daarnaast de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen:


Dubbelbestemming – Waarde – Archeologie – 5:
De met deze waarde aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.


Gebiedsaanduiding – Geluidszone – Industrie

De gronden ter plaatse van deze aanduiding zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. Er mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd. Een akoestisch onderzoek is uitgevoerd om te onderzoeken of in afwijking van deze regel woningen gerealiseerd kunnen worden.


Gebiedsaanduiding – wro-zone – wijzigingsgebied 2
Het bevoegd gezag kan de gronden ter plaatse van de aanduiding Wro-zone - wijzigingsgebied 2 wijzigen in de bestemmingen Wonen en Recreatie met in achtneming van de regels zoals beschreven in het bestemmingsplan 'Zuidrand' in artikel 41.9 sub a tot en met u.


Ter plaats van het plangebied bij de Noldijk 124 gelden daarbij de bestemming 'Wonen - Lintbebouwing' en 'Bedrijf' (enkel ter plaatse van de schuur).:


Dubbelbestemming – Waarde – Archeologie – 2:
De met deze waarde aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.


Dubbelbestemming – Waterstaat – Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende andere bouwwerken zoals duikers, keerwanden en merktekens.


Gebiedsaanduiding – Vrijwaringszone – Straalpad

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding.

Gebiedsaanduiding - Veiligheidszone - leiding

Binnen de gebiedsaanduiding ''veiligheidszone - leiding' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoelt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan.


Functieaanduiding - Cultuurhistorische waarde

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', mag de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bijbehorende bouwwerken niet worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend

Functieaanduiding - detailhandel

Bestemd voor detailhandel.


Wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij

Het wijzigingsplan 'Natuurgoed Ziedewij' heeft gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Zuidrand, Wro-zone – wijzigingsgebied 2. Middels dit wijzigingsplan zijn Natuurgoed Ziedewij en de gewenste woningbouw direct aan de Noldijk en de Natuurwoningen mogelijk gemaakt.

Hierbinnen gelden de hoofdbestemmingen 'Wonen', 'Woongebied' en 'Recreatie - Natuur'. Daarnaast een aantal belangrijke functieaanduidingen:

  • 'specifieke vorm van recreatie - werkhof'
  • 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen'
  • 'specifieke vorm van recreatie - logement'
  • 'specifieke vorm van groen - grondwal'
  • 'parkeren'
  • 'langzaam verkeer''
  • 'ontsluiting'
  • 'tuin'
  • 'natuur'
  • 'polderwoning'


Binnen dit plandeel gelden de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen:


Dubbelbestemming – Waarde – Archeologie – 5:
De met deze waarde aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.


Gebiedsaanduiding – Geluidszone – Industrie
De gronden ter plaatse van deze aanduiding zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

Dubbelbestemming – Waterstaat – Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende andere bouwwerken zoals duikers, keerwanden en merktekens.


Gebiedsaanduiding – Vrijwaringszone – Straalpad

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding.

Gebiedsaanduiding - Veiligheidszone - leiding

Artikel 41.2 veiligheidszone - leiding van het bestemmingsplan Zuidrand, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

Gebiedsaanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting- natuurontwikkeling

Het in gebruik nemen van een bouwwerk voor verblijfsrecreatie of een polderwoning is in overeenstemming met het bestemmingsplan wanneer tenminste 27.525m2 van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting - natuurontwikkeling' zijn ingericht met natuur, conform de paragraaf Eco-akker in het beeldkwaliteitsplan, zoals toegevoegd als Bijlage 1.

Bouwregels

Belangrijk onderdeel van dit wijzigingsplan zijn de bouwregels binnen de verschillende gebiedsaanduidingen en het totaal van mogelijke m2 bebouwing. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • hoofdgebouwen worden uitsluiten binnen het bouwvlak gebouwd;
  • in afwijking van het bepaalde onder a mogen de bouwwerken voor verblijfsrecreatie worden gebouwd binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logement';
  • er zijn maximaal 10 volumes toegestaan en het gezamenlijke grondoppervlakte bedraagt maximaal 2.080 m2, met inachtneming van de volgende regels:
  • voor het werkhof is 1 volume toegestaan met een maximaal grondoppervlakte van 400 m2;
  • voor het recreatiehof zijn 3 volumes toegestaan met een maximaal grondoppervlakte van 400 m2 per volume en een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 1200 m2;
  • voor de verblijfsrecreatie zijn 6 volumes toegestaan met een maximaal grondoppervlakte van 80 m2 per volume en een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 480 m2, met dien verstanden dat:
  • elk volume in maximaal 2 verhuurbare delen mag worden gerealiseerd;
  • De goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

Parapluherziening 'standplaatsen en evenementen'

Ter plaatse van het plangebied geldt ook de parapluherziening 'standplaatsen en evenementen' (vastgesteld 27 mei 2014). Dit plan bepaalt waar, welke evenementen mogen plaatsvinden en standplaatsen zijn toegestaan. Hierbij wordt onder andere gekeken naar bereikbaarheid en potentiële geluidsoverlast op de omgeving.

Op Natuurgoed Ziedewij zal ook sprake zijn van standplaatsen en evenementen. Dit in overleg met de gemeente Barendrecht. De locatie is niet specifiek genoemd in de Parapluherziening omdat dit gebied op dit moment agrarisch is. Dit gebied sluit wel aan bij de uitgangspunten en is qua karakter vergelijkbaar met genoemde gebieden langs de Oude Maas en Wevershoek.

Samenvatting

De bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen van het Wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij zullen in dit bestemmingsplan de basis vormen. Enkel aan de noordzijde zal de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - werkhof' vervangen worden door de nieuwe bestemming 'Bedrijf' ,ten behoeve van de realisatie van het hoveniersbedrijf. De aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal', wordt vervangen door 'specifieke vorm van wonen - grondwal'.

Het volume dat is toegestaan binnen het gebied van de 'specifieke vorm van recreatie - werkhof' zal worden toegekend aan het bestemmingsvlak 'Bedrijf'. Daarbij zal er 1 volume uit het gebied van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen' uitwisselbaar zijn met de bestemming 'Bedrijf'. Er komen dus niet meer volumes, maar er is wel een verschuiving mogelijk.

Daar waar het plangebied buiten het gebied van het Wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij valt wordt teruggevallen op de bestemmingen van het bestemmingsplan Zuidrand. De bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - Lintbebouwing' worden overgenomen. De bestemming 'Bedrijf' aan de Noldijk 124 zal vervallen. Hier wordt ook de bestemming 'Wonen - Lintbebouwing' toegepast.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het plan toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid behandeld. In hoofdstuk 4 worden de beoordelingen en onderzoeken van diverse omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod. In hoofdstuk 6 wordt de juridische planbeschrijving toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de bestaande situatie is het plangebied aan de noordzijde in gebruik als wonen en agrarische grond. Het plangebied wordt begrensd door het Boezempad/Stationsweg aan de noordwest kant. Dit is de parallelroute van de Boezemweg die onderdeel van de hoofdontsluitingsring van Barendrecht is. Aan de oostzijde loopt de Stationsweg door richting Heerjansdam. Aan deze zijde ook het spoor (Rotterdam-Dordrecht). Ter plaatse van de locatie is het spoor voorzien van een hoge geluidsvoorziening.


Aan de zuidzijde vormt de Noldijk de begrenzing. Hier liggen ook de percelen van het huidige hoveniersbedrijf. Dit is een historische schuur met monumentenstatus. Links daarvan de woning behorende bij het monument en een extra burgerwoning. Beide woningen behoren niet tot het plangebied. Daarnaast nog wel een stuk plangebied waarop de mogelijkheid ligt om 2 woningen te realiseren. Het plangebied aan de Noldijk 124 wordt ten zuidwesten begrensd door de Noldijk.

Het gebied is nu dus aan de randen in gebruik als woningbouw en het hoveniersbedrijf. De ruimte ertussen wordt op dit moment ingericht als Natuurgoed Ziedewij. Hier staat straks de beleving van landschap, natuur en cultuur centraal. Het voormalige agrarische gebruik wordt daartoe getransformeerd naar een extensief recreatiegebied, waar de nadruk komt te liggen op natuurinclusieve landbouw en nieuwe natuur met, in bescheiden vorm, plaats voor verblijf. Ondersteunend aan het Natuurgoed kunnen ook een aantal gebouwde functies worden ingepast zoals kleinschalige horeca, een informatiecentrum of een werkschuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0003.jpg"

Afbeelding totale plangebied (rode vlak)

2.2 Nieuwe situatie

Het totale plan is onder te verdelen in drie deelgebieden; Natuurgoed Ziedewij in het midden, het plangebied aan de Stationsweg, met woningbouw en het hoveniersbedrijf in het noorden en het plangebied aan de Noldijk 124, de schuur en Noldijk 130 en 132, waar de twee toekomstige woningen komen, in het zuiden.

Voor het planvoornemen van Natuurgoed Ziedewij is een inrichtingsplan (bijgesloten als Bijlage 1 Inrichtingsplan Natuurgoed Ziedewij) en een beeldkwaliteitsplan opgesteld (bijgesloten als Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Natuurgoed Ziedewij). Aan de hand van deze documenten wordt het planvoornemen toegelicht.

Het planvoornemen voor de noordelijke locatie betreft de realisatie van een extra woning, met zorg, ten zuiden van de Stationsweg 128. Daarnaast het mogelijk maken van het hoveniersbedrijf en nieuwe toegangsweg en fietspad. Ondersteunend hieraan groen en water. Voor de locatie Noldijk 124 betreft het de transformatie van de werkschuur naar wonen en daartoe het omzetten van de bedrijfsbestemming en de agrarische bestemming aan de Noldijk 124 naar respectievelijk 'Wonen' en 'Tuin'. Dit naast de ontwikkelingen uit het vigerende wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij.

Hierna wordt het plangebied Natuurgoed Ziedewij toegelicht, gevolgd door het plangebied aan de Stationsweg/Boezempad en het plangebied aan de Noldijk.

2.2.1 Natuurgoed Ziedewij

Zoals al aangegeven is voor het Natuurgoed Ziedewij een wijzigingsplan vastgesteld. Hiermee is de ontwikkeling al juridisch mogelijk gemaakt. De reden dat hier het Natuurgoed opgenomen is, is om volumes over de locatie uit te kunnen wisselen naar de nieuwe bedrijfsbestemming. Dit deel van het bestemmingsplan dient dus te worden gezien als actualisatie.

Onderstaande beschrijving zijn grotendeels overgenomen uit het wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij. Daar waar inmiddels nieuwe afbeeldingen zijn worden die getoond. Zoals aangegeven zit de afwijking in het werkhof, dat nu wordt bestemd als 'Bedrijf'.

Activering van het landschap

Natuurgoed Ziedewij is een uniek terrein waar de beleving van landschap, natuur en cultuur centraal staat. Het huidige agrarische gebruik wordt daarom getransformeerd naar een extensief recreatiegebied, waar de nadruk komt te liggen op natuurinclusieve landbouw en nieuwe natuur met in bescheiden vorm plaats voor verblijf. Ondersteunend aan het Natuurgoed kunnen ook een aantal gebouwde functies worden ingepast zoals kleinschalige horeca, een informatiecentrum of een werkschuur.

Het polderlandschap vormt de context van de recreatieve beleving. Het is van belang dat Natuurgoed Ziedewij (inclusief bijbehorende gebouwen) zo goed mogelijk in dit polderlandschap in gepast wordt. Op deze wijze ontwikkelt het Natuurgoed zich tot een onderscheidende vrijetijdsbelevenis die past bij de context van de locatie.


Nieuwe verbindingen

Het plan biedt daarnaast een uitstekende mogelijkheid om een nieuwe verbinding aan te leggen voor voetgangers en fietsers vanuit de bebouwde kom naar de Noldijk en de Waal toe. Daarnaast is er een wens om op het recreatieve netwerk (wandelen, fietsen, kano) van de Zuidpolder en aangrenzende buitengebied aan te sluiten.


Wonen in het gebied

Om de ontwikkeling te financieren worden maximaal 8 woningen gerealiseerd. Deze woningen worden op een zorgvuldige wijze in hun omgeving ingepast. Uitgangspunt is om deze woningen volgens de principes van het Barendrechts Buitenboek in het landschap in te passen. Aanvullend hierop biedt het beeldkwaliteitsplan een mogelijkheid om hier van af te wijken, waarbij de hoofdgedachte blijft om een landschappelijke eenheid te vormen. Ook voor de andere bebouwing geldt dat deze moet voldoen aan de eisen zoals beschreven in het beeldkwaliteitsplan dat is opgesteld voor het gebied.


Functies

In het plangebied worden de volgende functies gerealiseerd:

  • Toegangsweg
  • Werkhof met daarin de werkschuren voor het beheer van het natuurgoed, wordt gecombineerd met hoveniersbedrijf, zie deelgebied Stationsweg/Boezempad
  • Parkeerterrein
  • Langzaamverkeersroute (fietsers en voetgangers)
  • Recreatiehof ten behoeve van ontvangst, informatie, educatie, horeca en verblijf/overnachting met daarin o.a. een restaurant / winkel
  • Natuurgoed met daarin een (voedsel) bos, mogelijkheden voor recreatie
  • Ecolodges;
  • 6 Polderwoningen aan de zuidkant van het plangebied;
  • 2 dijkwoningen aan de Noldijk.

Hieronder worden de functies toegelicht:

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0004.jpg"

Afbeelding van ontwerptekening van Natuurgoed Ziedewij op de locatie

Toegangsweg

Natuurgoed Ziedewij is voor de auto primair toegankelijk vanaf de ringweg van Barendrecht (Boezemweg) via de Stationsweg. Dit is de verbinding voor mensen vanuit Barendrecht. De Stationsweg loopt door richting Heerjansdam en vormt daarmee tevens de toegang vanuit die richting.

Vanaf de Stationsweg loopt een eenvoudige route het gebied in tot aan het parkeerterrein bij het daadwerkelijke Natuurgoed. Vanaf daar is toegang naar dit recreatiegebied enkel mogelijk te voet en te fiets.


Werkhof

Aan de noordkant van het plangebied wordt een werkhof gerealiseerd met daarin de werkschuren (met daarin onder meer een kantoor en kantine) ten behoeve van het beheer van het natuurgoed.

Toegangsweg en Werkhof worden verder toegelicht bij het deelgebied Stationsweg/Boezempad.


Parkeerterrein

Op het terrein wordt een parkeervoorziening aangebracht voor bezoekers van het natuurgoed, het recreatiehof en de ecolodges. De parkeerplaats wordt ingericht en omzoomd met bomen waardoor de auto's zoveel mogelijk uit het zicht komen te staan. Dit terrein biedt ruimte voor zowel auto's als fietsers. De parkeerberekening is toegelicht in paragraaf 4.1.4.


Fietspad

Langs de westgrens van het plangebied wordt een fietspad aangelegd die de recreatieve verbinding tussen Barendrecht en de Ziedewijdsepolder gaat vormen. Dit fietspad vormt een nieuwe snelle verbinding van de kern van Barendrecht naar het groene buitengebied en de omgeving.


Recreatiehof

Tussen het werkhof en het Natuurgoed wordt een recreatiehof gerealiseerd. Dit is het levendige centrum van de ontwikkeling. Hier vindt je bijvoorbeeld het informatie- en educatiecentrum, het restaurant, een winkel en zaalverhuur, foodhal, kantine, een theehuis en ondersteunende functies. Ook verblijf/overnachting zijn hier mogelijk.

Het gebouw, of cluster van gebouwen van het recreatiehof ligt straks als een ‘landmark’ in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0005.jpg"

Afbeelding uitsnede ontwerptekening recreatiehof (in het midden) met parkeerterrein

ten noorden en voedselbos ten zuiden ervan.


Natuurgoed

Het Natuurgoed is het deel waar de beleving van landschap, natuur en cultuur centraal staat. De structuur en vegetatie van het bestaande polderlandschap wordt versterkt met nieuwe beplanting en een rijke biodiversiteit. Met het Natuurgoed behoudt polder Ziedewij haar agrarische karakter. Dit gebied wordt gebruikt om op een ecologische manier voedsel te telen. In de open delen zijn dat eco-akkers, bij opgaande beplanting is dat een voedselbos.

Langs de watergangen worden waar mogelijk natuurvriendelijke oevers toegepast.

Het toevoegen van verharding wordt in dit deelgebied zo beperkt mogelijk gehouden. Daar waar mogelijk wordt gebruikt gemaakt van halfverharding.

Het natuurgoed is openbaar toegankelijk en biedt mogelijkheden voor diverse recreatieve activiteiten. Er komen verschillende (wandel) routes in het gebied aansluitend op het (toekomstige) recreatieve netwerk van dit deel van Barendrecht.


Ecolodges

In het Natuurgoed worden ook 6 ecolodges gerealiseerd. Deze paviljoenachtige bouwwerken, mogelijk uitgevoerd als gecombineerde eenheden, liggen verscholen in en verspreid midden in de natuur. De ecolodges zijn van bescheiden omvang en zijn voor kortdurend verblijf. en uiteraard kan de auto hier niet komen. Doel hier is een extensief recreatief gebied en om die reden is het aantal verhuurbare objecten en het aantal overnachtingen gemaximaliseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0006.jpg"

Afbeelding uitsnede ontwerptekening Natuurgoed/voedselbos


Polder- en dijkwoningen

Aan de zuidkant van het plangebied komen acht woningen. Langs de Noldijk (ten westen van de bestaande woningen in het plangebied) komen twee nieuwe dijkwoningen. Deze woningen volgen de typologie van de dijk en versterken daarmee het dijkkarakter. Aan de zuidrand van het natuurgoed worden zes polderwoningen ingepast in de polder Ziedewij. Deze voegen zich in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0008.jpg"

Afbeelding uitsnede ontwerptekening met boven de dijkwoningen en onder de polderwoningen

2.2.2 Stationsweg/Boezempad

Voor het deelgebied aan de Stationsweg 128 is een principeverzoek verstuurd naar de gemeente Barendrecht (Bijlage 3 Principeverzoek Boezempad). Hierin staat beschreven welke stedenbouwkundige kwaliteiten het plangebied heeft. Aan de hand van dat document wordt het plan toegelicht.


In de huidige situatie is aan de noordzijde al een woonbestemming aanwezig. Daarop ook al een bouwvlak aan de noordoostzijde, ter plaatse van de bestaande woning. Verder zijn er op dit perceel geen bouwvlakken. Er is op dit moment wel een grote schuur aanwezig. Ten zuiden van de planlocatie zijn ook enkele woonpercelen aanwezig met grote bouwvlakken. Hierop woningen in de polderrichting, afgewisseld met agrarische percelen. De nieuwe woning past in deze reeks.
Het wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij heeft de bestemming Recreatie - Natuur met een ruim bouwvlak. Er zijn dus in de huidige situatie al bouwmogelijkheden op dit perceel, zie figuur 3 hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0009.png"

Afbeelding van combinatie bestemmingsplan Zuidrand en Wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij met ruim bouwvlak ter plaatse van het 'werkhof'.


Algemeen

De nieuwe situatie gaat uit van de grondruil van het perceel D 9625 voor een stuk grond in het noordoosten van perceel D 9626, zie Bijlage 4 Stedenbouwkundig plan Boezempad. In figuur 4 is het stedenbouwkundig plan voor de nieuwe ontsluiting en fietspad, de woning achter Stationsweg 128 en het toekomstig hoveniersbedrijf weergegeven. Ten opzichte van de entree die mogelijk was in het wijzigingsplan ontstaat er nu een entree die ruimer, meer uitnodigend en overzichtelijker en daarmee verkeersveiliger wordt ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0010.jpg"

Ontwerptekening beoogde nieuwe situatie aan Stationsweg/Boezempad


Wonen

De bestaande woning aan de Stationsweg 128 blijft behouden. In de nieuwe situatie wordt daarachter een woning toegevoegd. Deze nieuwe woning zal zich conformeren aan de polderstructuur. Het gaat een nieuwe woning vormen in de reeks die langs de Boezemweg zijn gerealiseerd. Dit zijn veelal vrijstaande woningen en het plan sluit hierbij aan. De nokrichting is in lijn met de oriëntatie van het slotenpatroon. De watergang die door het perceel loopt zal hierdoor mogelijk aangepast worden. De bestaande watergangen worden verder behouden. In het plan is vanuit woonkwaliteit een aarden wal ingepast. De watergang aan de zuidzijde van de toekomstige woonbestemming wordt gedempt. Deze slootdemping wordt gecompenseerd door een nieuwe watergang die langs het toekomstige fietspad loopt richting het Natuurgoed Ziedewij.


In de bestaande woning aan de Stationsweg 128 vindt naast wonen kleinschalige crisisopvang plaats. In voorliggend plan wordt de zorgfunctie voor crisisopvang in zowel de bestaande als de nieuwe woning mogelijk gemaakt. De crisisopvang biedt ruimte voor 1 á 2 personen voor maximaal twee weken om tot rust te komen als gevolg van een crisissituatie. Deze zorgfunctie is binnen het bestemmingsplan opgenomen via een aanvullende regeling.


Hoveniersbedrijf

Op de locatie direct ten zuiden van de het bestaande woonperceel wordt met dit bestemmingsplan een hoveniersbedrijf mogelijk gemaakt. Het gaat hier om een verplaatsing van de huidige locatie aan de Noldijk. Op de huidige locatie kan de bedrijfsvoering van het hoveniersbedrijf niet goed uitgevoerd worden, mede omdat de locatie grotendeels is bestemd voor 'Wonen', geen uitbreidingsmogelijkheden heeft en de ontsluiting via de Noldijk beperkingen geeft.

De verplaatsing is ook wenselijk om het onderhoud van Natuurgoed Ziedewij vanaf 1 locatie uit te voeren. Hierdoor ontstaat ook een logische, efficiënte bedrijfsvoering. Om dit onderhoud uit te kunnen uitvoeren zal er een werkhof met buitenopslag en een schuur worden gerealiseerd. Door de verplaatsing van het hoveniersbedrijf zal eveneens het verkeer van werknemers, leveranciers en bezoekers verplaatsen van de smalle Noldijk naar de hoofdontsluiting van Barendrecht. Deze verplaatsing heeft dan ook een gunstig effect op het leefmilieu aan de Noldijk.


Dit bestemmingsplan gaat uit van enkel een bedrijfsbestemming voor een hoveniersbedrijf. Andere bedrijven worden niet mogelijk gemaakt zodat er zekerheid is voor de omgeving over het soort bedrijfsvoering dat hier plaats zal vinden.


De nieuwe opzet gaat uit van 4.851 m2 hoveniersbedrijf, mede ten behoeve van Natuurgoed Ziedewij, bestaande uit:

  • 400 m2 schuur Natuurgoed Ziedewij;
  • 400 m2 schuur hoveniersbedrijf/kantoor (ten koste van deel van de oorspronkelijke ruimte op het recreatiehof);
  • 150 m2 parkeren personeel hoveniers;
  • 150 m2 parkeren bedrijfsauto's en aanhangers;
  • 3.751 m2 overig terrein.


Groen en water

In het kader van de ontwikkeling wordt de bestaande watergang aan de westzijde verbreed. Daarnaast wordt een nieuwe brede watergang aangelegd waarmee het fietspad wordt afgeschermd van Natuurgoed Ziedewij. Aan de oostzijde van deze nieuwe watergang een bomenrij, eventueel met onderbeplanting, die zorgt voor afscherming van de nieuwe activiteiten en benadrukken van de polderstructuur. Ook aan de oostzijde van het toekomstige bedrijfsperceel komt een nieuwe bomenrij.

Rondom het nieuwe woonperceel wordt een grondwal met beplanting aangebracht. Deze vormt een erfafscheiding en draagt bij aan het groene beeld van de locatie. Ook aan de zijde van de Stationsweg/Boezempad loopt de grondwal door. In combinatie met het water, de ruime maat van de toegang en het fietspad ontstaat hier een sterke kwaliteitsverbetering ten opzichte van de huidige mogelijkheden, conform bestaande eigendomsgrenzen en vigerende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0011.jpg"

Beoogde profiel van de nieuwe toegangsweg naar het natuurgoed (rechts) en het vrijliggende fietspad (links)


Verkeer en parkeren

Het complete profiel van het gewenste vrijliggende fietspad, water en de toegangsroute voor Natuurgoed Ziedewij kunnen in deze situatie netjes aansluiten op de bestaande wegen en het fietspad. De aansluiting op het bestaande wegennet zal in het vervolgproces nader worden uitgewerkt, binnen de kaders van de huidige ontwerptekening. Hierbij aandacht voor de veiligheid van zowel autoverkeer, voetgangers en fietsers. Mogelijke oplossingen zijn een drempelconstructie, of het aanbrengen van een extra middenberm.

Met deze aansluiting voor de fietsers ontstaat een nieuwe recreatieve hoofdroute.


Het parkeren voor Natuurgoed Ziedewij blijft ongewijzigd. Parkeren voor het hoveniersbedrijf en de extra woning wordt op eigen terrein opgelost, zie 4.2.4 Verkeer en parkeren.

2.2.3 Noldijk

Aan de Noldijk zijn in dit bestemmingsplan zowel de nieuwe woningen opgenomen op nummer 130 en 132 als de transformatie van het bedrijf naar woningen op nummer 124.

De woningen op nummer 130 en 132 zijn voorzien in het wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij. Deze bouwmogelijkheden worden 1:1 overgenomen in dit bestemmingsplan.

In de bestaande situatie is op de locatie aan de Noldijk 124, perceel Barendrecht D 9239, een hoveniersbedrijf gevestigd in de bestaande schuur. Deze schuur vormt onderdeel van de boerderij Noldijk 126 uit 1820 die als Rijksmonument is aangemerkt, monumentnummer 8605. Het kantoor, de werkplaats en opslag van het hoveniersbedrijf bevinden zich in de bestaande schuur. Daarbij is er buitenopslag zowel aan de noordwestzijde, langs de toegangsweg, als de noordoostzijde in de 'tuin'. De toegangsweg is een weg onderlangs de Noldijk die vanaf twee zijden toegankelijk is. Deze route wordt voor al het benodigde verkeer gebruikt, inclusief zwaar werkverkeer voor levering van materiaal. Parkeren van personeel, bedrijfswagens en bezoek is langs de toegangsweg geregeld, deels formeel in vakken en deels informeel in de berm. Het terrein achter de schuur is bijna geheel verhard.


Het deel van de toegangsweg aan de noordoostzijde zal in de toekomst ook gebruikt worden voor de natuurwoningen die gebouwd worden als onderdeel van de ontwikkeling Natuurgoed Ziedewij.


Langs de toegangsweg ligt een smalle sloot met enkele bomen erlangs. Aan de noordoostzijde een grote tuin met een haag erlangs en bomen. De tuin wordt, zoals aangegeven, ook gebruikt voor opslag. De tuin is onbebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0012.png"

Figuur 6: Bestaande situatie Noldijk 124 (bron:Streetsmart).

Algemeen

De nieuwe situatie gaat uit van behoud van de bestaande schuur aangezien het hier een monument betreft. Daarbij wordt ook zoveel mogelijk van het aanwezige groen (bomen en haag) behouden. Het ensemble van boerderij en tuin is waardevol in het beeld van de Noldijk. Het Rijksmonument kan met de herontwikkeling een nieuwe functie krijgen en daarmee is het behoud ook verzekerd, waar nu verval dreigt. Doel is het opheffen van de bedrijfsbestemming die nu op de schuur ligt, waar bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 zijn toegestaan en detailhandel, en hier enkel wonen toe te staan.


De huidige bestemming 'Bedrijf'' wordt omsloten door de bestemming 'Wonen'. Door de bedrijfsbestemming op te heffen en een woonbestemming toe te voegen aan het perceel zal een beter woon- en leefklimaat voor het omliggende gebied worden gecreëerd.

Het noordelijk deel van het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch'. Op het oog sluit dit aan op de naastgelegen agrarische gronden, maar met de realisatie van Natuurgoed Ziedewij wordt ook dit deel omgezet naar woongebied en Recreatie - Natuur. De agrarische bestemming binnen het plangebied komt daarmee geïsoleerd in zijn omgeving te liggen. In aansluiting op de systematiek van het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand' is daarom gekozen om hier de bestemming 'Tuin' te realiseren. Binnen deze nieuwe bestemming kan geen bebouwing worden gerealiseerd, anders dan andere bouwwerken zoals benoemd in artikel 6.2.1 in de regels van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0013.png"

Uitsnede bestemmingsplan Zuidrand. De zuidelijk gelegen bedrijfsbestemming is inmiddels vervangen door het bestemmingsplan Parq Waal dat de mogelijkheid biedt voor 16 vrijstaande woningen


Wonen

De bestaande schuur is in het vigerende bestemmingsplan aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' omdat het een Rijksmonument betreft. Deze aanduiding blijft behouden in dit nieuwe bestemmingsplan. Hierdoor mag de bestaande vorm en uitstraling van het gebouw niet worden gewijzigd. Er is onderzocht hoe dit gebouw een nieuwe bestemming kan krijgen. De schuur bestaat uit 5 traveeën die worden gevormd door de constructieve spanten. In principe zouden hier 5 woningen gerealiseerd kunnen worden. Dit programma is echter te zwaar voor de omgeving en besloten is dit terug te brengen tot maximaal drie woningeenheden gerealiseerd. Een deel van de woningen kan uit twee traveeën bestaan, of een functie krijgen als atelierruimte, danwel werkruimte aan huis. Dit zal in de nadere uitwerking bekeken worden. De schuur blijft zo ongewijzigd qua volume en de nieuwe woonfunctie draagt bij aan het behoud van het cultuurhistorisch waardevol pand.


Groen

De verharding aan de achterzijde wordt teruggebracht door het realiseren van een kleine tuin per toekomstige woning. De bestaande grote tuin wordt behouden en heringericht. Deze kan als gemeenschappelijke tuin worden gebruikt, of toegekend aan één van de woningen. De bomen in het gebied worden zoveel mogelijk behouden.

Verkeer en parkeren

De bestaande ontsluiting blijft behouden. Parkeren wordt wel geformaliseerd om zo ook te voorkomen dat overal langs deze route wordt geparkeerd, zie 4.2.4 Verkeer en parkeren.

Onderzocht wordt hoe het vrijliggende fietspad het beste door te trekken tot aan de Noldijk en de kruising te maken met de bestaande toegangsroute naar de boerderij en nieuwe route naar de polderwoningen. De conceptschets hierna geeft de eerste ideeën hiervoor weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0014.jpg"

Conceptschets nieuwe situatie van het plangebied ter plaatse van de Noldijk 124, inclusief aansluiting fietspad op Noldijk. Deze schets is indicatief en wegen en fietspad zullen in overleg met de afdeling verkeer nader worden uitgewerkt. Hierdoor kunnen wijzigingen ontstaan.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving in Nederland. De NOVI heeft als toekomstperspectief een duurzame leefomgeving waarbij de kwaliteiten van de omgeving worden behouden en versterkt. Daarnaast bestaan de Nederlandse uitdagingen van de ruimtelijke inrichting in een klimaatbestendige delta en nauwkeurig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland. Dit kan worden bereikt door goede samenwerking tussen de verschillende betrokken instanties. De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Binnen deze prioriteiten zal aandacht zijn voor de onderlinge verwevenheden en spanningen daartussen net zoals voor thema's en opgaven die daar dwars doorheen lopen, zoals leefomgevingskwaliteit, gezondheid, cultureel erfgoed, water, bodem en (nationale) veiligheid. Binnen de prioriteiten hanteert het Rijk drie afwegingsprincipes die helpen om beleidskeuzes te maken:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.


De kleinschaligheid het plangebied aan de Stationsweg 128 en de Noldijk 124 zorgt voor een nihil raakvlak met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) waardoor het voldoet aan het beleid. Strijdigheid met de NOVI is niet van toepassing.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Op 1 januari 2017 is de geconsolideerde versie van het Barro in werking getreden. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet het bestemmingsplan drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast.
Het plangebied ligt niet binnen een invloedssfeer van het Barro.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd en is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' hieraan toegevoegd. Overheden dienen op grond van het gewijzigde Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren om tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling te komen. Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in artikel 3.1.6 van het Bro. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. In de nieuwe systematiek worden de huidige definities niet gewijzigd. Ten aanzien van de "treden" van de Ladder zijn er wel wijzigingen: in de nieuwe Ladder zijn de treden 1 en 2 samengevoegd en trede 3 is geschrapt, waardoor er geen sprake meer is van verschillende treden.

3.1.4 Ladderonderbouwing

Het project Natuurgoed Ziedewij e.o. voorziet in de realisatie van het natuurgoed, als extensieve recreatieve functie, aangevuld met ondersteunende functies, woningen en de verplaatsing van het bestaande hoveniersbedrijf

Voor dit bestemmingsplan is het initiatief getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en als verder aangevuld in artikel 6.10 Instructieregel Stedelijke ontwikkeling van de Omgevingsverordening van de provincie Zuid-Holland.

Op grond van het artikel 3.1.6, tweede lid, moet in de toelichting van een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de behoefte aan die ontwikkeling worden beschreven. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet de behoefte op grond van een goede ruimtelijke ordening worden gemotiveerd.

Deze Ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De Ladder schrijft niet voor wanneer en waar wel of niet gebouwd mag worden, maar vraagt om een goede afweging van belangen, zodat onder andere voorkomen wordt dat er voor leegstand wordt gebouwd. Doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling waardoor getoetst is aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Stedelijke ontwikkeling

In beginsel is een plan van meer dan 11 woningen een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit geldt ook bij stedelijke functies van meer dan 500m2. De ontwikkeling van het natuurgoed wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling. Dit betreft ontwikkelingen zoals een school, zorgcomplex, sportfaciliteiten en dergelijke. Het natuurgoed betreft de transformatie van het bestaande landbouwgrond tot extensief recreatief landschap met plukbos. Dit in lijn met, en aanvullend op, de Zuidpolder. De Zuidpolder is 170 hectare natuur- en recreatiegebied, waarbinnen de recreatieboerderij Kleine Duiker 20 hectare heeft en een begraafplaats van 7 hectare is gelegen. De ambities zijn om dit gebied door te trekken tot aan het spoor en het Natuurgoed vormt daarin een bijdrage. Het natuurgoed is dus echt een landelijke functie die enkel realiseerbaar is in het buitengebied en past binnen de landschappelijke ambities.

De 12 woningen en het hoveniersbedrijf moeten in beginsel wel gezien worden als stedelijke ontwikkeling. Het gaat bij stedelijke ontwikkelingen echter ook over de vraag of er sprake is van een nieuw, of groter ruimtebeslag. Bij enkel een functiewijziging is daar bijvoorbeeld geen sprake van. De toevoeging van de 3 woningen in de bestaande historische schuur betreft geen nieuw ruimtebeslag. Daarmee is dit geen stedelijke ontwikkeling en daarmee is slechts sprake van 9 woningen die onder de grens van 11 woningen blijven.

Het hoveniersbedrijf betreft ook geen nieuwe ontwikkeling, maar de verplaatsing van een functie binnen het plangebied. Daarbij is het 400m2 en daarmee onder de grens van een stedelijke ontwikkeling.

In losse onderdelen is dus te stellen dat hier geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Daarbij is al een deel van de ontwikkelingsmogelijkheden vigerend en dus niet nieuw. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening c.q. een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is hieronder toch getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Buiten bestaand stedelijk gebied

De gehele planlocatie ligt buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De beoogde functies, danwel de vorm van de functies en relatie onderling, maken dat de volledige ontwikkeling enkel buiten bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kan worden.

Natuurgoed

Natuurgoed zelf is een bijzonder project. Het plan voor het natuurgoed vervult een unieke aanvulling op het recreatief aanbod in de regio. Dit is een functie die, mede gezien de omvang enkel in het buitengebied realiseerbaar is. Het sluit daarbij aan bij de ambities voor een hoogwaardig recreatief landschap met een impuls op het gebied van biodiversiteit. De aard van de ontwikkeling (natuur-recreatie) vindt nu eenmaal buitenstedelijk plaats. Binnenstedelijk is hier ook geen plaats voor.

Binnen het landschapspark IJsselmonde is er nog geen project zoals Natuurgoed Ziedewij. Het initiatief omvat natuureducatie, eco-akkers/voedselbos gecombineerd met verblijfsrecreatie en recreatief nachtverblijf. Natuurgoed Ziedewij biedt daarmee een unieke aanvulling op het huidige aanbod van recreatief nachtverblijf. Het bestaande aanbod van recreatief nachtverblijf is beperkt. In de directe omgeving bestaat deze uit Recreatiepark De Oude Maas aan de Achterzeedijk Barendrecht (kampeerplaatsen, stacaravans en chalets) en ca. 25 recreatiewoningen langs de Langeweg/Waalweg (respectievelijk Zwijndrecht/Ridderkerk), aan de overkant van de Waal. Daarbij is de beleving van het recreatief nachtverblijf op Natuurgoed Ziedewij wezenlijk anders dan het bestaande aanbod. Het gaat om een beperkt aantal eco-lodges, ruim opgezet en midden in het groen. In het beeldkwaliteitsplan is er tevens rekening mee gehouden dat de eco-lodges ook qua vormgeving en materiaalgebruik iets anders bieden dan het bestaande aanbod aan recreatief nachtverblijf.

Woningen

In het vastgestelde wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij zijn 8 woningen mogelijk gemaakt. Deze zijn nodig om dit project te bekostigen en worden op de locatie ruimtelijke ingepast. 2 woningen zijn dijkwoningen en voegen zich in de lintbebouwing van de Noldijk. Deze dijk transformeert al jaren naar een woonlint en de toevoeging van deze woningen past daarin.

De overige 6 woningen betreffen landschapswoningen. Dit zijn specifieke woningen die ontworpen zijn om zich te voegen in de landschappelijke setting van het gebied en zich daarin zeer ondergeschikt tonen.

In dit nieuwe bestemmingsplan worden 4 woningen extra mogelijk gemaakt. Het betreft 1 vrijstaande woning aan de zijde van de Boezemweg die zich voegt binnen het bestaande landschap en ritme van aanwezige woningen. Door het toevoegen van deze woning is de grondruil mogelijk die noodzakelijk is voor de gewenste kwalitatieve entree van het natuurgoed en doorgaande fietsroute.

De overige 3 woningen worden gerealiseerd binnen de monumentale boerderij aan de Noldijk. Met het vertrek van het hoveniersbedrijf komt deze vrij en voor de duurzame instandhouding van het rijksmonument Noldijk 124 moet een nieuwe invulling gevonden. . Het gaat hier dus niet om toevoeging van volume en er is dus ook geen sprake van een gewijzigd straatbeeld. Nieuwe bedrijfsfuncties zijn niet wenselijk en naar kantoorfuncties ziet de gemeente niet als passend op deze locatie. Een invulling met een beperkt aantal woningen ligt het meest voor de hand. Hierbij is nadrukkelijk gekeken naar de omvang van het gebouw (hoe minder woningen, hoe duurder de woningen) en de ruimtelijke impact van het gebouw (hoe meer woningen, hoe meer parkeerplaatsen en verkeersbewegingen over de Noldijk). De balans is gevonden door op deze locatie maximaal 3 woningen toe te staan

Voor al deze woningen geldt dat deze enkel binnen het plangebied gerealiseerd worden en dat een alternatief binnen stedelijk gebied niet mogelijk is.

Hoveniersbedrijf

De initiatiefnemer van het natuurgoed is tevens eigenaar van het hoveniersbedrijf aan de Noldijk 124. gekoppeld wordt aan het natuurgoed. Het hoveniersbedrijf zal ook het onderhoud van het natuurgoed verzorgen en om die reden is in het vastgestelde bestemmingsplan ook een werkhof opgenomen. Het samenvoegen van werkhof en hoveniersbedrijf is een logische stap in de

bedrijfsvoering van het natuurgoed en hoveniersbedrijf. De verplaatsing van het bedrijf zorgt ook dat bedrijvigheid weggaat van de Noldijk en geplaatst wordt aan de hoofdinfrastructuur van Barendrecht. Verkeersbewegingen van (zwaar) verkeer van dit bedrijf kunnen nu afgewikkeld worden op de hoofdinfrastructuur in plaats van een smal bebouwingslint. Dit komt de leefkwaliteit van de Noldijk ten goede.

Beleid

Woningen

De Zuid-Hollandse Woningbehoefteraming 2019 (WBR2019) geeft voor elke regio inzicht in hoeveel extra woningen er nodig zijn. Voor de periode 2023-2032 geldt in de regio Rotterdam een gewenste woningvoorraadtoename van 71.000 woningen. Voor de gemeente Barendrecht is een woningvoorraadtoename van 1.800 tot 2.400 woningen gewenst (Woonvisie 2023-2027 Barendrecht).

Het belangrijkste gemeentelijke beleidsdocument op het gebied van wonen is de 'Woonvisie Barendrecht 2023-2027'. De gemeente stelt in de woonvisie ook enkele kwantitatieve doelstellingen. Zo moeten er tot 2031 3.600 woningen worden gerealiseerd. Door middel van nieuwbouw moet bovendien de aansluiting verbeteren tussen de inkomenssamenstelling van de Barendrechtse huishoudens en de prijssegmentering van de woningvoorraad. Daarbij streeft de gemeente de volgende verhouding na: 30% sociaal, 30% middelduur en 40% dure woningen.

Recreatieve voorzieningen

Het plangebied ligt in de polder Ziedewij (ook wel Ziedewijdse Polder genoemd) in het zuidoosten Barendrecht. Barendrecht is door de jaren heen uitgegroeid tot een relatief dichtbevolkte gemeente (2.488 inwoners per km2) met in totaal bijna 50.000 inwoners (48.714 inwoners in 2022, Bron: CBS Statline, Bevolking op 1 januari en gemiddeld; geslacht, leeftijd en regio, 2022), binnen een sterk verstedelijkte regio. Deze inwoners zoeken ruimte om lokaal in de buitenlucht te kunnen recreëren. Voor het resterende (veelal agrarische) buitengebied ziet de gemeente daarom een transitieopgave waarin de ruimtevraag naar recreatieve mogelijkheden en natuurbeleving een plek moet krijgen.

Gelet op bouwopgave in de regio Rotterdam van 71.000 woningen tot en met 2032 (Cijfers op basis van woningbehoefteraming 2023, Provincie Zuid-Holland, Regio Rotterdam) en de ambitie om 3.600 woningen te bouwen in de periode 2021-2031 (Woonvisie 2023-2027, Gemeente Barendrecht 2023) binnen de gemeente, zal het aantal inwoners in de regio, en daarmee ook de vraag naar recreatieve voorzieningen in de toekomst alleen nog maar toenemen. De druk op het buitengebied zal daardoor alleen maar toenemen.

Beleidskaders onderstrepen het belang om op korte afstand van stedelijk gebied te voorzien in lokale behoefte naar recreatie in de open lucht, het (her)ontwikkelen van recreatiegebieden, het verbeteren van onderlinge samenhang tussen gebieden door gebieden met elkaar te verbinden en de ontwikkeling van trekpleisters. De ontwikkeling van Natuurgoed Ziedewij past in dit beeld.

Conclusie

De ontwikkeling van het Natuurgoed Ziedewij is in lijn met de behoefte aan extra recreatieve voorzieningen aan de rand van het stedelijk gebied. De ontwikkeling is uniek en enkel te realiseren buiten stedelijk gebied. Het zorgt daarbij voor kwaliteitsverbetering van het landschap en de recreatieve routes.

De verplaatsing van het hoveniersbedrijf is gekoppeld aan de ontwikkeling van Natuurgoed Ziedewij en is daarmee locatiegebonden. De verplaatsing leidt tot een kwaliteitsverbetering aan de Noldijk en zorgt voor een logische aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

In voorliggend plan is het realiseren van woningen niet het hoofddoel. Ten behoeve van de ontwikkeling van het natuurgoed, de realisatie van een hoogwaardige entree, fietsroute en behoud van het Rijksmonument aan de Noldijk 124 worden in het gebied 12 nieuwe woningen toegestaan in 10 volumes (waaronder één bestaand volume De 8 woningen die ook al in het vastgestelde wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij mogelijk zijn gemaakt dienen ter financiering van het natuurgoed. Om die reden kan niet verlangt worden dat deze woningen het sociale, of middeldure segment gebouwd worden. Voor de 4 nieuwe woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, ten opzichte van het wijzigingsplan, is eveneens een segmentering in het sociale en middensegment niet logisch. Aan de Stationsstraat is enkel een vrijstaande woning mogelijk. In de historische schuur is een maximum van 3 woningen wenselijk vanuit verkeersgeneratie. Dit leidt ertoe dat enkel dure woningen mogelijk zijn.

Conclusie is dat de functies in het gebied voorzien in een aanwezige behoefte naar recreatieve voorzieningen. De woningen dragen bij aan een gedifferentieerd woningaanbod in Barendrecht, conform Woonvisie. De functies kunnen niet binnen stedelijk gebied gerealiseerd worden.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is vastgelegd in het Omgevingsbeleid bestaande uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening, vastgesteld op 20 april 2019. Daaraan is op 25 augustus 2022 een Omgevingsprogramma toegevoegd.

3.2.1 Omgevingsvisie

De provincie heeft op 15 maart 2022 de omgevingsvisie geconsolideerd. De nieuwe Omgevingswet die naar verwachting in 2023 definitief vastgesteld wordt schrijft voor dat een provincie een omgevingsvisie en een omgevingsverordening heeft. De omgevingsvisie is de opvolger van de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit. In de omgevingsvisie zijn meerdere beleidsvisies gebundeld. Het gaat om de volgende plannen: de provinciale ruimtelijke structuurvisie, artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het milieubeleidsplan, artikel 4.9 van de Wet milieubeheer (Wm), het regionale waterplan, artikel 4.4 van de Waterwet (Ww), het verkeers- en vervoersplan, artikel 5 van de Planwet verkeer en vervoer, de natuurvisie, artikel 1.7 van de Wet natuurbescherming (Wnb).
In de inhoud van de omgevingsvisie zijn geen grote wijzigingen vergeleken met het voorgaande beleid. Ook is de digitale beschikbaarheid van het beleid via de digitaal raadpleegbare kaarten weer een wezenlijk onderdeel van het beleid.


In de Omgevingsvisie zijn zes ambities gedefinieerd. Het zijn zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Het zijn abstracte ambities die bij specifieke opgaven ook tot botsende belangen kunnen leiden. Juist de confrontatie in opgave zal leiden tot knelpunten, maar ook tot kansen om de opgaven verder te helpen. De zes ambities zijn:

  • Naar een klimaatbestendige delta;
  • Naar een nieuwe economie: the next level;
  • Naar een levendige meerkernige metropool;
  • Energievernieuwing;
  • Best bereikbare provincie;
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

Naast de ambities is het algemene doel van de omgevingsvisie het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in provincie. Onder 'omgevingskwaliteit' wordt het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen verstaan. Het bestaande beleid is hiervoor gebundeld in de omgevingsvisie. Gezien de Omgevingswet wordt dit verder ontwikkeld. Er komt een omschrijving van de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland. Hierbij wordt een onderverdeling gemaakt in de drie Deltalandschappen, de Zuid-Hollandse steden en de strategische ligging in het internationale netwerk. Daarnaast komt er een leefomgevingstoets. De leefomgevingstoets is agenderend voor verdere beleidsontwikkeling. Tot slot wordt een praktische uitwerking van het beleid opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.

Zoals aangegeven is in de Omgevingsvisie veel beleid overgenomen en samengevoegd. Het beleid zal met het daarvoor opgesteld instrumentarium, Monitor en Evaluatie Omgevingskwaliteit geactualiseerd worden. Hierbij is het uitgangspunt dat niet al het beleid in een keer geactualiseerd wordt maar op basis van specifieke aanleidingen. Het samenvoegen van het beleid heeft tot een opsomming van twaalf beleidskeuzes geleid:

  • Beschermen, versterken en beleefbaar maken van de kwaliteit van het landschap, cultuurhistorische waarden en natuurlijke karakteristieken van de leefomgeving;
  • Behouden en versterken van natuurwaarden en het ontwikkelen van voldoende, aantrekkelijk en beleefbaar water en ook groen, waar mensen met plezier recreëren;
  • Versterken van een vitale, innovatieve en toekomstbestendige regionale economie;
  • Bevorderen van een betrouwbare, duurzame en efficiënte energievoorziening met een minimale uitstoot van broeikasgassen;
  • Zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en het beperken van hinder;
  • Bevorderen van een leefomgeving die de gevolgen van klimaatverandering en weersextremen kan opvangen;
  • Duurzaam voorzien in de behoefte aan zoet water en waarborgen van de beschikbaarheid van voldoende drinkwater;
  • Zorgen voor een duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond;
  • Bevorderen van de beschikbaarheid van voldoende passende woningen in een aantrekkelijke leefomgeving, aansluitend op de behoeften van verschillende doelgroepen;
  • Bevorderen van een goede en veilige bereikbaarheid, met een mobiliteitsnetwerk dat keuzevrijheid biedt en aansluit op de behoeften van reizigers en vervoerders;
  • Zorgen voor een nauwkeurig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en hoogwaardig bebouwd gebied;
  • Ondersteunen van cultuurparticipatie en bibliotheken.

Van alle beleidskeuzes is aangegeven op basis van welke specifieke beleidsdocumenten die gebaseerd zijn. Deze beleidsdocumenten zijn allemaal apart digitaal beschikbaar gesteld. In de volgende alinea wordt ingegaan op de relevante onderwerpen.


Uit de kaart van de Omgevingsvisie is op te maken dat het plan binnen de volgende aangewezen gebieden ligt:

  • Groene blauwe structuur;
  • Stedelijke ontwikkelingen;
  • Wonen.

In onderstaande paragrafen is het beleid per gebied toegelicht.

3.2.1.1 Groen blauwe structuur

De provincie ziet de stedelijke groenblauwe structuur als een integraal onderdeel van de regionale groenblauwe structuur. Het plangebied ligt buiten de kern van Barendrecht. De provincie kiest voor het behoud van en verdere ontwikkeling tot robuuste groene buffers, die vanuit hun gebiedskwaliteit en gebruikswaarde de verstedelijkingsdruk kunnen en moeten weerstaan. Op basis van het gebiedsprofiel van IJsselmonde waarin het plangebied ligt zijn een aantal kenmerken van toepassing. Deze kenmerken zijn:

  • Herkenbaar open zeekleipolderlandschap;
  • Weg door stad en land;
  • Doorsnijdend spoor;
  • Water als structuurdrager;
  • Kwaliteit in dorpsgebied;
  • Kwaliteit van de stads en dorpsrand;
  • Linten blijven linten;
  • Werkgebieden met karakter;
  • Vrijetijdslandschap.

Naast het generieke kwaliteitsbeleid, dat geldt voor de gehele provincie, wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ook ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn. Het plangebied is aangewezen als beschermingscategorie 2 (gebieden met bijzondere kwaliteit), het plangebied maakt deel uit van de groene buffer. De zuidkant van het plangebied ligt daarnaast ook nog binnen het aangewezen recreatiegebied.
Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van het instandhouden van de specifieke waarden. De gebieden groene buffer en recreatiegebied hebben de volgende kwaliteiten:

  • Openbare recreatiegebieden, vanwege hun onmisbare bijdrage aan de leef- en vestigingskwaliteit in zowel het stedelijk als het landelijk gebied in de provincie.
  • Groene buffers. De provincie wil in alle overgangsgebieden van stedelijk gebied naar open landschap het contrast behouden tussen de dynamiek en dichtheid van de stad en de luwte van de aangrenzende groene ruimte. Daarom zijn deze gebieden aangewezen als groene buffer en als zodanig beschermd. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier mogelijk, maar extra bescherming tegen (grootschalige) stedelijke ontwikkeling is van belang om de schaal en het karakter van deze gebieden in stand te houden.


Het deelgebied aan de Stationsweg 128 voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling, waarbij de schaal en het karakter van het omliggend gebied in stand wordt gehouden. De onderliggende lineaire polderstructuur wordt versterkt door de lange watergangen, fietsroute en beplanting. Deze structuren kunnen door middel van dit bestemmingsplan van Noldijk tot Stationsstraat/Boezempad worden voortgezet. In paragraaf 3.2.3 wordt aan de hand van de regels vanuit de Omgevingsverordening het planvoornemen in relatie met de groene blauwe structuur onderbouwd.


Aan de hand van provinciale regels uit de Omgevingsverordening wordt het planvoornemen in relatie de groene buffer en recreatiegebied onderbouwd, zie hiervoor de volgende subparagraaf.

3.2.1.2 Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

De provincie streeft naar een compact, samenhangen en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De ruimte moet daarom beter worden benut, waarbij wordt ingezet op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Daarnaast zet de provincie in op een hiërarchie van knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.
De provincie hanteert voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de volgende uitgangspunten:

  • Bouw naar behoefte;
  • Bouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied;
  • Bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer; versterk de langzaam vervoersrelaties; houdt rekening met de gevolgen van de ontwikkeling voor de bereikbaarheid;
  • Benut het netwerk van stedelijke centra en knooppunten;
  • Bouw toekomstbestendig; houd rekening met energietransitie, natuurinclusiviteit, klimaatadaptie en een gezonde leefomgeving;
  • Bouw voldoende betaalbare woningen.

Als stedelijke ontwikkelingen niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden, dan kan het in het landelijk gebied plaatsvinden. Hierbij wordt aangesloten op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten.

Volgens de provincie Zuid-Holland is een stedelijke ontwikkeling te definiëren via artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening. Het planvoornemen is niet aan te merken als stedelijke ontwikkeling op basis van de aangegeven jurisprudentie in paragraaf 3.1.3.

Gedeputeerde Staten zien toe op toepassing door gemeenten van de Ladder voor duurzame verstedelijking en het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. De ladderonderbouwing is opgenomen in subparagraaf 3.1.4 Ladderonderbouwing.

3.2.1.3 Wonen

De provincie voorziet op regionaal niveau in voldoende passende woningen voor de verschillende doelgroepen. Dit doet de provincie in samenwerking met gemeenten, marktpartijen en woningcorporaties. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's.
Het planvoornemen voegt zes woningen toe aan de bestaande woningvoorraad. De extra woning aan de Stationsweg 128 en de realisatie van zes woningen in het bestaande bedrijfspand aan de Noldijk 124 zorgen voor een (kleinschalige) aanvulling op het woningaanbod. Door het bouwen van de woningen wordt bijgedragen, zij het bescheiden, aan het oplossen van het woning tekort.

3.2.1.4 Agrarische bebouwing en bedrijfsvoering

De provincie wil nieuwe bebouwing in het landelijk gebied beperken om zo de openheid te handhaven. Agrarische ontwikkelingen (in de vorm van bebouwing en kassen) vinden plaats op bouwpercelen of anderszins geconcentreerd en houden rekening met de aanwezige kenmerken en waarden. Nieuwvestiging van intensieve veehouderij wordt niet toegelaten binnen de provincie.
Het planvoornemen maakt geen nieuwe agrarische bebouwing mogelijk in het plangebied. In het plangebied wordt wel nieuwe (van beperkte omvang in relatie tot de oppervlakte nieuwe natuur) bebouwing toegevoegd, zoals in paragraaf 2.2 toegelicht en in het bijgevoegde beeldkwaliteitsplan worden de kaders gegeven waarmee de bebouwing zorgvuldige landschappelijk ingepast wordt in het landschap. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage bij de regels (Bijlage 2). Hiermee is geborgd dat de bebouwing zorgvuldig in het landschap wordt ingepast. Het planvoornemen is passend binnen dit provinciaal beleid op dit onderdeel.

3.2.1.5 Grootschalige recreatieve ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

De provincie vindt het van belang dat de behoefte aan grootschalige recreatieve ontwikkelingen wordt onderbouwd en regionaal afgestemd. Grootschalige recreatieve ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied, zoals een verblijfsrecreatiepark, een golfbaan of een jachthaven, beschouwt de provincie in het algemeen als vormen van buitenstedelijke recreatie. De ladder voor duurzame verstedelijking is hierop dus niet van toepassing. Het is wel van belang om, op een vergelijkbare manier als bij de Ladder voor duurzame verstedelijking, de behoefte aan de recreatieve ontwikkeling te onderbouwen en regionaal af te stemmen.
Het planvoornemen voorziet niet de toevoeging van een grootschalige recreatievoorziening. In het plangebied is de hoofdfunctie het Natuurgoed. Hierbinnen worden wel recreatieve mogelijkheden geboden zoals wandelen, fietsen en overnachten in ecolodges maar er is enkel sprake van extensieve recreatie. Een behoefte-onderbouwing zoals beschreven in de Omgevingsvisie is daarom niet nodig.
Ten aanzien van recreatiewoningen beschouwt de provincie permanente bewoning van recreatiewoningen als een onwenselijke ontwikkeling. Nieuwe recreatiewoningen zijn alleen toegestaan in bestaande of in nieuwe verblijfsrecreatieparken, teneinde permanente bewoning tegen te gaan.
Op grond van de wijzigingsvoorwaarden dient bebouwing binnen dit gebied beperkt te blijven tot maximaal 10 volumes met een functie die in dienst staat van de functie recreatie. Te denken valt aan een theehuis, logement en informatiecentrum. Op basis hiervan kunnen de beoogde recreatiewoningen (ecologdes), zonder permanente bewoning, wel in het plan opgenomen worden zonder dat deze in strijd zijn met de provinciale regels. Voor alle bebouwing in het plangebied geldt dat deze landschappelijk goed inpasbaar moet zijn, dit wordt bereikt doordat voldaan moet worden aan het beeldkwaliteitsplan.

3.2.2 Omgevingsprogramma

De provincie heeft op 25 augustus 2022 het omgevingsprogramma geconsolideerd. Het Omgevingsprogramma is onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het programma is een instrument waarin wordt uitgewerkt wat het te voeren beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving is. De verschillende beleidskeuzes vanuit de Omgevingsvisie worden omgezet naar maatregelen in het Omgevingsprogramma.


De maatregelen hebben betrekking tot verschillende ambities die zijn gedefinieerd, waaronder:

  • Bereikbaar Zuid-Holland;
  • Schone energie voor iedereen;
  • Een concurrerend Zuid-Holland;
  • Versterken natuur in Zuid-Holland;
  • Sterke steden en dorpen in Zuid-Holland;
  • Gezond en veilig Zuid-Holland.


Het omgevingsprogramma bevat 126 maatregelen. Het planvoornemen valt niet in een specifiek aangewezen maatregel binnen het Omgevingsprogramma.

3.2.3 Omgevingsverordening

De omgevingsverordening is gelijk met de omgevingsvisie op 1 april 2019 vastgesteld (geconsolideerd 15 maart 2022). De verordening bevat bindende ruimtelijke regels waar de provincie en gemeenten in Zuid-Holland zich aan moeten houden. De doorwerking van de regels is uitgewerkt doordat bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen niet in strijd mogen zijn met de verordening. De verordening wordt met een digitale kaart beschikbaar gesteld om per locatie direct inzichtelijk te krijgen welke beleidsregels van toepassing zijn op de specifieke locatie.
Ruimtelijke kwaliteit speelt op verschillende niveaus: veelal plek gebonden, maar ook op het niveau van de gehele provincie. Nu de ruimtelijke ontwikkeling sterker wordt bepaald door maatschappelijke, veelal kleinschalige initiatieven, is een gedeeld beeld van de ruimtelijke kwaliteit op regionale schaal van belang. De provincie stelt met het handelingskader ruimtelijke kwaliteit spelregels vast die het bovenlokale, algemene belang borgen en heeft samen met partijen in de regio een kwaliteitsbeeld voor het betreffende gebied geformuleerd (de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit).
De gebiedsprofielen omtrent ruimtelijke kwaliteit bieden handvatten om te bepalen hoe groot de ruimtelijke impact in specifieke gevallen is. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie.
Onderstaand zijn de relevante artikelen uit de Omgevingsverordening opgenomen.

3.2.3.1 Ruimtelijke kwaliteit

De omgevingsverordening omschrijft het volgende over ruimtelijke kwaliteit (artikel 6.9):

  • 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit
    • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
    • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
      • zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
    • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
      • een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën zijn
Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder lid 1 c gestelde voorwaarden.

Aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn en kunnen bestaan uit (een combinatie van):

  • 1. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
  • 2. wegnemen van verharding;
  • 3. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
  • 4. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.


Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

  • waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn; of
  • die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.

Voor de beeldkwaliteitsparagraaf wordt verwezen naar onderstaande onderbouwing.

Onderbouwing
Het planvoornemen kan opgedeeld worden in drie deelgebieden: het gebied aan de Stationsweg 128, het gebied aan de Noldijk en het gebied van Natuurgoed Ziedewij. Voor het plangebied aan de Stationsweg 128 geldt dat de ruimtelijke impact groter is dan het plangebied aan de Noldijk 124. Het deelgebied aan de Stationsweg 128 wordt gezien als inpassen, omdat er geen grootschalige ruimtelijke ontwikkeling plaatsvinden die de landschappelijke structuur onevenredig aanpassen. Het plangebied aan de Noldijk 124 wordt ook gezien als een inpassing binnen het landschap; de bestaande bedrijfsbestemming wordt opgeheven en een woonbestemming komt hiervoor in de plaats. Binnen het bestaande bedrijfspand worden vijf nieuwe woningen gerealiseerd. Het is daardoor aannemelijk dat dit een verbetering van de leefbaarheid aan de Noldijk oplevert. Voor het plangebied van Natuurgoed Ziedewij geldt dat de ruimtelijke impact verandert. Het gebied wordt omgevormd van open weidelandschap naar een Natuurgoed. Het private karakter van het agrarisch gebied, het gebied is niet openbaar toegankelijk, wordt een (semi) publiek gebied waarin water en natuurontwikkeling de voornaamste landschapselementen zijn. Geplande bosschages maskeren het volkstuinencomplex en het zicht op het spoor. De groene buffer wordt versterkt door de planontwikkeling door middel van de aanleg structureel groen (bos) en watergangen. Dit versterkt ook de zichtbaarheid van het coulissenlandschap. Bij elkaar zorgt dit voor een sterke kwaliteitsverbetering van het landschap.


Beeldkwaliteit en kenmerken van het gebied
Het plangebied ligt in het gebied IJsselmonde. In paragraaf 3.2.1.1 is ingegaan op de kenmerken die bij het gebied horen.
Het plangebied aan de Stationsweg 128 past zich in binnen de bestaande structuur van het landschap, waardoor de herkenbaarheid van het open zeekleipolderlandschap niet onevenredig wordt aangetast. De nieuwe ontwikkelingen zullen zich invoegen binnen de bestaande structuur van de bebouwing aan de Boezemweg en de Stationsweg, waardoor lintbebouwing wordt gehandhaafd. Door de toevoeging van een nieuwe watergang binnen het deelgebied wordt de bestaande loop van de watergangen wordt niet onevenredig aangetast. Omdat het plan zich inpast binnen de bestaande structuur blijft de rand in relatie staan met het landschap. Hierdoor wordt ook de groenzone aan de rand van Barendrecht gehandhaafd, waardoor het uitzicht op het open polderlandschap behouden blijft.
Het plangebied aan de Noldijk 124 past zich ook in binnen de bestaande structuur van het landschap. Er vindt geen grootschalige ontwikkeling plaats, waardoor de herkenbaarheid van het open zeekleipolderlandschap niet onevenredig wordt aangetast. De bestaande bedrijfsbestemming wordt opgeheven en het bestaande bedrijfspand wordt verbouwd tot een woning blijft de huidige lintbebouwing intact.

Het plangebied Natuurgoed Ziedewij past zich in binnen de bestaande structuur van het landschap. De te realiseren bebouwing wordt landschappelijk ingepakt (zie ook bijgevoegd beeldkwaliteitsplan in Bijlage 2). Door het koppelen van het beeldkwaliteitsplan aan de regels moet de bebouwing conform dit plan gerealiseerd worden. Hierdoor is een zorgvuldige landschappelijke inpassing geborgd.


Voor het gehele plangebied geldt dat effecten op de overige kenmerken nihil zijn. Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de ruimtelijke kwaliteit die passend is bij het gebied IJsselmonde.

3.2.3.2 Stedelijke ontwikkelingen

De omgevingsverordening omschrijft het volgende over stedelijke ontwikkelingen (artikel 6.10)

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  • b. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in bijlage X.

De ladderonderbouwing is opgenomen in subparagraaf 3.1.4 Ladderonderbouwing.

3.2.3.3 Detailhandel

De omgevingsverordening omschrijft het volgende over detailhandel (artikel 6.13):

Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden:

  • a. binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken;
  • b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;
  • c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van herallocatie.

Dit is niet van toepassing op kleinschalige detailhandel:

  • in de vorm van een gemakswinkel;
  • bij sport-, culturele, medische, onderwijs, recreatie- en vrijetijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties;
  • ondergeschikte detailhandel:
    • 1. in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf;
    • 2. bij een beroep aan huis of bij een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf, met een assortiment dat aansluit bij de hoofdbestemming;
    • 3. bij een agrarisch bedrijf met een assortiment van producten uit eigen teelt;

De winkel die beoogd is in het plangebied betreft kleinschalige detailhandel die wordt gerealiseerd bij het Natuurgoed (recreatie- en vrijetijdsvoorziening). Het aanbod van de winkel zal aansluiten bij het Natuurgoed door bijvoorbeeld het aanbieden van producten die binnen het Natuurgoed zelf geproduceerd worden en het aanbieden van streekproducten.

3.2.3.4 Regionale waterkeringen

De Noldijk is aangewezen als regionale waterkering. Het deelgebied aan de Noldijk 124 valt hierbinnen. Een bestemmingsplan voor gronden waarop een regionale waterkering ligt als bedoeld in artikel 2.2, bestemt die waterkering als zodanig. De dubbelbestemming uit het vigerende bestemmingsplan wordt overeenkomstig opgenomen in dit wijzigingsplan.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie

Op 2 juli 2012 is de gemeentelijke structuurvisie van Barendrecht vastgesteld. In deze visie zijn verschillende opgaven opgenomen. De voor dit plan relevante opgaven worden nader toegelicht.


Groen en recreatie
Het landschap beter benutten als recreatief uitloopgebied voor Barendrecht én voor de regio, door de gebruikswaarde en belevingswaarde ervan te vergroten.

  • Belevingswaarde vergroten door gebiedseigen kenmerken en kwaliteiten te versterken;
  • Gebruikswaarde vergroten door het stedelijk gebied beter te verbinden met het landschap en groengebieden en toevoeging van (recreatieve) functies toe te staan.
  • Verdere kwaliteitsverbetering van de recreatieve functie van de Zuidrand.
  • Groengebieden en langzaamverkeersroutes beter bruikbaar maken voor recreatieve behoefte.

Door de realisatie van het Natuurgoed (toevoeging recreatieve functies) wordt de kwaliteit van de recreatie functie van de Zuidrand verbeterd. Hiermee wordt ook de gebruikswaarde van de verbinding tussen stedelijk gebied en het landelijk gebied van de Zuidrand verbeterd. Niet alleen door de realisatie van het Natuurgoed maar ook de realisatie van een langzaamverkeersverbinding tussen de Zuidrand en Barendrecht. De belevingswaarde in het gebied wordt vergroot door bij de inrichting van het gebied de structuur van het bestaande coulissenlandschap te hanteren, recreatieve functies toe te voegen waaronder het restaurant en de bebouwing zorgvuldig in te passen waardoor de natuurfunctie de boventoon voert.
De realisatie van de langzaamverkeersverbinding langs de westgrens van het plangebied sluit ook op 1 van de opgaven ten aanzien van mobiliteit;

  • Realiseren van ontbrekende verbindingen in en verfijning van het bestaande langzaamverkeersnetwerk, zowel in bestaande als in te ontwikkelen gebieden.

De fietsverbinding zorgt voor het verbinden van Barendrecht met de Zuidrand.


Wonen

  • Woningbouwprogramma afstemmen op de lokale behoefte (migratiesaldo nul).
  • Het realiseren van een woningbouwopgave met een bandbreedte tussen de 2.500 en 3.000 woningen in de periode 2010-2030.
  • Het kwalitatieve woningaanbod zo goed mogelijk laten aansluiten op de marktvraag door het benutten van kennis ten aanzien van leefstijlen.

Het gemeentelijk woonbeleid wordt toegelicht in subparagraaf 3.3.3.
De realisatie van groen en recreatie is ook in lijn met de strategische visie ''Samen Bouwen aan Barendrecht Van Goed naar ...''. Hierin is opgenomen dat de afgelopen jaren is gewerkt aan het realiseren van recreatiegebied Zuidpolder. Dit biedt bewoners en bezoekers ten zuiden van Barendrecht een uitgestrekt groengebied, waar gewandeld, gefietst en gekanood kan worden.
De gemeente wil de lijn voortzetten om te voorzien in de gemeentelijke behoefte aan natuur, rust en recreatie. Het Natuurgoed levert een bijdrage aan de verdere vergroting van de recreatie en natuur aan de zuidkant van Barendrecht.

Zuidrand

De Zuidrand van Barendrecht maakt deel uit van een groter regionaal recreatiegebied. Het accent ligt hierbij op het uitbouwen van de recreatieve functie, het herontwikkelen van bestaande bedrijfslocaties, het revitaliseren van bestaande recreatieve voorzieningen (jachthaven, camping, etc.), het uitbreiden van recreatieve routes en natuur- en landschapsontwikkeling. Het creëren van bereikbare en zichtbare rivieren en het realiseren van en ecologische verbindingen zijn hierbij belangrijke uitgangspunten.

Het planvoornemen aan de Stationsweg 128 zorgt voor het uitbreiden van recreatieve routes door de ontwikkeling van de entree voor het plangebied. Deze entree sluit aan op de bestaande wegstructuur en realiseert een langzaamverkeersroute door het plangebied naar Natuurgoed Ziedewij. Ook zorgt het planvoornemen aan de Noldijk 124 voor het herontwikkelen van bestaande bedrijfslocaties door de verplaatsing van het hoveniersbedrijf vanaf de Noldijk naar het plangebied aan de Stationsweg 128. In het bestaande bedrijfspand worden vijf woningen gerealiseerd. Het plan sluit daarmee aan op de structuurvisie van Barendrecht.

3.3.2 Folder open polder

Met deze folder bieden de gemeente in de regio IJsselmonde (waaronder Barendrecht) een handreiking om ontwikkelingen in polders zo goed mogelijk in te passen.


In het buitengebied staat het landschap centraal. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarom nauwkeurig worden ingepast. Dat betekent dat de bebouwing niet te opvallend mag zijn, en er uit ziet alsof het gebouw ook echt op die plek thuishoort. Beplanting speelt daarbij een heel belangrijke rol. In het landelijk gebied hoort een typisch landelijke architectuur, met een erfinrichting en beplanting die past bij de streek.


In zijn algemeenheid, moet met de volgende punten rekening worden gehouden;

  • Houd de bebouwing eenvoudig. Gebouwen in het buitengebied hebben 1 bouwlaag met daarop een eenvoudige, maar beeldbepalende kap;
  • Erfbeplanting is beeldbepalend. Door de erfbeplanting liggen de gebouwen afwezig, min of meer verscholen, in het landschap;
  • Zorg voor zicht op het landschap. Houd rekening met de positie van gebouwen en de organisatie van het erf, zodat het landschap zichtbaar blijft.


In de handreiking is voor de bebouwing in de polder onder andere het volgende opgenomen;

  • Een poldererf bestaat uit een ensemble van gebouwen rondom een gemeenschappelijk erf;
  • De bebouwing bestaat uit maximaal een hoofdgebouw (boerderij) en eventueel een of meerdere bijgebouwen;
  • De architectuur van hoofdgebouw en bijgebouwen is op elkaar afgestemd, de gebouwen zijn familie van elkaar.

In het beeldkwaliteitsplan (zie Bijlage 2) is toegelicht dat de polderwoningen aan de zuidkant van het Natuurgoed passend zijn binnen de poldertypologie. Het bijgevoegde beeldkwaliteitsplan geeft aan deze woningen aansluiten bij het buitenboek.


Bij de bouw van de woning wordt gebruik gemaakt van de aanwijzingen en handvatten die de folder biedt. Deze aanwijzingen zijn:

  • De sloot en de voortuin bepalen grotendeels het beeld. De woning staat daarmee op afstand van de weg;
  • De bebouwing en de kap volgen de richting van de huidige polderstructuur.
  • De beplanting is gebiedseigen en de watergangen begrenzen de kavel, waardoor een scheiding ontstaat met het open landschap
  • De oprit loopt door de geluidswal en sluit aan op de verkeersbestemming die naar het Natuurgoed Ziedewij leidt;
  • Het gebruik van hagen en groene erfafscheidingen wordt aangemoedigd, evenals het gebruik van leilindes.


Zoals beschreven in hoofdstuk 2 paragraaf 2 wordt voldaan aan de aanwijzingen en handvatten die de folder beschrijft. De bebouwing en kap volgt de polderstructuur. De nieuwe toegangsweg wordt op een gelijkwaardige vormgegeven zoals de toegangsweg ten zuidwesten van het plangebied aan de Stationsweg 128. De aarden wal wordt aangekleed met gebiedseigen bomen. Hiermee wordt voorzien in een groene erfafscheiding. Het plangebied aan de Noldijk 124 houdt het bestaande bedrijfspand in stand voor de realisatie van vijf woningen.


Beide deelgebieden in het plangebied worden tijdens de omgevingsvergunningsprocedure getoetst aan de Welstandsnota. Het planvoornemen staat een positieve beoordeling niet in de weg.

3.3.3 Woonvisie

De woonvisie 2023-2027 Barendrecht is vastgesteld in 2023. In Barendrecht is het experimenteel en innovatief bouwen tot nu toe slechts op beperkte schaal toegepast. Wel is de afgelopen jaren de mogelijkheid voor woonconsumenten vergroot om de nieuwbouwwoning (gedeeltelijk) naar eigen wens te realiseren. Particulier opdrachtgeverschap geeft daarbij de maximale vrijheid.


Het planvoornemen voorziet in de realisatie van maximaal 12 woningen, waarvan 3 binnen het volume van de bestaande schuur aan de Noldijk 124.

3.3.4 Nota welstandsbeleid gemeente Barendrecht

Bouwplannen dienen te voldoen aan de algemene welstandscriteria en de gebiedsgerichte welstandscriteria. Voor een aantal objecten en voor veel voorkomende kleine bouwplannen zijn sneltoetscriteria opgesteld. Naast de sneltoetscriteria dient tevens aan de algemene welstandscriteria en de gebiedsgerichte welstandscriteria te worden voldaan.


De woning wordt getoetst aan de criteria die zijn opgenomen in het welstandsbeleid. De algemene gebiedscriteria zijn als volgt:

  • Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft;
  • Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is;
  • Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit;
  • Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.
  • Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
  • Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

In onderstaande alinea's wordt beschreven onder welk welstandsgebied elk deelgebied valt en welke welstandscriteria hiervoor van toepassing zijn.


Deelgebied aan de Noldijk 124
Dit deelgebied valt onder het welstandsgebied H5 (Dijkbebouwing). De welstandscriteria zijn:

  • De overwegend op de weg gerichte rooilijn dient gerespecteerd te worden;
  • (Voormalige) agrarische bebouwing los van elkaar;
  • Burgerwoningen gesitueerd tegen de kruin van de dijk overwegend los van elkaar (kleine doorkijkjes);
  • Bovendijks gelegen staafvormige burgerwoningen evenwijdig aan de straat (langsrichting);
  • Benedendijks gelegen woningen wisselend haaks op en evenwijdig aan de straat; keuze afhankelijk van omliggende oriëntatie van bebouwing.


Het planvoornemen houdt de op de weg gerichte rooilijn in stand, omdat geen nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing is te typeren als een staafvormige (burger)woning die bovendijks ligt en handhaaft de kleine doorkijkjes en de langsrichting. Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de gebiedscriteria die van toepassing zijn op het deelgebied.


Deelgebied aan de Stationsweg 128
Dit deelgebied valt in gebied 29 (buitenplaatsen, landgoederen, argrarisch buitengebied). De welstandscriteria zijn:

  • De voorkant van de hoofdmassa is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte of de belangrijkste weg;
  • Bijgebouwen plaatsen op een onopvallende plaats achter de hoofdmassa.


Het planvoornemen voldoet aan de gestelde gebiedscriteria, zoals de richting van de hoofdmassa richting de Stationsweg en de plaatsing van de bijgebouwen op een onopvallende plaats achter de hoofdmassa. Voor een verdere toelichting het stedenbouwkundig plan in Bijlage 4.


Beide deelgebieden in het plangebied worden tijdens de omgevingsvergunningsprocedure getoetst aan de Welstandsnota. Het planvoornemen staat een positieve beoordeling niet in de weg.

3.3.5 Buitenboek Barendrecht

Met het Buitenboek Barendrecht wil de gemeente ondernemers en inwoners van het buitengebied uitdagen om nieuwe (recreatieve) activiteiten in het buitengebied te ontwikkelen, die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en recreatiebehoefte van de inwoners van IJsselmonde. Ook wilt de gemeente de doelgroep uitdagen om deze ontwikkeling qua beheer betaalbaar te houden. Daarnaast wil de gemeente met het buitenboek laten zien dat nieuwe ontwikkeling goed kunnen passen in het buitengebied zolang ze plaatsvinden in een culturele context, zoals bouwen en beplanten met respect voor streekeigenheid en herinterpretatie en/of opnemen van oude landschappelijke en cultuurhistorische elementen.


Het buitenboek kent een aantal kwaliteiten toe aan een aantal deelgebieden. Het plangebied ligt in het deelgebied 'Ziedewijdse polder' en kent de volgende (ruimtelijke) kwaliteiten:

  • Karakteristiek kleinschalige polderstructuur van de Ziedewijdse polder inclusief hoekverdraaiing van de kavelrichting ten opzichte van de Noldijk;
  • De tijdens de inpoldering afgedamde Waal met zijn karakteristieke meanderende vorm, lage oeverwallen met graslanden en rietkragen;
  • Cultuurhistorisch waardevolle intensieve lintbebouwing langs Noldijk (dromerdijk) met afwisselend gesloten en open delen;
  • Typische doorzichten vanaf de Noldijk, die een visuele relatie met de natuurlijke en recreatief aantrekkelijke oeverzone van de Waal en het aan de overzijde van het water gelegen gebied van Heerjansdam mogelijk maken;
  • Aanwezigheid monumentale bebouwing: een stenen muur in de Noldijk, boerderijen aan de Noldijk 33, 126, 155-157, woningen aan de Noldijk 115, 181-183.


Het deelgebied kent ook een aantal knelpunten, zoals het spoor dat een barrière vormt die het gebied in twee delen splitst. Ook glastuinbouwbedrijven, kassencomplexen en andere grootschalige bedrijvigheid leiden tot versnippering van het samenhangende landschap van de Ziedewijse polder. Daarnaast zijn ook kansen voor het gebied van toepassing, waaronder de plannen voor Natuurgoed Ziedewij die een nieuwe fietsverbinding door de Ziedewijse polder omvatten.


Het buitenboek geeft richting aan grote ruimtelijke ontwikkelingen in Barendrecht. Het deelgebied aan de Stationsweg 128 past zich in binnen de bestaande polderstructuur voor zowel de woonbestemming als de bedrijfsbestemming. De bedrijfsbestemming wordt ingepast in het plangebied en is een ondergeschikt onderdeel is van Natuurgoed Ziedewij. Hierdoor draagt de bedrijfsbestemming bij aan de ontwikkeling en via het beheer van Natuurgoed Ziedewij. Daarnaast draagt het bij aan een oplossing van de versnippering van het samenhangend landschap door gebiedseigen bomen te planten en aan te sluiten op de bestaande bebouwingsstructuren langs het Boezempad.

Het deelgebied aan de Noldijk 124 voegt drie nieuwe woningen toe in het bestaande bedrijfspand, waardoor de cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing, die typerend is voor de Noldijk, behouden blijft.

Alle deelgebieden in het plangebied worden tijdens de omgevingsvergunningsprocedure getoetst aan het Buitenboek Barendrecht. Het planvoornemen staat een positieve beoordeling niet in de weg.

3.3.6 Duurzaamheid

Uitvoerings- programma Duurzaam Energiebeleid Barendrecht

Schetsplan duurzaam energiebeleid (2015)

Op 13 oktober 2015 is door de gemeenteraad het Schetsplan Duurzaam energiebeleid aangenomen. Dit Schetsplan is een routekaart naar CO2-neutraliteit in Barendrecht, conform de ambities van het college zoals vastgelegd in het collegeprogramma. De gemeente Barendrecht heeft de ambitie om in 2030 CO2-neutraal te zijn. Het duurzaam energiebeleid van de gemeente Barendrecht heeft vier pijlers, te weten:

  • 40% energie besparen,
  • 60% duurzame warmte inzetten,
  • 60% duurzame stroom opwekken,
  • Mobiliteit op basis van een 100% duurzame brandstof mix in 2030.


Klimaatopgave Barendrecht 2019

Het bovengenoemde schetsplan Duurzaam Energiebeleid 2015-2030 moet geactualiseerd worden. Daarom is in 2019 de klimaatopgave vastgesteld door het college. Eén van de meest in het oog springende ontwikkelingen is het gezamenlijk met 23 gemeenten in de regio opstellen van de Regionale Energie Strategie (RES). In deze RES wordt het energielandschap in 2050 vorm gegeven en is basis voor de uiteindelijke route die ook de afzonderlijke gemeenten gaan nemen.

Op lokaal niveau is in het oorspronkelijke schetsplan een hoger ambitieniveau geschetst, CO2 neutraal in 2030. Gebleken is dat dit ambitieniveau vrijwel onmogelijk te bereiken is, tenzij de gemeente als overheid fors gaan ingrijpen en dwingende maatregelen gaan voorschrijven wat nadrukkelijk niet in lijn met de gemeentelijke leidende principes is. Belangrijker is het om een continue afnemende vraag naar energie te realiseren, waarbij optimaal gebruik is gemaakt van de voorhanden zijnde oplossingen.


Om de klimaatopgave vorm te kunnen geven onderscheid de gemeente een achttal sub-onderwerpen, waarbij de eerste vier onderwerpen zich met name richten op energie, te weten:

  • Opwekking
  • Besparing
  • Warmte
  • Opslag
  • Mobiliteit
  • Voedsel
  • Circulaire Economie
  • Klimaatadaptie


Om bovenstaande doelstellingen te bereiken zijn diverse activiteiten en projecten benoemd in het Uitvoeringsprogramma Duurzaam Energiebeleid.

In het plan zijn drie basis uitgangspunten opgenomen die een relatie hebben met duurzaamheid.

  • 1. Natuur - Versterking van het landschap en natuurbevorderend bouwen. De gebouwen wordt natuurinclusief ontworpen.
  • 2. Bouwen op natuurlijke bouwwijze. De materialen die gebruikt worden zijn natuurlijk, circulair en herbruikbaar. Er wordt gebruik gemaakt van lokale materialen, bouw partijen en prefab bouwsysteem waardoor de uitstoot van het vervoer van de materialen en uitstoot van bouwmachines zo veel mogelijk wordt beperkt.
  • 3. Duurzaam gebruik. De gebouwen worden zo duurzaam mogelijk ontworpen, onder meer door de toevoeging van natuurlijk ventilatie, verwarming met aardwarmte / warmtepomp en zonne-energie en maximale isolatie. Het streven is dat er klimaatneutrale woningen worden gerealiseerd. De gebouwen worden levensloopbestendig.

Convenant Klimaatadaptief bouwen (Strategie Klimaatadaptatie 2022-2026)

Barendrecht is aangesloten bij het convenant Klimaatadaptief Bouwen. Dit convenant is ondertekend door o.a. bouwbedrijven, gemeenten, Provincie Zuid-Holland, waterschappen, maatschappelijke organisaties en meer. Het doel van dit convenant is het verminderen van wateroverlast, droogte en bodemdaling, hittestress en het vergroten van de biodiversiteit.

Het Natuurgoed Ziedewij draagt bij aan de genoemde doelen door het toevoegen van water, een grote diversiteit aan beplanting en het aanleggen van bos. Hoewel de hittestress beperkt is, zie afbeelding van de Nationale Hittestresskaart, zal toevoegen van bos een grote bijdrage leveren aan verminderen van hittestress. Op de afbeelding is het naastgelegen bosperceel te zien (kleur lichtblauw) dat duidelijk een lagere gevoelstemperatuur laat zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0015.jpg"

Uitsnede nationalehittestresskaart.nl

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Het wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij is recent vastgesteld en onherroepelijk geworden. Ook het bestemmingsplan Zuidrand is onherroepelijk en vigerend op een deel van het plangebied. Slechts op een deel van het plangebied worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt (donkerrode gebieden op onderstaande afbeelding). In de overige gebieden worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan wordt daarom beschouwd als een actualisatie van die delen waar geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Om die reden zijn voor die delen geen nieuwe onderzoeken uitgevoerd. Voor de ontwikkelgebieden is wel aanvullend onderzoek gedaan naar de verschillende planologische en milieuaspecten.

Onderstaand is onderscheidt gemaakt in de omgevingsaspecten voor Natuurgoed Ziedewij en de aspecten voor Stationsweg/Boezempad en Noldijk 124. Voor het Natuurgoed zijn de resultaten overgenomen uit het Wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij omdat dit deel een actualisatie betreft. Voor Stationsweg/Boezempad en Noldijk 124 zijn de resultaten van de onderzoeken samengevat.

4.1 Natuurgoed Ziedewij

4.1.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.

Beoordeling
Voor de beoordeling of er wordt voldaan aan de richtafstand is uitgegaan van het omgevingstype 'rustig buitengebied'. Het plangebied grenst direct aan gronden met een agrarische bestemming (oost- en westkant). Op deze gronden is de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals akkerbouw, tuinbouw (volle grond en glas), fruitteelt en veehouderij toegestaan. Voor een agrarisch bedrijf in akkerbouw en tuinbouw geldt een richtafstand van 30 meter (milieucategorie 2). Voor een agrarisch bedrijf met een veehouderij geldt een richtafstand van 50 meter (milieucategorie 3.1).
De richtafstand geldt zowel tot woningen als de ecolodges (geurgevoelig). Op basis van een recente luchtfoto zijn er geen aanwijzingen dat binnen 50 meter van het plangebied een veehouderij bevindt.
Agrarische gebouwen (waarvoor een richtafstand geldt van 30 meter) staan op een afstand van minimaal 50 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand. Ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat wordt een afstand van 10 meter tot de agrarische gronden geadviseerd (in verband met mogelijk hinder van stof en geur van de akkerbouw activiteiten. Aangenomen wordt dat daarom een afstand van 10 meter tussen de woningen en de ecolodges tot de direct aangrenzende gronden voldoende is.
De nieuwe dijkwoningen grenzen aan de noordzijde direct aan agrarische gronden. De gronden aan de oostkant van deze woningen zijn al bestemd met 'Wonen'. Dit betekent dat in de huidige situatie al voldoende afstand aangehouden moet worden tussen de agrarische gronden en de woningen op grond van het Activiteitenbesluit. Dit verandert niet omdat de woningen in hetzelfde bebouwingslint worden gerealiseerd.
De nieuwe woningen liggen op voldoende afstand (42 meter) van het bedrijfsgebouw aan de Noldijk 124 (milieucategorie 2, richtafstand 30 meter).
Aan de noordzijde van de woning Noldijk 116 bevindt zich op het erf een paardenbak. Het betreft hier hobbymatig gebruik van de paardenbak (het houden van de paarden is niet gericht op het generen van winst). Dit betekent dat het niet gaat om een inrichting Wet Milieubeheer. In dat geval is de milieuregelgeving, zoals geurnormen, niet van toepassing. Er wordt daarom gesteld dat er geen sprake is van milieuhinder naar de omgeving en daarmee ook niet naar de nieuwe woningen. Daarnaast bevinden zich de nieuwe woningen zich op een afstand van tenminste 5 meter van de paardenbak.
Gesteld wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de bedrijven niet worden belemmerd.

Het nieuw te realiseren restaurant is een bedrijf met milieucategorie 1. De nieuw te realiseren woningen moeten op een afstand van 10 m van het restaurant komen om daarmee te voldoen aan de richtafstand.

4.1.2 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De 'Wet luchtkwaliteit' (2007) bevat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL-programma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De Wet milieubeheer (artikel 5.12 en verder) vormt de juridische grondslag voor het NSL. Daarnaast zijn de volgende 2 besluiten relevant, namelijk het Besluit derogatie en het Besluit maatregelen richtwaarden. Deze beide besluiten zijn op 1 september 2009 in werking getreden, met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2009.


Beoordeling
In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In elk geval er twee ontsluitingswegen aanwezig zijn is een ontwikkeling als NIBM aan te merken als er niet meer dan 3000 woningen worden gerealiseerd.


Het plangebied wordt ontsloten via één ontsluitingsweg en het aantal woningen bedraagt minder 1500. Daardoor is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig is.
Voor het gehele planvoornemen is aan de hand van NIBM tool bepaald of het plan in niet betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van luchtkwaliteit. Hiervoor is de totale verkeersgeneratie zoals bepaald in het verkeersonderzoek gebruikt als invoer. Er is voor de worst case scenario uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1% voor de aan- en afvoer van goederen voor het natuurgoed. Uit de worst case berekening volgt dat de bijdrage aan extra verkeer niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van luchtkwaliteit. Een nader onderzoek is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0016.jpg"

Afbeelding resultaten NIBM-tool

Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2018) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Ziedewijdsedijk, Noldijk, Waalviaduct / Stationsweg, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 23,7 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 19,3 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 12 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 7,1 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.


Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is.


Conclusie
Dit aspect levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan.

4.1.3 Water

Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta.


Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP, 2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater.
Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m2 of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.


Onderzoek
AGEL Adviseurs heeft voor het plan de waterparagraaf opgesteld. Deze is als Bijlage 5 bijgesloten.


Bestaande waterhuishoudkundige situatie
Waterpeil
Het gebied heeft een oppervlakte van circa 9,1 ha. Het maaiveldniveau ligt in het noorden van het plangebied gemiddeld op 0,12 m +N.A.P. en in het zuiden van het plangebied op 0,35 m +N.A.P (AHN, d.d. 03-03-2020). Het plangebied ligt in een seizoensgebonden peilgebied Y07.038. Met een winterpeil van 1,80 m –N.A.P. en een zomerpeil van 1,60 m –N.A.P.
Watergangen
In het plangebied zijn meerdere gecategoriseerde waterlopen gesitueerd. Deze blijven in de toekomstige situatie behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0017.jpg"

Afbeelding locatie waterloop (bron: Legger waterschap Hollandse Delta, d.d. 03-03-2020)


Grondwater
Volgens de bodemkaart van Nederland (http://www.bodemdata.nl) bestaat de bodem uit tuinland en bouwland. Er is sprake van de grondwatertrap lllb. Dit houdt in dat de gemiddelde hoogste waterstand (GHG) varieert tussen 0,30 en 0,50 m beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) tussen 1,00 en 1,30 m beneden maaiveld.


Riolering
Het huidige rioleringsstelsel dat ligt in de aangrenzende straat (Noldijk) betreft vermoedelijk een gemengd stelsel of een persleiding. Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt.

Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • Hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • Afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • Afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.


Toekomstige waterhuishoudkundige situatie
Berekening verhard oppervlakte
De verdeling van de oppervlaktes ten opzichte van de huidige en toekomstige situatie zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Omdat de indeling van het ontwerp nog gaat veranderen, is er in de tabel gerekend met oppervlaktes die in het eindontwerp vast staan.

Oppervlaktes   Bestaand m²   Toekomstig m²   Verschil  
Dakoppervlak   0   4200   4200  
Half verharding   0   840   840  
Groen   87.848   80.813   -7035  
Water   3229   3229   0  
Parkeerplaats   0   1995   1995  
Totaal   91.077   91.077   Afname groen 7035
Toename verharding 7035  

Tabel oppervlakteverdeling bestaande vs. toekomstige situatie

Op basis van deze gegevens is er sprake van een toename in verhard oppervlak van 7.035 m² (7.035 m² (toekomstig) - 0 m² (huidig)).
Waterschap Hollandse Delta hanteert vuistregels voor compenserende waterberging, op grond van de Keur. Bij een verhardingstoename van meer dan 1.500 m² dient er 10% van de verhardingstoename gecompenseerd te worden en aangesloten te worden op het bestaande watersysteem. Aangezien er in deze situatie sprake is van een toename in verhard oppervlak, bedraagt de benodigde compensatie 703,5 m3.
Advies behandeling regenwater (RWA)
Iedere demping moet voor 100% gecompenseerd worden binnen het peilgebied door het graven van open water. Van demping en compensatie ten gevolge hiervan is in dit geval geen sprake. De benodigde compensatie ten gevolge van een toename in afstromend verhard oppervlak kan gerealiseerd worden middels het creëren van open water.
Advies behandeling vuilwater (VWA)
In het plangebied worden nieuwe woningen gerealiseerd. Het vuilwater vanuit het plangebied dient te worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.
De verdere uitwerking hiervan wordt in samenspraak met de gemeente Barendrecht worden uitgevoerd.
Ontwatering planlocatie en verdiept bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen, wordt gestreefd naar een bepaalde minimale ontwateringsdiepte bij de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Voor stedelijk bebouwd gebied wordt een ontwateringsdiepte van 0,70 m –mv nagestreefd. Uitgaande van een GHG die zich bevindt op ten hoogste 0,25 m–mv, dient de bebouwing hiermee op 0,45 m boven het maaiveld te komen.
Voor de nog op te richten bebouwing is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen om diffuse verontreinigingen van water en bodem te voorkomen. Zink, lood, koper en PAK-houdende materialen mogen uitsluitend worden toegepast als deze worden voorzien van een coating.


Conclusie
Op basis van de waterparagraaf is geconcludeerd dat de hoeveelheid verharding in het plangebied toeneemt. Er dient daarom watercompensatie ter grootte van 703,5 m3 te worden gerealiseerd. In het gebied wordt structureel open water toegevoegd waarmee ruim zal worden voldaan aan de benodigde compensatie. De vormgeving van deze waterwatercompensatie wordt nader uitgewerkt in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning. De watercompensatie is geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting in de regels.
Het aspect water levert daarmee geen belemmeringen op voor het wijzigingsplan.

4.1.4 Verkeer en parkeren

Buro DB heeft voor het plan een verkeersonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 6 bijgevoegd.


Verkeer
Voor het vaststellen van de verkeerseffecten van het plan is de verkeersaantrekkende werking van het plangebied in de plansituatie bepaald. Uitgangspunt is dat de verkeersaantrekkende werking van het plangebied in de huidige situatie nihil is.
Het plan omvat de volgende onderdelen en functies:

  • Hoofdfunctie 1, Recreatiehof ter grootte van in totaal circa 1.200 tot 1.500 m2 bvo.
  • Hoofdfunctie 2, Zes ecolodges (recreatiewoningen, maximaal 12 wooneenheden).
  • Hoofdfunctie 3, Werkhof ter grootte van 400-500 m2 bvo.
  • Hoofdfunctie 4, Twee vrijstaande eengezinswoningen aan de Noldijk en zes polderwoningen.
  • een parkeerterrein voor hoofdfuncties 1, 2 en 3 ter grootte van circa 3.296 m2.

Verkeer van en naar de hoofdfuncties 1, 2 en 3 van het plan gaat rijden via de Boezemweg en een kort deel van de Stationsweg. Alle woningen worden ontsloten vanaf de Noldijk.
Voor het plangebied is daarmee onderscheid gemaakt in de noordelijke en de zuidelijke ontsluiting.


Noordelijke ontsluiting
Het aan de hoofdfuncties 1, 2 en 3 van het plan gebonden verkeer wordt via de Boezemweg en Stationsweg ontsloten. Hoofdfunctie 1 is bedoeld voor de bezoekers van het Natuurgoed. De beoogde onderdelen van deze functie kunnen qua verkeersaantrekkende werking worden vergeleken met een plantentuin of groen- of tuincentrum. Bij het onderzoek is uitgegaan van een worst case-benadering en derhalve van de hoogste verkeersgeneratie. Voor hoofdfunctie 1 is uitgegaan van de kencijfers van een tuincentrum ter grootte van 1.500 m2 bvo. De verkeersgeneratie van deze functie, op deze locatie, is volgens het CROW maximaal 18,0 ritten per 100 m2 bvo. Daarmee genereert hoofdfunctie 1 van het plan circa (1500/100 x 18=) 270 autoritten per etmaal.
Hoofdfunctie 2 omvat de zes volumes ecolodges. Deze volumes zijn op te splitsen in twee delen en het gaat derhalve om maximaal twaalf recreatieve wooneenheden. Bij de berekening van de verkeersaantrekkende werking van deze recreatiewoningen is uitgegaan van het maximale kencijfer van het CROW, zijnde 2,8 autoritten per woning. Totaal komt dit neer op (12x2,8 =) 34 autoritten per etmaal voor hoofdfunctie 2 van het plan.
Het Werkhof (Hoofdfunctie 3) aan de noordzijde van het plangebied kan worden vergeleken met een bedrijf/werkplaats. Het is een arbeidsintensieve, bezoekersextensieve functie. Volgens het CROW is het hierbij behorende kencijfer voor de verkeersgeneratie maximaal 10,9 ritten per 100 m2 bvo. Uitgaande van maximaal 500 m2 bvo is de verkeersgeneratie van het Werkhof maximaal 55 autoritten per etmaal.
In totaal genereert het plangedeelte met de ontsluiting de noordzijde maximaal circa (270+34+55=) 359 autoritten per etmaal.


Zuidelijke ontsluiting
De zuidelijke aansluiting van het plan is voornamelijk bedoeld voor de zes polderwoningen. Daarnaast is sprake van enig aan het plan verbonden werkverkeer voor onderhoud en dergelijke. De twee dijkwoningen worden direct ontsloten op de Noldijk en het aan deze woningen gebonden verkeer maakt geen gebruik van de zuidelijke ontsluiting van het plan.
Uit de berekening volgt dat de verkeersaantrekkende werking van het zuidelijke plandeel circa 56 autoritten per etmaal bedraagt. Wanneer het (maximale) aantal autoritten van de twee dijkwoningen (18 ritten) hieraan wordt toegevoegd resulteert dit in de totale verkeersaantrekkende werking van de zuidzijde van het plan: (56+18=) 74 autoritten per etmaal.


Beoordeling verkeersgeneratie
De verkeersgegevens van de wegen in de omgeving van plangebied Natuurgoed 'Ziedewij' zijn ontleend aan telcijfers van de gemeente Barendrecht (Boezemweg, teldatum februari 2019) en aan recent uitgevoerd (akoestisch) onderzoek in de nabije omgeving (Noldijk, prognose voor 2030). De verkeersgegevens daarvan zijn ingeschat op basis van het verkeersmodel van de metropoolregio Rotterdam-Den Haag.
In de huidige situatie is er op geen van de wegen sprake van een capaciteitsoverschrijding. De capaciteit van de Boezemweg ligt tussen de 12.000 tot 15.000 motorvoertuigen per etmaal. De capaciteit van de Noldijk ligt tussen 2.500 en 5.000 motorvoertuigen per etmaal. Onder normale omstandigheden kan het verkeer zonder knelpunten en congestie worden afgewikkeld.
Het verkeer van en naar de hoofdfuncties 1, 2 en 3 van het plan gaat rijden via de Boezemweg (noordelijke ontsluiting). Het aantal van 359 aan het plan gebonden verkeersbewegingen betekent ten opzichte van het verkeer op de Boezemweg een toename van maximaal 4 procent. De hoeveelheid verkeer op de weg neemt als gevolg van het plan toe tot maximaal circa 9.303 motorvoertuigen per etmaal.
Gesteld wordt dat de door het plan verwachte verkeerstoename ten opzichte van de huidige situatie zeer beperkt is. Het plan heeft daarmee geen nadelige gevolgen voor de verkeerssituatie. De goede verkeersafwikkeling en -veiligheid komen niet in het gedrang.

Het verkeer van en naar hoofdfunctie 4, de woningen aan de zuidzijde van het plan, zal gaan rijden via de Noldijk. Het maximale aantal van circa 74 aan het plan gebonden autobewegingen betekent ten opzichte van de autonome hoeveelheid verkeer op de deze weg een toename van circa 7 tot 9 procent. De hoeveelheid verkeer op de weg neemt als gevolg van het plan toe tot maximaal circa 1.074 motorvoertuigen per etmaal. Hiermee wordt nog ruimschoots voldaan aan de maximale capaciteit van de weg. Gesteld wordt dat ook op de Noldijk geen nadelige gevolgen voor de verkeerssituatie zullen optreden door het plan. De verkeersafwikkeling en -veiligheid van de weg komen niet in het gedrang. De bereikbaarheid van bestaande bestemmingen aan de weg blijft op hetzelfde peil.
Met de realisatie van het plan blijft er blijft sprake van een goede ruimtelijke ordening.


Parkeren
De verschillende functies van het plan hebben een bepaalde parkeerbehoefte. Voor het vaststellen van de parkeerbehoefte van ruimtelijke initiatieven heeft de gemeente Barendrecht de beleidsregel 'Parkeernormen gemeente Barendrecht 2018' vastgesteld. Het volgende is daarin gesteld:

  • 1. de parkeerkencijfers en de daarbij aangegeven uitgangspunten zoals aangegeven in de CROW publicatie "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV)" vast te stellen als parkeernorm voor de gemeente Barendrecht;
  • 2. deze parkeerkencijfers te hanteren bij het bepalen van de parkeerbehoefte bij ontwikkelingen.

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte van het onderhavige plan is daarom uitgegaan van de meest actuele parkeerkencijfers van het CROW zoals vermeld in de publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'.
Parkeerbehoefte plan
De parkeerbehoefte van het plan is berekend op basis van de beschikbare CROW-normen. Net als bij de berekening van de verkeersgeneratie zijn hierbij de kencijfers afgeleid voor de functies en woningtypen. Uitgegaan is van de 'Rest bebouwde kom' in een 'Sterk stedelijke omgeving' (stedelijkheidsgraad 2).

Bestemming   Parkeerkencijfer   Eenheid  
  Minimaal   Maximaal    
Vrijstaande woning   2   2,8   Woning  
Hoofdfunctie 2   2   2,2   Woning  
Hoofdfunctie1, voorzieningen bezoekers   2,6   3,1   100 m2 bvo  
Hoofdfunctie 3, Werkhof   2,1   2,6   100 m2 bvo  

Tabel Kencijfers parkeren plan Natuurgoed 'Ziedewij'

Op basis in bovenstaande tabel wordt voor de nieuwe vrijstaande woningen (dijkwoningen en polderwoningen) geadviseerd om per woning een aantal van drie parkeerplaatsen (op eigen terrein) te realiseren.

Voor de hoofdfuncties 1, 2 en 3 is in het plan voorzien in een (gezamenlijk) parkeerterrein. Op basis van de gegevens in bovenstaande tabel is de (maximale) parkeerbehoefte van deze functies:

  • 3,1 x 1.500 m2 = 46,5 parkeerplaatsen voor hoofdfunctie 1
  • 2,2 x 12 = 26,4 parkeerplaatsen voor hoofdfunctie 2
  • 2,6 x 500 m2 = 13,0 parkeerplaatsen voor hoofdfunctie 3

Dit resulteert in een totale parkeerbehoefte van (46,5+26,4+13,0=85,9) afgerond 86 parkeerplaatsen. Het voor het parkeerterrein gereserveerde gebied is circa 3.296 m2 groot. Voor de realisatie van 86 parkeerplaatsen is daarmee per plaats ruimte beschikbaar van circa 38 m2.
Een gemiddeld parkeervak heeft, inclusief de parkeerweg, een benodigde oppervlakte van circa 25 m2. Dat betekent dat voor de parkeerbehoefte van het plan op de beoogde parkeerlocatie (ruim) voldoende ruimte aanwezig is om hierin te kunnen voorzien.

Conclusie
Vanuit het aspect verkeer en de verkeersaantrekkende werking kan het plan zonder verdere maatregelen en/of voorzieningen worden gerealiseerd.
Vanuit het aspect parkeren is in het plan voldoende ruimte aanwezig om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Bij de woningen in het plan moet rekening worden gehouden met de aanleg van de benodigde parkeerplaatsen. Dit is in basis minimaal 2 stuks per woning op eigen terrein.

Met de vermindering van het aantal m2 bebouwing in het recreatiehof zullen de benodigde parkeerplaatsen ook minder zijn aangezien de parkeerplaatsen voor het toekomstige hoveniersbedrijf op eigen terrein worden opgelost. Dit geeft ruimte voor verdere vergroening.

4.1.5 Geluid

In het kader van de ruimtelijke procedure voor de gewijzigde bestemming moet de te verwachten geluidsbelasting op de gevels van de woningen worden onderzocht en getoetst. De te verwachten geluidsbelasting moet voldoen aan de wettelijke vereisten en aan de voorwaarden van een goede ruimtelijke ordening. Buro DB heeft akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 7 bijgevoegd. Het plangebied ligt buiten de geluidszone van de spoorbaan Rotterdam en Dordrecht, onderzoek naar spoorweglawaai is daarom niet uitgevoerd. Ook is het aspect industrielawaai, ten gevolge van het terrein Kijfhoek, niet onderzocht. De reden hiervoor is dat het plangebied buiten de 50 dB(A) contour van dit terrein ligt (zie hiervoor ook onderstaande afbeelding). Derhalve is akoestisch onderzoek industrielawaai niet verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0018.jpg"

Afbeelding ligging geluidzone Kijfhoek ten opzichte van het natuurgoed

Onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat met de te verwachten geluidsbelasting van het wegverkeer op de Noldijk op de twee dijkwoningen de norm van 48 dB overschrijdt. De maximale geluidsbelasting is 53 dB. Daarmee wordt de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet overschreden. Het toepassen van bron en/of overdrachtsmaatregelen is in deze situatie om technische en stedenbouwkundige redenen niet realistisch (dit is onderbouwd in hoofdstuk 4 van het rapport). Omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden wordt het toepassen van mogelijke dove gevels bij de woningen afgeraden.
Aanbevolen wordt om voor de twee dijkwoningen ontheffing van een hogere grenswaarde aan te vragen en door middel van nader akoestisch onderzoek aan te tonen of/hoe wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de maximale binnenwaarde en de benodigde geluidwering van de gevels.
Met ontheffing van een hogere grenswaarde (tot maximaal 53 dB) en aantoonbaar voldoende geluidwerende gevels, kunnen de dijkwoningen, vanuit het oogpunt van geluid, op de beoogde planlocatie worden gerealiseerd.
Voor het woongebied van de toekomstige zes polderwoningen zijn de geluidscontouren van de Noldijk bepaald. Uit het onderzoek volgt dat bij inachtname van een afstand van ten minste 25 meter vanaf de as van de Noldijk, de woningen zonder verdere geluidsbeperkende maatregelen kunnen worden gerealiseerd. Bij de bouw van een woning in de zone tussen 8 en 25 meter vanaf de as van de weg is daarvoor ontheffing van een hogere grenswaarde nodig. De geluidsbelasting op de gevel dient dan middels nader onderzoek te worden vastgesteld waarna tevens een toets van de benodigde geluidwering van de gevels moet worden uitgevoerd. Het bouwen van een woning binnen een afstand van 8 meter vanaf de wegas is vanuit het aspect geluid niet toegestaan.


Conclusie
Met inachtname van de volgende voorwaarden kan het plan vanuit het aspect geluid van wegverkeer worden gerealiseerd:

  • Aanvraag hogere grenswaarden voor de twee dijkwoningen, ten behoeve van deze aanvraag moet een onderzoek naar de geluidwering van de gevels worden uitgevoerd;
  • Plaatsing van de zes polderwoningen op tenminste 25 meter van de Noldijk.
4.1.6 Bodem

Ter plaatse van het plangebied zijn een drietal bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • Rapport verkennend bodemonderzoek percelen D 9626 en 11656 in de Ziedewijdsepolder, Koenders en Partners januari 2019, kenmerk 180364.
  • Rapport verkennend bodemonderzoek percelen D 7097 en 7099 in de Ziedewijdsepolder, Koenders en Partners april 2019, kenmerk 190101-B01.
  • Rapport verkennend bodemonderzoek Percelen D 471 en 8175 in de Ziedwijdsepolder, KP Adviseurs BV maart 2022, kenmerk 190324-B01.

De onderzoeken zijn als Bijlage 8, Bijlage 9 en Bijlage 10 bijgevoegd en de conclusies worden onderstaand toegelicht.


Bodemonderzoek percelen D 9626 en 11656
Ter plaatse van het perceel Barendrecht D 9626 is er geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Het advies is wel om de waargenomen plasticresten aan het maaiveld van perceel D 9626 te verwijderen voorafgaand aan ingebruikname van het plangebied ten behoeve van recreatieve doeleinden.
Uit de resultaten van het bodemonderzoek blijkt dat met het perceel D 11656 niet zonder meer is geschikt voor de beoogde toekomstige herinrichting en het voorgenomen gebruik (recreatie / openbaar groen).
Een nader bodemonderzoek is nodig ter plaatse van dit perceel om de aard en omvang van de aangetoonde matige en sterke bodemverontreinigingen vast te stellen. Het advies is ook, indien mogelijk, de niet onderzochte dam aanvullend te onderzoeken. Bij herinrichtingswerkzaamheden ter plaatse dient rekening te worden gehouden met eventuele beperkingen ten aanzien van de leiding;


Bodemonderzoek percelen D 7097 en 7099 
Uit het onderzoek volgt dat de locatie is geschikt voor het voorgenomen gebruik
(recreatie / openbaar groen).
Indien werkzaamheden zijn voorzien ter plaatse van de toegangsdam, wordt geadviseerd om het vrijkomende puin af te voeren naar een acceptant.
Indien bij de voorgenomen herinrichtingswerkzaamheden sloten gedempt dienen te worden is het advies om voorafgaand een verkennend waterbodemonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning. In deze fase is dan bekend of sloten gedempt moeten worden en om welke sloten het dan gaat.
Bij de voorgenomen herinrichtingswerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met eventuele beperkingen ten aanzien van de waterstoftransportleiding.


Gronden dijkwoningen (D 8175) en perceel D 471
In de grondwatermonsters zijn (na herbemonstering) ten hoogste lichte verontreinigingen met diverse zware metalen, xylenen en/of naftaleen aangetoond. De aangetoonde lichte verontreinigingen geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De onderzoeksresultaten vormen geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting en het voorgenomen gebruik (combinatie recreatie, openbaar groen en wonen met tuin).
Bij de voorgenomen herinrichtingswerkzaamheden ter plaatse van deellocatie A dient rekening te worden gehouden met eventuele beperkingen ten aanzien van de waterstoftransportleiding.
Tot slot wordt geadviseerd om tijdens vervolgwerkzaamheden alert te zijn op eventuele onvoorziene bodemverontreiniging.

4.1.7 Externe veiligheid

Uit de risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen aanwezig zijn. Om deze reden is een nadere beschouwing opgesteld voor het aspect externe veiligheid. De beoordeling is als Bijlage 11 toegevoegd.


Beoordeling
In de omgeving van het plangebied Natuurgoed Ziedewij zijn verschillende risicobronnen aanwezig, zie hiervoor onderstaande afbeelding. Het plangebied is op deze figuur globaal in het groen aangeduid. De volgende risicobronnen zijn van belang:

  • Buisleiding Air Products waterstofleiding: loopt door het plangebied;
  • Rangeerterrein Kijfhoek: minimaal 1,0 km;
  • Spoorlijn Barendrecht-Dordrecht: 70 meter;
  • Rijksweg A16: 2,7 km.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0019.jpg"

Afbeelding ligging risicobronnen t.o.v. het plangebied Natuurgoed Ziedewij (bron: risicokaart)

Buisleiding Air Products waterstofleiding

De Air Products waterstofleiding heeft een werkdruk van 44 bar en een diameter van 6,61 inch. In het Externe Veiligheidsbeleid van de gemeente Barendrecht is aangegeven dat langs deze leiding een PR 10-6-contour aanwezig is van 10 meter. Het invloedsgebied van deze leiding is 35 meter. In de huidige situatie is in het Externe Veiligheidsvisie van de gemeente Barendrecht eveneens aangegeven dat er zeer weinig personen aanwezigen binnen het invloedsgebied, waardoor er geen groepsrisico is.
Het wijzigingsplan staan geen nieuwe bebouwing toe binnen het invloedsgebied van de Air Products waterstofleiding. Daardoor het de voorgenomen ontwikkeling geen effect op het groepsrisico.
Rangeerterrein Kijfhoek
Voor het Rangeerterrein Kijfhoek is door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) het ‘Beheersplan Groepsrisico Kijfhoek’ opgesteld (d.d. april 2012). In dit beheersplan is aangegeven dat het invloedsgebied circa 1.380 meter bedraagt en wordt bepaald door een incident met waterstoffluoride (toxisch). Binnen het invloedsgebied is een zogenoemde schillenbenadering van toepassing. Meetbare effecten op het GR zijn aantoonbaar tot een afstand van bijna 1 km. De kortste afstand van het plangebied tot het Rangeerterrein Kijfhoek is 1 km of meer. Daarmee leidt de toename aan populatie in het plangebied niet tot een toename op het GR. Het beheersplan geeft ook aan dat naast inzicht in het GR ook aandacht moet worden besteed aan de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De motivering daarvan is opgenomen in Bijlage 11.
Spoorlijn Barendrecht-Dordrecht en Rijksweg A16
Het plangebied ligt niet binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van de Rijksweg A16, maar wel van de spoorlijn Barendrecht - Dordrecht. Dit betekent dat het voor de spoorlijn noodzakelijk is om de hoogte en toename van het GR inzichtelijk te maken, maar niet voor de Rijksweg A16. Het invloedsgebied van toxische stoffen die over de Rijksweg A16 worden vervoerd ligt wel over het plangebied. Volgens artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transport is wel een verantwoording benodigd dat ingaat op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De motivering daarvan is opgenomen in Bijlage 11.

Groepsrisicoberekening spoorlijn Barendrecht - Dordrecht
In het Basisnet Spoor is aangegeven dat ter plaatse van het plangebied van het wijzigingsplan langs de spoorlijn een PR 10-6 contour aanwezig is van 28 meter aan weerszijde vanuit het hart van de spoorlijn. Het plangebied ligt niet binnen deze contour, waardoor deze contour geen belemmering oplevert voor de voorgenomen ontwikkelingen.


In een separaat onderzoek (zie hiervoor Bijlage 12) is de hoogte en toename van het groepsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Barendrecht - Dordrecht berekend. Uit de groepsrisicoberekening blijkt dat het groepsrisico niet toeneemt vanwege de realisatie van het plan. De reden hiertoe is dat de maatgevende kilometer niet ter hoogte van het plangebied ligt, maar ten noordwesten ervan. In zowel de autonome als de toekomstige situatie is een groepsrisico berekend van 1,085 x de oriëntatiewaarde. Omdat de oriëntatiewaarde wordt overschreden is op basis van artikel 13 uit het Bevi een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico benodigd, ondanks dat het groepsrisico niet toeneemt. Dit is opgenomen in hoofdstuk 5 in Bijlage 11. In de verantwoording groepsrisico is ingegaan op verschillende aspecten die van belang zijn op de spoorlijn.


Conclusie
Het planvoornemen kan gezien vanuit externe veiligheid gerealiseerd worden. Een motivering zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid is opgesteld en naar aanleiding van de uitgevoerde groepsrisicoberekening voor de spoorlijn is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico opgesteld.


Geadviseerd wordt om vroegtijdig de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond in de ruimtelijke procedure te betrekken en om advies te vragen.

4.1.8 Flora en fauna
4.1.8.1 Quickscan

Een quickscan flora en fauna is uitgevoerd ter plaatse van het plangebied, het rapport is als Bijlage 13 bijgevoegd.


Onderzoeksresultaten
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op 1,5 km afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied de Oude Maas. Verder ligt het Natura-2000 gebied Boezems Kinderdijk op 5,9 km afstand van het plangebied. De werkzaamheden zijn beperkt van aard. Het Natura 2000-gebied ligt buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Er zijn geen negatieve effecten op beschermde gebieden te verwachten. Dit wordt onderzocht door middel van een stikstofdepositie berekening.
Het plangebied ligt op circa 1,2 km van het Natuurnetwerk Nederland. Dit betreft grote wateren en Noordzee. Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk Nederland. De provincie heeft geen doelstellingen voor gebieden die buiten het Natuurnetwerk Nederland liggen. Deze werkzaamheden tasten de kernkwaliteiten niet aan en passen binnen het beleid van het Natuurnetwerk Nederland, provincie Zuid-Holland. Het afwegingskader EHS hoeft niet te worden doorlopen.


Soortenbescherming
In de onderstaande tabel is een samenvattend overzicht van de maatregelen per soortgroep opgenomen. Onderstaand worden de resultaten aangaande soortenbescherming nader toegelicht.

Soortgroep   Soort   Maatregelen  
Vogels   Buizerd   De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd buiten het broedseizoen, of buiten een straal van 75m rondom het nest. Voor het kappen van bomen binnen deze straal moet een ontheffing worden aangevraagd.  
Vissen   Grote modderkruiper   Aanvullend onderzoek.  

Grondgebonden zoogdieren
De voorgenomen werkzaamheden leveren geen negatief effect op voor grondgebonden zoogdieren. Voortplantingsplaatsen, vaste rust- of verblijfplaatsen en (functionele) leefomgeving van beschermde grondgebonden zoogdieren zijn in het plangebied niet aanwezig. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.


Vleermuizen
Op de locatie zijn geen geschikte gebouwen of bomen aanwezig, waardoor verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen worden uitgesloten. Mogelijk bevindt zich binnen het gebied wel foerageergebied en vliegroutes voor vleermuizen. Echter de directe omgeving biedt genoeg uitwijkmogelijkheden. Daarnaast biedt het te realiseren natuurgoed mogelijk meer foerageermogelijkheden dan de huidige braakliggende akkers. Er is dan ook geen ontheffing in het kader Wet natuurbescherming nodig.


Vogels

Werkzaamheden die verricht worden vinden niet plaats aan voor vogels geschikte bebouwing, waardoor jaarrond gebouwbewonende vogelsoorten niet aanwezig kunnen zijn. Activiteiten moeten bij voorkeur buiten het broedseizoen (februari t/m augustus) plaatsvinden. Volgens het Kennisdocument Buizerd is de verstoringsafstand minimaal 75 meter. Activiteiten tijdens het broedseizoen moeten dus buiten deze straal van 75 meter rondom het nest plaatsvinden, om negatieve gevolgen te voorkomen. Voor activiteiten, zoals het kappen van bomen, die binnen deze zone plaatsvinden moet een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming worden aangevraagd. Tenslotte zijn de vele bomen en struiken geschikt als mogelijke nestlocaties voor vogels. Deze dienen buiten het algemene broedseizoen (half maart- half juli) verwijderd te worden om te voorkomen dat broedvogels zich nestelen in het te verwijderen groen. Indien het verwijderen niet plaats kan vinden buiten het broedseizoen, dienen de bomen en struiken voor verwijdering te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van actieve nesten.
Ten allen tijde, ook buiten het broedseizoen, blijft de zorgplicht van toepassing.


Reptielen, amfibieën en vissen
Geschikt habitat om te rusten, zich voort te planten of te overwinteren is voor beschermde reptielen en amfibieën in het plangebied niet aanwezig. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig. Voor de wateren binnen het plangebied kon echter niet met zekerheid de afwezigheid van de grote modderkruiper worden aangetoond. Alvorens er werkzaamheden aan de sloot plaatsvinden, of werkzaamheden die van invloed zijn op het waterpeil, moet nader onderzoek worden uitgevoerd om de aanwezigheid van de grote modderkruiper uit te sluiten. Nader onderzoek moet uitwijzen of de grote modderkruiper daadwerkelijk voorkomt in de wateren binnen het plangebied en of een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming nodig is.


Flora
In het plangebied zijn geen beschermde planten waargenomen of te verwachten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.


Ongewervelden
In het plangebied worden geen beschermde ongewervelden verwacht. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.


Houtopstanden
De bomen in het plangebied vallen niet onder de bebouwde kom houtopstanden. De te kappen bomen betreffen echter wel bomen op een woonerf, en een bomenrij naast landbouwgebied welke buiten de bescherming houtopstanden vallen. Er is een meld- en herplantplicht indien het gaat om zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend, die a. een oppervlakte grond beslaat van tien are of meer, of bestaat uit een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.


Conclusie
Vanuit gebiedsbescherming worden geen belemmeringen voor het planvoornemen verwacht. Dit wordt nader onderzocht, zie hiervoor paragraaf 4.1.9. Wat betreft soortenbescherming is aanvullend onderzoek nodig naar de grote modderkruiper en is ontheffing nodig voor de buizerd als binnen een straal van 75 meter van het bomen worden gekapt. De nadere onderzoeken en ontheffing worden beschreven in paragraaf 4.1.8.2.

4.1.8.2 Nader onderzoeken

Nader onderzoek modderkruiper
Voor de modderkruiper is een nader onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 14 bijgevoegd. De conclusie van het onderzoek luidt als volgt.


Conclusie
De grote modderkruiper is aanwezig binnen het gehele plangebied. Er zijn binnen het plangebied op verscheidene locaties zowel hoge als lage DNA concentraties aangetroffen. Omdat de sloten echter in directe verbinding staan met elkaar (zie ook Bijlage I) wordt aangenomen dat de soort in het gehele gebied aanwezig is.
Als er geen mitigerende maatregelen worden getroffen, zullen de werkzaamheden negatieve effecten hebben op de bestaande grote modderkruipers binnen het plangebied. Er zal een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming moeten worden aangevraagd, alvorens men stappen onderneemt. De mitigerende maatregelen die genomen kunnen worden kunnen bijvoorbeeld worden kunnen gerealiseerd door:

  • Het realiseren van nieuw, geschikt habitat, voor de start van de werkzaamheden
  • Het wegvangen en verplaatsen van dieren die binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden vallen
  • Het ontzien van de kwetsbare periode (april t/m augustus)
  • Het plaatsen van duikers om de verbinding tussen de sloten te behouden


Een ontheffing dient te worden aangevraagd bij Provincie Zuid-Holland.


Projectplan Buizerd
Voor de Buizerd is een projectplan opgesteld. Dit projectplan, Bijlage 15, is bij de ontheffingsaanvraag ingediend.


Conclusie
Voor zowel de buizerd als de modderkruiper is een activiteitenplan, Bijlage 16, opgesteld. De ontheffingen Wet natuurbescherming zijn aangevraagd en verleend en daarmee levert het aspect flora en fauna geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

4.1.9 Stikstofdepositie

Inleiding

Ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging van het perceel aan de Noldijk (tegenover 113) te Barendrecht heeft Econsultancy onderzoek verricht naar de stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden. Het onderzoek is als Bijlage 17 toegevoegd.


Zowel de aanleg- als de gebruiksfase van het plan kunnen negatieve gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen binnen omliggende beschermde natuurgebieden. In figuur 1.1 is een globale situering van het plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0020.jpg"

Het plan is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied ‘Oude Maas’ ligt op circa 1 kilometer afstand het meest nabij het plan. In de directe omgeving op circa 6 en 7 km afstand liggen tevens respectievelijk de Natura 2000-gebieden ‘Boezems Kinderdijk’ en ‘Oudeland van Strijen’. Bovengenoemde Natura 2000-gebieden bevatten echter geen stikstofgevoelig habitat. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied met stikstofgevoelig habitat betreft ‘Biesbosch’, op circa 13 km afstand van de onderzoekslocatie.


Toetsingskader
De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. In zowel de Habitat- als de Vogelrichtlijn zijn de gebieden opgenomen welke als Natura 2000-gebied worden aan-gemerkt. Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder andere onderzoek plaats dient te vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.


Na de uitspraak van de Raad van State (d.d. 29 mei 2019) mag het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer gehanteerd worden als toestemming voor activiteiten die zorgen voor stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. In beginsel mag ten gevolge van de uitspraak geen sprake meer zijn van een significante toename.


Geen significante toename
Het beoogde plan mag geen negatieve effecten veroorzaken op de omliggende Natura 2000-gebieden. Met het programma AERIUS Calculator wordt de depositie van stikstofverbindingen in de vorm van ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) op het oppervlak van de omliggende Natura 2000-gebieden inzichtelijk gemaakt. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en worden negatieve effecten uitgesloten.


Vergunningsplicht
Wanneer het projecteffect hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar dient een vergunning te worden aangevraagd en is nader aanvullend onderzoek noodzakelijk. De vergunning kan alleen worden verleend indien de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Dit kan worden aangetoond met een verschilberekening tussen de referentiesituatie en de toe-komstige situatie (interne saldering). Wanneer blijkt dat het projecteffect van het beoogde plan kleiner dan of gelijk is aan de referentiesituatie, dan kan de vergunning verleend worden.


Conclusie
De berekening van het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase met peiljaar 2021 is verricht met behulp van het programma AERIUS Calculator (2020). Onderstaand zijn de screenshots van de berekeningsresultaten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0021.jpg"

Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.

4.1.10 Archeologie

Conform het bestemmingsplan Barendrecht 'Zuidrand' (vastgesteld op 17 februari 2015) geldt voor het areaal van het plangebied een bouwregeling en een aanlegvergunning voor:

  • bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,5 m beneden maaiveld en tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 100 m² (dubbelbestemming: Waarde - Archeologie - 2): dit is van toepassing op het plangebied langs de Noldijk
  • bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,8 m beneden maaiveld en tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m² (dubbelbestemming: Waarde - Archeologie - 5): dit is van toepassing op de rest van het plangebied


Het aspect archeologie is daarom voorgelegd aan het bevoegd gezag en Archeologie Rotterdam (BOOR). Op basis daarvan is voor Natuurgoed Ziedewij is onderzoek gedaan.

Advies BOOR
Het plangebied maakt deel uit van een archeologisch kansrijk gebied. Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) Barendrecht wordt aan het gebied een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting toegekend. De AWK geeft aan dat alle grondwerkzaamheden (inclusief heien) die een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m2 en tevens dieper reiken dan 80 centimeter beneden maaiveld dienen te worden getoetst op de noodzaak van archeologisch onderzoek.
Conform het bestemmingsplan Barendrecht ‘Zuidrand’ (vastgesteld op 17 februari 2015) geldt voor het areaal van het plangebied een bouwregeling en een aanlegvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,8 m beneden maaiveld en tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m² (dubbelbestemming: Waarde - Archeologie - 5).
In het oosten van de polder Ziedewij wordt ongeveer 10 ha gebied heringericht tot het Natuurgoed Ziedewij. De volgende werkzaamheden worden uitgevoerd: het inrichten van een entreegebied, een werkhof met opstallen (loodsen), een parkeerterrein, een erfbos met afscheiding en een voedselbos, het bouwen van dijkwoningen, polderwoningen en een recreatiehof ten behoeve van ontvangst, informatie, educatie, horeca en verblijf/overnachting met daarin o.a. een restaurant / winkel en het graven van waterpartijen.


Het is zeer aannemelijk dat de bovengenoemde verstoringsmarges van diepte en oppervlakte van het bestemmingsplan ‘Zuidrand’ worden overschreden. De kans dat bij de inrichtingswerkzaamheden waardevolle ongeroerde archeologische resten worden aangetast.
Op basis van de archeologische verwachtingswaarde van het gebied en de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden wordt het uitvoeren van een archeologisch vooronderzoek op de planlocatie noodzakelijk geacht. De afdeling Archeologie adviseert de gemeente Barendrecht om in het plangebied een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fasen) uit te voeren. De onderzoeken dienen voorafgaand aan de grondverstorende werkzaamheden te worden uitgevoerd conform de gemeentelijke richtlijnen met betrekking tot archeologisch onderzoek.


Conclusie
Het benodigde archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd.

Inventariserend veldonderzoek

Er is een inventariserend veldonderzoek gedaan voor de locatie in 2021, Bijlage 18. Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat het grootste deel van het plangebied een lage archeologische verwachting heeft. De voorgenomen werkzaamheden in dit deel van het plangebied vormen geen bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Alleen de zone direct langs de Noldijk heeft een hoge archeologische verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De resten uit de Nieuwe tijd worden in principe vanaf het maaiveld verwacht, de resten uit de Late Middeleeuwen in komafzettingen onder het pakket laatmiddeleeuwse overstromingsafzettingen. De komafzettingen liggen ter plaatse van boring 1 beneden 240 m -mv/-1,84 m NAP. Het bovenste archeologische
niveau wordt vrijwel zeker bedreigd door de bouw van de voorgenomen dijkwoningen,
het onderste niveau waarschijnlijk alleen door het aanbrengen van heipalen.


Voor de zone direct langs de Noldijk adviseert Econsultancy om, voorafgaand aan eventuele vergunningplichtige
grondwerkzaamheden, eerst verder archeologisch onderzoek uit te voeren in de vorm van een inventariserend veldonderzoek, karterende/waarderende fase. Afhankelijk van de diepte van de werkzaamheden zal dit onderzoek zich moeten richten op het bovenste archeologische niveau en mogelijk ook het onderste. Archeologisch onderzoek naar het bovenste niveau kan het best worden uitgevoerd door middel van een proefsleuvenonderzoek, omdat onder andere funderingsresten uit de Nieuwe tijd worden verwacht. Archeologisch onderzoek naar het onderste niveau kan, gezien de diepteligging in eerste instantie het best door middel van boringen moeten worden uitgevoerd. Het onderzoek moet worden uitgevoerd aan de hand van een door de bevoegde overheid, de gemeente Barendrecht, goedgekeurd Programma van Eisen.


Voor de rest van het plangebied adviseert Econsultancy om geen vervolgonderzoek uit te voeren voorafgaand de voorgenomen vergunningplichtige werkzaamheden.

4.1.11 M.e.r. beoordeling

Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.

Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:

  • Onderdeel A bevat de omschrijving van diverse begrippen die in het Besluit m.e.r. genoemd worden.
  • Onderdeel B is reeds vervallen.
  • Onderdeel C bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r. verplicht is.
  • Onderdeel D bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is.

De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en er geldt dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.
De procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de procedure niet van toepassing.


Beoordeling
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.


Kenmerken van het project
De omvang van het project (totaal 9 ha aan diverse functies waarbij het bebouwingsoppervlak maximaal 2600 m2 beslaat, 6 ecolodges en 8 woningen), in relatie tot de drempelwaarden in lijst D is relatief klein.


Plaats van het project
Het plangebied ligt aan de Noldijk te Barendrecht. Het plangebied ligt nabij een Natura 2000-gebied. In paragraaf 4.1.9 wordt onderbouwd dat er vanuit het aspect gebiedsbescherming geen belemmeringen zijn voor het plan.
Het plangebied ligt niet of nabij een Natuur Netwerk Nederland gebied. Een deel van het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een waterkering. De dubbelbestemming van deze waterkering met bijbehorende regels blijft gelden waardoor het functioneren van deze kering niet in het geding komt.


Conclusie
Op basis van de verrichte onderzoeken op omgevingsaspecten in dit wijzigingsplan en gezien de aard en omvang van het project, is afgewogen dat voor dit plan geen Milieueffectrapport nodig is.

4.2 Stationsweg/Boezempad en Noldijk 124

4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen), worden hinder en gevaar beperkt of voorkomen en wordt het voor bedrijven of woonfuncties mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Om dit gestandaardiseerd te kunnen beoordelen zijn in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering richtafstanden opgesteld. Deze afstanden geven voor gemiddelde bedrijfssituaties aan op welke afstand geen hinder wordt ondervonden. De meer verfijnde afstemming voor de beperking of voorkoming van milieuhinder vindt vervolgens plaats via de Wet milieubeheer.


In onderstaande alinea's wordt het planvoornemen per deelgebied getoetst aan het aspect 'Bedrijven en milieuzonering'.


Deelgebied aan de Stationsweg 128
Binnen dit plan wordt naast de extra woning ook een hoveniersbedrijf gerealiseerd. Een hoveniersbedrijf groter dan 500 m2 heeft een milieucategorie 3.1. Het hoveniersbedrijf ligt in een gemengd gebied, zoals bedoeld in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. In de directe omgeving zijn namelijk activiteiten aanwezig zoals een spoorweg, een snelweg en het bedrijventerrein 'BT Oost' aan de andere zijde van het spoor.


De aan te houden afstand voor geluid bij een hoveniersbedrijf in gemengd gebied bedraagt 30 meter. Voor de woning geldt dat op het perceel een aarden wal of geluidsscherm wordt geplaatst om mogelijke geluidhinder tegen te gaan. Deze maatregelen tegen geluidhinder zijn benoemd in het akoestische onderzoek, zie Bijlage 21 . Het aspect 'stof' en 'gevaar' zijn gereduceerd tot 0 meter vanwege de ligging in gemengd (stedelijk) gebied, waardoor ze geen belemmering vormen voor de woning. Overlastgevende geurbronnen worden via de specifieke aanduiding over geurhinder niet mogelijk gemaakt tot en met 10 meter vanaf de grens van de woonbestemming. Deze aanduiding is opgenomen in de regels. Hiermee is gemotiveerd dat het hoveniersbedrijf inpasbaar is naast de woonbestemming.


Deelgebied aan de Noldijk 124
Het planvoornemen betreft de transformatie van een bedrijfspand naar drie woningen. In het bestaande bedrijfspand worden vijf woningen gerealiseerd. Door deze ontwikkeling kunnen omliggende bedrijven extra hinder ervaren. De nieuwe woonbestemming ligt in een gemengd gebied, zoals bedoeld in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. In de directe omgeving zijn namelijk activiteiten en/of ruimtelijke aspecten aanwezig zoals een spoorweg, een snelweg en een bedrijventerrein.


Aan de overzijde van de Noldijk 124 ligt een pand met industriefunctie met een maximale milieucategorie 2. Voor deze locatie geldt inmiddels het bestemmingsplan 'Parq Waal'. Dit bestemmingsplan gaat uit van maximaal 16 vrijstaande woningen. Van eventueel overgangsrecht is geen sprake omdat het pand al jaren leeg staat. Het toevoegen van de woonbestemming op de nu voorliggende planlocatie is daarom geen belemmering.


Op basis van bovenstaande argumentatie kan worden geconcludeerd dan het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' geen belemmering vormt voor voorliggend plan. Voor het aspect akoestiek wordt verwezen naar 4.2.5 Geluid.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 1 weergegeven.


Tabel 1: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit.

Stof   toetsing van   Grenswaarde EU   Advieswaarde WHO  
Stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/ m³   10 µg/ m³  
  uurgemiddelde (mag max. 18 keer per jaar worden overschreden)   200 µg/ m³    
Fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/ m³   15 µg/ m³  
  daggemiddelde concentratie (mag max. 35 keer per jaar worden overschreden)   50 µg/ m³    
Zeer fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/ m³   5 µg/ m³  

Bij een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, rekening gehouden met de luchtkwaliteit.


In het Besluit NIBM (Niet in Betekenende Mate) en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaarlijks gemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.


Tabel 2: NSL-monitoringsresultaten plangebied Stationsweg 128 en Noldijk 124:

Stof   Waarde µg/ m³ 2020   Waarde µg/ m³ 2030   Grenswaarde µg/ m³   Advieswaarde (WHO) µg/ m³  
Stikstofdioxide (NO2)   19,7   17,2   40   10  
Fijn stof (PM10)   16,5   14,9   40   15  
Fijn stof (PM2,5)   9,0   7,8   25   5  

Uit de tabel blijkt dat in het plangebied aan de wettelijke grenswaarden wordt voldaan in zowel 2020 als 2030. De WHO hanteert advieswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 die lager zijn dan de wettelijke grenswaarden. De WHO-advieswaarde voor fijnstof (PM10) wordt als enige niet behaald, terwijl die voor stikstofdioxide en zeer fijn stof net boven de WHO-waarden blijven. Wel is bij alle stoffen in 2030 sprake van een verbeterde waarde.


NIBM-toetsing
Voor de bijdrage van dit plan is gebruik gemaakt van de NIBM-tool, versie jaar 2022. Deze tool is bedoeld om op een eenvoudige en snelle manier te bepalen of een plan niet-in-betekende-mate (NIBM). Voor de woning aan de Stationsweg 128 is uitgegaan van 8 voertuigbewegingen per dag. Voor het hoveniersbedrijf is uitgegaan van 29 voertuigbewegingen per dag. Voor de woning aan de Noldijk 124 is uitgegaan van 37 voertuigbewegingen per dag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0022.jpg"

Figuur 11: NIBM-toetsing van voorliggend plan.


Voorliggend plan voldoet op basis van bovenstaande informatie aan de milieueisen voor de luchtkwaliteit. De bijdrage van het plan voor extra verkeer is niet in betekenende mate.

In het onderzoek is uitgegaan van 5 wooneenheden in de historische boerderij. Dit was het uitgangspunt ten tijde van het onderzoek. Er is besloten dit te beperken tot 3 woningen. Dit heeft geen invloed op de uitkomst van het onderzoek.

Er is geen nader onderzoek nodig.

4.2.3 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Het is verplicht plannen te toetsen op wateraspecten. Het doel van de watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
Op het gebied van beleid en wetgeving zijn de volgende stukken van toepassing op het plangebied:

  • Kaderrichtlijn Water;
  • Waterwet;
  • Waterbeheer 21e eeuw (WB21);
  • Nationaal waterplan;
  • Nationaal bestuursakkoord water;
  • Watertoetsproces;
  • Beleid waterschap Holllandse Delta;
  • Gemeentelijk Rioleringsplan Barendrecht 2018-2022.


Onderzoek
Stantec heeft voor het planvoornemen een waterparagraaf opgesteld. Dit is toegevoegd als Bijlage 19 bij de toelichting.
Het plangebied is opgedeeld in twee delen. Het noordelijke en grootste deel ligt aan de Stationsweg ten zuiden van nummer 128. Het zuidelijke en kleinere deel van het plangebied ligt ten noorden van de Noldijk bij nummer 124. Gedurende het onderzoek wordt gesproken over het noordelijke en zuidelijke deel van het plangebied.


Maaiveld
Het maaiveld in het noordelijke deel van het plangebied is redelijk vlak en ligt gemiddeld op -1,00 m NAP. De omgeving grenzend aan het plangebied ligt net iets hoger met een gemiddelde hoogte van -0,85 m NAP. Het maaiveld in het zuidelijke deel van het plangebied ligt gemiddeld op 1,50 m NAP. Dit deel van het plangebied heeft door de aanwezigheid van een dijk grotere hoogte verschillen dan het noordelijke deel. Het hoogste punt hier is gelegen op 2,89 m NAP en het laagste punt is gelegen op 0,30 m NAP. De omliggende omgeving ligt hier op een lager niveau met een gemiddelde hoogte van -0,30 m NAP (Actueel Hoogtebestand Nederland, 2022).


Bodemopbouw
De bodemopbouw in het noordelijke deel van het plangebied luidt als volgt (BRO GeoTOP v1.4.1,2022):

  • Van maaiveld tot 2,5 m -mv is klei.
  • Van 2,5 tot 5,5 m -mv is veen.
  • Van 5,5 tot 13,5 m -mv is klei.

Vanwege de bodemopbouw in het plangebied wordt er een lage infiltratie snelheid verwacht.

De bodemopbouw in het zuidelijke deel van het plangebied luidt als volgt (BRO GeoTOP v1.4.1, 2022):

  • Van maaiveld tot 1,5 m -mv is klei.
  • Van 1,5 tot 10,5 m -mv is zand.

Vanwege de bodemopbouw in het plangebied wordt er een lage infiltratie snelheid verwacht.

Grondwater
In het noordelijke deel van het plangebied is de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) 0,8 m-mv en de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) 1,5 m -mv (Klimaat effect atlas, 2022). Bij de GHG is de ontwateringsdiepte 0,8 meter. Met deze ontwateringsdiepte wordt er geen grondwateroverlast verwacht.


In het zuidelijke deel van het plangebied is de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) 0,6 m -mv en de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) 1,5 m -mv (Klimaat effect atlas, 2022). Bij de GHG is de ontwateringsdiepte 0,6 meter. Met deze ontwateringsdiepte wordt er geen grondwateroverlast verwacht.


Hemel en droogwaterriolering

Het huidige rioleringsstelsel in de stationsweg is een persriool stelsel.


Oppervlakte water
Het oppervlaktewater in het gebied bestaat uit verschillende typen watergangen waarvan de onderhoudsplicht bij verschillende partijen ligt. Het oppervlaktewater uit het zuidelijke deel van het plangebied stroomt via het noordelijk gelegen deel van het plangebied door een hoofdwatergang die afwatert naar de boezem in het zuidoosten (Legger waterschap Hollandse Delta, 2022). Onderstaand figuur toont de aanwezige watergangen en onderhoudsplichtigen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0023.png"

Figuur 12: Ligging van de watergangen in het plangebied ((Legger waterschap Hollandse Delta, 2022)


Grondwaterbeschermingsgebieden
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Hierdoor zijn extra maatregelen niet noodzakelijk (provincie Zuid-Holland, 2022).


Verharding
Bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen is vaak sprake van een toename van het verhard oppervlak en daarmee een afname van het infiltratieoppervlak. Hierdoor zal hemelwater versneld worden afgevoerd naar de riolering of het oppervlaktewater. Dit is ongewenst en dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Uitgangspunt is dat het hemelwater zoveel mogelijk in het plangebied blijft. De wijze waarop kan per situatie verschillen en is gebiedsafhankelijk. De verdeling van de oppervlaktes ten opzichte van de huidige en toekomstige situatie zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel: oppervlakteverdeling bestaande vs. toekomstige situatie

Op basis van deze gegevens is er sprake van een verhardingstoename van 2.398 m2. Met een toename van het verhard oppervlak van 2.398 m2 valt de planontwikkeling buiten de grenswaarde minder dan 1.500 m2 in landelijkgebied of 500 m2 in stedelijk gebied. Dit betekend dat volledige watercompensatie verplicht is en berekend moet worden volgens lid 1 van de nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem 2014 van waterschap Hollandse Delta.


Voor het plangebied is de rekensom te maken: 2.398 m2 * 10% = 240 m2.


De compenserende voorzieningen voor het opvangen van hemelwater dienen gelijktijdig of voorafgaand aan het aanbrengen van de verharding te worden gerealiseerd en in directe nabijheid van de verhardingstoename te worden gegraven. Binnen het plangebied is er een toename van het oppervlaktewater van 438 m2 waardoor het plan aan de eis voldoet.


Advies behandeling vuilwater
In het plangebied worden 6 nieuwe woningen gerealiseerd. Uitgaande van een gemiddelde woningbezetting van 2,5 bewoners, een gemiddelde vuilwaterproductie van 120 liter per persoon per dag en een piekbelasting van 12 liter per persoon per uur is er in onderstaande tabel een berekening gemaakt over de vuilwater productie van de huishoudens. In het gebied zijn er ook bedrijven en/of instellingen aanwezig met een eigen vuilwaterproductie. Uitgaande van een gebruikelijke norm van 0,5 m3 per uur per hectare is er in de tabel een toevoeging gedaan over de productie vanuit bedrijven en instellingen (Kennisbank RIONED, 2022, 2019).

Tabel vuilwater productie

In totaal zal er vanuit het plangebied 2,76 m3 per dag worden afgevoerd naar het gemeentelijke rioleringsstelsel. Daarnaast zal het riool moeten worden gedimensioneerd op de piekbelasting van 0,18 m3 per uur. Het vuilwater vanuit het plangebied dient te worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. De verdere uitwerking hiervan wordt in samenspraak met de gemeente Barendrecht te uitgevoerd.


Conclusie
Het aspect water levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

4.2.4 Verkeer en parkeren

Buro dB heeft voor het planvoornemen een verkeerskundige analyse uitgevoerd. Dit is toegevoegd als Bijlage 20 bij de toelichting.

Verkeersgeneratie
Voor het vaststellen van de verkeerseffecten van het plan is de verkeersaantrekkende werking van de planlocatie in de plansituatie bepaald. Uitgangspunt is dat de verkeersaantrekkende werking van het noordelijke plandeel in de huidige situatie nihil is. Het zuidelijke plandeel heeft in de bestaande situatie de verkeersaantrekkende werking van het hoveniersbedrijf.
De verkeersgeneratie is bepaald met behulp van daarvoor beschikbare kencijfers uit de publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' en de publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' van het CROW1. De onderzoekslocatie(s) in Barendrecht is qua ligging gelegen in het gebied 'Rest bebouwde kom'. Barendrecht is daarnaast een sterk stedelijk gebied met stedelijkheidsgraad 2 volgens de definities van het CROW. Voor het plangebied is onderscheid gemaakt in de noordelijke en de zuidelijke ontsluiting.


Noordelijke ontsluiting
De verkeersgeneratie van het noordelijke plandeel in de bestaande situatie is nihil. In de plansituatie van bestemmingsplan Boezempad is sprake van plangebonden verkeer van de nieuwe woning en het hoveniersbedrijf. Voor de nieuwe vrijstaande woning ligt de verkeersgeneratie volgens het CROW tussen 7,8 en 8,6 autoritten per etmaal. Bij dit onderzoek is uitgegaan van gemiddeld 9 autoritten per etmaal. Voor specifiek een hoveniersbedrijf heeft het CROW geen kencijfers beschikbaar. Voor de verwachte verkeersgeneratie is uitgegaan van de door de initiatiefnemer aangegeven opgave. De verwachte verkeersgeneratie van het bedrijf is daarmee 28 autoritten personenauto's en 2 ritten vrachtverkeer per etmaal. Een totaal van 30 autoritten per etmaal. In totaal genereert het noordelijke plandeel, via de nieuwe ontsluiting aan de noordzijde van het plangebied, maximaal circa (9+30 =) 39 autoritten per etmaal. Bij de beoordeling is hiervan uitgegaan.


Zuidelijke ontsluiting
In het zuidelijke plandeel wordt het hoveniersbedrijf opgeheven. Hiermee komen tevens de 30 autoritten per etmaal (gemiddeld 28 ritten personenauto's en 2 ritten vrachtwagens) te vervallen. Het onderzoek is ervan uitgegaan dat In de plansituatie de planlocatie verkeer gegenereerd door maximaal vijf nieuwe woningen. Het betreft rijwoningen en/of dure koopappartementen met volgens het CROW een verkeersgeneratie van 7,0 tot 7,8 autoritten per etmaal. Uitgaande van het maximum van de bandbreedte is de verwachte verkeersaantrekkende werking van dit plandeel (5x7,8 =) 39 autoritten per etmaal. Per saldo is sprake van een toename van (39-30 =) 9 autoritten per etmaal.


Beoordeling
De verkeersgegevens van de wegen in de omgeving van plangebied Natuurgoed 'Ziedewij' zijn ontleend aan telcijfers van de gemeente Barendrecht (Boezemweg, teldatum februari 2019) en aan recent uitgevoerd (akoestisch) onderzoek in de nabije omgeving (Noldijk, prognose voor 2030). De verkeersgegevens daarvan zijn ingeschat op basis van het verkeersmodel van de metropoolregio Rotterdam-Den Haag. De bij dit onderzoek gehanteerde verkeersgegevens zijn samengevat weergegeven in tabel 1. Het betreft de verkeersprognoses voor planjaar 2032. Hiervoor is op de telcijfers uit 2019 van de Boezemweg een groeipercentage van het verkeer toegepast van circa 0,5% per jaar. De cijfers in de tabel zijn afgerond op tientallen. Het betreft de verkeersgegevens voor een gemiddelde werkdag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0024.jpg"

Tabel: Overzicht gehanteerde verkeersintensiteiten, planjaar 2032


In de huidige situatie is er op geen van de wegen sprake van een capaciteitsoverschrijding. De capaciteit van de Boezemweg ligt tussen de 12.000 tot 15.000 motorvoertuigen per etmaal. De capaciteit van de Noldijk ligt tussen 2.500 en 5.000 motorvoertuigen per etmaal. Onder normale omstandigheden kan het verkeer zonder knelpunten en congestie worden afgewikkeld.
Het verkeer van en naar het noordelijke plandeel zal gaan rijden via de Boezemweg. Het aantal van circa 39 aan het plan gebonden verkeersbewegingen betekent ten opzichte van het verkeer op de Boezemweg een toename van minder dan 1 procent. De hoeveelheid verkeer op de weg neemt als gevolg van het plan toe tot maximaal circa 10.313 motorvoertuigen per etmaal.
Gesteld kan worden dat de door het plan verwachte verkeerstoename ten opzichte van de huidige situatie zeer beperkt is. Het plan heeft daarmee geen nadelige gevolgen voor de verkeerssituatie. De goede verkeersafwikkeling en -veiligheid komen niet in het gedrang.
Het verkeer van en naar het zuidelijke plandeel zal gaan rijden via de parallelweg en Noldijk. Het maximale extra aantal van circa 9 plangebonden autobewegingen per etmaal betekent ten opzichte van de autonome hoeveelheid verkeer op de deze weg een verkeerstoename van circa 1 procent op de Noldijk. De hoeveelheid verkeer op de weg neemt als gevolg van het plan toe tot maximaal circa 1.083 motorvoertuigen per etmaal.
Hiermee wordt nog ruimschoots voldaan aan de maximale capaciteit van de weg. Gesteld kan worden dat ook op de Noldijk geen nadelige gevolgen voor de verkeerssituatie zullen optreden door het plan. De verkeersafwikkeling en -veiligheid van de weg komen niet in het gedrang. De bereikbaarheid van bestaande bestemmingen aan de weg blijft op hetzelfde peil. Met de realisatie van het plan is sprake van goede ruimtelijke ordening.


Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte van het plan is berekend op basis van de beschikbare CROW-normen. Net als bij de berekening van de verkeersgeneratie zijn hierbij de kencijfers afgeleid voor de functies en woningtypen. In onderstaande tabel zijn de voor het plan relevante parkeerkencijfers weergegeven. Uitgegaan is van de 'Buitengebied' in een 'Sterk stedelijke omgeving' (stedelijkheidsgraad 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0025.png"

Tabel kencijfers parkeren


Plandeel noord

Op basis van de gegevens in bovenstaande tabel wordt voor de nieuwe vrijstaande woning in plandeel noord geadviseerd om drie parkeerplaatsen (op eigen terrein) te realiseren. Voor het hoveniersbedrijf is in het plan voorzien in een parkeerterrein ter grootte van in totaal 300 vierkante meter. Voor de omvang van een parkeervak kan worden uitgegaan van (2,5x5 =) 12,5 vierkante meter. De beoogde, gereserveerde parkeerruimte komt overeen met (300/12,5 =) 24 parkeerplaatsen. Wel dient ook nog rekening te worden gehouden met ruimtebeslag voor de benodigde parkeerweg c.q. verkeersruimte om te manoeuvreren.


Op basis van de gegevens in bovenstaande tabel is de (maximale) parkeerbehoefte van het hoveniersbedrijf (3,1x800 m2 =) 24,8 = 25 parkeerplaatsen. Dit komt nagenoeg overeen met de beoogde/gereserveerde parkeerruimte op het terrein. Rekentechnisch is sprake van een tekort van 1 parkeerplaats. Het bedrijfsterrein is voldoende groot om te voorzien in de benodigde parkeerruimte. Geadviseerd wordt om, conform bovenstaande berekening, rekening te houden met een parkeercapaciteit van ten minste 25 parkeervakken en daarnaast de nodige verkeersruimte voor de bereikbaarheid van de parkeergelegenheid.


Plandeel zuid
In de referentiesituatie is de parkeerbehoefte van plandeel zuid gelijk aan die van het hoveniersbedrijf ter grootte van circa 400 vierkante meter bvo. Dit komt neer op (3,1x400m2 =) 12,4 = 13 parkeerplaatsen. In de plansituatie ligt de theoretische parkeerbehoefte van de vijf nieuwe woningen tussen (1,7x5 =) 8,5 en (2,5x5 =) 12,5 parkeerplaatsen. Een maximale parkeerbehoefte van 13 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte van de plansituatie is daarmee niet groter dan de parkeerbehoefte van de bestaande situatie. Voor realisatie van het plan hoeft niet te worden voorzien in extra parkeergelegenheid in het zuidelijke plandeel (aan de Noldijk).


Conclusie

Vanuit het aspect verkeer en de verkeersaantrekkende werking kan het plan zonder verdere maatregelen en/of voorzieningen worden gerealiseerd. Hierbij is in de beoordeling uitgegaan van maximaal vijf woningen ter plaatse van Noldijk 124. Een toename van autoritten op de Noldijk blijft binnen de maximale capaciteit van deze weg, maar is niet wenselijk. Om die reden is het aantal woningen teruggebracht naar maximaal drie. Hiermee is het aantal autoritten (3x7,8=) 23,4 en wordt het aantal autoritten dus verminderd en dat zal een verbetering opleveren van de verkeerssituatie. Dit mede omdat ook werkverkeer, waaronder vrachtwagens, hier zal vervallen.

Ook vanuit het aspect parkeren voldoet het plan. Er is voldoende ruimte beschikbaar/aanwezig om in de parkeerbehoefte van de nieuwe bestemmingen te kunnen voorzien. Zoals ook bij d everkeersgeneratie aangegeven is na het onderzoek besloten het aantal woningen aan de Noldijk te beperken tot drie woningen. De 12,5 parkeerplaatsen die in het rapport zijn opgenomen voor 5 woningen worden dus teruggebracht. De parkeerbehoefte voor de drie nieuwe woningen ligt tussen (1,7x3 =) 5,1 en (2,5x3 =) 7,5 parkeerplaatsen. In de nieuwe situatie wordt daarom rekening gehouden met de realisatie van 8 parkeerplaatsen op het terrein aan de Noldijk.

Voor het hoveniersbedrijf wordt rekening gehouden met de maximale norm van 25 parkeerplaatsen t.b.v. de mogelijk gemaakte 800m2 bedrijfsruimte.

Het planvoornemen, inclusief de Noldijk 124 en de Stationsweg 128, voldoet op basis van bovenstaande alinea's aan de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van 'Verkeer en parkeren'.

4.2.5 Geluid

Buro dB heeft voor het planvoornemen een akoestisch onderzoek naar weg- en railverkeer en een akoestisch onderzoek bedrijven en milieuzonering uitgevoerd, de rapporten zijn als Bijlage 21 en Bijlage 22 toegevoegd bij deze toelichting.

Het plangebied ligt buiten de 50 dB(A)-contour van de Kijfhoek. Er zijn geen andere bronnen van industrielawaai en daarom is dit niet verder beschouwd

Bij de overige akoestische onderzoeken is uitgegaan van 5 woningen in de historische schuur aan de Noldijk 240. Uiteindelijk is besloten het aantal woningen te beperken tot 3. Dit heeft geen invloed op de uitkomst van de onderzoeken.


Onderzoek weg- en railverkeer

Wegverkeerslawaai

De planlocatie van het noordelijke plandeel ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Boezemweg en de Stationsweg. De planlocatie van het zuidelijke plandeel ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Noldijk. De te verwachten geluidsbelasting van deze wegen is bepaald en getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder.


Uit het onderzoek volgt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woning van het noordelijke plandeel de norm overschrijdt ten gevolge van zowel het verkeer op de Boezemweg als op de Stationsweg. De normoverschrijding is respectievelijk 3 en 1 dB. Ter plaatse van de nieuwe woningen van het zuidelijke plandeel is sprake van normoverschrijding en overschrijding van de maximale ontheffingswaarde. De hoogste geluidsbelasting, aan de zijde van de Noldijk, is 57 dB.


Railverkeerslawaai

Ten aanzien van het railverkeerslawaai van de spoorbaan Barendrecht-Dordrecht is de te verwachten geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woning (noordelijke plandeel) maximaal 63 dB. Daarmee is sprake van normoverschrijding. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt niet overschreden. Ter plaatse van de planlocatie aan de Noldijk wordt voldaan aan de wettelijke norm.

Geluidsbeperkende maatregelen

Uit de beschouwing van mogelijk toe te passen geluidsbeperkende maatregelen volgt dat deze niet realistisch en/of doelmatig zijn. Het toepassen van dove gevels in de nieuwe woning van het noordelijke plandeel wordt afgeraden. Het toepassen van een dove gevelzijde (aan de wegzijde) bij de realisatie van de vijf woningen in het bestaande pand aan de Noldijk wordt wel geadviseerd. Vanuit het oogpunt van geluid is dit dé manier om de beoogde woningen op deze locatie te kunnen realiseren.


In verband met de normoverschrijding is voor twee woningen van het plan (de aanvraag van) ontheffing van hogere waarden nodig. Voor de nieuwe woning van het noordelijke plandeel gaat het om een waarde van 51 dB ten gevolge van de Boezemweg, 49 dB ten gevolge van de Stationsweg en 63 dB ten gevolge van het railverkeer. Voor de woning op de noordelijke kopgevel aan de Noldijk gaat het om een waarde van 49 dB ten gevolge van de Noldijk.


Geluidwering gevels

Omdat voor de woning ontheffing nodig is dient te worden aangetoond of er maatregelen aan de gevels van de woningen nodig zijn om te kunnen voldoen aan het Bouwbesluit. De geluidwering van de gevels moet voldoende zijn om te kunnen voldoen aan een geluidsniveau van maximaal 33 dB in de verblijfsgebieden van de woning (maximale binnenwaarde). De balans tussen de maximale geluidsbelasting en de minimaal benodigde ventilatie speelt daarbij een belangrijke rol.

Met de huidige bouwmethoden is het goed mogelijk om aan de gestelde eisen ten aanzien van de geluidwering gevels te voldoen. Vanuit het aspect geluid is realisatie van het plan dan ook mogelijk.


Onderzoek weg- en railverkeer
In het kader van goede ruimtelijke ordening is de te verwachten geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door de activiteiten van het hoveniersbedrijf inzichtelijk gemaakt. Het betreft hier onder meer het geluid dat wordt veroorzaakt door het gebruik van een shovel en een bosklepelmaaier. Ook is rekening gehouden met het geluid dat wordt veroorzaakt door het verkeer dat van en naar het hoveniersbedrijf rijdt (de eventuele indirecte hinder).


Op basis van het uitgevoerde akoestisch onderzoek kan worden gesteld dat de te verwachten geluidsbelasting van het hoveniersbedrijf voldoet aan de voorwaarden van een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat. Met het plan is sprake van goede ruimtelijke ordening.

Akoestisch onderzoek bedrijven en milieuzonering

Bij de beoordeling van de geluidssituatie is gebruik gemaakt van het stappenplan zoals dat is opgenomen in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’. Uit het onderzoek volgt dat de te verwachten geluidbelasting veroorzaakt door de activiteiten van het hoveniersbedrijf voldoet aan stap 2 van de VNG. Dit geldt zowel voor de gemiddelde geluidbelasting als voor de piekgeluiden veroorzaakt door de activiteiten op het terrein van het hoveniersbedrijf als ook voor de gemiddelde geluidbelasting veroorzaakt door het verkeer van en naar het hoveniersbedrijf.

Op basis van het uitgevoerde akoestisch onderzoek kan worden gesteld dat de te verwachten geluidsbelasting van het hoveniersbedrijf voldoet aan de voorwaarden van een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat. Met het plan is sprake van goede ruimtelijke ordening. De grondwal die in het wijzingsplan Natuurgoed Ziedewij op basis van de wijzigingsregels, was opgenomen is hiermee dus niet noodzakelijk als geluidwerende voorziening. Op de verbeelding is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - grondwal' wel opgenomen bij de bestemming 'Wonen', maar enkel als kwalitatieve groene afscheiding vanuit het oogpunt van woonkwaliteit.


Conclusie

Vanuit het oogpunt van het geluid van het hoveniersbedrijf kan het voorgenomen plan zonder verdere maatregelen worden gerealiseerd.

Uit het hiervoor beschreven onderzoek volgt dat de geluidsbelasting van zowel het wegverkeer als het railverkeer relevant zijn bij onderhavig plan. Ten gevolge van beide geluidsbronnen is sprake van overschrijding van de wettelijke normen. Bronmaatregelen zijn hier niet realistisch gezien het zeer beperkte aantal woningen. Voor de woning achter de bestaande woning aan de Stationsweg geldt dat de maximale ontheffingswaarde hier niet wordt overschreden. Daarmee kan de woning, met ontheffing van een hogere grenswaarde, met te openen deuren en ramen worden uitgevoerd. Toepassing van dove gevels bij de nieuwe woning is daarom niet nodig en wordt afgeraden.

Ter plaatse van het plandeel aan de Noldijk wordt de maximale ontheffingswaarde wel overschreden. Het toepassen van een dove gevel aan de wegzijde wordt daarom sterk aanbevolen. Alleen op die manier is de realisatie van woningen in het pand mogelijk.

Omdat het treffen van geluidsbeperkende maatregelen voor dit plan niet overal realistisch of doelmatig is, is voor de geluidssituatie ten gevolge van zowel het weg- als het railverkeer ontheffing van een hogere grenswaarde nodig.

Met ontheffing van hogere grenswaarden en aantoonbaar voldoende geluidwering van de gevels kunnen de nieuwe woningen van het bestemmingsplan Boezempad in Barendrecht, vanuit het aspect geluid, worden gerealiseerd.

4.2.6 Bodem

KP Adviseurs BV heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het planvoornemen. Het rapport is als Bijlage 23 toegevoegd bij de toelichting.


Onderzoek

Op basis van de onderzoeksresultaten worden de volgende conclusies getrokken:

  • Door middel van het bodemonderzoek is de milieuhygienische situatie van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie in voldoende mate vastgelegd. In overleg met de opdrachtgever is geen onderzoek verricht naar de puinverharding (repac) rondom de schuur en het zand in de paardenbak;
  • Visueel zijn op het maaiveld en in de opgeboorde grond geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • Analytisch zijn in de bovengrond ten hoogste licht verhoogde concentraties met koper en PAK aangetoond. De venige ondergrond is ten hoogste licht verontreinigd met molybdeen en in de kleiige ondergrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. De indicatieve bodemkwaliteit van de boven- en ondergrond wordt beiden aangemerkt als klasse Achtergrondwaarde;
  • In het grondwater zijn ten hoogste lichte verontreinigingen met barium, xylenen en naftaleen aangetoond;
  • De aangetoonde licht verontreinigingen in de grond en het grondwater geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek;
  • De locatie is geschikt voor de beoogde bestemmingsplanwijziging en voorgenomen herontwikkeling.


Conclusie
Het aspect bodem levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

4.2.7 Externe veiligheid

Uit de risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen aanwezig zijn. Om deze reden is een nadere beschouwing opgesteld voor het aspect externe veiligheid door Stantec. Het onderzoek is als Bijlage 24 toegevoegd bij de toelichting.

In het onderzoek is uitgegaan van 5 wooneenheden in de historische boerderij. Dit was het uitgangspunt ten tijde van het onderzoek. Er is besloten dit te beperken tot 3 woningen. Dit heeft geen invloed op de uitkomst van het onderzoek.


Onderzoek
In de omgeving van het plangebied van het bestemmingsplan Boezempad zijn verschillende risicobronnen aanwezig. Het plangebied is op onderstaande figuur globaal in het groen aangeduid. De volgende risicobronnen zijn van belang:

  • Spoorweg Barendrecht-Dordrecht: ± 70 meter
  • Rangeerterrein Kijfhoek: minimaal 1,0 km
  • Buisleiding Air Products waterstofleiding: ± 220 meter
  • Rijksweg A15: ± 2,1 km
  • Rijksweg A16: ± 2,6 km

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0026.png"

Figuur 13: contouren risicobronnen in de omgeving


Tabel risicokaart omgeving plangebied
In de Regeling Basisnet wordt voor alle rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorlijnen een risicoplafond -dat wil zeggen hoeveel risico er maximaal mag zijn- vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in het gebied tot 200 meter vanaf de infrastructuur.


Air Products waterstofleiding
De Air Products waterstofleiding heeft een werkdruk van 44 bar en een diameter van 6,61 inch. In het Externe Veiligheidsbeleid van de gemeente Barendrecht is aangegeven dat langs deze leiding een PR 10-6-contour aanwezig is van 10 meter. Het invloedsgebied van deze leiding is 35 meter. Het plangebied van het bestemmingsplan Boezempad bevindt zich niet in het invloedsgebied van deze leiding. Daardoor levert de waterstofleiding geen belemmeringen op.


Inventarisatie Rangeerterrein Kijfhoek
Voor het Rangeerterrein Kijfhoek is door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) het ‘Beheersplan Groepsrisico Kijfhoek’ opgesteld (d.d. april 2012). In dit beheersplan is aangegeven dat het invloedsgebied circa 1.380 meter bedraagt en wordt bepaald door een incident met waterstoffluoride (toxisch). Binnen het invloedsgebied is een zogenoemde schillenbenadering van toepassing. Meetbare effecten op het GR zijn aantoonbaar tot een afstand van bijna 1 km. De kortste afstand van het plangebied tot het Rangeerterrein Kijfhoek is 1 km of meer. Daarmee leidt de toename aan populatie in het plangebied niet tot een toename op het GR.

De woning die door dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt op het plangebied bij Stationsweg 128 is nog niet opgenomen in de Monitoring groepsrisico Kijfhoek ronde 2021. De monitoring toont aan dat het groepsrisico 0,9*oriëntatiewaarde bedraagt. Het toevoegen van de woning zal er niet voor zorgen dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt, het doel van de monitoring.


Spoorweg Barendrecht - Dordrecht
Op minimaal 30 meter ten zuiden van de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan Boezempad is de spoorweg Barendrecht - Dordrecht gelegen, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In bijlage II van Regeling basisnet zijn het aantal transporten gevaarlijke stoffen opgenomen. Omdat de afstand van het plangebied tot aan de spoorlijn Barendrecht - Dordrecht minder is dan 200 meter, is het uitvoeren van een onderzoek naar de hoogte en toename van het groepsrisico benodigd, zie onderstaand.


Rijkswegen A15/A16

In bijlage I van de Regeling basisnet is het aantal toegestane transporten gevaarlijke stoffen weergegeven. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vervoersgegevens van gevaarlijke stoffen over de Rijkswegen A15/A16.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0027.png"

Tabel Vervoerscijfers gevaarlijke stoffen Rijkswegen A15/A16

Het plangebied op meer dan 2 km is gelegen van de beide rijkswegen, waardoor het uitvoeren van een onderzoek naar de hoogte en toename van het groepsrisico voor deze transportroutes niet benodigd. Uit tabel 4.2 blijkt dat het invloedsgebied voor toxische stoffen wel over het plangebied is gelegen. Op basis van artikel 7 van het Bevt dient daardoor inzicht te worden gegeven in de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.


Risicoberekening spoorlijn Barendrecht- Dordrecht
Plaatsgebonden risico
In het Basisnet Spoor is aangegeven dat ter plaatse van het plangebied van het bestemmingsplan langs de spoorlijn een PR 10-6 contour aanwezig is met een breedte van 28 meter, gelegen aan weerzijden vanuit het hart van de spoorlijn. De voorgenomen ontwikkelingen zijn niet binnen deze contour gelegen, waardoor deze contour geen belemmering oplevert voor de voorgenomen ontwikkelingen.


Plasbrandaandachtsgebied

In de Regeling basisnet is aangegeven dat langs de spoorweg, ter hoogte van het bouwplan, een plasbrandaandachtsgebied (PAG) aanwezig is. Een PAG is het gebied tot 30 meter van de spoorweg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Het PAG geldt aan weerszijden van de spoorbaan en wordt gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Het bouwplan bevindt zich niet in het PAG. Het PAG levert dan ook geen (bouw)beperkingen op voor de realisatie van het bouwplan.


Groepsrisico

De hoogte van het groepsrisico is berekend voor twee scenario’s, te weten

  • De autonome situatie
  • De toekomstige situatie (situatie met ontwikkelingsmogelijkheden bestemmingsplan Boezempad)

Door de twee scenario’s met elkaar te vergelijken is de invloed van de nieuwe ontwikkeling op het groepsrisico inzichtelijk gemaakt. In onderstaande tabel zijn de resultaten voor de maatgevende kilometer kwantitatief inzichtelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0028.png"

Tabel: Berekende omvang groepsrisico, maatgevende kilometer


Uit de beoordeling van de rekenresultaten en de fN-curves zijn de volgende conclusies te trekken:

  • De oriëntatiewaarde (OW) wordt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorweg in zowel de autonome situatie als in de toekomstige situatie niet overschreden.
  • De realisatie van het ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan Boezempad leidt niet tot een toename van het groepsrisico en bedraagt in zowel de autonome als de toekomstige situatie 0,729 x OW.
  • De maatgevende kilometer (traject van 0 tot 998) verschuift niet.
  • Het aantal dodelijke slachtoffers bedraagt voor de beide situaties 476 personen bij een ongeval frequentie van 1,3 x 10-9 per jaar.
  • De kans dat er sprake is van een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers neemt niet toe door de ontwikkeling. De kans is en blijft 4,1 x 10-6.

Zoals hiervoor aangegeven verschuift de maatgevende kilometer niet. De maatgevende kilometer ligt ten noorden van de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan Boezempad.


De gemeente Barendrecht, als bevoegd gezag, dient een oordeel te geven over de hoogte van het groepsrisico.


Verantwoording groepsrisico

In hoofdstuk 7 van Bijlage 24 wordt uitgebreidt ingegaan op de verantwoording van het groepsrisico waarbij ingegaan wordt op de populatiedichtheid in het verantwoordingsgebied van de spoorweg en op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan zijn niet specifiek bestemd voor minder zelfredzame personen, zoals voor kinderen en ouderen. Bij een eventuele dreigende situatie kunnen alle aanwezigen over het algemeen zich op eigen kracht in veiligheid kunnen brengen. Voor de Rijksweg A15/A16 is gelet op de afstand tot het plangebied een motivatie opgenomen die ingaat op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid van een eventueel incident.
De wegenstructuur rondom het plangebied zijn, bij een dreigende situatie op de spoorweg of op de Rijkswegen A15/A16 of op het Rangeerterrein Kijfhoek, als goede vluchtwegen aan te merken.


Conclusie
Het planvoornemen kan gezien vanuit externe veiligheid gerealiseerd worden. Een motivering zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid is opgesteld en naar aanleiding van de uitgevoerde groepsrisicoberekening voor de spoorlijn is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico opgesteld.


Geadviseerd wordt om vroegtijdig de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond in de ruimtelijke procedure te betrekken en om advies te vragen.

4.2.8 Flora en fauna
4.2.8.1 Quickscan Stationsweg-Boezempad

Een onderzoek op de belangrijkste punten voor de flora en fauna is uitgevoerd door Stantec voor het noordelijke plangebied aan de Stationsweg-Boezempad. Het rapport is als Bijlage 25 bijgevoegd.


Gebiedsbescherming
Negatieve effecten zijn niet te verwachten voor de omliggende Natura 2000-gebieden. De afstand tot de Natura-2000 gebieden is voldoende (circa 8 km) om nadelige effecten zoals verdroging, vernatting, trilling, geluidverstoring en lichtvervuiling uit te sluiten.
Een nadelig effect door stikstofdepositie op de omliggende Natura-2000 is uit te sluiten met een stikstofberekening met de verplichte AERIUS Calculator, zie paragraaf 4.2.9 Stikstofdepositie.
Het plangebied ligt buiten de contouren van Natuurnetwerken Nederland (NNN) en buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Derhalve is een negatieve invloed van de geplande werkzaamheden op de NNN niet te verwachten. Aanvullende verplichtingen, zoals een nee-tenzij toets, vanuit de NNN zijn niet nodig.


Soortenbescherming

Soortgroep   Soort   Vervolgonderzoek/Maatregel   Wanneer  
Flora   -   -   -  
Vogels met jaarrond beschermd nest   -   -   -  
Algemene broedvogels   De werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden   Reguliere broedseizoen half maart tot half juli  
Gebouwbewonende vleermuizen   -   -   -  
Boombewonende vleermuizen   -   -   -  
Grondgebonden zoogdieren   -   -   -  
Reptielen, amfibieën en vissen   Grote modderkruiper   Ontheffing voor werkzaamheden in en nabij sloten en een mitigatieplan.   Voor de aanvang van de werkzaamheden moeten de ontheffing en mitigatieplan ingediend en goed gekeurd zijn door provincie Zuid-Holland  
Insecten (ongewervelden)   -   -   -  

Flora
Op basis van de bureaustudie en het veldonderzoek zijn beschermde soorten flora niet te verwachten in het plangebied. Derhalve is een negatief effect door de ruimtelijke ingreep op beschermde flora niet te verwachten.


Algemene broedvogels
De projectlocatie vormt geschikt habitat voor algemene broedvogels. Er zijn meerdere struwelen, hagen en bomen aanwezig in en direct rondom het plangebied die geschikte nestlocaties zijn. Ook zal er buiten het broedseizoen rekening gehouden worden met de vogels en hun nesten/eieren.


Voor de algemeen voorkomende broedvogels volstaat de zorgplicht. Hierbij geldt dat voldoende zorg gedragen dient te worden voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van dieren te voorkomen.

Broedende vogels in en direct rond het plangebied mogen niet verstoord worden met de voorgenomen ontwikkeling. De rooi- en/of sloop/bouwwerkzaamheden dienen van start te gaan nadat de nader onderzoeken zijn afgerond, buiten de reguliere broedperiode (half maart tot half juli) en mogen dan doorlopen tot in het broedseizoen. Voor alle vogels geldt dat actieve vogelnesten mogen nooit verplaatst worden zonder een ontheffing.


Advies is om bestaande nestkasten buiten het broedseizoen te verwijderen, om te voorkomen dat deze tijdens het broedseizoen in gebruik worden genomen.


Grondgebonden zoogdieren

De Noordse woelmuis is binnen één kilometer van het plangebied waargenomen. De Noordse woelmuis is sterk afhankelijk van overgangszones tussen land en water met riet en diverse kruiden. De soort is gevoelig voor concurrentie van andere muizensoorten (Bij12, 2017). Om deze concurrentie voor te zijn/tegen te gaan prefereert de Noordse woelmuis overgangszones met een regelmatige peilfluctuatie en/of gebieden die in de winter inunderen. Deze gebieden zijn, door de peilfluctuaties en/of inundatie, te nat voor andere muizen soorten. De sloot ten noordwesten van het plangebied vormt, gezien de aanwezige vegetatie, geschikt habitat voor de soort. Echter gezien de afwezigheid van peilfluctuaties dan wel de mogelijkheid tot inundatie wordt de aanwezigheid van de Noordse woelmuis uitgesloten.

Van de vrijgestelde soorten is het aannemelijk dat enkele muizensoorten, de egel, de haas en het konijn aanwezig zijn in het projectgebied. Echter gelden naast de zorgplicht geen aanvullende verplichtingen voor deze soorten.


Er worden, gezien het ontbreken van geschikt habitat, geen beschermde soorten verwacht binnen het plangebied. Nader onderzoek is niet nodig. Vrijgestelde soorten zijn mogelijk wel te verwachten, maar vallen uitsluitend onder de zorgplicht. Hiervoor gelden geen aanvullende verplichtingen.


Grote modderkruiper

In 2020 is door Ekoza B.V. een nader onderzoek uitgevoerd naar de grote modderkruiper in de sloten ten zuiden van het plangebied en enkele sloten binnen het plangebied (Ekoza, 2020). De soort is aangetroffen in de sloten rondom de akker binnen het plangebied en ten zuiden van het plangebied. Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de soort ook in de andere sloten binnen het projectgebied voorkomt omdat deze in verbinding staan met elkaar. Daarnaast bieden de sloten geschikt habitat voor de soort. Een ontheffing voor werkzaamheden in het kader van de Wet Natuurbescherming en een mitigatieplan zijn noodzakelijk. Deze kunnen worden ingediend bij de provincie Zuid-Holland.


Vogels met jaarrond beschermd nest

Binnen het plangebied is geen geschikt habitat aanwezig voor broedvogels met jaarrond beschermde nesten. De werkschuur is niet geschikt voor gebouwgebonden soorten als de huismus en de gierzwaluw. De bomen zijn te jong en te klein voor de beschermde nesten. Daarnaast is tijdens het veldbezoek geen waarneming gedaan van nesten binnen het plangebied. Derhalve is nader onderzoek of een ontheffing niet noodzakelijk.


Vleermuizen

Binnen het plangebied is geen geschikte bebouwing aanwezig voor gebouwbewonende vleermuizen. Ook zijn de aanwezige bomen niet geschikt voor boombewonende soorten. Ze hebben geen holtes of loshangend schors waar vleermuizen in kunnen verblijven. Derhalve is nader onderzoek of een ontheffing niet noodzakelijk.

Amfibieën

Een negatief effect door de ruimtelijke ingreep wordt niet verwacht op beschermde amfibieën. Voor de werkzaamheden langs de oeverrand is het advies te werken volgens een werkprotocol om te voldoen aan de zorgplicht.


Overige soorten

Voor de overige soortengroepen is een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk omdat geschikt leefgebied ontbreek.


Conclusie

Er is enkel een ontheffing en mitigatieplan nodig voor de grote modderkruiper.

4.2.8.2 Quickscan Noldijk 124

Door Stantec is een quickscan gedaan om de effecten op de beschermde gebieden, soorten en houtopstanden te beoordelen, Bijlage 26.


Binnen het plangebied is biotoop aangetroffen die geschikt is voor beschermde soorten (Wnb) waarvoor geen algemene vrijstelling geldt. Het gaat om soorten uit de soortgroepen: algemene broedvogels, vogels met jaarrond beschermde nesten en vleermuizen. In onderstaande tabel is per soortgroep aangegeven of er nader onderzoek nodig is en mogelijk een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming, of dat men volstaat met het werken middels een ecologisch werkprotocol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01_0029.png"

Tabel 1 Conclusies en aanbevelingen over beschermde soorten (Wet natuurbescherming


Algemene broedvogels 
Er is binnen het plangebied broedbiotoop aanwezig voor algemene soorten broedvogels. Om vernietiging van nesten en verstoring van broedende vogels te voorkomen dienen werkzaamheden waarbij beplanting wordt verwijderd of het huis wordt gesloopt, buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd.

Sloop van de schuur is niet toegestaan en uitgangspunt van de ontwikkeling is behoud van de aanwezige bomen.


Grondgebonden zoogdieren

Er zijn groenstructuren, struwelen en een boomgaard met ruigten aanwezig binnen het plangebied waar zich, naast de algemene vrijgestelde soorten, de steenmarter kan verblijven. De voormalige boomgaard met ruigten en struwelen is mogelijk geschikt als voor de steenmarter als foerageergebied. Het betreft hier echter geen essentieel foerageergebied aangezien er in de directe omgeving voldoende alternatieven overblijven/aanwezig zijn in de vorm van struweel, oevers en bomenrijen. Het plangebied beschikt niet over potentiële vaste rust- en verblijfplaatsen voor de steenmarter.
Overige soorten als de noordse woelmuis en bever zijn niet waargenomen tijdens het veldbezoek. De soorten worden op basis van het ontbreken van geschikt habitat niet verwacht.


Vleermuizen

Vleermuizen foerageergebied
Door de werkzaamheden zal er ruimtebeslag optreden op potentieel foerageergebied van vleermuizen. Het betreft hier geen essentieel foerageergebied aangezien er voldoende foerageergebied in de directe omgeving van het plangebied intact blijft.

Bij de uitvoer van de werkzaamheden kunnen eveneens negatieve effecten door verstoring door licht optreden. Deze effecten kunnen worden voorkomen door te werken tussen zonsopgang en zonsondergang. Indien dit niet mogelijk is dient gebruik te worden gemaakt van gerichte verlichting waarbij de groenstructuren, welke gebruikt worden door vleermuizen, onverlicht blijven.


Vleermuizen vliegroutes

Aangrenzend aan het plangebied zijn lijnvormige landschapselementen aanwezig welke geschikt zijn als vliegroute voor vleermuizen.

De voorgenomen activiteiten hebben geen direct effect op deze lijnvormige structuren op het gebied van ruimtebeslag. Indirecte effecten als gevolg van de werkzaamheden, in dit geval lichtverstoring, kunnen echter niet worden uitgesloten. Deze effecten kunnen worden voorkomen door te werken tussen zonsopgang en zonsondergang. Indien dit niet mogelijk is dient gebruik te worden gemaakt van gerichte verlichting waarbij de lijnvormige elementen onverlicht blijven.


Vleermuizen verblijfplaatsen 
Er zijn boomholten aanwezig in de essen en okkernoot nabij het plangebied. Indien de essen worden gekapt is er nader onderzoek nodig naar het voorkomen van boombewonende vleermuizen. De monumentale boerderij is mogelijk geschikt voor vleermuizen om in te verblijven. Indien er werkzaamheden zijn aan het gebouw is er nader onderzoek nodig naar mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen. De essen blijven in de planvorming behouden.


Conclusie

Nader onderzoek is benodigd voor mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen in de monumentale boerderij.

Nader onderzoek is niet benodigd voor de overige soortgroepen, mits de maatregelen zoals omschreven opgevolgd worden.


Bij de verbouw van de schuur zal nader onderzoek worden verricht. Op dit moment is er nog geen concrete planvorming en is dus onduidelijk welke ingrepen plaats zullen vinden. Het hoveniersbedrijf zal nog in de schuur blijven zitten de komende jaren, totdat de nieuwe locatie is ontwikkeld. Voorafgaand aan de verbouw zal het nader onderzoek worden uitgevoerd. Dit wordt als voorwaardelijke verplichting opgenomen.

4.2.9 Stikstofdepositie

Econsultancy heeft onderzoek verricht naar de stikstofdepositie op de omliggende Natura-2000 gebieden. Het onderzoek is als Bijlage 27 toegevoegd bij de toelichting.


De berekening van het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase is verricht met behulp van het programma AERIUS Calculator (versie 2023.0.1).
Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden als gevolg van zowel de aanleg- als de gebruiksfase is gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning Wet natuurbescherming (gebiedsbescherming) benodigd is voor het aspect stikstof.


Conclusie

Het aspect stikstof levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

4.2.10 Archeologie en cultuurhistorie

Het aspect archeologie is voorgelegd aan het bevoegd gezag en BOOR. In het kader van Natuurgoed Ziedewij is onderzoek gedaan, zie Bijlage 28. Op basis daarvan is de archeologische verwachting naar beneden bij te stellen voor de strook van Natuurgoed Ziedewij tussen de Noldijk in het zuiden en het Boezempad in het noorden. De geplaatste boringen zijn representatief voor het gebied van Natuurgoed Ziedewij, maar ook voor het aangrenzende deel van dit bestemmingsplan, de planlocatie van het Boezempad, dat niet is onderzocht. Het beeld van de bodemopbouw zal hier niet anders zijn dan in het onderzoeksgebied van Natuurgoed Ziedewij. Ook hier kan de archeologische verwachting naar beneden worden bijgesteld.

In de geschetste situatie is het schuiven van de (geplande) bebouwing acceptabel zolang de aard en diepte van de bodemingrepen niet wijzigen: het naar beneden bijstellen van de archeologische verwachting geldt voor het gehele onderzochte strook tussen de Noldijk en het Boezempad.


Voor de locatie aan de Noldijk zullen geen werkzaamheden worden uitgevoerd in de grond, maar enkel binnen het bestaande gebouw. Het advies voor de zone langs de Noldijk om karterend/waarderend inventariserend veldonderzoek uit te voeren is daarom hier niet van toepassing.


Nader archeologisch onderzoek is niet nodig.

Cultuurhistorie

In het monumentenregister is de boerderij aan de Noldijk 126 opgenomen als Rijksmonument met de beschrijving: "Boerderij met woonhuis onder pannen zadeldak met puntgevel, gedateerd 1820. Grote, gepotdekselde schuur met rieten dak, dat boven de luiken vijf keer is opgewipt." De schuur van de Noldijk 124 die in het voornemen wordt getransformeerd naar woningen is dus onderdeel van dit Rijksmonument.

De rijksregels voor rijksmonumenten staan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) bij de algemene regels voor cultureel erfgoed (hoofdstuk 13).

4.2.11 M.e.r. beoordeling

Wettelijk kader 

In het Besluit-milieueffectrapportage wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten die direct MER-plichtig zijn (de zogenaamde 'C-lijst') en activiteiten die m.e.r. beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde 'D-lijst'). In de D-lijst is voor iedere activiteit een drempelwaarde opgenomen. Als deze drempelwaarde door een activiteit wordt overschreden geldt een m.e.r. beoordelingsplicht.


Is een activiteit wel genoemd in de D-lijst, maar wordt de drempelwaarde niet overschreden? Dan dient er een vormvrije m.e.r.- beoordeling opgesteld te worden. Evenals bij een m.e.r. beoordeling dient er voor de vormvrije beoordeling vergeleken moet worden aan de criteria die genoemd zijn in Bijlage III van de Europese richtlijn over 'de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'
(2011/92/EU).


De vormvrije m.e.r. beoordeling dient om te bepalen of de kenmerken van het plan en de nadelige gevolgen voor het milieu niet alsnog noodzaken tot het opstellen van een milieueffectrapportage (MER), ondanks dat de activiteit onder de drempelwaarde van de D-lijst blijft. De vormvrije m.e.r. beoordeling wordt via een m.e.r. aanmeldnotitie aangeboden aan het bevoegd gezag, op basis waarvan ze een m.e.r. beoordelingsbesluit moet nemen. Dit m.e.r. beoordelingsbesluit moet eerder genomen worden dan het besluit om het ontwerp bestemmingsplan ter inzage te laten gaan.


Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een woning mogelijk op gronden die een woonbestemming hebben. Dit plan gaat over 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' zoals bedoeld in het Besluit-milieueffectrapportage. Voor woningbouw wordt een drempelwaarde van 2000 woningen aangehouden. Verwijzend naar de m.e.r. beoordelingsplicht en het aantal woningen wat wordt gerealiseerd geldt daarom geen directe aanleiding voor het maken van de rapportage voor dit plan. Daarnaast geldt geen directe aanleiding voor het maken van de rapportage voor dit plan voor de bestemming 'bedrijf', omdat het te behalen oppervlak hiervan kleiner is dan twintig hectare. Wel moet een vormvrije m.e.r. beoordeling worden opgesteld, omdat voor een stedelijk ontwikkelingsproject geen ondergrens aangewezen is.


Vormvrije m.e.r.-beoordeling
De milieugevolgen van dit plan zijn beoordeeld in andere paragrafen van dit hoofdstuk. Voor enkele milieuaspecten is aanvullend onderzoek uitgevoerd, omdat de milieueffecten in beeld moesten worden gebracht. Bijvoorbeeld over de bodem of (omgevings-)geluid. De bevindingen van deze onderzoeken zijn in de relevante milieuparagrafen benoemd. Op basis van de beoordeling vanuit de milieuparagrafen en de resultaten uit de onderzoeken worden geen nadelige gevolgen voor het milieu verwacht. Vanuit de criteria uit bijlage III blijken belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet aan de orde:


1. kenmerken van het project
De kenmerken (bijvoorbeeld omvang project, gebruik natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen) zijn in dit geval zo beperkt dat belangrijke nadelige effecten voor het milieu uit te sluiten zijn. De bouw van de woning en het hoveniersbedrijf is niet ingrijpend, omdat de omgeving van het plangebied niet wezenlijk verandert. Daarnaast wordt geen regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen geschaad. De afvalstromen die vrijkomen worden allen via de gebruikelijke wegen afgevoerd, verwerkt of hergebruikt.


2. plaats van het project
De relatie tussen de voorgenomen ontwikkeling en de plaats van het project leiden niet tot een m.e.r. beoordeling, omdat de omgeving niet kwetsbaar is vanwege een project van deze omvang. Bijvoorbeeld de niet van toepassing zijnde nadelige gevolgen voor het milieu en/of de omgeving. Natuurlijke hulpbronnen worden via dit plan niet gebruikt en tasten daardoor het regeneratievermogen niet aan. Daarnaast wordt het opnamevermogen van het natuurlijk milieu niet gebruikt; afvalstromen eindigen niet in het natuurlijk milieu. Tot slot ligt het plangebied niet in of direct naast een beschermd natuurgebied (Natura 2000, NNN). Voor de toetsing van dit plan wordt verwezen naar de AERIUS-berekening te vinden in Bijlage 22.


3. kenmerken van het potentiële effect
De nieuwe ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot belangrijke milieugevolgen. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Uit de beoordelingen van de aspecten Bedrijven en milieuzonering, Luchtkwaliteit, Water, Verkeer en parkeren, Geluid, Bodem, Externe veiligheid, Flora en fauna, Stikstofdepositie en Archeologie en cultuurhistorie blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het planvoornemen. Indien er belemmeringen zijn kunnen deze weggenomen worden door mitigerende maatregelen. Daarmee is de kans dat deze effecten zich voordoen niet aan de orde. Het betreft een ontwikkeling van beperkte omvang die buiten het speelgebied ligt van (beschermde) natuurgebied en die een kleine impact heeft op het milieu en de natuurlijke omgeving.


Conclusie

Op basis van de vormvrije m.e.r. beoordeling kan worden geconcludeerd dat een m.e.r. beoordelingsprocedure niet doorlopen hoeft te worden en/of dat een m.e.r. plan niet aan de orde is. Daarnaast kan worden geconcludeerd (op basis van bovenstaande onderbouwing per criterium) dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet aannemelijk zijn. Voorgaande paragraaf en hierna beschreven paragrafen kunnen worden beschouwd als m.e.r. aanmeldnotitie.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar de juridische vastlegging van de woon-, bedrijfs- en verkeersfunctie binnen het plangebied. Voor dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. Daarnaast is het bestemmingsplan Zuidrand als voorbeeld van de planregels gebruikt.


Het bestemmingsplan betreft een ontwikkelingsgericht plan waarbij de realisatie van een woning, de verplaatsing van een hoveniersbedrijf en de herinrichting van een weg (t.b.v. Natuurgoed Ziedewij) planologisch wordt mogelijk gemaakt.

5.2 Bestemmingen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk wordt een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel 'Wijze van meten' opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Teven zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.


In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Artikel 3 'Bedrijf'
De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen om het te verplaatsen hoveniersbedrijf vanaf de Noldijk naar het plangebied planologisch mogelijk te maken. In de planregels is opgenomen dat een categorie 1 en 2 bedrijf toegestaan is. Dit zijn gebruikelijke bedrijfcategorieën met een zeer beperkte milieuhindercategorie. Daarnaast is enkel een hoveniersbedrijf van de categorie 3.1. mogelijk. De mogelijkheid van andere milieucategorie 3.1. bedrijven of hoger wordt hiermee uitgesloten. De planregels voor de bestemming zijn gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand'.


Artikel 4 'Groen'
De bestemming 'Groen' is opgenomen om het hoveniersbedrijf landschappelijk in te passen en ook om voldoende afstand te houden van de naastgelegen volkstuinen. De planregels voor de bestemming zijn gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand'.

Artikel 5 'Recreatie - natuur'

De bestemming 'Recreatie - Natuur' is opgenomen voor het deel van het plangebied waar het Natuurgoed Ziedewij wordt ontwikkeld. Hierbinnen zijn verschillende functies, passend binnen de recreatieve en de natuurdoelstellingen, mogelijk. Binnen deze bestemming zullen onder meer watergangen, oevers, groenzones en het voedselbos worden gerealiseerd. In dit deel van het plangebied is recreatief gebruik uitgangspunt. Hierbij gaat het om extensieve dagrecreatie waarbij vormen van dagrecreatie met een beperkte ruimtelijke impact zoals fietsen, wandelen, struinen, kleinschalige evenementen en niet-bedrijfsmatige groepsactiviteiten zijn toegestaan. Voorts worden binnen deze bestemming een recreatiehof toegestaan en logementen, beide enkel binnen de daartoe aangegeven aanduiding.

In afwijking van het Wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij is binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen' geen 1.200m2 toegestaan, maar slechts 800m2. Daarbij is de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - werkhof', en daarmee de bouwmogelijkheid van 400m2 bebouwing, komen te vervallen. De 800m2 die hier gezamenlijk is vervallen zijn toegekend aan de bestemming 'Bedrijf'.


Artikel 6 'Tuin'
De bestemming 'Tuin' is opgenomen voor het onbebouwde deel behorende bij het hoofdgebouw aan de Noldijk. In de bestaande situatie is het bestemd als Agrarisch maar wordt niet als zodanig gebruikt. Met de bestemming Tuin wordt beter aangesloten op het feitelijk gebruik en wordt evenmin bebouwing mogelijk gemaakt langs dit deel van de dijk. De planregels voor de bestemming zijn gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand'.

Artikel 7 'Verkeer'

De bestemming 'Verkeer' is opgenomen om een verkeersveilige ontsluiting van het natuurgoed Ziedewij mogelijk te maken, alsmede de ontsluiting van de woning en het hoveniersbedrijf. Binnen de bestemming is de aanleg van wegen en paden, als ook de aanleg van parkeerplaatsen water en groen. In de bestemming is ook een aanduiding opgenomen voor de langzaamverkeersverbinding naar het landgoed. Deze aanduiding sluit aan op de gelijkluidende aanduiding uit het wijzigingsplan voor het Natuurgoed Ziedewij. Middels de aanduiding wordt geregeld dat ter plaatse van deze aanduiding enkel langzaam verkeer toegestaan is.


Artikel 8 'Water'

De bestemming 'Water' is opgenomen voor de bestaande watergang in het plangebied. De planregels voor de bestemming zijn gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand'. N.B. de nieuw aan te leggen watergang langs de ontsluiting is mogelijk binnen de bestemming 'Verkeer'.


Artikel 9 en 10 Bestemming 'Wonen'

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn enkel bestemd voor de bestaande vrijstaande woning en één nieuwe woning. De planregels voor deze woonbestemming zijn overeenkomstig de woonbestemming in bestemmingsplan 'Zuidrand'. Daarnaast kan het college onder voorwaarden bedrijf aan huis, aan-huis-gebonden beroep en handel via internet (niet zijnde detailhandelsfunctie) toestaan.

Op de verbeelding zijn de maximale bouwhoogte vastgelegd. Tevens is een aanduiding voor de grondwal opgenomen. Binnen deze aanduiding 'specifieke vorm van wonen - grondwal' is tevens een aarden wal toegestaan.

Daarnaast is in deze bestemming een aanduiding bijgebouw opgenomen. Dit betreft het bestaande bijgebouw bij de woning van nr. 128. In het plangebied is geborgd dat dit bijgebouw gesloopt moet zijn alvorens de nieuwe woning in gebruik genomen wordt. Hiermee wordt voorkomen dat er te veel bijgebouwen mogelijk zijn op basis van de bestaande situatie in combinatie met de nieuwe woning en het vergunningsvrij bouwen. Het ongewenst toenemen van bouwvolume in het buitengebied wordt hiermee voorkomen.


Artikel 11 'Wonen - Lintbebouwing - 1' en 'Wonen - Lintbebouwing - 2'

Deze bestemming is gegeven aan alle woningen in het plangebied die op, of direct aan een dijk staan. Binnen de bestemming zijn opgenomen de woningen zelf, met de daarbij behorende bijgebouwen, tuinen en erven. Beroepsuitoefening aan huis is onder bepaalde voorwaarden toegestaan.

Binnen de bestemming 'Wonen - Lintbebouwing - 1' worden de 2 woningen mogelijk gemaakt die eerder onderdeel vormden van het Wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij. De goothoogte van deze hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m en bouwhoogte 10 meter.

Binnen de bestemming 'Wonen - Lintbebouwing - 2' worden maximaal 3 woningen mogelijk gemaakt binnen het bestaande volume van de monumentale schuur.

Artikel 12 'Woongebied'

Binnen de bestemming 'Woongebied' worden de 6 polderwoningen mogelijk gemaakt uit het Wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij. Ook voor deze woningen geldt de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen van ten hoogste 4,5 respectievelijk 10 meter. Binnen deze bestemming zijn tevens erven, toegangswegen en parkeren toegestaan, evenals groen en water.

In aanvulling op het Wijzigingsplan Natuurgoed Ziedewij zijn nu bouwvlakken opgenomen zodat duidelijker is waar de woningen zullen komen.

Dubbelbestemmingen

Naast de bovengenoemde bestemmingen zijn er vier dubbelbestemmingen opgenomen in het plan. Het gaat om de volgende bestemmingen:

Artikel 13 'Leiding - Brandstof'

De voor 'Leiding-Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mee bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.


Artikel 14 en 15 Bestemming 'Waarde - Archeologie 2 en 5'

Op de verbeelding zijn deze twee dubbelbestemmingen opgenomen om de eventueel aanwezig archeologische waarden te beschermen in het plangebied.


Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is opgenomen zodat geen aanpassingen aan de waterkering uitgevoerd worden zonder dat voorafgaand het waterschap toestemming heeft gegeven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.


Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.


Artikel 18 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn algemene regels voor een overschrijding van bouwgrenzen en de aangelegen bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwdelen van gebouwen vastgelegd, zoals balkons en galerijen. Tevens is een regeling opgenomen voor het realiseren van dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.


Het bouwvlak en de aangelegen bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en het gestelde in de regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, afdaken, dakoverstekken, luifels en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt.


Artikel 19 Algemene gebruiksregels

In deze regels is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen.


Artikel 20 Algemene aanduidingsregels
In deze regels zijn voorwaarden opgenomen die borgen dat er geen milieutechnische of gebruiksbelemmeringen ontstaan.


Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte.


Artikel 22 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het betreft een regeling die het mogelijk maakt om geringe wijzigingen in de bestemmingsgrenzen door te voeren. In de regeling zijn de kaders waarbinnen de bevoegdheid kan worden uitgevoerd aangegeven.


Artikel 23 Overige regels
In deze regels zijn de voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard opgenomen die buiten toepassing zijn op basis van artikel 9 lid 2 van de Woningwet.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In Artikel 24 Overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.


In Artikel 25 Slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Naast ruimtelijke uitvoerbaarheid wordt de beoogde ontwikkeling van het plangebied ook getoetst aan economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Vanwege de Grondexploitatiewet dient een exploitatieplan te worden vastgesteld bij het vaststellen van het bestemmingsplan of ander ruimtelijk plan, tenzij de economische uitvoerbaarheid op eden andere manier is gegarandeerd,
De procedurekosten voor het plan worden door de gemeentelijke legeskosten op initiatiefnemer verhaald. Ook wordt een anterieure overeenkomst en/of een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer van het plan.
Hiermee zijn kosten en risico's verdeeld. Vanuit het plan vloeien geen overige kosten of risico's voort die voor rekening van de gemeente zijn. De economische uitvoerbaarheid van het plan is daarmee verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor het planvoornemen van het Natuurgoed Ziedewij is op diverse momenten participatie doorlopen waarbij direct omwonenden over de planvorming en het vervolgproces zijn geïnformeerd. Daartoe zijn 3 bijeenkomsten belegd, in 2012, 2017 en de laatste op 22 september 2020. Hierbij is het ontwerpplan gepresenteerd en inhoudelijk toegelicht door de initiatiefnemer, de architect en een deskundige op het gebied van realisatie van het voedselbos.

Voorliggend plan is een noodzakelijke aanpassing van het aangrenzende bestemmingsplan om het Natuurgoed Ziedewij goed bereikbaar te maken en het hoveniersbedrijf te kunnen verplaatsen. Over dit plan, omdat het een planologische uitwerking van de eerdere besproken planvorming betreft, heeft dan ook geen aanvullende participatie plaatsgevonden.

6.2.1 Vooroverleg

Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de Rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.


De reacties in het kader van het vooroverleg zijn beschreven in de Nota Vooroverleg, bijgesloten als Bijlage 29. Naar aanleiding hiervan is In de regels is artikel 5.3.2 de toegestane detailhandel expliciet ingeperkt tot: kleinschalige detailhandel in de vorm van een winkel voor de verkoop van eigen land- en streekproducten met een maximaal bruto vloeroppervlak van 200 m2. Daarnaast is In de toelichting nader aandacht besteed aan de behoefte aan recreatie.

6.2.2 Zienswijze

Het plan wordt gedurende de ontwerpfase in het kader van art. 3.8 Wro en volgens afdeling 3.4 van de Awb ter inzage gelegd. De reacties hieruit worden hier benoemd.

6.2.3 Participatie bij Natuurgoed Ziedewij

Voor het planvoornemen is op diverse momenten participatie doorlopen waarbij direct omwonenden over de planvorming en het vervolgproces zijn geïnformeerd. Daartoe zijn 3 bijeenkomsten belegd, in 2012, 2017 en de laatste op 22 september 2020 op de boerderij van de initiatiefnemer. Hierbij is het ontwerpplan gepresenteerd en inhoudelijk toegelicht door de initiatiefnemer, de architect en een deskundige op het gebied van realisatie van het voedselbos. Het verslag van de verschillende bijeenkomsten en wat daaruit is opgehaald is als Bijlage 30 bijgesloten. Dit verslag en de getoonde tekeningen zijn ook ter beschikking gesteld aan genodigden, die niet in de gelegenheid waren om deze bijeenkomst bij te wonen.


Aandachtspunten

Uit de gevoerde participatie zijn geen bijzondere aandachtspunten naar voren gekomen, die aanleiding hebben gegeven tot aanpassing van het plan.