direct naar inhoud van Regels
Plan: Natuurgoed Ziedewij e.o.
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Natuurgoed Ziedewij e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.0489.BPZUR20230002-ON01 van de gemeente Barendrecht;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1m van de voorkant, van het hoofdgebouw. (Zie ook Bor bijlage 2, artikel 1.1);

1.6 achtergevel

De gevel van het hoofdgebouw die ''tegenover'' de voorgevel is gelegen;

1.7 achtergevelrooilijn

De bouwgrens die is gelegen achter de voorgevelrooilijn en (nagenoeg) evenwijdig is aan de voorgevelrooilijn;

1.8 ander bouwwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 anti-dubbeltelling

Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan;

1.10 archeologische waarde

Gebied dat vanuit archeologisch oogpunt bescherming behoeft door middel van een dubbelbestemming. Het gebied is gewaardeerd op basis van de trefkans op archeologische relicten. Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gelden de regels conform de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van het bestemmingsplan;

1.11 bebouwbaar erf

Bestemmingsvlak niet zijnde bouwvlak;

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bedrijf algemeen

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, distribueren, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van (commerciële) diensten. Een bedrijf aan huis daaronder niet inbegrepen;

1.14 bedrijf aan huis

Het door de bewoner uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

  • a. niet zijnde horeca, prostitutie of detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • b. de uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest;
  • c. waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningbesluit van de wet milieubeheer noodzakelijk is;
  • d. de bewoner op betreffende adres in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) staat ingeschreven.
1.15 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat uitsluitend dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsvloeroppervlak

Het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van bedrijven, waaronder ook kantoren, winkels en horecabedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, voor zover geen deel uitmakend van een bedrijfs- of dienstwoning. De berekening vindt plaats per bouwlaag;

1.17 bedrijfs- cq. dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein bestemd voor het bewonen door een bij een bedrijf ter plaatse betrokken persoon met of zonder diens gezin onder de voorwaarde dat zonder de bewoning van die woning door die persoon de bedrijfsvoering van dat bedrijf niet mogelijk zou zijn;

1.18 begane grondvloer/begane grondlaag

De vloer direct gelegen achter de hoofdentree van een gebouw;

1.19 Beroep aan huis

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door de bewoner op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk, consumentverzorgend of daarmee gelijk te stellen gebied, mits:

  • a. geen horeca, prostitutie of detailhandel zijnde, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • b. de uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest;
  • c. de bewoner op betreffende adres in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) staat ingeschreven.
1.20 bestaande bebouwing

De als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan dan wel op grond van een verleende bouwvergunning / omgevingsvergunning is c.q. kan worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald;

1.21 bestaand gebruik

Het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen;

1.22 bestaande goot- en bouwhoogte

De bestaande goot- en bouwhoogte zoals deze feitelijk ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpplan dan wel op grond van een verleende omgevingsvergunning is c.q. kan worden gerealiseerd, tenzij in de planregels anders is bepaald;

1.23 beperkt kwetsbaar object

Zie tevens artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare.
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van andere bedrijven / inrichtingen;
  • c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder c van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder c van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • e. winkels, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder c van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder d, van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder c, van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)

Legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijventerrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. Zie verder: Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 Bevi-inrichtingen

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.28 bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening;

1.29 bewoner

De persoon die volgens de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) staat ingeschreven als feitelijke bewoner van het betreffende adres;

1.30 bijbehorende bouwwerken

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.31 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor primaire functies van het gebouw of de daaraan gerelateerde functies geschikt of geschikte maken is, balkon en dakterrassen daaronder begrepen;

1.34 bouwhoogte

Zie Nokhoogte;

1.35 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.36 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel;

1.39 bruto vloeroppervlak en bedrijfsvloeroppervlak (BVO)

De bruto vloeroppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buiten omtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen. De bruto vloeroppervlakte van een overdekt gebouw gebonden buitenruimte, die niet of slechts gedeeltelijk omsloten is en daarom geen vaste buiten begrenzing heeft, is gelijk aan de verticale projectie van het overdekkende bouwdeel, ongeacht de vloerconstructie of wijze van verharding. Zie ook NEN 2580.

1.40 carport/overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.

1.41 dakkapel

Een bescheiden, ondergeschikte uitbouw in de kap, bedoelt om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten en waarvan de plaatsing niet ten koste gaat van de karakteristiek van de kapvorm;

1.42 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- en bedrijfsactiviteit, waaronder horeca;

1.43 ecolodges

milieuvriendelijke gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie;

1.44 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijke opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.45 erker

Een ondergeschikte uitbouw van een woning met de omvang en uitstraling van een uitgebouwd venster, veelal gelegen voor de voorgevel.

1.46 escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof hij bedrijfmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.47 extensieve dagrecreatie

Recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving. Bijvoorbeeld wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, vaarsporten en natuurobservatie.

1.48 foodhal

een overdekte verzameling eetkramen, waar gerechten worden besteld door middel van counterverkoop;

1.49 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 geluidshinderlijke inrichtingen

Een bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht: (als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, worden aangewezen de categorieën inrichtingen in bijlage 1, onder deel D) dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.51 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.52 groepsrisico

De cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding en als gevolg van een ongewoon voorval in dit invloedsgebied waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;

1.53 hoofdgebouw

Een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.54 hoofdwoonverblijf

De woning waar u gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar feitelijk woont en volgens de Gemeentelijke Basis Administratie staat ingeschreven;

1.55 kamerverhuur

Woonfunctie, voor zover niet gelegen in logiesgebouwen zoals pensions en hotels, voor het direct of indirect bedrijfsmatig en/of als tegenprestatie verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden en/of aan meer dan vier afzonderlijke personen die geen sociale band met elkaar hebben (afgeleid van Gebruiksbesluit en art 30 van de Huisvestingswet);

1.56 kantoor

Voorzieningen gericht op het al dan niet commercieel verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.57 kunstwerk

Een constructie ten dienste van civieltechnische en/of infrastructurele voorzieningen, zoals een brug, een dam, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening; vliesconstructies en duikers daaronder niet begrepen;

1.58 luifel

Aan een gebouw of ander bouwwerk gebouwd bouwwerk zonder eigen op de grond rustende draagconstructie voorzien van een dak doch zonder eigen wanden;

1.59 Langzaam verkeer

niet-motorvoertuigen, fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier, als ook motorvoertuigen met een snelheidsbeperking;

1.60 maaiveld

De bovenkant of oppervlakte van het direct afgewerkt terrein;

1.61 nevenactiviteit

Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.62 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

1.63 nokhoogte

Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend;

1.64 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, hoogspanningsmasten, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.65 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de as van de weg grenzen of waarvan de hoofdtoegang minder dan 1 m van de weg ligt: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • c. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
  • d. voor gebouwen voor zover gelegen binnen een zone van ten hoogste 12 m uit de grens van een hoofdbestemming Verkeer: de hoogte van bovenkant van die weg;
  • e. voor gebouwen en andere bouwwerken buiten deze zone: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.66 perceel

Een of meerdere aaneengesloten bij elkaar horende en in het gebruik een eenheid vormende grond cq. gronden;

1.67 perceelsgrens

Een grens tussen twee percelen;

1.68 permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats door één of meer personen, die op dat adres zijn ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie;

1.69 polderwoningen

woningen in het polderlandschap, zoals beschreven in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Natuurgoed Ziedewij;

1.70 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding of betaling;

1.71 recreatiehof

een conglomeratie van gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen'.

1.72 recreatief nachtverblijf

nachtverblijf door één of meerdere personen in ecolodges en/ of recreatiehof en die hun hoofd woonverblijf elders hebben

1.73 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekswinkel, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.74 slopen

Het afbreken van een geheel of gedeelte van een gebouw of bouwwerk dat geen gebouw is, waarvan de constructieve, maatschappelijke of economische levensduur ten einde is, met als doel om de vrijgekomen ruimte of locatie te gebruiken voor een nieuwe nader te bepalen bestemming en/ of functie;

1.75 straatmeubilair

Een ander bouwwerken, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloemen- of plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting of wegbewijzering, cameratoezicht; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair;

1.76 verbeelding

Analoge en/of digitale verbeelding (weergave) van het plangebied;

1.77 verblijfsrecreatie

recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in ecolodges en/ of recreatiehof;

1.78 verkeersvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van verkeer, waaronder: (spoor)wegen, fiets- en wandelpaden, parkeervoorzieningen, verkeerslichten, verkeersregelinstallaties, halteplaatsen, openbaar vervoersvoorzieningen, oversteekplaatsen, praatpalen, straatmeubilair, trottoirs, groen en bermen, woonerven, duikers, kruisende infrastructuur, geluidswerende voorzieningen en overige vergelijkbare verkeersvoorzieningen;

1.79 verkoopvloeroppervlak

De in een winkel voorkomende voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen bedoelde oppervlakte. Dit is in het algemeen de (inpandige) voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte inclusief die van de etalage, vitrine, toonbank- en kassaruimte (plus de loopruimte voor het personeel daarachter), schappen, paskamers, ruimten voor winkelwagentjes en lege dozen evenals de vloeroppervlakte van entresols (met voor klanten voldoende hoogte). Onder de WVO vallen (dus) niet de uitsluitend voor het personeel bedoelde ruimten en niet de ruimten betrekking hebbend op bedrijfskantoor, portiek, ambacht, reparatie, opslag, magazijn, sanitair en distributieruimten ten behoeve van de verwerking van bestellingen evenals van de door personeel bediende diepvries- en koelcellen;

1.80 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.81 voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.82 voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn is gelegen langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing; de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.83 voorkant

De voorkant van een gebouw is de zijde van het gebouw die achter en evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorgevelrooilijn ligt;

1.84 werkhof

werkschuren voor het beheer van het natuurgoed;

1.85 woning

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat geschikt en bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden in continue samenstelling, waarin geen kamerverhuur wordt bedreven en dat niet is gelegen in logiesgebouwen, zoals pensions en hotels;

1.86 woonfunctie

Gebruiksfunctie voor wonen betrekking hebbend op een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat de gebruiksfunctie “wonen” heeft;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstand

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Hoogte van een bouwlaag

Verticale maat tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen.

2.6 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Peil

Peil wordt gemeten vanaf de bovenkant van het gemiddelde maaiveld van het aansluitend afgewerkt terrein of vanaf de bovenkant van de weg bij gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hoveniersbedrijf;
  • b. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. bedrijfsgebonden kantoren tot een oppervlakte van maximaal 20% van het bruto vloeroppervlak tot een maximum van 200 m2;
  • d. een werkhof ten behoeve van het onderhoud van Natuurgoed Ziedewij.

met daaraan ondergeschikt:

  • e. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen;
  • f. bedrijfsgebonden parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak;
  • b. er zijn maximaal 2 volumes toegestaan van 400m2 en een gezamenlijke grondoppervlakte van maximaal 800 m2, waarbij geldt dat binnen de 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen' en de bestemming 'bedrijf' samen het totaal aantal volumes niet meer bedraagt dan 4 en het totaal grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.600m2;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
  • d. de dakhelling bedraagt maximaal 45 graden;
  • e. Het aantal gebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de verbeelding met de aanduiding 'maximum aantal gebouwen'.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
    • 1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 2. 8 meter voor lichtmasten;
    • 3. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 4. 3 meter voor reclamezuilen;
    • 5. 6 meter voor een vlaggenmast;
    • 6. 3 meter voor overige andere bouwwerken.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 3.2.1 aangaande:

  • a. de situering van de gebouwen;
  • b. de vorm van de bouwmassa;
  • c. de situering en inrichting van de parkeervoorzieningen;
  • d. de situering en uitvoering van lichtmasten en lichtreclames.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken ten behoeve van masten voor cameratoezicht

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 voor het realiseren van een mast voor cameratoezicht ten behoeve van de openbare orde en veiligheid, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Voor de bestemming 'Bedrijf' zijn de volgende specifieke gebruiksregels van toepassing:

  • a. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. het aantal parkeervoorzieningen in overeenstemming is met de gemeentelijke parkeernota.
  • f. ter plaatse van de specifieke aanduiding 'milieuzone - geurbronnen uitgesloten' zijn geurbronnen die belastend zijn voor geurgevoelige functies niet toegestaan;

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die zijn opgenomen in een categorie hoger dan genoemd, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij het milieueffect van het beoogde bedrijf nadrukkelijk wordt meegewogen en waarbij bijlage de Staat van Bedrijfsactiviteiten mede betrokken wordt;
  • b. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • c. de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorzieningen), bermen en beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. voorwerpen van beeldende kunst;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

4.2.1 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 8 meter voor lichtmasten;
    • 2. 6 meter voor bruggen, verkeersborden en speelvoorzieningen;
    • 3. 3 meter voor overige andere bouwwerken.

Artikel 5 Recreatie - natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • c. de ontwikkeling en behoud van natuurwaarden;
  • d. extensieve dagrecreatie, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'natuur' extensieve dagrecreatie niet is toegestaan;
  • e. verblijfsrecreatie; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logement', met dien verstande dat recreatief nachtverblijf door ten hoogste 50 personen zijn toegestaan;
  • f. recreatiehof; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen';
  • g. parkeren; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer': tevens een fietspad;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': tuinen behorende bij de aangrenzende woningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingsweg voor de aangrenzende voorzieningen ten behoeve van:
    • 1. langzaam- en bestemmingsverkeer;
    • 2. parkeren;
    • 3. wonen.

met daaraan ondergeschikt:

  • k. groen- en speelvoorzieningen;
  • l. wegen en paden;
  • m. lig- en speelweiden;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. steigers en bruggen.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluiten binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de bouwwerken voor verblijfsrecreatie worden gebouwd binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logement';
  • c. er zijn maximaal 9 volumes toegestaan en het gezamenlijke grondoppervlakte bedraagt maximaal 1.680 m2, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. voor het recreatiehof zijn 3 volumes toegestaan met een maximaal grondoppervlakte van 400 m2 per volume en een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 1.200 m2, waarbij geldt dat binnen de 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen' en de bestemming 'bedrijf' samen het totaal aantal volumes niet meer bedraagt dan 4 en het totaal grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.600m2;
    • 2. voor de verblijfsrecreatie zijn 6 volumes toegestaan met een maximaal grondoppervlakte van 80 m2 per volume en een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 480 m2, met dien verstande dat:
      • elk volume in maximaal 2 verhuurbare delen mag worden gerealiseerd;
    • 3. De goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 8 meter voor lichtmasten;
    • 2. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor reclamezuilen;
    • 4. 10 meter voor overige andere bouwwerken.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van ecolodges ten behoeve van permanente bewoning;
  • b. het gebruik van ecolodges voor meer dan 14 dagen aaneengesloten nachtverblijf;
  • c. recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor kampeerplaatsen en plaatsen voor (sta)caravans;
  • e. het gebruiken van gronden voor extensieve dagrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'natuur'.
5.3.2 Toegestaan gebruik recreatiehof

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen' is onder andere het volgende gebruik toegestaan:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. natuureducatieve-, ontvangst- en beheersfuncties ten dienste van het natuurgoed;
  • c. kleinschalige detailhandel in de vorm van een winkel voor de verkoop van eigen land- en streekproducten met een maximaal bruto vloeroppervlak van 200 m2;
  • d. horeca - activiteiten van categorie 1a en 1b toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat:
    • 1. tevens een foodhal is toegestaan;
    • 2. er een maximaal bruto vloeroppervlak van 250 m2 geldt;
    • 3. het een niet zelfstandige horecafunctie betreft die afhankelijk en ten dienste is van de bestemming Recreatie - Natuur, en in de geest hiervan, en de hoofdfuncties binnen de bestemming ondersteunt zodat het de kwaliteit van de hoofdfuncties binnen de bestemming vergroot of completeert;
    • 4. de genoemde functie alleen is toegestaan als de openingstijden vallen binnen de openingstijden van de hoofdfuncties binnen de bestemming Recreatie- Natuur.
5.3.3 Voorwaardelijke verplichting - fietspad

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Recreatie - natuur' is slechts toegestaan indien:

ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' een fietspad wordt aangelegd;

het onder a bedoelde fietspad binnen 1 jaar na de verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw is gerealiseerd;

het fietspad duurzaam in stand wordt gehouden.

5.3.4 Voorwaardelijke verplichting - watercompensatie

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Recreatie - natuur' is slechts toegestaan nadat:

  • a. wordt voorzien in ten minste 703,5 m2 waterberging;
  • b. de waterberging wordt gerealiseerd binnen 1 jaar na de verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw;
  • c. de waterberging in stand wordt gehouden;
  • d. bij schriftelijk akkoord van bevoegd gezag (waterschap Hollandse Delta) mag afgeweken mag worden van deze voorwaardelijke verplichting.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een ander gebruik dan ter plaatse is toegestaan.
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij het milieueffect van het beoogde bedrijf nadrukkelijk wordt meegewogen en waarbij de Staat van Bedrijfsactiviteiten en/of de Staat van Horeca activiteiten mede betrokken wordt;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
  • b. Bij schriftelijk akkoord van bevoegd gezag (waterschap Hollandse Delta) mag afgeweken mag worden van de voorwaardelijke verplichting zoals is bepaald in lid 5.3.4.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen ten behoeve van aangrenzende woonbestemmingen;
  • c. groen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

6.2.1 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2,5 meter voor pergola's, tuinmeubilair, speeltoestellen;
    • 2. 4 meter voor vlaggenmasten 4 meter (maximaal 1 per perceel);
    • 3. 1 meter voor overige andere bouwwerken.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het realiseren van erkers, mits:

  • a. de diepte maximaal 1 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  • b. de hoogte maximaal 1 bouwlaag direct boven het maaiveld bedraagt;
  • c. de erker maximaal de helft van de oorspronkelijke gevelbreedte met een maximum van 3,5 meter beslaat.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen waaronder bruggen, steigers, dammen en/of duikers;
  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 8 meter voor lichtmasten;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor het realiseren van een mast voor cameratoezicht ten behoeve van de openbare orde en veiligheid, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorg' naast het toegestaan huishouden in de woning ook logies voor maximaal 2 personen, met een maximale verblijfsduur van maximaal 2 weken per persoon;
  • c. Een grondwal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - grondwal'.

met daaraan ondergeschikt:

  • d. beroep aan huis;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. erven;
  • i. erftoegangswegen.
8.2 Bouwregels

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1;
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • d. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan bestaand tenzij aangegeven op de verbeelding;
  • e. de dakhelling bedraagt minimaal 30 en maximaal 60 graden, met dien verstande dat bestaande dakhellingen niet mogen worden vergroot.
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • a. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
    • b. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot het snijpunt gevel-dakvlak ten minste 0,5 en ten hoogste 1 meter bedraagt;
    • c. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 meter bedraagt;
    • d. de breedte van dakkapellen aan de voor- of naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  • g. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • h. dakoverstekken van dakkapellen en dakopbouwen mogen maximaal 0,2 meter bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de goot- en/of bouwhoogte voor woningen met een asymmetrische kap niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter indien deze grenst aan de openbare weg of openbaar groen;
  • c. de goothoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4 meter, maar niet hoger dan het hoofdgebouw en niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de nokhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet hoger zijn dan de nokhoogte van het hoofdgebouw;
  • e. aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken zijn voorzien van een plat dat of de dakhelling is gelijk aan de hellingshoek van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • g. de nokhoogte van de niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  • h. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het bebouwbaar erf, met een maximum van 60 m². Bij een bebouwbaar erf, met een oppervlak groter dan 120 m² mag het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken maximaal 60 m² vermeerderd met 10% van het bebouwbaar erf bedragen, tot een maximum van 150 m²;
  • i. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder b, c, d, f, h, en i geldt dat indien de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken groter zijn dan de hiervoor genoemde afmetingen de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken de maximale afmetingen zijn.
  • k. In aanvulling van het gestelde onder h is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een zelfstandig bijgebouw niet behorende bij een hoofdgebouw toegestaan met een oppervlakte van 100 m2, waarbij het oppervlakte een aanvulling is op het oppervlakte vermeld onder h.

8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 2 meter voor tuinmeubilair;
    • 3. 2,5 meter voor overige andere bouwwerken;
8.2.4 Voorwaardelijke verplichting - sloop bijgebouwen

Een hoofdgebouw op de gronden als bedoeld in 8.1 mag enkel in gebruik genomen en gehouden worden wanneer het bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' verwijderd is en het gestelde onder 8.2.2k komt daarmee te

vervallen.

8.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. tijdelijke of permanente bewoning van de niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • b. een beroep aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de vloeroppervlakte van de activiteiten ten hoogste 40% van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige verkeeraantrekkende werking ontstaat;
    • 3. het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • c. het aantal parkeervoorzieningen in overeenstemming is met de gemeentelijke parkeernota.
8.3.1 Voorwaardelijke verplichting - grondwal

Het gebruik van nieuwe bouwwerken is slechts toegestaan indien:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal' een grondwal wordt opgericht en in stand wordt gehouden ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat, waarbij geldt dat de grondwal een minimale breedte van 8 meter en een minimale hoogte van 2 meter heeft;
  • b. de onder a bedoelde grondwal binnen 1 jaar na de ingebruikname van het hoveniersbedrijf is opgericht;
8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 teneinde een bedrijf aan huis toe te staan, waarbij geldt dat:

  • a. de vloeroppervlakte ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 60 m2;
  • b. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
  • c. de bedrijfsactiviteiten door de bewoner worden uitgeoefend.

Artikel 9 Wonen - Lintbebouwing - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Lintbebouwing - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • d. het wonen in de vorm van grondgebonden woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. beroep aan huis
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. erven.
9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het maximum aantal woningen bedraagt 2;
  • c. de inhoudsmaat van de woningen mag niet meer bedragen dan 1.000 m3 per woning;
  • d. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 meter respectievelijk 10 meter;
  • e. de dakhelling bedraagt minimaal 30 graden en maximaal 60 graden;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot het snijpunt gevel-dakvlak ten minste 0,5 en ten hoogste 1 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 meter bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de voor- of naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  • a. woningsplitsing en -samenvoeging is niet toegestaan;
  • b. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • c. dakoverstekken van dakkapellen en dakopbouwen mogen maximaal 0,2 meter bedragen.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, bedraagt ten minste 2 meter;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter indien deze grenst aan de openbare weg of openbaar groen;
  • d. de goothoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4 meter, maar niet hoger dan het hoofdgebouw en niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de nokhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet hoger zijn dan de nokhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken zijn voorzien van een plat dat of de dakhelling is gelijk aan de hellingshoek van het hoofdgebouw;
  • g. de goothoogte van niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • h. de nokhoogte van de niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  • i. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het bebouwbaar erf, met een maximum van 60 m². Bij een bebouwbaar erf, met een oppervlak groter dan 120 m² mag het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken maximaal 60 m² vermeerderd met 10% van het bebouwbaar erf bedragen, tot een maximum van 150 m²;
  • j. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter.
9.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 2 meter voor tuinmeubilair;
    • 3. 2,5 meter voor overige andere bouwwerken.
9.2.4 Voorwaardelijke verplichting - nader akoestisch onderzoek

De omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen wordt uitsluitend verleend nadat:

  • a. een rapport wordt overlegd waarin is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder, dan wel aan de verleende hogere grenswaarden;
  • b. een gevelweringonderzoek wordt overlegd waarin is aangetoond dat wordt voldaan aan de binnenwaarde van 33 dB.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken van de bouwhoogte voor niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder g en h teneinde een grotere maatvoering (hoogte) voor niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken toe te staan, waarbij geldt dat:

  • a. de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedraagt;
  • b. de goothoogte ten hoogste 4 meter bedraagt;
  • c. de dakhelling minimaal 45° en maximaal 60° bedraagt.
9.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. tijdelijke of permanente bewoning van de niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • b. een beroep aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de vloeroppervlakte van de activiteiten ten hoogste 40% van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige verkeeraantrekkende werking ontstaat;
    • 3. het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • c. het aantal parkeervoorzieningen in overeenstemming is met de gemeentelijke parkeernota.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 teneinde een bedrijf aan huis toe te staan, waarbij geldt dat:

  • a. de vloeroppervlakte ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 60 m2;
  • b. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
  • a. de bedrijfsactiviteiten door de bewoner worden uitgeoefend.
9.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane aantal en de inhoud van woningen, ten behoeve van het realiseren van een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een bedrijfswoning of andere woning, niet zijnde een recreatiewoning, of in een bijgebouw, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen worden gegeven, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van de bedoelde woonruimte niet meer dan 250 m³ mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning respectievelijk de maximale goot- en bouwhoogte van het betreffende bijgebouw;
  • c. ingeval de bedoelde woonruimte in een van de woning vrijstaand gebouw wordt gebouwd, de afstand van dat bijgebouw tot de woning niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • d. het bouwen op een zodanige wijze dient te geschieden dat de extra zelfstandige woonruimte bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting en bij intrekking van de afwijking ongedaan kan worden gemaakt;
  • e. alvorens te beslissen op een verzoek om afwijking, wint het bevoegd gezag advies in bij een door hen aan te wijzen medisch adviseur;
  • f. het bevoegd gezag trekt de verleende omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer nodig is.

Artikel 10 Wonen - Lintbebouwing - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Lintbebouwing - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van grondgebonden woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. beroep aan huis
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. erven
10.2 Bouwregels

Op de in artikel 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt maximaal 3;
  • d. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • e. de dakhelling bedraagt minimaal 30 graden en maximaal 60 graden dan wel de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande grotere dakhelling, met dien verstande dat bestaande dakhellingen niet mogen worden vergroot;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot het snijpunt gevel-dakvlak ten minste 0,5 en ten hoogste 1 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 meter bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de voor- of naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  • g. uitbreiding van bestaande hoofdgebouwen mag uitsluitend plaatsvinden in de vorm van bijbehorende bouwwerken;
  • h. woningsplitsing en -samenvoeging is niet toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', mag de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bijbehorende bouwwerken niet worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend;
  • j. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • k. dakoverstekken van dakkapellen en dakopbouwen mogen maximaal 0,2 meter bedragen.

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, bedraagt ten minste 2 meter;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter indien deze grenst aan de openbare weg of openbaar groen tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de goothoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4 meter, maar niet hoger dan het hoofdgebouw en niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de nokhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet hoger zijn dan de nokhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken zijn voorzien van een plat dat of de dakhelling is gelijk aan de hellingshoek van het hoofdgebouw;
  • g. de goothoogte van niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • h. de nokhoogte van de niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  • i. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het bebouwbaar erf, met een maximum van 60 m². Bij een bebouwbaar erf, met een oppervlak groter dan 120 m² mag het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken maximaal 60 m² vermeerderd met 10% van het bebouwbaar erf bedragen, tot een maximum van 150 m²;
  • j. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter.

10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 2 meter voor tuinmeubilair;
    • 3. 2,5 meter voor overige andere bouwwerken.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken van de bouwhoogte voor niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder i en j teneinde een grotere maatvoering (hoogte) voor niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken toe te staan, waarbij geldt dat:

  • a. de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedraagt;
  • b. de goothoogte ten hoogste 4 meter bedraagt;
  • c. de dakhelling minimaal 45° en maximaal 60° bedraagt.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid teneinde uitbreiding van hoofdgebouwen door middel van nokverhoging dan wel het plaatsen van dakopbouwen mogelijk te maken, uitsluitend teneinde een verblijfruimte te realiseren die anders niet voldoet aan het Bouwbesluit.

10.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. tijdelijke of permanente bewoning van de niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • b. een beroep aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de vloeroppervlakte van de activiteiten ten hoogste 40% van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige verkeeraantrekkende werking ontstaat;
    • 3. het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • c. het aantal parkeervoorzieningen in overeenstemming is met de gemeentelijke parkeernota.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 teneinde een bedrijf aan huis toe te staan, waarbij geldt dat:

  • a. de vloeroppervlakte ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 60 m2;
  • b. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
  • c. de bedrijfsactiviteiten door de bewoner worden uitgeoefend.

Artikel 11 Woongebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van grondgebonden woningen;

met daaraan ondergeschikt:

beroep aan huis;

wegen en paden;

parkeervoorzieningen;

nutsvoorzieningen;

water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

erven.

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - polderwoning': zijn uitsluitend polderwoningen toegestaan;
  • d. het maximum aantal woningen bedraagt 6;
  • e. de inhoudsmaat van de woningen mag niet meer bedragen dan 1.000 m3 per woning;
  • f. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 respectievelijk 10 meter;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot het snijpunt gevel-dakvlak ten minste 0,5 en ten hoogste 1 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 meter bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de voor- of naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  • h. woningsplitsing en -samenvoeging is niet toegestaan;
  • i. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • j. dakoverstekken van dakkapellen en dakopbouwen mogen maximaal 0,2 meter bedragen.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • b. de gronden 1 meter achter de voorgevelrooilijn dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
11.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 2 meter voor tuinmeubilair;
    • 3. 2,5 meter voor overige andere bouwwerken.
11.2.4 Voorwaardelijke verplichting - nader akoestisch onderzoek

Indien een woning wordt gebouwd in de zone vanaf 8 meter tot 24 meter vanaf de as van de weg (de gele zone), zoals opgenomen in Bijlage 2 wordt de omgevingsvergunning voor de bouw uitsluitend verleend dan nadat:

  • a. een rapport wordt overlegd waarin is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder, dan wel aan de verleende hogere grenswaarden;
  • b. een gevelweringonderzoek wordt overlegd waarin is aangetoond dat wordt voldaan aan de binnenwaarde van 33dB.
11.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Ttijdelijke of permanente bewoning van de niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • b. een beroep aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de vloeroppervlakte van de activiteiten ten hoogste 40% van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige verkeeraantrekkende werking ontstaat;
    • 3. het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • c. het aantal parkeervoorzieningen in overeenstemming is met de gemeentelijke parkeernota.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 teneinde een bedrijf aan huis toe te staan, waarbij geldt dat:

  • a. de vloeroppervlakte ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 60 m2;
  • b. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
  • c. de bedrijfsactiviteiten door de bewoner worden uitgeoefend.
11.4.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane aantal en de inhoud van woningen, ten behoeve van het realiseren van een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een bedrijfswoning of andere woning, niet zijnde een recreatiewoning, of in een bijgebouw, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen worden gegeven, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van de bedoelde woonruimte niet meer dan 250 m³ mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning respectievelijk de maximale goot- en bouwhoogte van het betreffende bijgebouw;
  • c. ingeval de bedoelde woonruimte in een van de woning vrijstaand gebouw wordt gebouwd, de afstand van dat bijgebouw tot de woning niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • d. het bouwen op een zodanige wijze dient te geschieden dat de extra zelfstandige woonruimte bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting en bij intrekking van de afwijking ongedaan kan worden gemaakt;
  • e. alvorens te beslissen op een verzoek om afwijking, wint het bevoegd gezag advies in bij een door hen aan te wijzen medisch adviseur;
  • f. het bevoegd gezag trekt de verleende omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer nodig is.

Artikel 12 Leiding - Brandstof

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.

12.1.1 Prioriteitstelling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Leiding - Brandstof' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Leiding - Brandstof'.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2 onder b. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's in het kader van externe veiligheid;
  • d. geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Brandstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
12.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 12.4.1 is bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
12.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

13.1.1 prioriteitenstelling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' .

13.2 Bouwregels
13.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 13.3.

13.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden die hierna in 13.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan.

13.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken, dan wel werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
13.3.3 Uitzondering op het aanlegverbod

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

13.3.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Alvorens de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.

13.3.5 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

Aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 5

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

14.1.1 prioriteitenstelling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' .

14.2 Bouwregels
14.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 14.3.

14.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden die hierna in 14.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

14.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken, dan wel werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
14.3.3 Uitzondering op het aanlegverbod

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

14.3.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Alvorens de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.

14.3.5 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

Aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende andere bouwwerken zoals duikers, keerwanden en merktekens.

15.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

15.2.1 Andere bouwwerken

Bouwhoogte van andere bouwwerken maximaal 3 meter.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits schriftelijk advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
15.4.2 Advies

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat schriftelijk advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

15.4.3 Uitzondering op aanlegverbod

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

17.2 Kleinere afstand

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

17.3 Hoger bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksbedrijf dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Geluidzone - Industrie
19.1.1 aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

19.1.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

19.1.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde dan wel een te verlenen hogere grenswaarde.

19.2 Veiligheidszone - leiding
19.2.1 Verbod

Binnen de gebiedsaanduiding ''veiligheidszone - leiding' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoelt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan.

19.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van 19.2.1 voor het toestaan van kwetsbare objecten met inachtneming van de volgende regels:

  • a. door middel van onderzoek is aangetoond dat de 10-6 contour niet wordt overschreden en het groepsrisico verantwoord wordt geacht;
  • b. de leidingbeheerder instemt met het bouwen binnen de veiligheidszone.
19.3 Vrijwaringszone - straalpad
19.3.1 aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding.

19.3.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet hoger worden gebouwd dan 63 meter.

19.3.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits schriftelijk advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding.

19.4 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
19.4.1 verbod

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoelt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan.

19.4.2 afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.4.1 voor het toestaan van kwetsbare objecten met inachtneming van de volgende regels:

  • a. door middel van onderzoek is aangetoond dat de 10-6 contour niet wordt overschreden en het groepsrisico verantwoord wordt geacht;
  • b. de leidingbeheerder instemt met het bouwen binnen de veiligheidszone.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
20.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 22 Overige regels

22.1 Beeldkwaliteitsplan
22.1.1 Toetsingsregel voor de omgevingsvergunning bouwactiviteiten

Een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten kan alleen worden verleend als is aangetoond door de aanvrager dat de bouwwerken waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft in overeenstemming zijn met het bepaalde in het beeldkwaliteitsplan, zoals toegevoegd als Bijlage 1.

22.1.2 Voorwaardelijke verplichting bouwen

Bouwactiviteiten kunnen alleen worden uitgevoerd en vervolgens in stand gehouden wanneer wordt voldaan aan het beeldkwaliteitsplan, zoals toegevoegd als Bijlage 1.

22.1.3 Voorwaardelijke verplichting natuur

Het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is slechts toegestaan in overeenstemming met de bestemming wanneer deze werken en werkzaamheden in overeenstemming zijn met het gestelde in i het hoofdstuk 'Landschap' in het beeldkwaliteitsplan, zoals toegevoegd als Bijlage 1.

22.1.4 Voorwaardelijk verplichting natuurontwikkeling

Het in gebruik nemen van een bouwwerk voor verblijfsrecreatie of een polderwoning is in overeenstemming met het bestemmingsplan wanneer tenminste 27.525m2 van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting - natuurontwikkeling' zijn ingericht met natuur, conform de paragraaf Eco-akker in het beeldkwaliteitsplan, zoals toegevoegd als Bijlage 1.

22.1.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken met de bestemming 'Recreatie - natuur', is slechts toegestaan indien de benodigde landschappelijke inpassing van de gronden wordt gerealiseerd:

  • a. overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan, zoals toegevoegd als Bijlage 1;
  • b. binnen 2 jaar nadat de omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  • c. de landschappelijke inpassing duurzaam in stand wordt gehouden.
22.1.6 Voorwaardelijke verplichting hoveniersbedrijf

Het in gebruik nemen van een bouwwerk voor hoveniersbedrijf en werkhof t.b.v. Natuurgoed Ziedewij is slechts toegestaan in overeenstemming met de bestemming wanneer deze werken en werkzaamheden in overeenstemming zijn met het gestelde in het hoofdstuk 'Werkhof Natuurgoed' in het beeldkwaliteitsplan, zoals toegevoegd als Bijlage 1.

22.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.
22.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, zoals toegestaan op grond van de bestemmingen zoals bedoeld in Hoofdstuk 2, wordt slechts verleend indien wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de nota 'Parkeernormen gemeente Barendrecht 2018', of de rechtsopvolger(s) daarvan, tenzij de aard en omvang van de omgevingsvergunning voor het bouwwerk en/of de uitbreiding en/of de wijziging van het gebruik van bouwwerken en/of gronden niet leidt tot extra parkeerbehoefte;
  • b. Parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 23.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 23.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 23.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Dit plan kan worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Natuurgoed Ziedewij e.o.' van de gemeente Barendrecht.