Plan: | Eilanden van Hain |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3916BP-0301 |
De woningbehoefte blijft onverminderd hoog, dit blijkt ook uit het teruglopen van het beschikbare aanbod en stijgende verkoopprijzen. Meer bouwen kan de woningmarkt ontlasten, de betaalbaarheid van wonen verbeteren en daarmee de toegang tot de woningmarkt voor meer mensen bereikbaar maken. Deze behoefte wordt ook in Zaanstad gevoeld.
Om aan de behoefte te voldoen is in Maak.Zaanstad de ambitie uitgesproken om de woningproductie naar een niveau van minimaal 1.000 woningen per jaar te brengen. De productie van nieuwe woningen is nog niet op het niveau van deze ambitie. Het tempo van de bouwproductie moet omhoog en daarom zet gemeente Zaanstad in op een effectievere werkwijze door zelf te prioriteren binnen de beschikbare ruimte die ze daarvoor als gemeente heeft. Het prioriteren van 15 grote woningbouwprojecten zal uiteindelijk leiden tot de bouw van zo'n 5.400 woningen. Het voormalige Provily/Slibkuil-terrein te Krommenie bedraagt een van deze prioritaire projecten.
Voorliggend bestemmingsplan moet de woningbouwontwikkeling op het voormalige Provily/Slibkuil-terrein mogelijk maken.
De locatie betreft nu nog een braakliggend terrein en ligt tegen het buitengebied van gemeente Uitgeest aan, in het bebouwd gebied van Krommenie West. Het woningbouwplan bestaat uit maximaal 235 grondgebonden woningen inclusief wegen, water, kunstwerken e.d. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk regime voor het plangebied van kracht, waarmee de woningbouw binnen het plangebied planologisch mogelijk wordt gemaakt.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van Krommenie. Het plangebied wordt globaal begrensd door:
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied
Momenteel bestaat het plangebied aan de Busch en Marslaan uit grasland met bomen en bosschages.Het noordelijk en zuidelijk deel van het plan gebied worden gescheiden door de Militaireweg en de Kerksloot. In het midden van het zuidelijk deel van het plangebied is er een inrit naar een semi-verhard pad dat dit deel van het plangebied doorsnijdt. De oostkant van het plangebied ligt tegen de woonbuurten Noorderham en Zuiderham aan, waar voornamelijk de woonbestemming geldt. Aan de westkant ligt het buitengebied van Uitgeest met landschappelijke waarden. Tussen dit buitengebied en het plangebied liggen de wateren de Zuiderham en de Noorderham.
Dit bestemmingsplan vervangt een gedeelte van het bestemmingsplan:
Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Eilanden van Hain. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.
In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.
Het plangebied is gelegen aan de westzijde van Krommenie West. Krommenie is een compact dorp met over het algemeen eengezinshuizen. De uitbreiding van Krommenie bestaat uit Noorderham, Zuiderham en Willis. Deze wijken aan de westzijde van het dorp zijn voornamelijk gebouwd in jaren zestig en zeventig en hebben een voor die periode kenmerkend onregelmatig stratenpatroon. Woonbebouwing bepaalt de sfeer. De rijtjeswoning is het meest voorkomende type, maar ook vrijstaande huizen, bungalows, middelhoge stroken en flats van tien verdiepingen komen voor.
De bebouwingsstroken staan los van elkaar, waardoor de huizen en blokken rondom zichtbaar zijn. De wijken zijn ruim van opzet en hebben mede door de voor- en achtertuinen van de laagbouw een groen karakter. De hogere woongebouwen liggen aan gemeenschappelijk groen. De begane grond van de flats is meestal niet bewoond, waardoor kale wanden de openbare ruimte begrenzen.
De architectuur van de rijenwoningen, middelhoog- en hoogbouw is gebaseerd op herhaling van de woning als basiseenheid en de leesbaarheid daarvan in de compositie. De hoekwoningen zijn op een enkel raam in de zijgevel na gelijk aan de tussenwoningen. Langs één straat staat meestal één type woning. Uitzondering hierop vormt het zuidelijke deel van de Zuiderham, waar de woningen minder streng zijn gerepeteerd. De vrijstaande huizen en bungalows liggen net als de complexen veelal in een ruime tuin en hebben ieder een eigen karakter.
De zuidrand van Krommenie Zuid bestaat voor een gedeelte uit een beplante geluidswal die de woningen in Zuiderham beschermt tegen het geluid van de Provinciale weg. In het westelijk deel van de wijk bevindt zich een sportpark. Het sportpark dient voornamelijk voor openlucht recreatie en de beboste randen van de sportvelden geven het gebied en dus ook de woonrand van de wijk een groen karakter.
Het aangrenzende gebied Zuiderham met de Busch is recreatief en landschappelijk gezien de regionale betekenis. De route langs de Busch en het fietspad over de dijk bij De Ham voert fietsers onder andere van Spaarnwoude naar het Alkmaardermeer. Het gebied maakt onderdeel uit van de Westelijke tak van de Stelling van Amsterdam.
De aangrenzende buurten Noordeham en Zuiderham worden gekenmerkt door lint bebouwing en een onregelmatige strokenverkaveling, met voornamelijk eengezinswoningen en veel groen en water. Aan de oostzijde van het slibkuil-gebied, aan de Van Allenstraat en Komarlowlaan zijn enkele meergezinswoningen aanwezig. In deze buurten zijn met name erftoegangswegen met een snelheidslimiet van 30 km/uur gesitueerd. De erftoegangswegen de Marslaan en de Busch worden over de gehele lengte door een grote hoeveelheid groen begeleid.
Nederland heeft al jaren een groot tekort aan woningen. Op dit moment bedraagt het woningtekort zo'n 300.000. De behoefte aan woningen worden ook in Zaanstad gevoeld. Het beleid van de Gemeente Zaanstad is hierdoor al jarenlang gericht op het vergroten van de woningbouwproductie, met onder andere het aanwijzen van woningbouwlocaties en prioritaire projecten.
Zo worden de ‘Eilanden van Hain’ al een lange tijd voorzien aan de westzijde van Krommenie, op locatie waar de sportvelden van Provily en Slibkuil lagen. In Zichtbaar Zaans, de Ruimtelijke Structuurvisie Zaanstad 2020 die op 7 juni 2012 is vastgesteld door gemeenteraad, worden sportpark Provily en een deel van het sportpark Slibkuil gezien als locaties voor nieuwe woonmilieus op of langs het water. Op de bijbehorende ontwikkelkaart 'Herstructureren/Revitaliseren' zijn deze locaties aangeduid als zoeklocaties voor wonen op en langs het water.
Afbeelding 2.1: ontwikkelkaart 'Herstructureren/Revitaliseren' (bron: Ruimtelijke Structuurvisie Zaanstad 2020)
In het geldende bestemmingsplan 'Krommenie', vastgesteld 4 juli 2013, is dit vertaald door op deze locaties een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor de bouw van een nieuwe wijk. De wijzigingsbevoegdheid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid met in achtneming van de wijzigingsregels de bestemming "Sport" te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen" en Verkeer - 'Verblijfsgebied'. Zo is in de wijzigingsregels onder andere opgenomen dat binnen het plangebied maximaal 235 grondgebonden woningen gerealiseerd kunnen worden.
Van deze wijzigingsbevoegdheid kan geen gebruik worden gemaakt aangezien het voor de kwaliteit van het plan het noodzakelijk is dat naast de bestemming "Sport" tevens de bestemmingen "Natuur" en "Verkeer - Verblijfsgebied" binnen het wijzigingsgebied worden gewijzigd in de bestemmingen 'Wonen" en Verkeer - 'Verblijfsgebied'. Aan de rest van de wijzigingsregels zal het beoogde plan wel voldoen. Hiermee betreft voorliggend bestemmingsplan nagenoeg geheel een uitwerking van deze bevoegdheid.
De volgende ontwikkelingen worden door dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt:
Het nieuwe woongebied bestaat straks uit vijf verschillenden eilanden waarop maximaal 235 grondgebonden woningen, waaronder circa 20 vrije kavels komen. De eilanden hebben allemaal hun eigen specifieke herkenningspunten en sfeer. Dit door de eigen manier waarop op elk eiland de architectuur uit de Zaanstreek in de woningen terugkomt en de openbare ruimte wordt ingericht. De diversiteit in woningaanbod is heel gevarieerd, grote en kleinere huizen in allerlei typen. De huizen staan in karakteristieke rijen, half vrijstaand of vrijstaand op het land.
De Eilanden van Hain zijn volledig verweven met het omringende water. Voor de bewoners van de Eilanden van Hain en van de omliggende wijken worden de eilanden een nieuwe route naar het water en de natuur. Bovendien komt er op de eilanden veel groen en zijn er straks parkachtige natuurplekken met speelplaatsen voor iedereen.
Uitgangspunten voor ontwikkeling van het gebied zijn:
Goede ruimtelijke ordening
Bij het bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.
In voorliggend bestemmingsplan wordt dit gedaan door voldoende afstand te houden tussen omliggende bedrijvigheid en de nieuw te realiseren woningen.
Daarnaast is het in het kader van goede ruimtelijke ordening van belang dat er wordt gebouwd conform de bestaande behoefte (de Ladder voor duurzame verstedelijking). De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Voorliggend bestemmingsplan maakt maximaal 235 grondgebonden woningen inclusief water, wegen en groenvoorzieningen mogelijk. Aangezien in Zaandstad en de regio een groot woning tekort bestaat, voorziet dit bestemmingsplan in deze behoefte.
Omgevingskwaliteit
De voormalige locaties Slibkuil en Provily is de plek waar Krommenie het landschap ontmoet. Aan de west en noordzijde grenst de wijk aan de natuurgebieden van Busch en Ham. Feitelijk ligt het dorp nu met de rug naar het landschap toe. De bestaande sportvelden vormen eerder een barrière dan een verbinding. Met de ontwikkeling van de Eilanden van Hain wordt de verbinding tussen Krommenie en het omliggende landschap versterkt. Dit gebeurt door de aanleg van fysieke verbindingen in de vorm van wandel-, fietsroutes door het gebied, maar ook het landschap letterlijk door te laten lopen in het plan: de rietoevers, waterstructuren en bomenrijen integreren op organische, vanzelfsprekende wijze met het plangebied.
Staatsbosbeheer is eigenaar/beheerder van twee natuurgebieden, grenzend aan het plangebied. De twee natuurgebieden gaan fungeren als schakels tussen de waterrijke, groene woonomgeving en het omliggende polderlandschap.
Rondom Amsterdam ligt een bijzondere verdedigingsring van 46 forten en batterijen en een grote hoeveelheid aan dijken en sluizen: de Stelling van Amsterdam. De stelling is een historisch monument voor Nederland en staat sinds 1996 op de lijst van UNESCO Werelderfgoed. De forten Markenbinnen, Krommeniedijk en Aan de Ham liggen in de omgeving van het plangebied. Deze drie forten zijn ooit bedoeld om de hoofdstad inclusief de ommelanden te verdedigen tegen aanvallen vanaf zee. Het plangebied van de Eilanden van Hain ligt niet in het open schootsveld maar achter de verdedigingslinie van de forten.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het realiseren van maximaal 235 woningen op de voormalige sportcomplexen Provily en Slibkuil, aan de westrand van Krommenie, een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is. Het bestemmingsplan voorziet in een duidelijke woningbouwbehoefte (een woningbehoefte die op dit moment zo urgent is dat jaarlijks minimaal 1.000 woningen (Maak.Zaanstad) gerealiseerd dienen te worden), aansluitend aan een wijk waar reeds woningen zijn gesitueerd. De ontwikkelingen verbeteren de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse aanzienlijk, met positieve effecten in een veel groter gebied.
Hoewel het project in de bouwfase zorgt voor stikstofdepositie is toch sprake van goede ruimtelijke ordening. De stikstofdepositie is namelijk tijdelijk en verantwoord door de ruimte die binnen de gebieden nog aanwezig is. Daartegenover staat dat aan de woningbehoefte wordt voldaan en deze woningen zelf, op de verkeersaantrekkende werking na, geen uitstoot veroorzaken door ze gasloos te realiseren.
Daarnaast is ter plaatse van de nieuwbouwwoningen sprake van een goed woon- en leefmilieu. Hierin wegen onder meer mee: de kwaliteiten van het gebied, de goede bereikbaarheid van dagelijkse voorzieningen en voor auto, fiets en OV. Bovendien vormen de functies binnen het bestemmingsplan ruimtelijk een samenhangend geheel en zijn de functies een positieve aanvulling op de bestaande bebouwing en woningen in de omgeving. Tenslotte vormen de ontwikkelingen geen belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
Gelet op het voorgaande maakt het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk, die in het kader van de algehele belangenafweging wenselijk zijn en waarbij sprake is van goede ruimtelijke ordening.
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Vóór 2016 waren er verschillende wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed. Sinds juli 2016 zijn die allemaal samengegaan in 1 wet. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.
In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk. De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeologievriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd.
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels opgenomen om het cultureel erfgoed te beschermen, waaronder regels m.b.t. erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Het buitengebied van Uitgeest behorende tot het werelderfgoed De Stelling van Amsterdam is aangewezen als gebied met erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde .
In de Stelling van Amsterdam zijn verschillende zoneringen te onderscheiden:
Ad 1 Stellingzone
De gehele Stelling van Amsterdam (UNESCO-werelderfgoed) is Stellingzone. De Stellingzone vormt het samenhangend geheel tussen de verdedigingswerken en het landschap. Ook voormalige inundatiegebieden maken deel uit van de Stellingzone. Voor deze Stellingzone geldt:
Ad 2 Kernzone
De kernzone wordt gevormd door de hoofdverdedigingslijn en de schootscirkels rond de forten.
De hoofdverdedigingslijn en de schootscirkels rond de forten zijn belangrijke elementen in het Stellinglandschap. De hoofdverdedigingslijn markeert de grens aanval-verdediging en tevens de grens van de inundaties. De schootscirkel is een cirkel van 1000 meter rond een fort.
De kernzone is als volgt begrensd:
Voor de Kernzone geldt:
Ad 3 Monumentenzone
De Monumentenzone vormt het hart van de Stelling van Amsterdam. Binnen de Monumentenzone liggen objecten die door de Erfgoedwet of deze Omgevingsverordening zijn beschermd, zoals dijken, forten, sluizen en andere objecten. Ruim 20 objecten zijn op dit moment opgenomen als rijksmonument ingevolge de Erfgoedwet. Binnen afzienbare tijd komen daar waarschijnlijk nog 10 rijksmonumenten bij. Ongeveer 120 objecten zijn opgenomen als provinciaal monument volgens de provinciale Omgevingsverordening. Voor deze Monumentenzone gelden naast de regels in deze verordening over de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde ook de regels uit de Erfgoedwet en de regels over monumenten (cultureel erfgoed) in deze verordening. Dit komt samengevat neer op geen ontwikkelingen toestaan die het (UNESCO-) monument beschadigen, vernielen of ontsieren, en een verbod om noodzakelijk onderhoud aan het monument te onthouden.
Beleidskaders
Verder gelden de volgende kaders waarin de kernkwaliteiten verder zijn uitgewerkt per deelgebied:
Daarnaast zijn aangrenzend aan het plangebied (westzijde) de gronden aangewezen als Bijzonder provinciaal landschap. Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Bijzonder provinciaal landschap bevat regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten van 'Alkmaardermeer en omgeving' waarmee het voorliggende bestemmingsplan rekening dient te houden betreft de bredere geul die vroeger het Alkmaardermeer- en Uitgeestermeer verbond met de Wijkermeer en het IJ. De Crommenije, Noorderham en Zuiderham zijn restanten van deze bredere geul. Aangezien voorliggend bestemmingsplan geen ontwikkelingen binnen dit gebied mogelijk maakt vindt geen aantasting plaats van het Bijzonder provinciaal landschap.
Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.
Omdat de nieuwe verordening ook een archeologische deel bevat is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.
In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.
Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.
In de Nota Archeologie Zaanstad 2009 staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in projectbesluiten en ontheffingen van het bestemmingsplan.
De Erfgoedstrategie gaat in op hoe gemeente Zaanstad het Zaans erfgoed beschermt en het een blijvende plek geeft te midden van een veranderend landschap. De Erfgoedstrategie anticipeert op actuele ontwikkelingen; na verloop van tijd zullen onderwerpen een onderdeel gaan worden van de Omgevingsvisie. Aan de hand van zeven thema’s met bijbehorende ambities geeft gemeente Zaanstad aan waar de komende jaren zich sterk voor maakt op het gebied van erfgoed. Het betreft de volgende thema's en ambities:
In het vastgestelde beleid “Identiteit van Zaanstad” staat dat gemeente Zaanstad karakteristieke bebouwing langs de dijken linten en paden koestert en behoudt en herstel van de historische bebouwing stimuleert. De door het college vastgestelde cultuurhistorische verkenning historische linten, dijken en paden is van kracht met de daarin genoemde waarden en richtlijnen.
De identiteit van Zaanstad betreft de gemeentelijke visie op de Zaanse linten, dijken en paden. De richtlijnen geven per lint, dijk of pad op hoofdlijnen aan waar een ontwikkeling op een kavel of in de openbare ruimte rekening mee moet houden om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
De visie en de kaart zijn gebaseerd op de Cultuurhistorische Verkenning naar de historische linten, dijken en paden in de gemeente Zaanstad (gemeente Zaanstad; 2019). Voor nieuwe ontwikkelingen, gelden de volgende richtlijnen:
Afbeelding 4.1: Overzichtskaart netwerk linten, dijken en paden
De Noorderham en Zuiderham zijn waarschijnlijk overblijfselen van het vroegere Kromme IJ. Oorspronkelijk waren deze wateren onderdeel van de Crommenije, de verbinding tussen het Wijkermeer en de Schermer, ontstaan in de 12e eeuw. Door bedijking in de periode tussen 1150 en 1300 en afdamming in 1357 werd de Crommenije vastgelegd waarna door verlanding en de daarop volgende ontginning de huidige vorm ontstond. Bovenstaande wateren evenals de verbindende watergangen en de oeverlanden, voorzover eigendom van de staat, zijn als Staatsnatuurmonument aangewezen op 29-3-1984. In het natuurmonument zijn vooral de rietlanden en de verlandingsvegetaties botanisch van belang. In avifaunisch opzicht zijn de als grasland beheerde oeverlanden van belang als broedgebied voor grutto, tureluur en kievit. Het natuurmonument is eveneens uit een oogpunt van natuurschoon van betekenis vanwege de afwisseling van water, rietland en grasland. Vanwege de ontstaansgeschiedenis van lokaal belang.
De Heiligeweg/Militaireweg is de oorspronkelijke verbindingsweg tussen het Krommenie (Kerkplein) en het buurtschap Busch en Dam, het laatste gelegen tussen de Noorder- en Zuiderham. De parallel lopende Kerksloot behoort tot het oorspronkelijke slotenpatroon van Krommenie. Ter hoogte van de Heiligeweg is deze inmiddels gedempt. Al deze elementen behoren tot de oorspronkelijke as in de kern van Krommenie en zijn daarom van regionaal belang.
Het plangebied behoort niet tot het als Staatsnatuurmonument aangewezen gebied. Met de ontwikkeling van de Eilanden van Hain wordt het natuurmonument niet aangetast. Het plangebied is niet maar wel nabij Nationaal Natuurnetwerk (NNN) (opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur) gelegen. Het grenst min of meer aan de westkant van het plangebied. Het toekomstig watersysteem staat in open verbinding met de huidige watergang langs de Busch. Dit water staat in open verbinding met de Kerksloot welke in open verbinding staat met de Noorderham. De inrichting van het oppervlaktewater voorkomt doodlopende watergangen en bevordert zo de doorstroming wat ten goede komt aan de waterkwaliteit. Tevens wordt extra water gecreëerd in het plangebied. Met het creëren van extra water, verbetering van de waterkwaliteit en het realiseren van natuurvriendelijke oevers wordt de natuur binnen het plangebied mogelijk zelfs versterkt. Een aantal soortgroepen zullen hier van profiteren. De watergangen met natuurvriendelijke oevers vormen een paaiplek voor vissen en amfibieën. Ook zullen insecten, die gebonden zijn aan water, hiervan profiteren waardoor ook het voedselaanbod voor vleermuizen, die van insecten leen, weer toeneemt. Door de eerste strook van het plangebied grenzend aan de huidige watergang langs de Busch tevens de bestemming natuur te geven wordt daarmee de natuurlijke verbinding met het plangebied versterkt.
In het plangebied bevinden zich geen gemeentelijke en/of rijksmonumenten.
In dit plan zijn geen beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig.
Onder het sportpark zijn resten van bewoning gevonden uit de Romeinse Tijd, onder meer sporen van een gebouw dat geïnterpreteerd wordt als wachtpost. Van regionaal belang.
Tenslotte kunnen in de uitbreidingswijken van na 1880 en vooral van na 1950 nog resten van bewoning uit de IJzertijd, de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen aanwezig zijn.
Binnen het plangebied is door Hollandia archeologen, archeologisch onderzoek verricht (Bijlage 3 Archeologisch onderzoek ISSN: 1572-3151, datum: maart 2017). Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de ontdekking in mei 1964 van een archeologische vindplaats, niet ver van Busch en Dam en de Zuiderham. Enkele amateurarcheologen van de AWN-Zaanstreek troffen een grote vijfhoekige omheining uit de vroeg-Romeinse tijd aan die door nog aanwezige paalstompen in het veen zichtbaar was geworden.
Middels een proefsleuvenonderzoek is het onderzoek met de hedendaagse technieken en middelen nogmaals herhaald. De conclusies van het proefsleuvenonderzoek zijn:
De belangrijkste vraag waar nog geen antwoord op is kunnen geven betreft de functie en herkomst van de omheining. Onbekend is wie de omheining heeft opgericht en ook niet waarvoor deze diende. Er zijnwel sterke vermoedens, maar voor zowel een Romeinse herkomst als een inheemse herkomst zijn goede argumenten te vinden.
Geadviseerd wordt om bij een definitief onderzoek de complete omheining inclusief de structuren en de sporen er binnen vrij te leggen met als doel de gehele palissade in een keer in beeld te hebben zodat deze goed gedocumenteerd kan worden.
De aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden worden in het bestemmingsplan conform het beschreven beleid beschermd.
Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Daarnaast behoort het plangebied niet tot een beschermd stads- of dorpsgezicht. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat cultuurhistorische waarden binnen het voorliggende bestemmingsplan niet beschermd hoeven te worden. Dit leidt ertoe dat de dubbelbestemming 'Waarde Cultuurhistorie' niet opgenomen hoeft te worden in het bestemmingsplan.
Het plangebied maakt conform de omgevingsverordening NH2020 geen deel uit van De Stelling van Amsterdam die sinds 1996 deel uitmaakt van de werelderfgoedlijst van UNESCO. Wel ligt het plangebied langs een oude zeedijk en aan de binnenzijde van de schootscirkel van de Stelling van Amsterdam. In voorliggend bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden in de vorm van openheid en doorzichten, ter behoud, versterking en ontwikkeling van deze landschapswaarden. Op de verbeelding en in de regels is hiertoe de bestemming 'Natuur' en de aanduiding 'openheid' opgenomen.
Daarnaast zijn in afwijking op het beleid van de Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in de regels beperkingen opgelegd voor steigers, vlonders en beschoeiingen. Zo mogen worden er beperkingen gesteld aan de maximale hoogte van deze objecten boven het hoogst waterpeil. Daarnaast is voor steigers de maximale lengte van 6 meter naar 3,5 meter gebracht, dit alles om deze bouwwerken niet te prominent in het landschap aanwezig te laten zijn. Tevens is in afwijking op de Nota Woonbebouwing 2020 de afstand tussen dakkapellen verruimd naar 1,0 op de gebouwen 'luchtig' te houden.
Met betrekking tot de archeologische waarden binnen het plangebied is het gewenst om het beleid te volgen zoals dat vastgelegd is in het Verdrag van Malta, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) en de vertaling daarvan naar gemeentelijk niveau in de Archeologienota Zaanstad (2009). Wat betreft de archeologische waarden moet worden voorkomen dat deze worden aangetast door graafwerkzaamheden. Het is van belang dat dit bestemmingsplan daarin ook een functie vervult. Het is gewenst om de archeologisch belangrijke gebieden aan te geven op de verbeelding. Ook is het van belang dat voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) in bepaalde gevallen een vergunning wordt geëist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.
Het plangebied wordt op de verbeelding van het bestemmingsplan grotendeels aangemerkt als een gebied van archeologische waarde (Waarde-Archeologie 1). Bodemverstoringen binnen dit gebied die groter zijn dan 50 vierkante meter én dieper gaan dan 50 cm moeten voorkomen worden. Tevens is er aan het gebied 'Het Hain' de Waarde archeologie 2 toegekend. In dit gebied mogen bodemverstoringen niet groter zijn dan 2000 vierkante meter én moeten dieper gaan dan 30 centimeter voorkomen worden. Wanneer het voorkomen van bodemverstoringen in deze gebieden niet mogelijk is, zal de verstoorder een archeologisch vooronderzoek moeten laten uitvoeren om vast te laten stellen of in de bodem van het terrein dat verstoord wordt een archeologische vindplaats ligt. Is dit het geval, dan kan de verstoorder zijn bouwplan of werkzaamheden aanpassen om verstoring van de vindplaats te voorkomen. Kan of wil de verstoorder dit niet, dan moet hij de vindplaats laten opgraven.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt maximaal 235 woningen mogelijk. Het programma zal bestaan uit: Rij-hoek- (ca. 40%), twee-onder-een-kap (ca. 40%) - en vrijstaande woningen (ca. 20%) .
Voor het plan wordt geen stedenbouwkundig plan opgesteld. Wel zal voor de woningen aan de rand van de Busch en Westdijk een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld om de geleidelijke overgang tussen het stedelijk gebied en het buitengebied te garanderen. Dit beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 4 toegevoegd aan het bestemmingsplan.
De volgende uitgangspunten vormen de basis voor het plangebied:
Door het plan te koppelen aan het beeldkwaliteitsplan (van toepassing voor een deel van het plan) en het opnemen van een belangrijke uitgangspunten in de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan, wordt een goede ruimtelijke inpassing van het plan gewaarborgd. De regels en richtlijnen voor de architectonische uitwerking van de vrije kavels zijn vastgelegd in dit beeldkwaliteitsplan ‘Vrije kavels - Eilanden van Hain'.
In het beeldkwaliteitsplan is onder andere een 'hagenpaspoort' opgenomen. Hierin is opgenomen dat hagen als erfafscheiding deinen te worden gebruikt. De hagen worden aan de straatkant (tot de rooilijn voorgevel) niet hoger dan 1 meter. Aan de waterkant (vanaf rooilijn voorgevel tot 5 meter voor de waterlijn) worden de hagen niet hoger dan 1.5 meter. Langs het water wordt geen heg geplaatst. Zo ook aan de Busch, waar geen haag geplaatst wordt langs de sloot. Aan de dijkzijde van de Busch en Westdijk mogen de hagen (tussen de erven in) vanaf de sloot starten. Ter plaatse van een bruggetje naar de kavels begint de haag pas bovenaan het talud. Tussen de bebouwing mogen hagen niet hoger worden dan 2 meter. De hagen ter plaatse van de functie openheid mogen maximaal 1.5 meter zijn, om te borgen dat er overheen gekeken kan worden.
Om de relatie tussen de dijk en het water in het plangebied te versterken en de ruimte tussen de woningen zoveel mogelijk open te houden is er een sterke wens om de erfafscheidingen alleen op de zijerfgrens te leggen en niet parallel aan de voor- en achtererfgrens.
De natuurlijke oevers worden vrijgehouden met uitzondering van eventuele vlonders en steigers. Bij de zone met ‘natuurwaarde’ is de haag maximaal 1 meter hoog. Erfafscheidingen staan op het eigen erf. Hagen tussen twee erven staan op de (zij)erfgrens.
Naast het beeldkwaliteitsplan met daarin onder andere het 'hagenpaspoort' worden voor de vrije kavels kavelpaspoorten opgesteld met richtlijnen per kavel. Elk vrije kavel krijgt bij de verkoop een eigen kavelpaspoort. In het kavelpaspoort worden regels uit het bestemmingsplan, beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan samengevoegd tot een concrete set regels specifiek voor het kavel. De vrije kavels krijgen hiermee een verscheidenheid en eigenheid dat het gewenste beeld en de gewenste stedenbouwkundige structuur van het gebied gewaarborgd. Als geheel zorgen onder andere de kavelpaspoorten ervoor dat de verscheidenheid past in het ensemble van zowel de dijken als de Eilanden van Hain. In het kavelpaspoort worden kaders aangegeven voor o.a. de volgende planonderdelen:
Tenslotte houdt het plan zoveel mogelijk rekening met de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020. In deze nota zijn regels voorgeschreven voor met name bijbehorende bouwwerken, dakkapellen, dakopbouwen, dakterrassen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Deze regels zijn indien van toepassing overgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Voor de afstand tussen twee dakkapellen wordt in tegenstelling tot de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020 een afstand van 1 meter i.p.v. 0,5 meter aangehouden. Dit zorgt ervoor dat een dakvlak als dominant vlak beter herkenbaar blijft en voorkomt een rommelige onderlinge positie. Dit ook met het oog op de ligging van het projectgebied dicht bij de Stelling van Amsterdam.
De woonvisie Verder met Zaans Mozaïek en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma wonen 2015-2019 gaf de afgelopen jaren richting aan deze activiteiten. Veel van de uitgangspunten en ambities uit de woonvisie van 2015 zijn nog steeds geldend. In de geactualiseerde woonvisie 2019 formuleert Zaanstad haar visie op wonen in de volgende doelstellingen:
Met de realisatie van max. 235 grondgebonden woningen, die met name bestemd zijn voor de midden en hogere inkomens wordt bijgedragen aan de woningbouwopgave die voor Zaanstad geldt. Daarnaast zal het plan bijdragen aan de noodzakelijke differentiatie en doorstroming.
Het plan zal niet bijdragen aan het compact binnenstedelijk bouwen. Het betreft hier een deel van een voormalig sportterrein dat wel behoort tot het bestaand stedelijk gebied en dat de overgang vormt tussen het stedelijke en landelijke gebied. Een dergelijk plangebied leent zich niet voor compact binnenstedelijk bouwen. In plangebied dient met name aandacht te zijn voor de natuurlijke afsluiting van het landelijk/stedelijk gebied en is een woongebied met meer openheid gewenst. Hierdoor ontstaat een natuurlijke overgang tussen het landelijk en stedelijk gebied.
Fiets
Het plusnetwerk vormt de belangrijkste fietsroutes in Zaanstad. Er zijn in noord-zuid richting drie belangrijke schakels. Een daarvan ligt in de nabijheid van het plangebied: Het vrijliggend fietspad langs de Rosariumlaan resulteert in een comfortabele directe route naar het Trias VMBO en Saendelft en naar station Krommenie-Assendelft. In oost-west richting liggen twee belangrijke hoofdroutes. In de eerste plaats ligt er ten zuiden van de plangrens langs de spoorlijn een vrijliggend fietspad wat onderdeel uitmaakt van het hoofdfietsnetwerk, deze route loopt door tot station Zaandam. De tweede belangrijke oost-west verbinding is de route Militaireweg-Heiligeweg gevolgd door de route Badhuislaan-Padlaan. Deze route verbindt de verschillende noord-zuid routes aan elkaar en verbindt Krommenie met Wormerveer. Naast deze belangrijke routes ligt ten westen en noorden van Krommenie nog een hoofdfietsroute. Deze loopt via de Busch en de Krommeniedijk en heeft hoofdzakelijk een recreatieve functie.
Bestaande wegen en infrastructuur zijn in het mobiliteitsplan Noord uitgewerkt en maken gezien de grotere reikwijdte van het mobiliteitsplan geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Eilanden van Hain.
Auto
De hoofdinfrastuctuur waar Krommenie West op is aangesloten is de N203 aan de zuidelijke rand van het plangebied. De hoofdontsluitingsroute naar de N203 is de route via de Rosariumlaan. Naast de genoemde ontsluiting naar het hoofdwegennet is er nog een traject met een ontsluitende functie in Krommenie West. Dit betreft het traject Zilverschoonlaan, Ruimtevaartlaan en de Jupiterstraat. Dit traject sluit de omliggende wijken aan op de Rosariumlaan.
Bestaande wegen en infrastructuur zijn in het mobiliteitsplan Noord nader uitgewerkt en maken, ook gezien de groter reikwijdte van het mobiliteitsplan, geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Eilanden van Hain.
Openbaar vervoer
Aan de zuidkant van het plangebied loopt de spoorlijn Amsterdam-Zaandam-Uitgeest. In het verlengde van de Rosariumlaan ligt het station Krommenie-Assendelft. Dit station verzorgt zowel een kwartiersdienst richting Zaandam-Amsterdam als richting Uitgeest. Deze spoorlijn is onderdeel van het programma hoogfrequent spoor. Dit houdt in dat de rijksoverheid het mogelijk wil maken dat de frequentie in de toekomst op 6 treinen per uur per richting komt te liggen. Vanuit het plangebied is het station binnen 10 minuten per fiets te bereiken. De aansluiting van het plangebied op het openbaar vervoer per spoor is daarom redelijk te noemen. Door Krommenie rijdt één buslijn, lijn 69. Deze lijn loopt vanaf station Krommenie-Assendelft door verschillende wijken van Krommenie naar Wormerveer en uiteindelijk station Zaandam. Door de slingerende route van deze lijn is vanaf elke huis in Krommenie binnen redelijke afstand een bushalte te bereiken. Buslijn 69 rijdt tweemaal per uur. Vanaf iedere locatie in het plangebied is binnen 800 afstand een bushalte gelegen. Dit betreft echter geen HOV, maar een ontsluitende lijn. Daarvoor gelden doorgaans andere afstanden (rond de 400m). Daarmee is het plangebied niet goed ontsloten met de bus.
Zaans Mobiliteitsplan
Zaanstad Noord groeit en de komende jaren wordt het in dit gebied drukker. In het Zaans Mobiliteitsplan Plan (ZMP) is gekeken wat dit betekent voor de mobiliteit en de bestaande infrastructuur. In het ZMP worden 12 hoofdlijnen voorgesteld die voor heel Zaanstad invulling geven aan hoe we met mobiliteit omgaan in de komende twintig jaar.
Deze hoofdlijnen zijn verder uitgewerkt in lokale maatregelen die zijn beschreven in Mobiliteitsplan Noord (vastgesteld 31 mei 2022). Zaanstad kent immers verschillende dorpskernen, centra met elk hun eigen eigenschappen en karakter.
Mobiliteitsplan Noord
Op 31 mei 2022 is het Mobiliteitsplan Noord vastgesteld door het college als koersdocument voor Wormerveer, Krommenie en West-Knollendam.
In het Mobiliteitsplan Noord worden opgaven, ambities en 18 maatregelen benoemd. Een aantal van deze maatregelen hebben in de toekomst effect op de Eilanden van Hain, zoals de transformatie van de N203 naar 2x1 rijstrook (nu: 2x2 rijstroken) en inzetten op 30 km/u.
De effecten van de 18 maatregelen zijn doorgerekend met behulp van het verkeersmodel van de gemeente Zaanstad. Hiermee zijn niet de effecten voor de huidige situatie beoordeeld, maar is een doorkijk gemaakt naar het toekomstjaar 2040. De nieuwe ontwikkelingen zoals die in het perspectief MAAK. Noord staan, zijn hier in mee genomen. In totaal gaat het om ongeveer 4.100 woningen in Zaanstad Noord aangevuld met nog ongeveer 800 woningen in Wormerland. De 235 woningen op de Eilanden van Hain zijn hierin meegenomen. Naast de lokale woningbouwontwikkelingen zijn in het verkeersmodel ook regionale effecten meegenomen, zoals de groei van Amsterdam of andere steden in de omgeving van Zaanstad. Door al deze omgevingseffecten en ontwikkelplannen mee te nemen, wordt voor een robuuste oplossing voor de verkeerssituatie in Zaanstad Noord gezorgd.
Hoewel het verkeerskundig niet nodig lijkt, is in het Mobiliteitsplan Noord vanuit de gemeente de ambitie opgenomen om een nieuwe ontsluiting op de Provincialeweg N203 voor Krommenie te realiseren. Deze nieuwe ontsluiting ligt nabij de Eilanden van Hain. Ook is de ambitie opgenomen om de snelheid op de N203 tussen De Krokodil en de Rosariumlaan terug te brengen naar 50 km/u.
In het Mobiliteitsplan Noord is ook een gevoeligheidsanalyse gemaakt bij wel of geen doortrekking van de A8-A9. Mocht de doortrekking van de A8-A9 niet doorgaan, dan wordt onderzocht of en welke maatregelen nodig zijn, aanvullend op de al in het Mobiliteitsplan Noord opgenomen maatregelen.
Voor de maatregelen uit het Mobiliteitsplan Noord worden uitwerkingsplannen opgesteld. Tegelijkertijd wordt bij elk plan een analyse verricht en wordt een ruimtelijke onderbouwing met betrekking tot het verkeer en parkeren opgesteld. De analyse voor de Eilanden van Hain staat in deze paragraaf.
Zonering
Belangrijk vertrekpunt voor de verkeerskundige opgave in de toekomst is de zonering van het gebied. Voor Zaanstad Noord zien we de centra en winkelgebieden als A-zone, waar verblijfskwaliteit voor fietsers en voetgangers belangrijk is. De grote woongebieden in Noord behoren tot de B categorie, waar wordt ingezet op een mix van verplaatsingsmogelijkheden. De bedrijventerreinen en kleinere woongebieden behoren tot de C categorie, waar de auto nog het voornaamste vervoermiddel is, maar we wel in zetten op alternatieven. De globale zonering van Zaanstad Noord is hieronder te zien.
Met de uit te werken maatregelen uit het mobiliteitsplan noord, is de bedoeling dat het winkel en verblijfsklimaat in het centrum gebied verbetert door een betere oversteekbaarheid en meer ruimte voor voetganger en fiets.
Autonetwerk
In het toekomstige autonetwerk wordt ingezet op 30 km/u als standaard snelheidslimiet in de kernen, in de geest van de Tweede Kamermotie 'nieuwe 30' in oktober 2020 en het vastgestelde ZMP en Mobiliteitsplan Noord. Binnen de 30-km/u-gebieden kunnen zich ook wegen bevinden met fietsstroken, kruispuntplateaus en eventueel een voorrangsregeling. Het invoeren en inrichten van 30 km/u vergroot de veiligheid in de kernen. Ook ontstaat minder geluidhinder en een betere oversteekbaarheid. De routes worden minder aantrekkelijk voor doorgaand autoverkeer. De Rosariumlaan blijft wel 50 km/u, om het centrum van Krommenie zo goed mogelijk te ontlasten. In de dorpskernen wordt het doorgaande autoverkeer zoveel mogelijk verminderd door aanpassingen aan de rijrichtingen. Voor bestemmingsverkeer blijven de centra altijd bereikbaar.
Stadsbreed wordt vanuit het ZMP verder ingezet op zero emissie stadlogistiek en nagedacht over het uitbreiden van venstertijden voor logistiek verkeer. Met verschillende partners, zoals GBCZ, maar ook de Vervoerregio en de MRA werken we samen om slimme en schone logistiek te bevorderen.
Parkeren auto en fiets
In het Mobiliteitsplan Noord wordt ingezet op parkeren aan de randen van de centra, bij voorkeur in een gebouwde voorziening. In de centra blijft parkeren wel beschikbaar (maar in mindere mate) voor de bezoekers die slecht ter been zijn of echt voor de deur willen parkeren. Dit maakt het mogelijk om in de centra meer ruimte voor de voetganger en groen te realiseren en de verblijfskwaliteit te vergroten. Voor Krommenie wordt gedacht aan het begin van het Vlietsend, het openbaar maken van de parkeergarage aan het Durghorstplein en een nieuwe parkeervoorziening bij de woningbouw langs de Noordervaartdijk. Om de realisatie van de parkeervoorzieningen te bekostigen en gebruikers te stimuleren deze te gebruiken, is een vorm van gereguleerd parkeren in de centra nodig.
De vigerende parkeernormen moeten in acht worden genomen. Op dit moment gelden de parkeernormen uit de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze parkeernormen resulteren in een parkeereis. Deze parkeereis heeft betrekking op het minimale aantal auto en fietsparkeerplaatsen die de initiatiefnemer dient aan te leggen op eigen terrein. Dit gebied valt binnen het gebied sterk stedelijk B.
In de huidige situatie zijn momenteel drie locaties nabij de toekomstige Eilanden van Hain waarlangs parkeerplaatsen aanwezig zijn: parkeerplaatsen ter hoogte van de Marslaan, ter hoogte van de Sporting en aan het einde van de Komarowlaan.
Al deze parkeerplaatsen zijn gerealiseerd ten behoeve van de voormalige sportvelden en niet ten behoeve van de wijk zelf, in kader van bewonersparkeren. Omdat de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de voormalige sportvelden plaatsvindt, worden de parkeerplaatsen ter hoogte van de Marslaan en aan het einde van de Komarowlaan bij het plangebied gevoegd. Bovendien is voor de parkeerplaatsen bij Sporting en ter hoogte van de Marslaan een parkeerdrukmeting uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat het noordelijk deel van de parkeerplaatsen een overcapaciteit heeft. Parkeerplaatsen ter hoogte van de Sporting blijven gehandhaafd.
Daarnaast blijkt uit de parkeerbalans (zie paragraaf 4.3.3. en Bijlage 5 Vekeersonderzoek Eilanden van Hain) juist dat er een overschot aan parkeerplaatsen is op de Eilanden van Hain; hierdoor vindt geen parkeerdruk op de omliggende wijk plaats.
Duurzaam veilig verkeer
Bij de inrichting van de openbare ruimte in het plangebied zullen de inrichtingsprincipes volgens de richtlijnen Duurzaam Veilig Verkeer worden toegepast. Dat betekent in eerste instantie dat de inrichting gebaseerd moet zijn op 30 km/u. Uitdagend bij het ontwerp van de openbare ruimte is de integratie van de uniformiteit volgens de principes van duurzaam veilig met de nagestreefde eigen identiteit van het plan.
Auto Verkeersgeneratie
De herontwikkeling van het gebied, brengt een andere verkeersaantrekkende werking met zich mee. Zoals eerder gemeld is het definitieve programma nog niet bekend, maar maakt voorliggend bestemmingsplan de ontwikkeling van maximaal 235 wonen mogelijk. Op de locatie van voormalige sportvelden worden grondgebonden woningen voorzien.
Om een idee te krijgen van de verkeersstromen die te verwachten zijn, wordt worst-case uitgegaan van de maximale verkeersgeneratie van maximaal 235 koopwoningen. Het programma zal bestaan uit tussen-, hoek-, twee-onder-een-kap en vrijstaande woningen. De twee-onder-een-kap woningen betreffen de gemiddelde verkeersgeneratie van alle typen te onderscheidene grondgebonden koopwoningen van de CROW publicatie 381 en bedraagt maximaal 6,7 motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning: Met behulp van de CROW publicatie 381: 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' is de verkeersaantrekkende werking bepaald. Op basis van de demografische kerncijfers per gemeente 2015 van het CBS heeft Zaanstad een omgevingsadressendichtheid van 1.981 per km2. Hiermee wordt Zaanstad beschouwd als sterk stedelijk gebied. Het plangebied behoort tot de rest bebouwde kom van Zaanstad. Op basis van deze gegevens kan de verkeersaantrekkende werking worden bepaald.
De maximaal 235 woningen genereren in totaal maximaal circa 1.575 (235 x 6,7) motorvoertuigbewegingen per etmaal.
De eilanden zelf zullen worden ontsloten door de Marslaan en de Komarowlaan. In hoeverre de huidige verkeersstructuur voldoet in de toekomstige situatie is door Arcadis onderzocht (Bijlage 5 Vekeersonderzoek Eilanden van Hain, datum 30 juli 2021). De uitkomsten geven inzicht in de mogelijke andere routekeuzes van het verkeer. Bij het onderzoek zijn meerdere varianten doorgerekend, zoals een variant met en zonder aansluiting naar de N203 via de Busch.
In de huidige situatie is het in de spitsuren druk op de N203 en bijbehorende kruispunten. De komende jaren zal het verkeer toenemen. De verbinding van A8-A9 is belangrijk voor de verbetering van de verkeerssituatie in Zaanstad Noord. Wetende dat deze verbinding op korte termijn niet wordt gerealiseerd, is in het Mobiliteitsplan Noord ook een pakket maatregelen opgenomen die de verwachte toename van de verkeersdruk verlaagt. In het mobiliteitsplan Noord is de woningbouw ontwikkeling bij de eilanden van Hain meegenomen in de verkeersberekeningen voor de plansituatie 2040. Ook is er een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd in het geval dat de A8/A9 niet wordt gerealiseerd of nog even op zich laat wachten. Het mobiliteitsplan laat zien dat veel maatregelen zelfstandig effect hebben op het optimaliseren van de verkeersdoorstroming en de verkeerscirculatie. Doorstroming van de N203 indien de A8 niet zou worden doorgetrokken is wel een punt van aandacht. Naar verwachting komt hierover in 2023 uitsluitsel. In de tussentijd werken de Provincie en Gemeente samen om de voorgestelde maatregelen verder uit te werken om de doorstroming te verbeteren en de geplande woningbouw mogelijk te maken. Hoewel er pas met de verbinding van A8-A9 sprake kan zijn van de vermindering van de verkeersdruk tijdens de spitsuren, spelen deze maatregelen en de mobiliteitstransitie een belangrijke rol in de verbetering van de verkeerssituatie in Krommenie en Wormerveer. Voor de korte termijn hebben we gezamenlijk met de provincie een breed leefbaarheidspakket opgesteld waarbij ook de doorstroming wordt verbeterd. Zo zijn naast maatregelen zoals een geluidsscherm langs N203 en verbetering van de keten Fiets - OV ook doorstromingsmaatregelen aan de Rosariumlaan opgenomen.
Parkeren
Dit bestemmingsplan verwijst voor de te hanteren parkeernormen naar het vigerende parkeerbeleid. Ten tijde van dit schrijven geldt de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad, 2016. Deze beleidsregels zijn niet beperkt tot autoparkeren, maar hebben ook betrekking op fietsparkeren, laden en lossen en Kiss & Ride. Deze beleidsregels worden regelmatig bijgesteld. Dat biedt de nodige flexibiliteit in het parkeerbeleid zonder dat het bestemmingsplan gewijzigd moet worden.
Gedurende de uitvoering van het parkeerbeleid is gebleken dat de nota op een paar onderdelen moet worden gewijzigd. Dit heeft geleid in juli 2017 tot een aantal herzieningen die middels een wijzigingsbesluit zijn doorgevoerd. Bij de vaststelling van dit wijzigingsbesluit is ook een amendement m.b.t. fietsparkeren aangenomen. De nota met deze aanpassingen en het amendement is het huidig geldende beleid. Bij indienen van de omgevingsvergunning bouwen zal aan het vigerende parkeerbeleid worden getoetst.
Vooruitlopend hierop is door Arcadis een parkeerbalans opgesteld (Bijlage 5 Vekeersonderzoek Eilanden van Hain). Hierbij is rekening gehouden met het worst-case scenario dat binnen het plangebied maximaal 235 woningen worden gerealiseerd. Op basis van de berekeningen blijkt de totale parkeervraag voor de ontwikkeling Eilanden van Hain 336 parkeerplaatsen te bedragen waarvan tenminste 70 parkeerplaatsen openbaar toegankelijk dienen te zijn. In het voorlopig plan is meer ruimte beschikbaar voor parkeren, namelijk 397 waarvan 195 openbaar toegankelijk. Hiermee wordt voldaan aan de parkeervraag die de Eilanden van Hain met zich meebrengt. Het gebied van de Eilanden van Hain ligt in het uiterste westen van Krommenie en de doelgroep waar voor gebouwd wordt, is het duurdere segment met veelal vrijstaande en half vrijstaande woningen. Gemeente Zaanstad acht het niet realistisch om met deze ontwikkeling in dít gebied sterk sturend op te treden t.a.v. het maximum aantal parkeerplaatsen.
De acceptabele loopafstand naar parkeerplaatsen verschilt per doelgroep. Als uiterste grens hanteert de gemeente voor het bewonersparkeren 250 meter. In het plangebied liggen geen parkeerplaatsen waarbij men verder moeten lopen dan 250 meter. Met de geplande parkeerplaatsen voorziet het plangebied in de eigen parkeerbehoefte. Parkeerdruk op de omgeving, als gevolg van de beoogde ontwikkeling, zal hierdoor niet ontstaan.
Langzaam verkeer
Eén van de 12 hoofdlijnen voor het Zaans Mobilteitsplan is 'ruim baan voor fietsen en lopen, we zetten maximaal in op de kansen voor (elektrisch) fietsen en lopen en op optimale toegankelijkheid voor iedereen'. In dit gebied komt dit tot uiting in de nieuwe recreatieve routes die de nieuwe wijk en de omliggende wijken verbinden met het landschap van Busch en Ham. Ook aantrekkelijke looproutes waarbij de koppeling met het water wordt gelegd, is een belangrijke meerwaarde. In het bestemmingsplan zal extra aandacht worden gegeven aan de kwaliteit van deze wandelroutes.
In het bestemmingsplan worden de belangrijkste fietsroutes beschreven. De fietsroute naar het station Krommenie – Assendelft heeft vrijliggende fietspaden langs de Jupiterstraat en de Rosariumlaan. In het mobiliteitsplan Noord wordt voorgesteld om de fietsverbinding tussen Krommenie en Wormerveer te verbeteren door vermindering van sluipverkeer door de centra, verlaging van de maximum snelheid naar 30 km/uur, verbetering van de Padlaan én met extra fietsverbinding ten zuiden van de Vaartbrug. .
De voormalige sportterreinen Provily en Slibkuil worden herontwikkeld tot woningbouw, die waterveilig, klimaatrobuust, duurzaam en onderhoudsvriendelijk tot stand komt, waarbij geen negatieve effecten optreden naar de omgeving toe mogen optreden.
Proces van de watertoets
Aan de hand van een voorlopig schetsontwerp, geohydrologisch gebiedskenmerken en het vigerend waterbeleid hebben meerdere overlegsessies plaatsgevonden tussen projectontwikkelaar, de gemeente Zaanstad en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). In deze sessies zijn de (on)mogelijkheden van af- en ontwatering, waterberging en het aan te leggen watersysteem besproken. Dit heeft geleid tot principeafspraken over ontwerpkeuzes, uitgangspunten en randvoorwaarden met betrekking tot het goed omgaan met de waterhuishouding.
Deze paragraaf beschrijft de toekomstige waterhuishoudkundige situatie in lijn met deze principe afspraken, zodat aangetoond wordt dat het vast te stellen bestemmingsplan geen problemen oplevert ten aanzien van het functioneren van het huidig en toekomstig benodigd watersysteem. In navolging op het bestemmingsplan wordt de waterhuishoudkundige opgave nader uitgewerkt, passend binnen het nog op te stellen definitief en maatvast inrichtingsplan voor de Eilanden van Hain.
Huidige situatie
Het plangebied ligt in Wijk 62 Krommenie West, ten westen van de buurt Zuider- en Noorderham. In de huidige situatie zijn (vervallen) sportvelden aanwezig. Ten oosten van het te ontwikkelen gebied ligt de Krommenieërwoudpolder met polderpeil -1,25m NAP. Ten zuiden ligt de polder Assendelft die invloed uitoefent op het gebied (-1,65m NAP). Het gebied wordt opgedeeld door de Militaireweg en de naastgelegen Kerksloot welke in vrije verbinding staat met de Krommenieërwoudpolder. De noordzijde wordt 'Slibkuil' genoemd en de zuidzijde 'Provily'. Ten zuiden van Provily ligt de te behouden sportvereniging Sporting.
Afbeelding 4.3: Plangebied Eilanden van Hain (links) luchtfoto huidige situatie (rechts)
Bestaand maaiveld
De te behouden sportvelden van Sporting liggen op circa -1,50 m NAP. Plandeel Provily ligt op circa -1,40 m NAP en plandeel Slibkuil op ongeveer -1,30 m NAP. De omliggende wegen Militaireweg, Busch en de Marslaan liggen hoger variërend van -0,60 tot ongeveer -1,00 m NAP.
Bodemopbouw
De boor- en sondeergegevens in het plangebied geven met uitzondering van een geulafzetting een eenduidig beeld van de bodemopbouw (zie onderstaande tabel). De geulafzetting van Wadzand is op -10,00 m NAP met een laagdikte van ongeveer 9 m aangetroffen in het plandeel Provily.
Grondwatersituatie
In de huidige situatie wordt het plangebied Provily door middel van drainage op een waterloop, bemalen door 2 particuliere pompjes ontwaterd op een niveau van -2,25 m NAP. De onderbemalingspompjes lozen het overtollig water op de peilgebieden van polder Assendelft en de Krommenieërwoudpolder. Zonder de drainage zal de grondwaterstand tot aan maaiveld kunnen komen door de invloed van de hogere polderpeilen Krommenie en Assendelft.
Ook op Slibkuil zorgt drainage voor het hebben van droge voeten in het plangebied. De drainage wordt door een vlotterpomp bemalen. Het exact ontwateringsniveau is niet bekend, naar verwachting is dit ongeveer gelijk aan gebied Provily.
Om de potentiële effecten van de herontwikkeling van het plangebied op de waterhuishouding zo betrouwbaar en nauwkeurig mogelijk te bepalen worden de grondwaterstanden gedurende een lange periode gemonitord. De peilbuizen zijn neergezet om de bestaande situatie in beeld te brengen en eventuele veranderingen in de waterhuishouding door de herontwikkeling van het plangebied te monitoren.
Oppervlaktewatersysteem
Het watersysteem rondom het plangebied is in beheer bij het HHNK, het onderhoud van het water ligt bij verschillende partijen, waaronder de gemeente. In onderstaande afbeelding zijn de watergangen volgens de leggergegevens van het HHNK weergegeven. In de verdere uitwerking van het waterhuishoudkundige plan wordt hier in detail verder aandacht aan besteed en wordt deze informatie aangevuld met informatie uit een inventarisatie en een inmeting van aanwezige stuwen, duikers en pompopstellingen.
Afbeelding 4.4: Uitsnede legger ter plaatse van het plangebied en aanvullende informatie
Waterbeleid
Nationaal en Provinciaal
De Europese Kaderrichtlijn Water is in december 2000 vastgesteld door het Europees Parlement en geïmplementeerd in de Wet op de Waterhuishouding. Het doel van deze richtlijn is het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewateren en grondwater en bevorderen van duurzaam gebruik van water. In de Vierde Nota Waterhuishouding, de Nota Ruimte (2006), de Startovereenkomst 'Waterbeleid 21e eeuw' (WB21), de Bestuurlijke Notitie Watertoets en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), komt het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer naar voren. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten in het vigerende beleid beschreven. Basisprincipes van dit beleid zijn: 'meer ruimte voor water' en het 'voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd'. Dit resulteert in twee drietrapsstrategieën eveneens geldend voor de ontwikkeling Eilanden van Hain:
In de Wet ruimtelijke ordening is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water opgenomen (Waterwet). Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is een voortvloeisel van de Wet ruimtelijke ordening, het beschrijft welke maatregelen genomen moeten worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden en om de (economische) kansen die water biedt beter te benutten.
Op provinciaal niveau is de Watervisie 'Buiten de Oevers' van toepassing. Met de Watervisie 2021 als zelfbindend document worden kaders gesteld voor wateropgaven in Noord-Holland. Dit op basis van de thema's Veilig en Schoon & Voldoende.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Samen met gemeenten, belangenorganisaties, burgers en provincie heeft het HHNK keuzes gemaakt voor de thema's waterveiligheid, wateroverlast en voldoende schoon, zoet water: de Deltavisie. De Deltavisie is vertaald in een Waterprogramma voor de middellange termijn (2016-2021).
Niet alleen in het kader van de Waterwet, ook in het kader van het Bestuursakkoord Water wordt met dit Waterprogramma invulling gegeven aan de afspraken over de programmering en uitvoering van het waterbeheer.
Voor handelingen in oppervlaktewaterlichamen is onder de Waterwet één watervergunning vereist, waarin alle aspecten van het waterbeheer integraal worden getoetst. Een watervergunning wordt getoetst aan de regels binnen de Keur van het Hoogheemraadschap.
Gemeente Zaanstad
Het Groen en Waterplan van de gemeente Zaanstad (februari 2018) geeft regels aan hoe om te gaan met het groen en water bij projecten. De waarden die het groen en water hebben staan beschreven, en bij ontwikkelingen wordt gewerkt aan het versterken van deze kwaliteiten. Zo is groen en water heel belangrijk als het gaat om de directe leefomgeving van mens en dier. Ook speelt het een belangrijke rol bij het aanpassen aan klimaatsveranderingen. Daarnaast beschrijft het plan mogelijkheden die inwoners zelf op kunnen pakken om groen en water beter tot hun recht te laten komen.
Voor het civieltechnisch ontwerp zijn de ontwerpuitgangspunten en randvoorwaarden uit de Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad (WIORZ) van toepassing.
Toekomstig watersysteem
De woonontwikkeling op het Provily-gedeelte wordt omringd door (nieuw) oppervlaktewater met een waterpeil van -1,65 m NAP. Dit water staat in open verbinding met de huidige watergang langs de Busch. De watergang voert af op het bemalingsgebied Assendelft. Er gaat nog onderzocht worden of een deel geloosd gaat worden op het hogere NAP-1,25 meter peilgebied. De woonontwikkeling op het Slibkuil-gedeelte wordt omringd door (nieuw) oppervlaktewater met een vast waterpeil van -1,25 m N.A.P. Dit water staat in open verbinding met de Kerksloot welke in open verbinding staat met de Noorderham. De inrichting van het oppervlaktewater voorkomt doodlopende watergangen en bevordert zo de doorstroming wat ten goede komt aan de waterkwaliteit.
De toename aan verharding wordt met het nieuwe oppervlaktewater gecompenseerd. Het hoogheemraadschap heeft als maatwerkberekening een compensatiepercentage van 15% vastgesteld, als voorwaarde die wordt gesteld aan de wateropgave. De verhardingshoeveelheden en de omvang aan extra oppervlaktewater is in onderstaande tabel in beeld gebracht, gebaseerd op de indicatieve inrichting van het plan zoals dat nu bekend is. De definitieve inrichting wordt in later stadium vastgesteld.
NB. Oppervlakteverdeling gebaseerd op het inrichtingsplan van december 2020 (SO+), als indicatief te beschouwen voor de uiteindelijke inrichting
Uit de tabel is af te leiden dat het beschikbaar nieuw wateroppervlak ruim voldoende is ten opzichte van de minimale wateropgave door het hoogheemraadschap opgelegd. Er is sprake van een overcapaciteit van 9440 m2 (Provily) en 4.728 m2 (Slibkuil) oppervlak op de waterlijn.
Provily
De overcapaciteit in het Provily-gedeelte komt ten goede aan het huidig functioneren van het watersysteem Assendelft. Het extra oppervlaktewater zorgt er namelijk voor dat de optredende waterpeilen afnemen ten opzichte van de huidige situatie bij gelijke neerslagsituaties. In overleg met het Hoogheemraadschap moet, mede door de overcapaciteit, worden bepaald in hoeverre nog een gemaal nodig is om (overtollig) water te kunnen verpompen naar het hoger gelegen peilgebied van -1,25 m NAP.
De ontwikkeling op het Provily-gedeelte voorkomt verslechtering voor de omgeving qua af-en ontwateringsituatie en biedt kansen om huidige knelpunten aan wateroverlast op het terrein van Sporting te verbeteren. De watergang gelegen aan de achtertuinen van de bestaande woningen aan de Militaireweg blijft behouden. De afvoer loopt in de toekomst via de watergang langs de Busch in plaats van de huidige afvoer via de watergang langs de Marslaan. De watergang langs de Busch wordt geherprofileerd en voorzien van duikers conform de eisen en uitgangspunten van het HHNK. De huidige peilscheiding in de watergang langs de Busch komt te vervallen waardoor een open verbinding ontstaat met bemalingsgebied Assendelft met waterpeil -1,65 m NAP. Voordeel van deze wijziging in afvoer is dat minder stuwconstructies nodig zijn, een betere doorstroming van de watergangen ontstaat en er sprake is van een afname van de hoeveelheid regenwater op de onderbemaling van de drainage voor de sportvelden van voetbalvereniging Sporting. In de afbeelding opgenomen onder “ Oppervlaktewatersysteem” zijn de watergangen volgens de leggergegevens van het HHNK weergegeven waarbij ook de aanwezige stuwen, duikers en pompopstellingen zijn opgenomen. In de verdere uitwerking van het waterhuishoudkundige plan wordt de huidige en toekomstige situatie in detail verder aangevuld.
De watergang langs de Marslaan ter hoogte van de planontwikkeling wordt verlegd en in waterpeil opgezet. Een aan te leggen drainagesysteem in de Marslaan voorkomt een vernatting in de directe omgeving.
Voor het Slibkuil-gedeelte geldt dat het opheffen van drainage binnen het plangebied en de vervanging door een waterpartij met hoger waterpeil zorgt voor een dreigende vernatting van de aanliggende woonwijk. Om deze vernatting op te vangen wordt ook hier drainage aangelegd tussen het ontwikkelingsgebied en de bestaande stedelijke omgeving. De drainage zal net als in de huidige situatie worden bemalen met een lozing op dezelfde watergang waar nu de sportdrainage op afvoert.
Alle kavels gelegen aan het oppervlaktewater voeren het regenwater rechtstreeks af naar het oppervlaktewater. De overige kavels voeren het regenwater af naar de openbare weg. Voor de parkeerplaatsen wordt onderzocht of uitgegaan kan worden van een half-open-verharding.
In het plangebied zelf worden geen ontwateringsmiddelen, zoals drainage, toegepast om aan de ontwateringsnormen te voldoen Er is sprake van voldoende ontwatering door ophoging van het terrein gerelateerd aan de toekomstig gemiddeld hoogste grondwaterstand. De hoogtes sluiten daarbij aan op de hoogteligging van de bestaande te behouden omgeving.
De ontwikkeling geeft geen risico op verdroging en inklinking van aanwezige klei- en veenlagen met bodemdaling als gevolg. Ten opzichte van de huidige situatie wordt het waterpeil in het plangebied opgezet. Dit levert zonder maatregelen een vernatting van het plangebied en omgeving. Om voldoende ontwatering te realiseren is ophoging van de eilanden noodzakelijk. Om vernatting naar de directe omgeving toe te voorkomen wordt er drainage aangelegd. De drainage vlakt de door het opgezette waterpeil verhoogde grondwaterstand af, zodat er geen vernatting wordt ervaren voor de directe omgeving, In geen geval is er hier sprake van verdroging door het toepassen van drainage. Het risico op bodemdaling en een te droge of juiste te natte bodem waarin de bomen slecht tot ontwikkeling komen wordt uitgesloten.
Het oppervlaktewater is grotendeels ingericht om varend onderhoud toe te passen. Bruggen zijn, waar nodig, doorvaarbaar en er zijn voldoende inlaatplaatsen voor de maaiboot gereserveerd. Het watersysteem en de duikers hebben een maatvoering volgens de uitgangspunten voor overname stedelijk water van het HHNK. De watergangen in het Provily-gedeelte die niet varend kunnen worden onderhouden krijgen een onderhoudspad.
Conclusie
In het kader van de watertoets hebben meerdere overlegsessies plaatsgevonden tussen projectontwikkelaar, de gemeente Zaanstad en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier over de planontwikkeling Eilanden van Hain.
De overleggen hebben geleid tot principe afspraken over ontwerpkeuzes, uitgangspunten en randvoorwaarden met betrekking tot het goed omgaan met de waterhuishouding. Deze principe afspraken worden in de verdere uitwerking van dit plan nader uitgewerkt met de betrokken partijen.
Deze waterparagraaf toont aan dat het vast te stellen bestemmingsplan geen problemen oplevert ten aanzien van het functioneren van het huidig en benodigd watersysteem.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.
Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Beoordeling
Het woningbouwprogramma voor deze locatie wordt bepaald door de huidige markt, met als uitgangspunt de doorstroming binnen de gemeente bevorderen. Als we de Ladder voor duurzame verstedelijking langslopen kan het volgende geconcludeerd worden.
Is er sprake van een behoefte?
Met voorliggend plan wordt het realiseren van woningbouw mogelijk gemaakt. Hierbij wordt uitgegaan van maximaal 235 grondgebonden woningen. Het project betreft de realisatie van duurzame woningen. Zaanstad zet uitdrukkelijk in op het huisvesten van de eigen bevolking en heeft tevens binnen de Stadsregio (SRA) een huisvestingstaak en bouwopdracht in verband met de bevolkingsgroei in de regio. De 'Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024' gaat uit van een jaarlijkse bouwproductie van minstens 600 woningen, om de verwachte huishoudensgroei op korte en lange termijn te faciliteren. Waarbij het de ambitie is om de bouwproductie te verhogen van 600 woningen naar 1.000 woningen per jaar. Woningbouw ter plaatse van de 'Eilanden van Hain' geeft mede invulling aan deze taakstelling.
Om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen richt Zaanstad zich onder ander op een aantrekkelijk midden en hoger segment. De woningen die binnen dit plan gerealiseerd worden betreffen voornamelijk woningen binnen deze segmenten. Hiermee wordt ingespeeld op de behoefte aan een gedifferentieerd woonmilieu binnen de gemeente Zaanstad.
Geconcludeerd kan worden dat er zowel of kwalitatief als kwantitatief niveau sprake is van een behoefte naar woningbouw. Dit plan draagt bij aan het invullen van deze behoefte.
Wordt gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied
Uitdrukkelijk wordt gekozen voor de lijn intensiveren en transformeren om omliggende landschappelijke waarden zo veel mogelijk te ontzien. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied, aangezien in het Besluit ruimtelijke ordening onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. In voorliggend geval betreft het voormalige sportvelden die hiermee onder bovenstaande definitie passen. Een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien, is hierdoor niet noodzakelijk.
Geconcludeerd kan worden dat de herstructurering van het plangebied naar woningbouw voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.- beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Het realiseren van een woningen met commerciële voorzieningen valt onder bijlage D 11.2:
tabel 4.1: bijlage D Besluit milieueffectrapportage
De realisatie van het plan maximaal 235 ligt ruim onder de genoemde drempelwaarde van 100 hectare of 2.000 woningen of meer. Hiermee kan geconcludeerd worden dat er in ieder geval geen directe m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Vormvrije m.e.r-beoordeling
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is het gevolg van de uitspraak van het Europese hof van 15 oktober 2009 (zaak C-255/08) over de manier waarop de EU-richtlijn in de Nederlandse regelgeving was geïmplementeerd, één van de aanleidingen voor de aanpassing van het Besluit m.e.r.. De essentie van die uitspraak is dat altijd m.e.r. noodzakelijk is als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten.
De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III van de Europese richtlijn 011/92/EU).
Door Arcadis is een aanmeldnotitie opgesteld (Bijlage 6 kenmerk:D10034129:48 en datum: 30 juli 2021) als onderdeel van de vormvrije m.e.r.-beoordelingsprocedure.
In de aanmeldnotitie wordt geconcludeerd dat op basis van de uitgevoerde onderzoeken en de kenmerken van de voorgenomen activiteit op de voorgestelde locatie worden geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de beschouwde milieuaspecten verwacht, mits er voor een aantal aspecten mitigerende maatregelen worden getroffen.
De in de aanmeldnotitie geformuleerde effecten met mogelijke mitigerende maatregelen zijn:
Door het nemen van maatregelen treden er geen belangrijke nadelige gevolgen op.
Conclusie
Het project brengt geen significant negatieve effecten met zich mee wanneer rekening wordt gehouden met bovenstaande aandachtspunten en gedragsregels. Hierdoor hoeft er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden.
Aan de landelijke wet- en regelgeving ten aanzien van het aspect duurzaamheid wordt voldaan. Daarbovenop worden de woningen energiezuinig uitgevoerd (Beng2=0). Het betreffende gasloze woningen, die gebruikmaken van een individuele warmtepomp, PV-panelen en vloerverwarming. De intentie - ook binnen de woonvisie – is om woningen te laten voldoen aan de BENG eisen voor oververhitting, zonder actieve koeling maar door middel van gebouworientatie, bouwkundige buitenzonwering en spuiventilatie.
Bij de bouw van de woningen wordt gebruik gemaakt van duurzame materialen, zoals gecertificeerd hout, recyclebaar materialen. Het streven is om 20% van de woningen in hout bouw of biobased materialen uit te voeren, conform Green Deal Houtbouw Regio Amsterdam (MRA)”. Het betreffen tevens natuurinclusieve woningen waarbij daar waar mogelijk vleermuis-, zwaluw en/of sperwerkasten in de gevels van de woningen worden toegepast.
Daarnaast zal de openbare verlichting in het plan als LED-verlichting worden uitgevoerd en zal de leefbaarheid binnen het plangebied wordt vergroot door het aanleggen van langzaamverkeersroutes.
Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven waarbij tevens op klimaatadaptatie wordt ingegaan. De provincie Noord-Holland stelt zich hierbij ten doel zowel het landelijk als het stedelijk gebied te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Dat vergt aanpassingen in zowel de ruimtelijke inrichting als het watersysteem. Met name in gebieden waar sprake is van verdergaande verstedelijking en verdichting, waardoor bij wateroverlast en droogte de schade aan gebouwen en infrastructuur groot kan zijn. Dit speelt helemaal sterk wanneer ook sprake is van bodemdaling. De provincie zorgt ervoor dat ze voldoende is voorbereid op wateroverlast, hittestress, verdroging, verzilting en de gevolgen van een overstroming. Nieuwe ontwikkelingen dienen hierdoor klimaatbestendig en waterrobuust te zijn. Met name in stedelijk gebied moet ruimte worden geboden voor het tijdelijk opvangen van water, dat vaker in piekbuien valt. In het landelijk gebied dient daarnaast ook rekening te worden met verdroging en verzilting.
Relatie tot het plangebied
Het plangebied behoort tot het stedelijk gebied van Krommenie. Door een overcapaciteit aan water in het plan te realiseren wordt voldoende ruimte geboden om water op te vangen dat vaker in piekbuien valt. Het regenwater wordt niet geloosd op riool. Het schone hemelwater krijgt de kans in de bodem opgenomen te worden en wordt deels ook direct geloosd op het oppervlaktewater. Hiermee wordt de grondwaterstand aangevuld hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van droogte. Hiermee sluit het bestemmingsplan aan bij de omgevingsvisie.
Noord-Holland heeft al haar regels op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 opgenomen. De Omgevingsverordening NH2020 geldt sinds 17 november 2020. De regels aangaande klimaatadaptatie zijn opgenomen in afdeling 6.6 van de verordening.
Afdeling 6.6 Klimaatadaptatie
Artikel 6.60 Toepassingsbereik
Deze afdeling gaat over het rekening houden met risico's ten aanzien van klimaatverandering bij nieuwe ontwikkelingen en het inventariseren van mogelijke adaptatiemaatregelen.
Artikel 6.61 Oogmerk
Deze afdeling bevat regels met het oog op het bevorderen van klimaatadaptatie bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Artikel 6.62 Klimaatadaptatie
Relatie tot het plangebied
Wateroverlast
Om wateroverlast binnen het plangebied en de directe omgeving tegen te gaan wordt binnen het plangebied een overcapaciteit aan oppervlaktewater gerealiseerd. Dit oppervlaktewater is dus meer dan alleen compensatie van de extra verharding die het plan met zich meebrengt. Hiermee wordt voldoende ruimte geboden om water op te vangen dat vaker in piekbuien valt.
Overstroming
Door ophoging van de eilanden wordt de kans op overstromingen tot een minimum beperkt. Om vernatting naar de directe omgeving toe te voorkomen wordt er drainage aangelegd. De drainage vlakt de door het opgezette waterpeil verhoogde grondwaterstand af, zodat er geen vernatting wordt ervaren voor de directe omgeving.
Hitte
In het plangebied wordt een overcapaciteit aan oppervlaktewater en het nodige groen gerealiseerd. Dit draagt bij aan het tegengaan van hittestress binnen het plangebied.
Droogte
Ten opzichte van de huidige situatie wordt het waterpeil in het plangebied opgezet. Dit levert zonder maatregelen een vernatting van het plangebied en omgeving. Er is geen risico op verdroging en inklinking van aanwezige klei- en veenlagen met bodemdaling als gevolg.
Met het nemen van bovengenoemde maatregelen en voorzieningen is het plan in overeenstemming met de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020.
Gemeente Zaanstad heeft beleid opgesteld om zich te wapenen tegen klimaatverandering. Dit betreft het vastgestelde Uitvoeringsplan klimaatadaptatie 2021-2026 (Meer ruimte voor groen & blauw). In het Uitvoeringsplan klimaatadaptatie 2021-2026 geeft gemeente Zaanstad aan in 2050 een klimaatbestendige stad te willen zijn. Onderstaande tekst betreft een samenvatting van de belangrijkste onderdelen van uit dit uitvoeringsplan.
De gemeentelijke ambities op het gebied van klimaatadaptatie (omgaan met extremer weer) sluiten aan op de regionale ambities te weten:
Omdat de klimaatadaptatie-opgave zo divers is, hanteert gemeente Zaanstad een indeling in vijf sporen die een eigen aanpak kennen.
Nieuwe stad
Voor voorliggend bestemmingsplan is spoor 2 'Nieuwe stad' van toepassing.
Door het stellen van kaders aan gebiedsontwikkelingen zijn woonwijken beter ingericht om de gevolgen van het veranderend klimaat op te vangen. Klimaatadaptatie maakt integraal onderdeel uit van dit plan- en besluitvormingsproces bij gebiedsontwikkelingen. Het heeft een plek in elke grondexploitatie en anterieure overeenkomst.
Extreme wateroverlast
Gemeente Zaanstad neemt de volgende acties:
Hogere temperaturen
Gemeente Zaanstad neemt de volgende acties:
Bij gebiedsontwikkeling brengen ze de volgende uitgangspunten in:
Droogte en bodemdaling
Gemeente Zaanstad neemt de volgende acties:
Stormen en hoog water
Gemeente Zaanstad neemt de volgende acties:
Relatie tot het plangebied
In Uitvoeringsplan klimaatadaptatie 2021-2026 zijn onder andere kaders gesteld aan gebiedsontwikkelingen. De klimaatadaptieve maatregelen die in het plan zijn opgenomen worden in onderstaande alinea nader omschreven.
In het kader van klimaatadaptie wordt binnen het plan veel oppervlaktewater en groen (onder andere het handhaven van een aantal bomenrijen en het toepassen van houtrillen) gerealiseerd. Dit oppervlaktewater is meer dan alleen compensatie van de extra verharding die het plan met zich meebrengt. Er is sprake van een overcapaciteit van ruim 14.000 m2. Deze overcapaciteit komt ten goede aan het huidig functioneren van het watersysteem Assendelft (minder waterpeil fluctuaties bij gelijke neerslagsituaties). Daarnaast draagt meer water en groen bij aan tegengaan van hittestress.
Ten opzichte van de huidige situatie wordt het waterpeil in het plangebied opgezet. Dit levert zonder maatregelen een vernatting van het plangebied en omgeving. Er is geen risico op verdroging en inklinking van aanwezige klei- en veenlagen met bodemdaling als gevolg.
Om voldoende ontwatering te realiseren is ophoging van de eilanden noodzakelijk, om vernatting naar de directe omgeving toe te voorkomen wordt er drainage aangelegd. De drainage vlakt de door het opgezette waterpeil verhoogde grondwaterstand af, zodat er geen vernatting wordt ervaren voor de directe omgeving, In geen geval is er hier sprake van verdroging door het toepassen van drainage. Het risico op bodemdaling en te droge of juiste te natte bomen wordt uitgesloten.
Geconcludeerd wordt dat op basis van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie afspraken zijn gemaakt dat alle overheden uiterlijk in 2019 een (gestandaardiseerde) klimaatstresstest uitvoeren. De klimaatstresstest richt zich op de kwetsbaarheid voor wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen. De stresstest kan, wegens het nu nog globale karakter van het plan niet worden uitgevoerd, zo ligt de exacte ligging van de woningen, het water, het groen, de verharding, het type en mate van verharding etc. nog niet vast. Dergelijke input is noodzakelijk om een goede stresstest uit te kunnen voeren. De stresstest voor het gebied zal hierdoor voorafgaande aan de fase van vergunningverlening plaatsvinden, waar de exacte invulling van het gebied bekend is. Daarmee kan gericht worden betoetst in welke mate de huidige voorgestelde maatregelen voldoende effectief zijn en biedt de stresstest dan inzicht of er op specifieke locaties binnen het plangebied nog gerichte aanvullingen mogelijk zijn die daarop effectief bijdragen.
Daarnaast wordt de biodiversiteit in het gebied vergroot door vleermuis-, zwaluw- en/of sperwerkasten, insectenhotels en natuurvriendelijke/ecologische oevers binnen het plan te integreren.
Tot slot wordt conform het overheidsbeleid het schone hemel afgekoppeld van het vuilwaterriool waardoor het schone hemelwater de kans krijgt in de bodem opgenomen te worden en deels ook direct geloosd op het oppervlaktewater. Hiermee wordt de grondwaterstand aangevuld en tevens de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet onnodig belast met het schone hemelwater.
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Normen voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
Relatie tot het plangebied
Met behulp van de professionele risicokaart is geïnventariseerd in hoeverre het plangebied binnen een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van Bevi-inrichtingen, buisleidingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen is gelegen. Hieruit blijkt dat plangebied niet binnen een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van omliggende risicobronnen is gelegen. Het plaatsgebonden risico vormt hiermee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van groepsrisico blijkt dat in of nabij het plangebied geen spoorlijnen liggen, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt daarnaast niet binnen het invloedsgebied van het Noordzeekanaal of een andere vaarweg waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Aangezien het plangebied op meer dan 200 meter afstand van de provinciale weg N246/N8 is gelegen, ligt het tevens niet binnen het invloedsgebied van deze provinciale weg.
Ten zuiden van de N8/N203 is een buisleiding gelegen. Daarnaast is nabij de N8/N203, aan de Busch 12, een LPG-tankstation gelegen. De invloedsgebieden van zowel de hogedruk aardgastransportleiding als de inrichting reiken eveneens niet tot aan het plangebied. Hiermee vormt het groepsrisico eveneens geen aandachtspunt met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
Wet- en regelgeving
Bij het ontwikkelen van een ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid vindt zijn grondslag vooral in de Wet geluidhinder maar daarnaast ook in de Wet ruimtelijke ordening wanneer het gaat om de beoordeling of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinaties met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader dat van belang is bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
In de Wet geluidhinder worden voor nog niet geprojecteerde woningen die liggen binnen de zone van een weg in een stedelijk gebied de volgende eisen gesteld:
In het Besluit geluidhinder worden voor nog niet geprojecteerde woningen die liggen binnen de zone van een spoorweg de volgende eisen gesteld:
Relatie tot het plangebied
Het plangebied ligt in de directe nabijheid van wegen in de zin van de Wet geluidhinder. In dit kader is door Arcadis akoestisch onderzoek uitgevoerd naar weg- en railverkeerslawaai. Het onderzoek is als (Bijlage 11 Akoestisch onderzoek weg- en railverkeerslawaai, datum 30 juli 2021) opgenomen en in deze paragraaf zijn de integrale conclusies overgenomen.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen binnen de zone van de provinciale weg N203/N8 en de Busch en Dam. Daarnaast zijn in het kader van goede ruimtelijke ordening tevens de 30 km/u wegen: Busch, Militaireweg, Marslaan en Komarowlaan onderzocht.
Wegverkeerslawaai N203/N8
In waarneempunten 1 t/m 8, 10 en 21 wordt op één of meerdere bouwlagen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden ten gevolge van het wegverkeer van de de provinciale weg N203/N8. De gevelbelasting bedraagt maximaal 51 dB. Hiermee wordt de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet overschreden. Daar waar de gevelbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde dient op grond van de beleidsregels van de gemeente een geluidluwe buitengevel te worden gerealiseerd. De woning dient tenminste één geluidluwe buitengevel te hebben. Hier mag de gevelbelasting niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Daar waar dit niet mogelijk is dient de geluidbelasting met tenminste 10 dB te worden gereduceerd ten opzichte van de hogere waarde.
De intensiteiten op de weg Busch en Dam zijn erg laag met 289 motorvoertuigen per etmaal. Uit een contourberekening op 7,5 m hoogte volgt dat de 48 dB op circa 8 m van de rand verharding ligt. De nieuwe woonwijk ligt op ruim 150 m afstand van de Busch en Dam. Dit betekent dat de geluidsbelasting van de weg Busch en Dam ruimschoots voldoet aan de voorkeursgrenswaarde ter plaatse van de nieuwe woonwijk. Het berekenen van de geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woningen is daarom niet berekend ter plaatse van de nieuwe woningen.
Railverkeerslawaai
De geluidsbelasting afkomstig van het railverkeer is berekend ter plaatse van de 1ste-lijnsbebouwing van de woonwijk voor de situatie waarbij alle woningen 12 m hoog zijn en de variant waarbij de westrand 10 m hoog is. Uit de rekenresultaten volgt dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet wordt overschreden ter plaatse van de nieuwe woonwijk. De geluidsbelasting afkomstig van het railverkeer bedraagt maximaal 53 dB. Verder onderzoek naar geluidsmaatregelen vanwege het railverkeerslawaai is niet nodig.
Afwikkeling verkeer plangebied op bestaande wegen
Het verkeer van en naar de nieuwe woonwijk rijdt via de bestaande wegen. Voor de bestaande wegen waarop de nieuwe woonwijk rechtstreeks wordt ontsloten is gekeken naar het effect van het extra verkeer op de geluidsbelasting langs die bestaande wegen. Het betreffen de Marslaan, de Busch, de Miliraireweg en de Komarowlaan. Al deze wegen hebben een maximumsnelheid van 30 km/h.
Voor de afwikkeling van het verkeer zijn twee verkeersvarianten mogelijk, namelijk de variant 0+ en de variant Busch 3. In de variant Busch 3 wordt een knip gemaakt op de weg Busch. Waarbij de variant 0+ het worst-case scenario is. In dit scenario neemt de verkeersintensiteit op de bestaande wegen toe met maximaal 541 motorvoertuigen per etmaal. Deze grootste toename van het verkeer vindt plaats op de Marslaan, waardoor de geluidemissie op dit wegvak toeneemt met 2,7 dB.
De Komarowlaan is in de huidige situatie een doodlopende weg, waardoor de intensiteit erg laag is in situatie zonder plan. De toename van de verkeersintensiteit met factor 10, betekent een toename van 10 dB.
Een toename van de geluidsbelasting van 1,5 dB of meer dient nader onderzocht te worden in het kader van de Wet geluidhinder (uitstraling naar overige wegen) en een goede ruimtelijke ordening.
Omdat de geluidsbelasting langs de Marslaan en Komarowlaan toeneemt met meer dan 1,5 dB is voor deze wegen een berekening uitgevoerd ter plaatse van de dichtstbijgelegen geluidsgevoelige bestemming.
Voor de Marslaan en de Komarowlaan zijn berekeningen uitgevoerd ter plaatse van de dichtstbijgelegen woningen op respectievelijk 11 m en 3 m afstand van de rand verharding. De hierbij gehanteerde verkeersgegevens gaan uit van de plansituatie met variant 0+.
Uit de berekeningen volgt dat de geluidsbelastingen bij de dichtstbijgelegen woningen respectievelijk maximaal 45 en 48 dB bedragen. Dit betekent dat er geen sprake is van een toename van de geluidsbelasting boven de grenswaarde van 48 dB. Verder onderzoek of maatregelen aan de Marslaan en/of Komarowlaan zijn daarom niet nodig.
Conclusie
Ten gevolge van wegverkeer op de provinciale weg N203/N8 wordt plaatselijk de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden ter plaatse van de 1ste-lijnsbebouwing op de zuidrand (woningen grenzend aan Sporting), indien alle woningen 12 m hoog worden. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 51 dB. Dit betreft circa 25 woningen. De geluidsbelasting overschrijdt de voorkeursgrenswaarde op alle bouwlagen. Ter plaatse van de 2de-lijnsbebouwing voldoet de geluidsbelasting aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximaal toegestane waarde van 63 dB wordt niet overschreden.
De variant waarbij de 1ste-lijnsbebouwing langs de westrand maximaal 10 m hoog wordt en de overige bebouwing 12 m hoog wordt, leidt niet tot meer woningen met een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
Omdat de geluidsbelasting van de weg N8 de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, is naar de mogelijkheid van aanvullende geluidsmaatregelen onderzocht. Hierbij gaat de voorkeur uit naar bronmaatregelen, gevolgd door maatregelen in de overdracht. Een bronmaatregel kan zijn het verlagen van de maximumsnelheid op de N8 naar 50 km/h. Een andere mogelijke bronmaatregel is het toepassen van een stiller wegdektype op de N8 met een geluidreductie van tenminste 3 dB. Ten aanzien van deze genoemde bronmaatregelen is het niet reëel om te verwachten dat dit (op korte termijn) wordt geëffectueerd.
Als bronmaatregelen niet wenselijk of mogelijk zijn, dan kunnen overdrachtsmaatregelen overwogen worden. Zo kan het bestaande 3 m hoge geluidscherm verlengd worden over een lengte van circa 300 m. Met deze schermmaatregel wordt de geluidsbelasting bij de meeste woningen gereduceerd tot de voorkeursgrenswaarde, ter plaatse van de verdiepingen op de 1ste- lijnsbebouwing is dan nog steeds sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
Indien het treffen van bron- of overdrachtsmaatregelen op bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan een hogere waarde worden vastgesteld. Bij het vaststellen van hogere waarden moet worden voldaan aan de voorwaarden van het gemeentelijk geluidsbeleid. Dit betekent dat aangetoond moet worden dat de betreffende woningen een geluidsluwe buitenzijde hebben.
In dit geval bedraagt de geluidsbelasting maximaal 51 dB; dit betreft circa 25 woningen. Ten aanzien van de genoemde bronmaatregelen is het niet reëel om te verwachten dat dit (op korte termijn) wordt geëffectueerd. Met de genoemde schermmaatregel blijft er nog steeds sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
Het vaststellen van een hogere waarde (Bijlage 12 Besluit vaststelling hogere waarden) is daarom onomkoombaar en daarmee noodzakelijk. Aangetoond dient te worden dat (bij de aanvraag van een omgevingsvergunning) de normen voor de binnenwaarde niet worden overschreden. De binnenwaarde bedraagt maximaal 33 dB. Dit is in deze situatie haalbaar. Het gemeentelijk geluidsbeleid stelt verder als voorwaarde de aanwezigheid van een geluidsluwe buitenzijde die voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Daaraan wordt in deze situatie voldaan.
Op 15 november 2007 is de paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer gewijzigd (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Staatsblad 2007, 414) en zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer vernieuwde luchtkwaliteitseisen opgenomen. Gelijktijdig zijn de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Staatscourant 2007, 220), het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen) (Regeling NIBM) in werking getreden. Een belangrijk element uit deze wetswijziging is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM). Luchtkwaliteitseisen vormen nu geen belemmering voor ontwikkelingen, als:
AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Zo draagt een project niet in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit indien de bijdrage van een project niet meer dan 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 bedraagt. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3) voor zowel PM10 als NO2.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Op 7 juni 2012 is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen aangepast, zodat het mogelijk wordt gemaakt om bij ministeriële regeling (Regeling NIBM) bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieën aan te wijzen waarbinnen geen gebruik meer kan worden gemaakt van de NIBM-grond. Het zal gaan om gebieden waar de grenswaarde voor PM10 wordt overschreden of waar overschrijding van de grenswaarde dreigt. Dit betreft naar verwachting een enkele gemeente in Noord-Brabant, Limburg en Gelderland met veel intensieve veehouderijen, pluimveehouderijen in het bijzonder. De aanwijzing van gebieden en broncategorieën zal plaatsvinden in nauwe samenspraak met betrokken overheden en sectoren en zal gepubliceerd worden in de Regeling NIBM.
Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
Voorliggend plan maakt de realisatie van maximaal 235 woningen mogelijk waardoor het plan conform de Regeling NIBM niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit .
Goed woon- en leefklimaat
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient tevens gekeken te worden in hoeverre de huidige luchtkwaliteit ter plaatste geschikt is voor woningbouw. Hiervoor is gebruik gemaakt van de NSL-monitoringstool (https://www.nsl-monitoring.nl/viewer/). Op deze website kan de huidige achtergrondconcentratie van NO2, PM2,5 en PM10 afgelezen worden. De grenswaarden. voor zowel fijnstof (PM10) als stikstofdioxide bedraagt 40 µg/m3. Voor fijnstof (PM2,5) bedraagt de grenswaarde 25 µg/m3. Op www.nsl-monitoring.nl (geraadpleegd op 18 februari 2021) is te zien dat de concentraties stikstofdioxide NO2, fijnstof PM10 en fijnstof PM2,5 ruim onder de grenswaarden liggen (tabel 2). Indien de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, zal dit nagenoeg niet veranderen. Hiermee is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
tabel 4.2: Concentraties NO2 en PM10 ter plaatse van het plangebied
Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
In deze paragraaf wordt het aspect geur ter plaatse van de ontwikkeling getoetst aan het Zaans geurbeleid 2016, dat op 14 juli 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl.
In deze paragraaf komen de volgende aspecten aan de orde:
1. Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?
Het betreft hier de realisatie van maximaal 235 nieuwe woningen. Deze objecten worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten.
2. Streefkwaliteit voor geurbelasting voor deze ontwikkeling
Het Zaans geurbeleid is gericht op het op termijn behalen van de streefkwaliteit. De streefkwaliteit wordt uitgedrukt in een hedonische waarde voor de geurbelasting. Met het begrip hedonische waarde wordt de onaangenaamheid van de geur gerelateerd aan de geurconcentratie. De hedonische waarde H=-1 staat voor een licht onaangename geur en de hedonische waarde H=-2 staat voor een onaangename geur.
Omdat de concentratie waarin een geur als onaangenaam wordt ervaren per type geur verschilt, wordt per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde behoort. De geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). De streefkwaliteit voor woningen is een concentratie horend bij H=-1. De hedonische waarden kunnen worden weergegeven in geurcontouren.
3. Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken ter plaatse van deze ontwikkeling?
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en evt. geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder zouden kunnen veroorzaken ter plaatse van deze ontwikkeling. In onderstaande tabel zijn de geurrelevante bedrijven in de omgeving opgenomen.
Ten aanzien van het aspect geur stellen wij vast dat het project een geurgevoelig object is maar dat er geen geuremitterende inrichtingen in de directe omgeving zijn die een dermate intensieve geur verspreiden dat dit een belemmering zou kunnen vormen voor een aangenaam woonklimaat.
figuur 4.6: overzicht geurcontouren
Het milieuaspect geur hoeft daarom niet nader onderzocht te worden.
Conclusie
Binnen het plangebied zijn nieuwe woningen voorzien. Woningen worden aangemerkt als standaard geurgevoelig. Er is nagegaan of er bedrijven in de buurt zijn die geurhinder kunnen veroorzaken en wat het geurhinderniveau ter plaatse van deze geprojecteerde is. Hieruit blijkt dat bedrijven nu en in de toekomst geen geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van de geprojecteerde woningen. Geur is daarmee geen belemmering voor deze ontwikkeling. Geconcludeerd wordt dat binnen het plangebied qua geur sprake is van een goede en gezonde fysieke leefomgeving.
Het bodembeleid in Nederland heeft als doel te voorkomen dat als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging onaanvaardbare risico's ontstaan voor de gebruikers van deze bodem. De Wet bodembescherming stelt dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt daarbij als het ware de benodigde bodemkwaliteit.
Bodem in overgrote deel van Krommenie is matig met zware metalen en PAK verontreinigd. Plaatselijk kunnen echter ook sterke verontreinigingen voorkomen. Het noordwestelijke deel van het plangebied (Noorderham) is licht verontreinigd. Plaatselijk kunnen echter ook matige tot sterke verontreinigingen voorkomen.
Indien binnen het plangebied grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie, waar de grond voor wordt toegepast.
Voor de nieuwe gevoelige ontwikkelingen is een bodemonderzoek vereist. In geval van de aanvraag van een bouwvergunning, grondverzet of een bestemmingswijziging kan het echter wel noodzakelijk zijn aanvullend onderzoek of sanerende maatregelen uit te voeren. Dit moet dan per geval beoordeeld worden. Bij een bestemmingswijziging moet de kwaliteit van de grond in de nieuwe bestemming voldoen aan de maximale waarden die horen bij de functie volgens de bodemfunctiekaart op de betreffende locatie.
Voor het project bodemkwaliteit eilanden van Hain is in het kader van het bestemmingsplan inzicht nodig in de bodemkwaliteit. In het kader van de ontwikkeling van deze locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Hieronder volgt een samenvatting.
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijk dat er geen noemenswaardige verontreinigingen zijn aangetoond. Gemiddeld gezien betreft een het licht verhoogde gehalte met lokaal een matige verhoogd gehalte in grond- en grondwater. In het onderzoek van APS van januari 2017 is in de verhardingslaag een sterk verhoogd gehalte aangetroffen, dit betreft echter geen bodem.
Voor wat betreft het bestemmingsplan is geen actualiserend bodemonderzoek noodzakelijk. Het komt erop neer dat de toekomstige bodemkwaliteit ter plaatse van de toekomstige woningen wordt bepaald door het toekomstig zandpakket van circa 1,5 meter dikte. Daarnaast blijkt dat de gemiddelde kwaliteit van de oorspronkelijk bodem licht verontreinigd is.
De natuurwetgeving in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming. Dit is geregeld in de Wet natuurbescherming die sinds 1 januari 2017 van kracht is. In de wet zijn naast het nationaal natuurbeschermingsbeleid ook tal van Europese verdragen en richtlijnen verankerd, zoals de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn.
In het kader van het opstellen van dit bestemmingsplan is een quickscan voor het gehele onderzoeksgebied uitgevoerd.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet in of nabij een Natura 2000-gebied gelegen. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebied betreffen: Polder Westzaan en Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder op een afstand van respectievelijk circa 2,2 en 2,8 kilometer.
Het plangebied is niet in maar wel nabij Nationaal Natuurnetwerk (NNN) (opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur) gelegen. Het grenst min of meer aan de westkant van het plangebied. De nieuwe bebouwing komt ter plaatse van voormalige sportvelden. In de 'Quickscan Beschermde soorten en Natuurnetwerk Nederland Herontwikkeling Krommenie' uit gevoerd door Arcadis (Bijlage 7 Quickscan ecologie, datum: 4 december 2018) wordt geconcludeerd dat de voorgenomen werkzaamheden niet tot ruimtebeslag van NNN-gebied leiden en dat de externe werkingen van de werkzaamheden niet hoeven te worden getoetst. Negatieve effecten op het natuurnetwerk als gevolg van de werkzaamheden zijn uitgesloten.
Op de lange termijn is een verkeerstoename te verwachten. Middels een AERIUS-berekening dient inzichtelijk te worden gemaakt in hoeverre deze verkeerstoename leidt tot stikstofdepositie in omliggende stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
AERIUS berekening
AM b.v. heeft een vergunning Wet natuurbescherming aangevraagd i.v.m. de stikstofdepositie aangaande de realisatie van het woningbouwproject 'Eilanden van Hain', waarbij maximaal 235 gasloze grondgebonden woningen worden gerealiseerd. De vergunning is verleend op 29 september 2020 (Bijlage
8 Wet natuurbeschermingsvergunning). De aanvraag, inclusief de aangeleverde AERIUS Calculator berekeningen op uitgevoerde stikstofberekeningen maken onderdeel uit van de vergunning. Met het verkrijgen van de vergunning is stikstofdepositie tijdens de bouw- en gebruiksfase geen belemmering meer voor het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan. Bij de omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen zullen nieuwe berekeningen ingediend dienen te worden waarbij aangetoond wordt dat de bouw van de maximaal 235 gasloze grondgebonden woningen binnen de voorwaarden van de verkregen Wet natuurbeschermingsvergunning kan plaatsvinden.
Soortenbescherming
Arcadis heeft in het kader van de herontwikkeling van de 'Eilanden van Hain' een 'Quickscan Beschermde soorten en Natuurnetwerk Nederland Herontwikkeling Krommenie' uitgevoerd (Bijlage 7
Quickscan ecologie, datum: 4 december 2018).
Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat me de voorgenomen werkzaamheden negatieve effecten op soort(groepen)en te verwachten zijn. Het gaat om: roofvogels en uilen, vleermuizen, kleine marterachtigen, algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën, rugstreeppad, ringslang.
Mitigerende maatregelen zoals opgenomen in paragraaf 3.7 van de rapportage dienen getroffen te worden om negatieve effecten te voorkomen dan wel te beperken. Indien deze mitigerende maatregelen getroffen worden zijn verdere vervolgstappen voor algemeen voorkomende zoogdieren, amfibieën en vissen en incidenteel voorkomende rugstreeppad en ringslang niet aan de orde. Ook hoeft voor deze soort(groepen)en geen ontheffing Wnb aangevraagd te worden.
Indien de bovengenoemde mitigerende maatregelen getroffen worden zijn effecten als gevolg van de realisatie van de toegangsweg uitgesloten. Verdere vervolgstappen in het kader van de Wnb zijn niet aan de orde. Indien wordt afgeweken van de geplande werkzaamheden is een conflict met de Wnb niet uitgesloten.
Voor de werkzaamheden die gericht zijn tot de realisatie van de nieuwbouw dient in het kader van de Wnb aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden. Voor roofvogels en uilen, vleermuizen en kleine marterachtigen dient soortgericht onderzoek uitgevoerd te worden om inzichtelijk te krijgen of en welke mitigerende- en/of compenserende maatregelen noodzakelijk zijn om conflict met de Wnb te voorkomen.
Door Adviesbureau ECOlogisch is nader onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van het projectgebied door broedvogels, kleine marterachtigen en vleermuizen (Bijlage 9 Natuuronderzoek Provily & Slibkuil, datum 23 januari 2020, projectcode: ARVL1921). Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat binnen het plangebied belangrijke functies voor uilen en overige roofvogels niet zijn aangetoond. Daarnaast zijn er geen sporen of individuen van kleine marterachtigen waargenomen binnen het plangebied.
Tijdens het onderzoek is er enkel een zomerverblijfplaats van de rosse vleermuis aangetroffen in een boomholte aan de westkant van het projectgebied. De aanwezigheid van een vaste vliegroute of essentieel foerageergebied binnen het projectgebied is uitgesloten. Het behoudt van openbaar groen in het gebied is echter wel wenselijk.
Met de aantasting van het zomerverblijfplaats van de rosse vleermuis en de functionele ruimte hieromheen is het noodzakelijk om een ontheffing Wet natuurbescherming aan te vragen. Deze ontheffing is reeds aangevraagd en verleend op 20 december 2021 (Bijlage 10 Wet natuurbeschermingsontheffing). Tevens zijn de benodigde mitigerende maatregelen uitgevoerd. Overige ontheffingsplichtige natuurwaarden zijn niet aangetroffen binnen het plangebied.
Conclusie
Met het treffen van mitigerende maatregelen, waardoor effecten als gevolg van de realisatie van de toegangsweg zijn uitgesloten, en met het verkrijgen van de ontheffing i.v.m. de aantasting van de zomerverblijfplaats van de rosse vleermuis en de vergunning Wet natuurbescherming i.v.m. stikstofdepositie vormt ecologie geen belemmering meer. De voorwaarden uit de ontheffing en vergunning dienen nageleefd te worden bij de uitvoering van de werkzaamheden.
Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De VNG handreiking 'bedrijven en milieuzonering 2009' om te beoordelen of er sprake is van 'goede ruimtelijke ordening'. Deze handreiking behandelt de interactie tussen gevoelige functies (i.c. wonen maatschappelijke doeleinden) en bedrijfsmatige activiteiten. De handreiking geeft richtafstanden voor de minimaal aan te houden afstand tussen bedrijfsmatige activiteiten en gevoelige functies, Deze adviesafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarin een gevoelige functie zich bevindt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypen;
Voor gevoelige bestemmingen in een rustige woonwijk of in agrarisch of in natuurgebied geldt een grotere adviesafstand tot bedrijvigheid dan voor gevoelige bestemmingen in gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt gekenmerkt door functiemenging of door verstoring door infrastructuur of doordat het grenst aan een bedrijfsterrein.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar één of meer bedrijven aanwezig of gewenst zijn de SvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
Relatie met plangebied
Het plangebied kan getypeerd worden als een rustige woonwijk aangezien voorliggend bestemmingsplan enkel wonen mogelijk maakt met de daarbij bijbehorende functies.
Ten oosten en ten noorden van het plangebied zijn respectievelijk de bestemmingen 'wonen' en 'natuur' van toepassing. Dit zijn geen bestemmingen waarvoor richtafstanden van toepassing zijn. Deze bestemmingen vormen hiermee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. In de nabijheid van het plangebied is geen bedrijfsbestemming aanwezig.
Aan de zuidkant van het woongebied is de voetbalvereniging Sporting Krommenie gelegen. Het betreft veldsportcomplex met verlichting. Een dergelijke activiteit behoort tot milieucategorie 3.1 met een bijbehorende richtafstand van 50 meter. Aangezien woningen dichterbij worden beoogd dient onderzoek naar de activiteiten van de voetbalvereniging Sporting Krommenie te worden uitgevoerd om af te kunnen wijken van de richtafstanden.
Door Cauberg Huygen is onderzoek verricht naar de eventuele lichthinder vanwege veldverlichting Sporting Krommenie (Bijlage 13 Onderzoek lichthinder, referentie 07935-55004-02 versie 2, datum 29 juli 2021). In het onderzoek is per armatuur de hoogste lichtsterkte op de verschillende beoordelingspunten berekend. Uitkomst van het onderzoek is dat op alle beoordelingspunten wordt voldaan aan de gehanteerde grenswaarden. Hiermee vormt lichthinder geen belemmering voor de beoogde woningbouwontwikkeling.
Daarnaast heeft Cauberg Huygen een akoestisch onderzoek m.b.t. Sporting Krommenie (Bijlage 14 Akoestisch onderzoek Sporting Krommenie, referentie 07935-55004-05, datum 18 oktober 2021). In het onderzoek zijn de rekenresultaten van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidniveaus vanwege de inrichting opgenomen. Uit de toetsing van de rekenresultaten in de representatieve bedrijfssituatie blijkt dat voldaan wordt aan de gehanteerde grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Uit de toetsing van de rekenresultaten in de representatieve bedrijfssituatie blijkt dat de gehanteerde grenswaarden voor de maximale geluidniveaus in de avondperiode ter plaatse van de beoordelingspunt 1 tot en met 10 wordt overschreden (beoordelingshoogte 5 meter). De overschrijding wordt veroorzaakt door het fluitje van de trainer. In de dagperiode (beoordelingshoogte 1,5 meter) wordt tijdens zowel de trainingen als de wedstrijden wel voldaan aan de grenswaarde van 70 dB(A).
Argumenten om deze overschrijding van de maximale geluidniveaus toe te staan zijn:
Aan de westkant (Busch) is lintbebouwing met daarachter agrarische gebied aanwezig. Conform de handreiking bedrijven en milieuzonering kan een dergelijk gebied beschouwd worden als een gemengd gebied. De eerstelijns bebouwing van de Eilanden van Hain, gelegen aan de Busch, wordt hiermee eveneens beschouwd als gemengd gebied. Aan de Busch zijn bestemmingen aanwezig waar bedrijvigheid plaatsvindt. Zo is er een dierenopvang, scouting en een kanovereniging aanwezig. De dierenopvang (9606 SBI-2008), behorende tot milieucategorie 3.2, heeft richtafstanden van 10 meter voor het aspect geur en 50 meter voor het aspect geluid. Aan de zuid- en oostkant van de dierenopvang is al een woonbestemming aanwezig die dichterbij gelegen is dan de beoogde woningen binnen het plangebied. Deze woningen zijn maatgevend voor de bedrijfsvoering van de dierenopvang. De nieuw beoogde woningbouw zal hiermee niet leiden tot een extra beperking in de bedrijfsvoering.
Aan de Busch 4 is Scouting Krommenie gelegen. Scouting Krommenie is een actieve scoutinggroep in de Zaanstreek. De groep heeft circa 130 leden en zijn verdeeld over verschillende (leeftijds)groepen. Elke groep voert verschillende activiteiten uit, deels in het clubhuis en deels op het grasveld. Het clubhuis beschikt niet over een muziekinstallatie. De geluidemissie zal beperkt blijven tot uitsluitend stemgeluid op het grasveld en beperkt verkeer van auto's via de Busch.
In de brochure van de VNG is de scouting niet opgenomen als milieubelastende activiteit, er zijn daarom ook geen richtafstanden bekend die gelden ten opzichte van deze activiteit. Om toch de (milieu)uitstraling te kunnen bepalen, is gezocht naar activiteiten in de brochure, die vergelijkbaar zijn met het scoutinggebouw. Geluid is daarbij de meest bepalende factor voor de richtafstanden.
In onderstaande tabel zijn de activiteiten opgenomen ten opzichte van een rustige woonwijk.
tabel 4.4: maatgevende richtafstanden omliggende bedrijvigheid
Uit de tabel blijkt dat het milieuaspect geluid van spelende kinderen bepalend is voor de richtafstand van het scoutinggebouw. Voor zowel het binnen- en buitengedeelte van het gebouw is dat dan goed vergelijkbaar met een kinderboerderij, (het schoolplein van) een basisschool of kinderopvang en een gymnastiekzaal. Voor dergelijke activiteiten is een richtafstand van 10 m aan de orde in gemengd gebied.
Wanneer het gebouw daarnaast wordt gebruikt voor andere maatschappelijke activiteiten (zoals cursussen e.d.), is eveneens een richtafstand van 10 m aan de orde. Aangezien de dichtstbijzijnde woningen op meer dan 10 meter worden gerealiseerd kan worden voldaan aan deze afstand.
Aan de Busch 3 is kanovereniging Jason gelegen. De vereniging richt zich op de recreatieve kanosport, zodat van wedstrijden geen sprake is. De vereniging organiseert vaartochten die plaatsvinden op openbaar vaarwater. Het perceel van de vereniging grenst aan een sloot die uitmondt in de plassen Zuider- en Noorderham, Via een overtoom is het Alkmaardermeer te bereiken. Het perceel van de vereniging is zodanig ingericht dat parkeren plaatsvindt aan de zijde van de Busch. Het clubhuis en de stallingsruimten van de vereniging zijn gelegen op meer dan 30 meter van de nieuwbouw.
Een kanovereniging wordt eveneens niet specifiek benoemd in de richtafstandentabel van de VNG handreiking 'bedrijven en milieuzonering 2009'. Voor de ruimtelijk relevante gevolgen is het gebruik van de kantine en het terras bepalend. Het watersportgebouw kan hiermee het beste worden ingedeeld in de categorie buurt- en clubhuizen (SBI-2008 94991) van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Hiervoor geldt een grootste richtafstand van 10 meter in gemengd gebied op basis van het aspect geluid. De dichtstbijzijnde woningen liggen op een afstand meer dan 10 meter waarmee kan worden voldaan aan deze afstand.
Daarnaast is een agrarische bestemming gelegen tussen de Busch 4 en 6. Het betreft wat grasland zonder bebouwing, met wat grazende paarden erop. De richtafstand zal hierdoor minimaal zijn, zeker gezien het feit deze bestemming al beperkt wordt door de woonbestemming aan de Busch 6. Deze agrarische bestemming zal hierdoor niet leiden tot hinder ter plaatse van het plangebied.
Conclusie
Het door het bestemmingsplan mogelijk gemaakte functies passen binnen de omgeving. Uit onderzoek blijkt dat de nieuwe woningen de bestaande bedrijvigheid niet belemmeren in hun bedrijfsvoering. Daarnaast wordt een kortstondige overschrijding van de maximale geluidniveaus ter plaatse van een beperkt aantal woningen (alleen eerstelijns bebouwing) aanvaardbaar geacht aangezien deze woningen ook beschikken over geluidsluwe slaapvertrekken. Hiermee vormt bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Wet- en regelgeving
Het Luchthavenindelingbesluit (LIB) bevat ruimtelijke maatregelen op rijksniveau die verband houden met de luchthaven Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchthavenluchtverkeer. Tezamen vormen deze besluiten een uitwerking van het hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart.
Inventarisatie
Het beperkingengebied van een luchthaven is een zone waar planologische beperkingen van kracht zijn, zoals ten aanzien van de maximale bouwhoogten in de aan- en uitvliegroutes. Daarnaast kunnen, met name ter beperking van de geluidhinder, beperkingen worden opgelegd ten aanzien van de bestemmingen van gebouwen in een ruimere zone rond de luchthaven. De omvang van het beperkingengebied en de planologische beperkingen daarin zijn onderdeel van het Luchthavenindelingbesluit dat ten aanzien van een luchthaven is genomen.
Het zuidwestelijk deel van het plangebied is gelegen in het beperkingengebied LIB 5. Dit betreft een afwegingsgebied voor geluid en externe veiligheid van Schiphol. Binnen dit gebied zijn de regels erop gericht om enerzijds voldoende ruimte te laten voor de ontwikkeling van mainport Schiphol en anderzijds om woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken. Beide zijn van nationaal belang. Buiten bestaand stedelijk gebied zijn in het Lib-5 gebied geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan. Gemeenten motiveren in de toelichting op het bestemmingsplan of in de onderbouwing van de omgevingsvergunning de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
Aanvullend is in artikel 6.24 Omgevingsverordening NH2020 aangegeven dat in het bestemmingsplan rekenschap moet worden gegeven van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en moeten de redenen vermeld die er toe hebben geleid om op de betreffende locatie nieuwe woningen te bestemmen.
De beoogde planlocatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied waardoor woningbouw mogelijk is en een afwegingsplicht op het gebied van geluid en externe veiligheid van toepassing is. De afwegingen vinden in de rapportage 'Onderbouwing externe veiligheid en geluid Lib-5' (Bijlage 15) van Cauberg Huygen plaats en zijn hieronder kort samengevat.
Geluid
De Rijksoverheid berekent om de 5 jaar hoeveel geluid te horen is rond luchthaven Schiphol. In afbeelding 4.7 is de meest recentste geluidbelastingskaart van Schiphol weergegeven, waarop het gedeelte van het plangebied dat gelegen is binnen Lib-5 rood omlijnd is weergegeven.
Afbeelding 4.7: Uitsnede geluidbelasting Schiphol (plangebied rood omlijnd)
Uit afbeelding 4.7 blijkt dat de geluidbelasting ter plaatse van het plangebied lager is dan laagst mogelijke gepresenteerde geluidscontouren van 55 dB Lden en 50 dB Lnight. Gelet hierop is de geluidbelasting vanwege Schiphol aanvaardbaar geacht.
Externe veiligheid
Ingevolge artikel 2.2.1d, tweede lid Lib moet voor gronden die onderdeel uit maken van het Lib-5 gebied in de toelichting van het bestemmingsplan gemotiveerd worden op welke wijze rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
Het plangebied ligt deels binnen Lib-5, maar buiten de gebieden waarvoor vanwege externe veiligheid ruimtelijke beperkingen gelden. Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is daarom een integrale, beleidsmatige toelichting nodig op het omgaan met het risico op een vliegtuigongeval.
In de Nota van Toelichting van het Lib (Stb. 2017, 402) is ten aanzien van deze motiveringsplicht het volgende aangegeven:
Hieronder wordt conform het Stappenplan Lib-5 voor externe veiligheid (Stappenplan LIB 5 voor externe veiligheid, Royal Haskoning DHV, 2 oktober 2019) een motivering van het plan opgenomen en een analyse met betrekking tot externe veiligheid.
Locatiekeuze
Het plangebied is in kaart van de gebiedsprofielen van de gemeentelijke ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Schans (vastgesteld door de raad van gemeente Zaanstad op 7 juni 2012) aangewezen als zoeklocaties wonen op en langs het water.
Risico's
Het gehele plangebied Eilanden van Hain voorziet in de bouw van circa 235 woningen. Binnen het gedeelte dat gelegen is binnen Lib-5 is ruimte voor circa 50 woningen. Met de realisatie van deze 50 woningen in het gedeelte van plangebied neemt de personendichtheid ter plaatse toe. Voor woningen wordt uitgegaan van de aanwezigheid van 1,2 personen in de dagperiode en 2,4 personen in de nachtperiode. Het maximale aantal aanwezige personen bedraagt 60 in de dagperiode en 120 in de nachtperiode.
Als de locatie getroffen wordt door een neerstortend vliegtuig wordt de bebouwing geheel of gedeeltelijk verwoest. De aanwezige personen kunnen hierdoor (dodelijk) slachtoffer worden. De kans dat een vliegtuig neerstort op een bepaalde locatie rond de luchthaven Schiphol is klein. Hetzelfde geldt voor de kans om als persoon op een bepaalde locatie rond de luchthaven te overlijden door een neerstortend vliegtuig. Dichtbij Schiphol is de kans wat groter dan verder van de luchthaven af. Buiten het Lib-3 gebied is dit plaatsgebonden risico kleiner dan 10-6 per jaar (oftewel eens per miljoen jaar). De kans dat een persoon komt te overlijden als gevolg van bijvoorbeeld een verkeersongeval is vele malen groter. De maatschappelijke impact van een ongeval met een vliegtuig is uiteraard groter.
Buiten het Lib-3 gebied is de kans dat personen zich in een ongeval gevolggebied bevinden, dus betrokken raken bij een vliegtuigongeval, lager dan ongeveer 3,6 per miljoen jaar (oftewel eens per 278.000 jaar).
Het plangebied is voorts niet gelegen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. Ook is de afstand tot snelwegen waarover vervoer plaatsvindt van gevaarlijke stoffen dermate groot dat de ontwikkeling geen effect op de hoogte van het groepsrisico alsmede de aanwezigheid van 2 buisleidingen op meer dan 450 meter afstand van het plangebied. Domino-effecten zijn daarom niet aan de orde.
Maatregelen en zelfredzaamheid
Bronmaatregelen zijn de meest effectieve maatregelen om de kans op meerdere slachtoffers op de grond te beperken. Bij vliegtuigen zijn dat maatregelen die de kans dat zich een ongeval voordoet verkleinen. Hiervoor gelden internationale regels waar de sector aan moet voldoen. In het kader van de planontwikkeling zijn geen realistische maatregelen te treffen die de effecten van een vliegtuigongeval beperken.
Vanuit het Bouwbesluit 2012 gelden strenge eisen in verband met de bestrijdbaarheid van een ramp nabij een bouwwerk. Toch is de realiteit dat er voor de personen in het getroffen gebouw weinig mogelijkheden zullen zijn om zichzelf in veiligheid te brengen. Voor vluchten is immers geen tijd en gewone gebouwen bieden nu eenmaal onvoldoende bescherming tegen de risico’s van een daarop neerstortend vliegtuig. Dit betekent dat de aandacht vooral uitgaat naar een goede bereikbaarheid van de projectlocatie, vluchtroutes voor omstanders en een adequate hulpverlening. De eisen vanuit het Bouwbesluit 2012 zijn wel van belang voor de mogelijkheden voor personen die zich in de directe nabijheid van de ramplocatie bevinden om te schuilen voor secundaire branden.
Vanwege de nabijheid van luchthaven Schiphol is de veiligheidsregio voorbereid op een vliegtuigongeval. De veiligheidsregio beschikt over een “Calamiteitenplan Vliegtuigongevallen”. Zodra zich een ongeluk voordoet treedt dit plan in werking. De werkwijze, taken en verantwoordelijkheden van alle betrokken instanties zijn hierin nauwkeurig beschreven. Het calamiteitenplan wordt voortdurend aangepast naar aanleiding van de evaluatie van daadwerkelijke optredens bij incidenten en oefeningen. De veiligheidsregio is voorbereid op het crisistype luchtvaartincidenten. De Wet Veiligheidsregio’s verplicht veiligheidsregio’s tot het beschikken over een crisisorganisatie (artikel 16). Deze crisisorganisatie – die wordt beschreven in een crisisplan – moet voorbereid zijn op de bestrijding van branden, rampen en crises die zich volgens het door de veiligheidsregio (ook verplicht) opgestelde regionaal risicoprofiel kunnen voordoen. In het kort bestaat zo'n crisisorganisatie uit multidisciplinaire teams van politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening en gemeenten die zich richten op bronbestrijding, redding, hulpverlening, opvang en nazorg. Dit risicoprofiel wordt eens per 4 jaar geactualiseerd. Op basis van dit risicoprofiel stelt de veiligheidsregio een beleidsplan op om de crisisorganisatie zo goed als mogelijk voorbereid te houden. Het crisistype luchtvaartongeval is een van de typen die worden genoemd in het regionaal risicoprofiel van de veiligheidsregio. Naast de generieke voorbereiding van de crisisorganisatie, bestaat er ook specifieke voorbereiding voor luchtvaartongevallen. Die bestaat met name uit een (multidisciplinair) calamiteitenplan luchtvaartongevallen en veel gezamenlijke trainingen en oefeningen van de brandweer.
Conclusie
Gelet op het feit dat de locatie gelegen is buiten de laagst berekende geluidscontouren van Schiphol en de keuze van de locatie is verantwoord in de gemeentelijke ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Schans, is de locatie verantwoord ten aanzien van het aspect geluid van Schiphol.
Daarnaast is er, gelet op de maatschappelijke en economisch-ruimtelijke belangen die met de beoogde ontwikkeling zijn gemoeid en de zeer kleine kans dat aanwezigen in het plangebied betrokken raken bij een vliegtuigongeval (lager dan ongeveer 3,6 per miljoen jaar), geen aanleiding om van de beoogde ontwikkeling af te zien. Er worden maatregelen getroffen in relatie tot rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.
Beoordeling
Voor het ontwikkelingsgebied is met de eigenaar van de grond een anterieure overeenkomst gesloten. Voor de overige delen van het plangebied is het niet noodzakelijk kostenverhaal te regelen. Het betreft het vastleggen van de bestaande situatie. Het kostenverhaal is daardoor – voor zover noodzakelijk - anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.
Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.
In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro dienen burgemeester en wethouders bij een nieuw bestemmingsplan te overleggen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
Tevens zijn er een aantal andere vaste overlegpartners aan wie het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd. Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) toegezonden aan de volgende instanties en vaste overlegpartners:
In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden (o.a. bewonerscommissie sportparken Krommenie, scholen, Sporting Krommenie, scouting Krommenie en bewoners van omliggende straten (Komarowlaan, Arianehof, van Allenstraat, Militaireweg, Jupiterstraat, Neptunuslaan, Uranuslaan, Saturnusstraat, Ganimedesstraat, Gagarinstraat, Marslaan, Venusstraat, Busch en Europastraat), gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het terrein en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan. Voor het gebied zijn omwonenden en gebruikers betrokken geweest bij verschillende stappen die genomen zijn vóór het maken van het bestemmingsplan. Ook is deze diverse groep belanghebbenden van het gebied voor het bestemmingsplan vroegtijdig betrokken.
Van het gehele participatietraject dat in 2016 door gemeente Zaanstad is gestart tot en met begin 2022 is een verslag gemaakt (Bijlage 16 Participatieverslag). Het gehele participatietraject heeft geleid tot een verschillende aanpassingen van het plan. Tevens is het burenoverleg Eilanden van Hain gestart om met gemeente Zaanstad en AM te spreken over het concept-stedenbouwkundig plan Eilanden van Hain, gedateerd zomer 2019. Uitgangspunt was om te bekijken hoe dit plan kan worden verbeterd, in het belang van de buren en binnen de kaders die de gemeente Zaanstad heeft gesteld. Dit overleg heeft geresulteerd in een eindadvies dat als Bijlage 17 Eindadvies Burenoverleg Eilanden van Hain bij deze toelichting is gevoegd. De adviezen zijn ter harte genomen bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op 1 december 2022 is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in het digitale Gemeenteblad en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. 1 december 2022 gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad.
In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad 6 zienswijzen ingediend, waarvan 6 unieke zienswijzen. Deze zienswijzen zijn ieder beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijze in Bijlage 18 Nota van beantwoording overlegreacties, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen bij deze toelichting van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben tot een paar wijzigingen geleid in het bestemmingsplan. De belangrijkste wijzigingen betreffen:
Ambtshalve wijzigingen zijn niet van toepassing. Dit is terug te vinden in Bijlage 18 Nota van beantwoording overlegreacties, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Eilanden van Hain' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3916BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie.
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
Functieomschrijving (lid x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt')
.
Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.
De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 10.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 10.2.
Voorrangsregeling
gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.
In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.
Functieomschrijving (lid 3.1 )
De bestemming Natuur is ten behoeve van behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit geldt voor een zone langs de Busch en de Westdijk, dit om bebouwing hier zoveel mogelijk uit te sluiten i.v.m. de nabij gelegen Stelling van Amsterdam en het nabij gelegen Staatsnatuurmonument. Wel zijn binnen deze bestemming beschoeiingen, vlonders en steigers toegestaan. De bouwregels zijn echter wel beperkend tot wat het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier toestaat, i.v.m. de reeds genoemde Stelling van Amsterdam en het nabij gelegen Staatsnatuurmonument .
Ter behoud, versterking en ontwikkeling van landschapswaarden in de vorm van openheid en doorzichten is op een aantal plaatsen op de verbeelding de aanduiding 'openheid' opgenomen. Ter bescherming van de landschappelijke waarden is tevens de functieaanduiding "specifieke vorm van groen - groene buffer" opgenomen. Het is zonder omgevingsvergunning verboden de bestaande situatie of toestand te wijzigen of te verstoren. Hieronder wordt voor de gronden met de aanduiding 'groene buffer' in ieder geval verstaan: het rooien, kappen of ingrijpend snoeien van houtgewas, als-mede het nalaten van herplant op het moment dat houtgewas door natuurlijke oorzaak is verdwenen.
Bestemming Woongebied - 1 ( 4 )
Functieomschrijving (lid
4.1
)
De bestemming Woongebied - 1 omvat alle functies die normaal in een woonwijk verwacht kunnen worden. Wegen, groenvoorzieningen, erven, tuinen, woningen, etc. zijn allemaal mogelijk binnen deze bestemming, zonder dat precies is ingetekend op welke plekken deze voorzieningen zich nu bevinden. Dit biedt enige flexibiliteit zodat de inrichting van een woonwijk kan veranderen, zonder dat daarvoor een planwijziging nodig is. De hoofdfunctie van het gebied blijft wonen, dat is een onderdeel van de bestemming die niet flexibel is.
De flexibiliteit van de bestemming uit zich bijvoorbeeld op de verbeelding. Wegen en groen zijn niet ingetekend, maar kunnen overal binnen de bestemming Woongebied gelegen zijn. Dit voorkomt dat bij een herinrichting van een straat, waar bijvoorbeeld meer groen wordt toegevoegd ten koste van wegdek, strijdigheid ontstaat met het bestemmingsplan. Ook kunnen wegen transformeren naar verblijfsgebied of groene parken zonder dat daarvoor een bestemmingsplanwijziging nodig is.
Nieuwbouw
De bestemming Woongebied - 1 is een variatie op de reguliere bestemming Woongebied. Waar de reguliere variant wordt toegepast voor bestaande woonwijken, wordt deze variant toegepast voor nieuwe ontwikkelingen. Dit leidt tot de volgende verschillen in de regels:
De overige bepalingen van deze bestemming zijn gelijk gebleven met de bestemming Woongebied zoals deze wordt toegepast voor bestaande woonwijken, zodat het woongebied ook na realisatie van de nieuwbouw voorzien is van een passende regeling.
Hoofdfunctie
Binnen de bestemming Woongebied - 1 is, zoals de naam doet vermoeden, wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.
Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (lid
4.3.2
)
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang, als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.
Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.
Hoofdgebouw en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige
voorzieningen (lid
4.2.2
en
9.4
)
Een hoofdgebouw wordt in de begripsbepalingen uitgelegd als:
"Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn,
gelet op die bestemming het belangrijkst is."
Hoofdgebouwen betreffen binnen deze bestemming woningen. Wonen is immers de hoofdfunctie van dit gebied.
Naast de functie wonen zijn er nog enkele ondergeschikte functies toegestaan. Voor een aantal van deze functies is het wenselijk gebouwen toe te staan. Denk bijvoorbeeld aan een trafohuisje ten behoeve van de nutsvoorzieningen of een openbare wc in een verblijfsgebied. Lid 9.4 biedt de mogelijkheid voor het bouwen van deze gebouwen. De maximale grootte en oppervlakte is klein gehouden zodat deze gebouwen ook qua bouwvolume ondergeschikt blijven aan de woningen in het gebied.
Dakkapellen, dakterrassen en bijbehorende bouwwerken
Aangaande bouwregels m.b.t. dakkapellen, dakterrassen en bijbehorende bouwwerken is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels uit de "Nota woonbebouwing 2020". Deze zijn dan ook letterlijk overgenomen uit deze Nota. Hierop geldt echter een uitzondering , zo dient de afstand tussen twee dakkapellen op één dakvlak minimaal 1,0 meter te zijn i.p.v. 0,5 meter. Dit om de bebouwing, zo dicht bij de Stelling van Amsterdam, zo luchtig mogelijk te houden. De afstand van 1 meter i.p.v. 0,5 meter geeft dat een dakvlak als dominant vlak namelijk beter herkenbaar blijft en voorkomt een rommelige onderlinge positie. Daarnaast is de regelgeving aangaande bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied buiten 4 meter van het hoofdgebouw uit de "Nota woonbebouwing 2020" niet overgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. In de nota woonbebouwing wordt gangbaar op het achtererf direct grenzend aan openbaar toegankelijk gebied bijbehorende bouwwerken toegestaan. Dit betreft onder meer de wateren in het gebied. Dit past niet bij het beoogde karakter van de plek, waarbij de waterranden vrij van bebouwing blijven. Hierdoor wordt in dit bestemmingsplan aangesloten op de vergunningsvrije mogelijkheden aan deze zijde.
Bestemming Woongebied - 2 (5)
Functieomschrijving (lid
4.1
)
De bestemming Woongebied - 2 omvat alle functies die normaal in een woonwijk verwacht kunnen worden. Wegen, groenvoorzieningen, erven, tuinen, woningen, etc. zijn allemaal mogelijk binnen deze bestemming, zonder dat precies is ingetekend op welke plekken deze voorzieningen zich nu bevinden. Dit biedt enige flexibiliteit zodat de inrichting van een woonwijk kan veranderen, zonder dat daarvoor een planwijziging nodig is. De hoofdfunctie van het gebied blijft wonen, dat is een onderdeel van de bestemming die niet flexibel is.
De flexibiliteit van de bestemming uit zich bijvoorbeeld op de verbeelding. Wegen en groen zijn niet ingetekend, maar kunnen overal binnen de bestemming Woongebied gelegen zijn. Dit voorkomt dat bij een herinrichting van een straat, waar bijvoorbeeld meer groen wordt toegevoegd ten koste van wegdek, strijdigheid ontstaat met het bestemmingsplan. Ook kunnen wegen transformeren naar verblijfsgebied of groene parken zonder dat daarvoor een bestemmingsplanwijziging nodig is.
Het verschil met de bestemming Woongebied - 1 bestaat hieruit dat voor woongebied 2 een beeldkwaliteitsplan is vastgesteld. De uitwerking van het gebied dient conform dit beeldkwaliteitsplan plaats te vinden. Daarnaast is in het kader van behoud, versterking en ontwikkeling van landschapswaarden in de vorm van openheid en doorzichten, binnen de aanduiding 'openheid', zoals op de verbeelding weergegeven, niet toegestaan (vergunningsvrije) bouwwerken te realiseren. Hierop geldt een uitzondering voor erfafscheidingen/hagen tot 1,5 meter.
Nieuwbouw
De bestemming Woongebied - 2 is een variatie op de reguliere bestemming Woongebied. Waar de reguliere variant wordt toegepast voor bestaande woonwijken, wordt deze variant toegepast voor nieuwe ontwikkelingen. Dit leidt tot de volgende verschillen in de regels:
De overige bepalingen van deze bestemming zijn gelijk gebleven met de bestemming Woongebied zoals deze wordt toegepast voor bestaande woonwijken, zodat het woongebied ook na realisatie van de nieuwbouw voorzien is van een passende regeling.
Hoofdfunctie
Binnen de bestemming Woongebied - 1 is, zoals de naam doet vermoeden, wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.
Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (lid
5.3.2
)
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang, als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.
Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.
Hoofdgebouw en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige
voorzieningen (lid
5.2.2
en
9.4
)
Een hoofdgebouw wordt in de begripsbepalingen uitgelegd als:
"Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn,
gelet op die bestemming het belangrijkst is."
Hoofdgebouwen betreffen binnen deze bestemming woningen. Wonen is immers de hoofdfunctie van dit gebied.
Naast de functie wonen zijn er nog enkele ondergeschikte functies toegestaan. Voor een aantal van deze functies is het wenselijk gebouwen toe te staan. Denk bijvoorbeeld aan een trafohuisje ten behoeve van de nutsvoorzieningen of een openbare wc in een verblijfsgebied. Lid 9.4 biedt de mogelijkheid voor het bouwen van deze gebouwen. De maximale grootte en oppervlakte is klein gehouden zodat deze gebouwen ook qua bouwvolume ondergeschikt blijven aan de woningen in het gebied.
Dakkapellen, dakterrassen en bijbehorende bouwwerken
Aangaande bouwregels m.b.t. dakkapellen, dakterrassen en bijbehorende bouwwerken is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels uit de "Nota woonbebouwing 2020". Deze zijn dan ook letterlijk overgenomen uit deze Nota. Hierop geldt echter een uitzondering , zo dient de afstand tussen twee dakkapellen op één dakvlak minimaal 1,0 meter te zijn i.p.v. 0,5 meter. Dit om de bebouwing zo dicht bij de Stelling van Amsterdam zo luchtig mogelijk te houden. De afstand van 1 meter i.p.v. 0,5 meter geeft dat een dakvlak als dominant vlak namelijk beter herkenbaar blijft en voorkomt een rommelige onderlinge positie. Daarnaast is de regelgeving aangaande bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied buiten 4 meter van het hoofdgebouw uit de "Nota woonbebouwing 2020" niet overgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. In de nota woonbebouwing wordt gangbaar op het achtererf direct grenzend aan openbaar toegankelijk gebied bijbehorende bouwwerken toegestaan. Dit betreft onder meer de wateren in het gebied. Dit past niet bij het beoogde karakter van de plek, waarbij de waterranden vrij van bebouwing blijven. Hierdoor wordt in dit bestemmingsplan aangesloten op de vergunningsvrije mogelijkheden aan deze zijde.
Dubbelbestemming
Waarde - Archeologie 1
(lid
6
)
Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.
De gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
Dubbelbestemming
Waarde - Archeologie 2
(lid
7
)
Voor de in het plangebied aanwezige waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.
Binnen deze dubbelbestemming is het mogelijk om bouwwerken, geen gebouw zijnde, te bouwen ten dienste van de waterkering of het water. Deze mogelijkheid geldt aanvullend op de bouwmogelijkheden in de onderliggende reguliere bestemmingen.
De aanlegvergunning uit artikel 7.4 is een vergunning in de zin van artikel 2, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en geldt voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald. De vergunningsplicht dient ter bescherming van de instandhouding van de dijk.
Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat naast de regels in het bestemmingsplan voor het bouwen op of aan een waterkering ook een watervergunning vereist is. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zal de aanvraag watervergunning toetsen aan, onder meer, de Keur.
Algemene regel -
Anti-dubbeltelregel
(lid
8
)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 8 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.
Algemene bouwregel - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (lid 9.1)
Bouwen op het veen is een vak apart en vergt veel deskundigheid. We hebben voorbeelden dat bij bouwproject in het veen vele meters verplaatst en huizen in de nabijheid omhoog worden gedrukt. De bewoners van de Militaireweg in Krommenie maken zich zorgen dat door de bouw op het Provilyterrein het veen verplaatst wordt en zo(flinke)schade kan brengen aan de huizen. Door middel van dit nieuwe lid (lid 9.1) bij de algemene bouwregels wordt zoveel mogelijk gewaarborgd dat veenverplaatsing tot een minimum wordt beperkt en wel dusdanig dat de huizen(en sportterrein aan de andere kant) geen hinder/schade ondervinden.
Algemene bouwregel - Parkeren (lid
9.2
)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.
De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).
Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 9.4)
Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.
Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).
Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid
10.1
)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.
Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.
Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid
10.2
)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.
Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.1d
(lid
11.1
)
Sommige inrichtingen kunnen dermate veel geluid produceren, dat de wetgever heeft bepaald dat rond deze inrichtingen een geluidzone opgenomen moet worden ter bescherming van het bedrijf en het omliggende gebied. Die zone moet ervoor zorgen dat er geen woningen (of andere geluidgevoelige objecten) dichter bij de inrichting ontwikkeld worden. Dit artikel bestaat uit 2 aanduidingen. De eerste aanduiding bepaalt de locatie(s) waar geluidzoneringsplichtige inrichtingen gevestigd mogen worden. Daarbuiten geldt het algemene verbod. De tweede aanduiding regelt de geluidsruimte voor die inrichtingen, de geluidzone waarbinnen geen nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) ontwikkeld mogen worden. Op die laatste regel kan worden afgeweken, wanneer blijkt dat de geluidbelasting (als gevolg van de inrichting) op de gevels van het geluidgevoelig object niet te hoog zijn (de voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder), of wanneer het bevoegd gezag een hogere grenswaarde voor het object heeft vastgesteld.
Algemene afwijkingen (lid
12.1
)
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.
Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.
Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.
Overgangsregels (artikel
13
)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.
Slotregel (artikel
14
)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.