Plan: | Hoogspanningsverbinding lint Westzaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3867BP-0301 |
Aanleiding
Dat er mensen zijn die onder een hoogspanningsverbinding wonen en zich daarbij onveilig voelen is voor het Rijk de aanleiding geweest om de Uitkoopregeling tot stand te brengen. De 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' (hierna: de Uitkoopregeling) was sinds 1 januari 2017 van kracht en liep tot en met 31 december 2021. Naar eigenaren van de desbetreffende woningen is gecommuniceerd dat zij tot 1 juli 2021 de tijd hadden om aan hun gemeente aan te geven dat zij van de mogelijkheden van de regeling gebruik wilden maken.
Hoewel niet is aangetoond dat de hoogspanningsverbinding nadelige gevolgen voor de gezondheid heeft, heeft het Rijk desondanks besloten om bewoners die dat wensen de optie te bieden om uitgekocht te worden. In het kader van de Uitkoopregeling heeft de gemeente Zaanstad woningen opgekocht. Onderdeel van de Uitkoopregeling is dat deze woningen na aankoop door de gemeente niet meer bewoond mogen worden. Er moet dus een nieuwe bestemming voor deze panden worden gevonden, dat door dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Bovendien is er reeds een vergunning verleend voor een initiatief op nummer 119-121. Het is dus wenselijk het bestemmingsplan opnieuw in lijn te brengen met de nieuwe situatie.
Doel
Het bestemmingsplan dient meerdere doelen. Allereerst wordt met dit bestemmingsplan de woonfunctie en andere magneetveldgevoelige functies van meerdere panden gehaald. Daarnaast wordt leegstand van (onbruikbare) panden voorkomen en nieuwe gebruiksfuncties die passend zijn binnen de omgeving juist toegestaan. Ook wordt het voortbestaan van een monument (nummer 119-121) gewaarborgd door toekomstbestendig gebruik toe te staan. Een mooi initiatief voor het pand wordt van een passende bestemming voorzien en is al toegestaan met een vergunning.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van het lint in Westzaan. Het plangebied wordt globaal begrensd door:
Kenmerkend aan het plangebied is de traditionele lintbebouwing waarin sprake is van menging van woon- en werkfuncties.
Op de onderstaande kaart is het plangebied zichtbaar ten opzichte van de omgeving:
Op de onderstaande kaart is het plangebied zichtbaar.
Dit bestemmingsplan vervangt een gedeelte van ondergenoemd(e) beheersverordening en bestemmingsplan.
Op het kaartje hieronder is te zien hoe de huidige bestemmingsregelingen over het plangebied heen liggen. De aaneengesloten rode lijn laat de plangrens zien.
Afbeelding 2.1: Bestemmingsregelingen over plangebied
Beheersverordening Lintbebouwing Westzaan
De beheersverordening Lintbebouwing Westzaan (hierna: de beheersverordening) omvat het plangebied van het bestemmingsplan “Lintbebouwing Westzaan” (vastgesteld op 3 maart 2007). Het gebied bestaat grotendeels uit de in elkaars verlengde liggende J.J. Allanstraat en het Zuideinde en de direct daaraan gelegen bebouwing. De clusterbebouwing aan het Zuideinde behoort wel tot het plangebied en Kerkbuurt Westzaan niet. De beheersverordening verklaart het planologisch toegestane gebruik van het bestemmingsplan Lintbebouwing Westzaan opnieuw van toepassing. Dit betekent dat de bestaande rechten en plichten zoals die zijn vastgelegd in dat bestemmingsplan in stand blijven. De beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die op grond van het bestemmingsplan Lintbebouwing Westzaan ook niet waren toegestaan.
In het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan liggen de hoofdbestemmingen: wonen, tuinen en erven. Lees 2.1 voor meer informatie over de bestaande situatie.
Op het kaartje hieronder is het plangebied te zien volgens de beheersverordening Lintbebouwing Westzaan. Na dit kaartje volgt de bijbehorende legenda.
Afbeelding 2.2 Beheersverordening Lintbebouwing Westzaan
Afbeelding 2.3: Legenda bij afbeelding 2.2
Landelijk gebied Westzaan
Het bestemmingsplangebied ''Landelijk gebied Westzaan'' is een bestaand agrarisch gebied dat voor een groot deel in de polder Westzaan ligt. Dit gebied heeft grotendeels de status van Natura 2000 gebied en is daarmee op Europees niveau beschermd. Een klein gedeelte van het plangebied ligt in het bestemmingsplan ''Landelijk gebied Westzaan''. Het gedeelte van de woonpercelen betreft die waar de sloten liggen. Die perceelsgedeelten hebben op dit moment de hoofdbestemming agrarisch met waarden. Dat stukje van die hoofdbestemming omvat de sloot die achter de woonpercelen loopt. Daarnaast is er nog de hoofdbestemming en zijn er nog de dubbelbestemmingen: leiding – hoogspanningsverbinding en waarde – archeologie 2. Verder hebben de perceelsgedeelten de gebiedsaanduidingen: luchtvaartverkeerzone – 2 en natura 2000.
Op het kaartje hieronder is het plangebied te zien volgens het bestemmingsplan Landelijk gebied Westzaan. Na dit kaartje volgt de bijbehorende legenda.
Afbeelding 2.4 Landelijk gebied Westzaan
Afbeelding 2.5 Legenda bij afbeelding 2.4
Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Hoogspanningsverbinding lint Westzaan. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders. Ook wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.
In de bijlagen van deze toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Dit betreft het algemene Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Tot slot worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen opgenomen.
Plangebied
Het plangebied ligt onder een hoogspanningsverbinding in het lint van Westzaan. Een lint is een langgerekte lijn van veelal vrijstaande bebouwing langs een weg, dijk, rivier of kanaal waarbij er sprake is van één hoofdgebouw (met eventueel bijgebouwen) per perceel dat uitsluitend ontsloten is via dat lint. In Westzaan en Assendelft komen voornamelijk linten zonder veel zijpaden voor, in tegenstelling tot twee andere variaties waarbij de lintbebouwing aan één of beide zijden uit meerdere paden bestaat (de kam- en visgraatstructuur).
Afbeelding 2.2: Google Maps satellietfoto lintbebouwing Westzaan
J.J. Allanstraat 125
Dit perceel bestond uit een woning en een berging. De woning is gesloopt en de berging blijft staan, deze wordt gebruikt door het dorpshuis. De huidige bestemmingen zijn Wonen, Tuin en Erf.
J.J. Allanstraat 119-121
Dit perceel bestaat uit een gebouw dat een monument is en is gebruikt als woning. Stadsherstel is eigenaar van het gebouw en verhuurt het. De huidige huurder heeft vergunningen gekregen voor: bijeenkomsten, uitvaarten, café, bakkerij en logies. De huidige bestemmingen zijn Wonen, Tuin en Erf. Het perceel grenst aan water.
J.J. Allanstraat 116
Op dit perceel stond een woning die is gesloopt. De huidige bestemmingen zijn Wonen, Tuin en Erf.
Het bestemmingsplan is opgesteld om in het kader van de Uitkoopregeling de bestemming Wonen van de percelen J.J. Allanstraat 116, 119-121 en 125 af te halen. Een andere bestemming dan Wonen wordt met dit plan mogelijk gemaakt. Hoewel niet is aangetoond dat de hoogspanningsverbinding nadelige gevolgen voor de gezondheid heeft, heeft het Rijk desondanks besloten om bewoners die dat wensen de optie te bieden om uitgekocht te worden.
De eigenaar van het perceel J.J. Allanstraat 114 heeft geen gebruik gemaakt van de Uitkoopregeling. De percelen J.J. Allanstraat 116 en 125 zijn wel uitgekocht door de gemeente Zaanstad, die met de aankoop eigenaar van de percelen is geworden. De woningen op de J.J. Allanstraat 125 (exclusief berging) en 116 zijn inmiddels gesloopt. Perceel J.J. Allanstraat 119-121 is ook uitgekocht door de gemeente maar inmiddels al overgedragen aan Stadsherstel, die het pand verhuurt. De huidige huurder heeft voor een aantal initiatieven een vergunning gekregen: bijeenkomsten, uitvaarten, café, bakkerij en logies.
J.J. Allanstraat 125
De berging op het perceel is in gebruik door het dorpshuis en dit zal zo blijven. De nieuwe bestemming van de berging zal passen bij het dorpshuis.
J.J. Allanstraat 119-121
Van dit perceel komt de bestemming Wonen te vervallen. Een initiatief met kleinschalige economische activiteiten is al mogelijk gemaakt met een vergunning. Het bestemmingsplan zorgt dat de bestemming weer overeenkomt met het (per vergunning) toegestane gebruik. Het pand aan de J.J. Allanstraat 119-121 is en blijft een monument.
J.J. Allanstraat 116
Ter vervanging van de gesloopte panden komt er een bouwvlak op het perceel van de J.J. Allanstraat 116. Het bouwvlak houdt rekening met de cultuurhistorische waarden en het belang van het lint Westzaan. Hier worden kleinschalige economische activiteiten toegestaan die passend zijn binnen de omgeving. De bouwmogelijkheden op het noordelijk deel van de kavel vervallen, zodat een brede doorkijk naar het achterliggende landschap ontstaat.
Voor een goede ruimtelijke ordening is een afweging gemaakt van de situering van functies ten opzichte van elkaar. Deze afweging is vooral gemaakt voor de wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. In dit hoofdstuk is te lezen welke keuzes zijn gemaakt en waarom hiervoor is gekozen.
Naar aanleiding van de Uitkoopregeling wordt met dit bestemmingsplan voorkomen dat mensen langdurig in een magneetveld verblijven. Dit wordt gerealiseerd door de bestemming Wonen te vervangen door een andere bestemming. Op deze manier wordt voorkomen dat er in de toekomst zal worden gewoond en langdurig wordt verbleven onder de hoogspanningsverbinding in het lint van Westzaan.
Gelet op de specifieke situatie in het lint van Westzaan worden verschillende functies toegestaan die binnen (de historie van) het gebied passen en geen onaanvaardbare overlast veroorzaken. De initiatieven van de particulieren in het gebied sluiten aan bij de wensen van de gemeente Zaanstad. Het initiatief op J.J. Allanstraat 119-121 is reeds toegestaan met een omgevingsvergunning d.d. 27 november 2020, het perceel op nummer 116 krijgt een gemengde bestemming. Hierbij worden goede initiatieven geregeld die bijdragen aan de buurt. Bovendien zijn de gemengde bestemming en de bouwmogelijkheden afgestemd op het kleinschalige karakter van de omgeving.
Het Rijksmonument op J.J. Allanstraat 119-121 wordt in stand gehouden. Dit wordt mogelijk gemaakt door herbestemming. Op deze manier wordt historische bebouwing gekoesterd. In het Rijksmonument worden verschillende functies mogelijk gemaakt, waarbij optimaal de ruimte binnen het Rijksmonument wordt benut. Deze bestemmingsplanwijziging ziet in de basis enkel op de uitvoering van de Rijksregeling. Toch is dit een uitgelezen kans om cultuurhistorische waarden in de regels mogelijk te maken. Het open karakter van het plangebied blijft behouden, vanwege verspreiding van verschillende functies langs het lange lint. Verschillende gebouwen zijn gesloopt. Dit draagt onder meer bij aan versterking van de beleving van het open landschap van het gebied met doorzichten vanaf het lint.
Ook op de locatie J.J. Allanstraat 116 en 125 draagt het bestemmingsplan bij aan het versterken van de cultuurhistorische waarden. Het bouwvlak van de woning aan nummer 125 komt te vervallen, in plaats daarvan worden parkeerplaatsen gerealiseerd waardoor een doorkijk naar het achterliggende Natura 2000 gebied wordt gerealiseerd. De totale toegestane bebouwing op de kavel op J.J. Allanstraat 116 wordt ook terug gebracht. Een aanzienlijk deel van de kavel blijft groen en krijgt geen bouwvlak. Hierdoor wordt een bestaande doorkijk naar het achterliggende Natura 2000 gebied vergroot. Het nieuwe bouwvlak op nummer 116 is gekoppeld aan strenge stedenbouwkundige eisen, op basis van een kavelpaspoort dat specifiek voor deze locatie is opgesteld. De eisen uit het kavelpaspoort zijn, waar dat juridisch mogelijk is, zoveel mogelijk vertaald naar de regels van het bestemmingsplan. Het plan draagt veel bij aan het versterken van de kwaliteit in het gebied.
Anderzijds zijn er in de afweging van de ruimtelijke ordening geen belemmeringen gevonden voor dit plan. Vanwege de kleinschalige omvang van de nieuwe mogelijkheden zijn de parkeermogelijkheden (eigen terrein) en de verkeersafwikkling geen belemmeringen. Omdat het lint Westzaan in het midden van de polder Westzaan ligt is natuur een bijzonder aandachtspunt, uit de natuuronderzoeken is gebleken dat natuur geen belemmering is. Wat betreft stikstof is aangetoond dat in de gebruiksfase (de lange termijn) geen verhoging optreedt. Voor de (tijdelijke) bouwfase voor de bouw op J.J. Allanstraat 116 treedt een kleine verhoging van 0,01 mol stikstof op. Gelet op de vrijstelling voor bouwwerkzaamheden in de wet stikstofreductie vormt ook dat geen belemmering.
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan door het herbestemmen van de woonbestemmingen van J.J. Allanstraat 116, 119-121 en 125 voorziet in de uitvoering aan de Uitkoopregeling en een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is.
De functies vormen binnen het bestemmingsplan ruimtelijk een samenhangend geheel en deze zijn een positieve aanvulling op deze specifieke plek en in de omgeving. Tenslotte vormen de ontwikkelingen geen belemmering voor omwonenden buiten het plangebied.
Gelet op het voorgaande maakt het bestemmingsplan zowel nieuwe ontwikkelingen als bestaande en nieuwe functies mogelijk, die in het kader van de algehele belangenafweging wenselijk zijn en waarbij sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De begrenzing van het beoordeelde gebied over cultuurhistorische waarden is te zien op de onderstaande afbeelding.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) uit 2010, waarin de Wet ruimtelijke ordening verder is uitgewerkt, is opgenomen dat per 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
In de toelichting van de Bro staat dat dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Dit vermindert de noodzaak tot het aanwijzen van nieuwe beschermde monumenten omdat aan het belang van de cultuurhistorie dan waarde wordt toegekend via het proces van de ruimtelijke ordening.
De cultuurhistorische waarden van dit betreffende gebied zijn op grote lijnen beschreven en gewaardeerd in de visie 'De identiteit van Zaanstad – Linten, dijken en paden' (vastgesteld door de raad op 3 september 2020). Deze verkenning vormt daarom de basis voor de analyse van de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Aan deze beschreven waarden moeten conclusies worden verbonden en deze dienen verankerd te worden in dit bestemmingsplan.
Erfgoedwet
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. In de Erfgoedwet is een bepaling opgenomen dat in elk bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
De Erfgoedwet bevat ook een verplichting om toevalsvondsten temelden (de zogenaamde meldingsplicht).
Rijksmonumenten en van rijkswege beschermde stads- en dorpsgezichten zijn beschermd via de Erfgoedwet.
Als toetsingskader voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen gebruikt de provincie Noord-Holland de Omgevingsvisie, de leidraad Landschap en Cultuurhistorie en de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (ILC). Op grond van de Wro dienen gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen de Provinciale Omgevingsverordening NH2020 in acht te nemen.
Leidraad landschap en cultuurhistorie
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de ProvincialeOmgevingsverordening NH2020. Deze leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande 'DNA' van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn o.a. de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit 'DNA' aangewezen.
Provinciale monumenten zijn beschermd via de Erfgoedverordening Noord-Holland (2017).
Erfgoedstrategie 2019-2023
In de Erfgoedstrategie (2019-2023) staat aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij transformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkeling opgenomen.
Visie op historische dijken, linten en paden
In de visie 'De identiteit van Zaanstad: linten, dijken en paden' (vastgesteld door de raad op 3 september 2020) staat dat we karakteristieke bebouwing langs de dijken, linten en paden koesteren en behoud en herstel van de historische bebouwing stimuleren. De visie is van kracht met de daarin genoemde waarden en richtlijnen.
Verordening Fysieke Leefomgeving, artikelen erfgoed
Voor wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is een omgevingsvergunning nodig. Ook is het aanwijzen van monumenten en gemeentelijk beschermde stads- en dorpsgezichten in de verordening geregeld.
Archeologienota Zaanstad
In 2009 heeft de gemeente Zaanstad de Archeologienota Zaanstad 2009 aangenomen. Hierin staat onder andere dat bij ontwikkelingen waarbij de bodem wordt verstoord, rekening moet worden gehouden met de archeologische vindplaatsen. In gebieden die op de bestemmingsplankaart (de verbeelding) staan aangegeven als gebieden van archeologische waarde, kan archeologisch onderzoek verplicht worden gesteld. In gebieden die op de verbeelding niet als gebieden van archeologische waarde staan aangegeven, geldt een meldingsplicht voor archeologische vondsten. Dit laatste is mede gebaseerd op artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016.
Gemeentelijke monumenten
Op gemeentelijk niveau wordt de aanwijzing van gemeentelijke monumenten per 1 januari 2020 geregeld via de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL) (daarvoor via de Zaanse Erfgoedverordening uit 2010).
Het huidige dorp Westzaan is één van de oudste nederzettingen in de Zaanstreek. Het veenweidegebied rondom het huidige Westzaan werd in de 11e of de 12e eeuw ontgonnen, waardoor het poldergebied Westzaan ontstond. Deze ontginning gebeurde vanuit twee noord-zuid gerichte ontginningsdijken die ten opzichte van elkaar versprongen en werden verbonden door het Weiver. De reden voor de sprong in het dijkverloop was dat als de (huidige) zuidelijke dijk recht zou worden doorgetrokken, deze te dicht op de waterloop het Twiske (= huidige Nauernasche Vaart) kwam te liggen. In de 12e en 13e begonnen boeren hun boerderijen langs de ontginningsdijken te bouwen, hierdoor ontstond een lintbebouwing met diverse buurtschappen. Op de dijk bevond zich een dijkpad, naast het dijkpad bevond zich een wegsloot. Aan het eind van de 14e eeuw was er vermoedelijk reeds een kerk aanwezig in het buurtschap Kerkbuurt. Vanaf de 15e eeuw verhuisden veel Westzaners naar het gebied ten westen van de Zaan omdat de grond daar vruchtbaarder was dan in de polder Westzaan, hierdoor ontstond het dorp Zaandijk. In 1573-1574 werd door de Spanjaarden flink huisgehouden in de Zaanstreek, ook de kerk in het buurtschap Westzaan viel ten prooi aan vernielingen. De Westzaners pakten de draad echter weer snel op en vanaf het eind van de 16e eeuw ging het zeer voorspoedig met het gebied, zoals met veel dorpen in de Zaanstreek. De polders kwamen vol te staan met molens en de bebouwing langs de dijken/linten verdichtte.
In de 17e eeuw werd het dijkpad op de noordelijke ontginningsdijk Middel Gouw genoemd (nu Middel), het dijkpad op de zuidelijke ontginningsdijk Middel Wegh (nu J.J. Allanstraat). De huidige percelen J.J. Allanstraat 116, 119, 121 en 125 waren aan de Middel Wegh gelegen in het buurtschap Krabbe(l)buurt. Op de kaart van Johannes Dou uit 1680 (afb. 1.2.1) is te zien dat dit gebied reeds voor een groot deel bebouwd was aan het eind van de 17e eeuw. Het pand J.J. Allanstraat 119-121 dateert uit 1685 en zal dus nog niet op de kaart van Dou voorkomen. De rechter zijvleugel van dit pand heeft boven de toegangsdeur een gesneden en gepolychromeerde bovendorpel met het jaartal 1685 en de afbeelding van een paltrokmolen (=zaagmolen). Deze afbeelding verwees (en verwijst) naar de in 1683 gebouwde paltrokmolen De Oranjeboom die op het perceel stond. De molen, en twee jaar later het pand, werden gebouwd door molenaar Jacob IJsbrandsz. Zoet. De molen werd reeds in 1700 gedemonteerd en verkocht. Het perceel was en is gelegen naast de Vaarsloot, één van de vele oude waterwegen in dit gebied. Waar de Vaarsloot de dijk kruiste, werd deze op het dijkpad overbrugd. In tegenstelling tot veel andere dorpen/gebieden lag het hoogtepunt van de bloeiperiode voor het gebied van Westzaan pas in de 18e eeuw. Deze welvaart uitte zich onder andere door de bouw van de Grote kerk in 1740 en het Raadhuis/Rechthuis in 1781-1783 in het buurtschap Kerkbuurt, het buurtschap dat het centrum van Westzaan was geworden. Door de uitgerektheid van de dijken/linten was er in deze bloeiperiode nog genoeg ruimte voor uitbreiding tussen de bestaande bebouwing in Westzaan, het aanleggen van haakse paden zoals in veel andere Zaanse dorpen en steden het geval was, was hier niet nodig.
Afbeelding: Westzaan in 1680, het rood omcirkelde gebied geeft grofweg de percelen J.J. Allanstraat 116 en 119-121 aan, detail van kaart van Gerard Dou uit 1680 van het gebied rondom 't IJ (bron: GAZ)
Op het kadastrale minuutplan van het gebied (gedateerd 1811-1832) is naast het perceel J.J. Allanstraat 119-121 ook het perceel J.J. Allanstraat 116 bebouwd. De contour van de bebouwing van dit laatste perceel valt deels samen met de huidige bebouwing van de aan de weg gelegen woning op het perceel. Ter plaatse van J.J. Allanstraat 125 is geen bebouwing aanwezig, dit perceel behoort dan nog bij het perceel J.J. Allanstraat 119-121.
Afbeelding: detail van het kadastrale minuutplan uit 1811-1832 betreffende het gebied. (bron: beeldbank Zaanstad)
Na de Franse tijd aan het begin van de 19e eeuw werden de buurtschappen Middel, Noordeinde, Weiver, Kerkbuurt, Krabbe(l)buurt en Zuideinde samengevoegd tot het dorp Westzaan. In de eerste helft van de 19e eeuw maakte Westzaan economisch een moeilijke periode door, maar vanaf halverwege de 19e eeuw, met de invoering van de stoommachines en dieselmotoren, ging het weer een stuk voorspoediger. Bekende bedrijven die rond deze periode ontstonden in Westzaan waren onder andere Molenaars kindermeel, Cacao- en chocoladefabriek Grootes en diverse houthandels. Ondanks de vele molens en de latere industrialisatie bleef Westzaan door de eeuwen heen vooral een agrarisch karakter houden, dit kwam mede omdat de industrie verspreid was gelegen langs het lange lint waardoor het open karakter van het gebied behouden bleef. Bekend is dat in het pand J.J. Allanstraat 119-121 al in 1832 een bakkerij was gevestigd. De bakkerij sloot in de jaren 60 van de vorige eeuw zijn deuren. In de tweede helft van de vorige eeuw werd de wegsloot in dit gebied gedempt waarbij tevens de brug over de Vaarsloot werd verwijderd. In 1974 werd Westzaan onderdeel van de gemeente Zaanstad.
Afbeelding: Het gebied aan het begin van de 20ste eeuw, links het huidige pand J.J. Allanstraat 119-121, destijds een bakkerij (bron: GAZ)
Afbeelding: Het pand J.J. Allanstraat 119-121 in 1950, de wegsloot, op de voorgrond, is dan nog niet gedempt (bron: GAZ)
De waardering van dit gebied is opgedeeld in archeologische waarden, historisch geografische waarden en cultuurhistorische waarden.
Archeologische waarden
De lintbebouwing van Westzaan, van het Zuideinde tot en met de Middel, behoort tot een van de oudste in de Zaanstreek en dateert mogelijk uit de 11e eeuw. Resten van deze oude bewoning zijn nog in de bodem aanwezig. De ligging in een vrijwel onaangetast middeleeuws ontginningslandschap maakt bestudering van de wijze van ontginning van het Noord-Hollandse veengebied mogelijk. Het gebied is van regionaal belang.
Aanbevelingen bij de archeologische waarden
Het gehele gebied is van archeologische waarde AW 1. Bij graafwerkzaamheden in de bodem, dieper dan 50 cm over een oppervlak groter dan 50 vierkante meter, dient eerst archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden. Gebaseerd op de resultaten van dit vooronderzoek kan worden gekeken of het mogelijk is het plan aan te passen om archeologische vindplaatsen in de bodem te ontzien. Is dit niet mogelijk, dan zullen de vindplaatsen moeten worden opgegraven.
Verwerking in het bestemmingsplan
Het hele plangebied heeft de dubbelbestemming Waarde - archeologie gekregen met de functieaanduiding die overeenkomt met AW 1.
Historisch geografische waarden
Het gebied waarin de percelen J.J. Allanstraat 116, 119-121 en 125 en de aangrenzende J.J. Allanstraat zijn gelegen, is van hoge historisch geografische waarde. De J.J. Allanstraat, de voormalige zuidelijke ontginningsdijk van het poldergebied Westzaan, is één van de oudste historische hoofdstructuren van de Zaanstreek, deze dateert reeds uit de 11e of 12e eeuw. Langs deze dijk met dijkpad en wegsloot, was al vanaf de 12e eeuw of 13e eeuw bebouwing aanwezig, voornamelijk in de vorm van boerderijen. Deze oude dijk met de hier langs gelegen percelen, het poldergebied en de vele vaarwegen vertellen het verhaal aangaande ontstaansgeschiedenis van dit deel van de Zaanstreek. Het is een bijzondere ruimtelijke structuur van een gebied dat zich heeft ontwikkeld vanuit een ruim 6 kilometer lang lint. In de loop van de eeuwen zijn aan dit lint meerdere buurtschappen ontstaan. Het gebied waar het hier specifiek om gaat wordt doorkruist door de Vaarsloot, één van de vele historische waterwegen in dit gebied. De dijk is in het plangebied nog herkenbaar vanwege het hoogteverschil met het naastgelegen land. Aan dit deel van de oude zuidelijke ontginningsdijk is het landschap relatief open, in tegenstelling tot het zuidelijke gelegen oorspronkelijke buurtschap Zuideinde en het noordelijke gelegen Kerkbuurt. De beleving van het open landschap vanaf het lint evenals de beleving van het lint vanaf het open landschap is van hoge waarde.
Aanbevelingen bij de historisch geografische waarden
Hieronder volgen de aanbevelingen bij de historisch geografische waarden.
Aanbeveling bestemmingsplan
De historische dijk de dubbelbescherming “Cultuurhistorisch waardevolle dijk/ lint/ pad” geven. In figuur dwarsprofielen vastleggen en afwijken van profiel in gebruiksregels verankeren. Aanlegvergunning voor beplanting en verharding. Omgevingsvergunning voor aanleggen soort verharding. Aanlegvergunning afgraven, egaliseren, verbreden of ophogen van gronden.
Waar groen vanuit de historie passend is (tuin J.J. Allanstraat 119-121) deze bestemmen met “waarde historisch groen” en “tuin” of “erf” met een maximum aan het te bebouwen oppervlakte om de openheid te waarborgen. Aanlegvergunning voor grondbewerkingen, aanbrengen verharding, aanleg leidingen.
Historische waterweg de Vaarsloot bestemmen als water. Aanlegvergunning voor vergraven of dempen van de Vaarsloot. Om de oevers van de Vaarsloot te beschermen voor aanleggen van verharding een aanlegvergunning opnemen.
Vertaling bestemmingsplan
De historische dijk heeft de dubbelbestemming 'cultuurhistorische waarde' en wordt beschermd met een aanlegvergunningstelsel. De vaarsloot ligt niet binnen het plangebied en behoudt de huidige bestemming.
Het gebied heeft hoge cultuurhistorische waarde als drager van het verhaal van het ontstaan van het poldergebied Westzaan, het dorp Westzaan en de ontwikkeling van de Zaanstreek in het algemeen. Het monumentale pand J.J. Allanstraat 119-121, deels opgetrokken in hout, heeft een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Het is een zichtbaar overblijfsel van de paltrokmolen die hier aan het eind van de 17e eeuw heeft gestaan. Het pand vertelt echter ook het verhaal van de houtbouw die zo kenmerkend is voor de Zaanstreek en van de bakkerij die hier vele jaren aanwezig was. Hiermee is het pand kenmerkend voor het gebied, waar de bebouwing niet strikt agrarisch was. De industrialisatie vond langs deze dijk reeds plaats in de 17e eeuw. De bebouwing langs het lint bestond uit meer dan enkel boerderijen, maar in tegenstelling tot andere dorpen binnen Zaanstad bleef het karakter van Westzaan toch vooral agrarisch. Zoals hierboven aangegeven is in dit deel van de oude zuidelijke ontginningsdijk het landschap relatief open. De bebouwing die hier stond was relatief sober en kleinschalig: voornamelijk één bouwlaag onder een kap. De percelen en waterlopen in dit gebiedje komen in de huidige situatie voor een groot deel nog overeen met de situatie zoals deze aan het begin van de 19e eeuw was. Omdat er al eeuwen gewoond en gewerkt wordt in het gebied en de kadastrale minuutplan van het begin van de 19e eeuw ook aangeeft dat er op de onderhavige percelen al bebouwing aanwezig was, kan het zijn dat er nog oude restanten van bebouwing in de grond aanwezig zijn.
Aanbevelingen bij de cultuurhistorische waarden
Hieronder volgen de aanbevelingen bij de cultuurhistorische waarden.
Bebouwing/percelen kunnen diverse functies hebben zolang het maar kleinschalig is. Mogelijke bestemmingen zijn agrarisch, groen/bos/natuur, cultuur en ontspanning, maatschappelijk, horeca of recreatie. Ook bedrijfsmatige activiteiten zijn mogelijk zolang dit kleinschalig is, passend binnen de historie van het gebied en geen overlast veroorzaakt (bijvoorbeeld een ambachtelijk bedrijf(je), zoals een biologische bierbrouwerij).
Bebouwing mag niet direct aan de weg zijn gelegen, de percelen dienen voor de bebouwing een tuin of groen te hebben. Rooilijnen moeten verspringen.
Bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn en in het achtererfgebied te worden geplaatst.
Vertaling bestemmingsplan
De dijk heeft een dubbelbestemming cultuurhistorie gekregen met daarin een aanlegvergunningstelsel voor et afgraven of verleggen van de dijk.
Het open karakter van het gebied is gewaarborgd door in de dubbelbestemming Artikel 10
Waarde - Cultuurhistorisch met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken
uitgesloten' te waarborgen dat delen van de percelen vrij van bebouwing blijven. Bovendien zijn de standaardregels voor bijbehorende bouwwerken geschrapt en zijn alleen bijbehorende bouwwerken toegestaan op de J.J. Allanstraat 116 zoals beschreven in lid 10.2.2 aanduiding
'specifieke bouwaanduiding - kavelpaspoort'. Hierin zijn ook het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte bepaald.
Het gebied is halverwege het lint van Westzaan aan de J.J. Allanstraat. Het betreft een oud ontginningslint dwars door het veenweide landschap. Het slagenlandschap kenmerkt zich met het herkenbare slotenpatroon en de openheid. Het ontginningslint kenmerkt zich oorspronkelijk met een wegsloot langs het lint. Ter hoogte van het plangebied is dit een groene berm.
De bebouwing staat verstrooit langs het lint en heeft een eigen rooilijn. De kavels zijn hier groot en groen. De bebouwing vormt soms op de eigen kavel een ensemble en soms met een reeks andere kavels. Bijvoorbeeld bij een stuk verdicht lint. In dit geval vormen de woningen een zelfstandig ensemble op het eigen terrein. Dit vormt ook het uitgangspunt voor de ontwikkeling op de plek. De kenmerken voor de verschillende ensembles zijn omschreven in 'De Identiteit van Zaanstad'.
Afbeelding: uitsnede kavelpaspoort.
Het landschap wordt bepaald door de openheid en het water. De Vaarsloot en de oorspronkelijke dijksloot waren dominante waterlijnen. De Vaarsloot is nog steeds een sterke lijn dwars op de dijk. Er worden geen wijzigingen aan de vaarsloot aangebracht. In het plan is de mogelijkheid opgenomen om de dijksloot te herstellen. De haalbaarheid daarvan is mede afhankelijk van de ondergrondse infrastructuur en beschikbaarheid van budget. De dijksloot kan verbonden worden met het aanliggende landschap via de sloten op de erfgrens.
De kavel ten noorden van J.J. Allanstraat 119-121 krijgt in het bestemmingsplan een regeling die voorkomt dat er nieuwe bebouwing wordt gebouwd. Er wordt wel parkeren toegestaan. De regeling bereikt dat de kavel open blijft en een zichtveld vormt naar het achterliggende landschap.
De bebouwing van de J.J. Allanstraat 116 is ook gesloopt. Ten noorden van deze kavel loopt reeds het landschap tot aan het lint. Door dit te verbreden wordt een groter zichtveld gerealiseerd. Het open landschap is hierdoor een herkenbaar element van de beleving vanaf het lint. Sloten worden aangebracht voor de afwatering en als afscheiding van het erf. De sloten krijgen een natuurlijke oever als onderdeel van het natuurlijke beeld.
Het monumentale pand op J.J. Allanstraat 119-121 vormt onderdeel van de kernwaarde van het lint, waarop binnen elke 150 meter een monument staat. Er zijn geen wijzigingen in massa van dit monument. Alleen de functie wordt gewijzigd. Om te voorzien in extra parkeervraag en ter vergroting van de functionele potentie van het moment is een aanduiding gemaakt voor parkeren op de noordelijk gelegen kavel.
De gesloopte bebouwing op de J.J. Allanstraat 116 was herkenbaar als een voormalig agrarisch ensemble. Bebouwing wordt mogelijk het zuidelijke deel van de J.J. Allanstraat 116. Hiervoor is een kavelpaspoort opgesteld die stuurt op een passende massa en compositie en eigen rooilijn voor een herkenbaar kleinschalig voormalig agrarisch ensemble met een duidelijk voorerf en achtererf. Dit kavelpaspoort is bijgevoegd als Bijlage 4. Het beleid 'De Identiteit van Zaanstad' is hiervoor als basis gebruikt.
Door het terugbrengen van de wegsloot en het toevoegen en vergroten van zichtvelden wordt de belevingswaarde van de plek en het landschap vergroot conform de kernwaarden en richtlijnen zoals benoemd in De Identiteit van Zaanstad en ingebed op de locatie zelf. In plaats van twee kavels wordt één kavel bebouwd met een herkenbaar gebiedseigen ensemble. Namelijk een voormalig agrarisch erf.
In het bestemmingsplan zijn de eisen uit het kavelpaspoort zoveel mogelijk (binnen de grenzen van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening) vertaald naar juridische regels. Omdat deze regels sterk gekoppeld zijn aan de cultuurhistorische waarden zijn deze nadrukkelijk opgenomen in de dubbelbestemming 10 Waarde - Cultuurhistorisch. Hiernaast geldt ook welstandsregime vanuit de welstandsnota die het karakter beschermd.
De sloten tussen de percelen hebben de bestemming Water, zodat deze ook in de toekomst niet gedempt kunnen worden om het perceel te vergroten. De wegsloot is niet als Water bestemd omdat daar nog niet duidelijk is of de wegsloot technisch aangelegd kan worden. Er liggen beneden de weg en in de berm kabels en leidingen die van invloed kunnen zijn op de haalbaarheid. De wegsloot is op grond van het bestemmingsplan toegestaan omdat water ondergeschikt is toegestaan binnen vrijwel alle bestemmingen in artikel 13.2. Voor de realisatie van de wegsloot is het dus niet nodig om de bestemming Water toe te passen.
Voor aangekochte woningen geldt dat er niet meer in deze woningen en/of opstallen mag worden gewoond en dat deze woningen en opstallen een andere functie moeten krijgen. De adressen J.J. Allanstraat 116, 119-121 en 125 hebben gebruik gemaakt van de Uitkoopregeling.
Omdat in dit geval het maar een zeer beperkt aantal woningen betreft is er vanuit Wonen geen bezwaar dat deze woningen worden onttrokken uit de huidige woningvoorraad.
De eigenaren van J.J. Allanstraat 114 te Westzaan hebben geen gebruik gemaakt van de Uitkoopregeling. Zij hadden tot 1 juli 2021 de mogelijkheid bij de gemeente aan te geven gebruik te willen maken van de Uitkoopregeling. Dit adres is nog steeds een woning conform het bestemmingsplan.
Westzaan kent een divers aanbod aan maatschappelijke voorzieningen (basisscholen, sport, huisartsen en dorpshuis). Het bestemmingsplan voegt geen woningen toe en vormt daarom geen extra belasting op de maatschappelijke functies in de buurt. Bovendien betreft het kleinschalige toevoegingen, gezien de beperkte omvang van de vrijkomende panden/percelen en bebouwingsvoorschriften. De nieuwe functies zijn een welkome aanvullingen zijn passende aanvullingen voor Westzaan. Combinaties van de voorzieningen zijn ook denkbaar. Tegen de grens van het bestemmingsplan het bestaande buurthuis. De bestemming van het buurthuis wordt niet veranderd. De berging van het buurthuis ligt wel in het plangebied. Deze krijgt een bestemming die bij het buurthuis past.
Het plangebied heeft betrekking op particuliere percelen. Op het noordelijk perceel van J.J. Allanstraat 116 wordt de bestemming Groen mogelijk gemaakt. Verticaal door het plangebied loopt een weg (openbare ruimte) met de bestemming Verkeer. Deze bestemming staat ook groen toe, als naast de weg daarvoor voldoende ruimte is. Bij deze bestemmingsplanwijziging komen er geen wijzigingen in de bestaande groenstructuur.
De huidige bestemming van de drie percelen (116, 119-121 en 125) zijn Wonen, Tuin en Erf. Er zijn hier nog geen economische functies mogelijk. Door de uitkoopregeling zijn er na uitkoop geen woonfuncties meer toegestaan. Economische functies gaan tot de mogelijkheden behoren om zo de grond te kunnen blijven gebruiken. Economische functies zijn belangrijk om een gebied levendig te houden. Omdat we ook het landelijke karakter van het lint Westzaan willen behouden, is het belangrijk goed te kijken naar de schaal van de economische functies. Kleinschalig en lokaal georiënteerd is hierbij uitgangspunt.
Kavel J.J. Allanstraat 125 zal gebruikt gaan worden als parkeerplaats voor de J.J. Allanstraat 119-121. Er worden hier geen economische functies mogelijk gemaakt.
Op de kavel J.J.Allanstraat 119-121 zijn met een omgevingsvergunning (d.d. 27 november 2020) reeds de volgende economische functies toegestaan:
Wat betreft de logies/hotelfuncties is de wens dit kleinschalig te houden. Er worden de komende jaren veel nieuwe hotelkamers gerealiseerd in Zaanstad. We willen daarom alleen nog maar kwaliteit toevoegen aan het aanbod. Daarom de wens om niet op het hele perceel logies mogelijk te maken zodat er geen groot hotel kan komen.
Wat betreft de bijeenkomstfunctie is de wens een vorm te creëren die past bij het karakter en de schaal van het lint Westzaan.
Wat betreft de bakkerij met 20m2 productieruimte en 15m2 winkelruimte is de wens de winkelruimte ondergeschikt te laten zijn. Het beleid in de Detailhandelsvisie schrijft voor dat we geen detailhandel willen toevoegen in gebieden buiten de hoofdstructuur (drie hoofdwinkelgebieden: stadshart Zaandam, Krommenie-centrum en Wormerveer-centrum, tien ondersteunende centra, twee perifere vestigingen: Noorderveld en Zuiderhout). Het realiseren van een winkel is hier mogelijk, onder voorwaarde dat de winkel gekoppeld is aan het productieproces (productiegebonden detailhandel). Dus verkoop van de producten die daar gemaakt worden. Daarnaast moet de winkel kleinschalig zijn, 15m2 is het maximaal toelaatbare oppervlakte. Omdat de winkel onderdeel is van een groter maatschappelijk project waarin ontmoeting centraal staat, is dit een gewenste ontwikkeling.
Wat betreft de lunchroom is ook hier de wens een horecavorm te creëren die past bij het karakter en de schaal van het lint Westzaan. Het horeca-aanbod in Zaanstad in groot en we moeten selectief zijn met toevoegen van nieuwe horecagelegenheden. Avondhoreca is hier niet gewenst. Kleinschalige daghoreca waarin bewoners elkaar kunnen ontmoeten wel.
Wat betreft de condoleancekamer zijn er vanuit economisch oogpunt geen wensen.
In het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen die het toegestane gebruik op grond van de omgevingsvergunning positief bestemd. Er is gebruikt gemaakt van een gemengde bestemming zodat het pand ook in de toekomst bruikbaar blijft. In het bepalen van de toegestane functies is rekening gehouden met het wenselijke schaalniveau dat bovenstaand is geschetst.
De woning en de schuren aan de J.J. Allanstraat 116 zijn gesloopt en de woonbestemming komt te vervallen. Er wordt mogelijk gemaakt dat op het zuidelijk perceel een nieuw pand kan worden gebouwd voor bedrijfsfuncties. De economische functies moeten passen bij de schaal en het karakter van Westzaan. Kleinschaligheid is hierbij dan ook belangrijk. Kantoren willen we concentreren op goed bereikbare OV-locaties. Er kan hier dan ook gedacht worden aan een bedrijfsverzamelgebouw voor bedrijven die goed passen in een landelijk woongebied.
In het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan is voor deze locatie dezelfde gemengde bestemming opgenomen als voor de J.J. Allanstraat 119-121. In het bepalen van de toegestane functies is rekening gehouden met het wenselijke schaalniveau dat bovenstaand is geschetst.
Zaans Mobiliteitsplan
Het Zaans Mobiliteitsplan (ZMP) wordt het nieuwe, strategische beleidskader voor mobiliteit. Het vervangt het Zaans Verkeer- en Vervoerplan uit 2009 en zal de visie schetsen op mobiliteit in Zaanstad tot aan 2040, als kader dienen voor ruimtelijke ontwikkelingen en de basis vormen voor toekomstige (gewenste) investeringen in de mobiliteit in Zaanstad.
De koersnota die in 2020 is vastgesteld stelt de richting voor waarlangs we het mobiliteitsplan verder willen gaan invullen, gebaseerd op de zes Zaanse opgaven van de omgevingsvisie. De opgaven zijn dusdanig groot, dat een mobiliteitstransitie nodig is: een andere manier van kijken naar en omgaan met de mobiliteit in Zaanstad. De koersnota stelt voor deze transitie vorm te geven door te gaan werken aan een nieuwe hoofdstructuur bestaande uit vijf elementen, waarin een duidelijke link wordt gelegd tussen mobiliteit en ruimte (en dus met het Ruimteplan als bouwsteen voor zowel de in voorbereiding zijnde Omgevingsvisie als het Omgevingsplan). Op basis van de hoofdstructuur zijn vervolgens vijf bouwstenen voor mobiliteit voorgesteld. De hoofdstructuur en bouwstenen uit het koersdocument vormen als samenhangend pakket een robuuste en voorwaardenscheppende ruggengraat van de groeiende stad. Daarmee leggen we de basis voor de volgende stap: het opstellen van het daadwerkelijke Zaans Mobiliteitsplan.
Parkeerbeleid Zaanstad
Het parkeerbeleid voor Zaanstad komt uit 2016 en bestaat uit twee documenten: de Nota Ruimte voor Parkeren en de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. In deze twee documenten staat op welke manier de gemeente Zaanstad haar parkeerbeleid uitvoert.
De Nota Ruimte voor Parkeren bestaat uit twee delen:
In de Uitvoeringsnota staat beschreven hoe de parkeerbehoefte van een ruimtelijke ontwikkeling berekend moet worden en worden de afwijkingsmogelijkheden toegelicht.
Verkeersveiligheidsplan
In 2018 is het Werkplan Verkeersveiligheid vastgesteld. In dit werkplan staat aangegeven waar de prioriteiten liggen op het gebied van verkeersveiligheid en in welke maatregelen geïnvesteerd gaat worden. Elk jaar wordt met een Raadsinformatiebrief de stand van zaken ten aanzien van de voorgestelde maatregelen in het Werkplan nader toegelicht.
Fietsnota
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In het nieuwe Zaanse Mobiliteitsplan is de fiets ook een belangrijk onderdeel, met onder meer de uitwerking van een nieuw fietsnetwerk. Na vaststelling van dit nieuwe netwerk worden nieuwe maatregelen voorgesteld die het fietsgebruik in de gemeente moet gaan stimuleren.
Vervoerplan Zaanstreek 2020
In het vervoerplan staat beschreven hoe de vervoerder het komende jaar gaat rijden.
Het plangebied bevindt zich aan het lint van Westzaan, tussen het dorp Westzaan en de wijk Westzaan-Zuid. Het plangebied was in gebruik als woonbestemming en zal in de toekomst voor andere bestemmingen dan wonen worden gebruikt.
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied lag altijd aan een 50 km/u weg. In 2020 is het gebied vanaf CBS De Rank tot en met de brug nabij J.J. Allanstraat 112/119-121 ingericht als een 30 km/u zone. De ontsluiting van het gebied vindt plaats via het dorp Westzaan en de wijk Westzaan-Zuid. Op het overgrote deel van de JJ Allanstraat geldt nog steeds een maximumsnelheid van 50 km/u. Na herinrichting zijn fietsstroken aangebracht op weggedeelten waar een maximumsnelheid van 50 km/u geldt.
De verkeersstructuur blijft als gevolg van het project ongewijzigd.
Parkeren
Parkeren vindt binnen het plangebied hoofdzakelijk plaats op eigen terrein. In het plangebied geldt geen parkeerregime. Ter hoogte van basisschool de Rank geldt van ma-vrij van 08:00-16:00 een stop- en parkeerverbod.
Ten behoeve van het parkeren worden op eigen terrein parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen dienen in aantal en maatvoering te voldoen aan de eisen uit het parkeerbeleid van de gemeente Zaanstad. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning vindt de definitieve toets van de parkeerplaatsen plaats.
Langzaam verkeer
Fietsers maken in het plangebied gebruik van dezelfde infrastructuur als het gemotoriseerde verkeer. Waar 50 km/u als maximumsnelheid wordt gehanteerd wordt de fietser gefaciliteerd met fietsstroken. Waar 30 km/u als maximumsnelheid geldt is er geen onderscheid in het wegprofiel tussen fietser en automobilist. De ontsluiting voor de fietsers vindt plaats via de JJ Allanstraat en het Zuideinde. Bijna overal is aan één zijde (de oostzijde) een trottoir aanwezig.
De fietsstructuur blijft als gevolg van het project ongewijzigd. De fietser deelt de rijbaan met het overige verkeer.
Openbaar vervoer
Er loopt geen route van het openbaar vervoer over het lint Westzaan. Door het dorp Westzaan loopt van oost naar west buslijn 63.
De dienstregeling van het openbaar vervoer blijft voor dit plangebied ongewijzigd.
In de nieuwe situatie wordt voorzien in kleinschalige functies. Het is gewenst dat de huidige ruimte voor verkeersdoeleinden gehandhaafd blijft en op hoofdlijnen bestemd worden.
De ontwikkelingen zijn vanuit verkeersoogpunt goed aanvaardbaar. De wegcapaciteit- en ontsluiting is voldoende en de inrichting van de weg leidt niet tot problemen. In 2019 en 2020 heeft er een grote herinrichting plaatsgevonden. Daardoor is het plangebied veiliger, beter bereikbaar en beter leefbaar geworden.
Gemotoriseerd verkeer
De maximumsnelheid op de lint is nog steeds 50 km/u. Na herinrichting van de weg in 2019 en 2020 zijn er fietsstroken aangebracht die ervoor zorgen dat de automobilist meer rekening houdt met het langzame verkeer. Ter hoogte van het plangebied geldt een maximumsnelheid van 30 km/u.
Uitgangspunt is dat de verkeersruimte hier gedeeld wordt.
Parkeren
Voor het parkeren in de openbare ruimte zijn er geen bijzonderheden en worden geen bijzondere ontwikkelingen voorzien.
Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein gerealiseerd dient te worden.
Langzaam verkeer
Na herinrichting van de weg in 2019 en 2020 zijn er fietsstroken aangebracht, op deze manier heeft de fietser een eigen plek op de weg. Voor de voetganger is het van belang dat er goed toegankelijke en brede trottoirs aanwezig zijn.
Uitgangspunt is dat de voetganger een eigen plek heeft binnen het wegprofiel en dat de fietser de rijbaan deelt met autoverkeer.
Openbaar vervoer
Voor het openbaar vervoer zijn er geen bijzonderheden en worden geen bijzondere ontwikkelingen voorzien.
Op Europees-, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau is er vastgesteld beleid over water en waterwegen. De rode draad door al het beleid zijn de volgende thema's:
- ruimte maken voor water;
- inspelen op klimaatveranderingen;
- bescherming tegen overstromingen en bescherming waterkeringen;
- veiligstellen van strategische watervoorraden;
- waterkwaliteit: schoner water;
- een goede afweging van waterbelangen in ro-processen.
Binnen de veelheid van beleid en wetten is de (nationale) Waterwet (Ww) belangrijk om expliciet te noemen.
In de Ww zijn acht wetten samengevoegd. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet richt zich op de zorg voor de waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterfuncties.
Bestaande situatie
Het plangebied ligt, waterhuishoudkundig gezien, binnen de Polder Westzaan. Het waterpeil in de Polder Westzaan is NAP-1,04 m. Het hoofdgemaal van de Polder Westzaan staat, buiten het plangebied aan de zuidzijde van de polder aan de Overtoom.
De Vaarsloot ten zuiden van het plangebied is een belangrijke waterverbinding in de Polder Westzaan die de grotere watergangen (de Reef in het westen en de Gouw in het oosten) met elkaar verbindt. Via die watergangen wordt het watersurplus afgevoerd richting het poldergemaal aan de Overtoom.
Onder de JJ Allanstraat ligt een vaarduiker die de Vaarsloot aan weerszijden van de weg met elkaar verbindt.
De omringende watergangen behoren tot het secundaire watersysteem van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Al het onderhoud (gewoon nat en droog onderhoud, buitengewoon onderhoud en baggerwerkzaamheden) dient door de aanliggende eigenaren te worden uitgevoerd. Buitengewoon onderhoud en baggerwerkzaamheden in de Vaarsloot worden door het hoogheemraadschap uitgevoerd (Legger Wateren, 2020).
Beleidskaders
De Europese Kaderrichtlijn Water (EKRW) is opgesteld om de waterkwaliteit in Europa te verbeteren. De richtlijn bevat afspraken die ervoor moeten zorgen dat uiterlijk in 2027 de kwaliteit van alle wateren in heel Europa zowel chemisch (schoon) als ecologisch (gezond) op orde is. De Rijksoverheid heeft de Europese richtlijn vertaald in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten, waarbij een aantal stroomgebieden centraal staat. Zaanstad valt voor waterbeheer onder het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en ligt in het deelstroomgebied Rijn-West.
Parallel aan de totstandkoming van de stroomgebiedsbeheerplannen zijn de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden in aanwijzingsbesluiten vastgelegd. De instandhoudingsdoelen geven aan welke natuurwaarden in het Natura 2000-gebied worden nagestreefd. Voor de polder Westzaan is verbrakking de meest kansrijke optie om de natuurwaarden te versterken en te voldoen aan de instandhoudingsdoelen.
Het plangebied grenst aan een Natura 2000-gebied.
Als waterbeheerder is het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier verantwoordelijk voor waterkwantiteit (genoeg water) en de waterkwaliteit (schoon water).
Daarnaast is het hoogheemraadschap als beheerder ook verantwoordelijk voor het beheer van een aantal waterkeringen (veiligheid tegen overstromingen).
Er bevinden zich geen waterkeringen of dijken in dit plangebied.
Voor werkzaamheden in, op, onder of naast oppervlaktewater en waterkeringen is een watervergunning vereist.
In de Keur Hollands Noorderkwartier (2016) staan de regels die het hoogheemraadschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen (dijken), watergangen en bijbehorende kunstwerken. Die regels vormen de basis voor het verlenen van een watervergunning.
Op de zogenaamde leggers staat aangegeven waar de geboden en verboden uit de Keur van toepassing zijn. In de Legger Wateren staat aangegeven op welke afmetingen een sloot moet worden onderhouden en door wie.
Via het Groen- en waterplan 'Waardevol groen en water in Zaanstad' heeft de gemeenteraad kernwaarden en ambities vastgesteld voor het groen en water in de stad en in het buitengebied.
Via het Groen- en Waterplan (2018) is de Vaarsloot als onderdeel van het sloepennetwerk aangemerkt.
Nieuwe ontwikkelingen
Voor werkzaamheden in, op, onder of naast oppervlaktewater en waterkeringen is een watervergunning vereist.
Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie van een ruimtelijk plan:
•sloten worden gedempt of verlegd,
•er een toename van verhard oppervlakte (daken en verharding) van meer dan 800 m² wordt mogelijk gemaakt of,
•de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed wordt.
Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kan de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1m breed en 6m lang, onder de voorwaarde dat er 6m vrije doorvaartbreedte overblijft, is een melding voldoende.
Uitgangspunten voor dit bestemmingsplan
De huidige watergangen vervullen een belangrijke functie voor het watersysteem van de polder Westzaan en in het recreatieve sloepennetwerk. Ze dienen daarom behouden te blijven, maar extra bescherming via het bestemmingsplan is niet noodzakelijk. De bestemming 'Water' is voldoende.
Alleen de primaire en secundaire watergangen worden als " Water" bestemd op de verbeelding. Het overige aanwezige oppervlaktewater is in combinatie met andere functies bestemd. Verder is daar waar mogelijk binnen de andere bestemmingen ook oppervlaktewater toegestaan om het graven van oppervlaktewater ter compensatie van de toename van verharding mogelijk te maken.
Voor werkzaamheden in, op, onder of naast oppervlaktewater en waterkeringen is een watervergunning van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vereist.
Bij volledige sloop-nieuwbouw dient voor het afgeven van het vloerpeil rekening te worden gehouden met het gegeven dat in extreem natte weersomstandigheden het waterpeil van het oppervlaktewater tijdelijk hoger kan staan dan het streefpeil (-1,04m NAP).
Bestaande situatie
De woningen in dit plangebied zijn aangesloten op het gemeentelijke riool.
Beleidskaders
Gemeenten hebben op grond van de Wet milieubeheer (Wm) een zorgplicht voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater. De zorgplicht voor hemelwater is in de Waterwet (Ww) verankerd.
De wijze waarop een gemeente invulling geeft aan die zorgplichten wordt weergegeven in het gemeentelijk rioleringsplan. Op 2 juli 2020 is het verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan 2020-2024 (vGRP 2020-2024) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld.
Voor de verwerking van hemelwater wordt het gidsprincipe 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren' gehanteerd. Omdat de percelen direct grenzen aan oppervlaktewater, kan het regenwater dat op deze percelen valt worden afgevoerd naar de sloot.
Nieuwe ontwikkelingen
Voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater kunnen de bestaande huisaansluitingen worden gebruikt.
Regenwaterafvoeren kunnen direct naar de sloot worden geleid.
Uitgangspunten voor dit bestemmingsplan
Bij renovatie (danwel volledige sloop-nieuwbouw) van de bestaande gebouwen dient het regenwater direct te worden afgevoerd naar de omringende sloten.
Alleen het vuilwater wordt via het gemeentelijke rioolstelsel ingezameld.
Bestaande situatie
In dit plangebied beïnvloeden de grondwaterstand en de grondwaterkwaliteit de bestemmingen niet. Hoe groter de afstand tot het oppervlaktewater hoe groter het effect van kwel, neerslag en verdamping op de grondwaterstand is. Door het graven van nieuwe waterlopen zal het plangebied directer onder invloed van het oppervlaktewater komen staan is de verwachting.
Beleidskaders
Naast de verplichting tot het inzamelen van afvalwater en de afvoer van hemelwater, heeft de gemeente vanuit de Waterwet (Ww) ook een grondwaterzorgplicht.
De wijze waarop een gemeente invulling geeft aan die zorgplicht, wordt weergegeven in het gemeentelijk rioleringsplan. Op 2 juli 2020 is het verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan 2020-2024 (vGRP 2020-2024) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld.
Voor dit plangebied zijn geen problemen met grondwateroverlast of –onderlast bekend.
Nieuwe ontwikkelingen
Er worden geen nadelige effecten verwacht in het kader van de grondwaterstand of –kwaliteit. Op basis van de Algemene hoogtekaart Nederland (AHN3) dient het plangebied wel opgehoogd te worden om voldoende ontwateringsdiepte voor de bestemmingen te realiseren en voldoende drooglegging te hebben om klimaatbestendig te zijn. Bij het bouwrijp maken van het perceel dient hier rekening mee gehouden te worden.
Uitgangspunten voor dit bestemmingsplan
Bij volledige sloop-nieuwbouw dient voor het afgeven van het vloerpeil rekening te worden gehouden met voldoende drooglegging (90 cm), zodat voldoende ontwateringsdiepte wordt bereikt. Drooglegging is de afstand tussen het maaiveld en het waterpeil van het omringende oppervlaktewater (-1,04m NAP).
De ontwateringsdiepte is de afstand tussen het maaiveld en het gemiddeld hoogste grondwaterpeil.
Eventuele drainage op de percelen kan direct worden aangesloten op het omringende oppervlaktewater.
Waterrecreatie in Zaanstad
In Zaanstad ligt een uitgebreid netwerk van vaarroutes, fietspaden en wandelpaden. Veel mensen maken daar gebruik van naast de bezoeken aan stadsparken en dagrecreatiegebieden. Zaanstad is een waterrijke stad en er zijn veel mogelijkheden om te varen. Er zijn doorgaande routes voor grotere boten met staande mast en vaarpolders die geschikt zijn voor sloepen en kano's. De doorgaande vaarwegen zijn van regionale betekenis omdat deze gebruikt worden voor grotere vaarrondes in de provincie. De vaarpolders zijn separate polders met een eigen waterpeil en zijn geschikt voor sloepen, kleine open boten en kano's. Deze zijn verbonden met de doorgaande vaarroutes met sluizen. Het functioneren van bruggen en sluizen is bepalend voor het bevaarbaar houden van de polders. De vaarpolders worden vooral gebruikt door de inwoners van de stad.
In opkomst zijn de verbindingen tussen water en land voor de watersporter die zoekt naar een combinatie van buitenactiviteiten en bezoek aan horeca en bezienswaardigheden. Waterrecreatie en de daarmee samenhangende bezoeken aan de streek heeft naast de waarde voor vrije tijdsbesteding waarde voor de economie.
Ambitie voor het vaarnetwerk
Voor het varen is in het Groen en waterplan Zaanstad een waterrecreatiekaart opgenomen met ambities om het netwerk en de organisatie rond het vaarnet te verstevigen en kansen te benutten voor gebruikers, ondernemers en overheden. Het streven bij de ontwikkeling van het vaarnetwerk is om over 10 jaar in natuurgebieden alleen nog varen zonder verbrandingsmotor toe te staan, met uitzondering van de hoofdvaarwegen die aansluiten op de verbinding naar de Zaan en de vaarroutes binnen het sloepennetwerk Noord-Holland. Omdat het vaarwegbeheer bij meerdere stakeholders is ondergebracht, is de rol van de gemeente in de uitvoering van maatregelen veelal die van verbinder en coördinator van andere partijen. De ambities voor de waterrecreatie zijn in 5 hoofdthema's te verdelen:
o Zaanstad waterrecreatiestad.
o vlot, veilig en duurzaam varen in Zaanstad.
o Zaanstad als toeristische waterbeleving.
o Zaanstad gastvrij voor waterrecreatie.
o Ondernemen op/aan het water in Zaanstad.
Gemeentelijke initiatieven voor het vaarnetwerk kunnen bestaan uit uitbreiding van (toeristische) voorzieningen voor de watersport. Een kwaliteitsimpuls bij ontwikkelingen kan bestaan uit het waternetwerk te verbinden met wandel- en fietsroutes en erfgoed.
Waterrecreatiekaart polder Westzaan
Op de onderstaande waterrecreatiekaart is het vaarwegennetwerk met bijhorende (BRTN) classificaties en waterpeilen opgenomen. De classificaties zijn:
o Zeil en motorbootroutes AZM, BZM en CZM, masthoogte 30 meter.
o Motorbootroutes AM, BM, CM, DM en EM.
o Sloepen en kano's FM en G.
Voor de FM klasse ( sloepen) geldt een doorvaarthoogte van 1.50 meter.
Technische infrastructuur met bijbehorende bovengrondse bouwwerken
In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport.
Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en bouwwerken zoals transformatorhuisjes, duikers en pompgemalen voor de riolering. Hierbij behoren ook kasten voor elektriciteit, verlichting, televisie, telcommunicatie en verkeer. Dit geldt ook voor brandkranen, putten voor wateraansluitingen, afsluiters en kranen. De kabels, leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders.
Kabels en leidingen liggen in de openbare ruimte, wegen, voetpaden en bermen.
Woningen worden gevoed door huisaansluitingen vanuit de openbare ruimte.
In het plangebied liggen kabels & leidingen van de netbeheerders genoemd in onderstaande tabel.
Tennet | Hoogspanningslijnen (380 kV). |
Liander | Elektriciteit middenspanning (10kV), laagspanning (220V-380V), gas hogedruk (8 bar), gas lagedruk en telecommunicatie tussen stations. |
PWN | Waterleiding, transportleidingen, distributieleiding en brandkranen. |
KPN | Telecommunicatie, koper kabels en glasvezelkabels. |
KPN | Straalpaden van de zenders. |
Ziggo Vodafone | Telecommunicatie, glasvezel- en coaxkabels; |
Tele2 | Telecommunicatie en glasvezelkabels. |
Gemeente Zaanstad | Openbare verlichting en elektriciteit. |
Gemeente Zaanstad | Riolering, voor zowel vuilwater als regenwater. |
De Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur, de schadevergoeding kabels & leidingen en de nadere uitvoeringsregels regelen de plaats, de aanleg, verplaatsen of verwijderen, beheer en onderhoud van de kabels en leidingen van de netbeheerders en telecombedrijven in de openbare grond. Regels uit verordeningen die de fysieke leefomgeving bevatten worden gebundeld in de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad.
Bij vergunningaanvragen worden de tracés getoetst op ligging, ruimte, aanwezige groen en doelmatigheid en worden voorwaarden gesteld aan de uitvoering.
De speelruimte wordt bepaald door wat stedenbouwkundig aan ruimte is bedacht of wat vroeger vanuit het gebruik is ontstaan, zoals de lintbebouwing in Westzaan met z'n smalle stoepjes en wegen.
Naast het voeren van regie op ondergrond m.b.t. de kabel en leidingen, aanleggen, ruimte verdelen en oude k& leidingen rooien, is het zaak dat dat stedenbouwkundig meer ruimte wordt gereserveerd voor kabel en leidingen
De Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad, WIORZ geeft standaard kabel & leiding dwarsprofielen en voorwaarden voor de aanleg van kabels en leidingen.
Ruimte voor ondergrondse infrastructuur en bovengrondse installaties. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan ontwikkelaars en netbeheerders met betrekking tot ruimte beslag en reservering voor ondergrondse en bovengrondse voorzieningen.
Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met het standaard kabel & leiding dwarsprofielen
De energie transitie ( op andere manieren verwarmen dan met aardgas) kan er voor zorgen dat in de J.J. Allanstraat in de toekomst extra leidingen gelegd moeten worden zoals bijvoorbeeld warmte leidingen of elektraleidingen. Het straatprofiel met stoepjes en bermen is smal en het zal moeite kosten om ruimte te vinden voor extra voorzieningen zeker voor bovengrondse installaties.
Op het gebied van mobiele telecommunicatie wordt de 5de generatie mobile telecommunicatie uitgerold. Naast extra masten komen er in drukke gebieden zoals b.v. winkelstraten klein zendertjes (smallcels) ook wel pizza dozen genoemd te hangen
Vanwege de uitrol van 5G word telecommunicatiewet aangepast in 2021 en wordt er met belanghebbende partijen een nieuw antenne convenant gemaakt
Laadpalen; steeds meer mensen gaan met een elektrisch auto rijden om in de toekomst te voldoen aan de vraag worden bij bouwplannen voorwaarden gesteld m.b.t. reserveren van stroom in het net
En in het bouwbesluit wordt de aanleg van mantelbuizen naar de parkeerplaatsen voor geschreven
Er liggen geen Gasunietransportleidingen in het plangebied. Dit betekent dat niets op de verbeelding hoeft te worden aangegeven.
Riolering ; de capaciteit van de riolering zit tegen haar maximum, bij grote ontwikkelingen zal het systeem aangepast moeten worden.
Voor zover bekend zijn er nog geen kleine windturbines geplaatst in het plangebied.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.
Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Beoordeling
Op de locatie J.J. Allanstraat 119-121 wordt het (door de verleende omgevingsvergunning) reeds toegestane gebruik positief bestemd. Ten aanzien van dit gebruik is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat het gebruik al is toegestaan.
De berging ten noorden van J.J. Allanstraat 125 is reeds in gebruik voor het naastgelegen buurthuis. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat de berging voorziet aan een actuele behoefte. De berging was in het voorgaande bestemmingsplan reeds toegestaan, er is daarom geen sprake van uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in 'trede 2' van de ladder voor duurzame verstedelijking.
De locaties J.J. Allanstraat 119-12 en 116 hebben een gemengde bestemming waarbinnen de toegestane functies zijn afgestemd op het kleinschalige gebied. Gelet op artikel 3.1.6 lid 4 van het Bro vindt voor deze economische functies een toets aan de goede ruimtelijke ordening plaats in plaats van de uitgebreide 'ladder van duurzame verstedelijkingstoets' als bedoeld in lid 2. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van de toegestane functies is in deze toelichting uitvoerig onderbouwd, er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het ook hier om bestaand stedelijk gebied gaat en dat er geen twijfel bestaat dat er een behoefte bestaat voor de toegestane functies.
De voorgenomen ontwikkeling richt zich op het laten vervallen van de woonbestemmingen en het toekennen van een gemengde bestemming (voor een deel van het plangebied). Een dergelijke ontwikkeling zou aangemerkt kunnen worden als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd onder van D11.2 van bijlage D van het Besluit m.e.r., maar blijft ruimschoots onder de drempelwaarde, zoals opgenomen in kolom 2 van D11.2. Het plangebied is slechts een paar percelen groot. Omdat de ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft, is alleen een vormvrije-m.e.r.-beoordeling nodig.
De vorm van een vormvrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III bij de EU-richtlijn m.e.r.). In de m.e.r. dient de volgende inhoud te zijn vermeld:
Onderstaand worden de onderdelen nader toegelicht.
J.J. Allanstraat 125
Kenmerken en plaats
De woning is gesloopt, de berging blijft behouden. Het perceel zal gebruikt worden als parkeerplaats ten behoeve van de nieuwe functies in het rijksmonument nr. 119-121.
Potentieel effect
Parkeren heeft vanwege de verkeersaantrekkende werking gevolgen voor de luchtkwaliteit. In paragraaf 4.15 van de toelichting zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit onderzocht, de luchtkwaliteit blijft binnen de grenswaarden.
J.J. Allanstraat 119-121
Kenmerken en plaats
In dit bestemmingsplan worden in het monumentale pand de functies: logies/hotelfunctie, een bakkerij met lunchroom en rouwkamer mogelijk gemaakt. De functiewijziging is reeds mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning. Het bestemmingsplan geeft deze gronden een gemengde bestemming, waarvan het toegestane gebruik is afgestemd op het kleinschalige gebied.
Potentieel effect
Behoudens een effect op de luchtkwaliteit vanwege de verkeersaantrekkende werking hebben deze functies geen aanzienlijke milieugevolgen. In paragraaf 4.15 van de toelichting zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit onderzocht, de luchtkwaliteit blijft binnen de grenswaarden.
J.J. Allanstraat 116
Kenmerken en plaats
Op het zuidelijke deel van het perceel komt een gebouw met een gemengde bestemming, waarvan het toegestane gebruik is afgestemd op het kleinschalige gebied.
Potentieel effect
De toegestane functies hebben vanwege de verkeersaantrekkende werking gevolgen voor de luchtkwaliteit (zie paragraaf lucht). In paragraaf 4.15 van de toelichting zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit onderzocht, de luchtkwaliteit blijft binnen de grenswaarden. Verder hebben deze functies geen milieugevolgen en zijn ruimtelijk inpasbaar.
Conclusie
Het project leidt niet tot negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat. Het project heeft geen significante negatieve milieueffecten als bedoeld in het Besluit m.e.r. Er wordt voor dit plan daarom geen milieueffectrapportage opgesteld.
Vanwege de kleinschaligheid van de nieuwe functies speelt het thema duurzaamheid geen rol in deze ontwikkeling behoudens dat het nieuwe gebouw gasloos zal zijn.
Het rijksbeleid voor externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, het gebruik, de opslag en transport van gevaarlijke stoffen en het gebruik van de luchthaven Schiphol. De risico's van de productie, het gebruik, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen legt beperkingen op aan de directe omgeving.
De externe veiligheidsaspecten voor de opslag of de handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven is geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling Externe veiligheid inrichtingen (Revi). De externe veiligheidsaspecten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor zijn geregeld in het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen en het besluit externe veiligheid transport (Bevt). De externe veiligheidsaspecten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De externe veiligheidsaspecten voor het gebruik van Schiphol is geregeld in de Schipholwet met het daarop gebaseerde Luchthavenverkeerbesluit (LVB) en Luchthavenindelingbesluit (LIB). De externe veiligheidsaspecten voor de windturbines is geregeld in het artikel 15a van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit).
Risicodragende activiteiten bij bedrijven
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle bedrijf.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een weg, waarop het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie.
Transport gevaarlijke stoffen over het water
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een route voor gevaarlijke stoffen over water.
Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding
Alle voor het publiek toegankelijke plaatsen bij hoogspanningslijnen in Nederland voldoen aan de aanbeveling van de Europese Unie dat het magneetveld daar niet sterker mag zijn dan 100 microtesla. Er is in Nederland dan ook nergens sprake van een onveilige situatie. Het kabinet erkent echter dat er een maatschappelijke wens is ontstaan om bewoners ook in bestaande situaties waar hoogspannings-verbindingen en woningen zich dichtbij elkaar bevinden, te ontlasten. Het kabinet wil aan deze wens tegemoet komen door binnen bevolkingskernen het verplaatsen of onder de grond brengen van hoogspanningsverbindingen ('verkabelen') te stimuleren. Waar dit niet mogelijk is (buiten bevolkingskernen of bij 220 en 380 kiloVolt-verbindingen) is het beleid erop gericht bewoners de mogelijkheid te bieden om hun woning door de overheid te laten kopen.de bewoners van J.J. Allanstraat 125, 119-121 en 116 hebben gebruik gemaakt van de uitkoopregeling. De gemeente heft met dit bestemmingsplan de woonbestemming van deze adressen op en maakt andere functies die ruimtelijk inpasbaar zijn mogelijk. De bewoner van nummer 114 heeft geen gebruik gemaakt van de regeling.
Met betrekking tot de lange termijn effecten van hoogspanningsverbindingen op de gezondheid is op rijksniveau beleid ontwikkeld. Dit beleid is gebaseerd op het Europese voorzorgbeginsel. Bij brief van de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) van 3 oktober 2005, is een advies aan gemeenten en provincies gezonden met betrekking tot de aanwezigheid van hoogspanningsverbindingen in de nabijheid van gevoelige bestemmingen in verband met gezondheidsrisico's. Het advies houdt in dat moet worden voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied onder bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone). In de brief wordt geadviseerd zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen, zoals woningen, crèches en kinderopvangplaatsen, te situeren in de specifieke zone. Bij hoogspanningsleidingen ligt de 0,4 µT-contour op 80 meter vanaf het hart van het hoogspanningsnetwerk. De woning op nummer 114 bevindt zich binnen de 0,4 µT-contour. Maar, het is een bestaande woning waarvoor het ministeriële advies niet bedoeld is. De opkoopregeling is in lijn met het ministeriële advies. Het is daarom goed dat op de adressen op de nummers 125, 116 en 119-121 de woonbestemming vervalt.
Bestemmingsplan
De woonbestemmingen van de uitgekochte percelen zijn vervallen in dit bestemmingsplan. In de nieuwe bestemmingsplan is rekening gehouden met het advies van VROM, inhoudende dat geen gevoelige functies worden toegestaan.
De gemengde bestemming op de percelen J.J. Allanstraat 116 en 119-121 staan functies toe die zijn gehouden aan de geluidsvoorschriften van het activiteitenbesluit. Deze geluidsvoorschriften worden geacht geluidsoverlast bij woningen te voorkomen. Gezien de aard en kleinschalige omvang van de beoogde functies en de daarmee verbonden indirecte hinder door het verkeer en parkeren en de afstand tot woningen, zullen de functies met kunnen voldoen aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit.
In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen Wet milieubeheer (Wet Luchtkwaliteit) zijn de normen voor luchtkwaliteit opgenomen. In artikel 5.16 en 5.16a Wet milieubeheer staat hoe het onderwerp luchtkwaliteit bij planvorming in acht genomen dient te worden. Op basis hiervan kunnen projecten worden uitgevoerd indien:
Het bestemmingsplan veroorzaakt naar verwachting 100 verkeersbewegingen per dag. Voor de 100 verkeersbewegingen is met behulp van de NIBM-tool van het RIVM de bijdrage aan de luchtkwaliteit berekend. De berekeningsresultaten voor de luchtkwaliteit zijn weergegeven in de onderstaande tabel.
Tabel. Bijdrage luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan.
Uit de berekening blijkt dat:
Hierdoor vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkeling.
Beoordeling
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
In deze paragraaf is bekeken in hoeverre er – met het oog op mogelijke geurhinder – sprake is van een aanvaardbare geursituatie in relatie tot de nieuwe functies. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:
Zaans geurbeleid
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.
Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.
De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 onderscheidende hedonische waarden:
Licht onaangename geur: H=-1
Onaangename geur: H=-2
De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, wanneer deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het echter niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.
Volgens het geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur het onderscheid is als volgt: standaard gevoelige objecten, minder geurgevoelige objecten en minst geurgevoelige objecten. Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger. Het Zaans geurbeleid maakt onderscheidt in:
Standaard geurgevoelige objecten, zoals woningen;
Minder geurgevoelige objecten, zoals horeca en maatschappelijke functies;
Minst geurgevoelige objecten, zoals bedrijven.
Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.
Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl
Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?
De nieuwe functies worden beschouwd als minder geurgevoelige functies.
Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij deze ontwikkeling?
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en evt. geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van deze ontwikkeling.
Uit dit onderzoek blijkt dat het plan gebied niet binnen een richtafstandscontour voor geur van een geurveroorzakend bedrijf ligt.
Uit de geurkaart van de Zaanatlas blijkt dat het plangebied ook niet binnen een geurcontour van een geurveroorzakend bedrijf ligt.
Figuur geurcontouren geurveroorzakende bedrijven Zaanatlas 2020
Op basis van onze bevindingen wordt er ter plaatse van het plangebied voldaan aan de basiskwaliteit voor woningen en minder geurgevoelige objecten.
Het is niet noodzakelijk om een bodemonderzoek uit te voeren, omdat er op een groot deel van het plangebied al een onderzoek is uitgevoerd.
De gemeente is verdeeld in zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied geldt voor zowel bovengrond als de ondergrond dat de gemiddelde bodemkwaliteit 'industrie' is.
Voor de kwaliteitsaanduiding industrie betekent dit dat de grond over het algemeen matig verontreinigd is met zware metalen en PAK. PAK is de verzamelnaam van stoffen die onder de titel Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen staan opgenomen in de Circulaire bodemsanering behorende bij de Wet bodembescherming. Plaatselijk kunnen ook lichte of sterke verontreinigingen met deze stoffen en eventueel ook andere stoffen voorkomen. In Westzaan komen vaak (sterk) verhoogde waarden aan lood in de bodem voor.
Als grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie waar de grond voor wordt toegepast. Er dient een dubbele toets uitgevoerd te worden. Er moet beoordeeld worden in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctiezone de locatie valt. De strengste eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis. In de huidige situatie geldt dat binnen het plangebied alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen'. De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaart, de bodemfunctiekaart en de toepassingskaart zijn op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd.
In de huidige situatie zijn er voornamelijk woningen aanwezig. Deze zijn opgekocht in het kader van de uitkoopregeling 'wonen onder hoogspanning'. Er is in de laatste jaren veel bodemonderzoek gedaan in het kader van het grootschalig onderzoek naar lood in de bodem dat door de gemeente Zaanstad wordt uitgevoerd. Op de meeste percelen is een sterk verhoogde concentratie aan lood aangetroffen. Er zijn in dat kader ook een aantal delen van de percelen gesaneerd. Als er in de toekomst andere ontwikkelingen plaatsvinden dan moet er gekeken worden of er aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd moet worden en of er nog gesaneerd dient te worden.
Op basis van de hierboven genoemde informatie kan er vanuit worden gegaan dat er een ernstig geval van bodemverontreiniging aanwezig is. Voor eventuele werkzaamheden in de bodem of een aanvraag van een omgevingsvergunning wordt aanbevolen een actualiserend onderzoek uit te voeren en eventueel een (deel)saneringsplan op te stellen.
De groene kavel op het noordelijk deel van de J.J. Allanstraat 116 krijgt een groenbestemming met een bouwmogelijkheid voor speelvoorzieningen. Voor deze kavel is aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 11.
Uit het bodemonderzoek is een loodverontreiniging gebleken. De kavel wordt ontoegankelijk gemaakt en mag pas weer opengesteld worden wanneer de verontreiniging gesaneerd is of wanneer er een leeflaag gerealiseerd is. Vanwege de grondwaterstand in dit gebied volstaat een leeflaag van 0,5 m.
In de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die borgt dat de groene kavel pas toegankelijk mag worden gemaakt wanneer de leeflaag is aangebracht of de verontreiniging gesaneerd is.
4.18.1 Wet- en regelgeving, en beleid
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de wet- en regelgeving inzake natuur- en soortbescherming. Zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten kennen wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese als nationale regelgeving. Zo richt de EG-Habitatrichtlijn zich expliciet op de bescherming van de habitat van wilde planten en dieren en beschermt de EG-Vogelrichtlijn op soortgelijke wijze broed- en trekvogels. In het kader van deze richtlijnen heeft Nederland zogenoemde speciale beschermingszones ("Natura 2000" gebieden) aangewezen. De door het Rijk aangewezen Natura 2000-gebieden zijn eerst aangemeld bij de Europese Unie.
Gebiedsbescherming is in het Nederlands recht geregeld in de Wet natuurbescherming sinds 1 januari 2017, en was voorheen geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast is er ook sprake van juridische natuurbescherming via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en provinciale ruimtelijke omgevingsverordeningen.
De kern van het natuurbeleid wordt gevormd door het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij het NNN zijn de door het Rijk aangewezen, en door de Europese Unie geconfirmeerde, Natura 2000-gebieden van groot belang.
De bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van planten- en diersoorten in hun natuurlijke leefgebied is geregeld in de Wet natuurbescherming sinds 1 januari 2017. Het uitgangspunt van de wet is "nee, tenzij". Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken met een ontheffing of vrijstelling.
In de Wet natuurbescherming is een doorvertaling en interpretatie van de Europese richtlijnen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn opgenomen. Bij de wet zijn uitgebreide lijsten met beschermde soorten opgenomen. Op grond van de Wet natuurbescherming moet inzicht worden gegeven in het voorkomen en de verspreiding van beschermde soorten op populatieniveau, zodat de effecten van voorgenomen ontwikkelingen en activiteiten kunnen worden getoetst aan de (gunstige) staat van instandhouding van de betreffende soorten. Afhankelijk van het beschermingsniveau van de soort moet de gunstige staat van instandhouding worden getoetst op lokaal, regionaal of landelijk niveau.
In de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt onderscheid gemaakt tussen:
Voor alle soorten, dus ook voor de niet beschermde soorten, geldt de zorgplicht.
De Wet natuurbescherming kent veel bevoegdheden aan de provincies toe. De uitvoering van de wet wordt gedaan door de provincies en voor bepaalde zaken door de RVO (namens het Rijk).
De provincies kunnen ten aanzien van verboden handelingen ontheffing verlenen en bij verordening vrijstellingen geven. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming en vloeien voort uit de Europese richtlijnen (evenals de verboden handelingen).
De verbodsbepalingen die gelden voor de overige soorten hebben betrekking op de soorten opgenomen in de Bijlage van de Wet natuurbescherming, behorende bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming, onder Onderdeel A en Onderdeel B.
4.18.2 Verricht onderzoek, en natuur(waarden) en het plan(gebied)
Algemeen
In het kader van de sloop van opstallen als gevolg van de opkoopregeling zijn een aantal ecologische onderzoeken verricht door het bedrijf ECO-logisch.
Voor dit bestemmingsplan dienen onder andere de gevolgen op de aanwezige flora en fauna van de nieuwe bestemming inzichtelijk te worden gemaakt. De quickscans Flora en Fauna uit 2018 hebben als doel te inventariseren of het project mogelijk in strijd is met de Wet natuurbescherming of het Natuurnetwerk Nederland. Daarom zijn de (mogelijk) aanwezige soorten inzichtelijk gemaakt, mede op basis van veldbezoek, en de mogelijke effecten van de activiteiten op beschermde gebieden en soorten inzichtelijk gemaakt.
In 2018 en 2020 zijn nadere onderzoeken naar vleermuizen, vogels en marterachtigen verricht door Adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. Daartoe zijn meerdere veldbezoeken/waarnemingen gedaan.
In verband met nabijgelegen Natura 2000-gebieden is in 2020 en 2021 onderzoek naar de stikstofdepositie in relatie tot het toekomstige gebruik van het plangebied verricht. Het stikstofdepositie-onderzoek, met de AERIUS-berekeningen, is uitgevoerd door Adviesbureau E.C.O. Logisch B.V.
Voor dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit de rapporten:
Deze rapporten zijn opgenomen als bijlagen 5, 6, 7, 8 en 9 bij dit bestemmingsplan.
Op basis van de resultaten van de ecologische quickscans (bijlage …) wordt geconcludeerd dat effecten op beschermde soort(en) (indien aanwezig) ten gevolge van de plannen niet zijn uit te sluiten. Het gaat om onderzoek naar mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen, mussen en gierzwaluwen. Verblijfplaatsen van deze soorten waren aanwezig waarna voor het amoveren van de opstallen een ontheffing is verleend.
Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.
In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli.
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming kent naast soortbescherming ook gebied beschermende wet- en regelgeving, in het bijzonder die van de Natura 2000-gebieden en betreffende behoud van grootschalige houtopstanden. Naast bepalingen uit de Wnb kunnen gebieden ook beschermd zijn onder de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) als onderdeel van het 'Natuurnetwerk Nederland' (NNN) of als Beschermd Provinciaal Landschap (BPL).
Natura 2000
Het projectgebied bevindt zich in de nabijheid van beschermde natuur. Dit betreft het Natura 2000-gebied Polder Westzaan. Polder Westzaan is een van de belangrijkste veenweidegebieden voor brakke ruigten en brakke graslanden. Er komen verschillende stadia voor van brakke verlanding. Naast jonge verlandingsstadia zijn ook bloemrijke veenmosrietlanden, veenmosrijke trilvenen en moerasheiden aanwezig. De instandhoudingsdoelen van dit gebied hebben betrekking op de habitattypen Vochtige heide (laagveengebied), Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) en Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden). De habitatsoorten zijn bittervoorn, modderkruiper, meervleermuis en Noordse woelmuis.
Er wordt in het plan geen ruimtelijk beslag gelegd op het Natura 2000-gebied Polder Westzaan. Het projectgebied maakt geen deel uit van het Natura 2000-gebied. Er zal dus geen leefgebied van de Polder Westzaan verloren gaan of versnipperd worden. Er worden geen werkzaamheden verricht aan de oevers of watergangen. Derhalve worden geen significant negatieve effecten verwacht op de lokale populaties bittervoorn, kleine modderkruiper of Noordse woelmuis. Er worden in het plan geen veranderingen aangebracht in de waterhuishouding van het gebied. Er worden dan ook geen effecten verwacht van verdroging door het plan.
Eventuele verandering in verlichtingssituatie kan ook een mogelijk aanwezige vliegroute of foerageergebied verstoren. Zie ook paragraaf 3.2.1 Zoogdieren in het vorige hoofdstuk van dit rapport.
De werkzaamheden zijn van lokale aard en vinden plaats buiten het Natura 2000-gebied. Het Natura2000-gebied kent echter zogenaamde externe werking; ook invloeden van buitenaf kunnen zorgen van significant negatieve effecten op het Natura2000-gebied. Significant negatieve effecten door externe factoren zoals geluid, trillingen en licht worden niet verwacht. Een toename van de uitstoot van stikstof en daarmee een toename van stikstofdepositie, kan mogelijk wel leiden tot negatieve effecten op het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan' dat direct ten oosten en westen naast het projectgebied is gesitueerd. Met behulp van het rekenprogramma AERIUS Calculator (versie 2020) van het RIVM is een inschatting gemaakt van de hoogte van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van de nieuwe potentiële bestemmingen. Dit is zowel voor de realisatiefase als voor de gebruiksfase gedaan.
Afbeelding: Natura 2000-gebieden in de omgeving
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het NNN, maar grenst daar wel aan. Er kunnen geen negatieve effecten door de plannen op het NNN gebied optreden. De plannen hoeven verder niet getoetst te worden aan beschermde waarden binnen dit netwerk.
Bijzonder Provinciaal Landschap
Het plan gebied maakt deel uit van het Bijzonder Provinciaal Landschap Westzaan en omgeving.
Bijna heel het BPL Westzaan en omgeving is een geschikt habitat voor weidevogels. Het open veenpolderlandschap met (kruidenrijk) grasland wordt gekenmerkt door een hoog grondwaterpeil, een hoge diversiteit in bodemleven en de aanwezigheid van micro-reliëf. Het microreliëf zorgt voor afwisseling in vochtigheidsgraad en daarmee variatie in vegetatie. Samen met het extensieve agrarisch gebruik, voldoende openheid rond de kerngebieden en de stilte (beperkte verstoring) biedt dit een ideale broedgelegenheid voor weidevogels. De kwaliteit voor weidevogels hangt nauw samen met de weidevogelkerngebieden in de aangrenzende droogmakerijen en veenweidepolders verderop.
Het BPL kent geen externe werking. Het plangebied maakt geen deel uit van het weidevogelleefgebied. De plannen hoeven verder niet getoetst te worden aan beschermde (weidevogel-)waarden binnen het BPL.
Conclusie
Gezien de aard van de plannen, de reikwijdte daarvan en de locatie van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden is, buiten eventuele indirecte gevolgen door toegenomen stikstofemissie, op voorhand uit te sluiten dat beschermde gebieden onder de Wnb of andere (provinciaal) beschermde of aangewezen gebieden, direct beïnvloed worden door de plannen.
Het plan biedt mogelijkheden om in de gebouwen verblijfplaatsen voor bijvoorbeeld vleermuizen en vogels te realiseren. Dit dient enerzijds voor de wettelijk verplichte compensatie van eventuele verloren verblijfplaatsen en anderzijds als meerwaarde voor het project. Daarnaast bieden de groene daken en tuinen mooie kansen om meer natuur in het gebied te brengen.
Voor wat betreft het aanbrengen van groen in het gebied geldt de nadrukkelijke wens niet te kiezen voor hoge begroeiing in verband met het voorkomen van weidevogels in het nabijgelegen Natura2000-gebied. Hoge begroeiing (> 5 meter) heeft een negatief effect op het voorkomen van weidevogels.
Omdat het project kan leiden tot verhoogde emissie van stikstof, is onderzocht of er sprake is van stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelig natuurgebied.
Tijdens de realisatiefase van bebouwing aan J.J. Allanstraat 116 wordt een stikstofdepositie van 0,01 mol/ha/jaar op het habitattype 'H7140B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden)' in het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan' verwacht. Hierbij is uitgegaan van het emissiekengetal uit de handreiking woningbouw en AERIUS (Rijksoverheid, 2020) van 3 kg NOx per woning. Bij de berekeningen voor het kengetal uit de handleiding is uitgegaan van een gemiddelde situatie. Mogelijk is tijdens de realisatie een lagere hoeveelheid stikstofemissie te behalen bij gebruikmaking van moderne mobiele werktuigen (= stage-klasse IV of elektrisch), bij gebruik van lichte materialen tijdens de transport (houtskeletbouw en modulair bouwen) en / of bij gebruik van gezamenlijk transport en elektrisch vervoer van werknemers. Daarnaast kan, aangezien het een tijdelijke en geringe stikstofdepositie betreft, met behulp van een ecologische voortoets worden getoetst of significante negatieve effecten op het habitattype 'H7140B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden)' in het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan' kunnen worden uitgesloten. Indien significante negatieve effecten aan de hand van een ecologische voortoets op voorhand uitgesloten kunnen worden, is een natuurvergunning niet benodigd. Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en het Besluit stikstofreductie in werking getreden. Op grond van artikel 2.9a Wet natuurbescherming juncto artikel 2.5 sub a Besluit natuurbescherming kunnen de gevolgen van de stikstofdeposities van de bouwsector buiten beschouwing worden gelaten.
De AERIUS-berekening voor de gebruiksfase, wanneer alle potentiële bestemmingen worden gerealiseerd, resulteert in een stikstofdepositie van = 0,00 mol/ha/jaar op het voor stikstof gevoelige habitat in het nabijgelegen Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan'. Op basis van de verwachte verkeersbewegingen in de gebruiksfase zijn alle potentiële bestemmingen (in combinatie) te realiseren.
Er zijn rondom het plangebied geen bedrijven gevestigd met een milieuzonering die reikt tot het plangebied. In het lint van Westzaan wordt veel gewoond, waaronder ook direct naast het plangebied. Bij het opstellen van de gemengde bestemming voor de percelen J.J. Allanstraat 116 en 119-121 is hier rekening mee gehouden door alleen functies toe te staan die passen binnen het kleinschalige karakter van het gebied en de omliggende woonfuncties.
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.
Beoordeling
De gemeente is eigenaar van de locatie J.J. Allanstraat 116 waarop nieuwbouw is toegestaan. In de verkoop van de gronden kunnen de gemaakte kosten privaatrechtelijk verrekend worden. Kostenverhaal is daarom anderzins verzekerd.
Het initiatief op de locatie J.J. Allanstraat 119-121 is reeds mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning.
Planschade
Omdat de woningen zijn opgekocht als onderdeel van de Uitkoopregeling is er geen sprake van directe planschade.
Het nieuwbouwen van het pand aan de J.J. Allanstraat 119-121 gaat gepaard met het vervallen van de bouwmogelijkheden uit de bestaande beheersverordening. De gemeente zet door het opstellen van uitgebreide cultuurhistorische en stedenbouwkundige randvoorwaarden in op een kwalitatieve ontwikkeling. Het is niet aannemelijk dat er indirecte planschade zal optreden als gevolg van het bestemmingsplan.
Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.
In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.
De gemeente Zaanstad heeft een schriftelijk verzoek gedaan in het kader van art. 3.1.1. Bro, om een reactie te geven op het ontwerpbestemmingsplan. Dit schriftelijke verzoek is op 11 augustus 2021 verstuurd en bevatte het verzoek voor het geven van advies over het ontwerpbestemmingsplan. In totaal zijn er vanuit 3 instanties schriftelijk of per mail adviezen ingediend (zie tabel Bijlage 2). De reacties van deze instanties zijn betrokken in de afwegingen in de Reactienota (zie bijlage Bijlage 2).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op 1 december 2021 is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. 2 december 2021 gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad.
In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad 62 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen in Bijlage 3 bij deze toelichting van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben tot een aantal wijzigingen geleid in het bestemmingsplan. De belangrijkste wijziging betreft het schrappen van de minicamping en botenverhuur.
Er zijn een aantal ambtshalve wijzigingen geweest. Deze wijzigingen zijn benoemd in de bijgevoegde Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen in Bijlage 3 bij deze toelichting van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Hoogspanningsverbinding lint Westzaan' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3867BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd NL.IMRO.0479.STED3867BP-0301) .
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt in paragraaf 7.2 per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
Een dakkapel wordt in de bouwregelgeving (Wabo, Bor) niet gedefinieerd. Daardoor ontstaat er nog wel eens onduidelijkheid over de vraag 'is dit nog een dakkapel of niet?'. Om die reden is in het plan een begripsbepaling opgenomen voor een dakkapel.
Een dakkapel is een uitbouw in een schuin dakvlak, waardoor stahoogte ter plaatse verkregen wordt, voorzien van een verticaal raamkozijn, een dakvlak en zijwanden. Een dakkapel wordt geplaatst in een schuin dakvlak. Dat wil zeggen dat er rondom de dakkapel sprake moet zijn van een dak (met uitzondering van dakkapellen vanuit de nok). Wanneer een voorgevel gedeeltelijk wordt doorgebouwd boven de goot dan is er geen sprake van een dakkapel maar van een dakopbouw. Ook wanneer het bouwwerk boven de bestaande nok uitkomt is er sprake van een dakopbouw.
Functieomschrijving (lid 1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt')
.
Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.
De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 13.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 13.2.
Voorrangsregeling
gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.
In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.
Specifieke toelichting voor dit plan
De adressen J.J. Allanstraat 116, 119-121 en 125 hebben een gemengde bestemming gekregen. De omvang van de kavels en de toegestane bebouwing vormen een grens aan de mogelijkheden. De toegestane gemengde functies blijven kleinschalig in aard omdat de beschikbare ruimte beperkt is.
De gemengde functies op nummer 119-121 zijn reeds toegestaan met een omgevingsvergunning. Het bestemmingsplan maakt alle daarin toegestane functies mogelijk. De lunchroom, logiesfunctie (<10.000m2 bvo), bakkerij en de rouwkamer (begrafenisondernemingen: uitvaartcentra) staan op de standaardlijst voor functiemenging binnen een gemengde bestemming. De detailhandel is net als in de omgevingsvergunning toegestaan als ondergeschikte en kleinschalige activiteit, in dit geval ondergeschikt aan de bakkerij/lunchroom. De horeca is op nummer 119-121 toegestaan als zelfstandige activiteit, daarvoor is op deze locatie een functieaanduiding ingetekend.
Let er op dat in de dubbelbestemming voor de hoogspanningsverbinding enkele gebruiksfuncties zijn verboden vanwege de magneetveldzone. Voor het bouwen en aanleggen zijn tevens aanvullende regels van kracht in de dubbelbestemming cultuurhistorie. Het parkeren, manoeuvreren, laden en lossen is ook in de dubbelbestemming cultuurhistorie geregeld.
Hieronder volgt de algemene toelichting op de bestemming gemengd, zoals die op meer plekken in Zaanstad is toegepast.
Functieomschrijving (lid
3.1
)
Hoofdgebruik
De bestemming Gemengd biedt in de hoofdregel ruimte voor een breed scala aan bedrijven en voorzieningen. Er is niet sprake van één hoofdgebruik. Deze bestemming combineert de functies maatschappelijke voorzieningen, cultuur & ontspanning en bedrijven en voegt regels toe om die mix van functies in goede banen te leiden. Deze regels zijn in de specifieke gebruiksregels opgenomen en zijn onderstaand toegelicht.
Bedrijf of voorziening?
Binnen deze bestemming zijn meerdere breed omschreven functies toegestaan. Zo zijn bedrijven, maatschappelijke, culturele en recreatieve voorzieningen toegestaan. Een functie kan binnen meerdere begrippen vallen. Zo kan een voorziening een winstoogmerk hebben, zodat het tevens binnen de definitie van 'bedrijf' valt. Een dergelijk(e) voorziening/bedrijf moet in dat geval voldoen aan de regels voor voorzieningen én bedrijven.
Definitie bedrijf
Er is voor gekozen om het begrip 'bedrijf' of 'bedrijven' niet nader te definiëren in de begripsbepalingen van het plan. De gangbare definitie wordt aangehouden: een bedrijf is een onderneming.
In oudere bestemmingsplannen werd ervoor gekozen om in de begripsbepaling van 'bedrijf' branches en activiteiten uit te sluiten. In dit plan is er bewust voor gekozen om een brede definitie van 'bedrijf' te hanteren (de Van Dale definitie). De uitsluitingen van branches en activiteiten zijn nu opgenomen in de bestemmingsregels. Daardoor zijn de regels omtrent toegestane en uitgesloten bedrijfsvormen vindbaar op één plek (de bestemmingsregels) en wijkt de definitie van bedrijf niet meer af van de maatschappelijk gangbare definitie. De enige uitzondering hierop zijn de algemene gebruiksregels, die gelden als aanvulling op de bestemmingsregels.
Een bedrijf kan tevens een maatschappelijke, recreatieve of culturele voorziening zijn. Deze voorzieningen zijn tevens opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten als 'bedrijfsactiviteiten'. In de bestemmingsregels kunnen deze voorzieningen zijn uitgesloten als dat op deze locatie of binnen deze panden wenselijk is. Een gebruik moet voldoen aan alle regels die voor dat gebruik gelden. Met andere woorden: als een bedrijf tevens een maatschappelijke voorziening is, dan moet het gebruik voldoen aan zowel de regels voor een bedrijf als voor een maatschappelijke voorziening.
Categorie functiemengingslijst (lid
3.3.2
)
Bedrijven, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en recreatieve
voorzieningen zijn alleen toegestaan indien:
De functielijst is gebaseerd op de VNG-richtafstanden, waarop enkele Zaanse aanpassingen zijn gemaakt. De redenen hiervoor zijn in Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegelicht.
Binnen de bestemming is het mogelijk dat locaties verschillende maximale categoriëen krijgen toegewezen. Een maximale categorie wordt toegewezen op basis van de invloed van de functie op de omgeving. Grenst een locatie aan meerdere woningen, dan ligt het voor de hand dat daar een lagere categorie is toegestaan dan wanneer in de directe omgeving van de locatie geen woningen zijn toegestaan. De wijze van toedelen van categorieën is verder toegelicht in Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.
Indien een plek niet de bovengenoemde functieaanduiding heeft gekregen, dan zijn bedrijven, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en recreatieve voorzieningen op die plek niet toegestaan. De reden hiervoor is dat deze bedrijven en voorzieningen dan mogelijk zouden zijn zonder maximale milieucategorie, wat op gespannen voet staat met het aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het omliggende gebied.
In de subleden van lid 3.3.2 wordt gesproken over 'bovengenoemde voorzieningen'. Hiermee wordt verwezen naar de opsomming van 'culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en recreatieve voorzieningen'. Omwille van de leesbaarheid van de regels is ervoor gekozen deze opsomming niet voluit te schrijven in elk sublid.
De categorieën en lijst van functiemenging betreffen een hoofdregel. In de specifieke gebruiksregels kunnen activiteiten alsnog worden uitgesloten. Als een specifieke regel een activiteit uitsluit terwijl deze wel in de algemene functiemengingslijst is opgenomen, dan gaat de specifieke regel voor en is de activiteit niet toegestaan.
Afwijken van de functiemengingslijst of categorie (lid
3.4.1
en lid
3.4.2
)
Soms is een activiteit niet nadrukkelijk benoemd in de functiemengingslijst, maar is deze wel inpasbaar op de betreffende locatie. Ook is het denkbaar dat een initiatiefnemer een activiteit op een dergelijke manier uitvoert dat de hoge categorie die is verbonden aan de activiteit niet terecht is. In beide afwijkingsmogelijkheden is het belangrijk dat de aard, omvang en invloed op de omgeving van de aangevraagde activiteit overeenkomen met de aard, omvang en invloed op de omgeving van een activiteit die wél is toegestaan op de betreffende locatie.
Die afweging zal voornamelijk plaatsvinden op basis van de specifieke bedrijfsinrichting die initiatiefnemer voor ogen heeft. Zo kan bijvoorbeeld de invloed op de omgeving van een brouwerij beperkt worden door de bedrijfsruimte luchtdicht te maken en een geurfilterinstallatie te plaatsen. De omgevingsvergunning voor het afwijken moet dan ook benoemen welke aspecten van de bedrijfsvoering maken dat in dit specifieke geval een activiteit van een hogere categorie of een bedrijf dat niet op de lijst staat toch is toegestaan op deze locatie. Om het voorbeeld van de bierbrouwerij verder te benutten; met deze afwijkingsmogelijkheid kan het mogelijk zijn om een brouwerij toe te staan mét een geurfilter en een luchtdicht gebouw, maar niet een reguliere brouwerij zonder de voorgenoemde eigenschappen. Het is dan ook noodzakelijk dat de genoemde eigenschappen in stand worden gehouden.
Horeca, detailhandel en andere specifieke vormen van bedrijven (lid
3.3.3
en
3.3.4
)
In sommige gevallen is het wenselijk om aanvullende regels te verbinden aan bepaalde vormen van bedrijven.
Ondergeschikte horeca en detailhandel
Horeca en Detailhandel zijn alleen in ondergeschikte vormen toegestaan, gekoppeld aan een andere hoofdactiviteit. Denk hierbij aan de bierbrouwerij die flesjes bier verkoopt aan het eind van een rondleiding, of een kapperszaak die ook haarproducten verkoopt. De hoofdactiviteit is dan een brouwerij en een kapperszaak. De voorwaarden zijn gebaseerd op de beleidsregels ondersteunende horeca en de Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025.
Op deze locatie is het alleen wenselijk productiegebonden ondergeschikte detailhandel toe te staan. Productiegebonden is in de regels uitgelegd als 'geheel of ten dele geproduceerd in het bedrijf of de voorziening'. Met 'het bedrijf of de voorziening' wordt het bedrijf of de voorziening bedoeld waar de detailhandel aan ondergeschikt is. 'geheel of ten dele' is toegevoegd om te benadrukken dat niet het hele product op de locatie geproduceerd hoeft te worden. Dit kan tot ingewikkelde discussies leiden wanneer bijvoorbeeld het bier op de locatie wordt gebrouwen, maar de flesjes en het verpakkingsmateriaal worden ingekocht. Die ingepakte bierflesjes mogen dus ook verkocht worden als productiegebonden ondergeschikte detailhandel, want het product is gedeeltelijk geproduceerd door het daar gevestigde bedrijf.
Horeca als hoofdactiviteit
De geluids- en geuroverlast van zelfstandige horeca kan op gespannen voet staan met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarom is zelfstandige horeca alleen toegestaan op specifieke plekken, daar waar dat is aangegeven met een aanduiding. Dit zijn plekken waar horeca reeds deel uit maakt van het bestaand gebruik en plekken waarvan is ingeschat dat het aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de omgeving niet in gevaar komt. Dit kan afhankelijk zijn van de specifieke de bedrijfsinrichting van de horecazaak, waardoor het op voorhand niet mogelijk is om overal zelfstandige horeca toe te staan.
Daarnaast is horeca in de vorm van een seksinrichting expliciet uitgesloten. Deze vorm van horeca wordt geacht niet inpasbaar te zijn vanwege de invloed op leefomgeving en de verkeersaantrekkende werking.
Horeca heeft een begripsbepaling gekregen in de regels van het bestemmingsplan. De letterlijke uitleg van het begrip (hotels, restaurants en café) is te beperkt. De begripsbepalingen die nu is opgenomen is bewust breder dan de letterlijke uitleg, waardoor bijvoorbeeld ook alle andere vormen van logies onder horeca vallen.
Detailhandel als hoofdactiviteit
detailhandel is kwestbaarder dan ooit. Bekende ketens waarvan men faillisement nooit had verwacht verdwijnen uit het straatbeeld en daarmee ook hun aantrekkende werking op het winkelend publiek. Dit maakt het voor de overgebleven zaken moeilijker om voldoende publiek te trekken. Om die reden is het belangrijk dat detailhandel zoveel mogelijk geclusterd is in kernwinkelgebieden. Dit beleidsvoornemen is verder toegelicht in de Detailhandelsvisie Zaanstad. Detailhandel is als zelfstandige bedrijfsactiviteit niet toegestaan in dit plan.
Tenslotte zijn twee specifieke vormen van detailhandel uitgesloten, te weten supermarkten en detailhandel in volumineuze goederen. Beide vormen van detailhandel hebben een grote verkeersaantrekkende werking, waarbij voornamelijk auto's worden ingezet om de zaak te bereiken. Daarnaast betrekken deze functies voornamelijk grote panden die, als zij leeg komen te staan, vanwege de omvang moeilijk te vullen zijn met een andere functie. Daarom is het belangrijk geen overschot aan deze functies toe te staan, zodat onnodige leegstand kan worden voorkomen.
Horeca - kantines
(lid
3.3.5
)
Naast de ondergeschikte horeca gelden er specifieke regels over horeca in de vorm van kantines voor de eigen bedrijfsvoering. De eigen werknemers moeten dan ook de voornamelijke doelgroep zijn, waarbij het ook toegestaan is als in beperkte mate bezoekers van het bedrijf gebruik maken van de kantine.
Anders dan bij ondergeschikte horeca is het niet van belang of de kantine door het eigen bedrijf wordt verzorgd, of dat zij hiervoor een derde partij hebben ingehuurd. De huidige trend is immers dat kantines worden uitbesteed aan cateringsbedrijven. De regels van het bestemmingsplan staan dit niet in de weg.
Een horecagelegenheid met een verzorgingsgebied of aantrekkende werking groter dan het eigen bedrijf is niet toegestaan.
Recreatieve voorzieningen - uitgesloten vormen
(lid
3.3.6
)
Een aantal vormen van Recreatieve voorzieningen - uitgesloten vormen kunnen een grote invloed hebben op de leefomgeving. Denk hierbij niet alleen aan geluid maar ook aan een grote piekbelasting van verkeers- en parkeerdruk. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor dit gebruik, dan wordt veelal een specifieke bestemming toegekend (bijvoorbeeld de bestemming 'Sport' voor een sportveld of 'Agrarisch' met een aanduiding 'manege').
Bouwregels (lid
3.2
)
De bouwmogelijkheden (en dus de bouwregels) binnen deze bestemming zijn beperkt ten opzichte van de standaardbouwregels in Zaanstad. Dit komt door de volgende omstandigheden. Ten eerste ligt het plangebied in het historische lint Westzaan waardoor het historische karakter en de doorkijken naar het achterliggende landschap behouden moeten blijven. Ten tweede is het hoofdgebouw op de J.J. Allanstraat 119-121 een monument, daar gelden op grond van andere bepalingen dan het bestemmingsplan al strengere bouwregels voor. Ten derde is voor de nieuwbouwkavel op de J.J. Allanstraat 116 een kavelpaspoort opgesteld, dat kavelpaspoort is vertaald naar bouwregels voor het hoofdgebouw en de bijgebouwen in de dubbelbestemming Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorisch.
Het noordelijk deel van de kavel J.J. Allanstraat 116 heeft de bestemming groen. Uit het cultuurhistorische en stedebouwkundige advies is gebleken dat het wenselijk is hier een doorkijk naar het achterliggende natuurgebied te realiseren en in stand te houden.
Het is tevens mogelijk gemaakt om kunstobjecten en speeltoestellen te bouwen zodat het groen ook gebruikt kan worden. Deze bouwwerken zijn alleen toegestaan als zij de doorkijk niet belemmeren, hetgeen geborgd kan worden met een vergunningvoorschrift als bedoeld in lid 10.3 (onderdeel van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorisch). Het kan dus zijn dat een kunstobject of speeltoestel wel past binnen de toegestane bouwhoogte, maar omwille van de doorkijk toch lager of anders moet worden vormgegeven. Zo blokkeert een massief houten speelfort van 3 meter hoog de doorkijk en is deze daarom onwenselijk, maar is een schommel van dezelfde hoogte maar met een rank frame wel acceptabel. Een nadere eis kan dus zijn dat er geen of minder massieve en ondoorzichtige materialen worden gebruikt.
Voorwaardelijke verplichting (lid 4.3.2)
Uit het bodemonderzoek voor deze locatie is een loodverontreiniging gebleken. De kavel wordt ontoegankelijk gemaakt en mag pas weer opengesteld worden wanneer de verontreiniging gesaneerd is of wanneer er een leeflaag gerealiseerd is. Vanwege de grondwaterstand in dit gebied volstaat een leeflaag van 0,5 m.
In de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die borgt dat de groene kavel pas toegankelijk mag worden gemaakt wanneer de leeflaag is aangebracht of de verontreiniging gesaneerd is.
Bestemming Maatschappelijk ( 5 )
Specifieke toelichting voor dit plan
Binnen het plangebied ligt een berging die in gebruik is door het naastgelegen buurthuis. Het buurthuis heeft een maatschappelijke bestemming, de berging krijgt om deze reden dezelfde bestemming. De bouwmogelijkheden zijn beperkt tot het bestaande bouwwerk (ingetekend met een bouwvlak en maximale goot- en bouwhoogte). Het nieuwe standaardartikel voor maatschappelijke bestemmingen is toegepast, onder meer omdat deze regeling meer duidelijkheid biedt over horeca en detailhandel in relatie tot de maatschappelijke voorziening. Het is echter niet de bedoeling dat in de berging een zelfstandige maatschappelijke voorziening wordt gevestigd. Daarom is in lid 5.3.5 geborgd dat de berging ondergeschikt moet blijven aan het gebruik van het pand in het buurthuis. De berging is niet gekoppeld aan het gebruik als buurthuis maar aan het gebruik als maatschappelijke voorziening. Met andere woorden: als in het buurthuis een andere maatschappelijke voorziening wordt gevestigd dan mag de berging ook voor die nieuwe voorziening gebruikt worden.
Hieronder volgt de algemene toelichting op de bestemming maatschappelijk, zoals die op meer plekken in Zaanstad is toegepast.
Functieomschrijving (lid
5.1
)
Hoofdgebruik
Het begrip maatschappelijke voorzieningen wordt uitgelegd als:
'Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, sport- (niet zijnde sportschool/fitness), religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen, met inbegrip van bijbehorende ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel.'
De bestemmingsomschrijving omvat ook de inrichting van de buitenruimte. Binnen de bestemming maatschappelijk is het mogelijk om de bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen te realiseren, zonder dat daarvoor een detailbestemming zoals Groen of Verkeer noodzakelijk is. Hiermee wordt enige flexibiliteit geboden bij de inrichting van het terrein. Het hoofdgebruik blijft echter maatschappelijke voorzieningen.
Horeca en detailhandel (lid
5.3.2
en
5.3.3
)
In sommige gevallen is het wenselijk om aanvullende regels te verbinden aan bepaalde vormen van bedrijven. Horeca en detailhandel zijn alleen in ondergeschikte vormen toegestaan, gekoppeld aan een andere hoofdactiviteit. Denk hierbij aan de bierbrouwerij die flesjes bier verkoopt aan het eind van een rondleiding, of een kapperszaak die ook haarproducten verkoopt. De hoofdactiviteit is dan een brouwerij en een kapperszaak.
De voorwaarden voor ondergeschikte detailhandel zijn gebaseerd op de Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025. De voorwaarden voor ondergeschikte horeca zijn gebaseerd op de Beleidsregels ondersteunende horeca. Onder deze voorwaarden wordt detailhandel en/of horeca aanvaardbaar geacht als zijnde ondergeschikt aan de hoofdactiviteit.
Horeca - kantines
(lid
5.3.4
)
Naast de ondergeschikte horeca gelden er specifieke regels over horeca in de vorm van kantines voor de eigen bedrijfsvoering. De eigen werknemers moeten dan ook de voornamelijke doelgroep zijn, waarbij het ook toegestaan is als in beperkte mate bezoekers van het bedrijf gebruik maken van de kantine.
Anders dan bij ondergeschikte horeca is het niet van belang of de kantine door het eigen bedrijf wordt verzorgd, of dat zij hiervoor een derde partij hebben ingehuurd. De huidige trend is immers dat kantines worden uitbesteed aan cateringsbedrijven. De regels van het bestemmingsplan staan dit niet in de weg.
Een horecagelegenheid met een verzorgingsgebied of aantrekkende werking groter dan het eigen bedrijf is niet toegestaan.
Gebouwen (lid
5.2.2
)
De hoofdregel is dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Met de maatvoeringsaanduiding maximum goothoogte en/of bouwhoogte is geregeld waar de hoofdvolumes gebouwd mogen worden en waar slechts kleinere gebouwen zijn toegestaan.
Dubbelbestemming
Leiding - Hoogspanningsverbinding
(
8
)
Hoogspanningsverbindingen, die vaak onderdeel zijn van het nationale netwerk, krijgen de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding. Deze dubbelbestemming werkt aanvullend op de overige bestemmingen die gelden voor deze locatie. De regels van een dubbelbestemming krijgen voorrang op de regels van een reguliere bestemming. Bouwwerken en gebruik van gronden en panden moet voldoen aan zowel de regels in de dubbelbestemming(en) als de reguliere bestemming(en).
De regels van de dubbelbestemming zijn opgesteld naar aanleiding van een voorbeeldregeling van Tennet, de netbeheerder. De redactie is aangepast om het artikel beter aan te laten sluiten bij de rest van het plan. Wanner inhoudelijke regels zijn aangepast of geschrapt is dat benoemd in deze artikelsgewijze toelichting.
In de voorbeeldregels van de netbeheerder stond ook een voorrangsregeling. Deze is niet overgenomen omdat dit juridisch niet nodig is en de schijn wekt dat bestemmingsregels soms niet gelden. Aan deze regels moet altijd voldaan worden, net als aan andere bestemmingsregels. Bijvoorbeeld: als bouwen op grond van de bestemming gemengd mag maar niet mag op grond van deze dubbelbestemming, dan mag bouwen dus niet omdat het bouwwerk niet aan alle regels in het bestemmingsplan voldoet.
Bouwregels (8.2)
De bouwregels bevatten een verbod voor alle bouwwerken die niet noodzakelijk zijn voor de hoogspanningsverbinding en de daarbij behorende masten en (veiligheids)voorzieningen. Dat wilt niet zeggen dat alle andere bouwwerken onwenselijk zijn, het verbod regelt dat voor andere bouwwerken eerst een toets plaatsvindt over de aanvaardbaarheid. De netbeheerder zal op basis van de vergunningaanvraag een advies afgeven. Daarbij besteed de netbeheerder veel aandacht aan de veiligheid van de bouwwerkzaamheden. Werken onder een hoogspanningsverbinding is gevaarlijk.
Let in bijzonder op het beoordelingscriteria dat het bouwwerk ook moet voldoen aan de andere op deze plek geldende bestemmingsregels. Hiermee wordt bedoeld dat het bouwwerk ook moet voldoen aan de concrete bouwregels in de andere bestemmingen, zoals bouwhoogtes, bouwvlakken, etc. Dit is een toevoeging op de voorbeeldregels die de netbeheerder heeft aangeleverd.
In het art. 3.1.1.-vooroverleg heeft de netbeheerder ingeschat dat de geprojecteerde bouwwerken in het bestemmingsplan in principe verenigbaar zijn met de hoogspanningsverbunding (onder voorbehoud van de toekomstige concrete uitwerking), maar dat het wel wenselijk is vroegtijdig in overleg te gaan met de netbeheerder wanneer een concreet bouwinitiatief zich voor doet.
Het bevoegd gezag mag voorwaarden verbinden aan de afwijking van de bouwregels. De netbeheerder kan en zal adviseren of dat in een concreet geval wenselijk is. De voorwaarden borgen dat de werkzaamheden veilig plaatsvinden.
De voorbeeldregels van de netbeheerder bevatten ook een bepaling die onbedoeld alle bouwwerken verbied, inclusief de eigen hoogspanningsverbinding en masten. Deze is geschrapt.
Verboden gebruik (8.4)
Uit een advies van het Rijk op 2005 blijkt dat het niet wenselijk is dat mensen (vooral kinderen) langdurig verblijven binnen de magneetveldzone. Als conclusie van het onderzoek wordt geadviseerd om de genoemde activiteiten (destijds nog bestemmingen genoemd) niet meer nieuw mogelijk te maken in een magneetveldzone. Voor een verbod op andere activiteiten is geen aanleiding gebleken. Onder het verbod op een kinderopvang wordt in ieder geval ook een crèche begrepen.
De voorbeeldregels van de netbeheerder bevatten ook een bepaling die onder strijdig gebruik verstaat: "een gebruik dat geen rekening houdt met een goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn; ". Deze is niet overgenomen omdat deze open norm niet rechtszeker is. Bestaande jurisprudentie van de raad van state eist dat deze afwegingen voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan moeten plaatsvinden en dat eventueel strijdig gebruik in de planregels is opgenomen (in concreet toetsbare normen). In het voorliggende plan is dat gebeurd, waardoor deze norm niet nodig is.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden (8.5) (ook wel: aanlegvergunning)
Op advies van de netbeheerder is een aanlegvergunningstelsel opgenomen in de regels. Hiervoor geldt dezelfde toelichting als voor de bouwregels.
Dubbelbestemming
Waarde - Archeologie
(artikel
9
)
Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.
De gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorisch (artikel 10)
Uit het cultuurhistorisch advies is gebleken dat het wenselijk is een aantal voorwaarden in de regels van het plan op te nemen. De regels in deze dubbelbestemming zijn opgesteld naar aanleiding van het cultuurhistorisch en stedebouwkundig advies in paragraaf 4.1 en 4.2. De dubbelbestemming geldt voor het hele plangebied. De cultuurhistorische waarden zijn, waar mogelijk, juridisch verankerd in de regels van deze dubbelbestemming. Daarnaast is bij het bepalen van de toegestane functies, de bouwvlakken en de bouw- en nokhoogten rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden ter plaatse. Voorgaande betekent dat indien in de toekomst wordt afgeweken van dit bestemmingsplan, in die omgevingsvergunning nadrukkelijk de cultuurhistorische waarden moeten worden afgewogen in de volle breedte.
10.2.1 aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten'
Deze aanduiding borgt dat de doorkijken naar het achterliggende landschap behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Tevens wordt geborgd dat voor de voorgevel geen bebouwing wordt opgericht, hetgeen het straatbeeld van de historische dijk negatief kan beïnvloeden.
10.2.2 aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kavelpaspoort'
Op de kavel aan de J.J. Allanstraat 116 wordt een nieuw gebouw gebouwd. Deze ontwikkeling biedt kansen om de bestaande cultuurhistorische en stedebouwkundige waarden te versterken. In het kavelpaspoort (Bijlage 4 Kavelpaspoort J.J. Allanstraat 116) is dit verder uitgewerkt. De 'spelregels' uit het kavelpaspoort die zich lenen voor omzetting in juridische regels zijn opgenomen in lid 10.2.2. Sommige 'spelregels' gaan over aspecten die niet in het bestemmingsplan regeld kunnen worden, bijvoorbeeld omdat zij gaan over welstandtechnische aspecten. Deze zijn niet overgenomen in het bestemmingsplan.
Zoals lid 1 aangeeft, gelden de bouwregels aanvullend op de bouwregels van de andere bestemmingen. Een bouwwerk moet dus voldoen aan de regels uit de bestemming Gemengd, maar ook aan de regels uit de dubelbestemming Waarde - Cultuurhistorisch.
Vanwege de sterke binding van het kavelpaspoort met de cultuurhistorische waarden zijn deze regels in de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorisch opgenomen.
Er is een regel opgenomen over het maximaal bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw en het bijgebouw. Het gaat hier om de oppervlakte als bedoeld in lid 2.4.1 oppervlakte van een bouwwerk van de Wijze van meten, het gaat niet om het gebruiksoppervlak.
Binnen de dubbelbestemming heeft het college de bevoegdheid om nadere eisen te stellen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen zodat de doorkijk naar het achterliggende landschap niet belemmerd wordt. Het kan dus zijn dat een bouwwerk (zoals een kunstobject of speeltoestel) wel past binnen de toegestane bouwhoogte, maar omwille van de doorkijk toch lager of anders moet worden vormgegeven. Zo blokkeert een massief houten speelfort van 3 meter hoog de doorkijk en is deze daarom onwenselijk, maar is een schommel van dezelfde hoogte maar met een rank frame wel acceptabel. Een nadere eis kan dus zijn dat er geen of minder massieve en ondoorzichtige materialen worden gebruikt.
10.4.1 functieaanduiding 'parkeerterrein (p)'
Uit het cultuurhistorisch en stedebouwkundig advies is gebleken dat parkeren alleen toegestaan mag worden op bepaalde plekken binnen het plangebied. Normaal mag dit (ondergeschikt) bij elke bestemming, deze regel stelt dat parkeren, manouvreren, laden- en lossen alleen mag binnen de functieaanduiding 'parkeerterrein (p)'. Omdat de regel is gesteld vanwege de cultuurhistorische belangen is ervoor gekozen dit op te nemen in de dubbelbestemming.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
In paragraaf 4.1 Cultuurhistorische waarden van deze toelichting is beschreven dat de dijk van cultuurhistorische waarde is. Het is belangrijk dat de dijk beschermd wordt, daarom is een aanlegvergunningstelsel opgenomen in de regels. De aanlegvergunning is nodig voor werkzaamheden die de herkenbaarheid van de dijk kunnen beschadigen. De aspecten die belangrijk zijn voor de herkenbaarheid van de dijk zijn opgenomen in de toetsingscriteria.
Om te voorkomen dat ook regulier onderhoud aan de openbare ruimte vergunningplicht is, is in lid 10.5.2 een lijst met uitzonderingen opgenomen. De uitzonderingen gelden alleen als het hoogteprofiel van de dijk niet wordt aangepast. Een voorbeeld hiervan kan zijn dat het riool, kabels of leidingen onder de grond worden vervangen of dat de weg van nieuwe bestrating wordt voorzien, mits het hoogteprofiel dus niet wijzigt. Belangrijk: de regels gaan over het hoogteprofiel van de dijk, het is dus ook toegestaan het wegprofiel aan te passen mits het profiel van de dijk niet verandert.
Ook is een uitzondering opgenomen voor tijdelijke werkzaamheden, mits het hoogteprofiel van de wijk na afronding van de werkzaamheden niet wijzigt. Zonder deze uitzondering zou werk aan het riool alsnog vergunningplichtig zijn, omdat tijdelijk gegraven wordt en dus het hoogteprofiel wordt aangetast.
Omdat 'het hoogteprofiel van de dijk' moeilijk toetsbaar kan zijn zonder nader onderzoek is in de uitzonderingen een concretere norm gebruikt: het verhogen of verlagen van het maaiveld.
Bestemming Water (7)
De bestemming water is in dit plan gebruikt om de nieuwe sloten vast te leggen. Voor de aanleg van de sloten is het niet noodzakelijk de bestemming Water te gebruiken, water is namelijk (onderschikt) toegestaan binnen veel bestemmingen toegestaan op grond van artikel 13.2. De bestemming water is hier gebruikt om te waarborgen dat de sloten ook in de toekomst water blijven en niet gedempt worden, bijvoorbeeld ter vergroting van het eigen perceel.
Omdat de waterbestemming alleen is gebruikt voor de sloten teussen de percelen is de bestemming aangepast ten opzichte van de standaardbestemming die sinds 2018 in Zaanstad gebruikt wordt.
Wegsloot
De wegsloot is niet als Water bestemd omdat daar nog niet duidelijk is of de wegsloot technisch aangelegd kan worden. Er liggen beneden de weg en in de berm kabels en leidingen die van invloed kunnen zijn op de haalbaarheid. De wegsloot is op grond van het bestemmingsplan toegestaan omdat water ondergeschikt is toegestaan binnen vrijwel alle bestemmingen in artikel 13.2. Voor de realisatie van de wegsloot is het dus niet nodig om de bestemming Water toe te passen.
Algemene regel -
Anti-dubbeltelregel
(lid
11
)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 11 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.
Algemene bouwregel - Parkeren (lid
12.1
)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.
De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).
Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 12.3)
Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.
Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).
Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid
13.1
)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.
Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.
Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.
Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid
13.2
)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld (let op, dit is een voorbeeld, wonen is niet toegestaan in dit plan) over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.
Algemene afwijkingen (lid
15.1
)
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.
Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.
Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.
Overgangsregels (artikel
17
)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.
Slotregel (artikel
18
)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’). Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Daarnaast zijn er voor verschillende regio’s en gebieden gerichte opgaven geformuleerd. In dit geval zijn dat gebiedsgerichte opgaven voor Noord-Holland. Buiten deze 13 belangen en gebiedsgerichte opgaven hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk stelt met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regels die doorwerken naar andere overheidslagen.Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, worden in de SVIR de rijksopgaven gebiedsgericht beschreven.
Zaanstad behoort tot de regio Noordwest-Nederland. Dit gebied beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. Binnen dit gebied is de Metropoolregio Amsterdam de grootste stedelijke regio. Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio krijgt de komende jaren te maken met een forse woningbouwopgave. Niet enkel de opgave om extra woningen bij te bouwen speelt, maar tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen. De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. De stedelijke regio van mainport Schiphol staat bekend als één van de regio’s met de sterkste concentratie van topsectoren. Van belang is dat internationaal opererende bedrijven niet alleen in Nederland blijven, maar dat er zich ook meer bedrijven, ondernemers en internationale kenniswerkers blijvend vestigen. Om een aantrekkelijk vestigingsklimaat in stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren te behouden is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen.
Beoordeling
Het gaat om een kleine aanpassing die de 13 nationale belangen niet raakt. Dit betekent dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zeer beperkt is. Het relevante beleidskader voor het bestemmingsplan wordt gevormd door de provincie Noord-Holland en de gemeente Zaanstad.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.
De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:
Beoordeling
In 4.10 Ladder voor duurzame verstedelijking is een nadere onderbouwing gegeven.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.
Beoordeling
Het bestemmingsplan raakt geen belangen zoals genoemd in het Barro.
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is op 23 mei 2011 doorgevoerd. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:
De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en het optimaliseren van het gebruik van het Bestaand Bebouwd Gebied.
Beoordeling
Het plangebied is gelegen binnen de contour van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Dit bestemmingsplan voorziet in optimalisatie van het gebruik en stimuleert open landschappen. Hierbij zijn samenhangende opgaven zoals bereikbaarheid en milieu opgelost. Ook is er aandacht besteed aan ruimtelijke kwaliteit en is voldaan aan de behoefte aan geschikte ruimte voor de recreatief-toeristische sector. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
De provincie Noord-Holland wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn in de Omgevingsvisie NH2050 randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond. Provincie wil dat iedereen die hier woont, werkt en op bezoek komt een prettige leefomgeving aantreft. Nu, maar ook in de toekomst.
Beoordeling
Het bestemmingsplan draagt bij aan behoud van karakteristieke landschappen, door open landschappen te stimuleren. Ook is er aandacht besteed aan ruimtelijke economische kwaliteit waarbij wordt voldaan aan de behoefte aan geschikte ruimte voor de recreatief-toeristische sector. Tevens wordt rekening gehouden met de ondergrond zoals beschreven in 4.17
Bodem. De omgevingsvisie is vertaald in de provinciale omgevingsverordening. In 2.2
Provinciale Omgevingsverordening wordt deze inhoudelijk getoetst.
Op 22 oktober 2020 heeft de provincie Noord-Holland de meest recente versie van de omgevingsverordening NH2020 vastgesteld (verder: de omgevingsverordening). Hierin is het ruimtelijk provinciale beleid omgezet naar juridische regels. De verordening kent twee soorten regels:
- regels die rechtstreeks gelden voor burgers en initiatiefnemers;
- regels die gelden voor bestemmingsplannen (zogeheten instructieregels).
Beoordeling
Met behulp van de 'viewer' op de provinciale website is in kaart gebracht welke bepalingen op het plangebied van toepassing zijn. In deze beoordeling wordt per (relevante) bepaling uit de omgevingsverordening onderzocht of het bestemmingsplan in overeenstemming is met die bepaling.
artikel 6.3 Stedelijke ontwikkelingen
Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling
als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte
schriftelijke afspraken.
Begripsomschrijving:
stedelijke ontwikkeling: ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder i,
van het Besluit ruimtelijke ordening
Beoordeling art. 6.3
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de Raad van State dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies stelt de Raad van State een overzichtsuitspraak, dat voor andere stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in artikel
1.1.1 lid 1 onder i van het Bro(opent in nieuw venster)(verwijst naar een andere
website)in de vorm van een terrein 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt. Bestaat de andere stedelijke ontwikkeling uit de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2. Door de toevoeging van 'in beginsel' bij iedere ondergrens, lijkt de Raad van State duidelijk te willen maken dat geen sprake is van ‘harde’ ondergrenzen.
Toets bebouwingsmogelijkheden:
Woning J.J. Allanstraat 114: 70m2 bebouwing
Woning J.J. Allanstraat 114 116: 112m2 bebouwing
Bijgebouw 1 J.J. Allanstraat 114 116: 93m2
Bijgebouw 2 J.J. Allanstraat 114 116: 60m2
Bijgebouw 3 J.J. Allanstraat 114 116: 256m2
In de huidige situatie is opgeteld 591m2 aan bebouwd oppervlakte aanwezig. De vigerende beheersverordening staat de bouw van een woning en de bijgebouwen toe.
Als gevolg van het voorliggende bestemmingsplan wordt de totale toegestane bebouwing teruggebracht. De woning op nummer 114 is (inclusief bouwvlak) wegbestemd. Op nummer 116 is de bouw van een hoofdgebouw tot maximaal 200m2 toegestaan met maximaal 150m2 aanvullende bijbehorende bouwwerken. Volledigheidshalve wordt benoemd dat de bouwmogelijkheden op nummer 116 aan strenge stedenbouwkundige en cultuurhistorische eisen verbonden zijn.
Samenvattend heeft het bestemmingsplan tot gevolg dat de bebouwingsmogelijkheid afneemt van 591m2 naar 350m2, waarbij deze bebouwingsmogelijkheid geconsolideerd is op nummer 116 waardoor op nummer 114 een nieuwe doorkijk naar het achterliggende landschap is ontstaan. Op basis van bebouwingsmogelijkheden is gelet op het bovenstaande geen sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat de bouwmogelijkheden juist zijn ingeperkt en geconsolideerd.
Toets functies:
Het bestemmingsplan bevat een functiewijziging van wonen naar gemengde doeleinden. Bij het opstellen van de lijst aan toegestane activiteiten binnen die bestemming is rekening gehouden met het kleinschalige karakter. Kort gezegd gaat het hier niet om een ruime gemengde bestemming zoals dat wellicht wel op een drukke plek in een stad verwacht kan worden.
De functiewijziging van het pand op nummer 119-121 (het monument) is reeds gerealiseerd met een omgevingsvergunning. Het bestemmingsplan voegt daarom alleen een nieuwe functie toe aan het pand op nummer 116. Gelet op de beperkte bouwmogelijkheden op het perceel van nummer 116 zal de functiewijziging niet boven de 'zachte ondergrens' van 500m2 aan gebruiksoppervlakte van de bovengenoemde jurisprudentie uit komen. Bovendien zijn de nieuwe functies, gelet op het kleinschalige karakter, qua impact en omvang niet te zien als stedelijke ontwikkelingen.
Op basis van de functiewijziging is gelet op vorenstaande geen sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat de functiewijziging in oppervlakte beneden de ondergrens in de jurisprudentie blijft en aanvullend daarop ook naar aard en omvang van de functiewijziging geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Toets geheel:
Op basis van de bovenstaande jurisprudentie en beoordeling kan geconcludeerd worden dat er in het voorliggende bestemmingsplan geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1 lid 1 onder I van het Bro en daarmee ook geen stedelijke ontwikkeling in de zin van de omgevingsverordening. Het bestemmingsplan is daarom in overeenstemming met artikel 6.3.
artikel 6.4 Kleinschalige ontwikkelingen
Ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied kan een ruimtelijk plan
uitsluitend voorzien in een kleinschalige ontwikkeling, niet zijnde een kleinschalige
woningbouwontwikkeling indien:
Begripsomschrijvingen:
kleinschalige ontwikkeling: nieuwe bebouwing voor stedelijke functies die gelet op
de kleinschaligheid en beperkte ruimtelijke gevolgen niet wordt aangemerkt als een
stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het
Besluit ruimtelijke ordening
stedelijke functies: functies die verband houden met wonen, bedrijven,
voorzieningen, stedelijk water en stedelijk groen
In de toelichting is het begrip 'kleinschalige ontwikkeling' als volgt uitgelegd:
Dit zijn ontwikkelingen voor stedelijke functies die naar aard en omvang zodanig
beperkt zijn dat zij geen nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn. Op basis van de
jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt als
vuistregel dat de omvang beperkt is tot 500 m2 bouwoppervlak. Het uitgangspunt is
dat kleinschalige ontwikkelingen voor stedelijke functies niet mogelijk zijn binnen
het werkingsgebied landelijk gebied. De gedachte hierachter is dat voor deze
ontwikkelingen een plek is te vinden binnen bestaand stedelijk gebied. Dit artikel
bevat een uitzondering op dit uitgangspunt voor kleinschalige ontwikkelingen, niet
zijnde kleinschalige woningbouwontwikkelingen.
Beoordeling art. 6.4
Uit de beoordeling van artikel 6.3 is gebleken dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Vervolgens moet op basis van artikel 6.4 beoordeeld worden of het een zogeheten 'kleinschalige ontwikkeling' betreft.
Op basis van de begripsomschrijving betreft het voorliggende bestemmingsplan geen kleinschalige ontwikkeling. Uit de beoordeling van artikel 6.3 is gebleken dat het totale bebouwde oppervlakte binnen het plangebied juist wordt teruggebracht ten opzichte van de huidige situatie. Er is geen sprake van 'nieuwe bebouwing', omdat op deze locatie al bebouwing is toegestaan. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met artikel 6.4 van de omgevingsverordening.
Volledigheidshalve is de inhoud van artikel 6.4 afgewogen, ook al is dat op basis van de reikwijdte van het artikel niet noodzakelijk (zie bovenstaand).
1e vereiste: Op deze locatie is reeds een stedelijke functie toegestaan, namelijk wonen.
2e vereiste: Het toegestane bebouwd oppervlak wordt niet vergroot maar juist verkleind en geconsolideerd (van 2 hoofdgebouwen naar 1 hoofdgebouw).
3e vereiste: het aantal burgerwoningen neemt niet toe maar neemt als gevolg van dit plan juist af. Als gevolg van dit bestemmingsplan 'vervallen' 3 burgerwoningen.
Het bestemmingsplan is daarom ook in overeenstemming met de inhoudelijke vereisten van artikel 6.4.
artikel 6.9 MRA Landelijk gebied
Een ruimtelijk plan kan ter plaatse van het werkingsgebied MRA landelijk gebied
niet voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling.
Beoordeling art. 6.9
Het bestemmingsplan voorziet niet in een kleinschalige woningbouwontwikkeling en is daarom in overeenstemming met dit artikel.
artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap
Beoordeling art. 6.46
Het plangebied ligt in het deelgebied 'Westzaan en omgeving'. Er wordt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. In het opstellen van de regels en de verbeelding van het plan is veel aandacht besteed aan het beschermen van de kernkwaliteiten van het gebied. In paragraaf 4.1 Cultuurhistorische waarden en paragraaf 4.2 Stedenbouwkundige /
landschappelijke uitgangspunten staat beschreven dat de gemeente Zaanstad veel waarde hecht aan de onderstaand genoemde kernkwaliteiten. In de totstandkoming van het plan is veel aandacht besteed aan het respecteren en waar mogelijk versterken van die kwaliteiten.
Onderstaand is een beoordeling opgenomen van de ter plaatse benoemde kernkwaliteiten. Het bestemmingsplan tast de kernkwaliteiten niet aan maar versterkt deze juist op een aantal punten. Met name het creeëren van een nieuw doorzicht op nummer 114 en de strenge eisen aan de bouwmogelijkheid op nummer 116 vormen grote verbeteringen voor de kernkwaliteiten ten opzichte van de vigerende beheersverordening en bestaande bebouwing.
Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met dit artikel.
t.a.v. 'Brede veensloten'
"De brede veensloten in het BPL Westzaan en omgeving tonen de oorspronkelijke hoofdafwatering van de veenontginning en volgen de oorspronkelijke loop. Ze zijn onvervangbaar. De grillige structuur moet zichtbaar blijven.
Ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot het dempen of wijzigen van de waterloop zijn in ieder geval een aantasting van deze kernkwaliteit. Kleine oeveraanpassingen (zoals beschoeiing en steigers), mits niet over grote lengte, worden niet als een aantasting van deze kernkwaliteit beschouwd."
Beoordeling brede veensloten
Het bestemmingsplan voorziet niet in een wijziging van de waterloop of aanpassingen aan de oever.
t.a.v. 'Onregelmatige strookverkaveling veenweidepolders'
"Het verkavelingspatroon van de veenweidepolders is eeuwenlang grotendeels onveranderd gebleven en maakt het landschap met haar geschiedenis zichtbaar. Het is cultuurhistorisch van hoge tot zeer hoge waarde. Deze kernkwaliteit is onvervangbaar. Ruimtelijke ontwikkelingen die het verkavelingspatroon van de veenweidepolders wijzigen of ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot het dempen en wijzigen van sloten en andere waterlopen, zijn in ieder geval een aantasting van deze kernkwaliteit."
Beoordeling onregelmatige strookverkaveling veenweidepolders
Het bestemmingsplan voorziet niet in een wijziging van het water of de strookverkaveling.
t.a.v. 'habitat voor weidevogels'
"Het ideale habitat voor weidevogels heeft een combinatie van de volgende ruimtelijke sleutelfactoren: omvangrijke aaneengesloten gebieden gekenmerkt door openheid, het ontbreken van verstoring (door opgaande elementen, zoals bebouwing, beplanting en masten en door infrastructuur en activiteiten die geluid en onrust veroorzaken), de aanwezigheid van micro-reliëf, graslandareaal en een relatief hoog waterpeil. De aanwezigheid van deze combinatie van factoren in dit BPL is onvervangbaar. Kwetsbare weidevogelsoorten keren bij verstoring doorgaans niet terug.
Ruimtelijke ontwikkelingen die het habitat voor de weidevogels verkleinen zijn in beginsel een aantasting. Verstoring of het toevoegen van opgaande elementen die leiden tot een verkleining van het habitat, of ruimtelijke ontwikkelingen die een verlaging van het waterpeil tot gevolg hebben zijn eveneens een aantasting van deze kernkwaliteit.
Ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot verstoring, maar waarbij de verstoring valt binnen de verstoringszone van bestaande elementen zoals bijvoorbeeld gebouwen en wegen, verkleinen het habitat niet. Ze worden daarom niet als aantasting van de kernkwaliteit beschouwd."
Beoordeling habitat voor weidevogels
Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. In de bestaande situatie zijn hier woningen en erven toegestaan. Voor zover sprake is van verstoring vindt die verstoring al plaats binnen de bestaande situatie. Het bestemmingsplan heeft geen nieuwe verstoring of verkleining van het habitat tot gevolg.
t.a.v. 'open ruimte en vergezichten'
"Het open weidegebied in het BPL Westzaan en omgeving is van grote waarde. De openheid is zeer kwetsbaar omdat in het vlakke land bijna elke ruimtelijke ingreep zichtbaar is. Ruimtelijke ontwikkelingen in het open landschap die leiden tot (verdere) verdichting of verrommeling zijn een aantasting van deze kernkwaliteit. Een uitzondering vormen bijvoorbeeld fietspaden, omdat die niet van invloed zijn op de openheid. Ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een hoge mate van verdichting in de linten vormen eveneens een aantasting van deze kernkwaliteit.
Ruimtelijke verdichting die het gevolg is van natuurontwikkeling, in aansluiting op reeds bestaande beplante percelen met natuurwaarden, wordt niet als aantasting gezien."
Beoordeling open ruimte en vergezichten
Bij het consolideren en terugbrengen van de bouwmogelijkheden is rekening gehouden met de open ruimte en vergezichten, in het bijzonder de 'doorkijken' vanaf de weg naar het achterliggende natuurgebied. In paragraaf 4.1 Cultuurhistorische waarden en paragraaf 4.2
Stedenbouwkundige / landschappelijke uitgangspunten staat uitvoerig beschreven hoe hier rekening mee is gehouden. Hier wordt volstaan met de vermelding dat de gemeente deze kernkwaliteit onderstreept en dat het bestemmingsplan een versterking van deze kernkwaliteit tot gevolg heeft. De versterking zit onder meer in het feit dat de bouwmogelijkheden op nummer 116 aan strenge eisen zijn verbonden.
t.a.v. de ruimtelijke drager 'langgerekte bebouwingslinten':
"De ontginningsgeschiedenis van het gebied heeft geresulteerd in karakteristieke langgerekte bebouwingslinten. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk mits er voldoende doorzichten in het lint blijven bestaan en zij zorgvuldig worden ingepast in de karakteristiek van het lint. Ruimtelijke ontwikkelingen die bestaande doorzichten volledig blokkeren zijn een aantasting van de kernkwaliteit. Tweedelijnsbebouwing in de linten is ook een aantasting van de kernkwaliteit. Er is sprake van tweedelijns bebouwing als een nieuw gebouw niet ondergeschikt is aan het bestaande hoofdgebouw in het lint, als de ontsluiting van bebouwing parallel aan het lint gelegd wordt of wanneer bebouwing langs een nieuwe dwarsweg wordt ontwikkeld en ‘hofjes’ worden gecreëerd."
Beoordeling langgerekte bebouwingslinten
Zoals bij de beoordeling van 'open ruimten en vergezichten' is toegelicht, heeft het plan een verbetering van doorzichten tot gevolg. In het kavelpaspoort voor nummer 116 zijn ook uitgangspunten voor de bijgebouwen opgenomen voor zover deze niet vergunningvrij zijn op basis van de landelijke regeling. In de regels is hier waar mogelijk rekening mee gehouden (niet alle uitgangspunten zijn te vertalen naar concrete juridische regels die de rechtszekerheidstoets van de Raad van State doorstaan).
In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio's en regiogemeenten, opdracht gegeven om een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.
Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de MRA neemt de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap'.
Het 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap' biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.
De vijf principes zijn achtereenvolgens:
Beoordeling
Bij dit bestemmingsplan is o.a. veel aandacht voor het slagenlandschap met het herkenbare slotenpatroon en de openheid. Dit wordt gekoesterd en versterkt. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de geformuleerde principes. 2.2 Provinciale Omgevingsverordening is al dieper ingegaan op onderwerpen uit deze principes.
Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In de visie staan de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het gehele grondgebied van de gemeente Zaanstad uitgewerkt. In dit bestemmingsplan wordt beschreven wat er met de ruimte van het plangebied mag gebeuren.
Een belangrijk element van de Structuurvisie Zichtbaar Zaans is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
Beoordeling
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Zaans gebied' met het nadere profiel 'Lint'. Het profiel lint beschrijft de dorpslinten buiten de dorpskernen. De linten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om het karakter van de dorpen te behouden. Het lintprofiel wordt gekenmerkt door kleinschaligheid en een lage dynamiek. Ieder lint heeft zijn eigen karakteristiek. 'Het belangrijkste kenmerk van de linten is dat zij geen deel uitmaken van een netwerk en zich langs één richting hebben ontwikkeld. De linten van de stad vormen samen echter de basisstructuur van de stad. Een structuur met een hoge recreatieve en toeristische potentie.' In het opstellen van het kavelpaspoort voor nummer 116 is rekening gehouden met de kenmerken van het gebied.
Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'
Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.
MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.
De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat:
Beoordeling
Het bestemmingsplan geeft in de basis uitvoering aan de Uitkoopregeling. Toch wordt ruimte gegeven aan (maatschappelijke) voorzieningen. De compactheid, zoals hierboven genoemd, is vooral terug te zien aan de ontwikkelingen van J.J. Allanstraat 119-121 waarbij diverse kleinschalige functies mogelijk worden gemaakt. Het bestemmingsplan draagt bij aan de doelstellingen van MAAK Zaanstad.
In de raadsvergadering van 17 oktober 2013 heeft de raad de notitie 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk' vastgesteld (2013/231283). Het leidend principe van deze notitie is 'een gedifferentieerde aanpak van de stad om zo de beschikbare capaciteit gericht te kunnen inzetten op de prioritaire opgaven na de invoering van bezuinigingen.'
Binnen het plangebied liggen een aantal monumenten die vallen onder de zogenoemde 'groene kwadrant'. Dit betekent dat door toetsing van de kaders en het houden van de regie de kernkwaliteiten van het gebied worden behouden. Het accent ligt hierbij op het behouden van de kwaliteiten. Ontwikkelruimte geven in dit kwadrant staat dan ook in het teken van het versterken van de bestaande ruimtelijke kernkwaliteiten.
Beoordeling
De ontwikkelingen binnen het plangebied zijn afgestemd op de cultuurhistorische waarden van het gebied, zoals beschreven in 4.1 Cultuurhistorische waarden. De kernkwaliteiten van het gebied, zoals inkijkjes naar het landschap, worden versterkt bij de eerder genoemde ontwikkelingen zoals genoemd in 2.3 Ontwikkelingen. De ontwikkelingen voldoen aan de Nota 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk'.
Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed is geregeld in verschillende specifieke regelingen en wetten. Dat zijn de Regeling materieel beheer museale voorwerpen 2013, de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten, de Monumentenwet 1988 (Mw 1988), de Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc), de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Door deze in de loop der tijd tot stand gebrachte sectorale wettelijke regimes, kent elk erfgoedtype zijn eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen. De huidige sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de aanpassingen die in de verschillende wettelijke regimes wenselijk of noodzakelijk worden geacht, zijn de redenen om één integrale Erfgoedwet op te stellen waarin de hierboven opgesomde specifieke wetten en regelingen worden geïntegreerd.Naast het samenbrengen van verschillende regelingen in één Erfgoedwet bevat dit wetsvoorstel op een aantal punten inhoudelijk nieuwe bepalingen ten opzichte van de huidige wettelijke regelingen over het cultureel erfgoed.
Beoordeling
In 4.1 Cultuurhistorische waarden is getoetst aan de Erfgoedwet.
In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.
Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).
De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.
Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).
Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste keer door het college aangepast.
Beoordeling
Bij dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Dit is nader onderbouwd in 4.1 Cultuurhistorische waarden.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen behelst. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”. Om aan deze verplichting te voldoen is cultuurhistorisch onderzoek noodzakelijk. Deze richtlijnen geven aanwijzingen en aanbevelingen voor de uitvoering ervan.
Beoordeling
In 4.1 Cultuurhistorische waarden is en analyse verricht van de cultuurhistorische waarden en daaraan zijn conclusies verbonden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.
Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).
Beoordeling
Bij dit bestemmingsplan is rekening gehouden met behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. In 4.1 Cultuurhistorische waarden is het bestemmingsplan onderbouwd met betrekking tot cultuurhistorische waarden, historie archeologie. In 4.2 Stedenbouwkundige / landschappelijke uitgangspunten is de planonderbouwing te lezen met betrekking tot de landschappelijke uitgangspunten van dit bestemmingsplan.
Zaanstad is een historisch gegroeide streek, waarbinnen het erfgoed een belangrijke identiteitsdrager is. Gebouwde monumenten, archeologische monumenten, waardevolle structuren, molens, landschappen, verkavelingpatronen, linten, dijken, sluizen en water zijn onmisbaar voor de streek en voor de identiteit van Zaanstad met zijn Zaankanters.
De erfgoedvisie beschrijft hoe de gemeente Zaanstad, als beheerder van het erfgoed, daar in de periode 2019- 2023 aan gaat voldoen. Het doel is om de bestaande identiteit te versterken en voorwaarden te creëren om die identiteit uit te bouwen, nu en in de toekomst. Daarmee is erfgoed tevens de basis van de ruimtelijke ontwikkeling en wordt duidelijk dat erfgoedonderdelen niet langer op zichzelf staan, maar onderdeel zijn van een groter geheel: de context. De erfgoedvisie heeft onderstaande subdoelen, waarbij het verhaal van de stad zichtbaar gemaakt wordt door:
a. Zaanse opgave: ontwikkelopgave
b. Kennisontwikkeling en kennisoverdracht
c. Kwaliteit behouden
d. Kader (omgevingswet/omgevingsvisie/omgevingsplan)
e. Archeologie
f. Duurzaamheid
g. Partnerschap
Beoordeling
In 4.1 Cultuurhistorische waarden is getoetst aan de Erfgoedvisie 2019-2023. Hierbij is rekening gehouden met bovenstaande subdoelen.
Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is per 1 oktober 2010 een omgevingsvergunning nodig. Per 1 januari 2020 zijn de regels uit de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 volledig opgegaan in de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL) en is deze verordening daarom ingetrokken.
In de regels uit de VFL over erfgoed is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.
Beoordeling
Het bestemmingsplan is opgesteld met inachtneming van de regels over erfgoed. In 4.1 Cultuurhistorische waarden is dit nader getoetst.
In de Archeologienota Zaanstad 2009 zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.
Beoordeling
Het bestemmingsplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten uit de Archeologienota Zaanstad 2009. In 4.1.3 Cultuurhistorische waarden is nader ingegaan op de archologische waarden.
Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.
Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.
In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.
In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.
In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.
Beoordeling
In 4.2 Stedenbouwkundige / landschappelijke uitgangspunten en in Kavelpaspoort J.J. Allanstraat 116 is aandacht besteed aan het uiterlijk van het beoogde pand op J.J. Allanstraat 116.
Het Groen en Waterplan geeft regels aan hoe om te gaan met het groen en water bij projecten. De waarden die het groen en water hebben staan beschreven, en bij ontwikkelingen wordt gewerkt aan het versterken van deze kwaliteiten. Zo is groen en water heel belangrijk als het gaat om de directe leefomgeving van mens en dier, en speelt het een belangrijke rol bij het aanpassen aan klimaatsveranderingen. Daarnaast beschrijft het plan mogelijkheden die inwoners zelf op kunnen pakken om groen en water beter tot hun recht te laten komen.
Beoordeling
Het Groen- en waterplan Zaanstad 2018 is inachtgenomen. De kernwaarden van groen en water blijven behouden en deze passen binnen de eisen en wensen van ecologie, recreatie en klimaat.
In 4.7 Verkeer, vervoeren en parkeren is het beleidskader voor verkeer, vervoer en parkeren voor zover relevant voor dit plan betrokken in het advies.
In 4.6 Economische functies is het beleidskader voor economie voor zover relevant voor dit plan betrokken in het advies.
In 4.8 Water is het beleidskader voor water voor zover relevant voor dit plan betrokken in het advies.
In 4.9 Technische infrastructuur is het beleidskader voor technische infrastructuur voor zover relevant voor dit plan betrokken in het advies.
In 4.4 Maatschappelijke functies is het beleidskader voor maatschappelijke functies voor zover relevant voor dit plan betrokken in het advies.