direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoogspanningsverbinding lint Westzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3867BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Hoogspanningsverbinding lint Westzaan met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3867BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.5 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.6 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.7 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  • a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  • b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.11 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.13 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.14 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.15 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven.

1.16 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.17 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  • a. woning;
  • b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. onderwijsgebouw;
    • 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    • 3. verzorgingstehuis;
    • 4. psychiatrische inrichting;
    • 5. kinderdagverblijf;
  • c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. woonwagenstandplaats;
    • 2. ligplaats voor woonschepen.

1.19 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.20 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.21 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.22 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamer(ver)huur wordt hieronder niet begrepen.

1.23 kamer(ver)huur

Het bewonen van een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.24 kampeermiddelen
  • a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    • 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    • 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.

1.25 kap

Een uitwendige scheidingsconstructie onder een bepaalde minimale en/of maximale hoek (uitgedrukt in graden) met het horizontale vlak. Een kap kan uitlopen in een nok of voorzien zijn van een platte afdelling.

1.26 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.27 maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.28 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.29 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.30 recreatieve voorzieningen

Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.

1.31 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.33 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.34 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.35 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.36 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.37 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.38 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 breedte

De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

2.3 goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 oppervlakte
2.4.1 oppervlakte van een bouwwerk

De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4.2 oppervlakte van een activiteit

De oppervlakte van een activiteit is de totale vloeroppervlakte van ruimten die ten dienste staan van die activiteit, met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.  

2.5 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  • a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  • c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  • d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  • e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  • f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.6 straatprofiel

De verticale doorsnede van een straat, gemeten van gevel tot gevel.

2.7 voorgevelrooilijn

Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:

een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatige ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • e. erven;
  • f. reclameobjecten;
  • g. tuinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 3.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 13.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 12, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
3.2.2 Hoofdgebouwen

Het is toegestaan hoofdgebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en /of bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

bijbehorend bouwwerken zijn alleen toegestaan als omschreven in artikel 10.2.2 aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kavelpaspoort'.

3.2.4 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter;
  • c. indien het achtererfgebied buiten het bouwvlak kleiner is dan 300m², dan mag maximaal 50% van het achtererfgebied buiten het bouwvlak bebouwd worden tot een maximum van 75 m²;
  • d. indien het achtererfgebied buiten het bouwvlak groter is dan 300m², dan mag maximaal 100m² van het achtererfgebied buiten het bouwvlak bebouwd worden.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met de volgende specifieke gebruiksregels.
3.3.2 Gemengd algemeen

Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van bedrijven, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en/of recreatieve voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. bedrijven en bovengenoemde voorzieningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - categorie (A/B1/B2) of lager';
  • b. bedrijven en bovengenoemde voorzieningen zijn alleen toegestaan indien zij voorkomen in Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging en de categorie overeenkomt met, of lager is dan, de categorie in de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - categorie (A/B1/B2) of lager'.
3.3.3 Detailhandel

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van detailhandel ook de volgende regels:

  • a. de detailhandel mag niet de hoofdactiviteit zijn van een bedrijf of voorziening;
  • b. de detailhandel moet direct gerelateerd zijn aan de hoofdactiviteit van een bedrijf of voorziening;
  • c. de te verkopen producten zijn geheel of gedeeltelijk geproduceerd in het bedrijf of de voorziening;
  • d. de oppervlakte van de detailhandelsactiviteiten mag niet groter zijn dan 20% van het totale oppervlakte van een bedrijf of voorziening, met een maximum van 250m2;
  • e. detailhandel in de vorm van een supermarkt is niet toegestaan;
  • f. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan.
3.3.4 Horeca

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van horeca ook de volgende regels:

  • a. de horeca mag niet de hoofdactiviteit van een bedrijf of voorziening zijn;
  • b. de horeca moet direct gerelateerd zijn aan de hoofdactiviteit van een bedrijf of voorziening;
  • c. de openingstijden van de horeca mogen niet ruimer zijn dan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • d. de horeca mag alleen bereikbaar zijn via de ingangen behorend bij de hoofdactiviteit;
  • e. de horeca is niet toegestaan op een terras aan of op openbaar gebied;
  • f. de oppervlakte van de horeca-activiteiten mag niet groter zijn dan 25% van het totale oppervlakte van een bedrijf of voorziening, met een maximum van 100m2;
  • g. horeca in de vorm van een hotel is niet toegestaan;
  • h. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca' is horeca toegestaan als hoofdactiviteit van een bedrijf of voorziening en zijn sub b t/m g niet van toepassing.
3.3.5 Horeca - kantines

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van horeca in de vorm van een kantine ook de volgende regels:

  • a. de kantine is ondersteunend aan de hoofdactiviteit;
  • b. de afnemers van de horeca zijn voornamelijk de eigen werknemers;
  • c. de oppervlaktebeperking van lid 3.3.4 sub f is niet van toepassing op deze vorm van horeca.
3.3.6 Recreatieve voorzieningen - uitgesloten vormen

Het is niet toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende vormen van recreatieve voorzieningen:

  • a. attractieparken;
  • b. dierentuinen;
  • c. maneges;
  • d. pretparken;
  • e. sporthallen;
  • f. sportvelden;
  • g. bioscopen;
  • h. bowlingbanen;
  • i. volkstuinen;
  • j. sloep- en kanoverhuur; en
  • k. (mini)campings.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Functie komt niet voor in de functiemengingslijst

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.3.2 sub b om een functie toe te staan die niet in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is opgenomen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de functie is wat betreft invloed op de omgeving, aard en omvang gelijk te stellen met een functie in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging waarvan categorie overeenkomt met, of lager is dan, de categorie in de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - categorie (A/B1/B2) of lager'.
3.4.2 Hogere categorie functiemenging toestaan

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.3.2 sub b om een functie toe te staan die in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging een hogere categorie heeft dan de categorie in de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - categorie (A/B1/B2) of lager', mits voldaan wordt aan de volgende regels:

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

  • d. fiets- en voetpaden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 4.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 4.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 13.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 12, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
4.2.2 Kunstobjecten

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
4.2.3 Speelvoorzieningen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van speelvoorzieningen alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een speelvoorziening mag niet hoger zijn dan 3 meter.
4.2.4 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 4.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13.
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting

De gronden binnen deze bestemming mogen slechts toegankelijk worden gemaakt voor personen indien:

  • a. een leeflaag van ten minste 0,5 m is aangebracht; of
  • b. sanering heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan de concentratie van lood in de grond lager is geworden dan 100mg/kg d.s.
4.3.3 Uitsluiting algemene gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in lid 13.2, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van:

  • a. laad- en losvoorzieningen;
  • b. manoeuvreerruimtes;
  • c. parkeervoorzieningen.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

  • b. erven;
  • c. reclameobjecten;
  • d. tuinen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 5.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 5.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 13.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 12, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
5.2.2 Gebouwen

Het is toegestaan gebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. een gebouw mag alleen binnen een maatvoeringsaanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en /of bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte.
5.2.3 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. overige bouwwerken zijn niet toegestaan.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 5.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met de volgende specifieke gebruiksregels.
5.3.2 Detailhandel

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van detailhandel ook de volgende regels:

  • a. de detailhandel mag niet de hoofdactiviteit zijn van een bedrijf of voorziening;
  • b. de detailhandel moet direct gerelateerd zijn aan de hoofdactiviteit van een bedrijf of voorziening;
  • c. de oppervlakte van de detailhandelsactiviteiten mag niet groter zijn dan 20% van het totale oppervlakte van een bedrijf of voorziening, met een maximum van 250m2.
5.3.3 Horeca

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van horeca ook de volgende regels:

  • a. de horeca mag niet de hoofdactiviteit van een bedrijf of voorziening zijn;
  • b. de horeca moet direct gerelateerd zijn aan de hoofdactiviteit van een bedrijf of voorziening;
  • c. de openingstijden van de horeca mogen niet ruimer zijn dan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • d. de horeca mag alleen bereikbaar zijn via de ingangen behorend bij de hoofdactiviteit;
  • e. de horeca is niet toegestaan op een terras aan of op openbaar gebied;
  • f. de oppervlakte van de horeca-activiteiten mag niet groter zijn dan 25% van het totale oppervlakte van een bedrijf of voorziening, met een maximum van 100m2;
  • g. horeca in de vorm van een hotel is niet toegestaan.
5.3.4 Horeca - kantines

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van horeca in de vorm van een kantine ook de volgende regels:

  • a. de kantine is ondersteunend aan de hoofdactiviteit;
  • b. de afnemers van de horeca zijn voornamelijk de eigen werknemers;
  • c. de oppervlaktebeperking van lid 5.3.3 sub c is niet van toepassing op deze vorm van horeca.
5.3.5 Uitsluitend ondergeschikt

Het gebruik, bedoeld in lid 5.1, is ondergeschikt aan de maatschappelijke voorziening op de J.J. Allanstraat 127.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. laad- en losvoorzieningen;
  • b. manoeuvreerruimtes;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. reclameobjecten;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 6.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 6.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 13.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 12, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
6.2.2 Overige bouwwerken

Alleen de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  • a. algemeen toegestane bouwwerken, bedoeld in artikel 12;
  • b. vergunningvrije bouwwerken, bedoeld in artikel 2 van het Bijlage II Besluit omgevingsrecht.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 6.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

  • d. kaden;
  • e. oeverstroken;
  • f. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • g. sluizen;
  • h. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 7.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 7.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 13.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 12, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
7.2.2 Gebouwen

Het is niet toegestaan gebouwen te bouwen.

7.2.3 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 5 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 7.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13.
7.3.2 Woonschepen

Het is niet toegestaan gronden te gebruiken voor het aan- en afmeren en/of afgemeerd houden van woonschepen.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van hoogspanningsverbindingen met daarbij behorende masten en (veiligheids)voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Verbod andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding mogen worden gebouwd.

8.2.2 Uitzondering bestaande, vergunde bouwwerken

Lid 8.2.1 geldt niet voor het vervangen, vernieuwen of veranderen van bestaande, vergunde bouwwerken als:

  • a. de oppervlakte niet groter wordt;
  • b. de bouwhoogte niet groter wordt; en
  • c. de bestaande fundering wordt gebruikt. 
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bevoegdheid afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels in lid 8.2.

8.3.2 Beoordelingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend als:

  • a. de netbeheerder schriftelijk advies heeft gegeven;
  • b. uit het advies van de netbeheerder blijkt dat de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad; en
  • c. het bouwwerk voldoet aan de andere bestemmingsregels die op deze plek gelden.
8.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning ter bescherming van de hoogspanningsverbinding en het waarborgen van de veiligheid.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Het volgende gebruik is niet toegestaan:

  • a. wonen;
  • b. scholen; en
  • c. kinderopvang.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte door ontgrondingswerkzaamheden of ophoging;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;
  • d. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • e. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse opstallen, constructies, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van deze in lid 8.1 omschreven bestemming;
  • f. het aanleggen van wegen en parkeergelegenheden; en
  • g. het aanleggen van zonneparken.
8.5.2 Beoordelingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend als:

  • a. de netbeheerder schriftelijk advies heeft gegeven; en
  • b. uit het advies van de netbeheerder blijkt dat de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad; en
  • c. de werken of werkzaamheden voldoen aan de andere bestemmingsregels die op deze plek gelden.
8.5.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning ter bescherming van de hoogspanningsverbinding en het waarborgen van de veiligheid.

8.5.4 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 8.5.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van dit plan;
  • b. verband houden met de aanleg, aanpassing of onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen;
  • c. het onderhoud en beheer hetgeen krachtens de onderliggende bestemming is toegestaan.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en bescherming van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor de bouw van bouwwerken geldt, in aanvulling op de andere bouwregels die gelden voor deze gronden en panden, dat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) moet worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
9.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 9.2.1 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.2.3 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in lid 9.2.1 en 9.2.2 is niet van toepassing op bouwwerken:
    • 1. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm;
    • 2. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2' met een oppervlakte kleiner dan 2000 m² of die niet dieper gaan dan 30 cm;
    • 3. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3' met een oppervlakte kleiner dan 2000 m² of die niet dieper gaan dan 20 cm;
    • 4. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 80 cm;
    • 5. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5' met een oppervlakte kleiner dan 0 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm.
  • b. Bij het bouwen van de in lid a bedoelde bouwwerken zijn de regels van de betreffende primaire bestemming onverminderd van toepassing.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
9.3.2 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
9.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

9.3.4 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

9.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit de in lid 9.3.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden verbonden zijn aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3.6 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 9.3.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, of;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, moet verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm;
  • e. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2' met een oppervlakte kleiner dan 2000 m² of die niet dieper gaan dan 30 cm;
  • f. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3' met een oppervlakte kleiner dan 2000 m² of die niet dieper gaan dan 20 cm;
  • g. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 80 cm;
  • h. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5' met een oppervlakte kleiner dan 0 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm.

Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorisch

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten'

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingsregels is het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten' niet toegestaan bouwwerken te bouwen.

10.2.2 aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kavelpaspoort'
  • 1. In aanvulling op het bepaalde in de andere bestemmingsregels gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kavelpaspoort' tevens de regels in dit lid.
  • 2. Voor het bouwen van het hoofdgebouw geldt dat:
    • a. de voorgevel op 8 meter afstand ligt tot de erfgrens aan de wegzijde;
    • b. de goothoogte maximaal 3 meter is;
    • c. de bouwhoogte maximaal 7 meter is; en
    • d. het bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw maximaal 90m2 is.
  • 3. Voor het bouwen van een hoofdgebouw met tentdak geldt, in afwijking van lid 2, dat:
    • a. voorgevel op 8 meter afstand ligt tot de erfgrens aan de wegzijde;
    • b. de goothoogte maximaal 3 meter is;
    • c. de bouwhoogte maximaal 12 meter is;
    • d. de dakhelling van het tentdak tussen 42 en 45 graden is;
    • e. het bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw maximaal 200m2 is; en
    • f. geen dakkapellen zijn toegestaan.
  • 4. Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk geldt dat:
    • a. de goothoogte maximaal 3 meter is;
    • b. de bouwhoogte maximaal 6 meter is;
    • c. het bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een zadeldak;
    • d. de dakhelling van de kap maximaal 42 graden is; en
    • e. het bijbehorend bouwwerk in de lengterichting van het perceel staat, parallel aan de waterbestemming.
  • 5. Voor het bouwen van bijbehorend bouwwerk met tentdak geldt, in afwijking van lid 4, dat:
    • a. het bouwwerk alleen is toegestaan als het hoofdgebouw geen tentdak heeft;
    • b. maximaal 1 bijbehorend bouwwerk met tentdak is toegestaan;
    • c. het bouwwerk in de lengte en breedte niet groter is dan 5 meter;
    • d. de goothoogte maximaal 6 meter is;
    • e. de bouwhoogte maximaal 8,5 meter is;
    • f. de dakhelling van het tentdak tussen 42 en 45 graden is; en
    • g. geen dakkapellen zijn toegestaan.
  • 6. Voor het bouwen van alle bouwwerken geldt dat:
    • a. bouwwerken op ten minste 3 meter afstand tot de waterbestemming liggen;
    • b. bouwwerken op ten minste 5 meter afstand tot de zuidelijke waterbestemming liggen; en
    • c. het bebouwde oppervlak van alle bijbehorende bouwwerken op het perceel maximaal 150m2 is.
10.3 Nadere eisen

Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen nadere eisen worden gesteld om te voorkomen dat het bouwwerk de doorkijk naar het achterliggende landschap onevenredig belemmert.  

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 functieaanduiding 'parkeerterrein (p)'

In afwijking van artikel 13.2, sub c, d en f, zijn parkeervoorzieningen, manouvreerruimtes, laad- en losvoorzieningen alleen toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein (p)'.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 specifieke vorm van waarde - aanlegvergunning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - aanlegvergunning' is voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het afgraven en verbreden van de dijk;
  • b. het verharden van de groene berm van de dijk;
  • c. het dempen van de dijksloot;
  • d. het veranderen van de loop van de dijk; en
  • e. het aanpassen van het hoogteprofiel van het dijklichaam door het maaiveld te verhogen of te verlagen.
10.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning, bedoeld in lid 10.5.1, is niet vereist

  • 1. voor tijdelijke werkzaamheden, mits na afloop van de werkzaamheden de hoogte van het maaiveld niet verandert; en
  • 2. voor de volgende activiteiten, mits het de hoogte van het maaiveld niet verandert:
    • a. het herinrichten van de openbare ruimte; en
    • b. het aanpassen van het wegprofiel.
10.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de herkenbaarheid van de dijk;
  • b. de loop van de dijk;
  • c. het hoogteprofiel van de dijk; en
  • d. de eenheid van de dijk.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
12.2 Duikers en bruggen boven water

Het is toegestaan duikers en bruggen boven water te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een brug of duiker mag niet hoger zijn dan 5 meter;
  • b. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 1,20 meter;
  • c. de doorvaartbreedte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter.

12.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  • b. de oppervlakteoppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m2

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik
  • a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    • 1. seksinrichtingen;
    • 2. Bevi-inrichtingen;
    • 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    • 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    • 6. het storten van puin en afvalstoffen;
    • 7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    • 8. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    • 9. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt.
  • b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
13.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

  • a. duikers en bruggen boven water;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. laad- en losvoorzieningen;
  • d. manoeuvreerruimtes;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. perceelsontsluitingen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. verblijfsgebieden;
  • j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • k. water;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Luchtvaartverkeerzone - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 2' geldt een beperkingengebied van de Luchthaven Schiphol en mag niet hoger dan 150 m gebouwd worden.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  • c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
  • d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.
15.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
  • b. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Hoogspanningsverbinding lint Westzaan van de gemeente Zaanstad.