direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sportpark Het Fortuin
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Leeswijzer, opzet van het bestemmingsplan

De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt, in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken.

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

In Hoofdstuk 1 Inleiding wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangebied en voorgaande plannen worden achtereenvolgens behandeld.

In Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en ontwikkelingen wordt allereerst een beschrijving gegeven van de ontstaansgeschiedenis. Daarna wordt in de tweede paragraaf ingegaan op de bestaande ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. In de paragraaf Ontwikkelingen komen vervolgens de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan bod die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden.

Hoofdstuk 3 Algemeen ruimtelijk beleid geeft een overzicht van het geldende beleid met ruimtelijke aspecten van de verschillende overheden voor zover dat van belang is voor dit plangebied. Het hoofdstuk behandelt de algemene kaders op het gebied van de ruimtelijke ordening. Tevens wordt beoordeeld of het plan in overeenstemming is met de doelstellingen van het algemeen ruimtelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders geeft een overzicht van het geldende beleid in de verschillende beleidsthema's. Hierbij wordt ingegaan op de uitgangspunten die van belang zijn voor het plangebied en wordt beoordeeld of het plan in overeenstemming is met de uitgangspunten van het beleid.

In Hoofdstuk 5 Haalbaarheid en verantwoording van het bestemmingsplan wordt verslag gedaan van de onderzoeken die, binnen de relevante beleidsthema's, zijn uitgevoerd. Hierbij wordt aangegeven in hoeverre het bestemmingsplan haalbaar en uitvoerbaar is en wat de overwegingen zijn voor de gemaakte keuzen in dit bestemmingsplan.

In Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid zijn de werkwijze en resultaten van het participatieproces met burgers en het overleg met betrokken overheden en instanties opgenomen. Dit overleg vindt plaats in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Ook wordt in dit hoofdstuk een overzicht gegeven van eventuele zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan met een reactie hierop.

In Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving bevat de juridische toelichting op de bestemmingsregeling. Daarbij wordt eerst in algemene zin ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling. Vervolgens worden de algemene uitgangspunten voor deze bestemmingsregeling weergegeven. Daarna worden de planregels en de verbeelding waar nodig specifiek toegelicht.

1.2 Aanleiding, doel en kern van het bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling van een sportpark aan de Fortuinweg te Zaandijk. Het bestemmingsplan vormt in dit plangebied een ontwikkelingsfunctie. De juridische planvorm is hierop afgestemd. De locatie is ongeveer 40.000 m² groot. Op de locatie is ruimte voor drie hockeyvelden, een kantine, een fietsenstalling, parkeerplaatsen, een jongerenontmoetingsplek, een pannaveldje en een skatebaan.

Het plangebied omvat de gronden voor Sportpark Het Fortuin, bedoeld voor de vestiging van Zaanse Hockeyclub De Kraaien (ZHC De Kraaien) die voorheen gevestigd was in gemeente Wormerland. De eerste aanleiding om na te denken over een mogelijke verhuizing was het rapport dat de gemeente Zaanstad heeft laten maken over sportaccommodaties in Zaanstad. In dit rapport 'Routekaart Buitensport' werd ook het terrein van ZHC De Kraaien in Wormerland onder de loep genomen en beoordeeld op diverse criteria, waarbij negatief gescoord wordt op bereikbaarheid en ligging. Dit was onder meer aanleiding voor ZHC De Kraaien om de mogelijkheden tot verhuizen te verkennen.

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied te Zaandijk wordt globaal begrensd door:

- de Fortuinweg in het oosten;

- het Guishof, met het politiebureau in het zuiden;

- landelijk gebied in het westen;

- woningen aan de Harpstraat in het noorden.

Verder naar het westen (geel) tegen de Rijksweg A8 begint het Natura 2000-gebied Polder Westzaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied

1.4 Voorgaand bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Oud Koog-Rooswijk vastgesteld door de gemeenteraad op 19 juli 2012. In dit bestemmingsplan had de planlocatie grotendeels de bestemming 'maatschappelijk(e voorzieningen)' met een maximaal toegstane bouwhoogte van 15 meter (afbeelding 2). Het overige deel had de bestemming 'natuur'. Alleen het plangebied voor Sportpark Het Fortuin krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor het overige blijft het bestemmingsplan Oud Koog-Rooswijk gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0002.png"

Afbeelding 2: Voormalige bestemmingen plangebied

In bestemmingsplan 'Oud Koog-Rooswijk' was 14000m2 bestemming 'natuur' en 28000 m2 met de bestemming 'maatschappelijk.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en ontwikkelingen

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Zaandijk vindt zijn oorsprong aan de dijk aan de westzijde van de Zaan. Het dorp was niet veel meer dan een lint langs de dijk. Gaandeweg is het dorp uitgegroeid langs dwarspaden het achterland in. Deze dwarspaden liepen parallel aan de ontginningssloten in het veenlandschap. Het landschap kenmerkt zich met sloten nagenoeg parallel met smalle stroken land daartussen. Deze sloten vormen van oudsher een belangrijk onderdeel van de infrastructuur. In het landschap verspreid stond een groot aantal molens (Afbeelding 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0003.png"

Afbeelding 3: Locatie anno 1812

Een belangrijk pad dwars op de Zaan door het landschap is het Guispad dat Zaandijk verbond met Westzaan. Dit pad is nog steeds herkenbaar als Guisweg en maakt van oorsprong de structuur van Zaandijk. Aan één zijde is een historisch lint nog herkenbaar. Ter hoogte van het plangebied stond een molen, Het Fortuin. Hier heeft de Fortuinweg en het sportpark zijn naam aan te danken.

2.2 Oude situatie

2.2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Ruimtelijke structuur

Het deelgebied dat voorheen was bestemd voor maatschappelijke doeleinden kenmerkte zich voor de omvorming tot sportpark vooral door de aanwezigheid van bomen en struikgewassen. Een groot deel van het grondgebied wordt omgeven door sloten. Een klein gedeelte van de westzijde van het plangebied had in het voorgaande bestemmingsplan de bestemming natuur en kenmerkte zich door een open groen landschap.

In de gemeentelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans d.d. juni 2012 valt het gebied grotendeels onder de gebiedstypering binnenstedelijk recreatiegebied met het profiel sportparken, waarbij de nadruk ligt op de gebruikswaarde van de grotere sportparken. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere sportparken door een verantwoorde mix van sport, recreatie en aangrenzende functies. Ten zuidoosten van het plangebied ligt sportpark de Koog, waarvoor hetzelfde gebiedstype en profiel geldt.

Bij herstructurering ligt de nadruk wat betreft de openbare ruimte op het verhogen van de gebruikswaarde, het gebruik van voorzieningen van de sportclubs op sportparken (kantines en sporthallen) voor meerdere doeleinden, en aandacht voor het verbinden van de binnenstedelijke groene ruimtes met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden.

Een klein gedeelte in het westen van het plangebied heeft de gebiedstypering Zaans buitengebied met het profiel natuur. Dit profiel maakt deel uit van de landelijke en regionale opgave waarbij behoud en ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden voorop staat. Grenzend aan dat gebied ligt de ecologische hoofdstructuur, Natura 2000 en deels een speciale beschermingszone op grond van de Europese Habitatrichtlijn.

Functionele structuur

Het plangebied wordt ontsloten door de Fortuinweg. Op korte afstand ligt in zuidelijke richting de kruising waarbij de Fortuinweg overgaat in de Guisweg, die op dat punt ook in oostelijke richting doorloopt. Op dat kruispunt ligt tevens de ontsluiting richting het politiebureau dat gelegen is aan het Guishof. Op enkele honderden meters ten zuiden van de kruising bevindt zich de ontsluiting met de A8. Aan de Fortuinweg, aan de oostelijke zijde van het plangebied, liggen busstations in de richting Zaandam en in de richting van Rooswijk. In noordelijke richting van de Fortuinweg is nabij het plangebied een tankstation gesitueerd. Verderop in die richting bevindt zich de wijk Rooswijk-Noord.

2.2.2 Technische infrastructuur

In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze netwerken horen onder- en bovengrondse kasten en installaties. In het plangebied ligt een afvalwatertransportleiding van het Hoogheemraadschap en kabels en leidingen van Liander, PWN, KPN en Ziggo. De leiding van het Hoogheemraadschap zal via de westkant van het plangebied, om de velden verlegd worden.

2.3 Ontwikkelingen

2.3.1 Bestemmingen

Het plangebied kende voorheen de bestemmingen 'natuur' en 'maatschappelijk'. De maatschappelijke bestemming is bij het vorige bestemmingsplan bewust over het gebied gelegd, zodat dit gebied in de toekomst niet planologisch op slot zou worden gezet, maar de mogelijkheid zou blijven bestaan om het te gebruiken voor een andere bestemming. Binnen 'maatschappelijk' was er de mogelijkheid om het bouwvlak voor 25% te bebouwen met een maximumhoogte van 15 meter. Binnen 'natuur' waren geen bouwmogelijkheden. Om het sportpark mogelijk te maken zijn de bestemmingen gewijzigd naar 'groen', 'sport' en 'verkeer-verblijfsgebied'. Hierbij komt er een bouwvlak dat verder van de woningen afligt en minder hoog bebouwd mag worden dan in de voormalige situatie (afbeelding 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0004.png"

Afbeelding 4: Oude bouwvlak (oranje) en het nieuwe bouwvlak (groen) met verschillende bouwhoogte en bebouwingspercentage

Van de voormalige 14000 m2 'natuur' wordt 8948 m2 omgezet naar 'sport' en krijgt 5052 m2 de bestemming 'groen'. Van de circa 28000 m2 die de bestemming 'maatschappelijk' had, wordt 3655 m2 omgezet naar 'verkeers-verblijfgebied' voor de parkeerplaatsen, 12931 m2 wordt omgezet naar 'sport' voor de aanleg van de hockeyvelden, kantine, kleedlokalen en inslagveldje. De overige 11356 m2 krijgt de bestemming 'groen'. Hierin komt groen, water, een grondwal en de jongerenontmoetingsplek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0005.png"

Afbeelding 5: Grootte van de oppervlaktes bestemmingswijzigingen

2.3.2 Stedenbouwkundig

Plangebied

Het plangebied ligt aan de rand van Zaandijk ten oosten van de A8 en ten westen van de spoorlijn. Het plangebied grenst aan het politiebureau aan de zuidzijde, een woonwijk aan de noordzijde, het slagenlandschap aan de westzijde en de Fortuinweg aan de oostzijde. De Rijksweg A8 ligt vlakbij en deze levert restricties op qua ontwikkelmogelijkheden. Planvorming op deze locatie houdt rekening met de beleidskaders en de ruimtelijke aanwezige kwaliteiten. Door de centrale ligging is het ondanks de restricties van de A8 een potentierijke plek voor een ontwikkeling. Niet iedere ontwikkeling is mogelijk, maar juist een sportpark past binnen de kaders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0006.png"

Afbeelding 6: Locatie binnen de gemeentegrenzen

Bereikbaarheid

De locatie is goed bereikbaar via het regionale en lokale fietsnetwerk. Het ligt aan een verbinding tussen Zaandijk en Krommenie en ook richting het noorden, oosten en het westen is het plangebied via de fiets goed ontsloten. Daarnaast vergroot de verplaatsing ook de sociale veiligheid. De huidige locatie van hockeyclub "De Kraaien' is erg afgelegen in de Wijdewormer, hetgeen niet bijdraagt aan het veiligheidsgevoel.

Water en groen

Het landschap is onderdeel van de polder Westzaan. Grote delen hiervan zijn beschermd Natura 2000-gebied. Het plangebied ligt niet binnen deze beschermde zone. De polder wordt doorsneden door de A8 als aparte laag op het landschap. De structuren van de polder lopen aan weerszijden herkenbaar door en zijn een herkenbaar geheel.

De grens van Zaandijk met het landschap is hier deels strak, deels verspringend. Er is geen eenduidige uitstraling aan de rand, maar er is een sterk contrast met het landschap, waardoor de grens sterk beleefd wordt. De grens van de huidige rand wordt deels bepaald door de contouren van de A8.

Het terrein zelf is lang braakliggend en extensief onderhouden geweest en kent meer opkomend groen dan de polder. Hierin zit een duidelijk onderscheid met het overige landschap waarin het groen veelal laag is en het slotenpatroon beeldbepalend is voor de identiteit van het gebied.

Planinrichting

Het op 20 juli 2017 door de raad vastgestelde definitief ontwerp van Sportpark Het Fortuin heeft nadien nadere invulling gekregen. Het meest westelijke veld wordt een zandveld en de andere twee velden worden een waterveld. Deze watervelden worden in een bakconstructie aangelegd waarin het regenwater wordt opgevangen. Dit water wordt verzameld in containers die in de grondwal zitten verwerkt. Dit water wordt vervolgens weer gebruikt bij de irrigatie van de velden. Op deze manier ontstaat er een gesloten systeem waarbij er nauwelijks waterverlies is. Om ruimte te creëren voor het terras bij het clubgebouw en dit tevens zo ver mogelijk richting het politiebureau te situeren, is er gekozen om de fietsenstalling zo ver mogelijk richting Freek Engelpad te plaatsen. Er is geen noodzaak, qua ruimte, om een dakterras te realiseren. Om die reden is dit ook niet mogelijk.

Ten zuiden en oosten van de velden worden bestaande watergangen uitgebreid om aan de vereiste compensatie te komen die het hoogheemraadschap aanbevolen heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0007.png"

Afbeelding 7: Ontwerp Sportpark Het Fortuin

Bebouwing

De kantine met de kleedlokalen is naar het model van een oude Zaanse houtloods ontworpen. De ingang met een half verhoogd terras zal in de richting van het politiebureau gebouwd worden. Zodoende is geluidsoverlast van het terras richting woonbebouwing geminimaliseerd. Het pand wordt twee bouwlagen hoog met een kap. Er is ruimte voor een kantine, kleedlokalen, toiletten, opslagruimte, keuken en douches.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0008.png"

Afbeelding 8: Ontwerp clubhuis ZHC De Kraaien

2.3.3 Verkeer

De Fortuinweg is een tweebaansweg die gescheiden wordt door een brede middenberm. De weg fungeert als enige ontsluitingsweg van Rooswijk-Noord. Deze functie zal ook in de toekomst behouden blijven. De bijkomende verkeersstromen vanwege de vestiging van de hockeyclub zullen voornamelijk in de avonduren en weekenden plaatsvinden omdat dat de momenten zijn dat er op de hockeyclub activiteiten zullen zijn. De capaciteit van de weg is ruimschoots voldoende om dit extra verkeer op te vangen.

Hoofdstuk 3 Algemeen ruimtelijk beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat een korte samenvatting van de beleidskaders van de drie overheidslagen die op grond van de Wet ruimtelijke ordening voor het plangebied van kracht zijn en de uitwerking hiervan op het plan(gebied). Daarnaast worden de algemene ruimtelijke beleidskaders aangegeven die op regionaal niveau zijn vastgesteld. Voor bepaalde onderdelen is dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Iedere paragraaf besluit met een conclusie waarin de betekenis van het beleid voor het plangebied is opgenomen. Waar de invulling van het plan afwijkt van het beleid is dit specifiek aangegeven.

3.2 Rijksoverheid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop het Rijk hiermee om zal gaan. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028).

Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven. Zaanstad is gelegen in het gebied Noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam.

Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:

  • Stedelijke regio met topsectoren;
  • Gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
  • Verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
  • De herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden;
  • 20Ke-geluidscontour van Schiphol;
  • (nieuw) Hoogspanningsverbinding;
  • Cultureel erfgoedgebied;
  • (inter)Nationaal hoofdwegennet.

Beoordeling

Het plangebied is gelegen binnen een stedelijke regio met een concentratie van topsectoren. Het beleid is gericht op het versterken van de ruimtelijk-economische structuur.

Het gebied kan doorgroeien naar een hoogwaardig metropolitaans gebied waar gewoond (max. 45.000 woningen), gewerkt (20.000 arbeidsplaatsen) en gerecreëerd kan worden. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met deze nationale belangen. Daarnaast ligt het plangebied buiten de 20Ke-contour van Schiphol. In paragraaf 5.2.8 wordt hier nader op ingegaan. In de SVIR zijn verder geen specifieke voorwaarden opgenomen voor het plangebied. Dit plan is niet in strijd met de SVIR.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012). Het laatste belang is opgenomen op 1 juli 2014.

In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  • Rijksvaarwegen;
  • Kustfundament;
  • Defensieterreinen;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • Grote rivieren;
  • Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • Electriciteitsvoorziening;
  • Ecologische hoofdstructuur;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • Enkele specifieke gebieden zoals Mainport Rotterdam en de Waddenzee.

Beoordeling

Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is op 23 mei 2011 doorgevoerd. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden, milieukwaliteiten en groen om de stad;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en het optimaliseren van het gebruik van het Bestaand Stedelijk Gebied. Bestaand Stedelijk Gebied wordt gebruikt voor het 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Beoordeling

Er is grotendeels sprake van Bestaand Stedelijk Gebied. Het plangebied heeft grotendeels altijd een maatschappelijke bestemming gekend zodat hier een invulling ten behoeve van het woongebied aan gegeven zou kunnen worden. Een voorziening in de vorm van een hockeyclub past binnen dat kader. Om bij de aanleg van het sportpark zoveel mogelijk tegemoet te kunnen laten komen aan de wens van de omwonenden om de hockeyvelden op ten minste 50 meter van de woonbebouwing te situeren is er ook een stuk grondgebied bij getrokken dat voorheen de bestemming 'natuur' kende.

3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De eerste Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is tegelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van Bestaand Stedelijk Gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw. Op 1 maart 2017 hebben Provinciale Staten een wijziging van de PRV vastgesteld.

Plangebied

Het grootste deel van het plangebied viel in het voorafgaande bestemmingsplan onder de bestemming 'Maatschappelijk', het overige deel onder de bestemming 'Natuur'. Het eerste behoort tot het 'Bestaand Stedelijk Gebied', het tweede niet. Daarom sluit de voorgenomen ontwikkeling maar deels aan bij de wens van de provincie voor verdere stedelijke verdichting. Voor het overige deel moet de ladder voor duurzame verstedelijking worden doorlopen (zie paragraaf 5.6).

3.4 Gemeente

3.4.1 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Het grootste (oostelijke) deel van het plangebied heeft de gebiedstypering 1. 'Recreatiegebied binnenstedelijk' met het nadere profiel 'Sportparken'. Een klein westelijk deel heeft de gebiedstypering 2. 'Zaans Buitengebied' met nader profiel 'Natuurgebied'.

ad 1. Recreatiegebied binnenstedelijk

Sportparken

Gebiedskenmerken

Dit zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde voor sport en recreatie. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere sportparken door een verantwoorde mix van sport, recreatie en aangrenzende functies.

Openbare ruimte

Bij herstructurering ligt de nadruk op het verhogen van de gebruikswaarde van de grotere sportparken. Het gebruik van voorzieningen van de sportclubs op sportparken (kantines en sporthallen) voor meerdere doeleinden. Er is aandacht voor het verbinden van de binnenstedelijke groene ruimtes met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden.

ad 2. Gebiedstypering: Zaans buitengebied

Natuurgebied

Gebiedskenmerken

Dit profiel maakt deel uit van een landelijke en ook regionale opgave. Het maakt deel uit van de Ecologische Hoofd Structuur, Natura 2000 en deels van een speciale beschermingszone op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Daarnaast vallen hieronder enkele belangrijke ecologische verbindingen. Voor het deel binnen de gemeentegrenzen van Zaanstad staan behoud en ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden voorop. In de randen is beperkte bebouwing aanwezig. Deze bebouwing komt overeen met het profiel lint. In delen van het ‘stil natuurgebied’ moet het in de toekomst mogelijk zijn om de natuur meer te beleven. Het voornaamste middel hiervoor is het verbeteren van de toegankelijkheid, waarbij vooral gedacht wordt aan de toegankelijkheid te voet, per fluisterboot, kano en schaats. Op diverse plaatsen kunnen, afhankelijk van de aanwezige natuurwaarden, extra fietspaden worden aangelegd langs of door het natuurgebied. Toegankelijkheid wordt ook bevorderd door het geven van meer informatie, door bijv. bezoekerscentra in te richten, eventueel gecombineerd met fluisterboot- en kanoverhuur. Samenwerking met de verantwoordelijke gebiedsbeheerder Staatsbosbeheer is onontbeerlijk. Een natuurkampeerterrein bevordert de bekendheid van veenweidegebieden. In de randen is beperkte bebouwing aanwezig. Deze bebouwing komt overeen met het profiel lint.

Beoordeling

Sportpark Het Fortuin voorziet in een mix van sport en recreatie. Deze omvat echter slechts de activiteiten die bij een hockeyvereniging horen. Er is geen sprake van gebruik van de voorzieningen voor meerdere doeleinden, enerzijds om overlast voor de omgeving in te perken, anderszijds omdat het een beperkte accomodatie betreft waar geen ruimte voor andere doeleinden is. Wat betreft het natuurgebied gaat de gemeente in tegen het eigen streven, want een klein stuk natuur zal opgeofferd worden voor het sportpark. Daar staat echter wel tegenover dat er op de rest van het plangebied een grote oppervlakte 'groen' komt, waar voorheen de bestemming 'maatschappelijk' gold. De bestemming 'groen' wordt ook daadwerkelijk groen ingedeeld. Dit gedeelte zal komen te bestaan uit gras, bomen, struiken en de grondwal die ook begroeid zal worden.

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. De onderwerpen Milieu en Water worden in hoofdstuk 5 (Haalbaarheid en verantwoording van het bestemmingsplan) beschreven.

4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

4.2.1 Welstandsnota

Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.

Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.

In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.

In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.

In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0009.png"

Afbeelding 9: Welstandsnota 2013. Plangebied is zwart vierkant.

Beoordeling

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de realisatie van de kantine en kleedlokalen zal de Nota als uitgangspositie gebruikt worden. De kantine komt in het welstandsvrije gebied te staan. Met de nieuwbouw wordt niet alleen ingezet op vervanging van de bestaande voorzieningen, maar wordt juist ook ingezet op een noodzakelijke kwaliteitsslag/modernisering en daarmee op het realiseren van een voorzieningenniveau dat veel beter is afgestemd op de lokale/regionale behoefte van tegenwoordige gebruikers.

4.3 Cultuurhistorie en archeologie

In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet. Daarin staat dat bescherming van het archeologische erfgoed door de gemeente geregeld moet worden via het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan worden archeologiegebieden aangewezen waaraan regels zijn verbonden. Deze regels stellen het verplicht om bij bepaalde bodemverstoringen maatregelen te nemen om de archeologische vindplaatsen in de grond te beschermen of te laten opgraven.

In de Archeologienota Zaanstad 2009 is het beleid op het gebied van archeologie van de gemeente Zaanstad gepresenteerd waarin de uitgangspunten van het Verdrag van Valletta zijn verwerkt. Op grond van het in 2000 opgestelde, en nadien meerdere malen geactualiseerde, archeologische gedeelte van de cultuurhistorische waardenkaart kan worden bepaald of in een plangebied sprake is van een waardevol archeologisch gebied. Deze, of nieuwe gebieden, kunnen worden opgenomen in de verbeelding van het bestemmingsplan en aan deze gebieden worden regels verbonden.

Beoordeling

Er is geconstateerd dat het plangebied enige archeologische waarde kent. Tijdens de aanlegfase wordt hiermee rekening gehouden en gewerkt worden op basis van het programma van eisen dat de gemeente Zaanstad heeft opgesteld naar aanleiding van een archeologisch vooronderzoek. Vervolg onderzoek is hiervan onderdeel in de vorm van een archeologisch veldonderzoek. Dit onderzoek kan plaatsvinden zodra het terein gekapt is.

4.4 Sport, recreatie en toerisme

4.4.1 Nota sportbeleid - Zaankanters in beweging

De Gemeente Zaanstad vindt het belangrijk dat alle inwoners kunnen sporten en hun sportieve talent kunnen ontwikkelen. Daarom biedt de Gemeente Zaanstad goede en aantrekkelijke voorzieningen voor sport en bewegen aan. Met de Routekaart Buitensport, die door de raad in 2013 is vastgesteld heeft de Gemeente Zaanstad een route uitgestippeld om te komen tot toekomstbestendige buiten- (maar ook binnen)sportaccommodaties. Dit heeft de afgelopen jaren al geresulteerd in een aantal gloednieuwe sportaccommodaties.

Het sportcomplex moet een aantrekkelijke voorziening worden met een veelkleurig en veelsoortig gebruik. De verenigingen krijgen daarbinnen alle ruimte om hun core business, het aanbieden van de eigen sport of sporten, waar te maken. Wanneer nieuwe accommodaties worden gerealiseerd zal gekeken worden naar mogelijkheden om te voldoen aan de eisen die gelden voor internationale wedstrijden.

Beoordeling

In het kader van het sportaanbod dat de gemeente te bieden heeft past een sportpark voor hockey. Voorheen had de gemeente geen hockeyvelden binnen haar grenzen liggen. Dit beperkte de Zaankanter in zijn sportkeuze. Het nieuwe sportpark voorziet in deze leemte. De realisatie van het project hockeyvereniging De Kraaien draagt bij aan de basisinfrastructuur. Tevens zal het sportpark voldoen aan de actuele sporttechnische wensen vanuit de hockeybond, NOC*NSF en wensen van de tegenwoordige gebruiker.

4.5 Verkeer, vervoer en parkeren

4.5.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)

Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten die het gemeentebestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.

4.5.2 Verkeersplan

Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbare wegtypes en het daarbij behorende gedrag.

De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. Deze wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.

In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.

Beoordeling

Het plangebied is goed ontsloten. De Fortuinweg dient als gebiedsontsluitingsweg. Vanaf deze weg kunnen automobilisten naar de A8 of N203. Via deze wegen is de gehele gemeente gemakkelijk te bereiken. De bereikbaarheid van de hockeyclub met de auto is zeer goed.

4.5.3 Fietsnota Bevorderen fietsverkeer Zaanstad

Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen.

Beoordeling

Het sportpark is zeer goed ontsloten voor langzaam verkeer. Door de centrale ligging van het plangebied binnen de gemeente ligt het sportpark op fietsafstand voor vele inwoners van Zaanstad. Ten opzichte van de voormalige ligging in Wijdewormer is dit een enorme vooruitgang. Voor fietsers is het ook een pre dat het niet meer om een afgelegen locatie gaat zoals het in Wijdewormer wel het geval was.

4.5.4 Parkeernota

Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening en bestemmingsplannen en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.

Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.

Beoordeling

Het aantal parkeerplaatsen is berekend op basis van de beleidsnota. Het sportpark voorziet in een grote hoeveelheid parkeerplaatsen. Er is zelfs een stuk groter aantal parkeerplaatsen dan op basis van de beleidsstukken zou moeten worden geregeld. In artikel 10 van de regels is geborgd dat aan deze eisen wordt voldaan.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid en verantwoording van het bestemmingsplan

5.1 Cultuurhistorische en archeologische waarden

Het plangebied van bestemmingsplan Sportpark Het Fortuin ligt in een overblijfsel van het oude veenlandschap dat in de middeleeuwen is ontgonnen. Op de kadasterkaart uit circa 1820 valt het terrein uiteen in twee delen: een veenweidelandschap en het terrein van papiermolen Het Fortuin (1720 – 1894) waar ook volmolen De Star heeft gestaan (1645 – vóór 1697).

Het veenweidelandschap is tussen 1100 en 1300 ontstaan door ontginning van een natuurlijk hoogveengebied. Resten van ontginningsboerderijen, waterputten en afvalstorten uit deze tijd kunnen in dit deel van het plangebied aanwezig zijn, hoewel de trefkans daarop vrij laag is vanwege de geringe bevolkingsdichtheid in de middeleeuwen. Daarom is dit deel van het plangebied een gebied van archeologische waarde (Aw-2).

In het deel van het plangebied waar volmolen De Star en papiermolen Het Fortuin hebben gestaan zijn naar alle waarschijnlijkheid resten van deze molens bewaard gebleven. Het betreft funderingen van de droogschuur van Het Fortuin en mogelijk van molen en schuren van De Star. Verder zijn hier zeer waarschijnlijk dichtgegooide vijvers (sloten voor waterzuivering) met resten van de bijbehorende installaties (wateropvangbak, pompput, verbindingsbuizen) aanwezig. Vanwege de grote trefkans op archeologische resten is dit deel van het plangebied een gebied van hoge archeologische waarde (Aw-1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0010.png"

Afbeelding 10: Archeologische kaart bestemmingsplan Sportpark Het Fortuin 15 juni 2017 met daaronder de kadasterkaart anno 1825

Beoordeling

Om de archeologische waarden te waarborgen en beschermen is in de planregels vastgelegd hoe er te werk dient te worden gegaan bij werkzaamheden in het plangebied. Er mag wel worden gebouwd, maar onder de volgende voorwaarde. De aanvrager van de vergunning moet een archeologisch vooronderzoek laten uitvoeren (boringen, eventueel gevolgd door een proefsleuf). Uit dit onderzoek moet blijken of de vindplaats behoudenswaardig is en hoe diep hij ligt. Wanneer de vindplaats naar het oordeel van de gemeente behoudenswaardig is en het wordt door de bouwwerkzaamheden beschadigd, moet de aanvrager van de vergunning zijn bouwplan aanpassen om beschadiging te voorkomen. Kan of wil hij dit niet dan moet hij de vindplaats laten opgraven. Daarna kan de bouw doorgaan. Is de vindplaats naar oordeel van de gemeente niet behoudenswaardig dan kan de bouw meteen doorgaan. Op deze manier zullen de archeologische waarden bewaard blijven.

 

5.2 Milieuaspecten

5.2.1 Inleiding

In de onderstaande figuur is het ontwerp van het plangebied weergegeven. Het bestemmingsplan maakt realisatie van het nieuwe sportpark 'Het Fortuin' mogelijk. Op deze locatie zal de vestiging van een hockeyvereniging met drie speelvelden en een clubgebouw mogelijk worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0011.jpg"

Afbeelding 11: Ontwerp van het sportpark

Milieuonderzoek plangebied

Voor het plangebied is een milieuonderzoek uitgevoerd. In dit milieuonderzoek wordt een beeld van de milieukwaliteit van het plangebied en de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling weergegeven. Voor bestemmingsplannen geldt, als zichtjaar voor de toekomstige situatie, tien jaar na het jaar, waarin het plan wordt vastgesteld.

In het milieuonderzoek voor het plangebied zijn de volgende milieuthema's onderzocht:

  • Gebiedstypering
  • Bodem
  • Luchtkwaliteit
  • Licht
  • Geur
  • Geluid
  • Beperkingengebied Schiphol
  • Externe veiligheid
  • Blootstelling aan elektromagnetische veldsterkte
  • Duurzaamheid
  • Natuur en ecologie
  • Bestemmingsplan versus m.e.r.

De aanvullende informatie over de wet- en regelgeving per thema is opgenomen in bijlage 3 van het milieuonderzoek. De resultaten van het milieuonderzoek worden per thema in de volgende paragrafen besproken. In het onderzoek zijn de volgende bijlagen opgenomen:

  • Bijlage 4: Bodemonderzoek
  • Bijlage 5: Aeriusonderzoek
  • Bijlage 6: Lichtonderzoek
  • Bijlage 7: Geluidsonderzoek
  • Bijlage 8: Externe Veiligheidsonderzoek
  • Bijlage 9: Advies Veiligheidsregio Zaanstreek/Waterland
  • Bijlage 10: Uitgebreid natuuronderzoek Fortuinweg in Zaandijk
  • Bijlage 11: Toets Wet natuurbescherming - Natura 2000
  • Bijlage 12: Mitigatie- en compensatieplan

5.2.2 Gebiedstypering

Gebiedstypering plangebied

Het woongebied ten noorden en ten oosten van het sportpark wordt getypeerd als een rustige woonwijk. De locatie zelf wordt getypeerd als gemengd gebied, omdat het plangebied in de nabijheid van de Rijksweg A8 en naast de Fortuinweg ligt. Beide wegen zijn drukke wegen en behoren bij de hoofdinfrastructuur, waardoor het gebied enigszins “verstoord” is. In de omgeving van het plangebied zijn zowel bedrijven als woningen aanwezig.

Beoordeling

Op basis van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering, uitgave 2009, heeft een veldsportcomplex op basis van de richtafstandenlijst voor een rustige woonwijk een potentiële milieubelastingafstand van 50 meter voor het aspect geluid, 0 meter voor de aspecten geur, stof en gevaar. In de brochure staat bij een veldsportcomplex verder aangegeven dat verkeersaantrekkende werking en visuele hinder van belang zijn voor de toelaatbaarheid van de activiteit. Vanwege het aspect geluid valt de activiteit sportpark onder de categorie 3.1 van de richtafstandenlijst. Uit het definitieve ontwerp van het sportpark blijkt dat de afstand tussen de woningen aan de Harpstraat, Fortuinweg 1A en de sportvelden minimaal 50 meter bedraagt. De activiteiten op het Sportpark Het Fortuin vormen planologisch gezien geen belemmering voor de woningen en andere gevoelige functies in de omgeving en is daarmee toelaatbaar binnen het plangebied. De verkeersaantrekkende werking en de visuele hinder zijn verder uitgewerkt in de onderdeel “verkeer, vervoer en parkeren” en ”welstandsnota” in hoofdstuk 3 en het onderdeel ”licht” in hoofdstuk 5.

5.2.3 Bodem

Bodemkwaliteitsk aart en bodemfunctiekaart

Op de locatie is een ophooglaag aanwezig met huishoudelijk afval (start 1972). In oost-westelijke richting heeft De Simon Gammersloot gelopen, die gedempt is (start 1903). De meest recente onderzoeken zijn van Oranjewoud, november 2002, Grontmij, augustus 2011 en Tauw augustus 2017. Het onderzoek van Grontmij betreft enkel een onderzoek naar asbest.

De resultaten van de onderzoeken zijn als volgt:

  • De bovengrond van zand (0-0,5 m -mv) is plaatselijk aan de zuidwest-kant sterk verontreinigd met lood en koper. Verder zijn er lichte tot matige verontreinigingen met zware metalen, minerale olie, EOX en PAK en plaatselijk met asbest. In de huidige situatie levert dit geen risico op voor de functie sportpark. In het kader van de procedure ter verkrijging van de omgevingsvergunning zal nog nader bodemonderzoek plaatsvinden.
  • De ondergrond (0,5 - 2,0 m -mv) is licht verontreinigd met lood, minerale olie, EOX en PAK, behalve op het noord-oostelijke deel van het terrein.
  • Het noord-oostelijke deel van het terrein is de (sterk puinhoudende) ondergrond (0,1-1,0 m-mv) matig verontreinigd met koper en zink en licht verontreinigd met overige zware metalen, PAK en minerale olie.
  • In het centrum van het noord-oostelijke deel is boring 102 (0,4 - 0,55 m -mv) sterk verontreinigd met zware metalen, PAK en minerale olie. Hierbij is een teergeur waargenomen.
  • Het grondwater is overwegend licht verontreinigd met barium, nikkel, chroom, aromaten en naftaleen, behalve ter plaatse van boring 102 (onderzoek 2002). Het grondwater ter plaatse van boring 102 is sterk verontreinigd met minerale olie en licht verontreinigd met PAK en fenolen.
  • Het noordelijke deel heeft een periode deel (als deelgebied 14) uitgemaakt van het nazorgprogramma Rooswijk. Dit hield in dat het grondwater bemaald en gezuiverd werd. Inmiddels is de nazorg stopgezet omdat er geen ernstige verontreiniging meer aanwezig is (maar nog wel een lichte verontreiniging). De sterke verontreiniging ter plaatse van boring 102 is niet meer van toepassing.

Beoordeling

In 2017 is een deel van de locatie onderzocht omdat deze groter is geworden. Hierbij zijn geen onverwachte verontreinigingen aangetroffen. Het beeld dat de gehele locatie heterogeen verontreinigd is, blijft in tact. Er moet wel nader onderzoek plaatsvinden naar de grondwaterverontreiniging bij peilbuis 102. Een actualiserend onderzoek is vanuit het oogpunt van de WABO nodig voor een aanvraag omgevingsvergunning. Maar ook voor grondwerkzaamheden t.b.v. de herontwikkeling (fundering, kabels voor lichtmasten, leidingen e.d.) is bodemonderzoek nodig.

5.2.4 Luchtkwaliteit

Voor bestemmingsplan Sportpark Het Fortuin is de luchtkwaliteit met behulp van de “Monitoringstool 2016” voor 2015, 2020, 2030 in beeld gebracht. Uit de “Monitoringstool 2016” blijkt dat er voor het plangebied, voor de jaren 2015, 2020 en 2030, geen overschrijdingen en een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied zijn. Dit zal ook het geval zijn voor de tussenliggende jaren. Voor het plangebied wordt er voldaan aan de grenswaarden volgens de Wet luchtkwaliteit.

De ontwikkeling binnen het plangebied betreft sportpark Het Fortuin. Het gaat om een nieuwe locatie voor een bestaande hockeyvereniging. Het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen is niet van toepassing op een sportpark of een sportaccommodatie, maar het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' is wel van toepassing. In bijlage 1 tot en met 4 van de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een sportpark voor een hockeyvereniging valt niet onder één van deze aangewezen categorieën. Voor de hockeyvereniging is met behulp van de NIBM-tool de bijdrage van de hockeyvereniging op de luchtkwaliteit berekend. Het aantal verkeersbewegingen voor deze hockeyvereniging gedurende de hele etmaalperiode bedraagt gemiddeld 1000 stuks ( en in een worstcase berekening: elke plek wordt 5 keer bezet. Dit geeft 605 personenwagens of 1200 personenwagenbewegingen) op wedstrijddagen. Het aantal bewegingen op een wedstrijddag is als weekdaggemiddelde ingevoerd in de NIBM-tool. De berekeningsresultaten voor de luchtkwaliteit zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0012.png"

Tabel 1: Bijdrage luchtkwaliteit als gevolg van de verkeersbewegingen voor de hockeyvereniging

Uit de berekeningsresultaten blijkt, dat de bijdrage van het verkeer als gevolg van de hockeyvereniging als niet in betekenende mate kan worden beschouwd.

Beoordeling

Uit de monitoringstool 2016 blijkt dat voor het plangebied voldaan wordt aan de grenswaarden volgens de Wet luchtkwaliteit.

Voor de ontwikkeling van het sportpark is tevens met behulp van de NIBM-tool de bijdrage van het sportpark op de luchtkwaliteit berekend. Uit de berekeningsresultaten blijkt, dat de bijdrage van het verkeer als gevolg van het sportpark als niet in betekenende mate kan worden beschouwd.

5.2.5 Licht

Het voorkomen van lichthinder bij omwonenden draagt bij aan een goede leefomgeving. Uit de beoordeling van het plan blijkt dat lichthinder bij woningen in de buurt van het sportpark een rol kan spelen. Op grond van het Activiteitenbesluit geldt t.a.v. lichthinder een zorgplicht voor het voorkomen dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder.

Door de Nederlandse stichting voor verlichtingskunde (NSVV) zijn richtlijnen voor lichthinder opgesteld. In het Activiteitenbesluit wordt ook verwezen naar deze richtlijnen. De tijden waarop de verlichting aan mag zijn, zijn geregeld in artikel 3.148 van het Activiteitenbesluit. In de onderstaande tabel worden de richtlijnen voor verlichting weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0013.png"

Tabel 2: Richtlijnen voor verlichting

Om lichthinder in de omgeving in beeld te krijgen is voor het plangebied een lichtonderzoek uitgevoerd. Het rapport van het lichtonderzoek is als bijlage 6 bij het milieuonderzoek gevoegd. Het lichtonderzoek is uitgevoerd voor 2 varianten, namelijk een variant met 10 meter hoge masten en een variant met 15 meter hoge masten. In het lichtonderzoek zijn de effecten van de verlichting op de omliggende woningen en het Natura 2000-gebied onderzocht. Voor de lijst van de woningen wordt verwezen naar de tabel in bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt dat met de lichtmasten van 15 meter hoog kan worden voldaan aan de richtlijnen voor de verlichting.

Hieruit blijkt dat de lichthinder van het sportpark op de woningen aanvaardbaar is. Ook ter plaatse van het Natura 2000-gebied wordt voldaan aan de criteria. Wanneer de lichthinder direct naast het sportterrein wordt beoordeeld volgens de richtlijnen geldend voor landelijk gebied, wordt niet voldaan aan de criteria. De richtlijn voor landelijk gebied is 1 lux. De lichtsterkte direct naast het terrein is ca 7 à 8 lux. De lichtsterkte loopt snel af tot 1 lux op ca 3 meter vanaf het terrein.

Beoordeling

Terreinverlichting van het sportpark veroorzaaktbij de omliggende woningen en Natura 2000-gebied lichthinder . Om lichthinder in de omgeving tegen te gaan zijn door de NSVV richtlijnen opgesteld. In het Activiteitenbesluit wordt ook verwezen naar deze richtlijnen. De tijden waarop de verlichting aan mag zijn, zijn geregeld in artikel 3.148 van het Activiteitenbesluit.

Voor het plangebied is een lichtonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat met de lichtmasten van 15 meter hoog wordt voldaan aan de richtlijnen voor de verlichting. De lichthinder wordt daarmee aanvaardbaar geacht. En het natura 200 gebied???Ter plaatse van het weidegebied direct naast het terrein wordt de richtlijn voor landelijk gebied wel overschreden maar omdat binnen 10 meter wel wordt voldaan aan de richtlijn wordt ook de lichthinder ter plaatse van het naastgelegen weidegebied aanvaardbaar geacht. Op basis van het lichtonderzoek zal voor het sportpark een verlichtingsplan met 15 meter hoge lichtmasten worden opgesteld. Deze masthoogte is vastgelegd in de planregels.

5.2.6 Geur

In deze paragraaf wordt het aspect geur in het plangebied getoetst aan het Zaans Geurbeleid 2016, dat op 14 juli 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Voor de hoofdlijnen van de wet- en regelgeving, in het bijzonder het Zaans geurbeleid 2016, wordt verwezen naar bijlage 3 van het milieuonderzoek.

Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?

De ontwikkeling betreft de realisatie van een sportpark ten behoeve van een bestaande hockeyvereniging. Op het sportpark worden drie speelvelden en een clubgebouw gerealiseerd. Een sportpark inclusief clubgebouw wordt beschouwd als een minder geurgevoelig object. Nu

er sprake is van een minder geurgevoelige object, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is van andere bronnen.

Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij deze ontwikkeling en is deze geurbelasting aanvaardbaar?

Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en evt. geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van deze ontwikkeling. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de onderstaande tabel en worden hierna toegelicht.

Bedrijven   SBI code (2008)   Locatie   Afstand tot locatie   Richt-
afstand geur (gemengd gebied)  
Klacht-en
bekend  
Geurrap-port aanwezig   Relevant voor de ontwikke-
ling  
1.   Avia
tank-
station  
473   Fortuinweg 3
Zaandijk  
30 m   10 m   Nee   Nee   Nee  
2.   Politie-
bureau  
84   Fortuinweg 1   20 m   0   Nee   Nee   Nee  
5.   Olam bv (ADM Cocoa)   10821-1   Stationstraat 78
Koog ad Zaan  
600 meter   300   Ja     Mogelijk  

Tabel 3: Onderzochte bedrijven

Streefkwaliteit voor geurbelasting voor deze ontwikkeling

Voor deze ontwikkeling is het Zaans geurbeleid gericht op het behalen van de streefkwaliteit voor geurbelasting. De streefkwaliteit wordt uitgedrukt in een hedonische waarde voor de geurbelasting. Met het begrip hedonische waarde wordt de onaangenaamheid van de geur gerelateerd aan de geurconcentratie. De hedonische waarde H=-1 staat voor een licht onaangename geur en de hedonische waarde H=-2 staat voor een onaangename geur. Omdat de concentratie waarin een geur als onaangenaam wordt ervaren per type geur verschilt, wordt per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde behoort. De geurconcentratie wordt in odourunits per m³ uitgedrukt (OUE/m3).

Voor het sportpark is de streefkwaliteit 2x de concentratie horend bij H=-1 bij continue bronnen (98-percentiel) en 4x de concentratie horend bij H=-1, bij discontinue bronnen (99,5-percentiel). De hedonische waarden kunnen worden weergegeven in geurcontouren.

Beschrijving en beoordeling van de geursituatie op het plangebied

  • Avia Tankstation

Op circa 30 meter afstand van het plangebied bevindt zich aan de Fortuinweg 3 het Avia benzineservicestation. Op basis van het VNG-boekje “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2009 heeft het bedrijf een SBI-code 473 (2008). De richtafstand ten opzichte van minder geurgevoelige objecten in een gemengd gebied, voor het aspect geur is 10 meter. Hieraan wordt ruimschoots voldaan. Dit bedrijf veroorzaakt geen geurhinder die relevant is voor het plangebied. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van het bedrijf bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Geur van dit bedrijf is daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling.

  • Olam Koog aan de Zaan

Op circa 600 meter afstand van het plangebied bevindt zich het bedrijf Olam Koog aan de Zaan. De richtafstand voor geur van het bedrijf is 300 meter. De ontwikkellocatie ligt dus op voldoende afstand van het bedrijf. Uit de onderstaande figuur blijkt dat het plangebied Sportpark Het Fortuin buiten 2x de concentratie horend bij H=-1 geurcontour van het Olam Koog aan de Zaan ligt. Dit houdt in dat voor het plangebied wordt voldaan aan de streefkwaliteit voor geur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0014.png"

Afbeelding 12: 2x de concentratie horend bij H=-1 bij continue bronnen (98-percentiel) van Olam Koog aan de Zaan (blauwe contour)

Uit bovenstaande blijkt dat de geurbelasting in het plangebied voldoet aan de streefkwaliteit voor het sportpark. Dit bedrijf veroorzaakt geen geurhinder die relevant is voor het plangebied. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van het bedrijf bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Geur vanwege dit bedrijf is daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling van het sportpark.

  • Overige bedrijven

De overige aanwezige bedrijven zoals bijvoorbeeld het politiebureau overschrijden de richtafstanden tot het plangebied niet en er zijn ook geen andere aspecten waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden. Daarnaast heeft het sportpark zelf ook geen relevante geuremissie die hinderlijk zou zijn voor geurgevoelige objecten in de omgeving.

Beoordeling

Op het plangebied is een minder geurgevoelig object voorzien, namelijk een sportpark. Er is onderzocht of er bedrijven zijn die geurhinder veroorzaken en of deze geurhinder aanvaardbaar is. De locatie ligt in de omgeving van een aantal bedrijven. Geen van de bedrijven veroorzaakt geurhinder die relevant is voor deze ontwikkeling. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal kunnen worden veroorzaakt. Daarnaast heeft het sportpark zelf geen relevante geuremissie, die hinderlijk zou zijn voor geurgevoelige objecten in de omgeving. Geconcludeerd kan worden dat op het plangebied ten aanzien van het aspect geur sprake is van een goed (woon- en) leefklimaat. Gelet op het Zaans Geurbeleid 2016 is de realisatie van het sportpark mogelijk.

5.2.7 Geluid

De akoestische situatie van het plangebied is in het kader van de Wet geluidhinder, het Activiteitenbesluit en goede omgevingskwaliteit onderzocht.

Aangezien binnen het plangebied geen geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd, die binnen een geluidszone van een weg, spoorlijn of industrieterrein liggen, is op dit plan de Wet geluidhinder niet van toepassing. Het nieuwe sportcomplex valt onder het wettelijk kader van het 'Activiteitenbesluit milieubeheer'. De geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit zijn wel van toepassing, omdat het project zelf geluidsemissie naar de omgeving kan hebben.

Voor het plangebied is door het adviesbureau 'het Geluidburo' een akoestisch onderzoek, kenmerk 1544 VT - XX W002 26-01-2017 V1.2 d.d. 06.06.2017 uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 bij dit onderzoek gevoegd. Het onderzoek is uitgevoerd om te bepalen welke geluidniveaus als gevolg van de activiteiten van de hockeyclub op de (bestaande) woningen in de directe omgeving van het plangebied optreden.

Geluidsgrenswaarden voor de activiteiten op het sportpark

Voor de beoordeling van een goed akoestisch leefklimaat in het kader van goede ruimtelijke ordening worden geluidnormen uit het Activiteitenbesluit aangehouden. Deze normen komen overeen met de geluidnormen voor gemengd gebied. In het Activiteitenbesluit zijn grenswaarden voor het gemiddelde geluid (LAr,LT) en voor het maximale geluidniveau, het zogenaamde piekgeluid (LAmax) opgenomen. De hoogte van de grenswaarde is afhankelijk van het tijdstip waarop de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Er is een onderverdeling gemaakt van het etmaal in dag, avond en nacht. De geluidnormen uit het Activiteitenbesluit zijn in de onderstaande tabel weergegeven.

Plaats waar de geluidnorm geldt   Dag
07-19.00  
Avond
19.00-23.00  
Nacht
23.00-07.00  
  LAr, LT   LAmax   LAr, LT   LAmax   LAr, LT   LAmax  
Op de gevel van het geluidgevoelige gebouw   50   70   45   65   40   60  

Tabel 5: De geluidnormen uit het Actviteitenbesluit, in dB(A)

Volgens het Activiteitenbesluit blijven piekgeluiden ten gevolge van de sportactiviteiten en het komen en gaan van bezoekers, alsmede het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van de sportinrichting, buiten beschouwing en hoeven deze niet te worden getoetst aan de geluidnormen van bovenstaande tabel.

Dit houdt in dat het Activiteitenbesluit een soepelere beoordeling kent dan de beoordeling in het kader van goede ruimtelijke ordening, waarin alle potentiële geluidbronnen worden meegewogen. Om te kunnen beoordelen of wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening

is in het akoestisch onderzoek voor het sportpark rekening gehouden met alle potentiële geluidbronnen. De berekende geluidniveaus zijn getoetst aan de toetswaarden zoals genoemd in bijlage 5 van “Bedrijven en Milieuzonering”. Dit vormt het toetsingskader voor een goede ruimtelijke ordening. Deze toetswaarden komen overeen met de normen uit het Activiteitenbesluit en zijn weergeven in tabel 4.

Het akoestisch onderzoek

In het onderzoek is voor twee representatieve bedrijfssituaties (RBS) van het sportpark geluidbelasting op de gevel van de nabij gelegen woningen van derden berekend. De representatieve bedrijfssituaties (RBS) van het sportpark zien er als volgt uit:

  • Wedstrijddagen zaterdag en zondag: 9.00 – 20.00 uur (RBS 1)
  • Trainingsdagen maandag t/m vrijdag: 15.30 – 22.00 uur (RBS 2)

Verder is er sprake van een aantal dagen per jaar dat er wedstrijdtoernooien worden gehouden.

Ook wordt er af en toe een feest georganiseerd in het clubgebouw. De frequentie hiervan beperkt zich tot maximaal 12x per jaar.

In dit onderzoek is tevens rekening gehouden met het komen en gaan van bezoekers, stemgeluid van bezoekers, luid roepende spelers, de scheidsrechtersfluit en schreeuwende of juichende toeschouwers. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek in bijlage 7 van het milieuonderzoek.

Verder zijn de berekeningen conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (HMRI, 1999) uitgevoerd en is de geluidbelasting berekend met het rekenprogramma Geomilieu (V4.10). Geluidbelasting is overigens berekend voor de dag- en avondperiode, omdat in de nachtperiode geen activiteiten (behalve feesten) op het sportpark worden uitgevoerd.

Berekende geluidbelasting en beoordeling

In de onderstaande tabel is de berekende geluidbelasting op de gevel van de omliggende woningen van derden op de wedstrijddagen weergegeven.

        Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ( LAr,LT)   Maximale geluidniveau (LAmax)  
Naam   Omschrijving   Dag   Avond   Dag   Avond  
W10   Fortuinweg 10   38   32   58   47  
W15   Triangelhof 15   32   24   53   43  
W17   Harpstraat 17   32   26   56   42  
W1-8   Grote Bleeker 1-8   38   30   59   47  
W1a   Fortuinweg 1a   42   39   61   57  
W44   Harpstraat 44   39   32   62   55  
W45   Harpstraat 45   41   32   63   55  
W46   Harpstraat 46   42   33   62   57  
W57   Harpstraat 57   43   34   62   59  
W58   Harpstraat 58   44   34   65   56  
W59   Harpstraat 59   43   35   63   59  
W64   Harpstraat 64   41   32   62   56  

Tabel 6: Berekende geluidniveaus op wedstrijddagen op zaterdag en zondag (RBS 1)

Uit bovenstaande tabel blijkt dat op de wedstrijddagen de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus( LAr,LT) voldoen aan de grenswaarden van 50 dB(A) voor de dagperiode en 45 dB(A) voor de avondperiode. Alle waarden liggen onder de grenswaarden.

Dit geldt ook voor de grenswaarden voor het maximale geluidniveau (piekgeluid). Uit de tabel blijkt dat de maximale geluidbelasting op de gevel van de woningen lager is dan de grenswaarde van 70 dB(A) voor de dagperiode en 65 dB(A) voor de avondperiode. In de dagperiode zijn de wedstrijddagen in het weekend maatgevend. De zaterdag waarop veel jeugdteams spelen, geldt als de meest intensieve wedstrijddag. Dan zijn er doorgaans ook meer bezoekers dan op de zondag. Het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) bedraagt maximaal 44 dB(A).

Op basis van de omgevingslawaaikaarten van Zaanstad blijkt dat de geluidbelasting van het wegverkeer op de A8 op de eerstelijnsbebouwing ca. 55 dB is. Vanwege de grote akoestische invloed van de snelweg A8 op de beoordelingspunten, is de verwachting dat het geluid van de A8 het geluid van de wedstrijden in de dagperiode deels zal maskeren.

In de onderstaande tabel is de berekende geluidbelasting op de trainingsdagen weergegeven.

        Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ( LAr,LT)   Maximale geluidniveau (LAmax)  
Naam   Omschrijving   Dag   Avond   Dag   Avond  
W10   Fortuinweg 10   31   38   53   54  
W15   Triangelhof 15   23   29   48   48  
W17   Harpstraat 17   22   30   51   52  
W1-8   Grote Bleeker 1-8   29   35   53   53  
W1a   Fortuinweg 1a   36   44   58   61  
W44   Harpstraat 44   30   36   56   57  
W45   Harpstraat 45   32   37   58   58  
W46   Harpstraat 46   32   38   58   62  
W57   Harpstraat 57   33   38   60   63  
W58   Harpstraat 58   34   38   61   61  
W59   Harpstraat 59   32   39   57   64  
W64   Harpstraat 64   31   37   56   60  

Tabel 7: Berekende geluidniveaus tijdens de trainingsdagen (RBS 2)

Doordeweeks is de avondperiode de maatgevende etmaalperiode. De trainingen zijn bepalend voor de geluidniveaus. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat op de trainingsdagen de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) voldoen aan de grenswaarden van 50 dB(A) voor de dagperiode en 45 dB(A) voor de avondperiode. Het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) in de avondperiode bedraagt maximaal 39 dB(A) bij woningen aan de Harpstraat. De woning Fortuinweg 1A heeft een geluidniveau van 44 dB(A) in de avondperiode. Deze waarde voldoet ook aan de grenswaarde van 45 dB(A) in de avondperiode.

Uit de tabel blijkt eveneens dat de maximale geluidbelasting op de gevel van de woningen lager dan de grenswaarde van 70 dB(A) voor dagperiode en 65 dB(A) voor de avondperiode is. Verder worden de geluidnormen voor het zogenaamde piekgeluid bij de omliggende woningen niet overschreden.

Vanwege de grote akoestische invloed van de snelweg A8 op de beoordelingspunten (woningen), is bovendien de verwachting dat het geluid van de A8 het geluid van de trainingen in de avondperiode deels zal maskeren.

Er wordt voldaan aan de normen uit het Activiteitenbesluit, welke gelijk zijn aan het toetsingskader voor een goede ruimtelijke ordening zoals aangegeven in “Bedrijven en milieuzonering”. Hierdoor zal de hinder als gevolg van de activiteiten op het sportcomplex aanvaardbaar zijn. Verder blijkt uit de berekeningen van de indirecte hinder tengevolge van de verkeersaantrekkende werking van het sportcomplex het geluidniveau bij de dichtstbij gelegen woning (Fortuinweg 10) 34 dB(A) in de dag- en avondperiode op de wedstrijddagen bedraagt. Bij Harpstraat 39 zijn de geluidniveaus zelfs lager dan 25 dB(A) in zowel de dag- als de avondperiode. Op trainingsdagen is het geluidniveau in de dagperiode nog lager. Het geluidniveau bedraagt in de avondperiode 36 dB(A) op gevel van de Fortuinweg 10 en 31 dB(A) op gevel van de Harpstraat 39. Bovengenoemde geluidniveaus voldoen ruimschoots aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) (etmaalwaarde) die geldt als grenswaarde voor indirecte hinder.

Beoordeling

De akoestische situatie van het plangebied is in het kader van de Wet geluidhinder, het Activiteitenbesluit en goede omgevingskwaliteit onderzocht. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op het plan, omdat binnen het plangebied geen geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Het nieuwe sportcomplex valt wel onder het wettelijk kader van het 'Activiteitenbesluit milieubeheer'. De geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit zijn wel van toepassing omdat het project zelf geluidsemissie naar de omgeving heeft.

Voor de activiteiten op het sportpark is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 7 bij het milieuonderzoek gevoegd. In het onderzoek is de geluidbelasting als gevolg van twee representatieve bedrijfssituaties (RBS) berekend. Bij de berekeningen is rekening gehouden met alle potentiële geluidbronnen zoals het geluid van toeschouwers, de spelers en de scheidsrechtersfluit binnen het plangebied.

Uit de geluidsberekeningen blijkt dat de geluidbelasting op de omliggende woningen, aan de grenswaarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ( LAr,LT) en voor het maximale geluidniveau (LAmax) voldoet. Dit geldt zowel voor de dagperiode tijdens wedstrijddagen in het weekend als de avondperiode waarbij trainingen maatgevend zijn. Deze grenswaarden uit het Activiteitenbelsuit zijn vergelijkbaar met het toetsingskader voor een goede ruimtelijke ordening uit de brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Indien voldaan wordt aan de normen uit het Activiteitenbesluit is er ook sprake van een goede ruimtelijke ordening. Vanwege de relatief grote akoestische invloed van de Rijksweg A8 in de omgeving van het sportcomplex, is de verwachting dat het geluidniveau van het sportcomplex deels zal worden gemaskeerd door het geluid van de A8. Dit zal gelden voor de dagperiode tijdens wedstrijddagen (weekend) en de avondperiode als er trainingen plaatsvinden.

De indirecte hinder vanwege het sportcomplex voldoet eveneens ruimschoots aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Verder komen eventuele clubavonden en toernooidagen maximaal 12 dagen per jaar voor. Daardoor vallen deze activiteiten onder het ontheffingregime voor incidentele festiviteiten van het Activiteitenbesluit.

Geconcludeerd wordt dat het geluidsniveau vanwege het sportpark op de nabij gelegen woningen, gezien de gebiedskenmerken ter plaatse aanvaardbaar is en dat er sprake is van een akoestisch goede omgevingskwaliteit. De activiteiten op het sportpark vormen planologisch gezien geen belemmering voor de woningen en andere gevoelige functies in de omgeving en is daarmee toelaatbaar binnen het plangebied. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

5.2.8 Beperkingengebied Schiphol

Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van Schiphol ten aanzien van de aspecten geluid, externe veiligheid en het hoogtebeperkingen gebied.

Beoordeling

Het beperkingengebied van Schiphol vormt geen belemmering voor het plangebied Sportpark Het Fortuin.

5.2.9 Externe veiligheid

Voor de planologische ontwikkelingen in een plangebied kan het aspect externe veiligheid een belemmering vormen. Het gaat om de volgende activiteiten:

  • Risicodragende activiteiten bij bedrijven;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, het water en de weg;
  • Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • Externe veiligheidsrisico's van de windturbines.

De gevolgen van deze aspecten zijn voor het plangebied onderzocht en in de volgende paragrafen opgenomen. De aanvullende informatie over de wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid en verklaring van termen is opgenomen in de bijlage 3 van het milieuonderzoek.

Risicodragende activiteiten bij bedrijven

Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. Net buiten het plangebied bevindt zich één bedrijf, waarop het Bevi van toepassing is. Het plangebied ligt voor een klein deel binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation Avia aan de Fortuinweg 3 te Zaandijk. Het invloedsgebied van het tankstation is 150 meter gemeten vanaf het vulpunt. In de vergunning is de doorzet van de LPG begrensd. De maximaal vergunde doorzet is tot 500 m³/jr. Voor het vullen van de opslagtank is tevens een venstertijd voorgeschreven in de vergunning, waarbij verlading mag plaatsvinden tussen 7:00 uur en 19:00 uur.

Transport van gevaarlijke stoffen

  • Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een spoortraject, waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over een spoortraject vormt geen belemmering voor het plangebied.
  • Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een vaarweg, waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  • Het plangebied ligt net binnen het invloedsgebied van de Rijkswegen A8, waarop vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt ter hoogte van de wegvak N32 (tussen afrit 2 (Zaandijk) en N246. Over het wegvak N32 van de Rijksweg A8 vindt 1500 GF3-transport (brandbare gassen zoals LPG) plaats.
  • Het plangebied ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen W-570-01, deel 1 van de Gasunie. Het betreft een hogedruk aardgasleiding van 40 bar. De grens van het 1% letaliteitsafstand (invloedsgebied) van de leiding ligt op circa 170 meter afstand van de leiding. De grens van het 100% letaliteitszone van de leiding ligt op 80 meter afstand van de leiding. Het plangebied ligt op circa 140 meter afstand van de leiding. Het oostelijke speelveld van het sportpark ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleiding. Het clubgebouw en de overige twee speelvelden liggen ruim buiten het invloedsgebied. In de onderstaande figuur is de globale situering van het plangebied en de omliggende risicobronnen gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0015.png"

Afbeelding 13: Plangebied en de risicobronnen

Resultaten van het QRA-onderzoek

In opdracht van de gemeente is door het adviesbureau AVIV een Kwantitatieve Risico Analyse (QRA) met kenmerk 173325, d.d. 26 april 2017 uitgevoerd. QRA is uitgevoerd naar alle hierboven genoemde risicobronnen. Het QRA-rapport is als bijlage 8 bij dit onderzoek gevoegd.

Resultaten A8

  • Plaatsgebonden risico

In bijlage 1 van de regeling Basisnet zijn voor wegen behorende tot het Basisnet afstanden vastgelegd voor het zogeheten PR-plafond (de 10-6 plaatsgebonden risicocontour). Voor wegvak N32 is de afstand '0' meter vermeld. Dit houdt in dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen op het midden van de weg niet meer bedragen dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling van Sportpark Het Fortuin.

  • Groepsrisico

Het groepsrisico is berekend voor de huidige en toekomstige situaties (na realisatie van het sportpark).

Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico niet toeneemt door de ontwikkeling van Sportpark Het Fortuin omdat de hoogte van het groepsrisico hoofdzakelijk door de bestaande bebouwing van Zaandijk wordt bepaald. Daarnaast bevindt Sportpark Het Fortuin zich op meer dan 150 meter van de A8 en daarmee ver buiten de effectafstand van 80 meter die bepalend is voor de hoogte van het groepsrisico (scenario Bleve brandbaar gas).

Het groepsrisico is in zowel de huidige als toekomstige situatie kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde is een lijn in de grafiek van het groepsrisico. Deze lijn geeft kansen aan in relatie tot het aantal doden. Zij fungeert als markering voor de kansen die beschouwd worden als grens van de maatschappelijk aanvaardbaarheid van de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde is een buitenwettelijke ijkwaarde en dus uitdrukkelijk geen grenswaarde. Met de oriëntatiewaarde kan het groepsrisico relatief worden beoordeeld en verantwoord. De ontwikkeling van het sportpark leidt niet tot een toename van het groepsrisico. In zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie is het groepsrisico een factor 0.05 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Conform het art. 8 lid 2 van het Bevt is in dit geval een verantwoording groepsrisico niet vereist.

Resultaten aardgasleiding

  • Plaatsgebonden risico

Uit de berekening voor de leiding W-570-01 deel 1 blijkt dat er geen plaatsgebonden risico van 1.0 10-6 per jaar aanwezig is. Dat wil zeggen dat het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar op de leiding ligt. Voor het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor het plangebied.

  • Groepsrisico

Het groepsrisico is berekend voor de huidige en toekomstige situatie. Uit de berekening is gebleken dat het groepsrisico zowel in de huidige als in de toekomstige situatie kleiner dan de oriëntatiewaarde is. De ontwikkeling van het sportpark leidt niet tot toename van het groepsrisico. Omdat het plangebied ruim buiten de 100% letaliteitszone (80 meter) van de leiding ligt. Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie is groepsrisico een factor 0.14 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Een factor 0.14 betekent dat de berekende frequentie van de fN-curve ongeveer zeven keer kleiner is dan de oriëntatiewaarde.

Uit de berekeningen blijkt dat de groepsrisicocurve van de kilometer aardgasleiding waar het hoogste groepsrisico is geconstateerd in beide situaties gelijk is. De oorzaak hiervan is dat de hoogte van het groepsrisico hoofdzakelijk wordt bepaald door de bestaande bebouwing ten zuiden van de leiding in Zaandijk en Koog aan de Zaan en niet door het nieuwe sportpark. De hoeveelheid personen, en dus potentiele slachtoffers, wordt vooral bepaald door de reeds aanwezige personen ter plaatse van de bestaande bebouwing. De invloed van het sportpark op het kilometervak met het hoogste groepsrisico is daardoor gering. Voor het sportpark kan op grond van het Bevb worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico die verderop in deze paragraaf staat.

LPG-tankstation 

  • Plaatsgebonden risico

Conform de tabel 1 van het Revi geldt voor PR 1.10-6/jr een afstand 25 meter vanaf het vulpunt en 25 meter vanaf het ondergrondse LPG-reservoir. Binnen deze afstand is realisatie van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet mogelijk. Sportpark Het Fortuin ligt buiten deze afstand van 25 meter. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor sportpark Het Fortuin.

  • Groepsrisico

De hoogte van het groepsrisico wordt voornamelijk bepaald door het lossen van de LPG-tankauto. Door de ontwikkeling van het sportpark neemt het groepsrisico in geringe mate toe van een factor 0.54 tot 0.82 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Conform artikel 13 van het Bevi dient het groepsrisico te worden verantwoord. In zowel de huidige als toekomstige situatie ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde geeft de brede opvatting in Nederland weer waar de grens ongeveer ligt van acceptabele voldoende kleine kansen op rampen. Men moet het berekende groepsrisico hiermee vergelijken om inzicht te krijgen in de relatie risico en aantal slachtoffers. Ligt het berekende groepsrisico onder de oriëntatiewaarde dan is het groepsrisico eerder aanvaardbaar. Ligt het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde dan is het groepsrisico niet aanvaardbaar of zijn verregaande risicobeperkende maatregelen noodzakelijk.  Door de realisatie van het sportpark neemt het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie toe. Ondanks de toename blijft het maximum aantal slachtoffers in beide situaties gelijk.

Effectafstanden

Volgens de Circulaire effectafstanden LPG-tankstations moet sinds 29 juni 2016 bij de besluiten voor een beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten nabij een LPG-tankstation ook rekening worden gehouden met de zogeheten effectbenadering. Volgens de circulaire mogen in beginsel geen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten binnen een afstand van 60 meter van een LPG-tankstation gemeten vanaf het vulpunt komen te liggen. Hetzelfde geldt voor zeer kwetsbare objecten binnen de 160 meter effectafstand. Als beperkt kwetsbare en kwetsbare en zeer kwetsbare objecten binnen de genoemde afstanden komen te liggen, dan moet deze situatie gemotiveerd worden. De afstanden gelden alleen bij besluiten waarbij het risico toeneemt. Het voorgenomen Sportpark Het Fortuin wordt beschouwd als kwetsbaar object en ligt buiten de 60 meter-effectenafstand van het tankstation Avia. In onderstaande figuur worden effectenafstanden van het tankstation op het plangebied weergegeven. Uit onderstaande figuur blijkt dat het sportpark op meer dan 60 meter afstand van het vulpunt ligt. De effectafstand van 160 meter ligt voor een klein deel over het oostelijke speelveld. Het clubgebouw en de overige twee speelvelden liggen erbuiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0016.png"

Afbeelding 14: Effectafstanden van het LPG- tankstation

Verantwoording van het groepsrisico

Uit het externe veiligheidsonderzoek blijkt dat het plangebied voor een deel binnen de invloedsgebieden van de Rijksweg A8, een hogedrukaardgasleiding van de Gasunie en het LPG-tankstation Avia aan de Fortuinweg 3 ligt. Conform art. 8 lid 2 van het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) is in dit geval een verantwoording van het groepsrisico als gevolg van het transport gevaarlijke stoffen op de A8 niet vereist. Conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dient de toename van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation wel te worden verantwoord. Conform artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen(Bevb) kan voor de hogedrukaardgasleiding volstaan worden met een zogenaamde beperkte verantwoording van het groepsrisico. Bij een beperkte verantwoording van het groepsrisico wordt ingegaan op:

  • de aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaken;
  • het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar;
  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.

Hieronder volgt een beschrijving van de aspecten die conform artikel 13 van het Bevi en artikel 12 van het Bevb onderdeel uitmaken van de verantwoording van het groepsrisico.

Verder is in verband met de mogelijkheden voor zelfredzaamheid van de gebruikers en de mogelijkheden voor de hulpverlening, aan de Veiligheidsregio Zaanstreek en Waterland (VrZW) advies gevraagd. Het advies van de VrZW wordt bij de verantwoording betrokken. Het volledige advies is als bijlage 9 bij het milieuonderzoek is gevoegd.

Personen dichtheid binnen het invloedsgebied

Met de ontwikkeling van het sportpark zal de personendichtheid binnen de invloedsgebieden van de A8, het LPG-tankstation en de hogedrukaardgasleiding wijzigen. De toekomstige invulling van het plangebied omvat drie speelvelden en een clubhuis. Volgens de opgave van De Kraaien is er sprake van twee representatieve bedrijfssituaties op het sportpark. Op zaterdagen en zondagen tussen 9.00-20.00 uur zullen wedstrijden worden georganiseerd en op doordeweekse dagen vanaf maandag t/m vrijdag zal er tussen 15.30 en 20.00 uur worden getraind. Daarnaast zullen er 12 keer per jaar verenigingsgerelateerde evenementen worden georganiseerd. De wedstrijddagen en de evenementen zijn de drukste dagen waar de personendichtheid op het sportpark het hoogste is. Er wordt uitgegaan van maximaal 50 personen per speelveld, 50 personen voor het clubhuis en 300 personen bij een evenement. Op basis van een conservatieve aanname zal de personendichtheid binnen het plangebied met circa 600 personen toenemen. Dit is uitgaande van een maximale bezetting. In de praktijk zal de personendichtheid lager zijn dan de voor de berekening gebruikte aannames.

Het huidige en toekomstige groepsrisico

Uit de risicoberekening blijkt dat het groepsrisico van de Rijksweg A8 door de ontwikkelingen van het sportpark niet toeneemt omdat het plangebied op meer dan 150 meter van de A8 ligt en daarmee ver buiten de effectafsand van 80 meter. Het groepsrisico van de A8 is in zowel de huidige als toekomstige situatie kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde.

Wat betreft het groepsrisico van de hogedrukaardgasleiding blijkt dat de ontwikkeling van het sportpark niet leidt tot toename van het groepsrisico van de hogedrukaardgasleiding, omdat het plangebied ruim buiten de 100% letaliteitszone (80 meter) van de leiding ligt. Het plangebied ligt op meer dan 140 meter afstand van de leiding. Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie is het groepsrisico een factor 0.14 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Een factor 0.14 betekent dat de berekende frequentie van de groepsrisicocurve (fN-curve) ongeveer zeven keer kleiner is dan de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat het groepsrisico van de aardgasleiding in zowel de huidige als de toekomstige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde ligt.

Verder blijkt uit de rekenresultaten dat het groepsrisico van het tankstation zowel in de huidige als toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt. Door realisatie van Sportpark Het Fortuin neemt het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie toe. De hoogte van het groepsrisico wordt voornamelijk bepaald door het lossen van de LPG-tankauto. In de huidige situatie is het maximale groepsrisico een factor 0.54 ten opzichte van de oriëntatiewaarde en in de toekomstige situatie is het een factor 0.82 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Omdat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt is de kans op een ramp acceptabel klein en is het groepsrisico reeds bij relatief beperkte risicobeperkende maatregelen aanvaardbaar.

Bronmaatregelen en ruimtelijke maatregelen

In de vigerende omgevingsvergunning van het tankstation zijn reeds bronmaatregelen doorgevoerd. In de vergunning is de LPG-doorzet begrensd tot 500 m³ per jaar en mag de LPG-bevoorrading alleen tussen 7:00 uur en 19:00 uur plaatsvinden. Verdergaande bronmaatregelen bij het tankstation kunnen in het kader van dit bestemmingsplan niet genomen worden, omdat het groepsrisico zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie lager is dan de oriëntatiewaarde. Ruimtelijke maatregelen zoals de realisatie van het sportpark buiten het invloedsgebied van het tankstation is niet mogelijk, omdat het sportpark dan voor een groter deel binnen de bestemming “Natuur” zou komen te liggen wat niet wenselijk is. Wel is voor invulling van het sportpark binnen het plangebied een variantenstudie uitgevoerd. Uit de variantenstudie is gebleken dat de gekozen ontwerpvariant de meest gunstige variant is. Volgens de gekozen variant ligt het sportterrein geheel buiten de 60 meter-effectenafstand van het tankstation. De ligging van de effectenafstand over het sportpark is in de afbeelding 14 weergegeven.Wat betreft de hogedrukaardgasleiding en de Rijksweg A8 zijn het treffen van de bron- en ruimtelijke maatregelen niet mogelijk.

Daarnaast ligt het plangebied op grote afstand van deze risicobronnen.

De bestrijdbaarheid van een ongeval

Volgens het brandweeradvies kan de hulpverlening een ongeval met gevaarlijke stoffen niet voorkomen. Bij een ongeval richten de hulpdiensten zich voornamelijk op het veiligstellen van het gevarengebied, het bestrijden van branden/incidenten en het helpen van slachtoffers.

Om de bestrijding van de effecten van een ongeval door de hulpdiensten te verbeteren worden op het sportterrein bluswatervoorzieningen getroffen. Hiervoor wordt, indien mogelijk bij de entree van de sportpark een ondergrondse brandkraan aangelegd of wordt er een waterwinplaats voor de brandweer aangelegd.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. Het zelfredzame vermogen van personen in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen wordt een sportterrein aangemerkt als kwetsbaar object. Het sportterrein wordt gebruikt door een hockeyvereniging. Ongeveer een derde van de leden is 12 jaar of jonger en qua zelfredzaamheid te beschouwen als zeer kwetsbaar. Bij trainingen en wedstrijden zijn altijd trainers, coaches en bestuursleden aanwezig. Mocht zich een incident voordoen dan zijn de jeugdleden, onder goede begeleiding, als zelfredzaam te beschouwen.

Om de zelfredzaamheid van de gebruikers te vergroten, zal een aantal maatregelen worden getroffen. Deze zijn:

  • De initiatiefnemer van het sportpark wordt gevraagd om bij de constructie van het clubgebouw rekening te houden met de effecten van een BLEVE bij het LPG-tankstation, een fakkelbrand bij de hogedrukaardgasleiding en een toxische wolk op de A8. Dit wordt als voorwaarde opgenomen bij de omgevingsvergunning van het clubgebouw. Met het treffen van de bouwkundige maatregelen bij de clubgebouw kan het gebouw beter bescherming bieden tegen effecten van een BLEVE, fakkelbrand, toxische wolk. Hierdoor kunnen de gebruikers van het sportpark in geval van een externe calamiteit in het clubgebouw schuilen. Het betreft maatregelen aan het gebouw. Omdat het gebouw niet in een plasbrandaandachtsgebied valt kan volstaan worden met een mechanische ventilatie die centraal (bijvoorbeeld achter de bar) bedient kan worden. Uitgangspunt is toepassing van dubbel glas. Het is aan te raden om hierbij de individuele glasoppervlaktes klein te houden. Bij grotere glasoppervlaktes kan gelamineerd glas, of een vergelijkbaar glastype, worden toegepast dat goed bestand is tegen drukgolven.
  • Het bestuur van de sportvereniging wordt gevraagd om een calamiteitenplan of in het bedrijfshulpverleningsplan (BHV-plan) handelingsperspectieven voor de trainers, coaches en bestuursleden met betrekking tot de externe calamiteiten op te nemen. Hiermee kunnen trainers, coaches of bestuursleden zowel zichzelf als jeugdleden bij een incident in veiligheid brengen. Het beste handelingsperspectief bij dreigende BLEVE bij het tankstation is binnenblijven of schuilen in het clubgebouw. Het beste handelingsperspectief bij het vrijkomen van een toxische wolk ramen en deuren sluiten en de mechanische ventilatie van het clubgebouw uitzetten. Het beste handelingsperspectief bij een fakkelbrand, met name bij het horen van een bulderend geraas is het wegvluchten in tegenovergestelde richting van de buisleiding. In het gebied zijn voldoende vluchtwegen aanwezig om bij een ongeval bij de buisleiding het gebied te verlaten.
  • Verder zal het bestuur van de vereniging gevraagd worden om met de tankstationhouder af te spreken of af te stemmen dat er tijdens de evenementen en eventuele wedstijden in het weekend geen LPG-bevoorrading plaatsvindt. Indien tijdens de LPG-bevoorrading het sportveld niet wordt gebruikt dan kunnen er ook geen slachtoffers vallen.

Conclusie

Uit het voorgaande blijkt dat de aanwezigheid van de risicobronnen nabij het plangebied geen belemmering is voor de vaststelling van het bestemmingsplan vanwege de volgende redenen:

  • In het gehele plangebied er voldoende vluchtwegen aanwezig zijn om het plangebied in geval van calamiteit te ontvluchten;
  • Binnen het invloedsgebied van risicobronnen bevinden zich personen die onder goede begeleiding van de trainers voldoende zelfredzaam kunnen worden beschouwd;
  • Bij het clubgebouw zullen bouwkundige maatregelen worden getroffen, zodat het clubgebouw betere bescherming kan bieden tegen effecten van een BLEVE, fakkelbrand of een toxische wolk. Hierdoor kunnen de gebruikers van het sportpark bij een externe calamiteit in het clubgebouw schuilen. Het gaat hierbij om maatregelen als een centrale bedieningsknop van de mechanische ventilatie (scenario toxische wolk) en glas dat enigszins bestand is tegen drukgolven en hitte (scenario BLEVE);
  • Ter vergroting van de zelfredzaamheid van de aanwezigen zal door de vereniging een calamiteitenplan of een BHV-plan worden opgesteld om handelingsperspectieven voor de trainers, coaches en bestuursleden voor de externe calamiteiten op te nemen.
  • Verder zal de sportvereniging met de tankstation afstemmen zodat er tijdens de evenementen en trainingen geen LPG-bevoorrading plaatsvindt;
  • Er worden voldoende bluswatervoorzieningen of opstelplaatsen voor de brandweer gerealiseerd om een eventuele calamiteit te bestrijden;
  • De bereikbaarheid van het sportpark door de hulpdiensten voldoet aan de gestelde eisen.

De gemeente heeft kennis genomen van de inhoud van de rapportage “externe veiligheid sportpark Het Fortuin te Zaandijk" van Aviv (zie bijlage 8) en het advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (zie bijlage 9) en acht het groepsrisico aanvaardbaar en accepteert het restrisico.

Beoordeling

Uit het externe veiligheidsonderzoek blijkt dat het plangebied voor een deel binnen de invloedsgebieden van de Rijksweg A8, de hogedrukaardgasleiding van de Gasunie en het LPG-tankstation Avia aan de Fortuinweg 3 ligt. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr van alle drie risicobronnen ligt. Voor het plangebied wordt er voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.

Wat betreft het groepsrisico blijkt uit de resultaten dat door de ontwikkeling van het sportpark het groepsrisico van de Rijksweg A8 en de hogedrukaardgasleiding van de Gasunie niet toeneemt. Het groepsrisico blijft zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie ruimt onder de oriëntatiewaarde. Conform het art. 8 lid 2 van het Bevt is in dit geval een verantwoording groepsrisico van A8 niet vereist. Conform het artikel 12 van het Bevb kan voor de hogedrukaardgasleiding volstaan worden met een zogenaamde beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Door realisatie van sportpark Het Fortuin neemt het groepsrisico binnen het invloedsgebied van

het LPG- tankstation ten opzichte van de huidige situatie wel toe. De hoogte van het groepsrisico wordt voornamelijk bepaald door het lossen van de LPG-tankauto. In huidige situatie is het groepsrisico een factor 0.54 ten opzichte van de oriëntatiewaarde en in de toekomstige situatie is het een factor 0.82 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Maar het groepsrisico van het tankstation ligt zowel in de huidige als toekomstige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde. Conform artikel 13 van het Bevi dient de toename van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation wel te worden verantwoord. Voor het plangebied is een verantwoording van groepsrisico opgesteld. Uit de verantwoording blijkt dat de aanwezigheid van de risicobronnen nabij het plangebied geen belemmering is voor de vaststelling van het bestemmingsplan vanwege de volgende redenen:

  • In het gehele plangebied er voldoende vluchtwegen aanwezig zijn om het plangebied in geval van calamiteit te ontvluchten;
  • Binnen het invloedsgebied van risicobronnen bevinden zich personen, die onder goede begeleiding van de trainers is voldoende zelfredzaam kunnen worden beschouwd;
  • Bij de clubgebouw zullen bouwkundige maatregelen worden getroffen, zodat het clubgebouw betere bescherming kan bieden tegen effecten van een BLEVE, fakkelbrand, toxische wolk. Hierdoor kunnen de gebruikers van het sportpark bij een externe calamiteit in het clubgebouw schuilen;
  • Ter vergroting van de zelfredzaamheid van de aanwezigen zal door de vereniging een calamiteitenplan of een BHV-plan worden opgesteld om handelingsperspectieven voor de trainers, coaches en bestuursleden voor de externe calamiteiten op te nemen.
  • Verder zal de sportvereniging met het tankstation afstemmen, wanneer de LPG-bevoorrading plaatsvindt, zodat er tijdens de evenementen en wedstrijden geen LPG-bevoorrading plaatsvindt. Wanneer er geen LPG-bevoorrading plaatsvindt tijdens het gebruik door de sportvereniging wordt het risico voor de sportvereniging weggenomen;
  • Er worden voldoende bluswatervoorzieningen of opstelplaatsen voor de brandweer gerealiseerd om een eventuele calamiteit te bestrijden;
  • De bereikbaarheid van het sportpark door de hulpdiensten voldoet aan de gestelde eisen.

5.2.10 Blootstelling aan elektromagnetische veldsterkte

Er zijn geen hoogspanningsleidingen of telecomantennes in de buurt van de planlocatie aanwezig. Hierdoor is blootstelling aan hoge magnetische veldsterktes niet aan de orde.

Conclusie

Magnetische velden rond de hoogspanningslijnen en UMTS- en GSM-antennes zijn niet aanwezig en vormen daarom geen belemmering voor de realisatie van het plan. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden tot realisatie van dergelijke constructies.

5.2.11 Duurzaamheid

In het ISV-meerjarenprogramma zijn doelstellingen opgenomen met betrekking tot duurzaam bouwen voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw. De kwaliteitseisen voor de nieuwbouw van woningen zijn wettelijk geregeld in het Bouwbesluit. Dit biedt over het algemeen voldoende waarborg voor kwaliteit, maar op een aantal aspecten is dat niet het geval en streeft de gemeente Zaanstad een hoger kwaliteitsniveau na om de bruikbaarheid en toekomstwaarde van de nieuwbouw te verhogen. In het plangebied wordt gestreefd naar zongericht verkavelen door gevels en daken te oriënteren op het zuiden.

Het opwekken van elektriciteit met zonlicht is een duurzame methode die vrijwel overal toe te passen is. Op elke woning, gebouwencomplex of onbebouwde gronden kunnen PV-panelen (Photo Voltaïc) geplaatst worden. Met een PV-paneel kunnen zonnestralen opgevangen worden en omgezet worden in elektriciteit. PV-cellen zijn een gemakkelijke en milieuvriendelijke manier om stroom op te wekken.

In bepaalde gevallen is het plaatsen van een zonnepaneel of -collector vergunningsvrij. Hierover is dan ook niets worden opgenomen in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt ingeval wel een vergunning nodig is plaatsing niet rechtstreeks mogelijk. De bouw van complexen van zonnepanelen of -collectoren is mogelijk via een omgevingsvergunning met afwijking.

Daarnaast wordt het clubhuis zonder gasaansluiting gebouwd.

Conclusie

In het bouwbesluit zijn ten behoeve van duurzaam bouwen voor de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen kwaliteitseisen gesteld. Daarnaast streeft Zaanstad bij de nieuwbouw van gebouwen zoveel mogelijk naar zongericht verkavelen door gevels en daken te oriënteren op het zuiden. Hierdoor kunnen passieve zonne-energie en actieve zonne-energie beter benut worden.

Binnen het plangebied zijn geen grote windturbines aanwezig en het oprichten van grote windturbines is ook niet mogelijk. Hetzelfde geldt voor kleine windturbines.

In bepaalde gevallen is het plaatsen van een zonnepaneel of -collector vergunningsvrij. Hierover is dan ook niets opgenomen in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt plaatsing van wel vergunningsplichtige zonnepanelen niet rechtstreeks mogelijk maar bindt dat aan een omgevingsvergunning met voorwaarden.

5.2.12 Natuur en ecologie

Wet natuurbescherming

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Naar aanleiding van de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zijn onderzoeken naar de aanwezige natuurwaarden uitgevoerd. De onderzoeken richten zich op de eventuele strijdigheid van de ruimtelijke ontwikkelingen met de Wet natuurbescherming (gebiedsbescherming, soortbescherming en bescherming van houtopstanden) en met het provinciale natuurbeleid; Natuurnetwerk Nederland en Weidevogelgebieden. Toets Wet natuurbescherming - Natura 2000 en Uitgebreid Natuuronderzoek Fortuinweg in Zaandijk zitten beide in de bijlagen. Evenals het mitigatie- en compensatieplan (bijlagen 10,11 en 12).

Gebiedsbescherming Natura 2000

Natura 2000-gebieden zijn beschermd via de Wet natuurbescherming en hebben daarom een wettelijke status. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan, als deze ontwikkelingen de natuurlijke waarden van het gebied direct of indirect (middels externe werking) aantasten.

Binnen het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan Sportpark Het Fortuin zelf ligt geen Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied Polder Westzaan ligt op ongeveer 230 meter afstand van het plangebied. De realisatie en het gebruik van de hockeyvelden aan het Fortuinveld kunnen mogelijk invloed uitoefenen op het Natura 2000-gebied Polder Westzaan. In het 'Toets Wet natuurbescherming - Natura 2000' van Antea en 'Uitgebreid Natuuronderzoek Fortuinweg in Zaandijk' van 27 september 2017, dat is uitgevoerd door Groot Eco Advies, is de mogelijke invloed onderzocht.

Dit onderzoek concludeert dat de wijzigingen van de bestemmingen kunnen leiden tot verstoring van de meervleermuis (habitatsoorten aangewezen voor Natura 2000-gebied Polder Westzaan) met name als gevolg van verlichting en verstoring door trillingen. Het negatief effect op de meervleermuis kan worden voorkomen door het treffen van mitigerende maatregelen; namelijk de plaatsing van 15 meter hoge lichtmasten met gerichte lichtstralen. Er is vanuit dit oogpunt geen belemmering voor de realisering van de voorgenomen bestemmingen. De noordse woelmuis is uit te sluiten omdat de soort niet voorkomt in de directe omgeving van het plangebied, de heiwerkzaamheden een zeer korte periode in beslag nemen en het leefgebied verder buiten het door geluid verstoorde gebied ligt.

De habitattypen kunnen alleen beïnvloed worden door stikstofdepositie. De habitattypen van het Natura 2000-gebied Polder Westzaan zijn stikstofgevoelig. Er is een berekening van de effecten van stikstofdepositie gemaakt. Daarbij is de regelgeving ten aanzien van stikstofdepositie en voor stikstofgevoelige habitats toegepast: de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De berekeningen van de stikstofdepositie als gevolg van het voornemen wijzen uit dat een beperkte toename van de stikstofdepositie optreedt als gevolg van de aanlegfase en de gebruiksfase. De toename van stikstofdepositie bedraagt 2,02 mol/ha/jaar in de aanlegfase en 0,70 mol/ha/jr in de gebruiksfase. In het PAS is voor elk Natura 2000-gebied onderbouwd dat tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de stikstofdepositie, de effecten van de generieke brongerichte maatregelen en de gebiedspecifieke herstelmaatregelen depositieruimte beschikbaar is zonder dat de natuurlijke kenmerken van de te beschermen habitattypen en leefgebieden van soorten in gevaar komen of dat een onevenredige vertraging of belemmering van het halen van de instandhoudingsdoelstellingen ontstaat (Ministerie van EZ en Ministerie van I&M, januari 2015). De effecten van stikstofdepositie staan de onderhavige ontwikkeling tot sportpark niet in de weg.

Ondanks dat de depositie in de permanente situatie lager is dan 1,0 mol per hectare per jaar is er toch sprake van een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming vanwege het feit dat de depositie in de realisatiefase boven de 1,0 mol per jaar per hectare ligt.

Gezien het bovenstaande zijn effecten in het kader van de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebied Polder Westzaan uit te sluiten en is de realisatie van het sportpark mogelijk; de noodzakelijke vergunning is immers inmiddels verkregen (bijlage 19) en de mitigerende maatregelen voor de meervleermuis worden getroffen. Omdat de voorgenomen ontwikkeling voorziet in het aanbrengen van de gewenste verlichting, vormt de Wet natuurbescherming geen belemmering voor het bestemmingsplan Sportpark Het Fortuin.

Soortenbescherming

Het doel van de soortenbescherming, die nu ook in de Wet natuurbescherming geregeld is, is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Vanuit deze wet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied.

Voor de functie van het gebied voor de rugstreeppad, vleermuizen, muizen en kleine marterachtigen is nader onderzoek uitgevoerd door Groot Eco Advies (bijlage 10). Er zijn beschermde soorten aanwezig in of nabij het plangebied, die niet vrijgesteld zijn door de provincie Noord-Holland. Dit betreft vleermuizen (art 3.5), amfibieën (rugstreeppad, art 3.5) en broedvogels (geen soorten met jaarrond beschermd nest) (art 3.1 en art 3.5).

Ontwikkelingen die mogelijk zijn in het kader van het bestemmingsplan kunnen leiden tot effecten op de beschermde soorten. Voor broedvogels geldt dat de nesten, als deze in gebruik zijn, niet verstoord mogen worden. Voor een aantal soorten (vleermuizen en rugstreeppad) is een ontheffing nodig. Voor deze soorten geldt dat effecten kunnen worden voorkomen door het leefgebied te versterken of te compenseren. Dit is uitgewerkt in een mitigatie- en compensatieplan (bijlage 12). Voor vleermuizen is het foerageergebied gecompenseerd door de groenzone binnen het plangebied, de herplant van bomen buiten het plangebied en het mogelijk beheer van het moerasterrein ten westen van het plangebied. Voor de rugstreeppad is een nieuw voortplantingsbiotoop aangelegd en is het landbiotoop nabij dit voorplantingsbiotoop versterkt.

Naar aanleiding van het natuuronderzoek is al een ontheffing van de Wet natuurbescherming, onderdeel soortbescherming aangevraagd bij de RUDNHN en verleend voor het plaatsen van het amfibieënscherm en het realiseren van nieuw leefgebied voor de rugstreeppad. Voor de vleermuizen is ook een ontheffing bij de RUDNHN aangevraagd.

Daarnaast kunnen diverse algemenere beschermde soorten voorkomen. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Wnb. Wel geldt de algemene zorgplicht. Dit betekent bijvoorbeeld dat de werkzaamheden voor zover mogelijk worden uitgevoerd in de richting van de uitwijkingmogelijkheden zodat aanwezige mobiele soorten kunnen uitwijken en zoveel mogelijk werken buiten de kwetsbare perioden van soorten zullen worden uitgevoerd. Daarmee wordt voldoende aan de zorgplicht voldaan en kan de gunstige staat van instandhouding van de algemenere soorten worden gegarandeerd.

Trekganzen In het voorgaande bestemmingsplan waren ter plekke van het plangebied de bestemmingen 'maatschappelijk' en 'natuur' opgenomen. Het biotoop ter plekke was gezien de verruiging en het gebruik voor opslag en hondenuitlaatgebied niet geschikt als leefgebied voor ganzen. Deze zullen aanwezig zijn in het gebied ten westen van plangebied. Hier is de bestemming niet veranderd.

Ten westen van het plangebied en langs de A8 ligt weidevogelleefgebied (cf kaart van de PRV zoals deze te vinden is op de website van de provincie Noord-Holland). Dit gebied is wat aanwezige biotopen betreft ook geschikt als ganzenfoerageergebied evenals het gebied tussen het Natura 2000-gebied/ NNN (Natuurnetwerk Nederland) en het plangebied. Dit bestemmingsplan richt zich op de realisatie van hockeyvelden met bijbehorende voorzieningen (clubgebouw, parkeerplaatsen). De mate van verstoring (geluid, licht, beweging) is groter dan in de voorgaande situatie omdat het plangebied toen nog een ruig karakter had en in gebruik was voor opslag en hondenuitlaatgebied. Overige effecten zijn niet te verwachten.

De verwachting is dat de aanwezigheid van de hockeyvelden de populatie ganzen niet zal beïnvloeden. Voor ganzen die in Nederland verblijven als trek- of wintervogel is het van wezenlijk belang om voldoende voedsel op te kunnen nemen. Deze functie wordt niet negatief beïnvloed door de aanwezigheid van de hockeyvelden omdat er in de nabijheid ruim foerageergebied voorhanden is en rust in deze omgeving niet de sleutelfactor is (gezien de nabijheid van de A8). Zo blijkt uit onderzoek (genoemd in Krijgsveld, 2008 1]).

1]) dat overwinterende rotganzen in Engeland verstoorde gebieden meden nabij wegen in het begin van de winter, en foerageerden in minder verstoorde gebieden.

Soortbescherming Wnb:
De ganzen vallen als trekvogel/wintergast onder Wnb artikel 3.1. Het opzettelijk verstoren van soorten is verboden (art 3.1, lid 4). Dit verbod is alleen van toepassing op 'opzettelijk' handelen. Dat dekt ook voorwaardelijk opzet (=bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat gedraging schadelijke gevolgen heeft voor beschermde soorten). Er is echter geen sprake van verstoring als de verstoring niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de vogelsoorten. De populatie van de ganzen staat niet onder druk (Afbeelding 15). Er is daarom geen sprake van een overtreding van de verbodsbepaling met betrekking tot verstoring van individuen uit de Wnb.


afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0017.jpg"
Afbeelding 15: Aantal ganzen in januari (website SOVON)

Het overtreden van de verbodsbepaling “opzettelijk verstoren van nesten” (art 3.1, lid 2) is niet aan de orde omdat het trekvogels/wintergasten betreft en geen broedvogels.

Gebiedsbescherming Wnb Het nabijgelegen Natura 2000-gebied Polder Westzaan heeft geen instandhoudingsdoelen voor trekkende ganzen (het is Habitatrichtlijngebied). Er is voor ganzen geen ecologische relatie tussen het open gebied ten westen van het plangebied en het Natura 2000-gebied.

Gebiedsbescherming NNN
Het Natura 2000-gebied is ook aangewezen als NNN-gebied (Afbeelding 16).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0018.jpg"

Afbeelding 16: Ligging Natuurnetwerk Nederland (groen) Plangebied rood omlijnd

Het plangebied ligt buiten NNN en weidevogelleefgebieden, er zijn alleen effecten mogelijk in het kader van de eventuele externe werking. Het NNN kent in de provincie Noord-Holland geen externe werking. Ingrepen buiten het NNN hoeven niet te worden beoordeeld op hun effect op de wezenlijke kenmerken en waarden binnen het NNN.
Bij wijziging van het bestemmingsplan, zoals hier het geval is, dient te worden getoetst of aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, met andere woorden of de voorgenomen activiteit waarvoor het plan wordt gewijzigd, in het NNN of in een weidevogelleefgebied ligt. Dat is niet het geval. Via weidevogelleefgebied: dit beleid richt zich op de bescherming van broedende weidevogels en niet op ganzen.

Via provinciale ganzenfoerageergebieden: Het plangebied en omgeving is niet aangewezen als provinciaal ganzenfoerageergebied (cfr kaart zoals deze te vinden is op de website van de provincie Noord-Holland).

Natuurnetwerk Nederland en weidevogelleefgebied

Het plangebied ligt buiten NNN en weidevogelleefgebieden. Er zijn alleen effecten mogelijk in het kader van de externe werking (geluid, licht, beweging, overige effecten in het kader van de externe werking zijn niet te verwachten). Aangezien binnen de provincie Noord-Holland geen 'externe werking' geldt, is toetsing aan het beschermingsregime niet noodzakelijk.

Houtopstanden

Ten aanzien van houtopstanden vloeien eveneens consequenties voort, omdat er houtopstanden gekapt worden als gevolg van de vaststelling van het plan en de uitvoering van de werkzaamheden die daarin mogelijk gemaakt worden. Bovendien kent de gemeente een herplantplicht die vastgelegd is in het gemeentelijk bomenbeleid. Daartoe worden de gekapte bomen herplant indien mogelijk op de fortuinweglocatie of elders.

Conclusie

In de effectbeoordeling in het rapport Toets Wet natuurbescherming - Natura 2000 is geconstateerd dat er geen significant negatieve effecten op enig Natura 2000-gebied optreden. Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland en weidevogelleefgebied. Ten aanzien van de beschermde soorten zijn effecten uitgesloten gezien de reeds genomen maatregelen ten behoeve van het leefgebied van de rugstreeppad en de geplande maatregelen ten behoeve van het foerageergebied van de vleermuizen.

De Wet natuurbescherming (gebieds- en soortbescherming) en het provinciale natuurbeleid (Natuurnetwerk Nederland en Weidevogelleefgebieden) vormen, na verkregen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming, geen belemmering voor de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen.

5.2.13 Bestemmingsplan versus m.e.r.

De noodzaak voor het opstellen van een milieu-effectrapportage m.e.r. is wettelijk verankerd in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage.

In drie gevallen is een bestemde activiteit Merplichting:

  • 1. Indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit Mer bijlage C kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan plan-Mer-plichting;
  • 2. Indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt die voorkomen in bijlage D van het besluit Mer dan geldt voor het plan de mer-beoordelingsplicht. Is de omvang van de deze activiteiten echter onder de plandrempel dan kan worden volstaan met volstaan met een zogenaamde 'vormvrije Mer-beoordeling'.
  • 3. Indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, is het bestemmingsplan eveneens plan-Mer-plichtig.

In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder bijlage C of onder bijlage D van het besluit-Mer vallen.

Beoordeling

De ontwikkeling van Sportpark Het Fortuin is een ontwikkeling die géén significante nadelige gevolgen oplevert voor de natuur. Daarnaast wordt de ontwikkeling niet in het Besluit m.e.r. genoemd. Vandaar dat er geen verplichting is voor een passende dan wel vormvrije m.e.r.-beoordeling.

5.3 Stedenbouwkundige / Landschappelijke waarde

5.3.1 Aanleiding

De Kraaien is de enige Zaanse hockeyvereniging en komt vanuit een locatie in de polder Wijdewormer in de gemeente Wormerland. Deze locatie ligt ver afgelegen in het buitengebied. Dit brengt veel autobewegingen met zich mee. De toegangsweg is voor fietsers verkeersonvielig en laat ook qua sociale veiligheid te wensen over.

Sportverenigingen zijn een wezenlijk onderdeel van het sociale leven in een gemeenschap. Door een hockeyvereniging een plek te geven binnen de gemeente worden de bereikbaarheid en de sociale veiligheid verbeterd. Het huidige plan is met participatie van de buurtbewoners en de vereniging tot stand gekomen. Dit heeft in combinatie met een ruimtelijke inpassing geleid tot onderstaand definitieve ontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0019.png"

Afbeelding 17: Definitief ontwerp

5.3.2 Inpassing

Op grond van de zoneringsnorm van de VNG ('Bedrijven en milieuzonering 2009') dient in verband met de geluidsbelasting de afstand tussen de grens van de woonbebouwing en de rand van het dichtstbijgelegen sportveld minimaal 50 meter te bedragen. Door deze afstand aan te houden blijft eventuele geluidsoverlast binnen de perken en kan het sportcomplex een waardevolle aanvulling zijn op het voorzieningenniveau van Zaanstad in het algemeen en op die van Zaandijk en omgeving in het bijzonder.

De sportvelden liggen qua oriëntatie in het cultuurhistorische landschap. Het oude Guispad is richtinggevend. De ontsluitingsstructuur sluit hierop aan. Er is hier een centrale ruimte waar keermogelijkheid is voor de auto en waar het naastgelegen fietspad op is ontsloten. Hierdoor wordt het plangebied goed ontsloten.

Aan de voorzijde van het plangebied is een jongerenontmoetingsplek (JOP) door water omgeven. Dit eilandje is vanaf de Fortuinweg duidelijk en direct zichtbaar, waardoor er voldoende sociale controle en veiligheid bestaat. De beschutting en de aparte toegankelijkheid van deze plek maakt deze voorziening voor jongeren aantrekkelijk.

Het sportcomplex wordt met groen sterk ingekaderd met uitzondering van de westzijde, waar het open landschap ligt. De groene rand is robuust en identiteit bepalend. De wallen versterken de oriëntatie en lengte van het landschap en bieden kansen voor vleermuizen. Bovendien geeft deze groene buffer een visuele grens tussen het sportcomplex en de omliggende woningen. Hiermee is het complex een eiland op zichzelf en zal de beleving hiervan gering zijn vanaf de woningen. Ook de landschappelijke beleving vanaf het fietspad blijft behouden met voldoende groene buffers. Ten westen van de velden is een voorziening aangelegd voor de rugstreeppad (handhaving van het biotoop). Deze voorziening is aangepast aan het landschap en op voldoende afstand van het meest westelijke speelveld.

Het plan vereist watercompensatie. De watercompensatie wordt aangegrepen om de JOP in te kaderen. Met een robuuste zuidelijke watergang kan de aanwezige ruimtelijke structuur in Rooswijk worden doorgezet, zodat het onderliggende landschap herkenbaar blijft.

5.4 Water

5.4.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met zijn partners zijn waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen. Het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken een verordening; de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.

Het bestemmingsplan is opgesteld met inachtneming van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen van dat beleid dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.

5.4.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

5.4.3 Waterhuishouding

De locatie van het nieuwe sportpark van De Kraaien aan de Fortuinweg in Zaandijk, ligt waterhuishoudkundig gezien in de Polder Westzaan. De polder tussen de Zaan, en Nauernasche Vaart, bestaat hoofdzakelijk uit een veenweide gebied (middeldeel), agrarische gebieden (zuidelijk deel) en stedelijk gebied (noord-, en oostzijde). Het waterpeil in deze polder wordt beheerd op NAP- 1.04 met behulp van poldergemalen aan de Overtoom in Westzaan en aan de Lagedijk in Zaandijk.

Bij de realisatie van nieuwe inrichting is het van belang om te beschouwen of

  • het plan een kering of dijk beïnvloedt;
  • er sloten gedempt of sloten verlegd worden,
  • er een toename van verhard oppervlakte (daken en openbare weg) meer dan 800 m² is en,
  • het plan het onderhoud van watergangen beïnvloedt.

Nabij of in het plan liggen geen dijken of waterkeringen. Wel worden er sloten gedempt en is er toename van verharding. Op basis van het huidige ontwerp (22 mei 2017) is onderstaande waterbalans opgesteld.

  Verhard
oppervlakte [m²]  
Oppervlakte- water [m²]  
Rijwegen   1367    
Parkeren   1452    
Fiets/voetpaden   1983    
Gebouwen   400    
Totaal   5202    
Te compenseren 15%     780  
Te compenseren demping     957  
Totale benodigd wateroppervlakte     1737  
Verwerkt in plan     1737  
Tekort     0  

Tabel 9: Waterbalans plangebied

Uit de waterbalans blijkt dat volledig aan de eisen voor een goede waterhuishouding wordt voldaan. Bij verdere uitwerking zal hier rekening mee gehouden worden door het verbreden van de watergangen met ongeveer 1,5 m aan de zuidzijde en/of op het terrein rond de kleedkamers. Hierdoor wordt het 957 m2 gedempt water gecompenseerd. Op basis hiervan zal een watervergunning aangevraagd worden.

De watergangen liggen binnen de bebouwde kom en zijn aangemerkt als stedelijk water. De onderhoudsplicht voor stedelijk water (om de sloten jaarlijks te schonen en periodiek te baggeren) berust bij het hoogheemraadschap.

5.4.4 Grondwater

Een groot deel van de locatie is in de jaren zeventig opgehoogd. Verwacht wordt dat met een ophoging van 20 à 30 cm zand een goede afwerklaag verkregen wordt voor de aanleg van sportvelden. Speciale aandacht verdient het deel van de locatie dat niet eerder is opgehoogd. Daar zal de ophoging, om zettingsverschillen te voorkomen op korte termijn aangebracht moeten worden of het derde veld zal later gerealiseerd moeten worden.

5.4.5 Riolering

Op het bestaande terrein ligt een persleiding voor de afvoer van afvalwater van het hoogheemraadschap. Deze zal verlegd worden buiten de speelvelden. Het afvalwater uit de kleedlokalen en clubkantine zal via een rioolpomp en persleiding afgevoerd worden naar het rioolstelsel in de Fortuinweg. De regenwaterafvoeren van gebouwen en verharding zullen lozen op de watergangen.

5.5 Infrastructuur en parkeren

5.5.1 Ontsluiting

De Fortuinweg is een weg met twee rijbanen die gescheiden worden door een brede middenberm. Het terrein heeft momenteel al een in- en uitrit die gebruikt kan worden voor het sportpark. Dit betekent dat er in twee bewegingen kan worden overgestoken.

De Fortuinweg heeft momenteel een etmaalintensiteit van ruim 9.000 motorvoertuigen per etmaal. Desondanks is de komst van het sportpark geen probleem daar de intensiteit die het sportpark genereert andere piektijden kent (namelijk de avonduren en het weekend), dan het overige verkeer.

Openbaar Vervoer

Het sportpark ligt aan de Fortuinweg waar op korte afstand twee busstations liggen, richting Rooswijk in het noorden en Zaandam in het zuiden. Op enkele honderden meters afstand ligt in oostelijke richting het treinstation Koog-Zaandijk. De trein verbindt dit station met het landelijke spoornet via station Uitgeest en station Amsterdam Sloterdijk en - Centraal.

Langzaam verkeer

Het gebied is voor langzaam verkeer ontsloten door het fietspad dat parallel loopt naast de Fortuinweg en dat grenst aan de ontsluitingsweg van het plangebied. Richting het zuiden kruist het fietspad met de Guisweg, bij de verkeerslichten kan worden overgestoken. Vanaf de Guisweg geeft een parallelweg in oostelijke richting aansluiting op vrijliggende fietspaden waarmee de regio goed bereikbaar is.

Auto

Ten zuidwesten van het plangebied ligt de A8. Deze landelijke snelweg heeft op deze plek ook een afslag naar het plangebied en verbindt het gebied in de richting van Amsterdam en Purmerend. Ten oosten van het plangebied, en direct grenzend daaraan, loopt de Fortuinweg die het plangebied verbindt naar het noorden richting Rooswijk-Noord, en richting het zuiden met de Guisweg. De Guisweg loopt in oostelijke richting naar het kruispunt met de provinciale weg en in zuidelijke richting naar de ontsluiting met de A8. De provinciale weg loopt in noordelijke richting naar Wormerveer, Uitgeest en verder, en naar het zuiden richting Zaandam. Voorbij de A8 loopt de Guisweg door richting Koog aan de Zaan.

5.5.2 Parkeren

Het plangebied voorziet in parkeergelegenheden voor (brom)fietsen en auto's. Wat betreft de (brom)fietsenstalling is er plaats voor 120 fietsen en 22 bromfietsen.

Voor de verhuizing van de hockeyclub is er een onderzoek gedaan naar het noodzakelijk aantal autoparkeerplaatsen. De Kraaien had een parkeerbehoefte van 108 parkeerplaatsen bij een volledige bezetting van het voormalige terrein in de Wijdewormer op zaterdagochtend. Dit is de uitkomst uit het parkeeronderzoek van november 2016. Door de verhuizing komt er een groter aantal leden binnen een kleinere afstand van de club te wonen. Dit leidt ertoe dat het aantal parkeerplaatsen omlaag kan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301_0020.png"

Afbeelding 18: Postcodeadres leden De Kraaien (rood blokje huidige locatie, groen blokje nieuwe locatie)

Volgens de richtlijnen van het CROW zou er in 52 parkeerplaatsen moeten worden voorzien.

Op grond van de Uitvoeringsnota Parkeerbeleid Zaanstad 2016 moeten er per sportveld minimaal 11,3 parkeerplaatsen komen en maximaal 23,5 (= 71 in totaal). Zaanstad gaat over het algemeen uit van het minimum; voor drie sportvelden is de parkeereis dan 34 plaatsen. Er is echter gekozen voor een groter aantal, namelijk 83, om rekening te houden met toekomstige toename van het aantal leden, de verwachting dat hockeyers vaker met de auto komen en de wens van de buurtbewoners om parkeren in hun woonstraten te voorkomen. Aan de andere kant is het ook wenselijk recht te doen aan landschappelijke inpasbaarheid en de aanwezigheid van groen op het sportpark, waardoor niet het theoretisch maximum aantal parkeerplaatsen zal worden aangelegd.

Indien het in de toekomst nodig mocht blijken te zijn, dan kan het aantal parkeerplaatsen nog worden uitgebreid. Zoals gemeld gaat dat dan wel tenkoste van landschappelijke waarden en groen.

5.6 Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De ladder voor duurzame verstedelijking luidt als volgt:

Lid 2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Lid 3. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.

Lid 4. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

De ontwikkeling van het sportpark aan de Fortuinweg is een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied.

Deelname aan sportactiviteiten is een belangrijk speerpunt binnen alle beleidslagen. Zowel vanuit de volksgezondheid gezien als vanuit het sociale aspect is dit relevant. Zaanstad heeft als doel "sportdeelname te bevorderen en sport voor iedereen toegankelijk te laten zijn". Belangrijke overweging bij het bepalen van het nieuwe voorzieningenniveau is gelegen in het feit dat de gemeenteraad groot belang hecht aan het realiseren/behouden van kwalitatief goede sportvoorzieningen binnen de gemeente voor verschillende takken van sport. Juist de verscheidenheid die daarbij wordt nagestreefd is van belang om voor ieder wat te bieden. De raad wil via dit beleid zowel grote als kleine sportverenigingen een kans bieden om zich goed te kunnen (door)ontwikkelen, maar wil gelijktijdig ook betere kansen bieden. Het belang van het behouden van een grote diversiteit aan verschillende en sterke sportverenigingen met goede faciliteiten, acht de raad zowel vanuit  sportief/sociaal/maatschappelijk als volksgezondheidsoogpunt groot. Dit verklaart waarom juist ook in andere gevallen de gemeenteraad in de afgelopen jaren heeft gekozen voor de ingezette kwaliteitsslag, via forse investeringen.

De noodzaak van een nieuwe hockeyaccommodatie. Zaanstad heeft slechts één hockeyvereniging maar deze vereniging heeft haar accommodatie met twee kunstgrasvelden niet binnen de gemeentegrens maar deze bevindt zich in het landelijk gebied, in de polder de Wijdewormer, gemeente Wormerland terwijl 95% van de leden in Zaanstad woont. Op de Wijdewormerlocatie is er een capaciteitsprobleem, waardoor de club genoodzaakt was om een ledenstop in te stellen. Een derde kunstgrasveld is noodzakelijk. De accommodatie in Wormerland vergt op korte termijn een onderhoudsinvestering van €280.000,-. De geschetste nadelen van deze locatie worden met deze investeringen evenwel niet weggenomen.

Om tot een keuze voor een nieuwe accommodatie te komen is een locatiestudie uitgevoerd (bijlage 17).

De voordelen van de locatie aan de Fortuinweg zijn:

  • Ligging, veiligheid en ledenbehoud

De Fortuinweglocatie is centraal gelegen in Zaanstad, zichtbaar en goed bereikbaar. Hierdoor draagt de ligging bij aan de veiligheid van de leden en aan ledenbehoud.

  • Toekomstperspectief en groeipotentie

Op de nieuwe locatie zal en kan het aantal leden verder groeien, de ledenstop kan worden opgeheven en er hoeft niet langer capaciteit bij andere verenigingen gehuurd te worden.

  • Maatschappelijke bijdrage vergroten

De sportaccommodatie aan de Fortuinweg heeft de potentie en de vereniging heeft de ambitie om in de wijk en binnen Zaanstad een bredere maatschappelijke functie in te vullen.

  • Diverse bijkomende voordelen

Met de nieuwbouw wordt niet alleen ingezet op vervanging van de bestaande voorzieningen, maar wordt juist ook ingezet op een noodzakelijke kwaliteitsslag/modernisering en daarmee op het realiseren van een voorzieningenniveau dat veel beter is afgestemd op de lokale/regionale behoefte van tegenwoordige gebruikers. Afgeleid voordeel is nog dat met de verhuizing de locatie in het buitengebied van de Wijde wormer vrijkomt.

Met het bovenstaande is de behoefte van de verplaatsing van de hockeyclub naar het sportpark aan de Fortuinweg in Zaandijk voldoende aangetoond.

5.7 Financiële uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

In het onderhavig plan is de gemeente eigenaar van de grond op de locatie aan de Fortuinweg. De kosten hiervan worden gedekt uit de algemene middelen. De kosten van de grondexploitatie zijn derhalve anderszins verzekerd.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplanproces zijn mogelijkheden om inbreng te geven op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook komt het regelmatig voor dat gaandeweg het voorbereidingstraject blijkt dat, op veelal ondergeschikte punten, ambtshalve wijzigingen noodzakelijk zijn.

In dit hoofdstuk volgt allereerst een weergave van de voorgeschiedenis en de formele bestemmingsplanprocedure. Vervolgens wordt ingegaan op de resultaten van participatie, overleg met betrokken partijen en zienswijzen.

6.1 Participatie

Na een traject met een werkgroep van bewoners uit de directe omgeving is sinds oktober 2016 het gesprek gevoerd met de belangenvereniging Harpstraat over de inrichting van het sportpark en het ontwerp voor de accommodatie. Op basis hiervan is met de werkgroep gekomen tot een definitief ontwerp dat in mei 2017 aan de omwonenden is gepresenteerd. In dit ontwerp zijn zowel de wensen van hockeyvereniging als de wensen van de omwonenden in het kader van het beperken van overlast zoveel mogelijk meegenomen. Zo is er bij het ontwerp van de kantine gekozen om de kantine met het terras richting het politiebureau te situeren. Zodoende komt de dichte achterkant richting de Harpstraat en fungeert aldus als geluidsbuffer. Een dakterras, zoals aanvankelijk de bedoeling was, wordt niet toegestaan. Verder worden licht- en geluidsoverlast beperkt door doordachte plaatsing van lichtmasten en de aanleg van een grondwal van c.a. 2 meter hoog. De hockeyvelden worden opgeschoven zodat ze minimaal 50 meter van de woningen komen te liggen en de gekapte bomen worden allemaal vervangen. Door dit laatste wordt voldaan aan het bomenbeleidsplan van de gemeente Zaanstad en het door de Regionale Uitvoeringsdienst RUD (provincie Noord-Holland) goedgekeurde mitigatie-compensatieplan.

6.2 Wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • Provincie Noord-Holland
  • Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • PWN
  • Alliander
  • KPN
  • GGD-ZW
  • VRZW
  • Gasunie

Er is een reactie ontvangen van

  • de provincie Noord-Holland
  • het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • PWN

zie bijlage 2.

De Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland heeft een reactie gegeven in het kader van het milieuonderzoek (externe veiligheid), zie bijlage 9.

6.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, van 2 november tot en met 13 december 2017. Tijdens deze periode zijn er 12 zienswijzen ingediend. De reactienota Zienswijzen is opgenomen in bijlage 1. Verder heeft er op 16 november 2017 een inloopavond over het bestemmingsplan plaatsgevonden. Tenslotte zijn de indieners van zienswijzen in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen mondeling toe te lichten.

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt eerst in algemene zin ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling. Vervolgens worden de algemene uitgangspunten voor deze bestemmingsregeling weergegeven. Daarna worden de planregels en verbeelding waar nodig specifiek toegelicht.

7.1 Opzet van bestemmingsplanregeling

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en gaat vergezeld van een toelichting. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend.

Het digitale bestemmingsplan Sportpark Het Fortuin is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in GML-bestand NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301 met bijbehorende regels. Het is via electronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd NL.IMRO.0479.STED3835BP-0301).

7.1.1 Verbeelding

Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt, is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

7.1.2 Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen.

2. Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn.

3. Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder andere om algemene gebruiksmogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.

4. Overgangsregels en slotregels

In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

7.1.3 Toelichting

In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn gemaakt. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt in paragraaf 7.3 per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. Niet ieder artikel van de regels is uitgebreid toegelicht, een aantal artikelen spreekt voor zich. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidlijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

7.2 Uitgangspunten voor de bestemmingsregeling

In het bestemmingsplan is voor alle ontwikkelingen een directe eindbestemming opgenomen. Dit betekent dat er geen nadere uitwerking in de vorm van een uitwerkingsplan nodig is en benodigde omgevingsvergunningen direct kunnen worden aangevraagd.

De eindbestemmingen zijn waar mogelijk ruim en globaal opgesteld, zodat ruimte geboden wordt zonder dat gewenste ontwikkelingsrichting uit het oog verloren wordt.

Wat betreft de terminologie en de opbouw van het plan is bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregels aangesloten. Het onderhavige bestemmingsplan gaat daarom uit van de meest recente versie van het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP, 2012). Ook is het handboek Standaarden bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad gevolgd, waarin de SVBP verwerkt is.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is gekozen om de planologische-juridische regeling in dit bestemmingsplan zoveel mogelijk aan te laten sluiten op de systematiek en geest van de recente bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad.

7.3 Specifieke toelichting van de regels

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Dit betreft de volgende hoofdstukken:

1. Inleidende regels

2. Bestemmingsregels

3. Algemene regels

4. Overgangs- en slotregels

7.3.1 Inleidende regels

In de inleidende regels worden de gebruikte begrippen gedefinieerd (artikel 1) en worden de regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden (artikel 2).

7.3.2 Bestemmingsregels

Groen

Een groot gedeelte van het plangebied krijgt de bestemming 'groen'. Er komt een brede strook groen aan de noordzijde tussen de velden en de sloot. Hier wordt een hoge grondwal gerealiseerd die de overlast voor de bewoners in de Harpstraat moet minimaliseren. Aan de oostkant komen de jongerenontmoetingsplek en een deel van de watercompensatie in deze bestemming. Ook tegen het Freek Engelpad aan, komt nog een groenstrook.

Sport

Het grootste gedeelte van het plangebied heeft de bestemming Sport gekregen. Daarbinnen zijn een zandhockeyveld, twee waterhockeyvelden, een kantine met een terras, een inslagveld, kleedlokalen en een fietsenstalling toegestaan. Hiervoor zijn bouwhoogtes en bebouwingspercentages binnen het bouwvlak opgenomen.

Voor de ontwikkeling van de kantine en kleedlokalen is een hogere bouwhoogte en een bebouwingspercentage opgenomen. Daarnaast is er een verbod van een terras op een bouwlaag opgenomen. Zodoende wordt de mogelijkheid van een dakterras tegengegaan.

Verkeer-Verblijfsgebied

Bij 'Verkeer-Verblijfsgebied' gaat het in dit plan om de ontsluiting en parkeermogelijkheden voor het sportpark. Parkeerplaatsen en groenvoorzieningen worden met dit artikel mogelijk gemaakt. De verschillende functies zijn uitwisselbaar: daar waar nu parkeerplaatsen zijn, kan groen gerealiseerd worden en omgekeerd; een straat kan verbreed worden waardoor groen verdwijnt en vice versa. Aldus ontstaat en flexibele regeling zodat voor nieuw aan te leggen parkeerplaatsen, bij een eventuele toekomstige ledengroei van de club, niet telkens een afwijkings- of wijzigingsprocedure gevolgd hoeft te worden.

Water

De bestemming Water is gelegd op de brede sloot die de natuurlijke grens vormt tussen het sportpark en de aangrenzende woonwijk. Dit water is belangrijk voor de waterbergings- en aan- of afvoerfunctie binnen het gebied. Verder zijn er met het oog op de watercompensatie afspraken gemaakt met het hoogheemraadschap.

Waarde - Archeologie 1 en 2

Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond. Op de gronden waarop een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 geldt, gelden andere voorschriften dan op gronden waarop een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 geldt.

De gronden met een dubbelbestemming "Waarde – Archeologie" zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Veiligheidszone - LPG

Buiten het plangebied ligt benzineverkooppunt met LPG aan de Fortuinweg. De contour van het plaatsgebonden risico van het LPG-verkooppunt is voor een klein deel gelegen binnen het plangebied en is daarom opgenomen op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan. Binnen deze zone is het niet toegestaan nieuwe gebouwen op te richten.
Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verplaatsen of verkleinen van de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - LPG op de verbeelding, indien in de toekomst mocht worden overgegaan tot verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet. Hierbij is de voorwaarde dat het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert. Er geldt eveneens een wijzigingsbevoegdheid voor het verwijderen van de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - LPG, als het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van LPG wordt beëindigd.

7.3.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

Algemene bouwregels

Deze regel vormt het sluitstuk van de bestemmingsplansystematiek in die zin, dat deze regel al het bouwen dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bouwmogelijkheden verbiedt. In dit artikel zijn enkele regels opgenomen die gelden, zoals parkeernormen.

Algemene gebruiksregels

Het algemene verbod om de grond te gebruiken in strijd met de aan de gronden gegeven bestemming is opgenomen in landelijke wetgeving. In dit artikel zijn enkele specifieke vormen van gebruik als verboden gebruik aangemerkt. Daaronder valt onder meer het verbod op enkele bedrijfstypen die vanuit milieuhygiënisch oogpunt ongewenst zijn en seksinrichtingen.

Ook is hierin onder meer bepaald dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet gebruikt mogen worden voor bed en breakfast, mantelzorg en als zorgwoning. Deze functies zijn, met inachtneming van de van toepassing zijnde bepalingen wel mogelijk in woningen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

Daarnaast wordt hierin bepaald dat gedeelten van woningen gebruikt mogen worden voor aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijf (daaronder begrepen bed en breakfast) mits voldaan wordt aan een aantal criteria die het woon- en leefmilieu beschermen.

Algemene afwijkingsregels

Hierin zijn onder meer afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het oprichten van bijvoorbeeld antennemasten voor mobiele telefonie, beperkte overschrijdingen van bouwgrenzen, het toelaten van nieuwe nutsgebouwtjes etc.

Overige regels

In de overige regels zijn bepalingen opgenomen voor toegelaten kleinschalige overschrijdingen voor ondergeschikte bouwonderdelen. Daarnaast zijn bepalingen opgenomen over de toepassing van de Bouwverordening en andere wet- en regelgeving waar in dit plan naar verwezen wordt.

7.3.4 Overgangs- en slotregels

De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

De slotregel geeft de naam van het bestemmingsplan weer.