| Plan: | Enkhuizerzand en IJsselmeergebied |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0388.Enkhuizerzand-va03 |
In het buitendijkse gebied direct ten noorden van de historische binnenstad van Enkhuizen ligt het recreatiegebied Enkhuizerzand. Ondanks de goede ligging tussen binnenstad en IJsselmeer wordt op dit moment onvoldoende gebruik gemaakt van de potenties van deze plek. De uitstraling van bijvoorbeeld de stranden en ligweiden, de versnipperde parkeergelegenheid en de kwaliteit van de openbare voorzieningen bieden onvoldoende verblijfskwaliteit. De betekenis als recreatiegebied voor de regio is daardoor onvoldoende.
Er is daarom dringend behoefte aan een kwaliteitsverbetering, uitbreiding van het aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen, een betere opbouw van het gebied en een sterkere binding met de historische stad. De gemeente Enkhuizen wil de betekenis van het recreatiegebied voor toeristen en bewoners van Enkhuizen en omgeving versterken en het gebied alle seizoenen door aantrekkelijk maken en houden voor dag- en verblijfsrecreatie. Om deze ambitie te realiseren zoekt de gemeente Enkhuizen nieuwe mogelijkheden binnen de huidige grenzen van het Recreatieoord Enkhuizerzand: tussen het Zuiderzeemuseum aan de zuidzijde en de waterinlaat bij de Haling aan de noordzijde.
De ambitie voor het recreatiegebied Enkhuizerzand is door de gemeente en de exploitant, Ontwikkeling Recreatieoord Enkhuizer Zand BV (OREZ), vertaald in een ruimtelijk plan. Dit plan gaat onder andere uit van vergroting van het strand, onder andere door het realiseren van een landtong. De bestaande camping wordt ook verplaatst; op de locatie van de huidige camping komen recreatiewoningen. Ook het bestaande zwembad wordt bij deze ontwikkeling betrokken. Om de bovenstaande ambitie planologisch te verwezenlijken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld, dat voor dit gebied dus een ontwikkelingsgericht karakter heeft.
Daarnaast biedt het bestemmingsplan een actuele beheersregeling voor de overige onderdelen van het recreatiegebied Enkhuizerzand zoals de sportvelden, het Zuiderzeemuseum en Sprookjeswonderland. De buitendijks gelegen delen van het grondgebied van de gemeente Enkhuizen (inclusief het water van het IJsselmeer en Markermeer) maken tevens onderdeel uit van voorliggend plan. Hiermee wordt invulling gegeven aan de eis uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om voor alle gronden in de gemeente te beschikken over actuele bestemmingsplannen.
Op 29 oktober 2019 is het bestemmingsplan 'Enkhuizerzand en IJsselmeergebied' vastgesteld door de gemeenteraad van Enkhuizen. Op dit bestemmingsplan hebben Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland op 3 december 2019 een aanwijzing gegeven zoals bedoeld in artikel 3.8 lid 6 in samenhang met artikel 4.2 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (reactieve aanwijzing). Naar aanleiding van de reactieve aanwijzing heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Noord-Holland, wat geleid heeft tot aanpassingen in het bestemmingsplan. Tevens zijn naar aanleiding van het participatieproces met belanghebbenden enkele wijzigingen verwerkt, met name in het plandeel Zuiderzeemuseum. Dit heeft geleid tot een gewijzigd bestemmingsplan, dat op 29 september 2020 is vastgesteld door de gemeenteraad (herstelbesluit).
Op 18 augustus 2021 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan Enkhuizerzand dat is vastgesteld op 29 september 2020.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het volgende overwogen:
“Het plan voorziet echter niet in een begrenzing van het aantal voorziene camperstandplaatsen. Bij de beoordeling van de gevolgen van het plan is de raad evenwel uitgegaan van maximaal 25 camperstandplaatsen. De IJsselmeervereniging en anderen hebben aannemelijk gemaakt dat de strook grond met de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - camperstandplaatsen" gelet op de omvang daarvan feitelijk ruimte biedt aan veel meer camperstandplaatsen. De raad heeft het plan dan ook onzorgvuldig vastgesteld voor zover het aantal camperstandplaatsen in de planregels niet tot 25 plaatsen is beperkt.”
En:
“In de plantoelichting staat dat ten noorden van de camping 2 hectare buitendijks moeras wordt aangelegd. De Afdeling gaat er van uit dat hiermee wordt gedoeld op de gronden ten noorden van de waterinlaat bij De Haling, die ook ten noorden van de camping liggen. Dat 2 hectare buitendijks moeras wordt aangelegd kwam hiervoor al aan de orde onder het kopje 'Leidraad Landschap en Cultuurhistorie' en het kopje 'Regels uit het Barro over landaanwinning'. Gelet op wat daar is overwogen stellen de IJsselmeervereniging en anderen met juistheid dat de raad was gehouden om in het plan te waarborgen dat bedoeld buitendijks moeras wordt aangelegd en in stand wordt gehouden. Het plan voorziet ten onrechte niet in een daartoe strekkende voorwaardelijke verplichting of vergelijkbare figuur. In zoverre is het plan onzorgvuldig vastgesteld.”
En:
“Het plan voorziet direct ten noorden van de camping langs het IJsselmeer in de bestemming "Groen". Die bestemming maakt een groene singel en een openbaar wandelpad mogelijk. Die groene singel en het wandelpad maken een essentieel onderdeel uit van de positieve bijdrage die het plan levert aan de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in artikel 15 van de PRV. Daarom stellen de IJsselmeervereniging en anderen met juistheid dat de raad was gehouden om in het plan door middel van een daartoe strekkende voorwaardelijke verplichting of een vergelijkbare figuur te waarborgen dat deze openbare voorzieningen worden aangelegd en in stand worden gehouden. Anders dan de raad stelt vormt het beeldkwaliteitsplan hiervoor geen waarborg. De naleving van het beeldkwaliteitsplan op deze onderdelen is namelijk niet voorgeschreven in de planregels, nog daargelaten dat de groene singel en het openbare wandelpad direct ten noorden van de camping niet duidelijk in het beeldkwaliteitsplan zijn opgenomen. Ook in zoverre is het plan onzorgvuldig vastgesteld.”
Een en ander leidt tot de conclusie dat het beroep van appellanten leidt tot het oordeel dat het herstelbesluit is vastgesteld in strijd met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb. Het betreft de beroepsgronden dat het plan niet voorziet in:
Het herstelbesluit van 29 september 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Enkhuizerzand en IJsselmeergebied" wordt vervolgens vernietigd voor zover daarin niet is voorzien in:
In haar uitspraak treft de Afdeling terzake met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb de volgende voorlopige voorzieningen:
Met dit bestemmingsplan worden deze aspecten planologisch geborgd. Verder zijn in dit bestemmingsplan op verzoek van de provincie Noord-Holland enkele onderdelen aangepast, die in de vorige versie niet helemaal correct doorgevoerd waren. Dit zijn vooral onvolkomenheden. Verder zijn enkele wijzigingen doorgevoerd die samenhangen met de uitwerking van het stedenbouwkundig plan. De doorgevoerde wijzigingen zijn in dit bestemmingsplan gemarkeerd.
Het plangebied betreft buitendijkse gebieden van de gemeente Enkhuizen. Enerzijds is dit het IJsselmeer en Markermeer binnen de gemeentegrenzen; anderzijds het recreatiegebied Enkhuizerzand dat aan de noordoostzijde van de binnenstad ligt. Dit gebied wordt ontsloten via de Noorderweg en de Kooizandweg. Het ligt globaal tussen de historische binnenstad en het IJsselmeer in het buitendijkse gebied. De ligging van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: luchtfoto Kadaster Nederland 2019)
Het voorliggende bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Enkhuizerzand en IJsselmeergebied, vastgesteld op 29 oktober 2019 voor het plandeel waarop de reactieve aanwijzing niet van toepassing. Voor het plandeel waarop de reactieve aanwijzing van toepassing is, geldt geen bestemmingsplan. Het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Uitwerkingsplan in Hoofdzaak', vastgesteld op 17 maart 1953 is op grond van artikel 9.3.2 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening vervallen.
De wijzigingen ten opzichte van het op 29-09-2020 vastgestelde bestemmingsplan zijn met een blauwe arcering in de tekst van de toelichting en de regels van het voorliggende bestemmingsplan aangegeven. In Bijlage 23 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is daarnaast een overzicht van de wijzigingen opgenomen.
In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 2 geeft de wijzigingen aan die ten opzichte van het vastgesteld bestemmingsplan doorgevoerd zijn.
Hoofdstuk 4 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op Rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de nieuwe ontwikkeling wordt getoetst.
Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 7 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
Dit bestemmingsplan is hersteld naar aanleiding van de reactieve aanwijzing van de Provincie, en de ingekomen beroepen van de IJsselmeervereniging (gesteund door Comité tot behoud van het Enkhuizerzand), het Zuiderzeemuseum/Piscator en Bond Heemschut. Naar aanleiding van de ingediende beroepen is een participatieproces opgestart, om te bekijken met welke wijzigingen in het bestemmingsplan tegemoet gekomen kan worden aan hun belangen/wensen. In dit hoofdstuk is aangewezen tot welke wijzigingen ten opzichte van het vastgestelde plan dit heeft geleid. Deze punten zijn verwerkt in het bestemmingsplan dat op 29 september 2020 is vastgesteld.
In aanvulling hierop worden in een tweede herstelbesluit aanpassingen aan dat bestemmingsplan doorgevoerd naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 18 augustus 2021.
Naar aanleiding van de reactieve aanwijzing van de Provincie is het bestemmingsplan gewijzigd. Deze wijzigingen zien met name toe op de bestemmingen Recreatie - Vakantiepark en Groen. Hierin is een aantal kwalitatieve eisen opgenomen. Verder is het aantal recreatiewoningen dat gerealiseerd mag worden, teruggebracht. Bovendien is getoetst aan de Leidraad Landschap en cultuurhistorie (3.2.3).
Het totale overzicht van de wijzigingen naar aanleiding van de reactieve aanwijzing is opgenomen in Bijlage 1.
Uit de bovengenoemde participatie komt een aantal hoofdlijnen naar voren:
Borging cultuurhistorische waarden
In dit bestemmingsplan zijn de cultuurhistorische waarden nadrukkelijker geborgd. Het gaat daarbij met name om de zichtlijnen over de wateren rondom het museum. Daarbij is geregeld dat deze wateren ook gebruikt kunnen worden voor museumgerelateerde activiteiten en dat het oprichten van bebouwing, die afbreuk kan doen aan aanwezige waarden, uitgesloten is. Ook voor de groenstrook tussen het museumterrein en het REZ is opgenomen dat deze mede bestemd is ter behoud en versterking van de waarden van het Zuiderzeemuseum, alsmede als buffer voor activiteiten ter plaatse van het museum. Hiermee is een bufferzone rondom het museum beschermd. Verder is de molenbiotoop van de Vogelhoeksmolen (deels) geborgd in dit bestemmingsplan, en is het cultuurhistorisch onderzoek verwerkt in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 4.10.1.2).
Borging bedrijfsvoering Zuiderzeemuseum
Dit bestemmingsplan geeft meer duidelijkheid over de bedrijfsvoering van het museum en de borging van de cultuurhistorische waarden. Dat heeft geleid tot een wijziging van de bestemming Cultuur en ontspanning - Buitenmuseum Zuiderzeemuseum, waarin meer duidelijkheid wordt gegeven over de bedrijfsvoering. Verder is het plangebied van dit bestemmingplan op een aantal onderdelen uitgebreid. Enerzijds is de tunnel en opstapplaats bij de Krabbersgatsluis opgenomen in dit bestemmingsplan en van een passende regeling voorzien. Verder is het water rondom het museumterrein opgenomen in dit bestemmingsplan.
Borging landschappelijke waarden en recreatieve mogelijkheden
Voor het plandeel camping is een aantal aspecten aangepast. Op de convexe kustboog (dus het deel ten oosten van de centrale voorzieningen) worden alleen kampeermiddelen (tenten en campers) toegestaan, geen bouwwerken voor recreatief nachtverblijf. Dit zijn geen permanente eenheden, wat de uitstraling van de kustlijn vanaf het water ten goede komt. Op deze wijze wordt tevens planologische een brede productmix gewaarborgd. Op de oostzijde van de kustboog is bebouwing uitgesloten.
Langs de oever van de camping is een pad aanwezig. Dit pad wordt van een (half)verharding voorzien. Zo kan het als openbaar wandelpad functioneren. Het pad wordt van de standplaatsen op de camping afgescheiden door het aanwezige talud en de ligusterhagen die de standplaatsen zowel visueel als tegen de volle wind afschermen. In aanvulling op de ligusterhagen worden op het talud vlierstruiken aangeplant. Deze vormen een wezenlijke aanvulling voor de ruimtelijke inpassing.
Aan de zijde van Haling loopt het pad niet over de volle lengte langs de camping. Dit is omwille van de veiligheid, omdat het ongewenst is dat de oever langs de waterinlaat betreden wordt vanwege de sterke stroming van het gemaal. Daarom sluit het pad vroegtijdig aan op het padenstelsel van de camping. Omdat de camping openbaar toegankelijk is, kan over de camping de wandeling worden voortgezet.
Het totale overzicht van de wijzigingen zoals doorgevoerd in het bestemmingsplan van 2020 is opgenomen in Bijlage 2.
Moerasgebied
Door de Raad van State is gesteld dat zolang ten noorden van de waterinlaat bij De Haling geen 2 hectare buitendijks moeras is aangelegd, de voorziene recreatiewoningen ter plaatse van de bestemming "Recreatie - Vakantiepark" niet mogen worden gebruikt, met uitzondering van eventuele recreatiewoningen waarvoor op de datum van deze uitspraak reeds een omgevingsvergunning is verleend;
Naar aanleiding daarvan is door Groot Eco Advies ecologisch veldonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 21) naar de kwaliteit en soort aanwezige habitats in het gebied dat in onderstaande figuur is omkaderd.
Figuur 2.1 Ligging plangebied (bron: luchtfoto Kadaster Nederland 2019)
Op basis van het ecologisch veldonderzoek is in samenwerking tussen de veldecoloog van Groot Eco Advies, Staatsbosbeheer en ecologen van Rho Adviseurs een inrichtings- en beheerplan opgesteld (zie Bijlage 22). Hierin zijn maatregelen uitgewerkt op basis waarvan het gehele gebied optimaal kan worden beheerd ten gunste van de doelsoorten van het Natura 2000-gebied IJsselmeer. De omvang van het totale gebied bedraagt 6,3 ha en kan worden onderverdeeld in vier zones. In elke zone worden beheermaatregelen op maat uitgevoerd. De omvang van de zones die als veenmoeras zijn aangeduid omvat een oppervlakte van 3,3 ha. Zie figuur 2.2.
Aan de zone zoals aangegeven in figuur 2.1 is in het bestemmingsplan de bestemming "Natuur - Moerasgebied" toegekend. Binnen deze regels is de aanleg en instandhouding van een natuurgebied planologisch geregeld. De aansluitende gronden behouden de bestemming Groen.
Figuur 2.2 Beheerzones binnen de aanduiding 'specifieke vorm van groen – natuur- en moerasgebied'.
Wandelpad en groensingel ter plaatse van de camping
Door de Raad van State is gesteld dat ten noorden van de camping binnen de bestemming "Groen" langs het IJsselmeer een groene singel en een openbaar wandelpad aangelegd en in stand gehouden dienen te worden. Daartoe is op de verbeelding de aanduiding 'pad' langs de oever opgenomen als ook aan de noordzijde van de camping een aanduiding "specifieke vorm van groen - voorwaardelijke verplichting' ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een groensingel. Beide aanduidingen zijn als voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen. Deze voorwaardelijke verplichting is gekoppeld aan het gebruik van de camping. Het pad loopt ten noorden van de camping niet langs de gehele oever, maar sluit in het noordoosten aan op het padenstelsel van de camping. De reden daarvoor is dat het Hoogheemraadschap en de gemeente van mening zijn dat een dergelijk pad over de volle noordelijke zijde van de camping omwille van veiligheid niet acceptabel is. Aan de noordzijde van de camping bevindt zich namelijk de waterinlaat van de Haling. Als deze pompen draaien vormen zij een gevaar voor personen die hier te water zouden raken.
Camperstandplaatsen
De Raad van State heeft aangegeven dat het aantal camperstandplaatsen binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" in aantal dient te worden beperkt tot 25 plaatsen. Dit is in de regels opgenomen.
In het bestemmingsplan zijn verder een aantal overige ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Dit zijn allereerst technische correcties, dus onvolkomenheden in de regels die hiermee gecorrigeerd worden. Deze hebben geen invloed op de juridische mogelijkheden van het plan. Anderzijds zijn wijzigingen doorgevoerd die voortkomen uit het definitieve stedenbouwkundige plan. Dit betreffen kleine grenscorrecties. De volgende punten zijn aangepast.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve Rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven.
Het Rijk kiest voor een inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. De voor het bestemmingsplan relevante belangen zijn:
Toetsing
De bovengenoemde belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Toetsing aan de nationale belangen vindt plaats in het kader van het Barro.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat inhoudelijke regels van de Rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart) en Erfgoed (Unesco). Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende onderwerpen uit het Barro relevant:
Toetsing
Titel 2.11 Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
De Westfriese Omringdijk is aangewezen als primaire waterkering. In titel 2.11.2 en 2.11.3 zijn de volgende voor het bestemmingsplan relevante regels opgenomen voor primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
Artikel 2.11.2 hoofdbestemming primaire waterkering en aanduiding beschermingszone
Artikel 2.11.3 regels primaire waterkering en gronden in de beschermingszone
Met betrekking tot gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, of een beschermingszone, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering.
De Westfriese Omringdijk en de Houtribdijk (inclusief het daarin gelegen sluis- en spuicomplex Krabbegat) is in voorliggend bestemd met de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering". De beschermingszone is aangeduid met de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - dijk". In de planregels zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van de dijk. Hiermee voldoet het plan aan Titel 2.11 van het Barro.
Titel 2.12 IJsselmeergebied
Het plangebied ligt voor een groot deel binnen het IJsselmeergebied (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1 Uitsnede Barro, kaart IJsselmeergebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In artikel 2.12.2 zijn de volgende regels opgenomen voor het IJsselmeergebied:
Toetsing
Het voorliggende plan voorziet in nieuwe landaanwinning in het IJsselmeergebied door aanleg van een nieuwe landtong. Met uitzondering van deze landtong blijft de hele ontwikkeling binnen de huidige kustlijn van het IJsselmeer. De omvang van de landtong bedraagt niet meer dan 5 ha. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Barro.
In artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De ladder voor duurzame verstedelijking luidt als volgt:
Lid 2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Lid 3. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
Lid 4. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Toetsing
Het bestemmingsplan voorziet in de doorontwikkeling van recreatiegebied Enkhuizerzand. Concreet betekent dit de realisatie van nieuwe recreatiewoningen. Daarnaast wordt de seizoenscamping verplaatst. In feite is dit geen sprake van een nieuwe ontwikkeling omdat het aantal standplaatsen niet toeneemt. Voor beide ontwikkeling is wel de nut- en noodzaak onderzocht en heeft toetsing plaatsgevonden aan de ladder voor duurzame verstedelijking (zie bijlage 5 en 6). Opgemerkt wordt dat toetsing heeft plaatsgevonden onder de oude ladder voor duurzame verstedelijking. Per 1 juli 2017 is de nieuwe ladder in werking getreden. De ontwikkeling voldoet echter nog steeds aan de voorwaarden voor duurzame verstedelijking zoals hierna is uiteengezet.
Uitbreiding verblijfsrecreatie
Ten aanzien van de realisatie van de recreatiewoningen wordt op basis van onderstaande punten voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Regionale afstemming
Tijdens het werkbezoek van gedeputeerde mevrouw Geldhof in maart 2017 heeft de gemeente Enkhuizen in het kader van regionale afstemming een presentatie gegeven over de ontwikkeling van het Recreatieoord Enkhuizerzand. De regio-vertegenwoordigers waren daar ook bij aanwezig en onderkenden breed het belang van de ontwikkeling voor de regio. Daarmee is sprake van een regionaal afgestemde ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling die regionaal afgestemd is.
Verplaatsing seizoenscamping
Ten aanzien van de verplaatsing van de seizoenscamping wordt op basis van onderstaande punten voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
De Provinciale Structuurvisie is in 2010 vastgesteld. Op 28 september 2015 is de meest recente actualisatie vastgesteld. In de Structuurvisie geeft de provincie aan welke doelen zij zich in de periode tot 2040 stelt. Hoofddoel is dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.
De aspecten waarop de structuurvisie zich richt zijn de volgende:
Toetsing
Voor de beoogde ontwikkeling zijn de thema's 'ruimtelijke kwaliteit' en 'duurzaam ruimtegebruik' het meest relevant. Deze onderwerpen komen aan de orde onder de toetsing aan de Provinciale Ruimtelijke Ordening.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland geeft een beschrijving waaraan bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar gemeenten toe, heeft de provincie een provinciale ruimtelijke verordening opgesteld. De verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Hierin zal duidelijk het provinciaal belang naar voren moeten komen.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) wordt naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid regelmatig aangepast. Op 12 december 2016 hebben Provinciale Staten een wijziging van de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. De nieuwe PRV trad in werking op 1 maart 2017. Gedeputeerde Staten hebben op 28 februari 2017 de uitvoeringsregeling met betrekking tot regionale afspraken over nieuwe stedelijke ontwikkelingen in Noord-Holland vastgesteld. Deze uitvoeringsregeling is op 1 maart 2017 in werking getreden.
In tegenstelling tot de Structuurvisie Noord-Holland 2040 is de verordening bindend. De PRV is één van de instrumenten waarmee de provincie uitwerking geeft aan haar ruimtelijk beleid.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende beleidsvelden van belang:
Ad. 1 Grondgebied provincie Noord-Holland
Voor het grondgebied van de provincie gelden algemene regels met betrekking tot stedelijke ontwikkelingen. Het begrip 'bestaand bebouwd gebied' waarbinnen stedelijke ontwikkelingen mogelijk zijn is met de laatste actualisatie vervallen. In de verordening wordt aangesloten op het begrip 'bestaand stedelijk gebied' zoals is het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd. De volgende artikelen zijn relevant voor het bestemmingsplan.
Artikel 5a 'Nieuwe stedelijke ontwikkeling'
Toetsing
Het bestemmingsplan maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. In paragraaf 3.1.3 is ingegaan op de regionale behoefte en de daarover gemaakte afspraken. De beoogde ontwikkeling voldoet derhalve aan dit artikel.
ad. 2 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied
Voor het plangebied is relevant dat de ontwikkeling deels gelegen is in landelijk gebied. Artikel 15 PRV is daarom van toepassing op het plangebied.
Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied
Toetsing
In paragraaf 4.10 is ingegaan op de toetsing van het plan aan artikel PRV. Het plan voldoet aan de ruimtelijke kwaliteitseisen van de provincie.
Ad. 3 Ecologie
Op kaart 4 behorende bij de PRV is de ecologische hoofdstructuur (thans: Natuurnetwerk Nederland) aangeduid. Hieruit blijkt dat het IJsselmeer en Markermeer zijn aangewezen als 'EHS Grote Wateren' en een gedeelte van het buitendijkse gebied langs de Oostdijk als 'Ecologische Hoofdstructuur' zie figuur 3.2.
Figuur 3.2 Uitsnede kaart Ecologie PRV (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In artikel 19 zijn de volgende voor dit plan relevante regels opgenomen:
Artikel 19 'Ecologische Hoofdstructuur en provinciale Ecologische Verbindingszones'
Toetsing
De ontwikkeling vindt plaats in het Natuurnetwerk Nederland. Het betreft een recreatieontwikkeling die gekoppeld is aan deze locatie; er zijn geen andere mogelijkheden. In het kader van deze ontwikkeling is een mer-beoordeling uitgevoerd. Daarbij is gekeken naar mogelijke effecten op flora en fauna. Uit de mer-beoordeling blijkt dat er geen effecten zijn. Verder is het plan besproken met de supervisor van de provincie. Hiermee is geborgd dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing.
Ad 4. Blauwe Ruimte
Voor het aspect 'Blauwe Ruimte' is artikel 29a van de verordening relevant.
Artikel 29a Buitendijkse gebieden
Toetsing
Deze toets is opgenomen in de mer-beoordeling.
Ad. 5 Aardkundige waarden
Op kaart 10 behorende bij de verordening is het gebied tussen de Oostdijk en het IJsselmeer aangeduid als 'aardkundig waardevol gebied', zie figuur 3.3.
Figuur 3.3 Uitsnede kaart Aardkundige waarden PRV (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In de verordening zijn de volgende relevante regels opgenomen:
Artikel 8 "Aardkundig waardevolle gebieden"
In de toelichting van een bestemmingsplan wordt aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied, zoals aangegeven op kaart 10 en op de digitale verbeelding ervan, voorkomende bijzondere aardkundige waarden zoals beschreven in het bijlagerapport Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 12 januari 2004, nr. 68).
Toetsing
Volgens het rapport Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden is ter plaatse een buitendijkse aanwasvlakte aanwezig. De betreffende gronden zijn bestemd voor" Groen" en "Natuur - IJsselmeergebied". Op deze gronden geldt een strikt regime voor wat betreft bouwen en gebruik. Daarmee is voldoende rekening gehouden met de aardkundige waarden van het gebied.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ontwikkelingen met het doel te werken aan het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie. De leidraad beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen. Het basis uitgangspunt is dan ook 'behoud door ontwikkeling'.
Toetsing
Hoe rekening gehouden is met de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden is aangegeven in de paragrafen 4.9 (archeologie) en 4.10 (cultuurhistorie).
Het Kwaliteitsbeeld beschrijft de waarden van het provinciale landschap, brengt in beeld hoe met de diverse opgaven die op het landschap afkomen zou kunnen worden omgesprongen en biedt een perspectief voor het beleid met betrekking tot het landschap op het provinciale schaalniveau.
Het Kwaliteitsbeeld presenteert de hoofdlijnen voor het omgaan met het landschap op provinciaal schaalniveau. Het begrip landschap wordt in het Kwaliteitsbeeld niet opgevat als een sectoraal thema naast bijvoorbeeld natuur, recreatie en cultuurhistorie. Landschap staat voor de manier waarop mensen vroeger, nu en straks omgaan met fysieke gegevenheden als bodem, water en klimaat. En voor de gebruiksmogelijkheden en de beelden die daaruit ontstaan. Op deze manier opgevat vormt landschap de verbinding de verschillende thema's en opgaven.
Het Kwaliteitsbeeld is bedoeld ter inspiratie van het werk op het regionale en lokale schaalniveau: het biedt een doorkijk naar koersen voor de verschillende in de provincie te onderscheiden landschappen. Koersen om samen met gemeenten, gebiedsbeheerders, ontwikkelende partijen nader uit te werken. In deze zin is het Kwaliteitsbeeld een uitnodiging om de handen ineen te slaan en uit de mouwen te steken.
En passant stelt het Kwaliteitsbeeld ook voor om de ingewikkelde stapeling van planologische beschermingsregimes op gebied van natuur, cultuur en milieu in de provincie – elk met een vertaling naar specifieke ruimtelijke beperkingen – te vereenvoudigen. Het advies, dat het Kwaliteitsbeeld meegeeft, is om de stapeling terug te brengen tot een tweetal hoofdregimes voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden: het "Prachtlandschap", waar ruimte is voor ontwikkelingen die een impuls geven aan de aanwezige kwaliteiten en het "Krachtlandschap" waar de focus ligt op de kwaliteit van de inpassing van de ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze manier geeft het Kwaliteitsbeeld een voorlopig antwoord op de vraag: wat kan waar? Het is het complement van de nieuwe Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, die op punt van verschijnen staat, en antwoord geeft op de vraag hoe en in welke vorm ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het landschap.
Toetsing
Het plangebied is in het kwaliteitsbeeld beschreven in het hoofdstuk voor West-Friesland. De voor het plangebied relevante koers voor West-Friesland luidt:
Ad. 1
De ontwikkeling die in het plangebied mogelijk wordt gemaakt houdt rekening met de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van West-Friesland.
Ad. 2
De Omringdijk is positief bestemd in het plan en beschermd vanuit het waterkeringsbelang.
Ad. 3
De ontwikkeling leidt tot een kwaliteitsverbetering van het gebied.
Ad. 4
De ontwikkeling en uitbreiding van het recreatieoord is dus in lijn met deze koers uit het kwaliteitsbeeld.
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan voldoet aan het provinciaal kwaliteitsbeeld voor West-Friesland.
Visie op waterrecreatie in Noord-Holland 2030
Noord-Holland is verweven met het water. De provincie is dan ook een walhalla voor de waterrecreant. Zowel vanuit het economisch als het maatschappelijk belang wil de provincie we deze positie behouden en versterken. daarom heeft zij deze visie opgesteld.
De ambitie voor 2030 is dat Noord-Holland een vitale waterrecreatieprovincie is. Waarbij kansen zijn benut en gebruikers, ondernemers en overheden met elkaar zijn gekomen tot slimme, aantrekkelijke en duurzame mogelijkheden voor waterrecreatie. Vanzelfsprekend afgestemd op de kwaliteiten, kenmerken en draagkracht van de omgeving. Zowel vanuit het economisch als het maatschappelijk belang wil de Provincie de positie van Noord-Holland als vooraanstaande waterprovincie behouden en versterken.
In de visie worden vier gebieden onderscheiden. Enkhuizerzand ligt in het gebied Waddenzee en IJsselmeergebied. In dit gebied is bij de ontwikkeling van locaties afstemming met natuurwaarden belangrijk. In de visie wordt Enkhuizen genoemd als voorbeeld van een locatie waar water en landrecreatie samenkomen. Ter plaatse van Enkhuizen is kitesurfen verboden op basis van de APV. Dit zal in de nieuwe beoogde situatie zo blijven.
De ontwikkeling van Enkhuizerzand past binnen de uitgangspunten van deze visie; met de ontwikkeling wordt de positie van dit watersportgebied versterkt. Bij de totstandkoming van dit plan is rekening gehouden met aanwezige natuurwaarden.
Stadsvisie Enkhuizen 2030
In 2030 is Enkhuizen modern met een zichtbaar rijke geschiedenis als waterstad. Het is een functionele en overzichtelijke stad, door slimme zonering van gerichte gebieden voor toerisme, wonen en werken.
De drie pijlers van het Enkhuizen van 2030 zijn:
Toerisme en recreatie
Op het gebied van toerisme en recreatie zijn de volgende doelen in de Stadsvisie geformuleerd:
Toetsing
De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt past binnen de tweede pijler uit de stadsvisie. De verkenningen die zijn uitgevoerd hebben geleid tot voorliggend plan.
Structuurvisie Enkhuizen 2020
De structuurvisie beperkt zich tot het ruimtelijk beleid en is daarmee de ruimtelijke vertaling van de Stadsvisie. De economische pijlers van Enkhuizen zijn het toerisme, de zaadteeltbedrijven, de kunststofindustrie, de nautische bedrijvigheid en de middenstand.
Toetsing
Op de structuurvisiekaart is het Enkhuizerzand specifiek aangeduid zie figuur 3.4.
Figuur 3.4 Uitsnede Structuurvisie 2020
Aangegeven wordt dat Enkhuizerzand wordt opgewaardeerd tot een toeristisch recreatieve locatie. De ruimtelijke indeling van het gebied is vastgelegd in het zogenaamde Vlekkenplan, dat door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan gaat uit van intensivering en nieuwe recreatieve voorzieningen. Voor het totale gebied is door de raad een Beeldkwaliteitsplan vastgesteld met kwaliteits- en inrichtingseisen (zie bijlage 3). Daarnaast zijn in een aanvulling op het beeldkwaliteitsplan de verschillen tussen het vast te stellen bestemmingsplan en het Beeldkwaliteitsplan 2015 beschreven (zie bijlage 4) Het bestemmingsplan moet de nieuwe ontwikkeling ruimtelijk mogelijk maken. Uitgangspunt bij deze ontwikkeling is dat de kosten voor de openbare voorzieningen budgettair volledig gedekt kunnen worden door de opbrengsten van gronduitgifte. Het totale exploitatiegebied omvat circa 40 ha en loopt vanaf het Zuiderzeemuseum tot aan de waterinlaat, nabij de Haling. Het Enkhuizerzand ligt direct tegen de binnenstad aan, waardoor de recreanten gemakkelijk van de bestaande voorzieningen van de stad gebruik kunnen maken. Binnen de diverse vlekken worden dan ook geen grootschalige voorzieningen gerealiseerd. In het plan zijn recreatieve fiets- en wandelroutes naar de binnenstad opgenomen.
Enkhuizen Routekaart voor de toekomst
De routekaart is een integraal kader voor de onderwerpen Havens, Economie en Recreatie & Toerisme (HERT). De routekaart geeft uitvoering aan de uitspraken uit de stadsvisie en geeft een samenhangende richting aan de speerpunten en projecten uit de HERT visie en. De HERT visie dient als onderbouwing voor de routekaart. De gemeente zet in op een flexibele, dynamische en verbindende stad. Dit heeft gevolgen voor de ruimtelijk-economische en programmatische opzet van Enkhuizen en het bepaalt de wijze van samenwerken. Het heeft tot doel om de economische clusters te versterken en van Enkhuizen een aantrekkelijke woon-, werk- en recreatiestad te maken.
Enkhuizen heeft een aantrekkelijke omgeving voor een breed aanbod aan verblijfsrecreatie. Het nog beperkte aanbod wordt uitgebreid door ruimte te bieden en samenwerking te stimuleren. In de toekomst wordt het mogelijk om meerdaagse arrangementen aan te bieden in de stad en regio. De havens bieden nu al ruimte aan vele passanten en vaste ligplaatsen en kunnen in de toekomst uitgroeien tot de nieuwe verblijfsplekken van de stad. Hier is wellicht ruimte voor Boat Housing (huurboten), een hotel, camperplaatsen.
Toetsing
Specifiek voor het plangebied wordt aangegeven dat Enkhuizerzand kan uitgroeien tot een interessant kustlandschap met grote attracties én unieke recreatiewoningen voor bijvoorbeeld actieve gezinnen. De intieme waterstad, waaronder de Boerenhoek, is juist geschikt voor een netwerk van B&B's. De verblijfsrecreatie versterkt het arrangement en het merk Enkhuizen als intieme waterstad. Het plan is hiermee in lijn met de Enkhuizer Routekaart voor de toekomst.
Beeldkwaliteitsplan herontwikkeling recreatieoord Enkhuizerzand
Het Beeldkwaliteitsplan herontwikkeling Recreatieoord Enkhuizerzand (zie bijlage 3) is een document dat dient ter inspiratie en toetsing. De ideeën die de gemeente heeft over de toekomstige ruimtelijke kwaliteit in het gebied worden hierin verwoord. Op deze manier wordt bereikt dat het ruimtelijk beeld van het recreatiegebied vanuit één integrale visie ontstaat.
De context waarbinnen deze ontwikkelingen plaatsvinden zijn de buitendijkse ligging, de weidsheid van het IJsselmeergebied, de loopafstand tot de historische binnenstad van Enkhuizen en het veranderende (recreatie)landschap van West-Friesland en de regio.
Toetsing
De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn geïnspireerd op de uitgangspunten uit het beeldkwaliteitsplan. De welstandscriteria, die op basis van dit beeldkwaliteitsplan zijn opgesteld ten behoeve van de herontwikkeling van het recreatieterrein, hebben gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan in 2019 ter inzage gelegen. Na vaststelling van deze welstandscriteria zullen deze integraal onderdeel uitmaken van de gemeentelijke Welstandsnota. Deze vervangen daarmee de criteria die momenteel in de Welstandsnota zijn opgenomen voor het gebied Enkhuizerzand.
Omdat het Beeldkwaliteitsplan al in 2015 is vastgesteld, komt dit op onderdelen niet meer overeen met het voornemen zoals opgenomen in het vast te stellen bestemmingsplan, dat bovendien naar aanleiding van zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan op onderdelen is gewijzigd. Om die reden is een aanvulling op het beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin de verschillen tussen het vast te stellen bestemmingsplan en het Beeldkwaliteitsplan 2015 zijn beschreven (zie bijlage 4). De uitwerking als toetsingskader zal binnenkort plaatsvinden in de nog vast te stellen welstandscriteria.
Naar aanleiding van zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de reactie van het Rijk op de landaanwinning in het IJsselmeer in het kader van het Barro (Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening), is het plan voor Enkhuizerzand aangepast. De aanpassingen betreffen:
Voor de andere delen van het plan kan worden uitgegaan van de uitgangspunten en inrichting conform het eerdere plan. Daar wijzigt niets. Een kleine afwijking is zoals genoemd dat de convexe kustboog iets smaller wordt gemaakt om beneden de 5 ha landaanwinning te blijven. De voorlandkering die het vakantiepark, het zwembad, Sprookjeswonderland, de parkeerkoffers langs het strand en de camping beschermt tegen overstroming krijgt een hoogte van 2,08 m +NAP. Daarmee wordt beschermd tegen een overstroming met een kans van 1/4.000 jaar.
|
|
Figuur 4.1 Oorspronkelijk plan (linkerzijde) en nieuwe plan (rechterzijde)
Voor dit plan is een aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordelingsplicht geschreven waarin alle onderzoeken zijn verwerkt.
Wat is te vinden in de aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordelingsplicht?
De m.e.r.-beoordelingsnotitie geeft de effecten en onderbouwing op het gebied van milieu weer en dient rechtstreeks als onderbouwend onderzoeksrapport voor het bestemmingsplan. In de m.e.r.-beoordelingsnotitie zijn dan ook het toetsingskader, de milieuonderzoeken en de conclusies met betrekking tot het bestemmingsplan opgenomen. Uit de m.e.r.-beoordelingsnotitie blijkt dat als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen belangrijke negatieve milieugevolgen op kunnen treden die het doorlopen van een volledige (plan)m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. De m.e.r-beoordelingsnotitie en alle bijbehorende onderzoeken zijn gebaseerd op het oorspronkelijke plan. Gelet op de verminderde milieugevolgen van het gewijzigde plan, zoals afgewogen in de milieuparagrafen en oplegnotities, blijft het oorspronkelijke m.e.r.-besluit van 19 maart 2019 van kracht.
Wat is te vinden in dit milieuhoofdstuk?
In dit milieuhoofdstuk zijn de milieugevolgen van het gewijzigde plan afgewogen op basis van de bestaande m.e.r. beoordelingsnotitie met bijbehorende onderzoeken en de oplegnotities waarin de milieugevolgen van het gewijzigde plan zijn beoordeeld.
Ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan uit 2019 is het aantal recreatiewoningen, dat maximaal mogelijk is op basis van de bestemming Recreatie - Vakantiepark, verlaagd van 200 naar 160. Dat betekent dat de effecten als gevolg van dit bestemmingsplan lager zijn dan oorspronkelijk onderbouwd. De conclusies uit onderstaande milieuonderzoeken blijven dan ook intact.
In het Besluit milieueffectrapportage valt dit project onder onderdeel D10 lid d. In dit artikel is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen, permanente kampeer- en caravanterreinen mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 250.000 bezoekers of meer per jaar, een oppervlakte van 25 ha of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 ha of meer in gevoelig gebied (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D10).
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de doorontwikkeling van recreatiegebied Enkhuizerzand. Dit omvat o.a. de verplaatsing van het bestaande kampeer- en caravanterrein, de realisatie van een nieuw vakantiepark met maximaal 200 recreatiewoningen, realisatie van een strand en wijzigingen aan infrastructuur. In een m.e.r.-beoordeling dient de totale samenhangende ontwikkeling te worden beoordeeld. Aangezien de totale samenhangende ontwikkeling groter is dan 25 ha wordt de drempelwaarde uit artikel D10 overschreden. Bij overschrijding van de drempelwaarde dient een zogenaamde m.e.r.-beoordeling plaats te vinden. In een aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordelingsplicht is beoordeeld of voor de beoogde activiteiten een uitgebreide m.e.r. noodzakelijk is. Uit de aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordelingsplicht blijkt dat, gelet op de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de m.e.r. beoordeling en de volgende paragrafen zijn opgenomen. De m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage 7. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk. Het college van burgemeester en wethouders hebben dan ook besloten dat geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld voor de herontwikkeling van het Recreatieoord Enkhuizer Zand (zie bijlage 8).
Gewijzigde plan
Gelet op de verminderde milieugevolgen van het gewijzigde plan, zoals afgewogen in de hierna volgende milieuparagrafen en oplegnotities, blijft het oorspronkelijke m.e.r.-besluit van 19 maart 2019 van kracht.
In het plangebied zijn in de loop der jaren diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken zijn beschreven in de m.e.r.-beoordeling. Ten aanzien van het noordelijke en zuidelijke deel van het is bodemonderzoek uitgevoerd. De bodemonderzoeken zijn beoordeeld door het RUD (Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord) (zie bijlage 9). Ten aanzien van het noordelijke deel van het plangebied geldt dat de aangetroffen lichte verontreinigingen geen aanleiding geven tot nader onderzoek. Op basis van het bodemonderzoek voor het zuidelijke deel van het plangebied gelden de volgende aandachtspunten:
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten en met inachtneming van de aandachtspunten zijn er uit milieu hygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit na verwijdering van verontreinigingen geen belemmeringen ten aanzien van het beoogde gebruik van het plangebied. De bodemkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Ten tijde van de omgevingsvergunning dient mogelijk nader onderzoek plaats te vinden.
Beleid
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt deels binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Rijkswaterstaat Midden-Nederland. Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de betrokken waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders zijn verwerkt in onderstaande waterparagraaf.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Rijkswaterstaat
Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die doelen stelt voor een goede ecologische en
chemische toestand van het oppervlakte- en het grondwater. De lidstaten van de Europese Unie moeten zelf ecologische doelstellingen vastleggen. Met het opstellen van maatlatten voor de ecologische toestand van de verschillende typen oppervlaktewateren in Nederland zijn de ecologische doelen bepaald. Om de doelen te bereiken moeten de landen van de Europese Unie een groot aantal maatregelen nemen, met name op het gebied van emissiereductie, beheer en inrichting. In het plan wordt rekening gehouden met de KRW-doelen. De KRW-doelen hebben daarnaast raakvlakken met de Natura 2000 doelstellingen. Binnen het plan worden maatregelen genomen om de kwaliteit van oppervlakte- en het grondwater te borgen.
Natura-2000
Natura 2000 richt zich op het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden in heel Europa. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor Nederland gaat het om ruim 160 gebieden. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen het Natuurnetwerk Nederland. In het aanwijzingsbesluit staat welke doelen Nederland nastreeft voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld welke planten en dieren bescherming verdienen. Vervolgens komt er in nauw overleg met betrokken partijen een beheerplan, waarin onder andere staat beschreven welke maatregelen nodig zijn om de doelen te behalen. Voor onderhavig plan is met name het Natura 2000 Beheerplan IJsselmeergebied 2017-2023 van toepassing. Het beheerplan bekijkt per deelgebied welke instandhoudingsdoelen in de planperiode wel en niet worden gehaald bij voortzetting van het huidige beheer en het huidige gebruik. De kernopgaven voor Natura 2000 voor het IJsselmeer zijn:
Evenwichtig systeem met goede waterkwaliteit voor waterplanten, vissen en schelpdieren (met name in kranswierwateren en meren met krabbenscheer en fonteinkruiden) mede ten behoeve van vogels zoals de kleine zwaan, tafeleend, kuifeend en nonnetje;
Nationaal Waterplan (NW)
De waterplannen geven het landelijke, respectievelijk regionale (strategische) waterbeleid weer. Voor het Rijk is dit vastgelegd in het Nationaal Waterplan. Het Nationaal Waterplan is vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid beschreven. Met het Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingrisico's (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS). Voor het IJsselmeergebied is in het Nationaal Waterplan opgenomen dat het Rijk voornemens is een gebiedsagenda 2050 op te stellen, die input geeft voor de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten. Er wordt gewerkt aan kwaliteitsverbetering van het ecosysteem door het vergroten van de habitatdiversiteit en verbindingen tussen land achter de dijk en het water.
In het Nationaal waterplan is de deltabeslissing IJsselmeergebied verankerd. De deltabeslissing IJsselmeergebied gaat over drie strategische keuzes: de afvoer naar de Waddenzee, het waterpeil op het IJsselmeer, Markermeer en de Randmeren en de zoetwatervoorraad. Belangrijk onderdeel van de voorgestelde deltabeslissing is dat het gemiddelde winterpeil in het IJsselmeer tot 2050 gelijk blijft. Het water wordt met een combinatie van spuien en pompen naar de Waddenzee afgevoerd. Als de zeespiegel en het weer het toelaten, vindt afvoer plaats via spuien. Als spuien niet kan, is met inzet van pompen toch een voldoende afvoer te waarborgen. Om dit mogelijk te maken worden meer pompen op de Afsluitdijk gebouwd. Dit is veel goedkoper dan het waterpeil geleidelijk mee te laten stijgen met de zeespiegel. Voor de periode na 2050 blijft de optie open om het winterpeil beperkt mee te laten stijgen met de zeespiegel (maximaal 10-30 cm), maar alleen als dat noodzakelijk en kosteneffectief is.
De voorgestelde deltabeslissing voorziet ook in flexibeler beheer van de streefpeilen. Daarmee kan de waterbeheerder beter inspelen op de verwachte weersomstandigheden en een grotere zoetwatervoorraad in de zomer creëren. Als het klimaat of de economie verandert kunnen ook het wateraanbod en het watergebruik veranderen. Het is belangrijk vraag en aanbod in evenwicht te houden. Met flexibel peilbeheer is het mogelijk de zoetwaterbuffer in het IJsselmeergebied stapsgewijs te vergroten en tegelijkertijd te besparen op de vraag.
Met de eerste stap van flexibel peilbeheer neemt de voorraad in het zomerseizoen toe met 20 cm in het IJsselmeer, Markermeer en de Zuidelijke Randmeren. Als de vraag naar zoetwater toeneemt, is de buffer verder te vergroten tot een waterschijf van 40-50 cm. Om flexibel peilbeheer mogelijk te maken, krijgen de oevergebieden een flexibele inrichting. Na 2050 kan het wenselijk zijn in droge perioden meer water via de IJssel naar het IJsselmeer te laten stromen. Of dat nodig is, is afhankelijk van de klimaatverandering.
Waterschapsbeleid
In het waterprogramma 2016-2021 presenteert het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die in deze periode worden uitgevoerd. Met dit Waterprogramma geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard? De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.
Onderzoek
IJsselmeer
De veiligheid van een groot deel van Nederland is afhankelijk van de waterkeringen rond het IJsselmeergebied en de mogelijkheden voor het tijdelijk bergen van overtollig rivierwater. De Afsluitdijk beschermt het IJsselmeergebied tegen hoge waterstanden op zee. De overige dijken langs de meren beschermen de bewoners in de omringende laaggelegen gebieden tegen overstromingen vanuit de meren. De Houtribdijk vormt de verbinding tussen Lelystad en Enkhuizen en scheidt het IJsselmeer van het Markermeer. De dijk voorkomt verdergaande hoge waterstanden in het Markermeergebied als gevolg van opstuwing (scheefstand door wind). De dijken van de primaire waterkering zijn ontworpen om het water ook bij extreem hoge waterstanden te kunnen keren. Het IJsselmeer behoort tot het stroomgebied de Rijn. Het IJsselmeer wordt bijna volledig gevoed door de IJssel (een zijrivier van de Rijn) en de Overijsselse Vecht. Daarnaast wordt het IJsselmeer gevoed door de kleine rivieren, kanalen, RWZI's, kwel en neerslag. De afvoer vindt plaats via de spuisluizen (de Stevinsluizen bij Den Oever en de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand) in de Afsluitdijk weg naar de Waddenzee. Het IJsselmeer heeft een belangrijke functie in de zoetwatervoorziening voor zowel landbouw als drinkwater. Het stromingspatroon in het IJsselmeer wordt voornamelijk bepaald door de windrichting. Door het grote oppervlak van het meer kan de wind echter een aanzienlijke scheefstand veroorzaken die tevens resulteert in een zekere peildynamiek. Met de vaststelling van het nieuwe peilbesluit (2018) zal voor het meer de volgende streefpeilen gehanteerd worden. Het streefpeil zomer zal bewegen tussen NAP - 0,10 m en NAP-0,30 m en het winter streefpeil wordt NAP -0,25. Het plangebied is deels gelegen binnen het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het betreft hier de buitendijkse delen waarbij in de huidige situatie land aanwezig is. In het noorden van het plangebied is de inlaat Immerhorn gelegen. Deze heeft een belangrijke functie voor de zoetwatervoorziening van het achterland. De Polder Immerhorn wordt bemalen door het gemaal Kooizand dat zich aan de noordkant van de sportvelden bevindt. Er is sprake van 2 peilvakken. Ter plaatse van de sportvelden wordt een peil van NAP-1,2 m nagestreefd en voor het overige gebied NAP -0,40 m. In de memo “Advisering aanleghoogte Enkhuizerzand” is uitgebreid ingegaan op het hoofdwatersysteem IJsselmeer en Markermeer alsmede de daarin voorkomende hydraulische omstandigheden en overstromingsrisico's. Deze memo is toegevoegd in bijlage 2 van de m.e.r.-beoordeling.
Watersysteem en waterhuishouding
Binnendijks zijn de polders gelegen. Het HHNK is verantwoordelijk voor onder meer het peilbeheer in de polders. Noord-Holland bestaat uit verschillende polders, die ieder hun eigen afwatering hebben op het boezemwater en/of op het IJsselmeer. Per polder en daarbinnen liggend peilvak is een streefpeil vastgelegd. Buitendijks is het IJsselmeer gelegen. Op dit moment hanteert het Hoogheemraadschap ter plaatse van het plangebied een waterpeil van -0,40 m NAP. Het bestemmingsplan maakt de verplaatsing van de camping naar het gebied ten noorden van het sportpark Immerhornpolder mogelijk. Daarmee maakt de camping plaats voor de ontwikkeling van recreatiewoningen. Ten noorden van de Polder Immerhorn bevindt zich de inlaat Immerhorn. In het plan wordt rekening gehouden met deze inlaat. Daarbij is het ter plaatse van de camping en inlaat verboden om het water van het IJsselmeer te betreden. Gezien de ligging nabij het gemaal is het niet mogelijk om in het water van de inlaat voor het gemaal te zwemmen. Met een fysieke scheiding en informatieborden wordt voorkomen dat bezoekers het water in zullen gaan. De nu aanwezige tertiaire waterloop/greppel nabij de bestaande camping zal bij uitvoering van het plan niet verdwijnen. Deze waterloop blijft gehandhaafd en zal dienen als inlaatsloot. Dit betekent mogelijk wel dat de categorie (nu tertiair) wijzigt. In het plangebied worden ter ontsluiting van o.a. de parkeerplaatsen twee dammen met duikers gerealiseerd. Deze dammen zullen één op één worden gecompenseerd. Tevens vindt compensatie van gedempt oppervlaktewater plaats. In het kader van de watervergunning en dus voorafgaand aan de werkzaamheden moet aangetoond zijn dat er geen gevolgen voor het watersysteem en waterhuishouding zijn.
Waterkwantiteit
Voor het wateraspect 'waterkwantiteit' geldt dat moet worden aangegeven hoe rekening is gehouden met de compensatie van gedempt oppervlaktewater, de compensatie van de toename van verharding en de verbetering van de waterhuishouding door realisatie van extra waterberging (eventueel in combinatie met andere functies). Ter plaatse van de sportvelden wordt een peil van NAP-1,2 m nagestreefd en voor het overige gebied NAP -0,40 m. De exacte toename van verharding is nog niet bekend. Wel is besproken met RWS dat de afwatering van hemelwater op het IJsselmeer plaatsvinden. Hierbij wordt rekening gehouden met het flexibele waterpeil van het IJsselmeer. Voor het lozen van hemelwater op het IJsselmeer wordt een lozingsvergunning aangevraagd bij RWS. Dit geldt voor het vakantiepark en tevens de overige aan te leggen verharding met o.a. de parkeerterreinen. Eventueel benodigde maatregelen ter voorkoming van wateroverlast worden in overleg met de waterbeheerders vastgesteld. Voor de beoogde ontwikkeling is een watervergunning noodzakelijk. Hiermee wordt geborgd dat er geen negatieve effecten op de waterhuishouding kunnen ontstaan.
Waterkwaliteit en ecologie
De ontwikkeling heeft geen direct invloed op de toename van de verontreinigde stoffen. Wel moet onderzocht worden wat de kwaliteit van de waterbodem is. Werkzaamheden in de waterbodem kunnen ervoor zorgen dat de kwaliteit van het water achteruit gaat. Bijvoorbeeld doordat meer zwevend stof vrijkomt of doordat verontreinigende stoffen uit de waterbodem vrijkomen. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag wordt waterbodemonderzoek uitgevoerd. Indien hierin verontreinigingen worden aangetroffen zullen in overleg met het bevoegd gezag maatregelen worden getroffen om verspreiding van de verontreiniging te voorkomen. Het bevoegd gezag zal, indien noodzakelijk, in de watervergunning voorwaarden aan werkzaamheden verbinden om verontreinigingen te voorkomen. Verder is het voor de kwaliteit van het oppervlaktewater van belang om diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Zwemwaterkwaliteit
Achter de nieuwe landtong wordt nieuw zwemwater aangelegd dat geleidelijk dieper wordt tot een maximaal diepte van twee. Eventueel kunnen er hier ook speeltoestellen in of op het water worden geïnstalleerd. Net als in de huidige situatie is het mogelijk dat er achter de landtong gedurende warme periodes blauwalgbloei ontstaat. Dit zal gemonitord moeten worden. Na het afronden van de werkzaamheden is er een positief effect op het zwemwater bij Enkhuizerzand.
BPRW-toets
Ten behoeve van het oorspronkelijk plan is een BPRW-toets uitgevoerd (zie bijlage 10).
Met betrekking tot de effecten van het uitbreiden van recreatiepark Enkhuizerzand in KRW-waterlichaam IJsselmeer (NL92) zijn er geen effecten gevonden die nadelig zijn voor de chemische kwaliteit van het KRW-waterlichaam. Met betrekking tot de ecologische kwaliteit kan er beperkte invloed zijn op de primaire productie (fytoplankton), vis, waterflora en macrofauna. Effecten die potentieel optreden zijn echter van tijdelijke aard, en zullen ook om die reden geen nadelig effect hebben op ecologische KRW-maatlat van het waterlichaam.
Oplegnotitie BPRW-toets
Ten behoeve van het gewijzigde plan is een oplegnotitie BPRW-toets opgesteld (zie bijlage 11). In de oorspronkelijke BPRW-toets is rekening gehouden met zand dat per schip en vrachtwagen aangeleverd moet worden. Het zand is nodig om de convexe kustboog in het Noorden van het plangebied en de landwinning voor het vakantiepark aan de zuidkant van het plangebied te realiseren. Ook is er in het plan rekening gehouden met het aantal scheepsbewegingen en eventuele verstoring door kranen en milieugrijpers voor het uitbaggeren van de vaargeul. Door het wegvallen van de vaargeul en de landwinning voor het vakantiepark uit het plan, worden de verstorende werkzaamheden in het IJsselmeer sterk verminderd. Er kan daarom gesteld worden dat de conclusies die zijn opgenomen in de BPRW-toets ook gelden voor het nieuwe plan. Met betrekking tot de effecten van het uitbreiden van recreatiepark Enkhuizerzand in KRW-waterlichaam IJsselmeer (NL92) zijn er geen effecten gevonden die nadelig zijn voor de chemische kwaliteit van het KRW-waterlichaam. Met betrekking tot de ecologische kwaliteit kan er beperkte invloed zijn op de primaire productie (fytoplankton), vis, waterflora en macrofauna. Doordat de baggerwerkzaamheden vervallen, vervallen ook eventuele effecten op de primaire productie door vertroebeling. De werkzaamheden hebben dan ook geen nadelig effect op ecologische KRW-maatlat van het waterlichaam. Op de overige maatschappelijke functies van het IJsselmeer: visserij, scheepvaart, drinkwaterwinning en zwemwater hebben de planveranderingen geen invloed, er worden daarom geen negatieve effecten verwacht. Zoals ook gesteld in de BPRW-toets heeft de herontwikkeling van Enkhuizerzand een positief effect op de functie recreatie doordat er meer faciliteiten beschikbaar zijn na de aanleg.
Waterveiligheid en waterkering
De bescherming en waterveiligheid van het voorland zijn onderzocht in de memo's memo “Advisering aanleghoogte Enkhuizerzand” en “profiel vrije ruimte”. De memo's zijn toegevoegd in bijlagen 2 en 3 van de m.e.r.-beoordeling. Er is o.a. een berekening gemaakt waarbij de aanleghoogte voor de beoogde ontwikkelingen is bepaald. In deze berekening van de aanleghoogte is o.a. klimaatverandering, scheefstand en mogelijke stijging van het IJsselmeerpeil meegenomen. De aanleghoogte van de bebouwing is op basis van deze berekening bepaald op NAP +1,75 m en voor de camping op +NAP 1,50 m. Het ontwerp van de aanleghoogte is in meerdere overleggen met gemeente, HHNK, en de provincie besproken waarbij deze aanleghoogte aanvaardbaar is geacht. In het nieuwe plan wordt geen vaargeul meer aangelegd en wordt het vakantiepark op het bestaande land aangelegd. Hierdoor is er geen risico meer op het doorsnijden van een afdichtende laag en blijft de waterveiligheid voldoende gehandhaafd.
In het kader van de uitwerking van de inrichting is in aanvulling op het bovenstaande aanvullend hydraulisch advies gevraagd aan Svasek. Op basis hiervan is er voor gekozen de voorlandkering een hoogte van 2,08 m+NAP te geven. Deze voorlandkering beschermt het vakantiepark, het zwembad en Sprookjeswonderland, de parkeerkoffers langs het strand en de camping tegen overstroming. Daarmee wordt beschermd tegen een overstroming met een kans van 1/4.000 jaar.
Oplegnotitie PVVR
Ten behoeve van het gewijzigde plan is een oplegnotitie PVVR opgesteld (zie bijlage 12). De oplegnotitie neemt de aanpassing op de gebiedsontwikkeling in beschouwing in relatie tot het opgestelde PVVR. Het doel is om inzichtelijk te maken of de aanpassing invloed heeft op de uitgangspunten en daarmee op de beschikbare ruimte vanuit het profiel van vrije ruimte. Op basis van de in de inleiding benoemde aanpassingen, worden de volgende conclusie getrokken.
Conclusie
De aanpassing in de gebiedsontwikkeling hebben geen invloed op het opgestelde PVVR. Zolang met het vakantiepark buiten het PVVR wordt gebleven, is er vanuit de waterkering geen bezwaar.
Oplegnotitie oeverbescherming en kruiend ijs
Ten behoeve van het gewijzigde plan is in een oplegnotitie de oeverbescherming en het gevaar van kruiend ijs onderzocht (zie bijlage 13). Het doel is om inzichtelijk te maken of de planaanpassing invloed heeft op de uitgangspunten en daarmee op het advies over de aanleghoogte, de oeverbescherming en vaargeul. Op basis van de in de inleiding van dit hoofdstuk benoemde aanpassingen aan het ontwerp, worden de volgende overwegingen gemaakt:
Kruiend ijs
De nieuwe oeverbescherming die voor het plan Enkhuizerzand wordt aangelegd is georiënteerd op het noordoosten. De kans op kruiend ijs vanuit deze richting is minimaal. Kruiend ijs treedt op bij inval van dooi na een vorstperiode en gaat gepaard met windrichtingen uit westelijke richting. Hierdoor wordt eventueel aanwezig drijvend ijs bij Enkhuizerzand van de oever weggeblazen en vormt dit dus geen gevaar voor de oeverbescherming, eventuele kribben en de achtergelegen constructies. Dit geldt niet alleen voor de meer beschermde oever ter plaatse van de camping, maar ook voor de open oeverzone ter plaatse van het vakantiepark. Soms kan invallende dooi ook gepaard gaan met een Z-ZO wind. In dat geval kun je ook opstuwing van ijs krijgen bij dijken die open zijn naar Z/ZO. Maar dit is uiterst zeldzaam. Kruiend ijs kan over de oever/dijk worden geduwd en daarbij (stortsteen) taludbekleding beschadigen. Over een zandtalud glijdt het ijs heen zonder schade aan te richten. Eventuele schade kun je na de dooi eenvoudig herstellen. Alleen bouwwerken die vlak langs de oever staan kunnen grotere problemen krijgen. Bij Enkhuizerzand is dit allemaal niet aan de orde.
Conclusie
De voorgestelde aanpassingen in de gebiedsontwikkeling hebben geen invloed op de eerder bepaalde oeverbescherming. Het risico van extra belastingen op oeverbescherming, kribben en/of achtergelegen constructies als gevolg van kruiend ijs is verwaarloosbaar.
Afvalwater en riolering
Een afkoppeling van afvalwater en hemelwater zal plaatsvinden. Het hemelwater zal worden geloosd op het oppervlakte water (IJsselmeer). Er zal daarnaast een rioleringssysteem worden aangelegd voor het vakantiepark en de camping.
Nautische veiligheid
Ten opzichte van de huidige situatie is er geen toename van boten die het IJsselmeer op zullen gaan. Vanuit het vakantiepark zal het niet mogelijk zijn om met een boot het IJsselmeer op te varen. Er wordt geen vaargeul aangelegd.
Morfologische aspecten
Deze aspecten zijn onderzocht in de memo “Advisering aanleghoogte Enkhuizerzand”. De focus ligt daarbij op de effecten van golfaanvallen. De oever van de camping, de noordelijke oever van de kustboog, de oever bij zwembad Recreatiebad Enkhuizerzand en van het vakantiepark worden verhard en zijn zo beschermd tegen golfaanvallen. Het nieuwe strand wordt beschermd door de gebogen ligging van de kustboog, waardoor er geen zand zal wegspoelen. Ter plaatse van het huidige strand zullen palenrijen afslag van het strand voorkomen.
Conclusie
Voor de beoogde ontwikkeling is een watervergunning noodzakelijk. De milieugevolgen van het gewijzigde plan zijn aanzienlijk minder dan van het oorspronkelijke plan. De conclusies van de onderzoeken zoals toegevoegd aan de m.e.r.-beoordelingsnotitie (bijlage 2) blijven intact. De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. het aspect water vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Gezien de tijdelijke aard van bewoning wordt de verblijfsrecreatie in het plangebied niet beschouwd als milieugevoelige functie. In de beoogde ontwikkeling wordt een camping verplaatst en wordt een vakantiepark gebouwd. Beide functies vallen in milieucategorie 3.1 met een maatgevende richtafstand van 30 m in gemengd gebied. Rondom de beoogde ontwikkelingen zijn in een straal van 50 m geen bedrijven gevestigd. Hierdoor worden er door de beoogde ontwikkeling geen bedrijven geschaad in hun bedrijfsvoering is tevens een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de camping en het vakantiepark gegarandeerd. In een straal van 50 m rondom de beoogde functies staan geen woningen. Ter plaatse van de bestaande woonwijken zal geen hinder ontstaan. De verkeersaantrekkende werking is in de paragraaf verkeer beschouwd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de camping, het vakantiepark en de bestaande woonwijken sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Mobiliteitstoets
Voor de herontwikkeling van recreatieoord Enkhuizerzand is in november 2018 door Rho Adviseurs een mobiliteitstoets opgesteld ('Mobiliteitstoets Enkhuizerzand', 02-11-2018). De mobiliteitstoets is als bijlage opgenomen in de m.e.r.-beoordeling. Daarnaast is een oplegnotitie opgesteld die een nadere onderbouwing levert op basis van nieuwe verkeerstellingen, de meest recente CROW-kentallen voor de verkeersgeneratie en het ruimtelijke programma uit dit vast te stellen bestemmingsplan (zie bijlage 14). Beide stukken gaan uit van het ruimtelijke programma dat in het eerder in 2019 vastgestelde bestemmingsplan was opgenomen. In het bestemmingsplan 2020 is het ruimtelijk programma naar beneden bijgesteld. Om die reden is de mobiliteitstoets voorafgaand aan de zitting van de Raad van State over het in 2020 vastgestelde bestemmingsplan geactualiseerd. De geactualiseerde mobiliteitstoets is in Bijlage 24 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.
Hieronder zijn de conclusies uit deze mobiliteitstoets samengevat.
Voorgenomen ontwikkeling
De ontwikkeling van het plangebied leidt tot veranderingen op het gebied van verkeer en parkeren. In het plangebied wordt een nieuwe weg aangelegd met daarlangs nieuwe parkeerplaatsen. Ook de weginfrastructuur rond het nieuwe vakantiepark is nieuw. Daarnaast is voorzien in diverse loop- en fietsroutes. De toekomstige parkeerbehoefte kan opgevangen worden binnen in het plangebied. In geval van extreem drukke dagen kan de huidige Immerhornweg gebruikt worden als buffer om het parkeren op te vangen. In de mobiliteitstoets uit 2018 is rekening gehouden met een nieuw parkeerterrein van het Zuiderzeemuseum op drie mogelijke locaties en bijbehorende gevolgen hiervan op de verkeerdrukte in het gebied. Het bestemmingsplan voorziet echter niet in deze parkeerplaatsen zodat hiermee in de
“Oplegnotitie mobiliteitstoets Enkhuizerzand” (Bijlage 14) en de Mobiliteitstoets 2020 (Bijlage 24) en de hierin opgenomen kruispuntonderzoeken geen rekening meer mee hoeft te worden gehouden.
Verkeersgeneratie plangebied
De ontwikkeling van het plangebied zorgt voor een toename van de verkeersgeneratie van en naar het gebied. Deze extra verkeergeneratie kan op toekomstige piekmomenten goed worden verwerkt via het bestaande wegennet en zal niet leiden tot problemen op het gebied van verkeersafwikkeling.
De berekening van de toekomstige piekmomenten is gebaseerd op een van de drukste dagen in het jaar voor Sprookjeswonderland (Heksendag), waarbij tevens de gemiddelde verkeersgeneratie van alle bestemmingen in het plan is meegenomen en bovendien een autonome verkeersgroei van 1 % per jaar (tussen 2019 en 2030) is meegenomen. Onderbouwd is dat piekmomenten op Heksendag hoger zijn dan piekmomenten op een drukke zomerse dag met veel strandbezoek.
Onderzoek verkeersafwikkeling
Op basis van de indicatieve kruispuntberekeningen uit de mobiliteitstoets 2020 kan worden geconcludeerd dat op de ongeregelde kruispunten en de rotonde op de Dreef en de Nelson Mandeladreef geen doorstromingsproblemen ontstaan op het piekmoment in de toekomstige situatie. Het VRI-geregelde kruispunt Lindenlaan-N505 heeft daarentegen niet genoeg capaciteit om het verkeer op het piekmoment in de toekomstige situatie te kunnen afwikkelen met de huidige vormgeving van het kruispunt. Wanneer de gecombineerde rechtdoor-rechtsafstrook op de zuidelijke tak op de N505 opgedeeld wordt tot afzonderlijke opstelstroken voor rechtdoor en rechtsaf, wordt de capaciteit van het kruispunt verhoogd. Uit de kruispuntberekeningen volgt dan dat ook tijdens het piekmoment in de toekomstige situatie het verkeer zonder problemen afgewikkeld kan worden.
Als op het Enkhuizerzand bij grote drukte incidenteel extra ruimte voor parkeren wordt geboden (ruim 250 parkeerplaatsen), leidt dat tot een extra verkeergeneratie van het Enkhuizerzand. Dit heeft in eerste instantie effect op de Noorderweg-Noord. Deze weg zal geen doorstromingsproblemen ervaren, maar de hoge verkeersintensiteiten zijn niet wenselijk wanneer de fietsers op dezelfde smalle rijbaan rijden. Op de ongeregelde kruispunten en de rotonde leidt het extra verkeer nog steeds niet tot doorstromingsproblemen op het piekmoment (met evenement Heksendag in Sprookjeswonderland) in de toekomstige situatie. Het VRI-kruispunt Lindenlaan-N505 met extra opstelstrook op de zuidelijke tak kan het verkeer dan nog net verwerken. De berekende cyclustijd op het piekmoment is dan 120 seconden en zit daarmee aan zijn capaciteit.
Parkeren
In de mobiliteitstoets is de huidige en toekomstige parkeerbehoefte in het plangebied beschreven. De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling kan worden opgevangen met het toekomstige parkeeraanbod. Op extreem drukke (zomer)dagen kan de Immerhornweg gebruikt worden als overloopgebied om de grotere parkeerbehoefte op te vangen. Net als in de huidige situatie zal er ook in de toekomstige situatie sprake zijn van uitwisseling van parkeerplaatsen.
Eindconclusie
Door de beoogde ontwikkelingen neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitende wegen toe, maar zullen er geen problemen ontstaan in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte wordt opgevangen binnen het plangebied. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.
In de bestaande situatie omvat het terrein o.a. Sprookjeswonderland, kampeerterreinen, een overdekt zwembad, strand en lig- en speelweiden. Het plangebied heeft in de huidige situatie een verkeersgeneratie van 1.355 mvt/etmaal. In de bestaande situatie zijn er geen geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wgh in het plangebied aanwezig. Tevens zijn in de omgeving van het terrein geen woningen of andere gevoelige functies gelegen.
Recreatiewoningen zijn volgens de Wet geluidhinder niet geluidgevoelig. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het echter wenselijk zijn de geluidbelasting ter plaatse van recreatiewoningen te toetsen. Omdat de geluidbelasting ter plaatse van de recreatiewoningen wordt bepaald door 30 km-wegen binnen het plangebied en niet al het gegenereerde verkeer de recreatiewoningen passeert, mag worden uitgegaan dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Voor de bestaande woningen aan de Asterstraat is er een toename van geluid vanwege het toegenomen verkeer op met name de Noorderweg. De berekende toename bedraagt van 1.770 mvt/etmaal in 2020 naar in totaal 3.305 mvt/etmaal. Dit betekent globaal een verdubbeling en daarmee een toename van 3 dB.
Omdat de Wgh formeel niet van toepassing is, zou voor wat betreft de beoordeling kunnen worden aangesloten bij het toetsingskader voor vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer/Wabo. Dit toetsingskader betreft de Circulaire “Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wm” (VROM, 29 februari 1996). De voorkeursgrenswaarde voor indirecte hinder bedraagt volgens de circulaire 50 dB(A) en de maximale grenswaarde bedraagt 65 dB(A) als etmaalwaarde.
Uit een indicatieve berekening is gebleken dat op basis van een etmaalintensiteit van 3.305 mvt/etmaal en een afstand van 30 m (woningen Asterstraat) de geluidbelasting niet meer bedraagt dan 56 dB(A) als etmaalwaarde. Op basis van bovengenoemde circulaire kan daarmee worden gesteld dat er sprake is van een aanvaardbare situatie.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling niet in de weg.
Het toetsingskader voor emissies wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang indien de emissies grotendeels door verkeer worden veroorzaakt. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
| stof | toetsing van | grenswaarde | |
| stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
| fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
| 24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
| fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ | |
Aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, is een indicatie van de luchtkwaliteit (emissies) ter plaatse van het projectgebied gegeven. De dichtstbijzijnde weg waarlangs rekenpunten gelegen zijn betreft de Drechterlandseweg/Randweg/Zijlweg/Provinciale weg (N302).
Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De hoogste concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 16 µg/m³ voor NO2, 15,5 µg/m³ voor PM10 en 8,6 µg/m³ voor PM2,5. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 6 dagen. In figuur 4.2 zijn de rekenpunten voor het projectgebied in 2017 weergegeven.
Figuur 4.2 Luchtkwaliteit nabij plangebied 2017 o.b.v. NSL-monitoringstool.
De beoogde ontwikkeling heeft een verkeersgeneratie van 2.190 mvt/etmaal tot gevolg. Met behulp van de nibm-rekentool is de luchtkwaliteit voor het jaar 2020 berekend (tabel 4.2 en 4.3).
Tabel 4.2 Nibm-tool
Tabel 4.3 Toetsing aan grenswaarden Wet milieubeheer
|
maximale planbijdrage (µg/m³) volgens NIBM rekentool |
achtergrond concentratie (µg/m³) ter plaatse van de Drechterlandseweg / Randweg / Zijlweg / Provinciale weg (N302) op basis van NSL-monitoringstool |
maximaal optredende concentratie (µg/m³) |
grenswaarde Wm (µg/m³) |
||||
| NO2 | 1,47 | 16 | 17,47 | 40 | |||
| PM10 | 0,34 | 15,5 | 15,84 | 40 | |||
| PM2,5 | 0,34 | 8,6 | 8,94 | 25 | |||
Uit de tabellen blijkt dat wanneer de maximale planbijdrage bij de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de huidige (worst case) situatie worden opgeteld, alsnog ruimschoots aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan. Omdat direct langs de maatgevende wegen ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Als gevolg van de ontwikkeling is er een lichte toename van luchtverontreinigende stoffen. Er wordt ruimschoots aan de grenswaarden voldaan uit de 'Wet luchtkwaliteitseisen' (Hoofdstuk 5 Wet milieubeheer).
Beleid en normstelling
In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Deze wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die op 1 september 2007 van kracht werd.
De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen, zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.
Bestemmingsplan
In de Erfgoedwet is invulling gegeven aan het Verdrag van Malta. Deze wet schrijft voor dat het archeologisch erfgoed beschermd dient te worden middels het bestemmingsplan. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (mede)bestemming, die wordt vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan, wordt begrensd in de verbeelding (plankaart) en wordt voorzien van regels die gekoppeld zijn aan een vergunningstelsel.
Archeologiebeleid gemeente Enkhuizen
Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk.
De gemeente beschikt over een vastgestelde archeologische beleidsnota. Een belangrijk onderdeel hiervan vormt de gemeentelijke archeologische beleidskaart, die wordt gebruikt als basis voor het bestemmingsplan. De gemeentelijke beleidskaart is gebaseerd op gedetailleerde kennis van de lokale landschapsontwikkeling, cultuurhistorie en het bodemarchief. Deze kennis komt tot uiting in vijf periode-specifieke archeologische verwachtingskaarten die tonen op welke locaties archeologische resten uit bepaalde perioden kunnen worden verwacht. Op de beleidskaart worden de verschillende verwachtingen vertaald naar verwachtingszones en gekoppeld aan concrete vrijstellingsgrenzen. Bodemverstorende werkzaamheden die deze grenzen niet overschrijden, worden op voorhand vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek. Door middel van het hanteren van verschillende vrijstellingsgrenzen wordt binnen de gehele gemeente gezocht naar een goede balans tussen de verwachte aanwezigheid van archeologische resten en de voorwaarden die worden verbonden aan bodemverstorende activiteiten. Het archeologisch kaartbeeld is echter niet statisch. In de loop der tijd zal de kennis over het bodemarchief toenemen. De vrijstellingszones in het onderhavige bestemmingsplan zijn dan ook geen exacte weergave van de vastgestelde beleidskaart.
Onderzoek
In het kader van de voorbereiding van dit plan heeft Archeologie West-Friesland een advies uitgebracht (d.d. 13 september 2016) (zie bijlage 15). Het advies is hieronder beschreven. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca 35 ha. Op dit moment is het voornemen om aan de zuidzijde van het plangebied recreatiewoningen te realiseren. Aan de noordzijde van het gebied komt mogelijk een camping. Verder worden mogelijk één of meer strekdammen in het IJsselmeer gecreëerd. Het grootste deel van het plangebied is vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Ten behoeve van het doen van waarnemingen dient voor dit gebied wel in de omgevingsvergunning te worden opgenomen dat Archeologie West-Friesland toekomstige graafwerkzaamheden wil monitoren. Hierbij kunnen vondsten worden verzameld die in het opgespoten zand aanwezig zijn.
Aan de noordzijde van het plangebied liggen twee zones waar sporen uit de Late Middeleeuwen worden verwacht. Voor deze zones geldt dat rekening dient te worden gehouden met archeologie bij ingrepen groter dan 500 m². Uit het booronderzoek in de Immerhornpolder is gebleken dat de archeologische laag zich op ruim 1 m onder maaiveld bevindt. Zolang bij de voorgenomen herinrichting de bodem niet dieper wordt verstoord dan tot 75 cm onder maaiveld en de ontwikkeling niet groter is dan 500 m² wordt voor het terrein geen vervolgonderzoek geadviseerd. Bij een grotere verstoring of een diepere verstoring (hieronder valt ook het aanbrengen van heipalen) dient nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Indien de beoogde convexe kustboog wordt uitgevoerd, dient vooraf een verkennend onderzoek op de waterbodem te worden uitgevoerd met de side scan sonar en magnetometer. Op basis van de uitslag hiervan, bijvoorbeeld scheepsresten, dient het protocol Waterbodems KNA te worden gevolgd.
Conclusie
Indien de bodem niet dieper dan 75 cm onder het maaiveld wordt geroerd, zijn nadelige gevolgen op het gebied van cultuurhistorie en archeologie uitgesloten. Graafwerkzaamheden worden gemonitord zodat nadelige gevolgen op het gebied van cultuurhistorie en archeologie zijn uitgesloten. Daarnaast wordt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd met de side scan sonar en magnetometer wanneer de convexe kustboog wordt uitgevoerd.
Beleid en normstelling
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur dient bepaald te worden.
Het bestemmingsplan betreft de buitendijkse gebieden van Enkhuizen. In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn diverse objecten aanwezig die aangewezen zijn als monument op basis van de Erfgoedwet, als provinciaal of als gemeentelijk monument. Dit zijn bijvoorbeeld de vuurtoren, de Westfriese Omringdijk en de Wierschuur. Dergelijke objecten genieten bescherming op basis van separate wetgeving. Dit bestemmingsplan leidt niet tot aantasting van deze waarden.
Provinciale ruimtelijke verordening
De Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland geeft een beschrijving waaraan bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie / (ontwerp) omgevingsvisie vastgelegde beleid naar gemeenten toe, heeft de provincie een provinciale ruimtelijke verordening opgesteld. De verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten.
Voor het plangebied is relevant dat de ontwikkeling van het vakantiepark conform de reactieve aanwijzing van GS is gelegen in landelijk gebied. Artikel 15 PRV is daarom van toepassing op het plangebied:
'Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied
1. Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
2. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied, indien gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
a. rekening wordt gehouden met:
i de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble, en;
ii de ambities en ontwikkelprincipes van de toepasselijke provinciale structuren, en;
b. hierbij wordt betrokken:
i de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes, en;
ii de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble, en;
iii de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van de toepasselijke provinciale structuren.
3. De toelichting van een bestemmingsplan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.
4. Gedeputeerde Staten kunnen de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) om advies vragen over ontwikkelingen die een grote impact kunnen hebben op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden of indien wordt afgeweken van de ontwikkelprincipes als bedoeld in het tweede lid onder a.
Provinciale leidraad Landschap en cultuurhistorie
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ontwikkelingen met het doel te werken aan het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie. De leidraad beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord- Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen. Het basis uitgangspunt is dan ook 'behoud door ontwikkeling'.
Toetsing Leidraad
In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is Noord-Holland onderverdeeld in 20 gebieden, de zogenaamde ensembles, en 10 provinciale structuren, zoals de Westfriese Omringdijk, de Stelling van Amsterdam en (agrarische) erven. Elk ensemble en elke structuur biedt een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, van de dynamiek en van de belangrijkste drie kernwaarden: landschappelijke karakteristiek, openheid en ruimtebeleving, en ruimtelijke dragers.
Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moet rekening worden gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes die staan beschreven bij de afzonderlijke ensembles en structuren.
Ensemble West Friesland Oost
Het plangebied ligt binnen het ensemble West Friesland Oost. Het oostelijk deel van West-Friesland heeft landschappelijk gezien veel verwantschap met West-Friesland Midden en West, maar heeft wel deels een eigen ontstaansgeschiedenis en karakteristieken. Het oostelijk deel vormt tevens de kust van het IJsselmeer en het Markermeer. In dit ensemble herinneren de karakteristieke binnensteden van Medemblik, Enkhuizen en Hoorn aan het Zuiderzee- en VOC-verleden.
De Westfriese Omringdijk vormt een herkenbare omlijsting van het oude zeekleilandschap van West-Friesland. In het Westfriese landschap zijn lokale landschappelijke verschillen ontstaan door de ontstaansgeschiedenis, de strijd tegen het water, de ligging en vooral de groei van de steden, de mate van ruilverkaveling en de huidige dynamiek.
Voor het ensemble West-Friesland Oost zijn de volgende voor het plangebied relevante ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes het vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit:
Figuur 4.3 Duiding kwaliteitszone en panoramazone
Ad a.
In de oplegnotitie op het beeldkwaliteitsplan (2019) wordt aangegeven dat met het terugleggen van het vakantiepark op land waarbij de bestaande kustlijn wordt gevolgd, een openbare route langs het water hier weer mogelijk is. De route is beoogd als onderdeel van het openbaar toegankelijk padennetwerk op het vakantiepark. De route loopt ter hoogte van het zwembad door langs de kust. Ten noorden van het zwembad buigt de route terug en loopt daar parallel op enige afstand van de parkeerstraat. Vanaf het einde van de parkeerstraat kan langs de camping en de zeilschool richting de punt van de in het IJsselmeer aan te leggen convexe kustboog worden gelopen. Deze kustroute zal worden geborgd in het bestemmingsplan, door de aanduiding 'pad' op te nemen in een zone langs het IJsselmeer. Hiermee wordt aangeduid dat sprake is van een openbaar toegankelijk pad. Nieuwe bebouwing zal ter plaatse van deze aanduiding niet zijn toegestaan. Hiermee voldoet het plan aan dit specifieke ontwikkelprincipe.
Ad. b.
In het aangepaste stedenbouwkundig plan zijn drie zichtlijnen van de Omringdijk / Zeemuur binnenstad Enkhuizen benoemd. De borging van zal plaatsvinden middels een specifieke aanduiding op de planverbeelding. De zichtlijn zal vrij van bebouwing worden gehouden. Daarnaast gelden aanvullende regels voor nieuwe beplanting die de zichtlijn kan belemmeren. Hiermee wordt de visuele relatie tussen de binnenstad en het IJsselmeer hersteld en versterkt. Het plan voldoet daarom aan dit specifieke ontwikkelprincipe.
Structuur Westfriese Omringdijk
In het plangebied ligt daarnaast de structuur Westfriese Omringdijk. De Westfriese Omringdijk is de dijk rond het oude zeekleilandschap van West-Friesland. De dijk beschermt de Westfriezen al sinds de 13e eeuw tegen water en verbindt verschillende gemeenten en landschappen, ieder deel met een eigen karakter. De dijk is met zijn 126 km lengte een tastbaar icoon van de Westfriese identiteit. De Westfriese Omringdijk rijgt verschillende landschapstypen aan elkaar die het resultaat zijn van verschillende fasen van ontginning, drooglegging en aandijkingen. De dijk zelf is door de eeuwen heen, ondanks de 'permanente verbouwing' van de dijk en ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving, opvallend goed in zijn oorspronkelijke profiel bewaard gebleven. De Westfriese Omringdijk is beschermd als provinciaal monument. Ten aanzien van de Provinciale Structuur Westfriese Omringdijk zijn de volgende kernwaarden opgenomen die betrokken moeten worden bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit:
Openheid en ruimtebeleving:
a. De beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten en de ruimtelijke dragers (figuur 4.4):
b. De driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, de bomenlanen en dijken.
Figuur 4.4 Openheid en ruimtebeleving
Daarnaast zijn als ambitie en ontwikkelprincipes voor de structuur Westfriese Omringdijk opgenomen:
a. dat ruimtelijke ontwikkelingen bij moeten dragen aan de beleving van de openheid, en dat de ruimtelijke kwaliteit gebaat is bij het zichtbaar en beleefbaar houden/maken van de landschappelijke verschillen aan beide zijden van de dijk (figuur 4.5).
b. Behoud of creëer ruime doorzichten naar de aanliggende landschappen, zeker waar de landschappelijke karakteristiek goed beleefbaar is.
Figuur 4.5 Landschappelijke verschillen aan beide zijden van de dijk
Ad a.
In de huidige situatie is ter plaatse van het beoogde vakantiepark geen sprake van openheid. Immers, er is reeds veel bebouwing aanwezig. Daarnaast is sprake van intensieve beplanting. Op de seizoenscamping aangrenzend aan het buitenmuseum staan caravans dicht op elkaar. De passantencamping heeft zich ontwikkeld van een bescheiden toeristisch terrein voor kleine tenten tot een terrein dat het gehele zomerseizoen vol staat met grote bungalowtenten, caravans en campers. De hekken en hagen in het terrein zorgen daarnaast voor versnipperd beeld. In de nieuwe situatie, waar een vakantiepark is beoogd zal er vanzelfsprekend geen sprake zijn van grote openheid. De ruimtelijke kwaliteit van het terrein zal echter aanzienlijk verbeteren. Door de aanleg van zichtlijnen zal de visuele relatie tussen de Omringdijk en het IJsselmeer dusdanig verbeteren, dat alsnog sprake is van een bijdrage aan de ambities en ontwikkelprincipes. Het totaal terugbrengen van openheid door sloop van bebouwing en verwijderen van beplanting is echter niet realistisch.
Ad. b.
Zoals aangegeven onder a wordt door de zichtlijnen de beleefbaarheid van het gebied ten opzichte van de huidige situatie verder versterkt.
Conclusie
Dit bestemmingsplan voldoet aan de ontwikkelprincipes, met uitzondering van het aspect openheid. Omdat in de huidige situatie al geen sprake is van openheid is het voor het plangebied niet realistisch om volledig te voldoen aan dit principe. Door de aanleg van zichtlijnen alsmede een zorgvuldige inpassing van het vakantiepark ontstaat een aanzienlijke kwaliteitsverbetering. Deze inpassing wordt met dit bestemmingsplan juridisch geborgd op de verbeelding en in de regels. Het plan houdt dus rekening met de Leidraad landschap en cultuurhistorie.
Het Zuiderzeemuseum heeft als onderdeel van de beroepsprocedure een cultuurhistorisch onderzoek uit laten voeren (SteenhuisMeurs, 2020). Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 20 bij deze toelichting. De onderstaande tekst bevat een samenvatting van dit rapport.
In 1942 ontstond het idee voor de oprichting van een Zuiderzeemuseum. Architect S.J. Bouma constateerde dat tien jaar na de bouw van de afsluitdijk al veel veranderd was in de dorpen en steden rondom de voormalige Zuiderzee; de Zuiderzeecultuur zou volgens hem snel tot het verleden kunnen gaan behoren. Dit idee werd in 1943 opgepakt door de Rijkscommissie voor advies inzage de musea. In datzelfde jaar ontstond ook het idee om het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen te realiseren, de uiteindelijke locatiekeuze werd in 1948 gemaakt. Belangrijke argument daarbij was onder andere de blijvende vrije ligging aan een open watervlakte. Bovendien was er een toezegging van de Rijksdienst voor de Zuiderzeewerken om de werkhaven voor de Markerwaard zó aan te leggen dat hier later het buitenmuseum op aangelegd kon worden. Daarmee kon werk met werk gemaakt worden.
In 1950 werd het Binnenmuseum van het Zuiderzeemuseum geopend. Dit museum is gevestigd in een aantal historische panden aan de Wierdijk, in het oostelijk deel van de historische binnenstad. In 1983 is het Buitenmuseum geopend. Het Buitenmuseum is gerealiseerd op basis van een structuurplan dat is opgesteld door N. Heijligenberg. Het Buitenmuseum is ontworpen als een reeks cultuurlandschappen, waarin het geheel van zee, landschap, verkavelingspatronen, buitenruimte, erven en tuinen, gebouwen en interieurs de essentie van de collectie vormt. Verkavelingen uit bestaande plaatsen (Hindeloopen, Oostereind, Kolhorn, Edam, Stavoren, Urk en Zoutkamp) vormen daarvoor de basis. In het museum werden panden geplaatst die van elders verplaatst waren.
Tijdens de afronding eind jaren '70 werden ook replica's geplaatst van bestaande gebouwen om zo het beeld compleet te maken. Door de achterzijde van het museumterrein met een brede strook bomen en struiken te beplanten, kon het achterliggende recreatieterrein worden afgeschermd en kreeg het buitenmuseum een groen decor. Op één onderdeel na is het Structuurplan uitgevoerd. Uitgangspunt van het museum is "living history": figuranten brengen het leven en de ambachten van rond 1900 in beeld. Het jaar 1900 is ook het ijkpunt voor het museum. Het Buitenmuseum biedt een unieke ervaring, gezien de ligging aan het IJsselmeer en de ruimtelijke opzet. De toegang per boot versterkt deze beleving.
Volgens het onderzoek van SteenhuisMeurs kent het Buitenmuseum vier kernwaarden:
Daarnaast heeft het buitenmuseum de volgende waarden:
Cultuurhistorische waarden
Het Buitenmuseum is cultuurhistorisch van waarde. Vanwege het belang als nationaal monument voor de (cultuur van) de Zuiderzee heeft het museum de status van Rijkscollectie gekregen. Het is ook van waarde als uitzonderlijk product van de Zuiderzeewerken: naast de waterschapsbelangen kregen deze werken ook als doel het inventariseren, documenteren, verzamelen en ontsluiten van de cultuur die verloren ging door deze werken. Bovendien kan het ook gezien worden als apotheose van de ontwikkeling van openluchtmusea in Nederland. Door de opzet wordt de bezoeker een magische tijdreis geboden naar een andere tijd, om in een gesublimeerd cultuurlandschap in een perfecte landschappelijke inbedding een totaalervaring te kunnen beleven. Op afstand is de moderne tijd te zien, gescheiden door een buffer (de Zeemuur, water en de groenstructuur op de grens met het recreatiegebied).
Een deel van deze waarden vallen buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan; in principe worden hier alleen ruimtelijke waarden opgenomen. Daarom wordt hieronder ingegaan op de ruimtelijke waarden.
Ruimtelijke waarden: landschap en stedenbouw
Het ontwerp van het buitenmuseum omvat de landschappen van de Zuiderzee in gesublimeerde vorm; het is ontworpen als een samenhangend cultuurlandschap dat zich tot in zijn omgeving uitstrekt en daarin inbed. Hiertoe is onder andere een bufferzone opgenomen in het Enkhuizerzand (de groenstrook). De uitwerking van de buurten is gebaseerd op onderzoek in het gehele Zuiderzeegebied. Bovendien is het opgezet als samenhangende collage van dorps- en stadsfragmenten, gebaseerd op kadastrale minuutkaarten uit de 1e helft van de 19e eeuw. Deze collage geeft een indruk van een samenhangend geheel, waarin de sfeer en het karakter van het voormalige Zuiderzeegebied herkenbaar is.
De ruimtelijke opzet kent een aantal landmarks (zoals de Kerktoren, de Molen en de Kalkovens). Verder is er een aantal punten die uitzicht geven op deze landmarks en op het IJsselmeer. Deze zichtlijnen zorgen voor oriëntatie in het museum, maar ook voor de relatie met de voormalige Zuiderzee. Deze relatie is op veel plekken in het museum sterk aanwezig.
Figuur 4.6 landmarks en zichtlijnen Buitenmuseum (Bron: SteenhuisMeurs)
Wijze waarop de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden in dit bestemmingsplan zijn geborgd
Activiteiten in het museum
Uitgangspunt van het Zuiderzeemuseum is "living history": er is niet alleen sprake van een verzameling objecten, het leven en de ambachten van rond 1900 worden door figuranten levend gehouden. Dat betekent ook dat op het museumterrein diverse ambachtelijke activiteiten uitgevoerd worden. Deze ambachten, die opgenomen zijn op onderstaande figuur, vormen onderdeel van de museale beleving.
In onderstaande afbeelding zijn de locaties waar ambachten uitgevoerd worden, aangeduid. Daarbij zijn ook de richtafstanden opgenomen. Deze locaties worden specifiek aangeduid in dit plan.
Figuur 4.7 ambachtelijke bedrijven en contouren (Bron: SteenhuisMeurs)
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Natuur Netwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In de Natura 2000 toets en quickscans ecologie zijn de effecten op beschermde flora-en fauna en beschermde gebieden onderzocht.
Soortenbescherming
Bij ecologisch onderzoek in 2017 zijn in het noordelijke gebied ter plaatse van de beoogde camping Rugstreeppadden waargenomen. In het overige deel van het plangebied zijn geen beschermde flora- en fauna aangetroffen. Om te waarborgen dat negatieve effecten op beschermde soorten ter plaatse van de camping zijn uitgesloten heeft een nieuwe quickscan plaatsgevonden (zie bijlage 16). Op basis van deze quickscan wordt geconstateerd dat de locatie potenties heeft voor beschermde soorten broedvogels in de oeverzone (buiten het te ontwikkelen plangebied), de Rugstreeppad (ter plaatse van de dijksloot en nieuw gegraven slootje) en vleermuizen (vliegroute Meervleermuis langs de oever). De volgende mitigerende maatregelen worden aanbevolen:
Naar aanleiding van de resultaten van de quickscan heeft een inventarisatie Rugstreeppad plaatsgevonden (zie bijlage 17). Uit de inventarisatie Rugstreeppad zijn de volgende conclusies getrokken:
Op basis van de bovenstaande bevindingen is een paddenscherm geplaatst om de te ontwikkelen campinglocatie. Hiermee is voorkomen dat Rugstreeppadden terug kunnen keren. Ten aanzien van verstoring van vogels en vleermuizen is een verlichtingsplan opgesteld waarbij gebruik gemaakt van vleermuisvriendelijke verlichting. Door uitvoering van deze maatregelen worden negatieve effecten ten aanzien van soortenbescherming uitgesloten.
Gebiedsbescherming
Gezien de ligging van het plangebied nabij het Natura 2000-gebied IJsselmeer is een Natura 2000-toets uitgevoerd. De Natura 2000-toets is toegevoegd in bijlage 18. De conclusies ten aanzien van Natura 2000 zijn hieronder opgenomen:
NNN-gebied en weidevogelleefgebied
Het plangebied is niet gelegen in beschermd weidevogelleefgebied. Wel is het IJsselmeer aangeduid als NNN-grote wateren. Op grond van artikel 2.10.1, tweede lid van het Barro is het beschermingsregime voor het NNN niet van toepassing op oppervlaktewaterlichamen in rijksbeheer, waaronder het IJsselmeer. De consequentie hiervan is dat de 'NNN grote wateren' in het IJsselmeer vanuit de PRV niet beschermd is. De toetsing van het NNN richt zich dus alleen op die delen van de NNN die geen onderdeel uitmaken van het IJsselmeer (dus geen toetsing van NNN grote wateren). Het gebied ten oosten van de Oosterdijk is aangeduid als NNN-gebied. In dit deel van het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats en dit gebied wordt dan ook consoliderend opgenomen in het bestemmingsplan. De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor NNN-gebied of weidevogelleefgebieden.
Conclusie
Het aspect ecologie staat het voorgenomen plan niet in de weg.
In het plangebied en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen hogedruk aardgasleidingen, rioolwatertransportleidingen, drinkwatertransportleidingen, of hoogspanningsleidingtracé. Binnen het plangebied zijn wel windturbines gerealiseerd. Planologische relevante kabels en leidingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan. De eventuele aanwezigheid van kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
Volgens de professionele risicokaart zijn binnen het plangebied de volgende risicobronnen aanwezig.
De N307, de windturbines nabij de Sluisweg en een vaarweg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water. Rondom deze risicobronnen is binnen het plangebied alleen water aanwezig. Externe veiligheid is voor dit plangebied niet relevant vanwege het ontbreken van (beperkt) kwetsbare objecten nabij deze risicobronnen. Er is geen nader onderzoek of verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven "legenda" wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond.
Het bestemmingsplan Enkhuizerzand en IJsselmeergebied regelt enerzijds de herontwikkeling van het recreatiegebied. Anderzijds regelt het bestemmingsplan het huidige en feitelijke bouwen en gebruik van de overige delen in het plangebied, waaronder het IJsselmeergebied, het Zuiderzeemuseum en Sprookjeswonderland.
In het voorliggende plan komen zowel enkelbestemmingen als dubbelbestemmingen voor. De volgende enkelbestemmingen komen voor: Bedrijf - Nutsvoorziening, Cultuur en ontspanning - Attractiepark, Cultuur en ontspanning - Buitenmuseum Zuiderzeemuseum, Groen, Natuur - IJsselmeergebied, Recreatie - Camping, Recreatie - Dagrecreatie, Recreatie - Vakantiepark, Recreatie - Zwembad, Sport, Verkeer, Verkeer - Parkeerterrein, Verkeer - Verblijfsgebied, Water, Waterstaatkundige voorzieningen en Wonen.
Tevens zijn de volgende dubbelbestemmingen van toepassing: Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 6 en Waterstaat - Waterkering.
Een toelichting op deze bestemmingen is gegeven in paragraaf 5.4.
De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde:
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. In de begrippen wordt vaak gebruik gemaakt van niet-limitatieve opsommingen. Dat betekent dat de concrete functies die genoemd worden voorbeelden zijn, en dat vergelijkbare functies ook toegestaan zijn. Dat is herkenbaar door de termen 'zoals' en 'daaraan gelijk te stellen ...'.
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan. Per bestemming volgt een toelichting.
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Deze bestemming omvat de grotere nutsgebouwen in het plangebied.
Artikel 4 Cultuur en ontspanning - Attractiepark
Sprookjeswonderland valt onder de bestemming Cultuur en ontspanning – Attractiepark. Het speelterrein en de speelaccommodaties zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen. Ook de bijbehorende gebouwen en overige functies worden via de planregels mogelijk gemaakt, zoals een entreegebouw, een kinderboerderij, dierenverblijven en horeca. De maximum bouwhoogte voor de gebouwen bedraagt 15 m. Ook binnen deze bestemming zijn de bestaande detailhandel en horeca met aanduidingen op de verbeelding vastgelegd. Parkeren vindt plaats op eigen terrein, hiervoor is in een aanduiding op de verbeelding opgenomen.
Artikel 5 Cultuur en ontspanning - Buitenmuseum Zuiderzeemuseum
Voor het Zuiderzeemuseum is de bestemming Cultuur en ontspanning - Buitenmuseum Zuiderzeemuseum opgenomen. Deze bestemming omvat het openluchtmuseum en de daarbij behorende gebouwen, zoals het bezoekerscentrum, ontvangstgebouw, winkels en horecagelegenheden. In deze regeling zijn de cultuurhistorische waarden van het Buitenmuseum geborgd. Verder is de bedrijfsvoering geborgd.
Deze bestemming omvat het openbare groen in het plangebied. Op de gronden mogen geen gebouwen en geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Ook is een specifieke aanduiding opgenomen voor de langs de Oosterdijk gelegen hondensportvereniging. Dit betreft een bestaande functie. De bestaande situatie is planologisch geborgd.
Artikel 7 Natuur - IJsselmeergebied
Het IJsselmeer en Markermeer zijn van belang vanwege natuurwaarden. Deze zijn daarom bestemd voor 'Natuur - IJsselmeergebied'. Naast de natuurfunctie zijn het IJsselmeer en Markermeer van belang voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, beroepsvaart, beroepsvisserij en watergebonden dagrecreatie. Specifieke vormen van gebruik zijn op de verbeelding aangeduid met een functieaanduiding. Voorbeelden hiervan zijn de passantenhaven op natuureiland 'De Kreupel', en de fuiken ten behoeve van de beroepsvisserij. Het IJsselmeer heeft een functie voor de drinkwatervoorziening. Daarom is dit gebruik ook specifiek benoemd in de bestemmingsomschrijving.
In de planregels is een aantal vormen van gebruik gedefinieerd die strijdig zijn met de bestemming. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het zoeken naar en het winnen van diepe delfstoffen, de aanleg van transport- en energieleidingen onder de grond of in het water en het aanleggen van aanleggelegenheid voor meer dan 50 ligplaatsen.
In het plangebied zal een moerasgebied gerealiseerd worden. Hiervoor is de bestemming "Natuur-Moerasgebied" opgenomen. Hiermee is planologisch geborgd dat deze invulling gerealiseerd gaat worden. De aanwezigheid en instandhouding hiervan is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de bestemming "Recreatie - Vakantiepark'.
In de planregels is een aantal vormen van gebruik gedefinieerd die strijdig zijn met de bestemming. Voor dergelijke activiteiten is een aanlegvergunning nodig.
Deze bestemming omvat het nieuwe kampeerterrein en de daarbij behorende gebouwen/functies (receptie, fietsverhuur, sanitaire voorzieningen, milieustraat e.d.). Verblijfsrecreatie is toegestaan in kampeermiddelen. Onder deze laatste categorie vallen eenvoudige bouwwerken zoals een stacaravan en een trekkershut. Een recreatiewoning valt hier niet onder. Het aantal standplaatsen is in de specifieke gebruiksregels gemaximeerd op 200 waarvan 160 permanente en 40 niet permanente kampeermiddelen. Ook de maximale oppervlakte van gebouwen (met uitzondering van kampeermiddelen) is vastgelegd. Deze oppervlakte bedraagt voor het terrein buiten de aanduiding 'gemengd' 520 m2. Bijgebouwen op een standplaats vallen onder deze oppervlaktemaat. Per standplaats is maximaal één bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 6 m2 toegestaan. Naast bovengenoemde verblijfsrecreatie is tevens een mogelijkheid opgenomen voor standplaatsen voor campers.
Binnen de bestemming worden op de convexe kustboog (dus het deel ten oosten van de centrale voorzieningen) alleen niet permanente kampeermiddelen (zoals tenten en campers) toegestaan. Dit betreft kampeermiddelen die uitsluitend aanwezig zijn in de periode 15 maart - 31 oktober. Dit zijn dus geen permanente eenheden, wat de uitstraling van de kustlijn vanaf het water ten goede komt. Ter plaatse is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - niet permanente kampeermiddelen' opgenomen.
Verschillende faciliteiten van de camping worden gecombineerd met de beoogde zeilschool. Daarom valt ook de beoogde nieuwe locatie van de reddingsbrigade en de zeilschool met jachthaven binnen de bestemming Recreatie - Camping. Hiervoor is de aanduiding 'gemengd' opgenomen. Op gronden met deze aanduiding is horeca toegestaan in categorie 1. Bovendien wordt hier de mogelijkheid voor overnachtingen ten behoeve van de zeilschool geboden met een maximum inhoudsmaat. Vanwege de behoefte aan toezicht hebben zeilschool en camping gezamenlijk de mogelijkheid voor twee bedrijfswoningen, eveneens gekoppeld aan een maximum inhoudsmaat. De totale oppervlakte bebouwing op gronden met de aanduiding 'gemengd' bedraagt maximaal 600 m2. Deze maximale oppervlaktemaat is op de verbeelding opgenomen evenals de maximale hoogtemaat van 8,5 meter.
Artikel 10 Recreatie - Dagrecreatie
De bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' is toegekend aan de bestaande en uit te breiden gronden op Enkhuizerzand die zijn bedoeld voor dagrecreatieve voorzieningen, sport- en speelterreinen, ligweiden, strand etc.
Het beoogde vakantiepark heeft de bestemming 'Recreatie - Vakantiepark'. Binnen deze bestemming zijn ten hoogste 160 grondgebonden recreatiewoningen toegestaan.
Voor deze recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken is een aantal bouwregels opgenomen, maar ook vanuit het beeldkwaliteitsplan (onderdeel van de welstandsnota) en de aanvulling daarop gelden eisen ten aanzien van de bebouwing. Permanente bewoning van recreatiewoningen is expliciet uitgesloten in de planregels. Onder permanente bewoning wordt verstaan bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofd woonverblijf wordt beschikt.
Een vakantiepark heeft ook ruimte nodig voor beheersvoorzieningen. Deze zijn ook mogelijk gemaakt in de bestemming met een specifieke aanduiding. Hier is ook een beheerderswoning toegestaan.
Voor het graven en de aanleg van water is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Omdat de definitieve invulling van het vakantiepark nog niet bekend is, is het graven en de aanleg van water alleen mogelijk gemaakt met de aanvraag van een omgevingsvergunning.
Tenslotte is in de regels geborgd dat gebruik van het vakantiepark alleen is toegestaan als minimaal 2 ha moerasgebied binnen de bestemming "Natuur - Moerasgebied" wordt aangelegd en in stand wordt gehouden.
Artikel 12 Recreatie - Zwembad
Deze bestemming omvat het zwembad en de bijbehorende gebouwen en sport- en speelterreinen. Tevens valt de receptie ten behoeve van het vakantiepark op de gronden met de bestemming 'Recreatie - Vakantiepark' met de bijbehorende voorzieningen zoals horeca, fietsverhuur, ondersteunende detailhandel en kantoren onder het toegestane gebruik. Om deze functies ook ruimtelijk mogelijk te maken is het bouwvlak ten opzichte van de bestaande bebouwing iets vergroot.
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor het bestaande sportcomplex Immerhornpolder. Onder deze bestemming vallen ook de gebouwen ten behoeve van de sportdoeleinden, zoals ondersteunende horeca, kleedruimten e.d. Deze gebouwen hebben op de verbeelding een bouwvlak gekregen. Binnen de bestemming zijn ook parkeervoorzieningen mogelijk.
De provinciale weg N302 en Oosterdijk zijn bestemd voor Verkeer. Ter plaatse van de Spuisluis is de aanduiding 'waterstaat' opgenomen.
Artikel 15 Verkeer - Parkeerterrein
Het parkeerterrein van het Zuiderzeemuseum aan de Sluisweg op bedrijventerrein Krabbersplaat is bestemd voor 'Verkeer - Parkeerterrein'. In de regels is specifiek opgenomen, dat deze gronden bestemd zijn voor parkeren ten behoeve het binnen- en buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum. Ook is aangegeven dat er minimaal 350 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
De ontsluitingsweg door het plangebied alsmede het pad vanuit de wijk Kadijken langs de Haling heeft de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Nabij de camping is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - camperstandplaatsen' opgenomen ten behoeve van standplaatsen voor campers.
Watergangen en waterpartijen zijn voorzien van de bestemming 'Water'. Hier valt dus niet het Natura 2000-gebied IJsselmeer en Markermeer onder. De haven bij de zeilschool heeft de specifieke aanduiding 'haven'.
Artikel 18 Waterstaatkundige voorzieningen
Deze bestemming is gegeven aan de Spuisluis met de bijbehorende waterstaatkundige werken, de oevers die van belang zijn voor de waterstaatkundige functie, alsmede de bijbehorende wegen en paden. Op deze gronden zijn alle voorzieningen en gebouwen mogelijk die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de waterstaatkundige functie.
De in het plangebied aanwezige windturbines nabij de Spuisluis zijn aangeduid als 'windturbine'. Bij vervanging van de windturbines dienen deze van hetzelfde merk en afmeting te zijn. Tevens is de maximum bouwhoogte opgenomen. Per windturbine is een transformatorstation toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 10 m².
Vuurtoren De Ven en de bijbehorende woning zijn bestemd voor Wonen. De vuurtoren is specifiek aangeduid voor 'cultuurhistorische waarde' en vanwege de nautische functie als 'waterstaat'.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2 en Artikel 21 Waarde - Archeologie 6
Omdat in het plangebied gebieden aanwezig zijn waar een kans bestaat dat er archeologische sporen in de grond aanwezig zijn, zijn dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Voor bepaalde activiteiten op de gronden met de dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor bouwwerken, werken en werkzaamheden noodzakelijk. Archeologisch onderzoek is in verband met een omgevingsvergunning slechts noodzakelijk indien de bouwwerken, werken of werkzaamheden de maximale diepte (van de toegekende waarde) overschrijden.
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
De primaire waterkering valt in verschillende bestemmingen in het plangebied. Er is hiervoor dan ook een dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming regelt de voorzieningen ten behoeve van de waterkering. Binnen deze bestemming is het aanbrengen van beplanting en het afgraven
en ophogen van gronden niet mogelijk zonder een omgevingsvergunning.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is vast voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en dient in alle bestemmingsplannen te worden opgenomen. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Bedrijf mag een bepaald percentage van het bouwvlak worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk grond van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelregel voorkomt dat de overgedragen grond nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Artikel 24 Algemene bouwregels
De algemene bouwregels omvatten bouwregels die aanvullend op de regels van hoofdstuk 2 van toepassing zijn.
Overschrijding bouwgrenzen
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Het betreft in dit plan hoofdzakelijk de gebouwen waarvoor een bouwvlak (= bouwgrens) is opgenomen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Bestaande maten
In deze bepaling is opgenomen dat bestaande maten, die meer of minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden. Herbouw is uitsluitend mogelijk indien deze op dezelfde plaats plaatsvindt. Op de genoemde afwijkingen is daarnaast het overgangsrecht niet van toepassing.
Parkeren
Deze bepaling heeft betrekking op het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid voor bouwwerken waarvan een parkeergelegenheid wordt verwacht. Deze bepaling is opgenomen vanwege het feit dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening zijn komen te vervallen.
Ondergronds bouwen
Ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan, mits deze binnen de aangegeven bouwvlakken worden gerealiseerd. Voor het uitvoeren van ondergrondse werkzaamheden en ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden geen beperkingen.
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot de geluidszone industrielawaai, de waterkeringen (IJsselmeerdijk en Houtribdijk) en de drinkwaterwinning. Deze zijn op de verbeelding aangeduid.
Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier bijvoorbeeld om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als het straat- en bebouwingsbeeld.
In deze bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
In Artikel 28 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen dienen te luiden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.
Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.
De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitsregeling en een regeling op grond waarvan het dagelijks bestuur eenmalig kan worden afgeweken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.
De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.
De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
De slotregel (Artikel 29) beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.
De wijzigingen in dit herstelbesluit betreffen het specificeren en daarmee vastleggen van ruimtelijke kwaliteitseisen om te voldoen aan de PRV en daarnaast het wegnemen van bezwaarpunten uit lopende beroepszaken. Het besluit is vooraf besproken met de overlegpartners (provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Omgevingsdienst). Omdat de aanpassingen aan het plan naar aard en omvang niet dusdanig groot zijn dat een wezenlijk ander bestemmingsplan wordt vastgesteld, kan mede op basis van art. 6.19 Awb worden afgezien van opnieuw een ter inzagelegging van een ontwerpplan.
Uiteraard wordt wel inspraakrecht geboden in de Commissie Grondgebied. Het besluit tot wijziging van het bestemmingsplan wordt vanzelfsprekend wel gepubliceerd. Hiervoor geldt de gebruikelijke beroepstermijn van zes weken. Appellanten worden hiermee niet in hun beroepsmogelijkheden beperkt.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het planologisch toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De kosten voor de ontwikkelaar worden gedekt uit de opbrengst van het plan. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat is als 'bouwplan' aangemerkt. Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kosten die de gemeente maakt anderszins zijn verzekerd. Hierin zijn ook afspraken gemaakt ten aanzien van planschade. Derhalve is sprake van een economisch uitvoerbaar plan.