Plan: | Park Vogelenzang |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0377.PARKVOGELENZANG-VG01 |
In het zuiden van Bennebroek is op Park Vogelenzang, de instelling GGZ inGeest gevestigd. GGZ inGeest wil haar terrein deels herontwikkelen, omdat een deel van het terrein vanwege beleidswijzigingen en bezuinigingen niet meer als zorgvoorziening in gebruik is.
Op het terrein zal Park Vogelenzang ontwikkeld worden. Een groen woongebied met een accent op eengezinswoningen, waarbij de zorg op het terrein blijft middels een ‘zachte zonering’ en er ruimte is voor kleinschalige horeca/ retail in bijvoorbeeld de watertoren of de kerk. De bestaande monumentale panden op het terrein worden behouden en krijgen een nieuwe functie. Daarnaast zal door de sloop van zorgpanden, ruimte worden gemaakt voor nieuwe (woon)bebouwing.
Om de geplande herontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is een herziening van het geldende bestemmingsplan nodig.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt tussen de Rijksstraatweg en de Leidsevaart, op de grens van Bennebroek en Hillegom. Op figuur 1.1 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergeven. Aan de noord- en oostzijde sluit deze grens naadloos aan op de grens van het bestemmingsplan Bennebroek 2016.
Figuur 1.1: Ligging plangebied
Voor de locatie is het bestemmingsplan Bennebroek (1976) en de 5e herziening (1985) van toepassing. Op basis van dit bestemmingsplan heeft de locatie voor een belangrijk deel de bestemming 'openbare en bijzondere doeleinden'. Functies als zorg en onderwijs passen binnen de bestemming. Wonen en functies als lichte bedrijvigheid, horeca en detailhandel zijn binnen de huidige bestemming niet toegestaan.
In september 2013 heeft de gemeente met GGZ inGeest een overeenkomst gesloten waarbij afspraken zijn gemaakt over de 1e fase van planvorming en het kostenverhaal. Het projectplan - vastgesteld door de raad op 25 september 2014 – bevat de wijze waarop de gemeente en GGZ inGeest het project willen uitvoeren.
Een eerste stap naar een herontwikkeling was het opstellen van het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE). Het SPvE is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 juni 2015. Dit SPvE is uitgangspunt voor de verdere planvorming, in het bijzonder voor het opstellen van het Stedenbouwkundig Plan (SP). Het SP vormt de basis voor het bestemmingsplan.
Het ontwerpteam van het SP heeft nauw samengewerkt met de ingestelde focusgroep. In deze focusgroep zaten naast omwonenden ook de Dorpsraad Bennebroek, Historische Vereniging Heemstede Bennebroek, Ons Bloemendaal en Fietsersbond. Op 29 juni 2016 werd een eindconcept SP gepresenteerd tijdens een algemene informatieavond. Op 26 januari 2017 is het SP vastgesteld door de gemeenteraad.
Het bestemmingsplan voor Park Vogelenzang is geen pilotplan van de gemeente voor de Omgevingswet. Wel wordt er met dit bestemmingsplan op onderdelen al voorgesorteerd op de omgevingswet.
De 4 doelen van de Omgevingswet zijn:
Met de Omgevingswet wordt een belangrijk nieuw instrument geïntroduceerd waarmee regels worden gesteld: het omgevingsplan. De gemeenteraad is verplicht hierin de regels op te nemen voor de 'fysieke leefomgeving'.
Met het oog op de doelen van de wet kunnen in het omgevingsplan regels komen over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.
In een omgevingsplan moet ook aandacht besteed worden aan het aspect gezondheid. Daarnaast gaat het omgevingsplan straks ook over allerlei (algemene) gemeentelijke regels als die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Dit betekent ook dat regels die nu in verordeningen zitten, straks in het omgevingsplan terecht komen.
Voorbeelden hiervan zijn (algemene) regels rond monumenten, terrassen, markt-, stand-, lig- en parkeerplaatsen, evenemententerreinen, het inzamelen en aanbieden van afvalstoffen en de afvoer van hemel- en grondwater. En ook het aanwijzen van bepaalde gebieden waar bepaalde activiteiten wel of juist niet zijn toegestaan, bijvoorbeeld het uitlaten van honden, het gebruiken van alcoholhoudende drank of het verspreiden van drukwerk.
De omgevingswet geeft verder aan dat participatie bij het opstellen van omgevingsplannen moet worden gestimuleerd.
Het omgevingsplan wordt dus veel breder dan nu, er moet integraler gewerkt worden, participatie is belangrijk en het moet voor iedereen begrijpelijk zijn.
Omdat het plangebied niet is aangemeld als bestemmingsplan verbrede reikwijdte voor de Chw, kunnen we niet afwijken van wettelijke bepalingen. Daardoor kunnen we nog geen bestemmingsplan met een verbrede reikwijdte maken en in die zin vooruitlopen op de Omgevingswet.
Wel zijn er verschillende aspecten uit het gedachtengoed van de toekomstige Omgevingswet die in dit bestemmingsplan in de geest van de Omgevingswet zijn toegepast.
Flexibiliteit
Het bestemmingsplan heeft een flexibele regeling. We weten nog niet precies waar de nieuwe woningen exact zullen komen. Dit zal later pas verder uitgewerkt worden. Daarom is in het bestemmingsplan gewerkt met bouwvelden. De belangrijkste randvoorwaarden zijn wel vastgelegd. Hierdoor wordt de ruimtelijke kwaliteit geborgd en wordt gezorgd voor een goede leefkwaliteit in het plangebied en in de omgeving.
Participatie
Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan is een focusgroep gevormd. Het ontwerpteam van het SP heeft nauw samengewerkt met deze focusgroep. In de focusgroep zaten naast omwonenden ook de Dorpsraad Bennebroek, Historische Vereniging Heemstede Bennebroek, Ons Bloemendaal en Fietsersbond.
De wensen en ideeën van de focusgroep zijn betrokken bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan dat de basis is voor dit bestemmingsplan.
Integraal
In een omgevingsplan is aandacht voor allerlei aspecten die te maken hebben met de fysieke leefomgeving. Bijvoorbeeld: Hoe gaat het eruit zien? Past het in de omgeving? Is er een goede leefkwaliteit? Deze aspecten zijn allemaal vertaald in dit bestemmingsplan en er heeft een integrale afweging plaatsgevonden.
Veilige en gezonde fysieke leefomgeving
In het bestemmingsplan zijn veel aspecten van de fysieke leefomgeving meegewogen, zoals ruimtelijke kwaliteit, geluid, externe veiligheid, natuur, cultuurhistorie, etc.
Ook gaan we in op de bijdrage van deze ontwikkeling aan de gezonde leefomgeving.
Omdat het plangebied niet is aangewezen als bestemmingsplan verbrede reikwijdte kunnen nog geen delen van verordeningen worden opgenomen in dit bestemmingsplan. Omdat het voorliggende bestemmingsplan nog valt onder de huidige wetgeving moet alles wat er wordt geregeld 'ruimtelijk relevant zijn'.
Hoofdstuk 2 bevat een gebiedsbeschrijving van de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de toekomstige sutuatie van het plangebied. Hoofdstuk 5 gaat in op de achterliggende onderbouwing voor de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van milieu, mobiliteit, natuur en landschap, water, archeologie en cultuurhistorie. Hoofdstuk 6 bevat een beschrijving van de juridische planopzet. Hierin wordt ook uitleg gegeven van de regels. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond en wordt ook ingegaan op het traject van inspraak en overleg.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis en de bestaande sitiatie van het plangebied.
Het terrein van GGZ inGeest ligt tussen de Rijksstraatweg en de Leidsevaart, op de grens van Bennebroek en Hillegom. Het terrein ligt op het restant van een oud binnenduin (lokhorsterduinen/Jan Saanesduin). Dit binnenduin is één van de strandwallen die parallel aan de kust liggen. Op het terrein zijn door hoogteverschillen nog restanten te zien van oud duinzand in de vorm van een strandwal. Op het terrein is beplanting te vinden die past bij de zanderige ondergrond. Het huidige eigendom van GGZ inGeest in Bennebroek is ruim 38 hectare groot. Iets meer dan de helft van het oppervlak ligt in de gemeente Hillegom (provincie Zuid-Holland) dat deel betreft grotendeels het bestaande bos.
Het Hillegomse deel van het terrein was één van de opties voor een mogelijke nieuwe verbindingsweg N205-N206, de Duinpolderweg. In september 2018 hebben de provincies een voorkeursalternatief aangewezen, die meer naar het zuiden is gesitueerd, ter hoogte van de Oosteindervaart. In het coalitieakkoord van de provincie Noord-Holland van begin juni 2019 is echter opgenomen dat alle varianten voor de Duinpolderweg opnieuw moeten worden beoordeeld. In de tweede helft van 2019 zal hierover een vervolggesprek met de stuurgroep worden gepland.
Het plangebied van Park Vogelenzang ligt ten westen van de N208 en bevindt zich op ruim 850 meter ten noordwesten van het voorkeursalternatief. Beide ontwikkelingen raken elkaar in dus niet direct. Park Vogelenzang behoort wel tot het invloedsgebied van de Duinpolderweg dat is onderzocht in de planMER. Na vaststelling van een definitief voorkeurstracé volgt nog een nadere beoordeling / inpassing in een projectMER.
Bij besluit van 21 augustus 2007 is het grondgebied van Park Vogelenzang aangewezen als gemeentelijk monument en opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. Het gaat daarbij enerzijds om het historische complex en anderzijds om de verschillende individuele panden binnen dat complex en de landschappelijke inrichting.
Op het terrein staat op dit moment een groot aantal gebouwen. Voor een deel zijn dit de oorspronkelijke gebouwen zoals die in de jaren '30 van de vorige eeuw bij aanvang van het terrein werden neergezet. Voor het overige zijn het gebouwen van recentere datum. De laatste tijd is een aantal leegstaande gebouwen gesloopt waardoor het totale oppervlakte van de gebouwen nu nog ongeveer 17.500 m² bedraagt. Deze gebouwen (op een aantal woningen aan de Rijksstraatweg na) zijn zorggerelateerd. Het grootste deel van de gebouwen staat leeg.
Architect A.T. Kraan heeft naast het stedenbouwkundig plan en het architectonisch ontwerp ook het landschapsplan voor Park Vogelenzang ontworpen. Het plan bestaat uit een centrale as met aan weerszijden deels symmetrische bebouwing.
De keermuurtjes met plantenbakken rondom de kerk, het strakke gemetselde waterbassin in het centrale deel omgeven door geometrische bloemperken en grasparterres in de centrale as zijn in de kenmerkende architectonische landschapsstijl uitgewerkt en onderdeel van de gemeentelijke monumentenbescherming.
Ondanks dat een deel van de oorspronkelijke bebouwing is gesloopt en de structuur hier en daar is verwaterd, hebben de bebouwing en het groen een bijzondere samenhang. Een deel van de nieuwe gebouwen doet juist sterk afbreuk aan de kwaliteit van het gebied. Ruimtelijk gezien ligt er daarom de opgave om de landschappelijke kwaliteiten op bepaalde plekken te versterken en de aansluitingen op de omgeving te verbeteren.
Het terrein heeft een parkachtige inrichting met veel boombeplanting, zowel solitair als in groepen. Het zuid-westelijk deel bestaat uit bos.
Op oude luchtfoto's is te zien dat in het oorspronkelijke park ook de wegen waren begroeid. Op dit moment is alleen langs het kastanjelaantje aan de westzijde van gebouw Lokhorst nog beplanting aanwezig. De historische luchtfoto toont tevens dat het stedenbouwkundig plan niet integraal is uitgevoerd. Tussen Rijksstraatweg en centrale as is op de luchtfoto's een doorgaande strook bosbeplanting aanwezig. De beboste strook met de karakteristieke hoogteverschillen aan de oostzijde tussen Rijksstraatweg en lus is daar hoogstwaarschijnlijk nog een overblijfsel van, en is nog een oorspronkelijk stukje binnenduinbos.
Momenteel kent het terrein twee ontsluitingen die op de Rijksstraatweg uitkomen. Een directe route naar het centrum van Bennebroek is door middel van verkeersbeperkende maatregelen afgesloten. Hierdoor fungeert de noordelijke ontsluiting tevens als ontsluiting voor de woningen direct ten noorden van het plangebied. De Rijksstraatweg is de centrale verkeersader van Bennebroek en verbindt het dorp met Heemstede/Haarlem en Hillegom. Via de Rijksstraatweg worden indirect Vogelenzang en de Haarlemmermeer bereikt.
Het terrein zelf is ingericht op autoverkeer via een lus om het middenterrein. Parkeren is verspreid over het terrein en bij de verschillende functies gegroepeerd. Sommige parkeervoorzieningen zijn goed ingepast in het terrein, terwijl andere parkeerplekken afbreuk doen aan de kwaliteit van open ruimte.
Voor fietsverkeer en ander langzaam verkeer is het park op een drietal plaatsen toegankelijk.
Dit hoofdstuk gaat in op het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal-, en gemeentelijk beleid voor deze ontwikkeling.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en de ambities tot 2040:
Ten aanzien van verstedelijking speelt de structuurvisie in op de toenemende verschillen ervan tussen regio's. Waar de ene regio nog groei zal kennen, krijgen andere regio's te maken met stagnatie of krimp. Om goed om te gaan met deze ontwikkeling dient aandacht te zijn voor het vraaggericht ontwikkelen.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden Rijks instrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven. Om inzicht te verkrijgen in het regionale karakter van de nationale belangen is in de structuurvisie gewerkt met gebiedsagenda's, waarbij de nationale belangen gebiedsgericht worden beschreven.
De dorpskern Bennebroek behoort tot het gebied Noordwest-Nederland. Binnen dit gebied is er veel aandacht voor de stedelijke ontwikkeling van de metropoolregio Amsterdam, maar ook voor milieuthema's als het beschermen van de kusten en natuurgebieden als Natura 2000 en het Nationaal Natuurnetwerk. In Bennebroek is een groot gedeelte van de Bosparkzone aangewezen als Nationaal Natuurnetwerk. Het plangebied ligt echter buiten het Nationaal Natuurnetwerk.
Het voorliggend bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk in het stedelijk gebied. Deze ontwikkeling past binnen de kaders van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Het Barro heeft als doel om de ruimtelijke belangen van het Rijk vast te leggen. Deze belangen moeten juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden.
Het Barro geeft het Rijk de mogelijkheid om voor bepaalde nationale belangen algemene regels in te zetten waaraan provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen. Het gaat om de regels voor onder meer de mainportontwikkeling Rotterdam, nationale infrastructuur, erfgoederen, ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, verstedelijking in het IJsselmeer en de Waddenzee.
De regels van het Barro hebben geen directe invloed op onderhavig bestemmingsplan.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Per 1 juli 2017 is artikel 3.1.6 aangepast.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
De ladder voor duurzame verstedelijking is alleen van toepassing wanneer sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Volgens artikel 1.1.1 lid 1, aanhef en onder i Bro is van een stedelijke ontwikkeling een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. De ontwikkeling van Park Vogelenzang dient te worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling waarop de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is.
Onderzoek plangebied
Voor het plangebied is onderzoek gedaan naar de woningbouwbehoefte door RIGO Research en Advies BV in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage d.d. 17 oktober 2017, met rapportnummer P36280. Dit rapport is als Bijlage 2 opgenomen.
Woningbouw
RIGO concludeert op basis van het uitgevoerde onderzoek dat het plan Park Vogelenzang een nieuwe stedelijke ontwikkeling is die, met betrekking tot de aantallen woningen, voorziet in een 'actuele regionale behoefte', zoals bedoeld in Bro artikel 3.1.6., zowel kwalitatief als kwantitatief. Deze conclusies zijn gebaseerd op de volgende constateringen:
Als de gewenste groei van de regionale voorraad tot 2025 wordt afgezet tegen de capaciteit in harde plannen dan leidt dat tot de constatering dat er een tekort aan capaciteit is en dat er ruimte is voor nieuwe woningbouwplannen. Ook de totale capaciteit van harde en zachte plannen is volgende RIGO onvoldoende om de behoefte op te vangen.
Gelet op de huidige en te verwachte regionale tekorten in de periode tot en met 2025 lijkt zich volgens RIGO in de regio vooralsnog in alle prijscategorieën tekorten voor te doen. Zelfs wanneer bij de herontwikkeling Park Vogelenzang een eenzijdige kwalitatieve invulling wordt gegeven, sluit dit aan op de regionale tekorten. RIGO adviseert echter om een flexibel en gedifferentieerd woningbouwprogramma te realiseren, die zo mogelijk ook aansluit op de lokale wensen en kwalitatieve doelstellingen zoals geformuleerd in het Regionaal Actieprogramma Wonen.
Verder constateert RIGO dat Park Vogelenzang ligt binnen bestaand stedelijk gebied.
Op basis van het onderzoek van RIGO wordt geconcludeerd dat ten aanzien van het woningbouwprogramma voldaan wordt aan de Ladder voor duurzame verstedelijking als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Uit het Regionaal Actieprogramma Wonen, de Structuurvisie en Woonvisie van de gemeente blijkt dat de woningbouwontwikkeling voorziet in een woningbouwbehoefte, zowel qua aantallen als type woningen. Zie ook de paragrafen 3.3 en 3.4.
Overige functies
De andere nieuwe niet-woonfuncties zijn dermate beperkt van omvang dat deze geen regionale betekenis hebben. De functies voorzien in een lokale behoefte. De horecamogelijkheden zijn beperkt tot de bestaande watertoren. Deze horeca voorziet in de behoefte van de nieuw te realiseren woningen in het plangebied.
De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
De woningbouwbehoefte wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Nabijheid van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe. Daarbij wordt in het ontwerp rekening gehouden met voldoende afvoermogelijkheden van (regen)water, voldoende groen in en om de stad, en optimale verkeersontsluiting met multimodale knooppunten.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een ontwikkeling binnen het stedelijk gebied. De ontwikkeling voorziet in een menging met functies en ligt ook in de nabijheid van andere voorzieningen. De ontwikkeling wordt duurzaam en natuurinclusief ontwikkeld. In de buitenruimte worden groene ruimtes aangelegd. De locatie is goed ontsloten voor auto en fiets. De ontwikkeling sluit hierdoor aan bij het provinciaal beleid.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. In het belang van een goede ruimtelijke ordening acht de provincie het noodzakelijk dat er algemene regels vastgesteld worden omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Hierdoor heeft de provincie meer invloed op de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De laatste wijziging van de PRV is op 27 mei 2019 door Provinciale Staten vastgesteld. De gewijzigde PRV is op 7 juni 2019 in werking getreden.
De aanwijzing van het bestaand stedelijk gebied door de provincie volgt uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het is beleid om onnodige verstedelijking in het landelijk gebied tegen te gaan. Buiten het bestaand stedelijk gebied is (behoudens afwijking) woningbouw niet toegestaan. Ook overige stedelijke functies moeten binnen het bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd. De provincie stimuleert de benutting van de binnenstedelijke ruimte, met name rond knooppunten van openbaar vervoer.
Het volledige plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De herontwikkeling van het plangebied met stedelijke functies is in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
De Noordvleugel van de Randstad is een belangrijke trekker van de Nederlandse economie. Om de huidige internationale concurrentiepositie te behouden of zelfs te versterken heeft de Noordvleugel zichzelf de vraag gesteld "Hoe kan de netwerkregio Noordvleugel zich ontwikkelen tot een internationaal concurrerende Europese metropool in 2040?". Het succesvol verder ontwikkelen van de Noordvleugel moet gericht zijn op het creëren van een hoogwaardig en duurzaam leef- en woonmilieu waar bedrijven, bewoners en bezoekers zich graag willen vestigen en willen verblijven. De 'Metropoolregio Amsterdam' is opgericht als platform om dit doel te realiseren.
De Metropoolregio Amsterdam, waarvan de regio Zuid-Kennemerland deel uitmaakt, is het unieke informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Onder de metropoolvlag maken de partners afspraken op het gebied van verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid. Het metropoolgebied heeft geen harde grens; het strekt zich globaal uit van IJmuiden tot Lelystad en van Purmerend tot de Haarlemmermeer.
Een toegankelijke woningmarkt is een voorwaarde voor een (economisch) sterke en gezonde regio. Met de ontwikkeling van Park Vogelenzang wordt een bijdrage geleverd aan de grote opgaven op de woningmarkt in de Metropoolregio Amsterdam. Het programma biedt huisvestingsmogelijkheden voor diverse mensen en huishoudens.
Het belang van de Metropool Aan Zee zal in de toekomst steeds belangrijker worden. Door de regiogemeenten van Zuid-Kennemerland, de gemeente Velsen en de provincie wordt op dit moment voor de kust en de binnenduinrand het Ontwikkelperspectief Binnenduinrand opgesteld. Naar verwachting zal het ontwikkelperspectief in het 4e kwartaal van 2019 worden voorgelegd aan de betrokken gemeenteraden. Hoewel nog niet bestuurlijk vastgesteld, geeft het duidelijke ambities en spelregels voor de groene gebieden van Bennebroek. Om dit te bereiken is een aantal ambities en spelregels opgenomen in het ontwikkelperspectief.
Relevante ambities:
Relevante spelregels:
De herontwikkeling van Park Vogelenzang past goed binnen de kaders van het Ontwikkelperspectief Binnenduinrand. De herontwikkeling draagt immers bij aan het versterken en het behoud van de cultuurhistorische en gebruikswaarden van het park. Daarnaast vindt de herontwikkeling binnen het bebouwde gebied, zodat de ontwikkeling niet ten koste van de openheid.
De gemeenten in de regio Zuid-Kennemerland/ IJmond hebben in het RAP afspraken gemaakt over het aantal woningen dat in elke gemeente wordt gebouwd voor de periode tot 2040. Bloemendaal heeft voor deze periode tot 2020 een bouwopgave van 590 woningen. De woningen op Park Vogelenzang worden deels opgeleverd in de periode tot 2020 van het RAP en deels in de periode daarna. Binnen de huidige RAP afspraken is nog ruimte voor de bouw van 210 woningen in Bloemendaal. Daarmee levert Park Vogelenzang een grote bijdrage aan de realisatie van het actieprogramma. Voor de periode 2015-2025 voorspellen provinciale bevolkingsprognoses een groei van circa 17.000 huishoudens in de gemeente Bloemendaal. Ook hieraan kan Park Vogelenzang een bijdrage leveren.
De structuurvisie Bloemendaal 2023 is door de gemeenteraad van Bloemendaal vastgesteld op 27 januari 2011. De structuurvisie vormt het kader van het ruimtelijk beleid van Bloemendaal tot 2023 en stelt de gemeente in staat in te spelen op ruimtelijke ontwikkelingen. De structuurvisie geeft richting aan bestemmingsplannen en biedt voor eenieder duidelijkheid over de gewenste ontwikkelingsrichting van de gemeente.
De structuurvisie deelt het grondgebied van de gemeente op in een kust- en duinzone, een landgoederenzone en een dorpenzone. Het plangebied ligt geheel in de dorpenzone. Kenmerk van de dorpenzone is dat ruimtelijke ontwikkelingen in deze zone worden opgevangen. Hiermee contrasteert de dorpenzone met de landgoederenzone waar juist wordt gestreefd naar het voorkomen van nieuw bouwoppervlak. Park Vogelenzang is binnen de structuurvisie aangewezen als zoeklocatie voor woningbouw.
Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie 2018-2022. In de Woonvisie staat beschreven wat voor soort woningen er moeten worden gebouwd en welke andere maatregelen de gemeente neemt om de lokale woningmarkt goed te laten functioneren. Het belangrijkste doel van de woonvisie is om de woningvoorraad, voor nu en in de toekomst, zo veel mogelijk af te stemmen op de woonwensen van de Bloemendaalse inwoners.
De woonvisie besteedt vooral aandacht aan de groepen die onvoldoende worden bediend door de markt. Het gaat dan om huishoudens met een lager inkomen, alleenstaanden, jongeren, ouderen en bijzondere doelgroepen. Met de woonvisie wordt een heldere keuze gemaakt om bij (her)ontwikkeling te allen tijde in het sociale segment te bouwen. Teneinde ook gewenste doorstroming op de woningmarkt te bereiken, is bouwen voor het middeldure segment noodzakelijk. In lijn met de Verordening sociale woningbouw Bloemendaal 2016 is de bouw van minimaal 33% sociale huurwoningen opgenomen in de algemene bouwregels.
Met het woningbouwprogramma voor Park Vogelenzang wordt een bijdrage geleverd aan de doelstellingen. Er worden grondgebonden en gestapelde woningen gebouwd, waarvan 1/3 deel in de sociale huursector. Daarnaast worden woningen en appartementen gebouwd in het sociale en middeldure segment. Het verdient aanbeveling om de appartementen levensloopbestendig te bouwen, zodat ze geschikt zijn voor de doelgroep senioren. Op deze wijze kan doorstroming in het sociale en middeldure segment worden bevorderd.
De verwachting is dat de gemeente Bloemendaal tot 2040 zal blijven groeien. Dit betekent dat de gemeente moet zorgen voor voldoende plancapaciteit om die groei op de (middel)lange termijn te kunnen opvangen. Het voorgenomen bouwprogramma voor de periode 2018 t/m 2022 omvat in totaal 571 woningen, waaronder 221 op de locatie Park Vogelenzang.
Hoewel de bouw van eengezinswoningen in het dure segment geen kerndoel uit de woonvisie is, wordt het bouwen in dit segment op de locatie Park Vogelenzang wel als een gewenste ontwikkeling gezien. De gemeente Bloemendaal vergrijst. In de komende 10 jaar wordt een toename van het aantal senioren verwacht en een afname van het aantal huishoudens met kinderen. Bloemendaal heeft een goed voorzieningenniveau en wil dit graag op peil houdt. Daarom hecht de gemeente eraan dat er in alle prijsklassen voldoende woningen zijn voor gezinnen met kinderen.
Er zijn twee manieren om dit te bevorderen. Door de bouw van seniorenwoningen, zodat senioren doorstromen en bestaande eengezinswoningen vrijkomen of door de bouw van nieuwe eengezinswoningen. Indien de marktomstandigheden dat toelaten, dan heeft de bouw van seniorenwoningen de voorkeur. Veel senioren zoeken echter een woning in de buurt van voorzieningen. Indien een bouwlocatie excentrisch is gelegen ten opzichte van voorzieningen, dan heeft de bouw van eengezinswoningen de voorkeur. Dit is hier het geval.
Op basis van het Stedenbouwkundig Programma van Eisen is het Stedenbouwkundig Plan Park Vogelenzang (SP) opgesteld. Dit SP geeft nadere uitwerking aan het SPvE en wijkt daar op onderdelen vanaf. Het SP vormt de basis voor het voorliggende bestemmingsplan. Tevens vormt het SP de basis voor het beeldkwaliteitsplan. Het SP is op 27 januari 2017 door de gemeenteraad vastgesteld.
De kern van het SP is om te komen tot een geleidelijke en kwalitatieve verandering van het terrein. Het SP beschrijft de randvoorwaarden waarbinnen op een organische manier een geleidelijke transformatie gaat plaatsvinden. De randvoorwaarden worden deels geformuleerd vanuit de maatschappelijke plicht van GGZ inGeest om goede zorg te kunnen leveren nu en in de toekomst. Deels komen de randvoorwaarden voort uit de eigenschappen van het gebied. Op deze manier wordt het terrein veilig gesteld voor de toekomst waar het gaat om andere kwaliteiten (groen, monumenten, archeologie, gebruikswaarde, verbindingen en interactie met de kern).
Met het SP als basis is het beeldkwaliteitsplan (BKP) Park Vogelenzang opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan richt zich op de beeldkwaliteitsambities voor het plangebied.
Het SP en BKP gelden als toetsingskader bij de uitwerking van de bouwplannen. Het enige juridisch bindende document is echter het bestemmingsplan. Een bouwplan dient daarom in eerste instantie te passen binnen de ruimtelijke kaders van het bestemmingsplan.
Vanwege de groene kwaliteiten, de samenhang en de unieke locatie is ervoor gekozen om te werken met een ontwerpend supervisieteam met stedenbouw en landschap als disciplines. Dit team vormt de intermediair tussen het SP en de concrete architectonische uitwerking van de bouwvelden. Het doel is om in samenspraak met de ontwikkelende partij op een professionele, inhoudelijke en tegelijk persoonlijke manier een samenhangend plan te ontwikkelen dat recht doet aan de bijzondere locatie. Het gaat daarbij om inspireren, motiveren en toetsen.
Een supervisieteam toetst of een bouwplan past in de visie voor het plangebied, zoals vastgelegd in het SP en BKP en bepaalt of het plan voldoende kwaliteit heeft. Als het supervisieteam vindt dat voldoende kwaliteit is bereikt, gaat het document pas naar de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit. Plannen die specifiek monumenten aangaan worden ook voorgelegd aan het supervisieteam maar uiteindelijk door de monumentencommissie van een advies voorzien.
Het BKP wordt vastgesteld door de gemeenteraad en vervangt de Welstandsnota voor dit gebied.
In dit hoofdstuk wordt de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Hiervoor is op 27 januari 2017 een Stedenbouwkundig Plan vastgesteld door de gemeenteraad. Ook wordt ingegaan op het beoogde programma.
Het uitgangspunt is een geleidelijke en kwalitatieve verandering van het terrein. Daarom bevat het stedenbouwkundig plan geen blauwdruk, maar een raamwerk voor de ontwikkeling van het terrein.
Figuur 4.1: Raamwerk stedenbouwkundig plan
De uitgangspunten bij het raamwerk zijn:
Behoud van de landschappelijke waarden
Belangrijk kenmerk van het terrein is de landschappelijke opzet met monumentale bomen, groenstructuren en openheid. Dit landschap speelt zowel vanuit cultuurhistorisch perspectief en voor de ruimtelijke kwaliteit een belangrijke rol. Voor de planontwikkeling geldt daarom het uitgangspunt om het groen van Park Vogelenzang te koesteren en te behouden voor toekomstige generaties. Dit gebeurt door om de bomen en bomenstructuren heen te ontwerpen, door bomen te integreren in de uitgifte van terreinen en door nieuwe bebouwing ook zoveel mogelijk te laten profiteren van het bestaande groen als 'startkapitaal' voor Park Vogelenzang.
Integratie wonen, zorg en groen (openbaarheid)
De huidige primaire functie van zorg zal worden aangevuld met wonen, werken, voorzieningen en andere vormen van zorg. Er zal voor gezorgd moeten worden dat de verschillende functies elkaars nabijheid verdragen. Meerwaarde ontstaat doordat de functies elkaar versterken. Voorwaarde hiervoor is een logische ordening van functies maar ook een bepaalde neutraliteit van het park. Het park is van iedereen en zal niet door één (soort) gebruiker worden toegeëigend. Dit vraagt om een grote mate van openbaarheid van Park Vogelenzang die met name tot stand komt in het ontwerp van de openbare ruimte.
Interne samenhang, verbonden met de omgeving
Ondanks de vele veranderingen die op het terrein hebben plaatsgevonden is nog steeds de oorspronkelijke eenheid van het gebied herkenbaar. Bebouwing en groen kennen een bepaalde samenhang waaraan bij de transformatie naar Park Vogelenzang wordt vastgehouden. Dit kan door te putten uit de beeldtaal van de bestaande monumenten, nadruk te leggen op de relatie tussen gebouw en landschap en door de interne wegenstructuur te versterken (de lus). Ook kan de bijzonderheid van het gebied ten opzichte van zijn omgevingen worden onderstreept terwijl tegelijkertijd de toegankelijkheid vanuit de kern Bennebroek wordt verbeterd.
Ordening middels de centrale as
Van oudsher ordent de centrale as de bebouwing en is daarmee bepalend voor de beleving van het terrein. In oorsprong bestond de as uit twee ensembles van gebouwen met beide een binnenhof. Een letterlijke voortzetting van de restanten van de as over de gehele lengte aan beide zijden zou de fijnzinnigheid van de plek te kort doen en is door de aanwezigheid van de grote groepen monumentale bomen in en aan die as ook niet haalbaar. Daarom wordt gezocht naar het benadrukken van de historische as middels een aantal segmenten die als verschillende kralen aan een snoer samen één geheel vormen.
De bebouwing in Park Vogelenzang wordt volgens het Stedenbouwkundig Plan gerealiseerd in bouwvlekken, die zijn ingebed in het landschappelijke raamwerk. De bebouwing wordt op een flexibele manier gerealiseerd binnen vastomlijnde kaders. Binnen de bouwvlekken zijn zowel de mogelijkheden voor nieuwbouw in het park als de bestaande bebouwing opgenomen.
De totale omvang van de bouwvlekken beslaat een oppervlakte van 10 hectare. Dit staat gelijk aan ongeveer 62% van het totale plangebied. De totale ontwikkelruimte van Park Vogelenzang is opgedeeld in 7 bouwvlekken, waarvoor weer een bebouwingspercentage van 45% (aan de Leidsevaart 30-35%) is opgenomen. De bouwvlekken zijn van elkaar gescheiden door groen en/of infrastructuur. De combinatie van ligging en afmeting van elk deelgebied maakt iedere locatie uniek. Hierdoor ontstaat een bijzondere kwaliteit in het plan, namelijk dat een grote variatie aan invullingen mogelijk is, die door de grote mate van onderlinge onafhankelijkheid bovendien op hun eigen manier en in een eigen tempo in uitvoering kunnen komen. Ook de volgorde van ontwikkelingen is hierdoor vrij. Deze methode draagt bij aan de flexibiliteit van realisatie. Ook geeft het de mogelijkheid om de zorgbebouwing de ruimte te geven die het verdient. Omgekeerd vraagt de opdeling van het gebied om duidelijke randvoorwaarden voor de bebouwing en regie in de planvorming om te komen tot een eenheid van het park en het behoud van de landschappelijke waarden. Deze algemene randvoorwaarden worden middels beeldkwaliteiteisen vastgelegd.
De bouwvlekken verschillen van elkaar qua ligging, grootte en invulling. Voor elk van de bouwvlekken worden daarom de contouren geschetst op basis van deze eigenschappen. Op die manier wordt recht gedaan aan de bijzonderheden en mogelijkheden van iedere locatie en draagt iedere bouwvlek bij aan de vorming van Park Vogelenzang.
Figuur 4.2: Bouwvlekken
Hieronder volgt een beschrijving van de bouwvlekken. De concrete uitwerking van de gebieden zal later plaatsvinden en kan afwijken van dat wat hieronder wordt beschreven.
Bouwvlek 1a/b – Rijksstraatweg noord
Vanaf de Rijksstraatweg gezien is het huidige terrein zeer groen. Veel bomen, met hier en daar een doorzicht naar de bebouwing bepalen het beeld. Dit gegeven is uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling voor de gehele zone langs de Rijksstraatweg.
Een bijzondere plek is de noordoosthoek. Voorheen was het gebied enigszins onoverzichtelijk, gevuld met rommelige bebouwing, een parkeerterrein en een kronkelende Groot Hoefbladlaan. Inmiddels is de bebouwing gesloopt waardoor de potentie van het gebied beter zichtbaar wordt, inclusief de bomen die zijn behouden.
De bouwvlek vormt de overgang tussen het park en de kern Bennebroek. Uitgangspunt is daarom om programmatisch, ruimtelijk en qua ontsluiting aan te sluiten bij de (overkant van) Rijksstraatweg; een tuinenwereld met (vrijstaande) woningen.
In het gebied staan veel behoudenswaardige bomen. Deze zullen in het straatprofiel en deels in de tuinen worden ingepast. Hierdoor ontstaat vanaf het eerste begin een groene uitstraling van de bouwvlek. Voor het gewenste groene straatbeeld spelen de voortuinen een belangrijke rol evenals het uit het zicht inpassen van geparkeerde auto's. Daarom wordt het bewonersparkeren achter de rooilijn en/of in een binnenhof opgelost.
Ten zuiden van de bouwvlek wordt een extra sparing in de bebouwingsrand naar de Rijksstraatweg gemaakt. Hierdoor opent het park zich meer richting de kern Bennebroek. In deze sparing is het bosje met de karakteristieke hoogteverschillen en specifieke ondergroei opgenomen.
Bouwvlek II - Rijksstraatweg zuid
In bouwvlek II ligt nu een aantal grotere villa's met relatief kleine tuinen. Daarnaast staat hier het Herman Harmshofje en het gebouw voor dagbesteding. Het geheel oogt landschappelijk en ontspannen. Deze opzet draagt in sterke mate bij aan de groene en hoogwaardige uitstraling van het park richting de Rijksstraatweg. Ten opzichte van de huidige situatie zijn geen (grote) veranderingen te verwachten. De kleinschalige bebouwing en de vele bomen blijven ook in de toekomst gehandhaafd. Alleen aan de noordrand is een toevoeging gewenst om hiermee een natuurlijke afronding van de bebouwing te realiseren en een rand te maken richting de groene sparing. De nieuwe bebouwing krijgt een dubbele oriëntatie naar het zuiden op de zon en de ontsluitingsweg, naar het noorden een voorkant richting de groene open ruimte.
Bouwvlek III – historisch kwartet
Eén van de dragers van het Park Vogelenzang wordt gevormd door de nog aanwezige monumentale gebouwen in de as. Vanuit gebouw Vogelenzang loopt deze as naar het noorden tot aan de Watertoren.
Het hoofdgebouw, Beukenhorst, Lokhorst en de Kerk vormen de kern van het terrein en krijgen een nieuwe functie. Voor het verlenen van zorg komen deze panden niet meer in aanmerking. Een mogelijke combinatie van wonen, werken of anderszins passend gebruik, lijkt goed mogelijk. Een juiste invulling zorgt tevens voor de mogelijkheid tot behoud.
Hoe dan ook dient in deze monumenten flink geïnvesteerd te worden om ze voor de toekomst te kunnen behouden. Dit rechtvaardigt ook een bepaalde planologische ruimte waar het gaat om de invulling die aan deze panden wordt gegeven.
Binnen de huidige bestemming “Maatschappelijke doeleinden” kan geen functie worden gerealiseerd die voldoende financiële armslag biedt om over te gaan tot renovatie en verbouw.
Door de bouwvlek groter te definiëren dan de bestaande bebouwing ontstaan mogelijkheden voor uitbouwen en bijgebouwen. Deze vergroten enerzijds de mogelijkheden voor herontwikkeling, maar vereisen anderzijds een gedegen architectonische opvatting om de monumentale bebouwing geen geweld aan te doen. Uitbouwen en bijgebouwen dienen bij te dragen aan de alzijdigheid van de bouwvlek en de gerichtheid op de lus.
Bouwvlek IV – Zorgzone
Dit gebied betreft het hart van de zorg van GGZ inGeest op het terrein. De recente nieuwbouw van Westerpoort heeft hier haar plek gevonden. De relatie met de achterliggende bebossing en de beschutting maken dit gebied tot een oase van rust.
Naast Westerpoort is in deze bouwvlek bebouwing van Zorgbalans in de vorm van twee paviljoens aanwezig.
De zorgbebouwing heeft naar zijn aard een naar binnengerichte opzet. Van de ruimtelijke opzet, de architectuur en de functionele opzet van de gebouwen zal een extra inspanning gevraagd worden om een aansluiting op de directe omgeving te maken en een bijdrage te leveren aan het park. Hierbij dient een balans gevonden te worden tussen de gewenste beschutting en privacy enerzijds en de gevraagde alzijdigheid en openbaarheid van het gebied anderzijds.
Vanuit de functionele opzet van het plan kan een deel van de zorg ook worden ondergebracht in de zuidpunt van de bouwvlek langs de Leidsevaart (bouwvlek V). Dit deel is flexibel invulbaar waarbij zowel zorg als woningbouw mogelijk is.
Bouwvlek V – Leidsevaart
Bijzondere kwaliteiten van de westrand van het terrein zijn op dit moment de bestaande hoogteverschillen en de groene uitstraling. Het terrein ligt in veel gevallen hoger dan de directe omgeving. Deze bijzondere landschappelijke eigenschappen bieden zowel kansen als beperkingen voor woningbouw. De bouwvlek is zo ruim mogelijk gedefinieerd om te verleiden tot creativiteit met betrekking tot het woningtypes, kavelindelingen en het zoveel mogelijk behouden van bomen. Ook zal op één of meer plekken een openbare doorsteek worden gemaakt die een verbinding maakt tussen de lus en de Leidsevaart. Het smalste deel van de bouwvlek is moeilijk te verkavelen. Op deze kavels ligt de uitdaging om met een minimale footprint een woning omgeven door groen te realiseren. Het biedt ruimte voor experimentele woningbouw; mogelijk loopt het landschap onder de woning door of wordt de woonverdieping opgetild ten opzichte van het omringende terrein. Te denken valt aan een bijvoorbeeld een boswoning en een paalwoning.
Voor het overige zal de mogelijke bebouwing bestaan uit laagbouw in losse blokken. Tussen de blokken en in de verspringingen van de gebouwmassa's zal een deel van het huidige opgaande groen behouden blijven. De richting van de bebouwing kan gebaseerd worden op de Leidsevaart, op de lus of op de centrale as. In alle gevallen is de natuurlijke afwisseling tussen de bebouwing en het groen bepalend. Daar waar het bouwveld raakt aan de bebouwing van de Watertoren zal een nauwkeurige afweging tussen vrijstaande volumes in het groen of aanbouw aan de Watertoren moeten worden gemaakt. Er zal zeer zorgvuldig en behoedzaam worden omgesprongen met eventuele aanpassingen in terreinhoogtes. Alleen daar waar het voor de toegankelijkheid van het gebied noodzakelijk is, zullen de bestaande niveauverschillen worden gemodelleerd ten behoeve van een soepele aansluiting op de omgeving. In de basis zullen de ingrepen langs de Leidsevaart zeer terughoudend zijn. Doordat de bebouwing op het hoger gelegen deel van de wal geplaatst is zal er geen aantasting zijn van de strandwal en de begroeiing en bebossing van het lage deel van de oever van de Leidsevaart. Aan de zijde van de Leidsevaart zal een uniforme overgang tussen privétuinen en openbaar groen worden gemaakt. Deze kan tevens bijdragen aan het vormgeven van de hoogteverschillen. Vanaf de overzijde van de vaart wordt zoveel mogelijk het bestaande groene beeld intact gelaten. De 20 meter brede groene buffer langs de Leidsevaart draagt hier zeker aan bij.
Bouwvlek VI - de centrale as noord
Bouwvlek VI ligt binnen de ringvormige structuur rondom de centrale as. Momenteel staan hier enkele gebouwen; Westerhout, de Speeldoos, het Dienstencentrum en gebouw Eikendonck. Voor Westerhout is een langdurig huurcontract afgesloten (zorg en wonen). De Speeldoos maakt als voormalige directiekeet deel uit van het monumentale ensemble van gebouwen. Het Dienstencentrum voldoet niet meer aan de huidige vraag en is daarmee in onbruik geraakt. Het Dienstencentrum, alsmede het gebouw Eikendonck zullen gesloopt worden.
Door de ruimte die ontstaat door de sloop van de genoemde gebouwen en door het opwaarderen van de centrale as, wordt de ligging van dit deelgebied zeer gunstig waardoor wonen hier zeer kansrijk is.
In oorsprong bestond de as uit twee ensembles van gebouwen. Beide met een binnenhof. In het noordelijk deel van de centrale as is hier niets meer van over. Het is wenselijk dat nieuwbouw bij zal dragen aan het terugbrengen van de aswerking. Hierbij doet een te rigide opstelling van bebouwing over de gehele lengte aan beide zijde van de as de fijnzinnigheid van de plek te kort en is door de aanwezigheid van de grote groepen monumentale bomen in en aan de as ook niet haalbaar. Uit de stedenbouwkundige studies blijkt dat juist een fijnzinnige oplossing met een meer terloopse strengheid of ernstige lichtvoetigheid de plek meer recht doen. Grondgebonden woningen, gespiegeld rond de as, met markante hoeken, of een vernauwing van de ruimte middels bebouwing zijn eerste denkrichtingen. In alle gevallen wordt het binnenhof aan de voet van de Watertoren hersteld.
Het heeft de voorkeur het bouwveld alzijdig te benaderen waarbij een losse setting richting de lus kan bijdragen aan de openheid die de bebouwing binnen de lus kenmerkt. Langs de lus kan de bebouwing de kromming van de weg volgen, maar het heeft de voorkeur voor een orthogonale opstelling parallel aan de as te kiezen. In het laatste geval krijgt de bouwvlek een meer paviljoenachtige structuur waarbij de overgebleven ruimte deel gaat uitmaken van het doorlopende landschap. Een goede parkeeroplossing is cruciaal, zeker gezien de beperkte maatvoering. Een ondergrondse parkeeroplossing behoort daarom zeker tot de mogelijkheden. Ook omdat het een middel kan zijn de bebouwingsopzet compact te houden. In alle gevallen is het van belang dat de bebouwing recht doet aan het historische kwaliteit van de as en van de monumentale oost-west groenstructuur.
Beide delen van de bouwvlek aan weerszijden van de as dienen in samenhang opgepakt te worden. Dat betekent dat de inrichting van de buitenruimte integraal onderdeel van de opgave is. Hierbij wordt op de overgang tussen openbaar en privé gewerkt met verwijzingen naar het historisch kwartet: bouwkundig opgeloste hoogteverschillen, muurtjes en traptreden zijn hiervan de voorbeelden.
Bouwvlek VII – Watertoren en ketelhuis
De Watertoren vormt de noordelijke beëindiging van de historische as. Het gebouw leent zich, in combinatie met het monumentale stookhuis, voor een aanjagende functie zoals bijvoorbeeld horeca met buitenterras. Te denken valt aan een restaurant, bierbrouwerij, bed & breakfast, etc. De locatie is daarnaast geschikt voor een invulling die een verbinding legt met, en een meerwaarde heeft voor de kern Bennebroek. Ook zou inzet van patiënten als werknemer een goede aanvulling kunnen zijn. De ligging op het zuiden biedt uiteraard fraaie kansen voor een terrasfunctie. Natuurlijk dient een dergelijke functie zich te voegen binnen de randvoorwaarden die de locatie kent waar het gaat om de omliggende bebouwing en functies.
De Watertoren is een eigenstandige bouwvlek, maar grenst direct aan woningbouw langs de Leidsevaart (bouwvlek V). Dit gegeven biedt de mogelijkheid hergebruik van de Watertoren te combineren met nieuwbouw, zowel direct naast het gebouw of als uitbouw van de Watertoren. Hierdoor worden de financiële en programmatische mogelijkheden voor herontwikkeling vergroot. Voorwaarde is wel dat, net als bij de andere te herbestemmen gebouwen, er voldoende planologische ruimte moet worden geboden om instandhouding van het monument mogelijk te maken.
De nieuwbouw ten westen van de Watertoren in bouwvlek V is gelegen op een complexe geomorfologische ondergrond. Grote hoogteverschillen en deels een dichte vegetatie maken de opgave uitdagend. Gedacht wordt de bebouwing te ontsluiten vanaf de zuidkant, waarbij een parkeervoorziening aan de noordzijde op souterrainniveau mogelijk is. In alle gevallen dient de bebouwing bij te dragen aan de verbinding tussen lus en Leidsevaart en is de balans tussen oudbouw en nieuwbouw de kern van de opgave.
Het Stedenbouwkundig Plan gaat uit van een raamwerkplanning waarbij in een open proces in iedere fase inzichten over inrichting een plek zullen krijgen. Daarbij wordt gestreefd naar een hoogwaardige beeldkwaliteit. De regels ten aanzien van de beeldkwaliteit in Park Vogelenzang zijn opgenomen in een beeldkwaliteitsplan. Kernpunt van de na te steven beeldkwaliteit is dat het geheel van landschap en bebouwing eenheid en herkenbaarheid dient uit te stralen. Daarom wordt gestuurd op de kwaliteit van het groen en op een manier van bouwen die bijdraagt aan samenhang en begrip van de continue groene ruimte. Bij de invulling van het plan met woningen komt daarom het landschap op eerste plaats, vervolgens de gerichtheid van de bebouwing op de omgeving, dan de overgang openbaar-privé en ten slotte de architectuur van het gebouw zelf.
De na te steven beeldkwaliteit richt zich samengevat op de volgende aspecten:
Het Stedenbouwkundig Plan bevat per aspect criteria waaraan de ontwerpen voor de bebouwing en voorzieningen moeten voldoen. Het beeldkwaliteitsplan (BKP) bevat een nadere uitwerking hiervan. Zoals in hoofdstuk 3 als is aangegeven, wordt het BKP vastgesteld door de gemeenteraad en vervangt deze de Welstandsnota voor dit gebied.
Het gebied zal in de toekomst bestaan uit twee hoofdfuncties: zorg (maatschappelijk) en wonen. Zorgwoningen maken deel uit van een maatschappelijke bestemming. Alle andere functies zijn ondergeschikt en mogen niet overheersen in het programma. Het gaat hier om de functies horeca, onderwijs en kinderopvang.
Zorgfunctie
In de visie van GGZ inGeest staat de kwaliteit van de zorg op het terrein centraal. Daar begint het denken. Vanuit de patiëntenzorg wordt geredeneerd naar een toekomstige invulling. Daarom is een inventarisatie gemaakt van de huidige zorgfuncties op het terrein en de toekomstige behoefte.
De zorgfunctie van GGZ inGeest is met de nieuwbouw van Westerpoort in zwaartepunt ruimtelijk afgebakend tussen het bos en de zone langs de Leidsevaart. De zone direct hieraan grenzend wenst GGZ inGeest ook voor de toekomst te reserveren voor zorgverlening.
Zorgfuncties van GGZ inGeest hebben verder nog een plek bij het Herman Harmshofje en het gebouw De Linden (dagbesteding). Hoewel er begeleiding plaatsvindt vanuit GGZ inGeest, zijn de woningen van het Herman Harmshofje zelfstandige woningen met een woonfunctie. Het ligt op termijn voor de hand om te kijken of het gebouw De Linden blijft voldoen. Een belangrijk complex op het terrein is momenteel gebouw Eikendonck. Hier vindt langdurige zorg plaats voor ouderen. Het gebouw voldoet momenteel niet meer aan de eisen van de tijd en zal naar alle waarschijnlijkheid worden afgestoten en gesloopt.
De villa's langs de Rijksstraatweg hebben voor GGZ inGeest geen functie meer, omdat verbouw naar zelfstandige wooneenheden niet mogelijk is. De woningen zullen als woonhuizen worden verkocht.
Wonen
Bij de vaststelling van het Stedenbouwkundig Plan heeft de gemeenteraad bepaald dat het maximum aantal woningen in Park Vogelenzang 250 mag bedragen. De exacte invulling zal pas bepaald worden bij de uitwerking van de verschillende deelgebieden. Daarom is per deelgebied (voor zover relevant) een maximum aantal wooneenheden opgenomen. Deze aantallen zijn gebaseerd op de proefverkavelingen. Omwille van de flexibiliteit is een regeling opgenomen waarmee met de aantallen woningen nog kan worden geschoven. Het totaal aantal woningen wordt echter niet meer dan 250. Voor herontwikkeling van het Herman Harmshofje, De Linden en Westerhout kan het aantal woningen worden verhoogd tot 300. Hiervoor zijn in het voorliggende bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Overige functies
Naast zorg en wonen kunnen verschillende andere functies een plek krijgen op Park Vogelenzang. Maatschappelijke functies, werken, ateliers en kleinschalige horeca kunnen elk op hun eigen manier invulling geven aan de ontwikkeling van het park. Vooral aan de westzijde kan ruimte gevonden worden voor zorg en/of werken. Langs de monumentale as zullen de bestaande gebouwen herontwikkeld worden voor specifieke doelgroepen en afwijkende functies. Zo zijn in de kerk en watertoren bedrijven in de categorieën 1 en 2 toegestaan. Als onderdeel van het bedrijf is productiegebonden detailhandel toegestaan.
In de watertoren wordt tevens gedacht aan een horecabestemming met terras.
Wat betreft horeca, wordt maximaal horeca binnen categorie 1, 2 en 3 van de Staat van Horeca activiteiten toegestaan. Hierbinnen vallen functies als daghoreca, een restaurant en een kleinschalig hotel.
Bijzondere vormen van horeca, passend bij de status van monumentale gebouwen op het terrein, zoals een private bierbrouwerij met horecaverkoop, kan worden toegestaan als deze de recreatieve functie van het binnenterrein versterkt.
In het bos, buiten het plangebied, bevindt zich nog een voormalig voetbalveld. Het is een nu een rechthoekige open ruimte in het bos. Het zou voor het gebruik van het bos aantrekkelijk kunnen zijn een nieuwe functie voor deze ruimte te bepalen. Te denken valt aan een kinderboerderij, een terrein voor kleinschalige evenementen, etc.
Uitgangspunt is dat het bestaande landschap, de groenstructuur en de bestaande bomen zoveel mogelijk worden behouden. De nieuwe ontwikkeling wordt geïntegreerd in dit bestaande landschap.
De bestaande bomen zijn geïnventariseerd en in kaart gebracht (zie Bijlage 1). De monumtale bomen zoals aangeduid op de bomenkaart in de bijlage worden beschermd via het bestemmingsplan. Daarbij is rekening gehouden met groeiruimte voor de bomen, dus is een ruimere diameter aangehouden voor de dubbelbestemming. De overige bomen worden beschermd via de Algemene Plaatselijke Verordening.
Ter bescherming van het waardevolle hoogteverschillen in het westen van het plangebied is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.
De aanhechting met de kern Bennebroek, een routering voor langzaam verkeer tussen woongebied en bos en de doorwaadbaarheid van het park in het algemeen gaan er in het SP sterk op vooruit. De parkpaden worden geschikt gemaakt voor zowel fietsers als voetgangers. De rijwegen zijn relatief smal en kennen in de meeste gevallen een meervoudig gebruik doordat ook fietsers en voetgangers worden toegelaten.
De lus
In de huidige situatie loopt een weg rond de kern van de bebouwing. De ringvormige opzet draagt bij aan het van oudsher naar binnen gerichte karakter van het terrein. In de praktijk loopt de lus niet echt rond. Vooral in de noordoosthoek draait de weg niet soepel de bocht om. In het plan volgt de lus grotendeels de loop van de bestaande weg, maar zijn op verschillende stukken correcties in het wegverloop aangebracht waardoor een meer soepel tracé ontstaat. Ook is aan de west- en oostkant de lus iets meer naar binnen verlegd waardoor de route wordt verkort en de percelen buiten de lus groter worden en gunstiger zijn in te delen. Ten zuiden van gebouw Vogelenzang wordt de weg iets van het gebouw afgelegd waardoor een autoluw voorgebied met parkeren voor het gebouw ontstaat. Al met al draagt de lus bij aan een herkenbare structuur voor Park Vogelenzang. Auto-, fiets- en wandelverkeer zullen alle van hetzelfde profiel gebruik kunnen maken. Aan weerszijden van de lus liggen brede gazons waarin ook de bestaande bomen zijn opgenomen en nieuwe bomen worden aangeplant. Op die manier draagt de lus bij aan het ruime en landschappelijke gevoel dat zo kenmerkend is voor Park Vogelenzang.
Aansluitingen op de omgeving
Doelstelling is Park Vogelenzang beter aan te laten sluiten op de omgeving. De twee bestaande toegangswegen tot het terrein vanaf de Rijksstraatweg blijven in het SP gehandhaafd. Hierdoor is het gebied komend vanaf het noorden en zuiden goed te bereiken. Er komt geen extra auto-ontsluiting naar de Zwarteweg aan de noordzijde van het plangebied; de 'knip' in de Amaryllislaan blijft gehandhaafd.
Er wordt voorzien in een verbetering van de noordelijke ontsluiting. Voorgesteld wordt een vloeiend verloop van de weg te realiseren, waarbij na binnenkomst de weg links afbuigt en na een tweede slinger halverwege de lus aan te sluiten. Aan deze woonstraat wordt de huidige Groot Hoefbladlaan met een t-kruising aangesloten. Ook hieraan zijn woningen gelegen wat ten goede komt aan de verbeterde openbaarheid en sociale veiligheid van dit wegdeel. Bij de aansluiting op de Rijksstraatweg is het wenselijk bij de nadere uitwerking specifiek aandacht te geven aan de veiligheid en overzichtelijkheid ter plaatse. Mogelijk zal het kruispunt moeten worden voorzien van verkeerslichten.
De twee toegangswegen tot het park krijgen losliggende voetpaden, waardoor deze meest verkeersintensieve delen van het plangebied verkeersveilig en uitnodigend zijn voor alle verkeersdeelnemers. Doordat beide toegangen min of meer aan de uiteinden van het plangebied zijn gelegen is het extra aantrekkelijk een centrale voetgangersentree te maken. Hiertoe wordt het bestaande pad dat met traptreden aansluit op de Rijksstraatweg aangepakt en uitnodigender gemaakt. Meer openheid en een hoogwaardige inrichting zijn hiervoor de ingrediënten.
Verkeerskundige maatregelen
De landschappelijke intonatie van Park Vogelenzang zal in balans moeten worden gebracht met verkeerskundige ingrepen. Verkeer is te gast in het park. Het is daarom wenselijk dat het autoverkeer de snelheid zal matigen. Het is daarbij nodig te duiden wanneer wegen voor verschillende verkeersdeelnemers open staan. Om te komen tot een veilige en gebruikersvriendelijke omgeving wordt gezocht naar gebiedseigen middelen om het verkeer te begeleiden. Een mogelijkheid hiervoor is met materialisatie het verschil in gebruik van wegen tot uitdrukking te laten komen. Verkeersmaatregelen kunnen op die manier effectief zijn en tegelijk visueel aantrekkelijk ingepast worden.
Auto's, fietsers en voetgangers
Alle verkeersdeelnemers gebruiken in principe dezelfde wegprofielen. Dat kan omdat er relatief weinig verkeer is. Op de drukkere delen zal een apart voetpad worden aangelegd los van de weg. Daarnaast liggen door het park verschillende paden die niet of beperkt toegankelijk zijn voor auto's. Het zijn de wandelroutes die aansluiten bij de landschappelijkheid van Park Vogelenzang, bijvoorbeeld van de Rijksstraatweg naar het bos, door de centrale as en langs de Leidsevaart. In noord-zuid richting is er sprake van een doorgaande fietsroute. Deze loopt vanuit Hillegom door de uitloper van de centrale as in het bos naar het voorgebied van het hoofdgebouw via de oostelijke helft van de lus naar de Watermuntlaan en Amaryllislaan. In oostwestrichting is er minder urgentie voor een doorgaande fietsroute tenzij er een verbinding over de Leidsevaart komt. Door de aanwezigheid van een fors hoogteverschil tussen Rijksstraatweg en het park zijn de logische fietstoegangen beperkt tot de twee hoofdtoegangen.
Verkeerseffecten en -afwikkeling
De voorgenomen woningbouwontwikkeling zorgt voor extra verkeer. Goudappel Coffeng heeft onderzocht wat de effecten zijn van de toename van het verkeer op de verkeersafwikkeling. De resultaten van deze analyse zijn opgenomen in de rapportage Verkeers- en milieuonderzoek Park Vogelzang Bennebroek, d.d. 29 november 2016, met kenmerk RSR009/Kmc/0031.02. Deze rapportage is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Kort samengevat blijkt uit de analyse het volgende.
De aansluitingen van het plangebied op de N208 zijn op dit moment ingericht als voorrangskruispunt, waarbij vanuit het plangebied voorrang verleend moet worden aan het verkeer op deze provinciale weg. De inrichting van deze kruispunten zal aangepast worden om het verkeer goed af te kunnen wikkelen.
Omdat er inmiddels een nieuw regionaal verkeersmodel beschikbaar is, zijn de verkeerseffecten nader beschouwd. De resultaten van de berekeningen van de verkeersafwikkeling op aansluiting op de Rijksstraatweg (ter hoogte van de Groot Hoefbladlaan) en de aansluiting op de Haarlemmerstraat (ter hoogte van huisnr. 120) zijn opgenomen in de notitie Verkeerseffecten Park Vogelenzang Bennebroek d.d. 15 januari 2019, met kenmerk 003330.20181217.N1.05. Deze notitie is als Bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd en wordt voorafgegaan door een heldere samenvatting.
Er wordt op dit moment gewerkt aan de plannen voor een nieuwe wegverbinding ten zuiden van Bennebroek, de Duinpolderweg. Hiervoor is door beide provincies een voorkeursalternatief gekozen dat verder wordt uitgewerkt. De Duinpolderweg heeft mogelijk effect op de verkeersintensiteiten op de Rijksstraatweg ter hoogte van het plangebied Park Vogelenzang.
Er is echter nog geen definitief besluit genomen ten aanzien van de Duinpolderweg en ook de exacte uitwerking is nog niet bekend. Daarom is in het rapport een indicatieve doorkijk gegeven naar de situatie inclusief de Duinpolderweg.
In de situatie zonder Duinpolderweg kan het verkeer met de huidige inrichting net worden afgewikkeld. Daarbij kan de verkeersafwikkeling voor de noordelijke ontsluiting van het plangebied bij de Groot Hoefbladlaan als matig worden gekwalificeerd. Om een robuustere oplossing te creëren, is het wenselijk om in ieder geval deze aansluiting aan te passen door middel van verkeerslichten of een brede middenberm. Hierdoor verschuift de Groot Hoefbladlaan iets naar het zuiden ten opzichte van de bestaande situatie. Om deze reden en verdere aanpassing van de aansluiting van de Groot Hoefbladlaan op de Rijksstraatweg mogelijk te maken, is de bestemming 'Verkeer' verruimd en de bestemming 'Woongebied' voor bouwvlek I ter plaatse (t.o.v. het Stedenbouwkundig Plan en het concept ontwerpbestemmingsplan) verkleind met 323 m². De oplossing met een brede middenberm vraagt de meeste ruimte en is daarom als uitgangspunt aangehouden.
Voor de zuidelijke aansluiting kan, in de situatie zonder Duinpolderweg, het verkeer in de beoogde plansituatie nog worden afgewikkeld met de huidige weginrichting. Om een robuustere situatie te realiseren waarbij het verkeer, ook in de situatie met een mogelijke ontwikkeling van de Duinpolderweg goed afgewikkeld kan worden, kan ook de inrichting van deze aansluiting worden aangepast. Voor de verkeersafwikkeling in de situatie zonder de Duinpolderweg is dit echter niet noodzakelijk.
Naast de twee genoemde aansluitingen is ook het kruispunt Rijksstraatweg - Zwarteweg - Bennebroekerlaan beschouwd. Dit betreft in de huidige situatie reeds een 4-takskruispunt dat met behulp van verkeerslichten geregeld is. Vanuit de berekeningen komt naar voren dat dit kruispunt het verwachte verkeersaanbod in 2030 niet kan verwerken. Fysieke uitbreidingen of regeltechnische oplossingen zijn nodig om het toekomstige verkeersaanbod te kunnen verwerken.
De verkeerstoename, naar de toekomst toe, wordt met name veroorzaakt door de autonome verkeersgroei. De planbijdrage van Park Vogelenzang ten opzichte van het totale verkeer en de autonome groei zijn daarbij beperkt.
In de situatie inclusief de Duinpolderweg is meer verkeer op de Rijksstraatweg te verwachten door een gewijzigde routekeuze van het verkeer. Dit heeft een negatief effect op de verkeersafwikkeling van en naar het plangebied. Met de gewenste aanpassingen ter hoogte van de Groot Hoefbladlaan kan ook het verkeer in de situatie met de Duinpolderweg worden afgewikkeld. Om het verkeer van en naar Park Vogelenzang in de situatie met de Duinpolderweg goed te kunnen afwikkelen, is het echter ook nodig om de zuidelijke aansluiting ter hoogte van de Haarlemmerstraat 120 aan te passen. Dit kan eveneens door middel van het realiseren van een brede middenberm met opstelruimte of verkeerslichten.
In de notitie Verkeerseffecten is aangetoond dat een VRI of een situatie met een brede middenberm op beide T-aansluitingen op de N208 inpasbaar is. Bij de nadere uitwerking van de oplossingsrichtingen is het van belang om rekening te houden met een verkeersveilige inrichting voor met name ook de kwetsbare verkeersdeelnemers (fietsers en voetgangers).
Parkeren
Voor het parkeren van auto's wordt onderscheid gemaakt tussen bezoekersparkeren en bewonersparkeren en bij de zorgwoningen tussen het parkeren voor bezoekers en medewerkers.
Voor auto's van bewoners geldt dat deze op de eigen kavel worden geparkeerd achter de rooilijn. Op deze manier blijft het straatbeeld open en groen. Per kavel dienen er daarom minimaal twee parkeerplaatsen voorzien te worden in een garage en/of op de oprijlaan. De garages zijn inpandig als onderdeel van het hoofdvolume of staan geheel los van de woning achter op de kavel. Een garage in het hoofdvolume waardeert de garage op tot een volwaardig onderdeel van de woning en laat de kavel zoveel mogelijk open. De garage achter op de kavel geeft vanaf de straat gezien diepte aan de tuin en levert een lange oprijlaan op.
Het groene karakter van het park wordt mede versterkt door de ontsluiting van de kavels die over het algemeen plaatsvindt via een achterstraat. Dit heeft als voordeel dat het aantal opritten in het straatbeeld beperkt blijft en de groene zijbermen van de weg niet onnodig worden aangetast. Ondergronds parkeren blijft een optie vooral binnen de ring.
Het bezoekersparkeren wordt opgelost in de openbare ruimte. Om hierbij de groene uitstraling van het gebied te waarborgen, geldt het principe dat deze bezoekersparkeerplaatsen worden geclusterd in kleinere eenheden en omzoomd door een haag. Voor het overgrote deel zullen deze uitgevoerd kunnen worden in de vorm van haaks parkeren op de weg (6 meter diep), wat aansluit bij de parkeeroplossing van de huidige situatie. Voor bezoekersparkeren geldt een maximale loopafstand tussen parkeerplaats en woning van 100 meter. Bij grotere loopafstand neemt de kans toe, dat op ongewenste plekken wordt geparkeerd.
Parkeernormen
In het plan worden voor parkeren de volgende parkeernormen gehanteerd:
Deze normen gelden voor openbaar parkeren of voor parkeren op eigen (bij appartementen, gezamenlijk) terrein. Hierbij is voor bezoekersparkeren uitgegaan van 0,3 pp/woning. Bij grondgebonden (eengezins)woningen dienen 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden aangelegd.
In het SP is een indicatieve berekening gemaakt van het aantal benodigde parkeerplaatsen:
Het plangebied biedt voldoende ruimte om het parkeren op een kwalitatief hoogwaardige manier op te lossen.
Bij de herontwikkeling van Park Vogelenzang heeft GGZ inGeest een tweeledige doelstelling. Ten eerste dient de herontwikkeling een bijdrage te leveren aan de positie en het welzijn van de patiënten. Daarnaast is het doel om het terrein op een duurzame wijze te ontwikkelen. GGZ inGeest heeft de overtuiging dat de herontwikkeling kansen biedt voor het behoud van deze unieke locatie, hetgeen ten goede komt aan zowel de patiëntenzorg als de inwoners van Bennebroek. De duurzaamheid bij de herontwikkeling bestaat daarom uit het behoud van monumentale groenstructuren en historische bebouwing, maar ook uit het aanwenden van duurzame energiebronnen, het energiezuinig bouwen en het bij de bouw direct rekening houden met een duurzame hemelwateropvang.
Om deze redenen is er tijdens de opzet van het Stedenbouwkundig Plan, aandacht besteed aan duurzaamheid op planniveau. Deze paragraaf licht de belangrijkste onderwerpen uit.
Water
Een belangrijk thema bij de planontwikkeling is duurzaam waterbeheer. De extremen van droogte en overmatige regenval worden met de klimaatverandering steeds groter in korte tijd. In het plangebied wordt de waterproblematiek opgelost, waarbij de zandige bodemopbouw van het park het gebied mogelijk geschikt is om het hemelwater via bodempassages vertraagd af te voeren op het oppervlaktewater. Dit voorkomt piekafvoeren in het rioolstelsel en vermindert bijvoorbeeld vuiluitworp vanuit de riolering. Door het hemelwater op te vangen in het gebied kan ook deels mogelijk watertekort in de zomer worden verminderd.
Ambitie is om bij de nieuwbouw de hemelwaterafvoeren af te koppelen en het water te infiltreren in de bodem. Dit kan zichtbaar met wadi-systemen, of onzichtbaar via ondergrondse grindkoffers. Voor de woningen kan per bouwvlek of type woning worden bepaald op welke wijze het water (op eigen terrein) kan worden geïnfiltreerd. Ook dit hoeft niet per se zichtbaar via bovengrondse systemen te gebeuren. De bebouwingspercentages zijn dermate laag dat er voldoende ruimte voor infiltratie in de bodem overblijft.
In het plan is er tenslotte de mogelijkheid een water zuiverende voorziening met helofytenfilters aan te brengen. Via verschillende waterbakken en watertrappen zou het hemelwater en eventueel een klein percentage grijswater in een aantal stadia kunnen worden gezuiverd en gebruikt worden voor een centrale watervoorziening. Dit zou bijvoorbeeld in de westelijke zone tussen woningen en watertoren kunnen worden ontwikkeld, waarbij het water via watertrappen van hoog naar laag naar beneden sijpelt richting de Leidsevaart. Gecombineerd met een wandeltrap kan dit een bijzondere verbinding naar het water geven.
Behoud van bomen
Een belangrijk kenmerk van het terrein is de landschappelijke opzet met monumentale bomen, groenstructuren en openheid. Deze aspecten spelen een grote rol in de ruimtelijke kwaliteit. De bestaande bomen in Park Vogelenzang zijn nauwgezet meegenomen en één voor één ingemeten en gewaardeerd. Niet alle bomen kunnen behouden blijven, maar de planvorming gaat wel zeer nauwkeuring om met de te behouden bomen en boomclusters. Het groen en de bomen zijn immers het startkapitaal van Park Vogelenzang. De bomeninventarisatie en het landschappelijk plan zorgen voor een inbedding van de landschappelijke waarde in het opgestelde integrale Stedenbouwkundig Plan.
In de regels is voor de monumentale bomen een omgevingsvergunningenstelsel voor het kappen van bomen opgenomen. Voor het gedeelte van het plangebied aan de Leidsevaart is eveneens een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het ophogen en afgraven van het terrein.
Behoud van monumenten en hergebruik bestaande gebouwen
Op het terrein staat momenteel een groot aantal gebouwen. Een deel van deze gebouwen zijn de oorspronkelijke gebouwen zoals in de jaren '30 van de vorige eeuw bij aanvang van het terrein zijn gerealiseerd. Deze gebouwen hebben een monumentale waarde. De gebouwen hebben een hoge architectuurhistorische kwaliteit. Het gaat hierbij om hoofdgebouw Vogelenzang, de complexen de Beukenhorst en Lokhorst, de Kerk, de Directiekeet en de Watertoren met het bedrijfsgebouw. Het landschap en de monumenten zijn typerend voor het terrein en zijn mede bepalend voor de kwaliteit van het park. Op dit moment zijn de gebouwen niet in gebruik. Het streven op planniveau is deze monumenten te hergebruiken met nieuwe functies als wonen of publieke functies. Deze monumenten gelden als vertrekpunt bij de herontwikkeling.
Warmte-koudeopslag (WKO)
Op het terrein wordt momenteel via warmte-koudeopslag energie bespaard. Deze voorziening zal met in de planontwikkeling toegankelijk worden voor de nieuwbouwwoningen.
Mobiliteit
Het terrein wordt een verblijfsgebied waar verkeer te gast is. Doorgaande autoverbindingen worden voorkomen en de snelheid van verkeer in het gebied ligt laag. Tegenover de inperking van autoverkeer staat een intensivering van routes voor fietsers en voetgangers, met verbindingen in het park en de aansluiting op de omgeving. De parkpaden op het terrein worden dan ook geschikt gemaakt voor langzaam verkeer, maar de rijwegen in het park blijven smal. Auto-, fiets- en wandelverkeer zullen allen van hetzelfde profiel gebruik maken om zo de landschappelijke kwaliteit te behouden. Daarbij wordt wel de toegankelijkheid van terrein vergroot door betere aansluitingen. De verschillende wegen zullen worden aangesloten op de omgeving.
Daarnaast speelt in het park het parkeren een belangrijke rol. Er is onderscheid gemaakt tussen bezoekersparkeren en bewoners parkeren. Het uitgangspunt in het stedenbouwkundig plan is om het straatbeeld open en groen te houden. Parkeren wordt daarom opgelost op de eigen kavels achter de rooilijn, door inpandige garages of worden opgenomen in kleine clusters omzoomd door groen. Daarnaast ligt de focus op het delen van parkeerplaatsen. Zo kunnen de parkeerplaatsen die overdag worden gebruikt door de Willinkschool, 's avonds worden gebruikt door bewoners.
Milieuprestaties
Ten aanzien van energiezuinig bouwen met een lage milieubelasting staan er in het bouwbesluit richtlijnen (EPC-norm) opgenomen. GGZ inGeest heeft duurzaamheid hoog in het vaandel en zal bij de selectie van ontwikkelende partijen een beschrijving van de milieuambitie opnemen. Bij de selectie van ontwikkelende partijen zullen aanvullende duurzaamheidsambities worden opgesteld en zullen zij gelden als eis voor deelname.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Bloemendaal heeft voor duurzaam bouwen een lokaal stimuleringsbeleid geformuleerd in het duurzaamheidsprogramma van 2015-2018. Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR-gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers voor een bouwplan. De gemeente Bloemendaal heeft momenteel een GPRscore van minimaal een 8 voor Energie en Gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema’s Milieu, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde.
Voor een hoekwoning en vrijstaande woning wordt de score 0,5 punt lager gesteld. Voor een hoger niveau van duurzaam bouwen is het mogelijk om de ambitie te verhogen naar minimaal 9 voor het thema ‘energie’ (richting BENG, “Bijna Energie Neutrale Gebouwen”).
Landelijke en Europees beleid
Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw voldoen aan de eisen voor BENG, “Bijna Energie Neutrale Gebouwen”. BENG vervangt dan de EPC. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.
In het nationaal energieakkoord voor duurzame groei is afgesproken dat de energievoorziening in 2050 geheel klimaatneutraal is. Voor de gebouwde omgeving betekent dat geen aardgas meer gebruikt mag worden voor het verwarmen van gebouwen: de warmtetransitie (Energierapport van het ministerie van Economische Zaken).
Aardgasvrije nieuwbouw
Op 1 februari 2018 heeft de gemeente Bloemendaal de intentieovereenkomst voor aardgasvrije nieuwbouw ondertekend samen met de andere gemeenten in de metropoolregio Amsterdam. In deze intentieovereenkomst is opgenomen dat alle nieuwbouwwoningen waarover het besluit om te bouwen na 1 februari 2018 valt, worden opgeleverd zonder aardgasaansluiting.
De intentieovereenkomst sluit aan op het besluit dat de Eerste Kamer op 6 april 2018 nam om de gasaansluitplicht voor nieuwbouw uit de wet te schrappen. De wet isop 1 juli 2018 in werking getreden. Realisatie van aardgasvrije woningen is per 1 juli 2018 hoofdregel door nieuwbouw niet meer aan te sluiten op het gastransportnet, de toekomstige woningen worden dus niet meer aangesloten op het aardgasnet.
Het plan
De nieuwbouwwoningen binnen het plangebied worden gasloos gebouwd. Hiermee wordt voldaan aan het meest actuele beleid.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop milieukwaliteitseisen, waterhuishouding, archeologie, cultuurhistorie en natuurbelangen in het plan zijn betrokken. In dit hoofdstuk worden deze sectorale belangen beschreven.
Doel van de voorgenomen ontwikkeling is het realiseren van nieuwbouw voor woningen en beperkt kleinschalige bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen en horeca. Waarbij ook bestaande karakteristieke panden hergebruikt zullen worden. In het kader van het voorbereiden van het bestemmingsplan voor deze ontwikkeling dient te worden beoordeeld of voor dit project een mer(beoordelings)plicht geldt.
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor, of een besluit neemt over, projecten met belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu een milieueffectrapportage te doorlopen. Bijlage C van het Besluit m.e.r. geeft de aard van de projecten en de omvang waarvoor een milieueffectrapportage dient te worden opgesteld. Van projecten genoemd in bijlage D Besluit m.e.r. moet per geval worden gekeken of zij tot negatieve effecten voor het milieu kunnen leiden. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is voor in kolom 1 van bijlage C en D genoemde activiteiten altijd de toets noodzakelijk of sprake is van een project met belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Deze toets dient in dat geval plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn.
Op basis van de omvang van het programma en functies/activiteiten zoals is omschreven in hoofdstuk 2 is bepaald of een m.e.r.-beoordeling nodig is. De relevante voorgenomen ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt betreft:
Op basis van toetsing aan het Besluit m.e.r. is sprake van 'activiteiten' (= voorgenomen programma dat het bestemmingsplan mogelijk maakt) die worden genoemd in kolom 1, van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Categorie D11.2). Van een directe m.e.r.-plicht is geen sprake. Het aantal woningen en het bedrijfsoppervlak blijft ruim onder de in het besluit genoemde drempelwaarden.
Omdat een ruimtelijk besluit wordt voorbereid, moet het bevoegd gezag beoordelen of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, als gevolg van de activiteiten, kunnen worden uitgesloten. Om de beoordeling uit te kunnen voeren, moet voor de voorgenomen activiteiten (= voorgenomen ontwikkeling) een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. Indien belangrijke nadelige gevolgen kunnen worden uitgesloten, wordt dit in het ruimtelijk besluit gemotiveerd. Indien belangrijke nadelige gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd volgens de procedurele stappen die zijn opgenomen in paragraaf 7.6 Wet milieubeheer (deze stap kan ook worden overgeslagen indien direct besloten wordt een m.e.r.-procedure te doorlopen).
Voor de herontwikkeling zijn diverse milieuonderzoeken uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er geen belangrijke nadelige milieuhygiënische effecten zijn. In onderstaande paragrafen zijn de uitkomsten van de onderzoeken weergegeven. Hiermee is voldaan aan de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de gemeenteraad besloten dat er geen mer-plicht geldt.
Indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk maakt, dient akoestisch onderzoek verricht te worden. Bestaande wegen, die niet zijn aangewezen als woonerf of 30 km zone, hebben een wettelijke geluidzone. Indien binnen deze zone nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient met een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat er voldaan wordt aan de hoogst toelaatbare waarde van de Wet geluidhinder.
Indien uit onderzoek blijkt dat de hoogst toelaatbare waarde (voorkeursgrenswaarde) van 48 dB (voor wegverkeerslawaai) respectievelijk 55 dB (voor spoorweglawaai) op de gevel wordt overschreden, zal er een hogere waarde vastgesteld moeten worden.
Omdat de herontwikkeling voorziet in de bouw van nieuwe woningen, is voor de te doorlopen procedure ten behoeve van de voorgenomen herontwikkeling van Park Vogelenzang een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Goudappel Coffeng. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage Verkeers- en milieuonderzoek Park Vogelzang Bennebroek, d.d. 29 november 2016, met kenmerk RSR009/Kmc/0031.01. Deze rapportage is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
In het akoestisch onderzoek is het wegverkeerslawaai en het railverkeerslawaai beschouwd. Uit dit onderzoek blijkt samengevat het volgende.
Rijksstraatweg
Aan de westkant van het plangebied is de Rijksstraatweg gelegen. De Rijksstraatweg is een gezoneerde weg in het kader van de Wet geluidhinder. Ten gevolge van Rijksstraatweg kan niet voor het gehele plangebied worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Uit de contouren blijkt dat in een situatie zonder bebouwing de voorkeursgrenswaarde tot circa 120 m van de Rijksstraatweg overschreden wordt. Dit is in de situatie zonder nieuwe bebouwing. In de praktijk zal de nieuwe bebouwing naar verwachting ook een afschermend effect hebben op de achterliggende bebouwing. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt voor de bouwvlakken niet overschreden. Op de randen van de bouwvlakken is aan de westzijde een maximale geluidsbelasting berekend van 60 dB.
Op onderstaande figuur is te zien dat in het overgrote deel van het plangebied voor wegverkeerslawaai wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
Figuur 5.1: Contouren wegverkeerslawaai Rijksstraatweg
30 km/h wegen
Aan de westkant van het plangebied is de Leidsevaart gelegen. Deze weg kent een maximum snelheid van 30 km/h. Wanneer de relatie gelegd wordt met de normen uit de Wet geluidhinder, is te zien dan ter hoogte van de bouwvlakken geen geluidsbelastingen te verwachten zijn die hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Daarnaast is nog een aantal 30 km/h wegen gelegen binnen het plangebied Park Vogelzang. Op deze wegen is alleen geëigend bestemmingsverkeer aanwezig. Doorgaand verkeer door het plangebied richting het noorden is in voorliggende situatie niet mogelijk. De verwachting is dat de ten gevolge van het verkeer op deze interne wegen, er geen onaanvaardbaar hoge geluidsbelastingen ontstaan.
Gevolgen elders
De nieuwe woningen zorgen voor extra verkeer. Het plangebied wordt ontsloten op de Rijksstraatweg en voor de omliggende woningen is inzichtelijk gemaakt in hoeverre er sprake is van waarneembare toe- of afnames van de geluidsbelasting.
Als gevolg van het extra verkeer van de woningbouw is geen waarneembare geluidstoename van de omliggende woningen te verwachten als gevolg van het extra verkeer op de Rijksstraatweg.
Effecten langs de Groot Hoefbladlaan
Onderzocht is in hoeverre ten gevolge van de Groot Hoefbladlaan onaanvaardbare geluidssituaties te verwachten zijn. Dit geldt met name voor de school direct ten noorden van de Groot Hoefbladlaan. Er is geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde te verwachten. Verder is nog onderzocht wat het effect is op de geluidsbelasting op de woningen direct aan de overzijde van de Rijksstraatweg. Ook hier wordt ten gevolge van de Groot Hoefbladlaan de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Het geluid ten gevolge van de Rijksstraatweg is in voorliggende situatie voor deze woningen maatgevend.
Fysieke wegaanpassing Rijksstraatweg
In de situatie waarin de woningen gerealiseerd worden, is een fysieke aanpassing aan de aansluiting(en) van het plangebied op de Rijksstraatweg noodzakelijk om de kwaliteit van de verkeersafwikkeling te verbeteren. Bij de nadere uitwerking zal een gedetailleerd akoestisch onderzoek op woningniveau plaatsvinden.
Maatregelen wegverkeer
Ten gevolge van het verkeer op de Rijksstraatweg is op een deel van het plangebied een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde berekend. Van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde is in voorliggende situatie geen sprake. Onderzocht is of bron- of overdrachtsmaatregelen genomen kunnen worden.
Als bronmaatregelen kan met geluidsreducerend asfalt de geluidsbelasting worden gereduceerd met circa 3 dB. De slijtvastheid van dergelijke geluidsreducerende wegdekken is echter onvoldoende, waardoor de toepassing op kruispunten en rotondes minder wenselijk is. Op kruispunten en rotondes zijn hogere wringingskrachten en deze krachten resulteren in het te snel slijten van asfalt. In voorliggende situatie is op de Rijksstraatweg een aantal aansluitingen aanwezig, waaronder de aansluiting bij de Groot Hoefbladlaan. Geluidsreducerend asfalt is op deze locatie daardoor lastig inpasbaar.
Een andere mogelijkheid om de geluidsbelasting te beperken is overdrachtsmaatregelen in de vorm van een geluidsscherm of een geluidswal aan de westzijde van de Rijksstraatweg. Om voor het hele plangebied te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, is een geluidsafscherming nodig met een hoogte van circa 5 m. Een dergelijke afscherming heeft veel ruimtelijke impact en is gezien het aantal woningen naar verwachting niet reëel te achten. Daarnaast is een dergelijke afscherming lastig inpasbaar in verband met de aanwezige woningen en aansluitingen. Ook vanuit stedenbouwkundig oogpunt is een dergelijke geluidsafscherming naar verwachting niet wenselijk.
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een spoorverbinding. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat voor een deel van het plangebied als gevolg van het railverkeerslawaai op deze spoorverbinding de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden. Op de randen van de bouwvlakken is namelijk een maximale geluidsbelasting berekend van 62 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt daarmee met 7 dB overschreden.
Figuur 5.2: Contour railverkeer
Deze geluidsbelasting is ter hoogte van de spoorbrug berekend. Daar is geen geluidsafscherming aanwezig. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt in voorliggende situatie niet overschreden. Omdat sprake is van normoverschrijdingen is onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor het toepassen van geluidsreducerende maatregelen.
Maatregelen railverkeer
Ten gevolge van het railverkeer is voor een deel van het plangebied een overschrijding berekend van de voorkeursgrenswaarde. Van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde is in voorliggende situatie geen sprake. Onderzocht is of bron- of overdrachtsmaatregelen getroffen kunnen.
Als bronmaatregel is bijvoorbeeld het toepassen van raildempers een mogelijkheden om de geluidsbelasting te reduceren. Het geluidsreducerend effect van raildempers bedraagt maximaal 3 dB. Met een dergelijke geluidsreductie kan binnen het plangebied nog niet overal worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Daarnaast zijn raildempers ter hoogte van de aanwezige bruggen naar verwachting niet inpasbaar.
Een andere mogelijkheid is het aanpassen van de op dit moment aanwezig geluidsafscherming langs de spoorbaan. Om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB, dient het geluidsscherm te worden opgehoogd en te worden verlengd. Het is naar verwachting echter niet reëel te achten om voor een relatief beperkt aantal woningen een dergelijke ingrijpende maatregel toe te passen. Het realiseren van afscherming in het plangebied zelf is ook een mogelijkheid maar veel minder effectief. Dit omdat de spoorbaan op hoogte gelegen is en de geluidafscherming veel verder van de bron gerealiseerd wordt. De afscherming zou in dat geval een vergelijkbare hoogte moeten hebben als de toekomstige geluidsgevoelige bebouwing. Dergelijke impactvolle afschermende maatregelen zijn in voorliggende situatie naar verwachting dan ook niet reëel.
Voor een deel van het plangebied is een overschrijding te verwachten van de voorkeursgrenswaarde. Zoals hierboven is aangegeven, zijn maatregelen niet mogelijk of wenselijk. Daarom zijn er hogere waarden vastgesteld voor de woningen met een hogere geluidbelasting dan 48 dB als gevolg van wegverkeerslawaai. Ook voor railverkeerslawaai zijn hogere waarden vastgesteld. Het gaat hierbij om de woningen met een hogere geluidbelasting dan 55 dB. Het besluit is als Bijlage 4 opgenomen.
Ten gevolge van het verkeer op de Rijksstraatweg wordt voor een deel van het plangebied de voorkeursgrenswaarde overschreden. Dit geldt met name voor de oostzijde van het plangebied. Ten gevolge van het railverkeer worden overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde aan de westzijde van het plangebied verwacht. De maximale ontheffingswaarde wordt in geen geval overschreden. Er worden voor zowel wegverkeerslawaai als railverkeerslawaai hogere waarden aangevraagd, omdat maatregelen niet mogelijk, doelmatig of niet wenselijk zijn. Op de verbeelding zijn de aanduidingen 'geluidzone - wegverkeer' en 'geluidzone - spoorweg' opgenomen voor de gebieden waar de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (voor wegverkeerslawaai) respectievelijk 68 dB (voor spoorweglawaai) op de gevel wordt overschreden. Het besluit hogere grenswaarde geldt voor alle woningen binnen de gebieden met deze aanduidingen.
Hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) is op 15 november 2007 in werking getreden. Het doel van dit hoofdstuk is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmeringen voor ruimtelijke ontwikkelingen als een project “niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM)” aan de luchtverontreiniging.
Een project draagt niet in betekenende mate bij indien aannemelijk is gemaakt dat de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze aannemelijk kan maken dat het geplande project niet in betekenende mate bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
Goudappel Coffeng heeft onderzocht of de voorgenomen ontwikkeling in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast is een doorkijk gegeven naar de berekende concentraties voor luchtkwaliteit in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) langs wegen in de omgeving. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage Verkeers- en milieuonderzoek Park Vogelzang Bennebroek, d.d. 29 november 2016, met kenmerk RSR009/Kmc/0031.01. Deze rapportage is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
Uit de analyse van Goudappel Coffeng blijkt samengevat dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In de bijlagen 3A en 3B van de Regeling NIBM is namelijk aangeven in welke gevallen een nieuwe woningbouwlocatie niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarbij wordt aangegeven dat een woningbouwlocatie van die kleiner of gelijk is aan 1.500 nieuwe woningen, die via 1 ontsluitingsweg worden ontsloten, niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In voorliggende situatie gaat het om 250 nieuwe woningen. Nader onderzoek naar de situatie voor luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.
Voor de volledigheid is inzichtelijk gemaakt welke huidige concentraties berekend zijn langs de Rijksstraatweg. Deze weg is de meest nabije weg die in het NSL is opgenomen. Op basis van de beschikbare gegevens uit de NSL monitoringstool (versie 2015) is voor rekenpunt 133561 gekeken welke concentraties berekend zijn voor 2015. Naar de toekomst toe worden de concentraties lager door het schoner worden van het wagenpark en de daarmee samenhangende lagere achtergrondconcentraties. Daardoor is voor 2015 sprake van een 'worst case'-situatie.
Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast blijkt uit het NSL dat ter hoogte van het plangebied geen sprake is van normoverschrijdingen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de geplande herontwikkeling.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat milieugevoelige functies (zoals woningen en verzorgingshuizen) niet komen te liggen binnen belemmeringencirkels van nabijgelegen bedrijven. Voorkomen moet worden dat bestaande bedrijven worden belemmerd in hun bedrijfsvoering als gevolg van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Daarnaast dient aangetoond te worden dat bestaande bedrijven geen onaanvaardbaar effect hebben op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te ontwikkelen functie. Voor wat betreft de onderbouwing daarvan dient in eerste instantie te worden uitgegaan van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” uit 2009. Deze brochure geeft minimale richtafstanden vanaf de grens van een bedrijf tot een gevoelige functie die aangehouden moeten worden.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijfslocaties die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het Park Vogelenzang.
In het plangebied zelf is kleinschalige bedrijvigheid in categorie 1 en 2 mogelijk. En in de watertoren kan horeca categorie 1, 2 of 3 gerealiseerd worden. Dit is daghoreca, een restaurant of logies.
Zowel de kleinschalige bedrijvigheid als de horeca kan direct naast woningen worden gerealiseerd.
Bij de horeca is tevens een terras mogelijk. Het stemgeluid van het terras kan overlast geven op woningen. De horecafunctie en het terras zijn nader beschouwd in Bijlage 6 Beoordeling horeca.
Hieruit blijkt dat realisatie van de beoogde horecavoorziening én de nabijgelegen woningen mogelijk is zonder dat dat tot geluidhinder zal leiden. Eventueel kan bij het ontwerp van de meest nabij gelegen woningen nog een zogenaamde "dove gevel" worden toegepast (een gevel zonder, dan wel bij hoge uitzondering te openen delen), bijvoorbeeld op de kop van een rij grondgebonden eengezinswoningen. Ook kan door het oprichten van een schutting eventuele geluidhinder in een tuin van een woning worden weggenomen dan wel kan met een terrasscherm nabij de watertoren de geluiduitstraling van het terras en de horecalocatie nog verder worden beperkt. Bij de verdere uitwerking van het plan alsmede bij de melding krachtens het Activiteitenbesluit milieubeheer voor de horeca-locatie kan dit meer in detail worden onderzocht.
De beoogde functies (wonen, kleinschalige bedrijvigheid en horeca) zijn direct naast elkaar mogelijk. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het vigerende beleid is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers.
LPB Sight heeft beoordeeld of het aspect externe veiligheid een belemmering vormt voor de herontwikkeling van Park Vogelenzang. De resultaten van deze analyse zijn verwoord in Bijlage 7 Notitie externe veiligheid.
Het plangebied ligt langs de N208 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaats vindt. De N208 leidt niet tot een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 ).
Het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N208 is 0,024 maal de oriënterende waarde, dit is (ruim) kleiner dan een factor 10 onder de oriënterende waarde.
Gebleken is dat het aspect externe veiligheid in relatie tot het voorgenomen plan Park Vogelenzang geen nader onderzoek vergt en dan ook geen belemmering voor de planontwikkeling vormt.
Gelet op de beperkte afstand tot de N208 dienen wel maatregelen te worden getroffen teneinde de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en hulpverlening te vergroten. Bij de nadere uitwerking dient aandacht te worden besteed aan de situering van ontsluitingswegen, bluswatervoorzieningen en (nood)uitgangen, voor de maatschappelijke objecten dient een noodplan te worden opgesteld en personen die in het gebied verblijven, moeten voldoende geïnformeerd zijn over hoe te handelen bij een calamiteit.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Park Vogelenzang te Bennebroek. Het onderzoek is uitgevoerd conform BRL SIKB 2000, VKB- protocol 2001 plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen en VKB- protocol 2002 het nemen van grondwatermonsters. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn opgenomen in Bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek.
Uit het verrichte verkennend bodemonderzoek blijkt samengevat het volgende.
Ter plaatse van de deellocaties I, II, III, V, VIII, M en N zijn in de grond en/of het grondwater maximaal lichte verontreinigingen aangetroffen. Nader onderzoek ter plaatse van deze deellocaties is niet noodzakelijk.
Ter plaatse van het noordoostelijk deel van deelgebied VI (boring B6,03) is in de ondergrond (1-1,5 m-mv) een matige verontreiniging met PAK aangetroffen. Vervolgens zijn aanvullend werkzaamheden verricht om de omvang van de matige PAKverontreiniging te bepalen. Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat de matige verontreiniging met PAK beperkt van omvang is. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (< 25 m³ sterk verontreinigd bodemvolume).
Ter plaatse van zuidoostelijk deel van deellocatie VII (boring BO7,03) is in de bovengrond (0-0,5 m-mv) een sterke verontreiniging met koper aangetroffen. Vervolgens zijn aanvullend werkzaamheden verricht om de omvang van de sterke koperverontreiniging te bepalen. Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat de sterke verontreiniging met koper beperkt van omvang is. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (< 25 m³ sterk verontreinigd bodemvolume).
Geconcludeerd kan worden dat er milieuhygiënisch geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen herontwikkeling van het terrein. Omdat blijkt dat de grond plaatselijk puinhoudend is, adviseert de omgevingsdienst om voorafgaand aan de realisering van bouwplannen in deelgebied I een verkennend asbestonderzoek uit te voeren.
In de Wro is onder andere de afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. Hiervoor wordt het watertoetsproces doorlopen waarbij de conclusies ten aanzien van alle wateraspecten in een waterparagraaf worden beschreven. In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met o.a. de waterschappen. In artikel 3.1.6. van datzelfde besluit is aangegeven dat in de toelichting op een bestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. De waterhuishoudkundige aspecten omvatten veiligheid, schoon water, voldoende water en doelmatig beheer en onderhoud.
Kaderrichtlijn Water
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een “goede ecologische toestand” (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een “goed ecologisch potentieel” (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.
Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.
Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn 'het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast'. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.
In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.
Provinciale Watervisie 2021
Op 16 november 2015 heeft de provincie Noord-Holland de Watervisie 2021 vastgesteld. Hiermee geeft de provincie vervolg aan het provinciale Waterplan 2010-2015. De Watervisie is afgestemd met de Stroomgebiedbeheerplannen uit de Kaderrichtlijn Water. De Watervisie is een strategisch beleidsdocument voor de periode 2016-2021 en beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 met doorkijk naar 2040.
De Watervisie is integraal onderdeel van het strategisch omgevingsbeleid en heeft een directe relatie met de provinciale structuurvisie. In de Watervisie richt de provincie zich op de thema's veilig, schoon en voldoende water en werkt die uit in doelstellingen voor onder andere veilige dijken en duinen, robuuste inrichting van het achterland, rampenbeheersing bij overstromingen, kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, zoetwatervoorziening en het tegengaan van wateroverlast.
Waterbeheerplan 2016-2021
Het Hoogheemraadschap van Rijnland stelt elke zes jaar in een Waterbeheerplan vast welke maatregelen nodig zijn om de taken voor droge voeten en schoon water zo goed mogelijk uit te voeren. Op 14 maart 2016 is het Waterbeheerplan 2016-2021 in werking getreden.
'Waardevol Water, Samen met onze partners werken we aan droge voeten en schoon water, tegen zo laag mogelijke kosten' is de slogan van het nieuwe waterplan. Het Hoogheemraadschap zet daartoe in de komende planperiode in op:
Natuurvriendelijke oevers
Een belangrijk element in het waterbeheerplan is de wens om zoveel mogelijk natuurvriendelijke oevers aan te leggen. Het hoogheemraadschap definieert deze als volgt: "natuurvriendelijke oevers zijn flauw aflopende oevers waarbij, naast de waterkerende functie, nadrukkelijk ruimte is voor planten en dieren. Een natuurvriendelijke oever is zo ingericht dat de gewenste natuur zich daar goed kan ontwikkelen en handhaven. Natuurvriendelijke oevers bieden een gezonde, natuurlijke omgeving met een grote verscheidenheid aan flora en fauna. Daarnaast leidt de aanleg tot een betere waterkwaliteit.". De aanleg van deze oever geschiedt zowel op initiatief van het hoogheemraadschap als op initiatief van bewoners wiens grond is gelegen aan water.
Keur en Beleidsregels
Per 1 juli 2015 is de Keur Rijnland in werking getreden. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor:
De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. Het bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening het watersysteem op orde te houden of te krijgen.
Bij de Keur horen uitvoeringsregels waarin de voorwaarden voor werkzaamheden bij water en dijken zijn opgenomen.
Leggers
Het hoogheemraadschap geeft in verschillende leggers aan hoe breed en diep alle wateren moeten zijn en voor alle waterkeringen hoe hoog en hoe breed. Ook staat erin wie waar voor welk onderhoud verantwoordelijk is.
Watercompensatie
Volgens de eisen van het Hoogheemraadschap van Rijnland moet een toename van verhard oppervlak worden gecompenseerd door de aanleg van oppervlaktewater.
Riolering
Bij de inzameling en het transport van afvalwater van nieuwe bebouwing wordt in eerste instantie alleen huishoudelijk afvalwater ingezameld. Schoon- en vuilwaterstromen worden volledig gescheiden. Al het stedelijk afvalwater wordt gezuiverd.
Het gemengde riool dient te worden vervangen door een gescheiden rioolstelsel, waarbij de gemeente voorkeur heeft voor een infiltratieriool (IT-riool).
De gemeente Bloemendaal zet met haar beleid voor niet aankoppelen bij nieuwbouw in op duurzaamheid voor de lange termijn. Bij nieuwbouw of vervangende nieuwbouw wordt hemelwater in principe binnen het plangebied gehouden en niet afgevoerd via het riool. In de praktijk komt dit op het volgende neer:
Uit de legger blijkt dat de Leidse Trekvaart een primaire watergang is. Deze watergang ligt deels in het plangebied.
In opdracht van GGZ inGeest heeft Fugro in juli 2018 een notitie opgesteld die ingaat op de mogelijkheden voor watercompensatie (Bijlage 9 Watercompensatie).
De toename van de verharding bedraagt 4.818 m². Uitgaande van 15% compensatie zal er 723 m2 extra wateroppervlak gerealiseerd moeten worden.
Watercompensatie door verbreding van de Leidsevaart is niet toegestaan. Bovendien ligt het gezien het hoogteverloop binnen het plangebied niet voor de hand om hemelwater af te voeren in westelijke richting. Omdat ten oosten van het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig is, heeft compensatie binnen het plangebied niet de voorkeur. Gezien het hoogteverloop, de bodemopbouw en de grondwaterstand is berging en infiltratie van regenwater in de bodem met wadi's haalbaar. Bij het uitvoeren van de watercompensatie met wadi's worden deze bij voorkeur aangelegd op de locaties waar het maaiveld (en de ontwateringsdiepte) het hoogst is, omdat hier het effect van grondwaterstandbeïnvloeding op de omgeving het minst is en afvoer via het riool op deze locaties zoveel mogelijk beperkt blijft. Afvoer van hemelwater via het riool gebeurt zo vooral op lagergelegen locaties, waar de mogelijkheden voor infiltratie vanwege de ontwatering minder zijn.
De notitie Watercompensatie is afgestemd met de gemeente en het hoogheemraadschap. Voor de vereiste watercompensatie wordt geadviseerd binnen het plangebied wadi's aan te leggen. Bij de nadere uitwerking van de inrichtingsplannen dient de werkelijke watercompensatie te worden vastgesteld. Voorafgaand aan het ontwerpen van de wadi's en het IT-riool dient de doorlatendheid van de bodem te worden bepaald. De inrichting van de openbare ruimte en de wadi's dient te worden afgestemd op de eisen van de gemeente.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is het accent komen te liggen op het streven naar het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem (in situ) en het beperken van (de noodzaak van) archeologische opgravingen. Uitgangspunt van het beleid is het principe 'de verstoorder betaalt'. Bij het voorbereiden van werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren (zoals de aanleg van een weg, een nieuwe woonwijk, een bedrijventerrein), dient onderzocht te worden of daardoor archeologische resten verstoord kunnen worden (dat kan bijvoorbeeld door booronderzoek of sleuvenonderzoek - beide na een gedegen bureauonderzoek). Als uit het onderzoek blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn en deze niet ter plaatse behouden kunnen blijven, dan dient de initiatiefnemer van het werk de kosten die gepaard gaan met het opgraven en conserveren van de plaats te dragen.
In opdracht van GGZ inGeest heeft RAAP in juni 2017 een archeologisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 10 Verkennend archeologisch onderzoek). Het onderzoek is nodig in het kader van de herontwikkeling, aangezien naar verwachting eventueel aanwezige archeologische resten bij toekomstige graafwerkzaamheden in het gebied zullen worden verstoord. Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is derhalve verplicht conform het vigerend gemeentelijk beleid.
Figuur 5.3: Archeologische verwachtingswaarden
Zoals op basis van het bureauonderzoek reeds verwacht werd, bestaat de opbouw van het plangebied uit een strandwal, die bedekt is met een pakket Oud Duinzand. Voor deze afzettingen gold een hoge archeologische verwachting voor het Laat Neolithicum t/m de Nieuwe tijd. Tijdens het verkennend booronderzoek is de bodemopbouw en de mate van recente verstoringen van de bodem van het plangebied in kaart gebracht. Uit het onderzoek blijkt dat de bodem in het noordoostelijke deel van het plangebied in het recente verleden tot 0,3 à 0,4 m –NAP (1 à 1,5 m beneden maaiveld) is verstoord. Daarom kan in die zone de verwachting naar laag worden bijgesteld.
Het verkennend onderzoek heeft aangetoond dat de ondergrond tussen de plekken waar bebouwing staat of heeft gestaan nog goeddeels intact is. Bovendien hebben de boringen aangetoond dat er tot op aanzienlijke diepte overstoven humeuze niveaus voor kunnen komen. Dit betekent dat er ook onder de bestaande bebouwing, indien er geen diepe kelders onder liggen, nog archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Voor een deel van het plangebied geldt dan ook een hoge archeologische verwachting. Daarom wordt in het onderzoek geadviseerd om in een deel van het plangebied een vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van proefsleuven. Een dergelijk onderzoek behoort plaats te vinden op basis van een goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog en ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bevoegde overheid.
In het noordoostelijke deel van het plangebied (zie 5.3) is in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek nodig aangezien de ondergrond daar diep (tot 0,3 à 0,4 m –NAP) is verstoord. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Uit het verkennend archeologisch onderzoek is gebleken dat een deel van het terrein een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. Voor deze gronden is de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' opgenomen.
Het terrein, de voormalige 16e eeuwse buitenplaats Lokhorsterduin, werd in 1924 door de 'Vereniging tot Christelijke verzorging van geestes- en zenuwzieken' gekocht. Tussen 1927 en 1939 werd het terrein en de gebouwen volgens het ontwerp van A.T. Kraan gerealiseerd in een verstrakte versie van de Amsterdamse School. Het terrein is ontworpen volgens een zogenoemd paviljoenstelsel: bebouwing of complexen die los in het groen staan. Uniek aan het terrein is dat zowel de gebouwen als het stedenbouwkundig/landschappelijke ontwerp van het terrein ontworpen is door één architect.
In de loop van de tijd zijn 'originele' panden gesloopt vanwege nieuwe eisen die gesteld werden aan het verlenen van (geestelijke) zorg. Panden die worden behouden zijn het gebouw Vogelenzang, Beukenhorst en Lokhorst, Westerhout, de Speeldoos, de Kerk en het Energiegebouw met Watertoren. Met name rondom de historische bebouwing is de landschappelijke aanleg en inrichting nog intact gebleven.
Het complex wordt vanuit cultuurhistorisch perspectief geprezen vanwege de duidelijke stedenbouwkundige en architectonische samenhang. Het terrein geeft tevens een goed beeld over hoe in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw gedacht werd over de verzorging van psychiatrische patiënten.
Bij besluit van 21 augustus 2007 is het grondgebied van Park Vogelenzang aangewezen als gemeentelijk monument en opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. Het gaat daarbij enerzijds om het historische complex en anderzijds om de verschillende individuele panden binnen dat complex en de landschappelijke inrichting. In de redengevende omschrijving is geen begrenzingenkaart opgenomen. Om discussie bij bouwplannen te voorkomen is ter aanvulling op de gemeentelijke monumentenlijst een begrenzingenkaart opgenomen in de Monumentenverordening Bennebroek 2006.
Figuur 5.4: Begrenzing gemeentelijk monument De Geestgronden
De monumentenbescherming heeft uitsluitend betrekking op de panden en terreinen binnen deze begrenzing. Daarbuiten is de monumentenbescherming niet van toepassing. Tot het complex behoren de volgende onderdelen:
De monumenten zijn van groot belang voor de uitstraling van het gebied. Deze monumenten zullen behouden blijven, maar ook een drager te zijn van de toekomstige ruimtelijke kwaliteit.
Een deel van het terrein en een aantal gebouwen zijn aangewezen als gemeentelijk monument.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient bezien te worden wat het effect daarvan is op de natuurwaarden op en in omgeving van de betreffende locatie. In dat verband dient bezien te worden of op grond van de Wet natuurbescherming beschermde planten- en diersoorten worden verstoord door de voorgenomen ingreep. Tevens moet beoordeeld worden of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op Natura 2000 gebieden, houtopstanden die middels de Wet natuurbescherming zijn beschermd, of op gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt in de nabijheid van Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Dit gebied bevat stikstofgevoelige habitats en is gelegen op 1,2 km van Park Vogelenzang. Uit onderzoek is gebleken dat de ontwikkeling op geen enkele hexagoon (hectare) met stikstofgevoelige habitats of leefgebieden een toename wordt berekend van meer dan 0,00 mol/ha/jaar (zie Bijlage 11 Notitie stikstofdepositie). Daarmee kan worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden ten gevolge van realisatie van het plan.
Soortenbescherming
Door Ecogroen is een quickscan natuurtoets in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd (Bijlage 12 Natuurtoets). Hieruit blijkt het volgende:
In de Natuurtoets is geadviseerd nader onderzoek te doen naar naar de aanwezigheid van (vaste verblijfplaatsen van) vleermuizen, Huismus en Gierzwaluw.
Toekomstige vestiging van Eekhoorn in het gebied is niet uitgesloten omdat met name langs de randen van het plangebied geschikt leefgebied aanwezig is. Indien hier bomen en beplanting worden verwijderd is het van belang vooraf te controleren of nesten van de soort aanwezig zijn. Als nesten worden aangetroffen dan is het opstellen van een ecologisch werkprotocol noodzakelijk. In dit werkprotocol worden mitigerende maatregelen beschreven die de soort ontzien.
Omdat uit quickscan natuurtoets is gebleken dat vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en jaarrond beschermde nestplaatsen van vogels niet op voorhand konden worden uitgesloten heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden om inzichtelijk te krijgen welke functie de bebouwing en bomen in het plangebied hebben voor deze soorten (Bijlage 13 Aanvullend soortenonderzoek).
Uit dit aanvullend onderzoek blijkt het volgende.
In het plangebied zijn diverse vaste verblijfplaatsen van Gewone en Ruige dwergvleermuizen vastgesteld in zowel bomen (Ruige dwergvleermuis) als gebouwen (Ruige en Gewone dwergvleermuis). Bij het kappen van bomen en het slopen of renoveren van bebouwing - met verblijfplaatsen van vleermuizen - treedt verstoring en/of schade op aan individuele dieren en verblijfplaatsen. Het is daarom noodzakelijk dat een ontheffing van de Wet natuurbescherming wordt aangevraagd bij het bevoegd gezag (provincie).
Het plangebied ligt nabij Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. De ontwikkeling heeft geen negatief effect op dit natuurgebied.
In het plangebied zijn diverse vaste verblijfplaatsen van Gewone en Ruige dwergvleermuizen vastgesteld in zowel bomen (Ruige dwergvleermuis) als gebouwen (Ruige en Gewone dwergvleermuis). Bij het kappen van bomen en het slopen of renoveren van bebouwing - met verblijfplaatsen van vleermuizen - treedt verstoring en/of schade op aan individuele dieren en verblijfplaatsen. Het is daarom noodzakelijk dat een ontheffing van de Wet natuurbescherming wordt aangevraagd bij het bevoegd gezag (provincie).
Verder zijn in het plangebied diverse algemeen voorkomende broedvogelsoorten van bossen en parken aanwezig en te verwachten.
Andere beschermde soorten/soortgroepen worden in het plangebied niet verwacht.
Ter bescherming van de aanwezige beschermde diersoorten is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, die erop toeziet dat pas een omgevingsvergunning voor werken en bouwen wordt verleend nadat vaststaat dat wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming, dan wel met een ontheffing en zonodig door het nemen van maatregelen kan worden voldaan aan de bepalingen van de Wet natuurbescherming.
Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan kan het noodzakelijk zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening rekening te houden met trillingsbronnen en de mogelijke overlast (hinder of verstoring) daarvan. Conform artikel 3.1.6 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening moet een motivering worden opgenomen omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Het bestemmingsplan maakt trillingsgevoelige functies (woningen) mogelijk. Ten westen van het plangebied ligt de spoorlijn Haarlem - Leiden. Railverkeer geldt als mogelijke trillingsbron.
Er zijn geen wettelijke eisen betreffende de trillingen in woningen door railverkeer. Als richtlijn wordt in het algemeen de publicatie van de Stichting Bouwresearch, de SBR meet- en beoordelingsrichtlijn deel B: ‘Hinder voor personen in gebouwen’, augustus 2002, gehanteerd. In deze richtlijn worden streefwaarden gegeven voor trillingen in woningen door bijvoorbeeld railverkeer voor nieuwe en bestaande situaties.
Van 28 juni tot 4 juli 2019 zijn binnen het plangebied door LBP Sight metingen verricht van de trillingsniveaus op 65 meter afstand van het spoor. Uit deze metingen blijkt dat de trillingen bij de nieuwbouw binnen het plangebied, binnen 105 meter afstand van het spoor, naar verwachting niet voldoen aan de streefwaarden voor trillingen volgens de SBR Richtlijn B voor nieuwe woningen. Door de verzwakking in de bodem (geometrische afname en demping) wordt op een afstand van meer dan 105 m van het spoor geen overschrijding meer verwacht van de grenswaarden. De rapportage van het trillingsonderzoek is als Bijlage 14 opgenomen.
De overschrijding is te ondervangen met bouwtechnische maatregelen, zoals het toepassen van een trilling geïsoleerde fundering of het toepassen van lange en stijve funderingspalen, eventueel gecombineerde met verstijving en/of verzwaring van de fundering.
Bij de omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen van de woningen zal nauwkeuriger in beeld moeten worden gebracht welke bouwtechnische maatregelen worden genomen om hinder als gevolg van trillingen te beperken tot een aanvaardbaar niveau. Hiervoor is in de bouwregels van de bestemming Woongebied een voorwaardelijke verplichting opgenomen, gekoppeld aan de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - trillingsreducerende maatregelen' op de verbeelding, die is opgenomen voor het deel van de bestemming binnen 105 meter uit de spoorlijn. Omdat ook binnen de bestemming Maatschappelijk gebouwen kunnen worden opgericht waar personen verblijven, is deze regeling ook daarin opgenomen, eveneens voor het deel van de bestemming binnen 105 meter uit de spoorlijn.
Het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving is een van de maatschappelijk doelen van de toekomstige omgevingswet,
De gezondheid van mensen wordt door veel factoren beïnvloed, zowel in positieve als negatieve zin. De leefomgeving speelt bij veel van deze factoren een rol. In Nederland is gemiddeld bijna 6% van de ziektelast toe te schrijven aan milieufactoren. Lokaal kan dit flink variëren, zo tussen de 4 en 14%. Ook andere factoren zoals overgewicht en weinig lichamelijke activiteit dragen bij aan de ziektelast.
De locatie Park Vogelenzang is vanuit gezondheid een goede locatie om te wonen. Er is sprake van een prettige leefomgeving met weinig milieuhinder. Er is op een groot deel van de locatie sprake van een rustig akoestisch klimaat en ook de andere milieuaspecten geven geen belasting op de locatie.
De locatie ligt in een bosrijk gebied en vlak bij de duinen en het strand. Er zijn veel mogelijkheden om te wandelen en fietsen in de directe omgeving. Dit bevordert de gezondheid.
Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels- en leidingen aanwezig.
De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden toegepast. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan.
Op de verbeelding is het gehele plangebied weergegeven. Alle percelen en gebieden zijn bestemd. De digitale verbeelding is te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl. De analoge verbeelding is in te zien in het gemeentehuis.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken, te weten de inleidende regels (hoofdstuk 1), de bestemmingsregels (hoofdstuk 2), de algemene regels (hoofdstuk 3) en de overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).
Bij het opstellen van de regels is aangesloten bij de standaardisering uit het Handboek bestemmingsplannen van de Gemeente Bloemendaal. Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel 'Wijze van meten' opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Gemengd
De bestaande monumentale gebouwen binnen het plangebied komen in aanmerking voor herontwikkeling. Voor Beukenhorst, Lokhorst, Vogelenzang, de watertoren, de kerk en de directiekeet is de bestemming 'Gemengd' opgenomen zodat deze gebouwen niet alleen een woonfunctie kunnen krijgen maar ook kunnen worden herontwikkeld met maatschappelijke functies en andere bedrijvigheid. Bedrijfsfuncties (tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten) zijn alleen toegestaan op de begane grond van de watertoren en de kerk. In het hoofdgebouw (Vogelenzang) is ook een zorghotel toegestaan.
Horeca is alleen toegestaan in de watertoren. De systematiek van de toegepaste aanduiding 'horeca' is gebaseerd op de Staat van horeca-activiteiten van de gemeente. In deze Staat worden horeca-inrichtingen gecategoriseerd naar zes typen; hoe zwaarder de impact van de horeca-inrichting op de omgeving, hoe hoger de inrichting wordt ingedeeld. Binnen het plangebied is horeca in de categorieën 1, 2 en 3 toegestaan, wat inhoudt dat alleen daghoreca, restaurant en logies (hotel, pension) zijn toegestaan. Publieksgerichte horeca zoals restaurants zijn alleen op de begane grond toegestaan.
Groen
De bestemming 'Groen' is van toepassing op te behouden (openbare) groenvoorzieningen zoals groenstroken langs wegen en water. In principe mag binnen deze bestemming niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor de reliëfrijke gronden langs de Leidsevaart is de aanduiding 'landschapswaarden' opgenomen. Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden die van invloed zijn op de landschappelijke waarden is op de gronden met deze aanduiding een omgevingsvergunning benodigd.
Maatschappelijk
De maatschappelijke bestemming is opgenomen voor de delen van het plangebied die nu nog in gebruik zijn als zorgvoorziening.
Voor drie locaties is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het perceel op een later moment te ontwikkelen tot woongebied. Bij het opstellen van de wijzigingsplannen worden de ruimtelijke randvoorwaarden uit het Stedenbouwkundig Plan juridisch verankerd. Zo is aan de Leidsevaart voor een groot deel van de woonvlek de 'specifieke bouwaanduiding - drie aaneen' opgenomen en wordt de aanduiding 'gevellijn' gebruikt daar waar oriëntatie van hoofdgebouwen op de lus of openbaar groen als randvoorwaarde geldt voor de invulling van het betreffende gebied.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen/woningen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die erop toeziet dat is aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd met betrekking tot het aspect trillinghinder vanwege spoorverkeer.
Voor de reliëfrijke gronden langs de Leidsevaart (gedeelte binnen bouwvlek V) is de aanduiding 'landschapswaarden' opgenomen. Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden die van invloed zijn op de landschappelijke waarden is op de gronden met deze aanduiding een omgevingsvergunning benodigd.
Tuin
Tuinen komen in beginsel niet voor bebouwing in aanmerking. Overeenkomstig de bijgebouwenregeling is onder omstandigheden enige erfbebouwing toelaatbaar. Dit zijn bijvoorbeeld erkers die door hun ligging aan de voorzijde van de woning in de bestemming 'Tuin' vallen.
Verkeer
De belangrijkste ontsluitingswegen binnen het plangebied zijn opgenomen in deze bestemming. In de bestemmingsomschrijving is tevens opgenomen, dat de gronden bestemd zijn voor onder meer bermen, groen en water.
Water
Een deel van de Leidsevaart is binnen het plangebied gelegen en als zodanig bestemd met de bestemming 'Water'. Binnen deze bestemming is tevens extensief recreatief medegebruik in de vorm van recreatievaart toegestaan.
Wonen
De bestemming Wonen is opgenomen voor de bestaande woningen aan de Rijksstraatweg. Voor de bouwregels is aangesloten bij de standaardregels van de gemeente die ook gelden voor de woonpercelen aan de overzijde van de straat in Bennebroek.
Op de gronden met de bestemming 'Wonen' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gerealiseerd. De woningen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gerealiseerd. De maximale goot- en bouwhoogte van de woningen zijn op de verbeelding aangegeven.
Woongebied
In het Stedenbouwkundig Plan zijn bouwvlekken aangeduid die voor herontwikkeling in aanmerking komen. Deze bouwvlakken zijn voorzien van de bestemming 'Woongebied'. Het betreft een globale woonbestemming waarin nu nog niet is vastgelegd waar de openbare ruimte komt en welke gronden worden uitgegeven. De opgenomen bouwvlakken bepalen alleen de minimale afstand van gebouwen tot de grens van het bestemmingsvlak. De positie van de woningen op de toekomstige percelen binnen deze bouwvlakken is vastgelegd in de bouwregels.
De ruimtelijke randvoorwaarden die in het Stedenbouwkundig Plan per bouwvlek zijn opgenomen, zijn voor zover relevant vertaald in het bestemmingsplan. Het betreft onder andere de maximale goot- en bouwhoogte, het bebouwingspercentage en het maximum aantal wooneenheden.
Op onderdelen is afgeweken van de standaardregels van de gemeente voor vergelijkbare woonpercelen om beter aan te sluiten op de ambities voor het gebied zoals vastgelegd in het Stedenbouwkundig Plan.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die erop toeziet dat is aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd met betrekking tot het aspect trillinghinder vanwege spoorverkeer.
Voor de reliëfrijke gronden langs de Leidsevaart (bouwvlek V) is de aanduiding 'landschapswaarden' opgenomen. Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden die van invloed zijn op de landschappelijke waarden is op de gronden met deze aanduiding een omgevingsvergunning benodigd.
Waarde - Archeologie
Conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart is de archeologische waarde in het plangebied beschermd. De archeologische waarden worden door middel van een verplichting voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen het bestemmingsplan beschermd. De dieptes en oppervlaktes waarvoor een onderzoekverplichting geldt, zijn in de regels opgenomen.
Waarde – Gemeentelijk monument
Een deel van het plangebied is aangewezen als gemeentelijk monument. Voor deze gronden is een beschermende dubbelbestemming opgenomen. Voor een aantal activiteiten (bouwen, werken en werkzaamheden) is een omgevingsvergunning benodigd.
Waarde – Monumentale bomen
Binnen het plangebied zijn veel monumentale bomen aanwezig. Ter bescherming van deze bomen is een beschermende dubbelbestemming met een verplichting voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Voorwaardelijke verplichting parkeren en laden/lossen
In deze regel is opgenomen dat er voldoende ruimte voor parkeerplaatsen en voor laden en lossen op eigen terrein beschikbaar moet zijn. De gemeente Bloemendaal hanteert hiervoor de beleidsregels met normenkader uit de Nota parkeernormen Bloemendaal 2019 (Parkeernota). Deze beleidsregels kunnen gedurende de looptijd van het bestemmingsplan worden aangepast. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen wordt getoetst aan de beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de vergunningsaanvraag. Voor het plangebied is de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' van toepassing. Hierbinnen valt het plangebied binnen de zone 'rest bebouwde kom'.
Anti-dubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Het gaat bijvoorbeeld om extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders. Ook is hier het maximum aantal wooneenheden en het aandeel sociale huurwoningen vastgelegd en een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is een algemeen verbod op strijdig gebruik opgenomen, en wordt een aantal voorbeelden genoemd die in ieder geval als strijdig worden beschouwd.
Algemene aanduidingsregels
Aanvullend op de (algemene) bouwregels gelden beperkingen op grond van de Wet Luchtvaart, die in dit artikel zijn opgenomen.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen die middels een omgevingsvergunning kunnen worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding (max. 10%) van de toegestane bouwhoogte en maximum aantallen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden. Het betreft bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens.
Algemene procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die het bevoegd gezag dient te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
Slotregel
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
De in dit bestemmingsplan gekozen bestemmingen voldoen geheel aan de wettelijk verplichte normen zoals die worden gesteld binnen de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) en de RO-standaarden-2012.
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een BGT-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden (en in dit geval ook wateren) een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar. De tekenmethode voor de geometrische plaatsbepaling is geheel uitgevoerd volgens de wettelijke regels van de IMRO-coderingen.
Het digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar maken van ruimtelijke plannen gebeurt via de systematiek van Digitale Uitwisseling Ruimtelijke Plannen (DURP) waarbij het bestemmingsplan op de website www.ruimtelijkeplannen.nl wordt geplaatst.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Tevens is in de Wro de verplichting opgenomen om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, planschadeclaims en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Voor de ontwikkeling van Park Vogelenzang is een anterieure overeenkomst afgesloten.
Planschaderisico
Het planschaderisico is onderzocht. Er is geen risico op planschade.
GGZ inGeest heeft gezamenlijk met gemeente Bloemendaal een Stedenbouwkundig Programma van Eisen opgesteld dat daarna is uitgewerkt in een Stedenbouwkundig Plan (SP). Dit SP is in 2017 door de gemeenteraad vastgesteld. In dit plan zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden opgenomen waaraan de ontwikkeling van het plangebied moet voldoen. In dit proces is een focusgroep betrokken geweest die inhoudelijk heeft meegedacht en stukken heeft getoetst. In de focusgroep zijn diverse belangengroepen en omwonenden betrokken; onder andere Stichting Ons Bloemendaal, Verenging Historisch Heemstede-Bennebroek, Dorpsraad Bennebroek, bewoners van de Leidse Vaart en andere bewoners. Hiermee is in een vroeg stadium met belanghebbenden overleg geweest en is er rekening gehouden met de zienswijzen en belangen.
Na de vaststelling van het Stedenbouwkundig Plan is in mei 2017 een informatieavond georganiseerd voor omwonenden.
Omdat het ontwerpbestemmingsplan in feite een letterlijke vertaling van het Stedenbouwkundig Plan is en in de eerdere fase de focusgroep betrokken was, is ervoor gekozen om bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan een minder grote nadruk op participatie te leggen. Hierin heeft meegespeeld dat het ontwerpbestemmingsplan nog voor zes weken ter visie gaat en een ieder in deze periode zijn/haar zienswijze kenbaar kan maken. In deze fase is de focusgroep daarom vooral geïnformeerd en is gevraagd wat belangrijke punten zijn om op te nemen in het bestemmingsplan. Hiervoor zijn verschillende avonden georganiseerd. De focus lag bij deze bijeenkomsten vooral op sociale woningbouw, de kwaliteit en ontwikkeling van de monumenten, onderhoud openbare ruimte, fietsbrug wel of niet, wie zitten er in het kwaliteitsteam, kwaliteitsborging, planning en of alle bepalingen zoals opgenomen in het Stedenbouwkundig Plan juridisch worden vastgelegd. Op deze avonden zijn vooral vragen beantwoord. Enkele punten zijn nader besproken in de verschillende overleggen van GGZ inGeest en de gemeente en indien aan de orde meegenomen in het voorliggende ontwerpbestemmingsplan.
In de tussentijd is de focusgroep ook per mail geïnformeerd over de avonden die door de gemeente Bloemendaal zijn georganiseerd, zoals commissievergaderingen. Op 14 november 2018 heeft de laatste focusgroep bijeenkomst plaatsgevonden. Op deze bijeenkomst is de focusgroep geïnformeerd over de huidige stand van zaken en het vervolgproces. Daarbij is gevraagd naar een standpunt van de focusgroep betreffende de onderwerpen die ter discussie staan in de commissie grondgebied.
De notities de focusgroep bijeenkomst van 14 november 2018 zijn opgenomen als Bijlage 15. De presentatie is als bijlage bij deze notities opgenomen.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouder in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan vooroverleg te plegen met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de betrokken diensten van provincie en Rijk.
Er zijn drie reacties ontvangen.
De Omgevingsdienst IJmond, de Veiligheidsregio Kennemerland en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben enkele opmerkingen gemaakt die zijn verwerkt in de Notitie externe veiligheid, de notitie Watercompensatie en de toelichting.
Volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is op de voorbereiding van het bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit houdt in dat het ontwerpbestemmingsplan en de daarbij behorende stukken gedurende 6 weken ter inzage hebben gelegen. Ook is het ontwerpplan en de daarbij behorende stukken tijdens deze termijn elektronisch beschikbaar gesteld.
Van 4 april tot en met 17 mei 2019 heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Park Vogelenzang' ter inzage gelegen. Iedereen kon gedurende deze termijn een zienswijze indienen op het plan. Gedurende de termijn zijn er tien zienswijzen ingediend door omwonenden en rechtspersonen.
Deze zienswijzen zijn samengevat in Bijlage 16 Nota beantwoording zienswijzen.
Drie zienswijzen hebben aanleiding gegeven om het bestemmingsplan aan te passen. Ook zijn enkele ambtshalve wijzigingen aangebracht. Voor de aangebrachte wijzigingen wordt verwezen naar de Nota beantwoording zienswijzen.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking van de regels. Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden:
Preventieve handhaving
Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting.
Repressieve handhaving
Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet. De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is vooral afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.