Plan: | Alfadriehoek |
---|---|
Plannummer: | B0903BPGST |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.B0903BPGST-VG02 |
Het voorliggende bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Alfadriehoek dat op 10 juni 1992 door de gemeenteraad is vastgesteld en bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 24 november 1992 is goedgekeurd. De goedkeuring is bij Koninklijk besluit van 20 februari 1995 onherroepelijk geworden.
Er dient ingevolge de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening voor een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt dat meer dan vijf jaar voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening onherroepelijk is geworden, binnen vijf jaar na dat tijdstip een bestemmingsplan te worden vastgesteld. Dat betekent dat voor het onderhavige plangebied voor 1 juli 2013 een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan is aangepast aan recent beleid.
Het nieuwe bestemmingsplan voorziet eveneens in standaardisering, hetgeen inhoudt dat plankaart en planregels in overeenstemming zijn gebracht met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Het bestemmingsplan is in digitale vorm opgesteld en vastgesteld. Ook hierbij geldt dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen is gevolgd. Het bestemmingsplan is voor een ieder via internet digitaal beschikbaar.
Zekeringstraat
Westpoort waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt, behoort niet tot een stadsdeel. Derhalve worden de bevoegdheden met betrekking tot dit gebied uitgeoefend door de centrale stad. Het bevoegde bestuursorgaan voor het vaststellen van dit bestemmingsplan is de gemeenteraad van Amsterdam.
Dynamostraat
Het plangebied "Alfadriehoek" wordt begrensd:
Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 30 ha. Het plangebied behoort tot het exploitatiegebied van Havenbedrijf Amsterdam NV.
situering plangebied Alfadriehoek
De Alfadriehoek is in de jaren '80 van de vorige eeuw bebouwd, voornamelijk met bedrijfsgebouwen en kantoorgebouwen in één bouwlaag tot zeven bouwlagen. Parkeren vindt op eigen terrein (op maaiveld) plaats.
Het plangebied wordt vanaf de westelijk gelegen Kabelweg op drie plaatsen voor autoverkeer etc. ontsloten. Het gebied wordt verder voor autoverkeer etc. in de zuidoostelijke hoek ontsloten via de Contactweg. Er is via de op korte afstand van het plangebied gelegen op-/afritten een aansluiting op het hoofdwegennet (in casu de A10 west).
Er is aan de zuidzijde een langzaamverkeersverbinding naar het direct ten zuiden van het plangebied gelegen metrostation Isolatorweg (eindpunt metrolijn).
Het plangebied Alfadriehoek heeft tot de jaren '70 van de vorige eeuw deel uitgemaakt van de Overbrakerpolder. Eind jaren zeventig vestigde de importeur van het automerk Alfa Romeo zich langs de zuidzijde van de voormalige Hemspoorlijn en werd daarmee de naamgever van het plangebied. Naast Alfa Romeo vestigden zich nog andere bedrijven, met name op het gebied van logistiek en distributie. In de loop van de jaren '80 werd de Alfadriehoek, onder andere ten gevolge van de aanleg van de metro, met hoogwaardiger bedrijvigheid gevuld.
Het voorgaande bestemmingsplan is het bestemmingsplan Alfadriehoek. Dit bestemmingsplan is op 10 juni 1992 vastgesteld door de gemeenteraad en bij besluit van 24 november 1992 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. De goedkeuring is onherroepelijk geworden bij Koninklijk besluit van 20 februari 1995.
De Alfadriehoek is ontwikkeld voor hoogwaardige bedrijvigheid. Er was in het voorgaande bestemmingsplan vastgelegd dat het daarbij gaat het om lichte industrie en handel waarbij per vestiging minimaal 30% en maximaal 70% van het brutovloeroppervlak mocht worden gebruikt als kantoorruimte. Bedrijven die vallen onder de milieucategorieën I, II en III waren toegestaan. Er gold een maximum bebouwingspercentage van 55%; dit was op twee locaties verhoogd naar 75%. De maximale bouwhoogtes varieerden van 19 tot 35 meter.
Langs de Einsteinweg (A10) was in het voorgaande bestemmingsplan een kantorenlocatie opgenomen met een bouwhoogte van maximaal 70 meter bij een bebouwingspercentage van maximaal 75%.
Er zijn in het plangebied nog enkele onbebouwde percelen. Deze onbebouwde percelen liggen in het westelijke deel van het plangebied (ten westen van de Kabelweg, direct aan de A10; dit betreft de eerdergenoemde (voormalige) kantorenlocatie) en in het oostelijke deel van het plangebied (ten noordoosten van de aansluiting Dynamostraat/Zekeringstraat en ten oosten van de Contactweg). De bouwhoogten die ingevolge het voorgaande plan konden worden gerealiseerd, zijn momenteel niet overal volledig benut.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities tot 2040 en de ruimtelijke doelen, belangen en opgaven tot 2028. De ontwerp SVIR heeft als ondertitel ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' en vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, de Mobiliteitsaanpak en Randstad 2040. De hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor de middellange termijn (2020/2028) zijn:
De versterking van de ruimtelijk-economische structuur richt zich voor een groot deel op de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports en greenports. Voor deze gebieden worden gebiedsgerichte programma's opgezet. Maar ook op andere fronten wordt gezocht naar een versterkte ruimtelijk-economische structuur, zoals een verbetering van het hoofdnetwerk voor een (duurzame) energievoorziening en ruimte voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via ondergrondse buisleidingen.
Bereikbaarheid is een ander mikpunt van het Rijksbeleid. Daartoe dient onder meer een robuust hoofdnetwerk te worden gerealiseerd. Dit ziet op wegen, het spoor en vaarwegen. Daarbij zet het Rijk tevens in op het beter benutten van onze huidige infrastructuur.
Een veilige leefomgeving blijft ook binnen het nieuwe beleid centraal staan. Daartoe wil het Rijk het milieu verbeteren en beschermen tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Maar een veilige leefomgeving bestaat uit meer. Daarom richt het Rijk zich bijvoorbeeld ook op bescherming tegen overstromingen en behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten binnen ons land.
In het ruimtelijk domein zullen beleid en uitvoering voor een nog groter deel dan voorheen de verantwoordelijkheid worden van provincies en gemeenten.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het besluit geeft nadere regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het besluit is op 30 december 2011 deels in werking getreden. De projecten van rijksbelang waarop het besluit aanvankelijk slechts betrekking had, zijn: mainport Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee c.a., defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden. Deze onderwerpen zijn niet aan de orde in het voorliggende bestemmingsplan.
De uitbreiding van de ruimtelijke ordeningsregels Barro is op 1 oktober 2012 in werking getreden. Deze uitbreiding betreft rijksregels ten aanzien van de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet, de veiligheid rond rijksvaarwegen, de verstedelijking in het IJsselmeer, de bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Deze uitbreiding van het Barro heeft voor wat betreft het voorliggende plan geen consequenties.
Nationaal Milieubeleidsplan 4
Het kabinet licht in dit beleidsplan het te voeren milieubeleid toe. Volgens het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) moet het lukken binnen 30 jaar te zijn overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. Dan zijn wel ingrijpende maatschappelijke (inter)nationale veranderingen en maatregelen nodig. Het NMP richt zich op onder meer de bekende knelpunten die in een nieuwe vorm actueel zijn, zoals externe veiligheid en gezondheidsrisico‘s van chemische en biologische vervuiling en straling, en op de nieuwe problemen als gevolg van de technologische innovatie die bestaande knelpunten oplost, maar vaak onvermoede nieuwe problemen schept. Het gaat niet alleen om de verschijnselen zelf (zoals schaalvergroting, biotechnologie, aantasting van de atmosfeer enzovoort), maar ook om de steeds complexere interactie van deze verschijnselen.
Provinciale Structuurvisie 2040
Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de Provinciale Structuurvisie 2040 vastgesteld. De Provincie zet in op de optimale benutting van het huidige haventerrein door verdichting, innovatie en herstructurering. Ten behoeve van de optimale benutting van het haventerrein kiest de Provincie ervoor het bestaande havengebied voor 2020 niet uit te breiden. Voor de periode na 2020 zal opnieuw een afweging gemaakt worden of uitbreiding van het bestaande havengebied gewenst is en de wijze waarop. De Provincie zal hiervoor samen met de partners uit het Noordzeekanaalgebied een onderzoek doen naar de mogelijkheden voor verdichting, innovatie en herstructurering binnen het bestaand havengebied (in het gehele Noordzeekanaalgebied) alvorens - voor 2015 - een besluit te nemen over eventuele noodzaak van uitbreidingsruimte voor de haven.
Provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie Noord-Holland
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening de Provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie vastgesteld; deze verordening is op 1 november 2010 in werking getreden. De verordening geeft voorschriften betreffende de inhoud van bestemmingsplannen en de toelichting op bestemmingsplannen. Het voorliggende bestemmingsplan betreft "bestaand bebouwd gebied" in de zin van de verordening.
Provinciaal milieubeleidsplan
Provinciale staten hebben op 21 september 2009 het Provinciaal Milieubeleidsplan voor de periode 2009-2013 vastgesteld. Er worden in het plan voor Noord-Holland twee milieudoelen geformuleerd: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en het stimuleren van duurzame ontwikkeling zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.
Om die doelen te bereiken voert de provincie activiteiten uit op acht milieuthema's: afval, bodem, externe veiligheid, klimaat en energie, licht en donkerte, geluid, geur en lucht. Bij afval draait het bijvoorbeeld om intensiever toezicht op afvalstromen. Onder geluid valt onder andere het verder terugdringen van geluidhinder door het opstellen van zonebeheerplannen voor bedrijventerreinen. Het milieubeleidsplan is de basis voor de handhaving en vergunningverlening ingevolge de Wet Milieubeheer. De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma’s op waarin de uitvoering meer in detail zal worden vastgelegd.
Metropoolregio Amsterdam
De Metropoolregio Amsterdam is het informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de Noordvleugel van de Randstad. Het versterken van de concurrentiepositie, nationaal en internationaal, vormt de rode draad binnen de metropool samenwerking. Om in de Europese top mee te kunnen blijven spelen, is de gezamenlijke ambitie gericht op het creëren van een hoogwaardig, veilig en duurzaam leef- en woonmilieu voor bedrijven, bewoners en bezoekers, nu en straks. Door in te zetten op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden die omringd worden door recreatief groen, moet het vestigingsklimaat aantrekkelijk blijven. Rond de beleidsvelden verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid zijn drie regionale bestuurlijke overlegorganen geformeerd. De samenwerking in metropool verband levert de regio bovendien structureel meer kracht en zeggenschap op richting het Rijk.
Stadsregio Amsterdam
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van zestien gemeenten. De stadsregio werkt onder meer aan de verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling en heeft in dat kader een aantal beleidsnota's opgesteld.
Plabeka
Het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) is in 2005 opgericht. In dit regionale samenwerkingsverband stemmen de provincies Noord-Holland en Flevoland samen met de Stadsregio Amsterdam en de gemeenten vraag en aanbod van bedrijfslocaties zo goed mogelijk op elkaar af. In het Plabeka vindt de regionale afstemming plaats over de kwantiteit en kwaliteit van werklocaties. Het doel van het Plabeka luidt als volgt: Het creëren van voldoende ruimte en kwaliteit van werklocaties (kantoren, bedrijventerreinen, zeehaventerreinen) voor een evenwichtige economische ontwikkeling om daarmee een bijdrage te leveren aan de versterking van de (internationale) concurrentiepositie van de Metropoolregio en het verbeteren van het regionale vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven.
Het regionale werklocatiebeleid is vastgelegd in de Uitvoeringsstrategie Plabeka 2010-2040 "Snoeien om te kunnen bloeien". Dit document is door de betrokken bestuurders uit de Metropoolregio Amsterdam (MRA) op 23 juni 2011 vastgesteld.
Ondanks de ingrepen, zoals afgesproken in de eerste Uitvoeringsstrategie 2007-2030, bleek uit de monitor dat er op de kantorenmarkt in de MRA nog steeds geen evenwichtige balans tussen vraag en aanbod gerealiseerd was. De leegstand bleef onverminderd hoog en de vraag naar kantoorruimte bleef achter bij de prognoses. Ook de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen bleek lager dan voorzien. Hierdoor is besloten de Uitvoeringsstrategie te actualiseren.
Overschotten aan de aanbodzijde leidden in 2007 reeds tot het schrappen en faseren van 3,5 miljoen m² aan niet op de vraag afgestemde kantoorplannen. Door transformatie vond onttrekking van 0,5 miljoen m² kantoorgebouwen van de kantorenmarkt plaats. Deze ingrepen op de kantorenmarkt waren echter niet genoeg om het tij te keren.
In de Uitvoeringsstrategie 2010-2040 zijn opnieuw afspraken gemaakt om in het planaanbod van kantoren en bedrijventerreinen te schrappen en worden verouderde bedrijventerreinen geherstructureerd en bestaande kantoren herontwikkeld tot duurzame kantoorconcepten of voor andere functies. Het resultaat van deze Uitvoeringsstrategie is dat in de MRA in totaal voor 1,9 miljoen m² planaanbod kantoren en 514 ha planaanbod bedrijventerreinen worden geschrapt of uitgefaseerd tot na 2040.
Regionaal Verkeer & Vervoerplan
Het Regionaal Verkeer & Vervoerplan (RVVP) van de Stadsregio Amsterdam is het beleidskader op het gebied van verkeer en vervoer van de stadsregio Amsterdam. Het is richtinggevend voor de beleidsontwikkeling voor 10 jaar, voor de uitvoering van de exploitatie van het openbaar vervoer en de subsidieverlening op het gebied van infrastructuur en verkeersveiligheid. Dit RVVP is opgesteld binnen de ambities die de stadsregio-gemeenten gezamenlijk hebben geformuleerd: het creëren van een gezonde gedifferentieerde economie, het bieden van een goed sociaal klimaat aan de inwoners en het zorgen voor een duurzame leefomgeving. De hoofdlijnen van beleid zijn samen te vatten in een aantal strategieën: een samenhangend netwerk, gebiedsgerichte aanpak, prijsbeleid, duidelijke keuzes voor leefbaarheid en veiligheid en een slagvaardige samenwerking en financiering (zie verder Hoofdstuk 6 Verkeer).
Regionaal Actieplan Luchtkwaliteit
Het Regionaal Actieplan Luchtkwaliteit (RAL) gaat in op de problematiek van de luchtkwaliteit. Er wordt een toelichting gegeven op de relatie van dit regionaal actieplan met andere plannen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Voorts worden de maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Deze maatregelen zijn onderverdeeld in gemeentelijke maatregelen en regionale maatregelen (zie verder Hoofdstuk 9 Luchtkwaliteit).
Structuurvisie Amsterdam 2040
De gemeenteraad heeft op 17 februari 2011 de Structuurvisie Amsterdam 2040 vastgesteld.
De Alfadriehoek wordt in de Structuurvisie aangemerkt als binnenstedelijk stadverzorgend bedrijventerrein. Dergelijke bedrijventerreinen zijn speciaal bedoeld voor stadverzorgende bedrijven. Het betreft terreinen waar bedrijven met een beperkte milieuruimte worden gevestigd. Het standpunt is verder dat op deze terreinen terughoudendheid nodig is ten aanzien van functiemenging. Verdere verkantorisering op deze bedrijventerreinen wordt in afwachting van de uitwerking van de kantorenstrategie vooralsnog tegengegaan. Menging met wonen is niet gewenst. Perifere en/of grootschalige detailhandel en leisure zijn onder voorwaarden toelaatbaar. Kleinschalige, ondersteunende en niet-zelfstandig trekkende voorzieningen zijn mogelijk.
Voor de Westelijke IJoever binnen de Ring A10 waartoe ook het onderhavige plangebied behoort, worden verkenningen uitgevoerd in het kader van het project Haven-Stad. Voor de desbetreffende terreinen is het toekomstbeeld op de langere termijn afhankelijk van deze verkenningen. Ongeacht het op termijn gekozen scenario zullen deze ontwikkelingen niet binnen de planperiode van 10 jaar in het onderhavige bestemmingsplangebied aan de orde komen.
Havenvisie
De gemeenteraad heeft op 19 november 2008 de nota “Slimme Haven, Havenvisie 2008-2020" vastgesteld.
De Havenvisie beschrijft het beleid voor het havengebied van Amsterdam waartoe ook de Alfadriehoek behoort. Ondanks de terugval in 2009 is de verwachting dat Amsterdam meegaat in de internationale groei in het goederenvervoer en door kan groeien naar een overslag van 125 miljoen ton in 2020. Dat stelt de stad wel voor nieuwe uitdagingen. Niet langer is ruimte de troef, maar schaarste is het uitgangspunt. Dan gaat het om schaarste aan beschikbare haventerreinen, maar ook de milieuruimte is schaars. Het gemeentebestuur geeft in de Havenvisie aan dat die schaarste wordt gebruikt om inventiever en efficiënter met de beschikbare middelen om te gaan.
Er worden in de Havenvisie geen expliciete uitspraken gedaan over de Alfadriehoek. Echter, algemene uitspraken over intensivering van het ruimtegebruik en het streven naar duurzame ontwikkeling zijn ook van toepassing op de Alfadriehoek.
Kantorenstrategie Amsterdam
De kantorenstrategie Amsterdam (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 juli 2011) geeft richting aan de rol van de gemeente op de kantorenmarkt om de leegstand terug te brengen tot een acceptabel niveau en de toenemende verversing en de geringe uitbreiding van de kantorenvoorraad vorm te geven. De gemeente wil hiermee bijdragen aan het herstellen van het evenwicht op de kantorenmarkt op termijn. De kantorenstrategie richt zich niet alleen op de planvoorraad, maar vooral ook op de bestaande voorraad. Op stedelijk en projectniveau worden maatregelen en kaders benoemd die bijdragen aan:
Per saldo zal hierdoor de totale kantorenvoorraad in omvang af dienen te nemen en er weer zicht komen op een 'normaal' leegstandspercentage. Het doel is een continue toekomstbestendige kantorenvoorraad die voldoende ruimte biedt aan de uiteenlopende vraag van huidige en potentiële kantoorondernemingen. In deze kantorenstrategie worden verschillende maatregelen beschreven om het evenwicht tussen vraag en aanbod voor de kantorenmarkt te herstellen en de overmaat aan leegstand op te lossen.
Visie Sloterdijken
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op 9 maart 2004 de Visie Sloterdijken vastgesteld voor de hele werkgebiedenstrip Sloterdijken, inclusief de Alfadriehoek. In deze Visie Sloterdijken zijn de volgende hoofddoelstellingen geformuleerd die dus ook voor de Alfadriehoek gelden:
Er zal in Hoofdstuk 5 Ruimtelijk kader nader worden ingegaan op deze stedenbouwkundige visie voor zover deze betrekking heeft op het plangebied Alfadriehoek.
Locatiebeleid
De nota Locatiebeleid is in april 2008 door de gemeenteraad vastgesteld; het desbetreffende beleid is overgenomen in de Structuurvisie Amsterdam 2040. Bedrijven moeten in Amsterdam een attractieve plek kunnen vinden om het bedrijf goed te kunnen laten functioneren. Een belangrijk aspect daarbij is een uitstekende bereikbaarheid van deze plekken. Er is voor gekozen om de reeds eerder gehanteerde parkeernormen voor kantoren en bedrijven te blijven hanteren. Dit houdt in een parkeernorm voor kantoren en bedrijven van 1:250 m2 brutovloeroppervlakte op A-locaties en 1:125 m2 brutovloeroppervlakte op B-locaties. A-locaties bevinden zich rondom de belangrijkste NS-stations (Centraal Station, Sloterdijk, Zuid en Bijlmer). B-locaties, zoals het onderhavige plangebied, liggen in de directe omgeving van ringlijn-/metrolijnstations en overige NS-stations of liggen binnen het tram-/busnetwerk. Er wordt de mogelijkheid gegeven om in bepaalde gevallen van deze vaste normen af te wijken. Flexibele toepassing van parkeernormen kan alleen als de luchtkwaliteit en de intensiteit/capaciteit van het wegennet dit toelaten (zie verder ook paragraaf 6.2 Parkeren).
Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort
Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 8 december 2009 de "Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort" vastgesteld. Gedeputeerde Staten hebben de gebiedsvisie bij besluit van 15 december 2009 vastgesteld. Deze visie omvat onder meer een zonering van Westpoort op het punt van de toelaatbaarheid van risicoveroorzakende bedrijvigheid enerzijds en de toelaatbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten anderzijds (zie verder ook Hoofdstuk 11 Externe veiligheid).
De bebouwing van de Alfadriehoek bestaat voornamelijk uit bedrijfsgebouwen annex kantoorgebouwen met één tot zeven bouwlagen op met groen omzoomde percelen. Er gold op grond van het voorgaande bestemmingsplan Alfadriehoek een maximum bebouwingspercentage van 55%; dit was op twee locaties verhoogd naar 75%. De maximaal toegestane bouwhoogte varieerde van maximaal 19 tot maximaal 35 meter. Langs de Einsteinweg (A10) was een kantorenlocatie opgenomen met een bouwhoogte van maximaal 70 meter bij een bebouwingspercentage van maximaal 75%. Er was op de kaart bij het voorgaande bestemmingsplan een "voorgevelzone" aangegeven waarbinnen de voorgevel dient te worden geplaatst.
Voor zover de percelen zijn bebouwd, zijn de maximale bouwmaten ingevolge het voorgaande plan veelal nog niet volledig benut.
Er zijn in het plangebied ook nog enkele onbebouwde percelen:
Er wordt in de Visie Sloterdijken die ook de Alfadriehoek omvat, gesteld dat de stedenbouwkundige aansluiting van het plangebied op het ten zuiden van het plangebied gelegen metrostation Isolatorweg te wensen overlaat. Een sterkere oriëntatie van gebouwen direct op station Isolatorweg en een eenduidige inrichting van de openbare ruimte kunnen de positie van de Alfadriehoek en het gebruik sterk verbeteren. Verder kan de ruimte optimaler benut worden indien het parkeren in gebouwde vorm opgenomen zou worden en de bebouwingshoogte tot 40 meter opgevoerd zou worden. Dit is echter gezien de kwaliteit van de huidige bebouwing, het huidige gebruik en de markt geen realistisch perspectief, zo wordt in de Visie Sloterdijken verwoord.
In de (stedenbouwkundige) Visie Sloterdijken wordt verder gesteld dat de mogelijkheid ingevolge het voorgaande bestemmingsplan voor de bouw van een kantoortoren van 70 meter aan de Einsteinweg (A10), westelijk van de Kabelweg, zou moeten vervallen. Verder wordt vermeld dat in het plangebied een hogere floorspace-index (tussen 1,5 en 5) zou moeten worden nagestreefd. De floorspace-index geeft de verhouding weer tussen de totale vloeroppervlakte van een gebouw in m2 (brutovloeroppervlakte) en de oppervlakte van het bouwperceel waarop het gebouw staat in m2.
Er wordt voor de Visie Sloterdijken verwezen naar bijlage 1.
De voorgaande kantoorbestemming voor het perceel ten westen van de Kabelweg, direct aan de A10, is conform de Visie Sloterdijken vervallen. Bij het vervallen van de kantoorbestemming heeft ook nadrukkelijk het overschot aan kantoorruimte in Amsterdam een rol gespeeld. Er is op dit perceel de bestemming "Gemengd" gelegd (ten behoeve van de realisering van een hotel of bedrijven). Er wordt in dit verband ook verwezen naar het gestelde in paragraaf 5.2.1 naar aanleiding van het "PlaBeKa".
Mede gelet op het in de Havenvisie verwoorde streven naar een intensivering van het ruimtegebruik (met behoud van de ruimtelijke kwaliteit) is ervoor gekozen het maximum bebouwingspercentage in het gehele plangebied te stellen op 75%; het maximum bebouwingspercentage bedroeg ingevolge het voorgaande bestemmingsplan voor delen van het plangebied nog 55%. De in het voorgaande bestemmingsplan bepaalde maximale bouwhoogtes zijn gehandhaafd (met als uitzondering dat met het wijzigen van de kantoorbestemming voor het perceel ten westen van de Kabelweg, direct aan de A10, in een groenbestemming uiteraard ook de daar ingevolge het voorgaande bestemmingsplan geldende maximale hoogte van 70 meter is vervallen).
Er is geen minimale floorspace-index in het bestemmingsplan opgenomen. Dit hangt samen met het feit dat een groot deel van het plangebied reeds is bebouwd. Daaraan kan worden toegevoegd dat het opnemen van een minimale floorspace-index voor de nog niet uitgegeven gronden (in casu de gronden met de bestemming "Bedrijf - 2") niet realistisch is. Er geldt voor de gronden met de genoemde bestemmingen dat daar per vestiging ten hoogste 30% van de brutovloeroppervlakte mag worden benut voor kantoren (zie daarvoor ook het gestelde in paragraaf 5.2.1 naar aanleiding van het "PlaBeKa"). Het grootste deel zal dus moeten worden benut voor bedrijvigheid. Een dergelijke functie is moeilijk te rijmen met de beoogde intensivering middels een minimale floorspace-index leidende tot een aanzienlijke bouwhoogte.
Tevens is - conform de in het voorgaande bestemmingsplan geregelde voorgevelzones - op de plankaart een "specifieke bouwaanduiding - 1" opgenomen. De voorgevel dient binnen de aldus aangeduide zone te worden gerealiseerd. Hiervan kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken.
De Alfadriehoek is ontwikkeld voor hoogwaardiger bedrijvigheid en kantoren. Er wordt voor een per oktober 2010 bijgewerkt overzicht van de toen aanwezige bedrijven verwezen naar bijlage 2.
Er was in het voorgaande bestemmingsplan Alfadriehoek vastgelegd dat het daarbij gaat om lichte industrie en handel waarbij per vestiging minimaal 30% en maximaal 70% van de brutovloeroppervlakte mocht worden gebruikt als kantoorruimte. Bedrijven die vallen onder de milieucategorieën I, II en III, waren toegestaan.
Er is in november 2007 een bedrijveninventarisatie gedaan waaruit bleek dat het maximumpercentage kantoorruimte in de praktijk bij een aantal panden wordt overschreden. In enkele gevallen is er sprake van "100% kantoor".
De gemeenten Amsterdam, Almere, Haarlem, Haarlemmermeer en Zaanstad (en andere gemeenten) werken met de provincies Flevoland en Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam samen in het Platform Bedrijventerreinen en Kantoorlocaties (PlaBeKa) om als Noordvleugel beter op de wensen van het internationale bedrijfsleven in te kunnen spelen.
Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 20 februari 2007 de nota "Minder kantoorplannen in uitvoering" (PlaBeKa II: Vervolg op het rapport Minder Kantoorplannen) vastgesteld. Er wordt voor de Alfadriehoek besloten tot een aanzienlijke reductie van de kantoorvloeroppervlakte (deels door te schrappen en deels door te temporiseren). Besloten is om voor wat betreft de nog uit te geven bouwpercelen de kantoorvloeroppervlakte te beperken tot maximaal 30% per vestiging. Aldus wordt tegelijkertijd een oplossing geboden voor het toekomstige tekort aan bedrijventerreinen.
Er is om die reden in het voorliggende bestemmingsplan gekozen om (uitsluitend voor wat betreft de reeds uitgegeven percelen) in beginsel het maximum percentage kantoorvloeroppervlakte overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan te handhaven op maximaal 70%; het in het voorgaande bestemmingsplan bepaalde minimaal percentage van 30% kantoorvloeroppervlakte wordt niet meer in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. Dit maximale percentage is voor deze reeds uitgegeven percelen gerelateerd aan de oppervlakte van het desbetreffende bestemmingsvlak. Er wordt voor de bestaande overschrijdingen van het maximum van 70% kantoorvloeroppervlakte een afwijkingsbevoegdheid opgenomen (bestemming "Bedrijf - 1").
De maximale kantoorvloeroppervlakte wordt voor wat betreft de nog niet uitgegeven bouwpercelen op de hoek Zekeringstraat/Contactweg beperkt tot 30% van de brutovloeroppervlakte (per vestiging). Dit betreft de gronden met de bestemming "Bedrijf - 2".
Het voorgaande bestemmingsplan voorzag niet in de aanwezigheid van bedrijfswoningen. Er zijn in het plangebied ook geen bedrijfswoningen aanwezig. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet evenmin in de aanwezigheid van bedrijfswoningen.
De woningen Westhavenweg 21 en 22 (direct ten zuiden van de spoorlijn die de noordelijke grens vormt van het plangebied, en ontsloten vanaf de Contactweg) zijn - evenals als in het voorgaande bestemmingsplan - niet expliciet bestemd. De functie wonen kan in verband met externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluid niet worden gehandhaafd. Havenbedrijf Amsterdam NV zal binnen de planperiode de benodigde stappen zetten om deze woonsituatie te beëindigen. De beide woningen zijn opgenomen binnen de bestemming "Groen".
Er bevinden zich in het plangebied twee gebouwen met een onderwijsfunctie.
Er bevindt zich aan de Zekeringstraat 38-40 een school voor voortgezet onderwijs ("De Passie"). De tijdelijke vergunning (voor de periode tot en met 30 april 2014) is bij besluit van 19 mei 2011 verleend. Gelet op de tijdelijkheid van de vergunning is er geen sprake van een specifieke bestemming van het genoemde pand ten behoeve van een onderwijsvoorziening.
Het gebouw aan de Zekeringstraat 45 wordt gebruikt door de A.G. Bellschool/Orion-college (een school voor voortgezet onderwijs voor dove en slechthorende kinderen en kinderen met ernstige taal- en spraakproblemen). Er is voor deze school toepassing gegeven aan artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud). Deze tijdelijke vrijstelling is verleend voor een periode van vijf jaar en is geëindigd per 1 maart 2012. Er is dan ook geen sprake van een specifieke bestemming van het genoemde pand ten behoeve van een onderwijsvoorziening. Het gebruik van het desbetreffende gebouw ten behoeve van de school wordt nog wel tot 2017 gedoogd.
De planregels bij de bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" voorzien ook in een algemene afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders voor het toestaan van maximaal 25.000 m2 brutovloeroppervlakte ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening op het gebied van welzijns- en sociaal-culturele voorzieningen, alsmede kleinschalige recreatieve voorzieningen, zoals fitness-centra en dergelijke. De brutovloeroppervlakte mag per vestiging niet meer dan 4.000 m2 bedragen.
Ter plekke van de gronden die zijn voorzien van de functieaanduiding "sport", kunnen voorzieningen worden gerealiseerd ten behoeve van "5 tegen 5" voetbal. Dit betreft twee braakliggende percelen. De keuze uit deze twee percelen zal in onderling overleg tussen de initiatiefnemer en Havenbedrijf Amsterdam NV nog moeten worden gemaakt. Er is in de planregels bepaald dat er in het plangebied slechts één dergelijke sportaccommodatie mag worden gerealiseerd.
De bestemming "Gemengd" voorziet zowel in bedrijvigheid als in de realisering van een hotel. De ontwikkeling van een hotel in Westpoort is zeer wenselijk. Het hotel kan dienen als een herkenbare ontvangstmogelijkheid voor de ondernemers in Westpoort door de aanwezigheid van horeca- en vergaderfaciliteiten. Aangezien voor wat betreft de locatie tussen de Kabelweg en de A10 niet meer wordt voorzien in een kantoor met een maximale hoogte van 70 meter, komt naast de mogelijkheid voor de realisering van bedrijfsbebouwing ook de mogelijkheid voor de vestiging van een hotel aan de orde.
Deze locatie is gekozen vanwege de goede zichtbaarheid en bereikbaarheid vanaf de snelwegen (ring A10 en Westrandweg), de locatie ten opzichte van Amsterdam, Schiphol en openbaar vervoer faciliteiten. De hotelloods ziet een duidelijke toegevoegde waarde van een hotel op deze plek. Hierbij is de verbinding van het concept met de gebruikers van de snelweg en van de haven van groot belang.
Het bestemmingsplan Alfadriehoek zal de realisering van een hotel op deze locatie in de westpunt van het plangebied nabij de aansluiting Coentunnelweg/Westrandweg faciliteren.
Het plan voorziet voorts (direct) in maximaal twee vestigingen in de categorie "horeca IV" (restaurant, koffie- en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven) met een maximale brutovloeroppervlakte van 200 m2 per vestiging.
Onbebouwde percelen hoek Zekeringstraat/Contactweg
Het plangebied wordt vanaf de westelijk gelegen Kabelweg op drie plaatsen voor autoverkeer c.a. ontsloten. Het gebied wordt verder voor autoverkeer c.a. in de zuidoostelijke hoek ontsloten via de Contactweg. Er is via de op korte afstand van het plangebied gelegen afritten een aansluiting op het hoofdwegennet (rijksweg A10 west). Het bestemmingsplan voorziet niet in een verandering van de ontsluiting van het plangebied.
Er is aan de zuidzijde een langzaamverkeersverbinding naar het direct ten zuiden van het plangebied gelegen metrostation Isolatorweg. Dit betreft een eindstation vanwaar de metro uitsluitend in westelijke richting naar (treinstation) Sloterdijk e.v. rijdt; er is geen directe aansluiting per metro naar het centrum van Amsterdam. Buslijn 36 rijdt over de Kabelweg (in het westelijke deel van het plangebied) van Station Sloterdijk naar het Buikslotermeerplein (in Amsterdam Noord) v.v.
In juni 2008 is in opdracht van Havenbedrijf Amsterdam NV en de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam het Verkeersonderzoek Westelijk Havengebied (waaronder het onderhavige plangebied valt) uitgevoerd. Er zijn vervolgens in februari 2009 aanvullende berekeningen uitgevoerd. De resultaten van deze twee onderzoeken zijn gebundeld in het rapport Verkeersonderzoek Westelijk Havengebied. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de verkeersgegevens voor het gehele gebied van Westpoort voor de actualisering van diverse bestemmingsplannen (waaronder het voorliggende plan). Er is onderzoek gedaan naar de verkeersgegevens van de huidige situatie en die in de jaren 2015 en 2020, exclusief en inclusief plannen. Er wordt onder "plannen" verstaan: de wijzigingen in de bestemmingsplannen voor Westpoort die effecten hebben op de mobiliteit (en daarmee op de luchtkwaliteit). Het Verkeersonderzoek Westelijk Havengebied is als bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd.
Er is vervolgens nog aanvullend onderzoek verricht naar de verhouding tussen de verkeersintensiteiten en verkeerscapaciteiten (de I/C verhouding). Daaruit is gebleken dat er in het onderhavige plangebied met de realisering van alle plannen in het havengebied c.a. tot 2020 geen capaciteitsproblemen zijn te verwachten. Deze aanvulling op het Verkeersonderzoek Westelijk Havengebied is als bijlage 4 aan deze toelichting toegevoegd.
Er is in de voorgaande onderzoeken nog uitgegaan van de effecten van "Anders betalen voor mobiliteit" (oftewel rekeningrijden) op de toekomstige verkeersintensiteiten. In juli 2011 zijn berekeningen gemaakt voor verschillende peildata (eveneens voor de situatie exclusief en inclusief plan) uitgaande van de situatie zonder rekeningrijden ("gevoeligheidsanalyse"). Ook daarin is een uitsplitsing naar het onderhavig plangebied Alfadriehoek opgenomen. Dit leidt tot iets hogere verkeersintensiteiten op de verschillende wegvakken (zie bijlage 5, met name blz. 5, 15, 25, 35, 45, 55, 66 en 76). De achtergronden van deze "gevoeligheidsanalyse" zijn verwoord in de bijgevoegde Notitie Anders Betalen voor Mobiliteit (zie bijlage 6).
De gevoeligheidsanalyse "Anders betalen voor Mobiliteit" laat een gemiddelde toename van de verkeersintensiteiten zien van maximaal circa 4% op het stedelijk net voor de toetsing van de wegcapaciteit en een worst-case toename van 7% op het stedelijk wegennet voor luchtkwaliteitberekeningen.
De procentuele verschillen tussen de situatie met en zonder rekeningrijden zijn dermate gering dat de conclusies van de toetsing aan de wegcapaciteit niet veranderen. Er is dan ook geen sprake van een noodzaak voor een nieuwe toetsing aan de beschikbare wegcapaciteit in het plangebied.
Voor het aspect luchtkwaliteit wordt verwezen naar Hoofdstuk 9 Luchtkwaliteit.
Parkeren vindt in het plangebied plaats op eigen terrein op maaiveld. Er zijn geen parkeerplaatsen langs de openbare weg. De gemeenteraad heeft op 2 april 2008 de nota Locatiebeleid vastgesteld. Er is voor gekozen om de reeds eerder gehanteerde parkeernormen voor kantoren en bedrijven te blijven hanteren. Dit houdt in een parkeernorm voor kantoren en bedrijven van 1:250 m2 bvo op A-locaties en 1:125 m2 bvo op B-locaties. A-locaties bevinden zich rondom de belangrijkste NS-stations (Centraal Station, Sloterdijk, Zuid en Bijlmer). B-locaties zijn gelegen in de directe omgeving van ringlijn/metrolijnstations en overige NS-stations of liggen binnen het tram/busnetwerk. De Alfadriehoek kan - gelet op de directe nabijheid van metrostration Isolatorweg en de aanwezigheid van een buslijn in het plangebied - worden aangemerkt als een B-locatie ("een goed via openbaar vervoer ontsloten locatie"). Er geldt derhalve een norm van maximaal één parkeerplaats op 125 m2 brutovloeroppervlakte.
De gemeente Amsterdam kiest voor vaste parkeernormen voor kantoren en bedrijven. Flexibele toepassing van parkeernormen kan alleen als de luchtkwaliteit en de intensiteit/capaciteit van het wegennet dit toelaten. De criteria zijn kwaliteit en kwantiteit van het openbaar vervoer, mobiliteitsmanagement, dubbelgebruik parkeerplaatsen en de vestiging van bestuurlijk wenselijke functies.
Er is voor wat betreft het voorliggende plan geen aanleiding om af te wijken van de bovengenoemde parkeernorm. Deze is dan ook in de planregels behorende bij de bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" opgenomen. Er is terzake wel voorzien in een (binnenplanse) afwijkingsbevoegdheid tot ten hoogste één parkeerplaats op 100 m2 brutovloeroppervlakte.
Parkeren in de openbare ruimte wordt in het bestemmingsplan uitdrukkelijk uitgesloten.
Langzaam verkeersverbinding tussen
Alfadriehoek (Zekeringstraat) en metrostation Isolatorweg
Havenbedrijf Amsterdam NV stimuleert fietsen naar het werk in Westpoort. Fietsen naar het werk is winst voor werknemers, voor bedrijven en voor het milieu.
Havenbedrijf Amsterdam NV heeft de afgelopen jaren langs een groot aantal doorgaande wegen vrij liggende, geasfalteerde en verlichte fietspaden aangelegd. In totaal ligt er ten tijde van de opstelling van dit bestemmingsplan ongeveer 45 km aan fietspaden in Westpoort. Dit maakt het voor fietsers mogelijk om veilig en comfortabel naar en van hun werk te fietsen. Het aantal kilometers aan fietspaden zal verder worden uitgebreid.
De (toenmalige) Minister van Verkeer en Waterstaat heeft bij besluit van 12 mei 2010 het Tracébesluit Transformatorweg vastgesteld. Het tracébesluit heeft betrekking op de aansluiting van de Havenspoorlijn (Westhavenlijn) op de Schiphollijn en voorziet in de verlegging van de Schiphollijn, de realisatie van een kunstwerk in de Schiphollijn en de realisatie van een nieuw spoor naar de Westhaven. Het Tracébesluit Transformatorweg is als bijlage 7 aan deze toelichting toegevoegd.
De raad dient ingevolge artikel 15, lid 8, van de Tracéwet een bestemmingsplan vast te stellen overeenkomstig het tracébesluit. Het Tracébesluit Transformatorweg is voor zover gelegen binnen de plangrenzen van het onderhavige bestemmingsplan daarin meegenomen. Het tracébesluit voorziet in de volgende maatregelen binnen de plangrenzen van het oostelijke deel van het plangebied (zie ook het kaartje in bijlage 7, blz. 16):
Ongelijkvloerse spoorkruising
Het tracébesluit voorziet in de realisering van een ongelijkvloerse spoorkruising. De ter plekke gelegde bestemming "Verkeer - 3" voorziet in de realisering van spoorwegvoorzieningen met de daarbij behorende kunstwerken. Deze kunstwerken zullen ook een reservering bevatten voor een tweede spoor ten behoeve van de ontsluiting van het toekomstige reizigersemplacement Westhavenweg.
Water(berging)
De bestemming "Water" is gelegd conform het in het tracébesluit aangegeven "maatregelvlak water" (voor zover gelegen binnen de bestemmingsplangrens). Dit water dient ter compensatie van te dempen watergangen en de toevoeging van verhard oppervlak.
Wegen en parkeervoorzieningen
Het tracébesluit voorziet binnen het spoorareaal in de aanleg van een weg van/naar een parkeerterreintje ten noorden van de watergang ten noorden van de Contactweg. Ontsluiting vindt plaats op de Contactweg via een brug over de watergang ten noorden van de Contactweg. Een en ander dient voor de bereikbaarheid van de spoorbaan voor hulpdiensten bij calamiteiten en ten behoeve van beheer en onderhoud van de spoorwegwerken. De gronden met de bestemming "Verkeer - 3" zijn primair aangewezen voor spoorwegvoorzieningen en zijn tevens aangewezen voor bijbehorend verkeersareaal. De bestemming "Water" (gelegd op onder meer de genoemde watergang) voorziet tevens in de realisering van bruggen c.q. oeververbindingen.
Bouwzone
Dit betreft gronden die tijdelijk nodig zijn voor de uitvoering van het tracébesluit, bijvoorbeeld voor de realisering van tijdelijke bouwketen en voor de tijdelijke opslag van grond en materialen. Daartoe zal er deels water worden gedempt en zal er een werkponton in het water worden gelegd. Deze gronden zullen na afloop van de werkzaamheden hun oude functie als water terugkrijgen. De desbetreffende gronden hebben de bestemming "Water" gekregen met de "specifieke bouwaanduiding - 2". De aldus aangeduide gronden kunnen tot 1 januari 2020 worden gebruikt voor gebouwde en ongebouwde voorzieningen ten behoeve van de realisering van het tracébesluit.
Het gedeelte van het plangebied ten oosten van de Contactweg aansluitend op het gebied waarop het tracébesluit betrekking heeft, ligt in de "oksel" van de Westhavenlijn en de Schiphollijn. Het bestemmingsplan voorziet ter plaatse niet in de realisering van geluidgevoelige of kwetsbare functies. De daar tot voor kort gesitueerde school De Passie is verplaatst naar een andere (tijdelijke) locatie in het plangebied.
Het plangebied "Alfadriehoek" maakt onderdeel uit van het grotere geheel van het gezoneerde industrieterrein Westpoort (met uitzondering van de meest oostelijke punt van het plangebied dat de bestemming "Verkeer - 3" en deels "Water" heeft gekregen met de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie"). Het beschermingssysteem van de Wet geluidhinder waarborgt dat de geluidbelasting vanwege het hele industrieterrein Westpoort buiten de geluidzone rondom Westpoort niet hoger is dan 50 dB(A). Deze geluidszone blijft vooralsnog ongewijzigd; op dit moment wordt onderzocht in hoeverre de geluidszone moet worden geactualiseerd gelet op de groei van de haven enerzijds en de gewenste ontwikkelingen ten aanzien van woningbouw in de omgeving anderzijds. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het industriegeluid geen extra onaanvaardbare effecten veroorzaakt ter plaatse van geluidsgevoelige objecten.
Gezoneerd bedrijventerrein Westpoort
Er kan tevens op worden gewezen dat het bestemmingsplan bovendien inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in het Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel D, uitdrukkelijk uitsluit. In genoemde bijlage, onderdeel D worden de categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder aangewezen, in casu bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Aangezien dergelijke bedrijven in het bestemmingsplan uitdrukkelijk zijn uitgesloten, behoeft er ook om die reden geen onderzoek te worden ingesteld met betrekking tot het industriegeluid.
Voor wat betreft de in het plangebied reeds aanwezige geluidsgevoelige functies (met name de twee (tijdelijke) onderwijsvoorzieningen) kan worden opgemerkt dat deze, als gevolg van de ligging op het gezoneerde terrein Westpoort, geen akoestische bescherming hebben op basis van de zonering ingevolge de Wet geluidhinder. Er is wel sprake van enige bescherming ingevolge de Wet Milieubeheer jo. het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Overigens moet hierbij worden bedacht dat het voor wat betreft de onderwijsvoorzieningen gaat om onderwijs dat in de dagperiode wordt gegeven. De grootste geluidsbelasting van de industrie op het terrein wordt daarentegen in de nachtperiode veroorzaakt.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen geluidzones langs wegen en spoorwegen. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet echter niet in de realisering van nieuwe geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Evenmin voorziet het bestemmingsplan in de aanleg van nieuwe wegen of spoorwegen (behoudens enige spooraanpassingen "ter plaatse van" het Tracébesluit Transformatorweg; zie Hoofdstuk 7 Railverkeer). Er behoeft terzake dus verder geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Zekeringstraat
Er dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid rekening te worden gehouden met de luchtkwaliteit. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kunnen belemmeringen bestaan om een project te realiseren op een locatie waar de luchtkwaliteit slecht is. Ook een verslechtering van de luchtkwaliteit op bestaande locaties kan bezwaarlijk zijn. Gelet op de ambitie om de luchtkwaliteit te verbeteren, wordt onder meer het gebruik van andere vormen van vervoer dan de auto gepropageerd (zie ook paragraaf 6.3 Langzaam verkeer).
In het Westpoortgebied zijn zowel lokale wegen als rijkswegen gelegen. Het Ingenieursbureau Amsterdam (IBA) heeft de berekeningen gedaan voor de lokale wegen. IBA heeft voor de rijksweg A10 west (Einsteinweg) en de geprojecteerde rijksweg A5 (Westrandweg) opdracht gegeven aan Peutz B.V. de effecten op de luchtkwaliteit te beoordelen.
Onderzoek Ingenieursbureau Amsterdam
Het Ingenieursbureau Amsterdam heeft ten behoeve van het opstellen van diverse bestemmingsplannen in het Westpoortgebied (waaronder het voorliggende plan) de Actualisatie Luchtkwaliteitonderzoek Westpoort (d.d. 18 oktober 2012) opgesteld. Dit onderzoek betreft een actualisatie op basis van nieuwe generieke invoergegevens (emissiefactoren, achtergrondconcentraties) en gewijzigde verkeersintensiteiten ten gevolge van het niet doorgaan van Anders Betalen voor Mobiliteit (ABvM) of te wel rekeningrijden.
Er is onderzocht of de realisatie van de bestemmingsplannen in overeenstemming is met de Wet Luchtkwaliteit 2007. Daarvoor is nagegaan of wordt voldaan aan de volgende drie toetsingscriteria:
In de wet is het begrip “ruimtelijke ontwikkeling” nader gespecificeerd: alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afstand van 1000 meter die gebruik maken van dezelfde ontsluitingsweg.
Ad 1
Voor de jaargemiddelde concentraties van stikstofdioxide (NO2) laat het onderzoek zien dat de grenswaarde in de beschouwde jaren op geen van de onderzochte wegtracés wordt overschreden: noch in de autonome ontwikkeling noch bij realisatie van de plannen. Dit geldt zowel voor het lokale wegennet als het hoofdwegennet.
Voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) laat het onderzoek zien dat de grenswaarde op het lokale wegennet in geen van de beschouwde jaren wordt overschreden, noch in de autonome ontwikkeling noch bij realisatie van de plannen. Op het hoofdwegennet wordt zeer plaatselijk en reeds in de autonome ontwikkeling de grenswaarde overschreden.
De grenswaarde voor de daggemiddelde concentratie fijn stof (PM10) wordt zowel op het lokale wegennet als op het hoofdwegennet zeer plaatselijk en reeds in de autonome ontwikkeling overschreden.
Bovengenoemde overschrijdingen zijn echter niet het gevolg van de realisatie van de plannen maar worden veroorzaakt door extreem hoge achtergrondconcentraties vanwege op- en overslagactiviteiten in het Westelijk Havengebied.
Ad 2
Voor alle onderzochte stoffen geldt dat de plannen in het toetsjaar 2015 op geen van de onderzochte wegtracés in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Ad 3
Voor alle onderzochte stoffen geldt dat de plannen in het toetsjaar 2020 op geen van de onderzochte wegtracés in significante mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit daar waar de grenswaarde reeds wordt overschreden.
Aangezien de realisatie van de bestemmingsplannen in Westpoort niet leidt tot overschrijding van de in de wet gestelde grenswaarde en ook niet in betekende mate noch in significante mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit zijn de voorgenomen plannen in overeenstemming met de Wet luchtkwaliteit 2007. De plannen kunnen, gezien vanuit dit perspectief, ten uitvoer gebracht worden.
De Actualisatie Luchtkwaliteitonderzoek Westpoort is bijgevoegd als bijlage 8.
Onderzoek Peutz
Peutz heeft in opdracht van het Ingenieursbureau Amsterdam onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de realisatie van een aantal bestemmingsplannen op de luchtkwaliteit in de directe omgeving van de geprojecteerde rijksweg A5 en de A10-west te Amsterdam. Ook voor dit onderzoek is een actualisatie uitgevoerd op basis van nieuwe generieke invoergegevens en gewijzigde verkeersintensiteiten.
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat:
Derhalve zijn er inzake de luchtkwaliteit in de directe omgeving van de A5 en A10-west geen belemmeringen voor de realisatie van de bestemmingsplannen in het westelijk havengebied.
Het luchtkwaliteitsonderzoek van Peutz is bijgevoegd als bijlage 9.
Industriële bronnen
Het achtergrondconcentratieniveau in de huidige situatie omvat tevens de effecten van de bestaande bedrijven op de luchtkwaliteit. Het plangebied kent nog enkele plekken die niet in gebruik zijn voor bedrijvigheid, maar op basis van zowel het voorgaande bestemmingsplan als het voorliggende bestemmingsplan daarvoor wel gebruikt zouden kunnen worden. Het is evenwel niet bekend wat de aard van de mogelijk te vestigen bedrijven zal zijn, evenals niet bekend is of bestaande bedrijven wellicht hun bedrijfsvoering zullen wijzigen op een dusdanige manier dat dat effecten heeft op de luchtkwaliteit. Daarom kan er nu niet in algemene zin een beoordeling worden gemaakt voor dergelijke wijzigingen. Wanneer zich concrete wijzigingen voordoen, dan zullen deze worden beoordeeld in het kader van de toepassing van de milieuwetgeving.
Westelijke plangrens (Coentunnelweg)
(situatie 2010)
Milieuzonering betreft het hanteren van bepaalde richtafstanden tussen bedrijven en hindergevoelige functies/bestemmingen. Om in deze zonering enige eenheid te brengen heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uitgebracht die als richtlijn geldt.
De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten is in het voorliggende plan gekoppeld aan de bij de planregels behorende “Staat van Inrichtingen” die gebaseerd is op de eerdergenoemde VNG-brochure. Hierin zijn de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten gerangschikt naar opklimmende milieubelasting (de categorieën 1-6). Hoe hoger de categorie, hoe ernstiger de potentiële milieubelasting en hoe groter de richtafstand ten opzichte van hindergevoelige bestemmingen.
De milieubelasting wordt bepaald door verschillende milieuaspecten, zoals gevaar, stof, geur, geluid, verkeer en visueel. Voor elk milieuaspect geldt een aparte minimaal aan te houden richtafstand tussen hinderveroorzakende functie en hindergevoelige functie. Het aspect met de hoogste categorie is maatgevend voor de uiteindelijke minimaal aan te houden richtafstand. De richtafstanden variëren van 0 meter (voor categorie 1 bedrijven) tot 1000 meter (voor categorie 6 bedrijven). Benadrukt zij nogmaals dat het gaat om richtafstanden.
Er is gelet op de aard van het plangebied (deels ook kantoren) en de nagestreefde hoogwaardigheid van de bedrijvigheid voor gekozen uitsluitend de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 toe te staan. Er zijn in het plangebied geen bedrijven in een hogere milieucategorie dan categorie 3.2 aanwezig. De meeste bedrijven kunnen gerekend worden tot de milieucategorieën 1 en 2 (zie ook bijlage 2).
Tenslotte zij vermeld dat in het kader van het opstellen van een zogenaamd zonebeheerplan voor het gezoneerde industrieterrein Westpoort (zie ook Hoofdstuk 8 Geluid) ook een vorm van inwaartse zonering zal worden gehanteerd. Met dit zonebeheerplan wordt voorgestaan dat de meest luidruchtige bedrijven zoveel als mogelijk in het midden van het gezoneerde terrein Westpoort worden gevestigd, zo ver mogelijk van de om het terrein gelegen zone. Op deze manier wordt getracht de beschikbare geluidsruimte binnen de geluidszone te optimaliseren.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor risicovolle inrichtingen is de normstelling geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), dat op 27 oktober 2004 in werking is getreden. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het BEVI is opgesteld om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Voorbeelden van deze risicovolle bedrijven zijn LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en chemische fabrieken. Het BEVI bevat de normstelling op het gebied van externe veiligheid van inrichtingen en richt zich daarbij op de aspecten vergunningverlening en ruimtelijke ordening. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven; het plaatsgebonden risico wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas;
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico (PR) een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten en een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat binnen de PR 10-6 contour van een BEVI-inrichting geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden opgericht. Indien binnen dat contour beperkt kwetsbare objecten worden opgericht moet men motiveren waarom dat wenselijk en aanvaardbaar is. Verder dient het groepsrisico (GR) verantwoord te worden in de toelichting.
Wet vervoer gevaarlijke stoffen
De Wet vervoer gevaarlijke stoffen regelt de wijze van vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, per spoor en over de binnenwateren; hierin is onder andere vastgelegd welke stoffen behoren tot de categorie 'gevaarlijke stoffen' en dat het transport binnen de bebouwde kom zoveel mogelijk dient te worden vermeden (art. 11). In deze wet is ook vastgelegd dat gemeenten zelf de route voor gevaarlijke stoffen mogen aanwijzen (art. 18, eerste lid). Om bij ruimtelijke ontwikkelingen het vervoer van gevaarlijke stoffen te laten voldoen aan de externe veiligheidsnormen moet het bevoegd gezag rekening houden met het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Voor de wijze waarop het PR en GR beoordeeld moeten worden, is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder: de Circulaire) van toepassing. De Circulaire beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De overheid vraagt gemeenten, provincies en infrabeheerders om medewerking aan dit beleid te verlenen door bij de besluitvorming die onder hun verantwoordelijkheid valt, de veiligheidsbelangen overeenkomstig deze Circulaire af te wegen. Hierbij gaat het om diverse besluiten gerelateerd aan vervoer van gevaarlijke stoffen, milieu en ruimtelijke ordening.
Op basis van de Circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar.
Voor het GR geldt op basis van de Circulaire voor het bevoegd gezag een verantwoordingsplicht in de gevallen van een overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename van het GR. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Desondanks kan uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een verantwoording voor het groepsrisico ook buiten deze 200 meter op zijn plaats zijn, met eventuele beperkingen, zoals bijvoorbeeld in de sfeer van maatregelen die de zelfredzaamheid van de bevolking bevorderen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen) is op 1 januari 2011 in werking getreden. In het Bevb zijn de externe veiligheidsafstanden opgenomen die moeten worden aangehouden tussen kwetsbare objecten en buisleidingen die worden gebruikt voor gevaarlijke stoffen (o.a. aardgas en aardolie). De grenswaarden en richtwaarden zijn overeenkomstig die gehanteerd voor inrichtingen (zie hierboven onder Bevi). Het groepsrisico dient uitsluitend te worden verantwoord in geval van een toename van het groepsrisico of in geval van overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort
Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 8 december 2009 de "Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort" vastgesteld. Gedeputeerde Staten hebben de gebiedsvisie bij besluit van 15 december 2009 vastgesteld. Deze visie omvat onder meer een zonering van Westpoort op het punt van de toelaatbaarheid van risicoveroorzakende bedrijvigheid enerzijds en de toelaatbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten anderzijds.
Het onderhavige plangebied behoort tot zone III, zoals aangegeven in de gebiedsvisie. Voor deze zone geldt dat deze minder geschikt wordt geacht voor de komst van nieuwe en de uitbreiding van bestaande risicoveroorzakers; er wordt ingezet op minder risicovolle bedrijvigheid. Risicovolle bedrijven worden dus niet volledig uitgesloten.
Er wordt voorts in de eerdergenoemde gebiedsvisie in zone III aan de hand van verschillende scenario's een aantal risicoveroorzakende activiteiten met een groot extern veiligheidsrisico "niet mogelijk" geacht gelet op de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Kwestbare en beperkt kwetsbare functies als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn volgens de gebiedsvisie in zone III onder voorwaarden toegestaan. In verband met de zelfredzaamheid geldt voor kantoren een maximale hoogte van vijf bouwlagen.
De gebiedsvisie is als bijlage 10 aan deze toelichting toegevoegd.
De Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam heeft een quick
scan externe veiligheid uitgevoerd voor onder meer de herziening van het bestemmingsplan Alfadriehoek. Het doel van de scan was om te onderzoeken wat bekend is over de huidige risicocontouren en groepsrisico's in het plangebied.
Er bevinden zich in het plangebied geen bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Het plangebied is ook niet gelegen binnen plaatsgebonden 10-6 risicocontouren en/of maximale effectafstanden van buiten het plangebied gelegen risicovolle bedrijven.
Het plangebied ligt niet binnen risicocontouren van een leiding met vluchtig brandbare stoffen. Er lag langs de westgrens van het plangebied (direct ten oosten van de A10 en min of meer evenwijdig daaraan) een hogedruk aardgas transportleiding met een diameter van 12' (30 cm) en een werkdruk van 40 bar. Deze leiding is verplaatst naar de westzijde van de A10/Coentunnelweg. De uiterst zuidwestelijke hoek van het plangebied Alfadriehoek ligt nog net binnen de inventarisatiezone van deze leiding. Nader onderzoek is niet nodig.
Er worden risicovolle stoffen vervoerd over de spoorlijn langs de Nieuwe Hemweg langs de noordoostelijke grens van het plangebied. De contour plaatsgebonden risico ten gevolge van de transporten over die spoorlijn ligt op het spoor. Het plangebied ligt binnen de 200 meter risicocontour langs deze spoorlijn. Het groepsrisico is laag en neemt niet toe ten gevolge van het voorliggende plan. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico zal niet worden overschreden. Een berekening van het groepsrisico is dan ook niet nodig.
Er worden voorts over de spoorlijn langs de zuidzijde van het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Dit is vrijwel uitgesloten. Als er al gevaarlijke stoffen zullen worden vervoerd, dan zal dat in dusdanig geringe hoeveelheden zijn dat de contour plaatsgebonden risico niet buiten het spoor zal liggen en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet zal worden overschreden.
risicozones vervoer risicovolle stoffen over het spoor
De contour plaatsgebonden risico ten gevolge van transporten over de weg ligt op de Coentunnelweg c.a. Het plangebied ligt deels binnen de 200 meter risicocontour langs de Coentunnelweg c.a. Het groepsrisico is laag en zal ten gevolge van het plan niet toenemen. Er is volgens de circulaire geen verantwoording vereist.
risicozones vervoer risicovolle stoffen over de weg
Het plangebied valt onder zone III als bedoeld in de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort en leent zich volgens de visie minder voor de vestiging van risicovolle bedrijven zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ("Bevi bedrijven"). Het plangebied is primair bedoeld voor kleinschaliger bedrijvigheid.
De gebiedsvisie acht de vestiging van Bevi-bedrijven in het plangebied Alfadriehoek slechts onder voorwaarden mogelijk. Dergelijke bedrijven zijn in de planregels uitgesloten. Er worden in het plangebied overigens ook uitsluitend bedrijven toegestaan met een maximale milieuhindercategorie 3. Daarmee is de vestiging van Bevi-bedrijven in feite al uitgesloten. Deze vallen immers over het algemeen in de hogere categorieën.
Er zijn in het voorliggende bestemmingsplan conform de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort geen expliciete beperkingen gesteld aan de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare objecten/functies. De bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" voorzien ook in de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare functies. In verband met de zelfredzaamheid geldt wel als voorwaarde dat de hoogte van de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet meer mag bedragen dan vijf bouwlagen (zie bijlage 10, blz. -V-).
De planregeling voorziet voorts in de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van het toelaten van maatschappelijke dienstverlening tot een totale oppervlakte van 25.000 m2 en tot een oppervlakte van 4.000 m2 per vestiging. Maatschappelijke dienstverlening is omschreven als: "het verlenen van publieksgerichte diensten op het gebied van welzijns- en sociaal-culturele voorzieningen, alsmede kleinschalige recreatieve voorzieningen, zoals fitness-centra en dergelijke."
Er kan slechts worden afgeweken indien de zelfredzaamheid is aangetoond als bedoeld in de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort, mede gelet op de maatgevende ongevalscenario's, en nadat de brandweer voor het specifieke geval advies heeft uitgebracht.
De Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft aan de hand van acht scenario's van ongevallen met gevaarlijke stoffen in algemene zin per scenario de effecten, alsmede de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid, hulpverlening en zelfredzaamheid aangegeven (zie bijlage 11).
Als effectbeperkende maatregel kan worden overwogen om de personendichtheden nabij de risicobronnen te verminderen en om de constructies van gebouwen zodanig uit te voeren dat bescherming wordt geboden tegen de effecten van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voorts verdient het aanbeveling in de gebouwen voorzieningen te treffen waardoor snel de toevoer van buitenlucht gestopt kan worden.
De zelfredzaamheid kan worden vergroot door (nood)uitgangen en vluchtroutes meerdere kanten op te richten, door duidelijke communicatie vooraf over de risico’s en hoe men moet handelen bij een incident met gevaarlijke stoffen, door zeker te stellen dat mensen in het effectgebied snel worden gewaarschuwd bij een (dreigend) incident met gevaarlijke stoffen en door bedrijven en instellingen noodplannen te laten opstellen waarin rekening wordt gehouden met een (dreigend) ongeval met gevaarlijke stoffen. Dergelijke maatregelen bevorderen de mogelijkheden om snel op een juiste manier op te treden.
Het voorgaande zal uitdrukkelijk worden meegewogen bij besluiten omtrent bovengenoemde afwijking voor het toestaan van maatschappelijke dienstverlening in het plangebied.
De bestemming "Gemengd" voorziet zowel in bedrijvigheid als in de realisering van een hotel. De ontwikkeling van een hotel in Westpoort is zeer wenselijk. Het hotel kan dienen als een herkenbare ontvangstmogelijkheid voor de ondernemers in Westpoort door de aanwezigheid van horeca- en vergaderfaciliteiten. Aangezien voor wat betreft de locatie tussen de Kabelweg en de A10 niet meer wordt voorzien in een kantoor met een maximale hoogte van 70 meter, komt naast de mogelijkheid voor de realisering van bedrijfsbebouwing ook de mogelijkheid voor de vestiging van een hotel aan de orde.
Deze locatie is gekozen vanwege de goede zichtbaarheid en bereikbaarheid vanaf de snelwegen (ring A10 en Westrandweg), de locatie ten opzichte van Amsterdam, Schiphol en openbaar vervoer faciliteiten. De hotelloods ziet een duidelijke toegevoegde waarde van een hotel op deze plek. Hierbij is de verbinding van het concept met de gebruikers van de snelweg en van de haven van groot belang.
Het bestemmingsplan Alfadriehoek zal de realisering van een hotel op deze locatie in de westpunt van het plangebied nabij de aansluiting Coentunnelweg/Westrandweg faciliteren.
De brandweer heeft bij brief van 26 april 2013 geadviseerd omtrent de externe veiligheidsaspecten met betrekking tot de realisering ven aan hotel c.a. op deze locatie die is gelegen in het gebied Westpoort waarvoor een gebiedsvisie externe veiligheid is opgesteld. In deze visie is opgenomen dat het bevoegde gezag Brandweer Amsterdam-Amstelland betrekt bij de vraag of een functie wel of niet zelfredzaam is. De brandweer stelt vast dat de afstand van de locatie waar het hotel mogelijk gerealiseerd gaat worden tot de weg, het spoor en de buisleiding zodanig is dat een ongeval met gevaarlijke stoffen een gevaar kan vormen voor de aanwezige personen in het hotel. Het mogelijk aantal slachtoffers is voornamelijk afhankelijk van het ongevalscenario, het aantal mensen in het gebouw en de bescherming die het gebouw biedt. De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate aanwezige personen in het hotel in staat zijn om zichzelf op eigen kracht in veiligheid te brengen. In het kader van de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort worden de in het hotel aanwezige mensen aangemerkt als zelfredzaam. Een mogelijke uitzondering hierop kunnen de aanwezige personen ter plekke van het eventuele ondergeschikte onderdeel “medische-zorg-welness” zijn. De volgende maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid van aanwezige personen in het bestemde hotel kunnen worden overwogen: bij de constructie van het gebouw rekening houden met de gevaren van een ongeval met gevaarlijke stoffen, vluchtroutes realiseren van de bron af richting de Zekeringstraat/Kabelweg, een noodplan opstellen waarin rekening wordt gehouden met de gevaren van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het bestemmingsplan staat niet in de weg aan de uitvoering van deze maatregelen.
Het advies van de brandweer is bijgevoegd als Bijlage 12 Advies Brandweer Amsterdam-Amstelland hotel.
Bij het toekennen van (gevoelige) bestemmingen aan gronden is het van belang om te weten wat de kwaliteit van de bodem is. In het kader van goede ruimtelijk ordening moet voorkomen worden dat gevoelige bestemmingen op verontreinigde gronden worden gerealiseerd. Ook op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Bouwverordening is het verboden te bouwen op verontreinigde grond. Daarom moet voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan onderzoek worden gedaan naar de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij een geconstateerde verontreiniging moet in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan tevens in kaart worden gebracht welke saneringsmaatregelen nodig zijn om het beoogde gebruik van de gronden te kunnen realiseren.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuw gebruik mogelijk. Met name de bestaande situatie wordt vastgelegd. Voor deze bestaande functies is in het verleden onderzoek naar de kwaliteit van de bodem uitgevoerd. Bodemonderzoek voor deze bestaande situaties is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.
Bij eventuele toekomstige uitbreidingen of herontwikkelingen van bestaande functies zal bij de aanvraag omgevingsvergunning een bodemonderzoek moeten worden overlegd, waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde doel. De Bouwverordening waarborgt de uitvoering van dat bodemonderzoek op dat moment.
De gemeenteraad heeft op 4 april 2012 de Nota Bodembeheer vastgesteld. In deze nota staat het gebruik van de bodem centraal. Het Besluit bodemkwaliteit geeft gemeenten de vrijheid eigen normen op te stellen voor toepassen van grond binnen de eigen gemeente, het zogenaamde gebiedsspecifieke beleid. Dat is met genoemde nota voor Amsterdam ingevuld. Deze eigen normen (de lokale maximale waarden) waarborgen het stand-still principe binnen Amsterdam, het uitgangspunt waarbij de kwaliteit van de bodem binnen de gemeentegrenzen niet verslechtert.
Deze Amsterdamse maximale waarden gelden evenwel niet voor Westpoort. De grond in dit gebied is schoon en geschikt om overal zonder onderzoek te hergebruiken. Daarom stelt de gemeente zich als doel deze grond schoon te houden en is voor dit gebied geen gebiedsspecifiek beleid ontwikkeld. Grond die toegepast wordt in dit gebied moet schoon zijn, ongeacht de bodemfunctie.
Het plangebied is in de jaren zestig en zeventig opgehoogd met (schoon) zeezand in een laagdikte variërend van 3 tot 5 meter. Ten tijde van de aanvankelijke inrichting van het gebied was de bodem dan ook nagenoeg schoon. In de Alfadriehoek vestigden zich met name schone bedrijven die met hun activiteiten de bodem nauwelijks belastten.
Er is geconstateerd dat de bodem op enkele plaatsen verontreinigd is met minerale olie. De grond in het plangebied wordt op de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente gerekend tot Klasse 1A (Schone of MVR-grond met verhoogde gehalten EOX en minerale olie). De omvang van de verontreinigingen is relatief klein. Deze verontreinigingen zijn veelal veroorzaakt door lek- en morsverliezen van tankinstallaties voor de opslag en distributie van brandstoffen. De meeste van deze verontreinigingen zijn reeds gesaneerd.
Er is geen aanleiding aan te nemen dat de bodemkwaliteit gevolgen heeft voor de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan (dat voor een substantieel deel reeds is gerealiseerd). De bodemkwaliteit zal eveneens bij de eventuele aanvragen voor omgevingsvergunningen aan de orde komen.
Westgrens plangebied (Coentunnelweg)
(situatie 2010)
Op grond van artikel 3.1.6, lid b, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding (de "waterparagraaf").
Deze waterparagraaf moet inzicht geven in de wijze waarop het waterbeleid is meegenomen. Daarbij wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop bij het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
De waterparagraaf omvat ook de watertoets. Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen. De watertoets zorgt voor een vroegtijdige systematische aandacht voor het meewegen van het aspect water in ruimtelijke plannen.
Waternet voert namens het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) en de gemeente Amsterdam de watertaken uit in het plangebied. Onderstaand zijn de uitgangspunten van Waternet vermeld met betrekking tot de integrale waterhuishouding (oppervlaktewater, riolering, regenwaterafvoer, grondwater en waterkeringen).
Waternet streeft naar een gezond en duurzaam ingericht watersysteem. Duurzaam en integraal krijgen inhoud door de verschillende aspecten van het watersysteem in samenhang te bezien in relatie met de ruimtelijke ordening en milieubeleid.
Het plangebied maakt deel uit van het geldigheidsgebied van de integrale keur van het Waterschap AGV. Voor ingrepen en activiteiten die invloed hebben op waterstaatkundige werken, boezemland en watergangen dient een vergunning aangevraagd te worden. In het keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen ten aanzien van het onderhoud en het gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. Tevens worden in de keur de verplichtingen (o.a. meld- en meetplicht) ten aanzien van het aanvoeren, onttrekken, lozen en afvoeren van water aangegeven. Het uitvoeren en handhaven van de keur wordt door Waternet gedaan. In de keur wordt een aantal nota's genoemd waarin de algemene gedragsregels, bepalingen en voorwaarden staan op grond waarvan een vergunning verkregen kan worden.
De nota Watertoets en Vergunningverlening is de basis op grond waarvan Waternet dit wateradvies heeft geschreven. In de genoemde nota staat ook aangegeven wanneer een vergunning op grond van de Waterwet verplicht is. Naast de eventueel vereiste gemeentelijke omgevingsvergunning is veelal ook een vergunning ingevolge de Waterwet vereist.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, waarmee een achttal wetten is samengevoegd tot één wet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet richt zich op de zorg voor waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterfuncties (zoals de drinkwatervoorziening). De wet biedt de basis voor het stellen van normen ten aanzien van deze onderwerpen. Verder bevat de wet regelingen voor het beheer van water. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Met als resultaat één vergunning; de watervergunning. Watervergunningen kunnen betrekking hebben op bouw- of aanlegwerkzaamheden bij water en dijken; lozen en onttrekken van water; varen, aanmeren en evenementen en plannen ten behoeve van natuur en recreatie en uitbreidingsplannen.
Minstens zo belangrijk is dat zoveel mogelijk activiteiten onder algemene regels vallen. In de regel komt dit neer op een meldingsplicht in plaats van een vergunningenprocedure. Niet alles is in algemene regels vast te leggen en voor deze activiteiten in, op, onder of over watersystemen is er de watervergunning. Personen die een ligplaats hebben of aanvragen moeten tevens een watervergunning aanvragen bij het bevoegd gezag.
Nationaal Waterplan
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de daarop gebaseerde nota's, zoals de "Nota Anders omgaan met Water" en "Waterbeleid in de 21ste eeuw". Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer en richt zich op:
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk. Voor dit bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid is opgesteld.
Provinciaal Waterplan 2010-2015
Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het Waterplan vastgesteld. Het opstellen van een waterplan is een wettelijke taak van de provincie. In het Waterplan "Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren" zijn de hoofdlijnen van beleid geformuleerd voor het beheer van het Noord-Hollandse watersysteem. Het Waterplan geeft als strategische waterdoelen tot 2040 en acties tot 2015 aan:
Een belangrijk middel voor het realiseren van de provinciale waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling proactief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan staan de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid. Alle ruimtelijke opgaven uit het Waterplan zijn integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie. In het plangebied is Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht actief voor het beheer van de waterkwantiteit en de waterkwaliteit.
Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015
Het Algemeen Bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) heeft op 26 november 2009 het Waterbeheerplan AGV vastgesteld. In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het hoogheemraadschap de huidige ecologische en chemische toestand van de waterlichamen binnen haar beheergebied en de maatregelen die worden genomen om deze toestand te verbeteren.
Keur Amstel, Gooi en Vecht
De Waterschapswet bepaalt in artikel 78 dat het waterschap verordeningen mag opstellen voor de "behartiging van aan het waterschap opgedragen taken". In december 2011 is de Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) vastgesteld.
De Keur van het AGV is gericht op het beschermen van de wateraan- en -afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. De aanleg van verhard oppervlak leidt in beginsel tot een grotere belasting van het oppervlaktewatersysteem en/of rioleringssysteem, omdat pieken in de regenafvoer minder worden afgevlakt door infiltratie. Bij nieuwbouw in stedelijk gebied, verdichting in bestaand stedelijk gebied of de aanleg van wegen is sprake van verharding van gebieden waar voorheen water in de bodem kon worden geborgen. De toename van de belasting van het oppervlaktewatersysteem moet daarom worden gecompenseerd door de initiatiefnemer. Dat betekent dat het watersysteem na de realisering van de verharding niet zwaarder belast mag worden dan voordien. Op grond van artikel 3.13 van de Keur is het verboden om in stedelijk gebied meer dan 1.000 vierkante meter verharding aan te brengen. Het Dagelijks Bestuur van het hoogheemraadschap kan ontheffing verlenen van deze verbodsbepaling.
Veel handelingen in en nabij de kern- en (buiten)beschermingszones van waterkeringen zijn verboden. Sommige handelingen kunnen op basis van de Keur door het bestuur van het Hoogheemraadschap AGV vergund worden.
Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015
De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen:
In het Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015 staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld, mede in het licht van de te verwachten klimaatverandering. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert, en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Dit plan is hiermee een zogenoemd verbreed gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Met dit plan voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer is opgenomen.
Tot 2008 had de gemeente de zorgplicht voor doelmatige inzameling en transport van afvalwater. De zorg voor de riolering is sinds 1 januari 2008 verbreed tot de bovengenoemde drie zorgplichten. Dit is het eerste Plan gemeentelijke watertaken waarin de drie zorgplichten zijn opgenomen. Dit bestemmingsplan is met in achtneming van het Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015 opgesteld.
De Waterbestendige Stad
In het Nationaal Waterplan is het voornemen opgenomen om het concept van meerlaagsveiligheid verder uit te werken. Dit concept houdt in dat de bescherming tegen overstromingen wordt opgebouwd uit drie lagen: voorkomen van overstromingen met sterke dijken, duinen en stormvloedkeringen; een ruimtelijke inrichting die bestand is tegen water en die slachtoffers en schade bij eventuele overstromingen zoveel mogelijk beperkt of voorkomt; tenslotte een adequate crisisbeheersing bij overstromingen. Het project "De waterbestendige Stad In Amsterdam" is één van de zes gebiedspilots in het Deltaprogramma Veiligheid. Het Westpoortgebied is één van de aandachtsgebieden waarvan het plangebied deel uitmaakt. Hoewel de kans op een overstroming klein is, vanwege het beschermingsniveau (1:10.000 jaar) van de sluizen van IJmuiden, kunnen de gevolgen door de aanwezigheid van vitale, risicovolle en kapitaalintensieve bedrijven en infrastructuur (BRZO bedrijven, RWZI, Afval Energie Bedrijf, tunnels) enorm groot zijn. Het nemen van extra beschermingsmaatregelen zal in het vervolg van het project op perceel- en gebouwniveau worden uitgewerkt.
Waterbank
Havenbedrijf Amsterdam NV, Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht hebben medio 2011 een overeenkomst gesloten inzake de instelling van de Waterbank Haven Amsterdam. Daarmee wordt de waterkwantiteit in het haven- en industriegebied Westpoort geregeld. Dempingen en verhardingen dienen te worden gecompenseerd. Het Hoogheemraadschap is waterbeheerder voor de niet bevaarbare wateren in Westpoort. Het buitendijks gebied van Westpoort en de zijhavens en wateren aan de zuidzijde van het Noordzeekanaal zijn grotendeels in beheer en in eigendom bij Havenbedrijf Amsterdam NV; dit gebied maakt deel uit van het watersysteem van het Noordzeekanaal. Circa 25% van het beheergebied van Haven bestaat uit oppervlaktewater. Er is geen sprake van een wateropgave; dat wil zeggen dat het saldo van de Waterbank positief is (eind 2012). Met behulp van de watertoets dient bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan door het bevoegd gezag te worden bepaald of de waterhuishouding in balans is. Het watersysteem is echter groter dan het beheersgebied van Haven; dit omvat ook gebieden elders binnen en buiten Amsterdam. Er worden door Havenbedrijf Amsterdam NV regelmatig wateren gedempt en/of gegraven; er worden ook regelmatig door Havenbedrijf Amsterdam NV verhardingen verwijderd en/of aangebracht. Het wordt niet efficiënt geacht bij iedere demping of verharding één op één water compensatie te realiseren. Het wordt efficiënter geacht om het saldo van dempingen, verhardingen etc. bij te houden voor geheel Westpoort. Verder is het mogelijk om in geval van stedelijke ontwikkelingen waarbij ontgravingen en/of dempingen plaatsvinden afspraken te maken over compensatie elders, maar wel in hetzelfde watersysteem. Indien zo'n ontwikkeling plaatsvindt buiten Westpoort maar in hetzelfde watersysteem, heeft het de voorkeur dat compensatie binnen de eigen ontwikkeling plaatsvindt, maar is het mogelijk dat compensatie plaatsvindt door middel van (de overeenkomst inzake de instelling van) de Waterbank Haven Amsterdam.
Waterkwantiteit
Ruimtelijke ontwikkelingen dienen "waterneutraal" of "waterpositief" te worden uitgevoerd. Hiermee wordt een zodanige inrichting beoogd dat de afwenteling van problemen van (grond)waterkwaliteit of -kwantiteit op de omgeving wordt voorkomen of verminderd. Eventuele problemen moeten, waar mogelijk, opgelost worden in het gebied waar ze ontstaan.
In de Keur staat expliciet dat een initiatiefnemer het dempen van water één op één moet compenseren met oppervlaktewater. Voor een toename van het verharde oppervlak in stedelijk gebied met meer dan 1000 m2 geldt dat een initiatiefnemer 10% van het extra te verharden oppervlak in waterberging moet omzetten.
Alternatieve vormen van waterberging zijn alleen mogelijk wanneer het watersysteem op orde is en aangetoond wordt dat de alternatieve vorm van waterberging ten alle tijden zijn functie behoudt en qua beheer en onderhoud te handhaven is. Dat kan bijvoorbeeld door de ruimte voor water te combineren met andere functies. Als regenwater, afkomstig van een toename van het verharde oppervlak (wegen, daken), zodanig wordt afgevoerd of hergebruikt dat dit niet meer in het oppervlaktewatersysteem terecht komt, dan hoeft de aanleg van deze verharding niet gecompenseerd te worden in de vorm van open water. De wateraan- en afvoer moeten gegarandeerd blijven.
Riolering en regenwaterafvoer
Binnen de gemeente Amsterdam voert Waternet de rioleringstaak uit. Voor het rioolontwerp moet uiteindelijk een "watervergunning" aangevraagd worden. Uitgangspunt voor het ontwerp van het rioolstelsel is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden. Relatief schoon regenwater (daken/buurtwegen) wordt waar mogelijk hergebruikt (toiletspoeling, daktuinen) of kan rechtstreeks naar het oppervlaktewater/grondwater worden afgevoerd. Hemelwater afkomstig van wegen met een relatief lage verkeersintensiteit wordt voorgezuiverd met een lokale voorziening (door middel van een helofitenfilter / bezinkvoorziening / wadi = water afvoersystemen door infiltratie) alvorens het op het oppervlaktewater te lozen. Vervuild regenwater, afkomstig van hoofdwegen, drukke parkeerplaatsen en dergelijken, wordt met een verbeterd gescheiden stelsel afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Op deze wijze wil Waternet de inzameling van afvalwater (gemeentelijke taak) en het zuiveren en lozen ervan (waterschapstaak) in samenhang benaderen.
Grondwater
Waternet heeft binnen de gemeente Amsterdam de grondwaterzorgtaak. Belangrijke doelstelling is dat bij nieuw in te richten gebieden voorkomen wordt dat er problemen met het grondwater ontstaan. Ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen verslechtering van de grondwaterstand en -stroming veroorzaken. Grondwateroverlast en/of grondwateronderlast in nieuwe gebieden, maar ook in de omliggende wijken moeten worden voorkomen. De grondwaterstand mag ten opzichte van de huidige situatie niet verslechteren. Ondergrondse werken (kelders, parkeergarages, bergbezinkbassins) moeten waterdicht zijn en mogen de vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Waternet verbiedt om nieuw in te richten gebieden met een stedelijke functie permanent te ontwateren middels drainage. Grondwateroverlast kan worden voorkomen door ophoging van het terrein, verbetering van de doorlatendheid van de bodem en door kruipruimteloos te bouwen. Er zijn in dit gebied freatische peilfilters aanwezig die periodiek door Waternet gemeten worden.
De grondwaternorm luidt dat daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt, de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld mag staan. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd, geldt een norm van 0,9 meter. De initiatiefnemer moet met een grondwaterstandberekening aantonen dat het plan aan de grondwaternorm voldoet.
Waterkeringen
In het bestemmingsplangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.
Ecologie en inrichting van water
Een van ecologische doelen is de natuur in de stad te brengen, onder meer door de realisatie van een keten van natuurvriendelijke oevers. Naast een versterking van de "natte" ecologische functie dragen deze oevers bij aan de verbetering van de waterkwaliteit en aan de natuurbeleving van de stadsbewoner. Om een verbrokkelend karakter van natte ecologische verbindingszones tegen te gaan (hetgeen ten nadele zou zijn voor de migratiemogelijkheden van de fauna) dienen maatregelen getroffen te worden om eventuele barrières te overbruggen en knelpunten op te lossen.
Materiaalgebruik
Het gebruik van uitlogende materialen leidt tot verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater, waterbodems en grondwater. Het gebruik van dergelijke materialen dient voorkomen te worden gedurende de bouw- en gebruiksfase van bouwwerken, maar ook bij inrichting en gebruik van de openbare ruimte. Emissies naar het oppervlaktewater van bitumeuze materialen, geïmpregneerd hout, lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan. Afhankelijk van de gebruikte (bouw)materialen kan een melding of een vergunning noodzakelijk zijn, vooral wanneer deze materialen in contact (kunnen) komen met (regen)water.
Beheer en onderhoud
Om de stabiliteit van oevers te beschermen moet men langs de wateren een vrijwaringszone vrijhouden van obstakels en van ongewenste activiteiten. Deze toegankelijkheid is noodzakelijk om het onderhoud van het water vanaf de oever uit te kunnen voeren. Deze zone is tevens noodzakelijk om de afzet van baggerslib en maaisel mogelijk te maken.
De effecten van bestemmingsplannen op beschermde gebieden en beschermde soorten moeten respectievelijk worden onderzocht en getoetst op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 en aan de Flora- en faunawet.
Er is in mei 2007 door de Dienst Ruimtelijke Ordening een natuurtoets uitgevoerd voor het plangebied Westhaven en het onderhavige plangebied Alfadriehoek. De Natuurtoets Westhaven en Alfadriehoek is als bijlage 13 toegevoegd. De feitelijke situatie in het plangebied is sinds mei 2007 nauwelijks veranderd.
Er is geconstateerd dat in de Alfadriehoek een aantal nu nog braakliggende bouwpercelen kunnen worden bebouwd. Bij de ingebruikname van deze braakliggende percelen moet rekening gehouden worden met twee beschermde soorten waarvoor ontheffing op grond van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd: de rietorchis en de rugstreeppad.
Bij een ontheffingsaanvraag voor rietorchissen moet worden aangegeven of deze naar een geschikte biotoop in de omgeving verplaatst kunnen worden. Dat is vrijwel altijd het geval. Bij een ontheffingsaanvraag voor de rugstreeppad moet duidelijk worden gemaakt dat het duurzaam voortbestaan van de soort in het gebied niet in gevaar komt en dat er voor voldoende leefgebied in de omgeving wordt gezorgd.
De percelen in het plangebied vallen onder de generieke ontheffing van Havenbedrijf Amsterdam NV. Er moet volgens de aan deze ontheffing verbonden maatregelen gewerkt worden. In dat geval is een aparte ontheffing voor de rugstreeppad en voor de orchideesoorten niet nodig.
Voor de overige soorten geldt een vrijstelling. De broedvogels moeten gedurende de broedtijd worden ontzien. Bij alle mogelijke ingrepen in het gebied is het advies van een terzake deskundige nodig om vast te stellen of er nog broedvogels aanwezig zijn.
Tenslotte kan nog worden gewezen op de Gedragscode Gemeente Amsterdam. Deze gedragscode is de concretisering van de algemene zorgplicht voor de beschermde soorten ingevolge de Flora- en faunawet. De gedragscode beschrijft hoe in redelijkheid activiteiten kunnen worden vermeden die schadelijk en nadelig zijn voor de genoemde dieren en planten. De naleving van genoemde gedragsregels zorgt ervoor dat er geen wezenlijke invloed van de werkzaamheden zal zijn op het lokale voortbestaan van de beschermde soorten. De gedragscode is door de (toenmalige) Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit bij besluit van 11 december 2009 goedgekeurd.
Geconcludeerd kan worden dat de genoemde wetgeving geen gevolgen zal hebben voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Er kan worden gewerkt conform de voorwaarden bij de genoemde generieke ontheffing.
Artikel 33 ("Energie en duurzaam bouwen") van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (die op 1 november 2010 in werking is getreden) bepaalt dat bestemmingsplannen voor (onder meer) bedrijventerreinen en kantoorlocaties dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing, aan inzet van duurzame energiebesparing en aan inzet van duurzame energie. De gemeente Amsterdam heeft de ambitie om de CO2 uitstoot in 2025 met 40% te hebben gereduceerd en vanaf 2015 klimaatneutraal te gaan bouwen.
Een aantal bedrijven in de Alfadriehoek heeft een stadswarmte-aansluiting. Het is de bedoeling dit aantal aansluitingen uit te breiden. Er geldt voor bedrijven die binnen 40 meter van de stadswarmteleiding liggen, een aansluitplicht in geval van een omgevingsvergunningprocedure voor bouwen.
De omschrijving van het begrip "nutsvoorziening" en de algemene planregels bieden ruimte voor diverse gebruiks- en bouwmogelijkheden ten behoeve van de duurzaamheid (zoals de realisering van koude/warmte-infrastructuur, de realisering van technische installaties zoals koudewiel, drycooler e.d. en de realisering van oplaadpunten ten behoeve van elektrisch vervoer).
In gebieden waar archeologische waarden voorkomen of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, zal hiermee rekening moet worden gehouden bij de planontwikkeling. Het archeologisch erfgoed kan zijn:
Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) heeft in 2008 in opdracht van de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de plangebieden Alfadriehoek en Westhaven; dit bureauonderzoek is in februari 2011 voor de laatste keer herzien. Het onderzoek is bedoeld om het cultuurhistorische verleden van het plangebied in kaart te brengen met de mogelijke archeologische sporen die in de bodem zijn nagelaten. Het archeologisch bureauonderzoek is als bijlage 14 toegevoegd aan deze toelichting.
Er zijn binnen het plangebied Alfadriehoek geen wettelijk beschermde archeologische monumenten aangewezen. Het plangebied heeft op de Cultuur Historische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland (CHW) geen archeologische waardering.
Er is in het plangebied tot op heden - naast het eerdergenoemde bureauonderzoek - geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Concrete aanwijzingen over de aanwezigheid van archeologische overblijfselen zijn dan ook niet voorhanden. De waardestelling is gebaseerd op een historisch topografische inventarisatie van historisch kaartmateriaal, literatuur en archiefstukken, in samenhang met archeologisch informatie over vergelijkbare locaties.
De historisch topografische kartering heeft geresulteerd in een overzicht van archeologische informatie over de ontwikkeling van het Amsterdams havengebied aan het IJ vanaf de Late Middeleeuwen tot in de 20ste eeuw. Er is van dit ruimtelijke en landschappelijke beeld een beleidskaart van archeologische waarden afgeleid die een specificatie biedt van de beleidsregels en maatregelen die voor de archeologische monumentenzorg vereist zijn.
De Alfadriehoek is op de archeologische beleidskaart aangemerkt als onderdeel van Beleid zone F. In deze gebieden zijn geen archeologische overblijfselen meer in de bodem aanwezig, omdat hier de oorspronkelijke bodem reeds verstoord is. Daarom geldt voor deze gebieden een vrijstelling voor specifiek archeologisch onderzoek ter plekke. Een nadere regeling in het voorliggend bestemmingsplan is dan ook niet nodig.
Voor het gehele plangebied geldt overigens wel dat in het geval bij bouwwerkzaamheden toch archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar aangetroffen worden, deze bij de gemeente aangemeld dienen te worden. Er kunnen dan eventueel in gezamenlijk overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden om te komen tot documentatie en berging van de vondsten.
Dynamostraat
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol kent een beperkingengebied (met beperkingen ten aanzien van de aard van de bebouwing, beperkingen ten aanzien van de hoogte en beperkingen aan functies die vogels aantrekken). Het onderhavige plangebied ligt (op alle aspecten) buiten het beperkingengebied.
Metrostation Isolatorweg (eindstation) direct ten zuiden van de Alfadriehoek
Het bestemmingsplan (plankaart, planregels en plantoelichting) wordt in digitale vorm opgesteld en vastgesteld. Het plan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan is te raadplegen op internet. Bij het aanklikken van een bestemming met de muis verschijnt een link naar de planregels die erop van toepassing zijn, in beeld. Op deze wijze wordt het bestemmingsplan toegankelijker. Daarnaast is zoals gebruikelijk een "papieren" versie van het bestemmingsplan beschikbaar.
Deze paragraaf geeft een toelichting op de bestemmingsplanregeling, te weten de bestemmingsplanregels en de plankaart. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de planregels en de plankaart. Daartoe worden in deze paragraaf de planregels per artikel toegelicht. Aangezien alle onderdelen van de (digitale) plankaart verbonden zijn met één of meer planregels, wordt daarbij ook de plankaart toegelicht.
Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en planregels, vergezeld van een toelichting. De plankaart visualiseert de bestemmingen. De (digitale) plankaart vormt samen met de planregels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt in juridische zin ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige planregels.
In het eerste hoofdstuk (Hoofdstuk 1 Inleidende regels) worden de in de regels gehanteerde begrippen en de wijze van meten gedefinieerd. Het is de bedoeling begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten dienen te worden vastgesteld.
De bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" zijn gelegd op de gronden die op grond van het voorgaande bestemmingsplan reeds de bestemming "Bedrijfsvoorzieningen" hadden. De gronden zijn bestemd voor bedrijven zoals genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bijgevoegde Staat van Inrichtingen, alsmede voor de bij bedrijvigheid behorende voorzieningen. Bedrijfswoningen worden uitdrukkelijk uitgesloten.
De maximale bouwhoogtes en maximum bebouwingspercentages zijn per bestemmingsvlak aangegeven. De maximale hoogtes zijn overeenkomstig die ingevolge het voorgaande bestemmingsplan (deels maximaal 19 meter, deels maximaal 35 meter).
Gelet op het streven naar een intensivering van het ruimtegebruik is ervoor gekozen het maximum bebouwingspercentage - anders dan in het voorgaande plan waarin deze deels 55% bedroeg - in het gehele plangebied te stellen op 75%. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bouwwerken.
Tevens is conform de in het voorgaande plan geregelde voorgevelzones op de plankaart een "specifieke bouwaanduiding - 1" opgenomen. De voorgevel dient binnen de aldus aangeduide zone te worden gerealiseerd.
Er is geen minimale floorspace-index in het bestemmingsplan opgenomen. Dit hangt samen met het feit dat een groot deel van het plangebied reeds is bebouwd. Bovendien is het opnemen van een minimale floorspace-index voor de nog niet uitgegeven gronden (in casu die met de bestemming "Bedrijf - 2") niet realistisch is. Er geldt voor de gronden met de genoemde bestemming dat daar per vestiging slechts ten hoogste 30% van de brutovloeroppervlakte mag worden benut voor kantoren. Het grootste deel zal dus moeten worden benut voor bedrijvigheid. Een bedrijfsfunctie is moeilijk te rijmen met de beoogde intensivering middels een minimale floorspace-index die zal leiden tot een aanzienlijke bouwhoogte.
Er is voorts bepaald dat voor zover het de reeds uitgegeven gronden (de bestemming "Bedrijf - 1") betreft per bestemmingsvlak maximaal 70% van de brutovloeroppervlakte mag worden gebruikt voor kantoorfuncties. De planregels voorzien in een afwijkingsbevoegdheid voor overschrijding van het genoemde maximaal percentage.
Voor de nog niet uitgegeven gronden (met de bestemming "Bedrijf - 2") bedraagt het maximaal toegestaan percentage kantoorruimte per vestiging 30% van de brutovloeroppervlakte. De planregels voorzien ook voor deze bestemming in een afwijkingsbevoegdheid voor overschrijding van het genoemde maximaal percentage.
Er is tevens bepaald dat per 125 m2 brutovloeroppervlakte ten hoogste één parkeerplaats aanwezig mag zijn. Aangezien de bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" als enige bestemmingen voorzien in de aanwezigheid van parkeerplaatsen, zullen deze parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Afwijking tot één parkeerplaats per 100 m2 brutovloeroppervlakte is mogelijk gemaakt.
"Grote herriemakers" en detailhandel worden uitdrukkelijk uitgesloten. Er kan onder voorwaarden met een omgevingsvergunning worden afgeweken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen.
Tenslotte kan worden vermeld dat risicovolle (Bevi) bedrijven zijn uitgesloten. Er zijn in het voorliggende bestemmingsplan geen expliciete beperkingen gesteld aan de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare objecten/functies zoals bepaald in het Bevi. De bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" voorzien ook in de aanwezigheid van dergelijke (beperkt) kwetsbare functies. In verband met de zelfredzaamheid geldt wel als voorwaarde dat de hoogte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet meer mag bedragen dan vijf bouwlagen. Deze maximale hoogte is ontleend aan de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort waar als maatstaf voor de zelfredzaamheid van kantoren een maximale hoogte van vijf bouwlagen wordt genoemd (zie bijlage 10, blz. -V-).
Een goed functionerend bedrijventerrein is tegenwoordig niet meer monofunctioneel, maar is ook gebaat bij een diversiteit aan functies en voorzieningen. Gelet op de keuze niet langer kantoorontwikkeling toe te staan in het gebied, is ervoor gekozen tevens andere (niet-kantoor)functies mogelijk te maken. Daarom worden in beperkte mate ook maatschappelijke dienstverlening en horeca toegestaan.
De bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" voorzien via een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in de mogelijkheid totaal maximaal 25.000 m2 brutovloeroppervlakte ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening toe te staan op het gebied van welzijns- en sociaal-culturele voorzieningen, alsmede kleinschalige recreatieve voorzieningen, zoals fitness-centra en dergelijke. Gezien het aantal m2 brutovloeroppervlakte in Alfadriehoek en het gemiddelde benodigd metrage voor een maatschappelijke dienstverlening wordt een totale maximale oppervlakte maatschappelijke dienstverlening ter grootte van 25.000 m2 verantwoord geacht. De brutovloeroppervlakte mag per vestiging niet meer dan 4.000 m2 bedragen teneinde de vestiging van grootschalige maatschappelijke dienstverlening te voorkomen. Er kan niet eerder worden afgeweken dan nadat is aangetoond dat de zelfredzaamheid op een aanvaardbaar niveau ligt (uitgaande van de verschillende maatgevende ongevalscenario's zoals verwoord in de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort).
Het plan voorziet voorts (direct) in maximaal twee vestigingen in de categorie "horeca IV" (restaurant, koffie- en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven) met een maximale brutovloeroppervlakte van 200 m2 per vestiging.
Twee percelen met een bedrijfsbestemming zijn ook voorzien van de functieaanduiding "sport". Daarmee wordt beoogd het gebruik van deze percelen voor kleinschalige voetbalactiviteiten met gebouwde voorzieningen (ten behoeve van "5 tegen 5 voetbal") mogelijk te maken. Er zijn in het gehele plangebied twee percelen van deze functieaanduiding "sport" voorzien. Er zal uit deze twee percelen in onderling overleg tussen initiatiefnemer en Havenbedrijf Amsterdam NV uiteindelijk één perceel worden gekozen. Er is in de planregels bepaald dat er in het plangebied slechts één dergelijke sportaccommodatie mag worden gerealiseerd.
Deze bestemming betreft de meest westelijke "punt" van het plangebied, het perceel tussen de Kabelweg en de A10 west (ter hoogte van de aansluiting van de Westrandweg). De bestemming voorziet zowel in bedrijvigheid als in de realisering van een hotel. Dit perceel had in het voorgaande bestemmingsplan nog een kantoorbestemming. Gelet op het overschot aan kantoorruimte is deze kantoorbestemming nu vervallen. De maximale hoogte en het maximale bebouwingspercentage zijn gelijk aan die in het voorgaande bestemmingsplan (resp. 70 meter en 75%).
Deze bestemming is gelegd op stroken aan de noordzijde van het gebied (tegen het water langs het talud van de spoorlijn langs de zuidzijde van de Nieuwe Hemweg) en aan de zuidzijde van het plangebied tegen het talud van de spoorlijn Amsterdam Centraal Station - Amsterdam Sloterdijk. Behalve groenvoorzieningen zijn ook bijbehorend water, alsmede fiets-/wandelpaden, kunstobjecten en dergelijken toegestaan. Er mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bouwwerken.
De twee woningen langs de zuidzijde van de Hemspoorbaan zijn ook in deze bestemming meegenomen en daarmee wegbestemd. Deze woningen zullen binnen de planperiode verdwijnen.
Voorzieningen ten behoeve van het parkeren worden uitdrukkelijk uitgesloten.
De bestemming "Verkeer - 1" is gelegd op de hoofdontsluitingsstructuur en de interne verkeersstructuur. Er zijn behalve wegen ook bijbehorende voorzieningen toegestaan (zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en dergelijken). Er mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd (bijvoorbeeld bewegwijzering en verlichting). Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bouwwerken.
Voorzieningen ten behoeve van het parkeren worden uitdrukkelijk uitgesloten.
De bestemming "Verkeer - 2" is gelegd op de langzaamverkeersverbinding c.a. tussen de Alfadriehoek (in casu de Zekeringstraat) en het metrostration Isolatorweg. Er mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bouwwerken.
Deze bestemming betreft de delen van de spoorlijnen aan de randen van het plangebied. De planregels voorzien in de realisering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de spoorlijnen c.a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bouwwerken. De bestemmingsregeling is afgestemd op het Tracébesluit Transformatorweg d.d. 12 mei 2010.
De bestemming "Water" is gelegd op de belangrijkste waterpartijen in het plangebied. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gerealiseerd. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bouwwerken. Een deel van deze gronden is voorzien van de "specifieke bouwaanduiding - 2". Deze gronden kunnen tot 1 januari 2020 worden benut voor gebouwde en ongebouwde voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van aanpassingen aan het spoor ingevolge het Tracébesluit Transformatorweg d.d. 12 mei 2010.
Het derde deel (Hoofdstuk 3 Algemene regels) omvat een aantal regels die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar die van toepassing zijn op het gehele plangebied of betrekking hebben op meerdere bestemmingen. Het gaat daarbij onder meer om algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene procedureregels.
Het laatste deel van de regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels) omvat de overgangsbepalingen (voor wat betreft de met het voorliggende bestemmingsplan strijdige bouwwerken en het met het voorliggende plan strijdige gebruik), alsmede de slotbepaling die de naam vermeldt waaronder het plan kan worden aangehaald.
Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist dat de planregeling strikt wordt toegepast en gehandhaafd.
In algemene zin geldt dan ook dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Het groeiend besef van het belang van handhaving en de jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds nadrukkelijk de beginselplicht tot handhaven wordt uitgesproken, maakt een handhavingsbeleid noodzakelijk.
Een eerste vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan. De planregeling moet zo opgesteld zijn dat deze bij de handhaving goed hanteerbaar is. Hierin voorziet de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De voorliggende planregeling is gebaseerd op de genoemde standaard.
Goede voorlichting en informatievoorziening dragen eveneens bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen. De digitale beschikbaarheid is hierbij van belang.
Het plangebied is reeds ingericht. De voorzieningen zijn reeds aanwezig. Er zal dan ook geen sprake zijn van door de gemeente te verhalen kosten ten gevolge van nieuwvestiging c.q. nieuwbouw. Gelet op het bepaalde in artikel 6.2.1a, van het Besluit ruimtelijke ordening jo. artikel 6.12, lid 2, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad besluiten af te zien van het opstellen van een exploitatieplan.
Er is te meer aanleiding te besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, omdat alle gronden waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft (behoudens één perceel aan de Kabelweg 88) eigendom zijn van de gemeente. De gronden (met uitzondering van het ene genoemde perceel) zijn of zullen in erfpacht worden uitgegeven, zodat eventueel kostenverhaal is verzekerd via het erfpachtstelsel.
Aansluiting Zekeringstraat/Contactweg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptontwerpbestemmingsplan in september 2010 verzonden aan:
Het conceptontwerp is voorts toegezonden aan:
Er is gereageerd door de volgende instanties:
1. Provincie Noord-Holland
Brief d.d. 4 oktober 2010:
Gedeputeerde Staten constateren dat het onderhavige plangebied blijkens de Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland een binnenstedelijk gebied is en geen provinciale belangen raakt. Zij zien dan ook geen aanleiding voor het maken van opmerkingen.
Reactie gemeente:
Geen
2. Vrom-Inspectie
Brief d.d. 29 oktober 2010:
Deze reactie is de gecoördineerde rijksreactie en betreft dus tevens de reactie van de instanties genoemd onder 3, 4, 5, 6 en 7.
Reactie gemeente:
9. Dagelijks bestuur stadsdeel West
Brief d.d. 22 oktober 2010:
Reactie gemeente:
10. Kamer van Koophandel Amsterdam
Brief d.d. 21 oktober 2010:
Reactie gemeente:
12. Waternet
Brief d.d. 8 oktober 2010:
Reactie gemeente:
13. Brandweer Amsterdam-Amstelland, sector Expertise en Regie
Brief d.d. 6 oktober 2010:
Reactie gemeente:
16. N.V. Nederlandse Gasunie
Brief d.d. 14 oktober 2010:
De Gasunie heeft het bestemmingsplan getoetst aan het toekomstige externe veiligheidsbeleid van het (voormalige) Ministerie van VROM ten aanzien van aardgastransportleidingen van de Gasunie. Dit beleid zal begin 2011 zijn beslag krijgen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De Gasunie komt tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van hun dichtstbijzijnde leiding valt. Deze leiding heeft dan ook geen invloed op de verdere planontwikkeling.
Reactie gemeente:
Geen
Het concept ontwerpbestemmingsplan is tegelijkertijd met het overleg ingevolge artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan:
De volgende reacties zijn ontvangen:
1. Ondernemersvereniging Regio Amsterdam
Er is geen reactie van de Ondernemersvereniging Regio Amsterdam ontvangen.
2. Ondernemersvereniging Westpoort
De Ondernemersvereniging Westpoort heeft per email d.d. 6 december 2010 als volgt gereageerd:
Reactie gemeente:
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 16 augustus 2012 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn gedurende de termijn twee zienswijzen ingediend door:
De zienswijzen zijn toegevoegd als bijlagen 15 en 16.
Er wordt voor de beantwoording van deze zienswijzen verwezen naar bijlage Bijlage 17 Nota van beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Alfadriehoek.