direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landelijk Gebied, locatie Oud Middachten te De Steeg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.LG28-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan. Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

In de Steeg ligt aan de Oversteeg boerderij Oud Middachten. Deze boerderij heeft tot recent een belangrijke rol gespeeld in de agrarische bedrijfsvoering van Landgoed Middachten. Inmiddels is deze agrarische functie komen te vervallen en is een deel van de schuren reeds gesloopt. Aangezien Landgoed Middachten voor een belangrijk deel afhankelijk is van de inkomsten van pachters is men op zoek naar nieuwe structurele economische dragers. Deze kostendrager is gevonden in het realiseren van koopwoningen op erfpacht in het gebied rondom boerderij Oud Middachten. Deze duurzame continue inkomstenstroom levert een bijdrage aan het onderhoud van omliggende landschapselementen, tuin en park en monumentale gebouwen van Middachten.

In 2008 is door de dorpswerkgroep De Steeg de Dorspvisie De Steeg 2008 opgesteld Daarin wordt een samenhangend kader geschetst waaraan ruimtelijke plannen en activiteiten kunnen worden getoetst. Daarin wordt woningbouw ten behoeve van het behoud van een vitale bevolkingsopbouw als optie genoemd. Als mogelijke locatie wordt het terrein van Oud Middachten en omgeving genoemd. Als kader wordt weergegeven het behoud van de uitstraling van de plek en derhalve het behoud van de historische boerderij. Daarnaast is de bereidheid om te bouwen in samenhang en harmonie met de omgeving een bepalende factor. In de dorpsvisie wordt tevens een voorbeeld van een uitwerking gegeven van de mogelijkheden van woningbouw op Oud Middachten.

De mogelijkheid om nieuwe economische dragers voor het Landgoed te zoeken in nieuwbouw aan de Oversteeg wordt genoemd in het ‘Instandhoudingsplan Middachten’ dat in 2001 door Middachten in samenwerking met Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Provincie Gelderland, Gelders Genootschap en de gemeente Rheden is opgesteld. In deze visie is de missie van Middachten als volgt verwoord: ‘Het landgoed heeft, ten aanzien van zijn bezit als hoofddoelstelling de duurzame instandhouding van het particulier bewoonde landgoed, inclusief alle daarbij behorende afzonderlijke kwaliteiten. Continuïteit speelt daarbij een belangrijke rol. Hierbij dient het beheer flexibel te kunnen inspelen op alle zich voordoende ontwikkelingen, in samenhang met de hoge cultuurhistorische waarde: behoud in ontwikkeling.’

Op 26 oktober 2010 heeft de gemeenteraad ingestemd met een startnotitie voor de ruimtelijke ontwikkeling van de zuidelijke dorpsrand van De Steeg (zie Bijlage 1 Startnotitie Landgoed Middachten, visie op Oud Middachten en omgeving ). In de door de raad vastgestelde startnotitie is de volgende doelstelling opgenomen: Het faciliteren om te komen tot een structurele economische drager van Landgoed Middachten, waarbij de herontwikkeling en stedebouwkundige afronding van de zuidelijke kant van De Steeg met een kwalitatief hoogwaardige woningbouw tevens een bijdrage levert aan de entree van De Steeg en de recreatieve mogelijkheden en meer beleefbaar maken van de oevers van de Steegse Haven voor de inwoners van met name De Steeg.

Het gaat dan grofweg om het gebied van camping De Eijkenboom en het gebied rondom Oud-Middachten. Aanleiding voor deze startnotitie was de wens van Landgoed Middachten voor een nieuwe structurele functie van het voormalige agrarische bedrijf aan de Oversteeg 51 en op termijn een nieuwe functie voor het campingterrein. Vanaf 2011 is er door Landgoed Middachten en projectontwikkelaar CON (vanaf nu: de initiatiefnemers) gewerkt aan een uitwerking van de randvoorwaarden in de startnotitie. Deze uitwerking is gericht op het gebied rondom Oud-Middachten.

Op 11 juli 2013 is door de initiatiefnemers een verzoek tot bestemmingsplanwijziging ingediend. Bij de behandeling van dit verzoek ontstonden nog een aantal vraagpunten en deze zijn door de initiatiefnemers verder uitgewerkt. Overigens wordt in de uitwerking en in de voorliggende planopzet op een aantal onderdelen afgeweken van bovengenoemde startnotitie. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 2.3 van deze toelichting. De herontwikkeling van het campingterrein wordt pas in de komende jaren voorzien, omdat deze momenteel nog in bedrijf is. Deze locatie maakt dan ook geen onderdeel uit van de bestemmingsplanherziening.

1.3 Ligging plangebied

Het plan is gelegen in de kern De Steeg en heeft betrekking op de percelen gelegen tussen de Godard van Reedelaan, Smidsallee, Oversteeg, achterzijde landgoed Middachten, afrit rijksweg A325 en de Van Aldenburglaan.


Dit deel van het dorp is te kenmerken als een gebied dat een overgang vormt van woongebied naar buitengebied. De ligging van de locatie is op de volgende kaart aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0001.png"

ligging locatie in De Steeg

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0002.png"

Luchtfoto locatie Oud Middachten

1.4 Geldende bestemmingsplan

Voor onderhavig perceel geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied dat op 27 januari 2009 is vastgesteld en bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2010 onherroepelijk is geworden. De percelen hebben hierin de bestemmingen 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden' en 'Wonen'.


De wens om wonen mogelijk te maken op gronden welke nu bestemd zijn als 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden' is strijdig met de geldende bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0003.png"

uitsnede vigerend bestemmingsplan Landelijk Gebied

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 De locatie

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van het kadastrale perceel, gemeente Dieren, sectie T, nummers 777, 778, 779, en 735 (gedeeltelijk), 536 (gedeeltelijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0004.png"

kadastrale kaart locatie Oud Middachten (gedeelte plangebied)

2.2 Gewenste situatie

Er is ten behoeve van het initiatief een landschaps- en beeldkwaliteitsplan en een landschapsplan opgesteld (zie Bijlage 2 Landschaps- en Beeldkwaliteitsplan Middachten en bijbehorende Welstandscriteria) met als motto 'Behoud door ontwikkeling'. Het landschaps- en beeldkwaliteitsplan biedt handvatten om de erfbebouwing en de directe omgeving van het plan 'Wonen op Middachten' verder vorm en inhoud te geven. De geformuleerde welstandscrieria maken onderdeel uit van het landschaps- en beeldkwaliteitsplan. Vanwege de samenhang tussen de bebouwing en het omringende landschap is gekozen om de spelregels voor het landschap en de architectuur in één document te behandelen. Het doel is om het ontwerp zo vorm te geven dat er een samenhangende eigentijdse invulling komt die past bij het historische karakter van het landgoed. Dit wordt mede gewaarborgd door de inzet van één architect voor het ontwerp van de opstallen.

Nieuwe bebouwing

Het onderhavige bestemmingsplan maakt het mogelijk om acht woningen te realiseren nabij het landgoed Middachten. Zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven worden de koopwoningen gerealiseerd op erfpacht, om daarmee een continue inkomstenstroom te leveren als bijdrage voor het onderhoud van omliggende landschapselementen, tuin en park en monumentale gebouwen van Middachten.

Het plan bestaat uit twee afzonderlijke clusters, namelijk:

  • 1. Erf Oud Middachten: De boerderij Oud Middachten vormt samen met de zes nieuwe woningen en de nieuwe kapschuur een erfensemble. De nieuwe bebouwing is qua verschijningsvorm ondergeschikt aan de boerderij en heeft geen aanbouwen of dakkapellen.
  • 2. Kavels Godard van Reedelaan: In de hoek achter de Rentmeesterswoning en de Oversteeg worden aan de Godard van Reedelaan twee nieuwe woningen gerealiseerd. Deze nieuwe woningen vormen een eigentijdse tegenhanger van de dienstwoningen en kennen meer vrijheden qua verschijningsvorm. Aanbouwen en dakkapellen zijn hier wel mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0005.png"

Afbeelding: twee clusters met bebouwing

Nieuwe bebouwing die wordt toegevoegd achter de bestaande boerderij wordt ontsloten vanaf de Oversteeg. De overige twee woningen worden ontsloten vanaf de Godard van Reedelaan. Deze worden niet in de zichtlijnen geplaatst, maar in het verlengde van de huidige bebouwing.

Zes woningen aan achterzijde van Oud Middachten

De kavels worden van elkaar gescheiden door beukenhagen, die iets terug liggen ten opzichte van de erfafscheiding. Rondom de kavels bevinden zich open weiden, waarbij tussen de cluster Oud Middachten en de cluster Godard van Reedelaan sprake is van een paardenweide. De doorzichten blijven behouden. Iedere woning zal beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein. Bezoekers kunnen hun auto parkeren op een centraal gelegen parkeerterrein dat wordt gerealiseerd met gefundeerd gras. De zes woningen achter Oud Middachten worden als cluster gebouwd. De woningen vormen samen met de boerderij en de nieuwe kapschuur een erfensemble. Het erf wordt ontsloten aan

de Oversteeg. De robuuste volumes (drie keer twee woningen) staan dicht bij elkaar,

georiënteerd om het erf. De samenhang tussen de bebouwing zit met name in het kleur- en materiaalgebruik. Onderscheid tussen de verschillende bouwvolumes kan gevonden worden in de detailleringen van metselwerk (het formaat en metselverband) en de keuze van dakbedekking (leipan of gesmoorde keramische pan) Daarnaast kunnen de uitsneden per koppel verschillen. Er wordt uitgegaan van gebruik van natuurlijke materialen en kleuren, hierin kan per koppel verschil ontstaan. De nieuwe bebouwing (maximale bouwhoogte 8,50 m) is qua verschijningsvorm ondergeschikt aan de boerderij (bouwhoogte 9,50 meter) en heeft geen aanbouwen, dakkapellen of wolfseinden. De bebouwing kan per twee woningen worden geschakeld, waardoor de indruk ontstaat van een beperkt aantal hedendaagse schuren bij de hoeve. Uit de hoofdmassa kunnen kleinere of grotere happen genomen worden ten behoeve van entrees, carports en dergelijke tot maximaal 75% van de lengte van de gevel. Een uitsnede over de gehele lengte is niet toegestaan. Zonnepanelen zijn onder voorwaarden mogelijk. Gemetselde schoorstenen zijn niet toegestaan. Wel is een pijpje op het dak mogelijk. In het beeldkwaliteitsplan zijn voorwaarden gesteld aan onder andere materiaalgebruik en gevelopeningen en zijn referentiebeelden gegeven. Iedere woning heeft één parkeerplaats op eigen terrein. Daarnaast wordt er een gezamenlijke parkeerplaats voor bezoekersparkeren aangelegd voor zes auto's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0006.png"

Afbeelding uitsnedes uit hoofdmassa

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0008.png"

Afbeelding footprint nieuwe woningen achter Oud Middachten

Twee woningen achter rentmeesterswoning

De nieuwe bebouwing achter de rentmeesterswoning vormt een zelfstandige cluster

vergelijkbaar met de dienstwoningen aan de Oversteeg. Het erf wordt ontsloten vanaf een gezamenlijk pad vanaf de Godard van Reedelaan. De twee wooneenheden hebben sterke samenhang, maar individuele keuzes per woning zijn mogelijk. Ze kennen meer vrijheden qua verschijningsvorm dan de woningen bij Oud Middachten. Aanbouwen en dakkapellen zijn hier wel mogelijk. De bouwhoogte van de woningen bedraagt maximaal 11 meter. De goothoogte van de woningen sluit zoveel mogelijk op elkaar aan, waarbij minimaal 25% van de gevellengte een goothoogte van maximaal 3,50 m heeft. Uit de hoofdmassa kunnen kleinere of grotere happen genomen worden voor entrees, carports en buitenruimtes en dergelijke. Overstekken zijn niet toegestaan. Zonnepanelen zijn onder voorwaarden mogelijk. Gemetselde schoorstenen zijn toegestaan, evenals een pijpje op het dak. In het beeldkwaliteitsplan zijn voorwaarden gesteld aan onder andere materiaalgebruik en gevelopeningen en zijn referentiebeelden gegeven. Het bewonersparkeren wordt op eigen terrein opgelost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0010.png"

Afbeelding footprint nieuwe woningen achter rentmeesterswoning

Bebouwing rond boerderij Oud Middachten

De boerderij Oud Middachten heeft zijn agrarische functie verloren. Toch is Oud Middachten meer dan een gewoon woonhuis. De deel van de boerderij (stalruimte) wordt in de toekomst gebruikt als stalruimte voor paarden. De huidige pachter is verantwoordelijk voor het beheer van de verschillende weilanden rondom de boerderij en de paardenwei tussen de Oversteeg en de Godard van Reedelaan. De deel dient goed toegankelijk te zijn. Er wordt dan ook rekening gehouden met een vrije ruimte van circa 6 meter breed. Voor de opslag van materiaal (auto, kleine trekker, oplegger en dergelijke), goederen en eventuele paardenboxen wordt aan de westzijde van Oud Middachten een kapschuur geplaatst, welke wordt ontsloten aan de Oversteeg.

Mestopslag en paardenbak

De huidige mestopslag bij de oprit van de snelweg wordt gehandhaafd. Er wordt aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing van de mestopslag door aanplant van bosplantsoen op en nabij de aanwezige graswallen, waardoor de mestopslag meer wegvalt tegen het snelwegtalud. De huidige paardenbak past in het gewenste open uiterwaardenlandschap. Verdere benadrukking door beplanting is niet wenselijk. In het onderhavige bestemmingsplan vervalt het bouwvlak ten zuiden van de Oversteeg en wordt rekening gehouden met het bestemmen van het zuidelijk gelegen weiland conform het huidige gebruik, dus inclusief paardenbak en mestopslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0011.png"

De weg naar de mestopslag is de oorspronkelijk oude historische weg richting de

Havikerwaard. Deze weg is op oude kaarten nog duidelijk zichtbaar. De verharde

weg ten behoeve van het beheer van de weilanden wordt verlegd naar de onderzijde van het snelwegtalud en komt hiermee uit het zicht te liggen. De huidige weg inclusief de verbreding van stelconplaten komt hiermee te vervallen.

Bebouwing bij rentmeesterskantoor

Bij de bestaande woning (voormalige rentmeesterskantoor) mag de oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 150 m2 bedragen. De maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter dan wel, met een kap, 6 meter en de maximale goothoogte is 3,5 meter.

Oude en nieuwe situatie

Op onderstaande afbeeldingen is aangegeven welke bebouwing blijft gehandhaafd en welke bebouwing en verharding wordt weggehaald. In de daarop volgende afbeelding is een indicatie van de nieuwe situatie weergegeven. Bestaande dan wel vergunde schuren bij de rentmeesterswoning en aan de Oversteeg blijven gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0014.png"

Afbeelding indicatie nieuwe situatie

Versterking groenstructuur

Laanbeplanting

Langs de Oversteeg wordt laanbeplanting aangebracht, waardoor de relatie met kasteel Middachten weer duidelijk wordt. De laanbeplanting langs de Oversteeg wordt minder zwaar aangezet dan oorspronkelijk de bedoeling was. Om tegemoet te komen aan de wens om de continuïteit van het landschap te versterken en tevens de doorzichten richting de weilanden te behouden wordt op specifieke plekken een aantal laanbomen toegevoegd.

Fruitbomen

In de visie Oud Middachten 2009 is het principe van de boomgaard geïntroduceerd die aan weerszijden van de Van Aldenburglaan doorloopt. Hiermee wordt beoogd het doorlopen van het landgoed te accentueren. Het beheer en onderhoud van een grote fruitboomgaard is echter zeer arbeidsintensief en derhalve kostbaar. Bij de planuitwerking is ervoor gekozenbomen als huisboom en in of nabij de hagen van de kavels te plaatsen als suggestie van de boomgaard. In de doorkijken worden geen bomen geplaatst. De Godard van Reedelaan ligt namelijk 2,5 meter hoger dan de Oversteeg waardoor beplanting al snel het doorzicht zou belemmeren. Tevens is er een kleine boomgaard gepland ten oosten van de boerderij Oud Middachten. Rondom de twee woonclusters hebben de toekomstige bewoners de keuze uit een aantal bomen, overeenkomstig het Landschaps- en Beeldkwaliteitsplan. Voor de boomgaard op de hoed Smisallee/Oversteeg geldt dat er hoogstamfruitbomen moeten worden geplant, met een voorkeur voor oude rassen.

Hagen

Erfafscheidingen worden gevormd door hagen met een hoogte van 1 meter. Daar waar privacy gewenst is kan een struik in de tuin gebruikt worden als afscheiding, de doorlopende haag van 1 meter hoogte blijft bestaan.

Natuurcompensatie

Fysieke maatregelen

In verband met de ontwikkeling van woningen achter 'Oud Middachten' langs de Oversteeg, zal de natuurkwaliteit van de omgeving worden verbeterd. Rondom de percelen van de woningen zelf zullen soortenrijke inlandse hagen worden aangeplant. Daarnaast wordt naast boerderij Oud Middachten een hoogstamboomgaard geplant en zal de Eikenlaan langs de Oversteeg (deels) in ere worden hersteld.

In de omgeving is de rentmeesterswoning van Middachten gelegen. De tuin is in samenhang met de tuinen van Middachten ontworpen. Vroeger was in de weide tussen de rentmeesterswoning en het park van Middachten een boomgaard aanwezig. De hoofdstructuur met vroegere zichtas vanaf de woning richting Middachten zal worden herplant en hersteld.

Aan de overzijde van de Oversteeg begint de Havikerwaard. Dit wordt nu niet goed ervaren, doordat in de jaren '70 de snelweg is aangelegd. De oude weg naar de Havikerwaard is nog altijd aanwezig maar heeft nu een nevenfunctie naast het nieuw aangelegde kavelpad met veeverzamelplaats. De verharding van het kavelpad en de veeverzamelplaats zal volledig worden verwijderd. Dit betreft 2410 m2, en daarnaast ca 250 m2 gedeeltelijk verhard kavelpad. Langs het talud zal een vervangend pad worden aangelegd vanaf de mestplaat/oude toegangsweg Havikerwaard. Dat zal maximaal 200 meter lang zijn. Per saldo zal er dan 1250 m2 verharding in gebied aan overzijde Oversteeg verdwijnen.

Daarnaast zal naast de oude toegangsweg naar de Havikerwaard, dat dus weer de nieuwe hoofdontsluiting van de weilanden wordt een meidoornhaag worden aangelegd, zodat een groene verbinding ontstaat vanaf het erf van Oud Middachten naar de uiterwaarden tussen kasteel en snelweg (Middachterbroek).

In 2014 is de ecopassage aangelegd en is daarnaast aan beide zijden van de ecopassage een inrichtingsplan uitgevoerd (zie Bijlage 3 Inrichtingsplan Ecopassage). Dit betreft de aanplant van hagen, een poel en groot aantal ruige zones langs bestaande sloten en hagen en tevens de omvorming van 1 hectare landbouwgrond naar natuurweide met een waterpartij. Aanvullend aan dit plan zal een poel van ruim 1100 m2 met taluds van 1: 5 worden aangelegd. Deze poel zal de verbindingszone tussen ecopassage en de bronbossen versterken, het vormt een belangrijke extra stapsteen voor amfibieën en ringslangen. Op Bijlage 4 Inrichtingsplan Ecopassage plus natuurcompensatiezijn het bestaande inrichtingsplan ecopassage en de voorgestelde natuurcompensatie weergegeven.

De maatregelen die het nu voorligende plangebied betreffen zijn verwerkt in het opgestelde landschaps- en beeldkwaliteitsplan Middachten (zie Bijlage 2 Landschaps- en Beeldkwaliteitsplan Middachten en bijbehorende Welstandscriteria). In de bijlage Natuurwaarden van het Landschaps- en beeldkwaliteitsplan Middachten wordt de lokatie van de aan te leggen poel duidelijk weergegeven. De poel zal op natuurlijke wijze worden ingericht en zal zodoende niet alleen een waterbergende functie gaan vervullen, maar ook een functie ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden.

Relatie inrichtingsplan Middachter broek /Ellecomse Polder

Bovenstaande inrichtingsmaatregelen sluiten tevens aan bij het door het waterschap vastgestelde inrichtingsplan Middachter broek/Ellecomse Polder. Middachten zal vergoeding voor de natschade van dit inrichtingsplan ontvangen. Deze maatregelen zijn irreversibel. De biologische veehouderij de Wolfskuil is pachter van de gronden in de Middachterbroek en voor zijn inkomen mede afhankelijk van SNL compensatie in verband met de natte omstandigheden. Deze SNL subsidie wordt telkens voor 6 jaar toegekend. Middachten is bij het instemmen met deze plannen het risico aangegaan, dat vooraf niet zeker is dat de SNL subsidie voor lange termijn aan pachter wordt toegekend en heeft hiermee impliciet het risico genomen dat de pachten in de toekomst niet (volledig) kunnen worden opgebracht. Dit betreft 40 hectare landbouwgrond in het Middachterbroek.

2.3 Afweging

Uit het ingediende plan blijkt dat de initiatiefnemers een kwalitatief hoogwaardig plan nastreven met respect voor de historie maar wel met een eigentijds karakter. Het gebied blijft zijn openheid en agrarische karakter behouden en voor de huidige minder fraaie niet-monumentale agrarische bebouwing komt architectonisch hoogwaardigere bebouwing terug. Aan het uitgangspunt van maximaal 8 woningen wordt invulling gegeven maar niet aan het maximum van 5 woningen op het achtererf van de boerderij. Initiatiefnemers hebben in het plan gekozen voor een maximum van 6 woningen op het achtererf. Dit is ingegeven vanuit de wens van omwonenden om de oorspronkelijk ten oosten van het achtererf gelegen losse bouwkavel te laten vervallen vanwege de aantasting van de weidse open ruimte in de huidige situatie. Daarentegen willen initiatiefnemers vanuit de ambitie van een kwalitatief hoogwaardig plan en de voor Landgoed Middachten van belang zijnde substantiële structurele pachtinkomsten, wel vasthouden aan 8 woningen in het gebied. Aangezien het aantal woningen op het achtererf van minder groot belang is dan de wens om tot een ruimtelijk acceptabel plan met een boerenerfkarakteristiek te komen, wordt meegegaan met een zesde woning op het achtererf. Hierbij zijn de woningen geclusterd in drie woningparen en qua massa en hoogte ondergeschikt aan de boerderij. Bij de boerderij komt een bijgebouw voor het hobbymatig houden van paarden. Tevens versterkt dit bijgebouw het boerderijensemble.

Vanwege de ambitie voor een hoge architectonische en landschappelijke kwaliteit en de gewenste substantiële pachtinkomsten voor de instandhouding van Landgoed Middachten, wordt afgeweken van de in de startnotitie genoemd uitgangspunt om 50% goedkope en 50% middeldure en dure woningen te bouwen en bevat het plan alleen middelduur en duur.

Voor de landschappelijke kwaliteit is er in de startnotitie voor gekozen om de aanleg van een laan langs de Oversteeg als uitgangspunt te nemen. Ook hier is na overleg met omwonenden ervoor gekozen om het plan op dit onderdeel aan te passen. Vanwege de openheid en doorzichten vanaf woningen is voorgesteld om middels een aantal strategisch geplaatste bomen wel de indruk te wekken van een laanstructuur maar geen aaneengesloten bomenrijen te plaatsen. Hierdoor wordt de oorspronkelijke laanstructuur wel versterkt, blijft de openheid in stand en wordt tegemoet gekomen aan de wens van omwonenden.

Het plan borgt voorziet daarnaast in de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden. Daarmee voorziet het plan ook in een natuurlijke meerwaarde.

Verder is uit onderzoek niet gebleken dat er belemmeringen aanwezig zijn. In Hoofdstuk 4 wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemming belemmeren. Het gemeentebestuur werkt derhalve mee aan de hiervoor beschreven gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de SVIR geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de SVIR maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. De Rijksoverheid brengt het aantal procedures en regels stevig terug en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet versnipperen. Het investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio’s rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk samenwerking met marktpartijen en andere overheden. Zo lang er geen sprake is van een nationaal belang zal het rijk de beoordeling en uitvoering van ontwikkelingen dus aan de provincies en gemeenten overlaten. De uitgangspunten uit de SVIR zijn juridisch verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro is aangegeven welke gebieden, of projecten, van nationaal belang zijn en aanvullende toetsing behoeven. Om te bepalen of sprake is van strijdigheid met de belangen uit de SVIR dient daarom verder getoetst te worden aan het Barro. Verdere toetsing aan ruimtelijke en milieutechnische belangen vindt plaats aan het provinciaal beleid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en

deels uit nieuwe onderwerpen. In het Barro wordt een aantal projecten die van nationaal belang zijn genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Het besluit bepaalt tevens:

"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."

Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie

jaar gebeuren. In het Barro zijn dertien projecten van nationaal belang beschreven. Het onderhavige project heeft geen gevolgen voor een van deze dertien projecten.

Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen. Bij het Barro zijn kaarten opgenomen welke de genoemde projecten in beeld brengen. De projectlocatie is niet in een van de aangewezen projectgebieden gelegen. Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de projectlocatie en is geen sprake van strijdigheid met de nationale belangen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op de haalbaarheid van plan bezien vanuit de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.4 Erfgoedwet

Op basis van de Monumentenwet 1988, sinds 1 juli 2016 Erfgoedwet, is is een deel van Landgoed Middachten aangewezen als complex rijksbeschermde buitenplaats. De gronden en verschillende onderdelen van het ensemble hebben daarmee een status als rijksmonument. Het plangebied Oud-Middachten maakt dus deel uit van het complex rijksbeschermde buitenplaats. Op grond hiervan is te zijner tijd een monumentenvergunning noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0015.png"

Afbeelding van de contouren van het complex rijksbeschermde buitenplaats Middachten. Alles binnen de bolletjeslijn maakt onderdeel uit van het rijksmonument Middachten.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De visie en de daarop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland zijn op 18 oktober 2014 in werking getreden. Een actualisatie van zowel de Omgevingsvisie als ook de Omgevingsverordening heeft tot 30 september 2016 ter inzage gelegen. De daarin opgenomen voorgestelde wijzigingen hebben geen gevolgen voor onderhavig plan.

In de Visie worden de hoofddoelen benoemd:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

De visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen. De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt straks plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.

In de Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

Het gebied ten zuiden van en aansluitend aan de kern De Steeg is aangegeven als 'Groene Ontwikkelingszone' (in groen aangegeven), als 'Landschappen van bovenregionale waarde' (met groene arcering aangegeven) en als 'Grondwaterfluctuatiezone' (in blauw aangegeven).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0016.png"

Uitsnede Omgevingsvisie Gelderland

De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden.

Voor de landschappen van bovenregionale waarde geldt een beschermingsregiem. Het gaat om Nationale Landschappen, de openheid in Waardevol open gebied, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Romeinse Limes en de natuur van Gelderland als groene ruggengraat voor het landschap (Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone). Voor een zorgvuldige afweging van stedelijke ontwikkelingen in het buitengebied is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik het instrument.

In een zone rondom het Veluwemassief, aan de oostzijde van de stuwwal van Nijmegen en een zone langs de Randmeren is sprake van een smalle zone die extra gevoelig is voor grondwateroverlast, de zogenoemde grondwaterfluctuatiezone. Als de klimaatverandering doorzet, dan zullen de grondwaterstanden structureel blijven stijgen. Daarnaast kunnen ook langjarige (niet trendmatige) schommelingen van de neerslag voor hoge grondwaterstanden zorgen. De combinatie van deze twee processen zorgt ervoor dat in de grondwaterfluctuatiezone de kans op grondwateroverlast verder toeneemt. Daardoor kan in gebieden waar nu geen overlast is, wateroverlast optreden. Het is daarom van belang om hiermee bij de inrichting of herinrichting van stedelijk gebied, via de watertoets, rekening te houden en zo nodig maatregelen te nemen. De stijging van de grondwaterstand in de grondwaterfluctuatiezone zal van plaats tot plaats kunnen verschillen, maar de provincie houdt rekening met een lokale stijging van de grondwaterstand langs de randen van de Veluwe tot circa 80 centimeter.

Een voor de hand liggende oplossing om de kans op grondwateroverlast in de toekomst te beperken, is te zorgen voor voldoende ontwateringsdiepte. Dit kan worden bereikt door het maaiveld te verhogen. Deze maatregel wordt toegepast tijdens het bouw- en woonrijp maken. Vanuit waterbeheer is dit een ideale maatregel. De grondwaterspiegel wordt niet verstoord, er wordt geen grondwater uit het systeem verwijderd, en de watergangen worden niet extra belast. Met andere woorden: er ontstaat een robuust systeem waarbij na aanleg geen onderhoud meer nodig is. Bovendien lost de initiatiefnemer zelf het probleem op. Eventuele effecten op bestaande inrichting vormen hierbij wel een aandachtspunt.

Er kan ook worden opgehoogd in combinatie met drainage. Drainage wordt in dat geval gebruikt om de niet trendmatige pieken af te vangen. Drainage wordt echter niet bij alle waterschappen toegestaan. In overleg met het waterschap moet bekeken worden of drainage een optie is en op welk niveau mag worden ontwaterd. Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld het ophogen van de gronden waar de woningen komen in combinatie met het aanleggen van lager gelegen tuinen. Een andere optie is het aanbrengen van kwelschermen. In paragraaf 4.2.7 is een en ander uitgewerkt en geconcretiseerd voor de onderhavige situatie.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Het ruimtelijke beleid van de provincie zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, is deels verankerd in de Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening is bindend voor de gemeente. De verordening voorziet ten opzichte

van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Over 'wonen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in de vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionale woonagenda's successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en huishoudens- prognoses van de provincie Gelderland (2014).

In subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken, bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden) bestaat (juni 2015) tot 2020 nog een behoefte aan 6.497 woningen. In juli 2016 heeft de subregio een extra behoefte aan woningen geconstateerd en gevraagd om een plancapaciteit van 9.098 woningen tot 2025.


Bij het wonen wordt niet alleen gekeken naar de kwantitatieve vraag maar ook naar de kwalitatieve vraag. In die benadering staan onder andere de kwaliteiten van de woonomgeving centraal die kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Uit het woningmarkt onderzoek 2014-2020 uitgevoerd door Atrivé in opdracht van de stadsregio, blijkt een (sub)regionale kwalitatieve vraag naar woningen in het centrum-dorpse woonmilieu. In de handreiking bij de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling wordt onder regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte.

In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op de onderbouwing van de onderhavige voorgestane woningbouwontwikkeling bezien in het licht van het bovenstaande.

In de Omgevingsverordening is over 'wonen' opgenomen dat in een bestemmingsplan

nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief

Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) is opgevolgd door de kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Per 1 januari 2015 is het KWP3 vervangen door de “Kwantitatieve opgave wonen” voor de periode 2015 tot en met 2024. Rheden maakt voor wat betreft de Kwantitatieve opgave wonen deel uit van de subregio Arnhem e.o.

De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en huishoudensprognoses van de provincie Gelderland (2014), maar ook uit de verstedelijkingsafspraken tussen het Rijk en de Stadsregio Arnhem Nijmegen om in de periode tot 2020 circa 26.000 woningen te bouwen om daarmee te voldoen aan de regionale woningbehoefte. De geplande woningen in Oud Middachten zijn opgenomen in de “ planningslijst woningbouw”. In

subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe Renkum, Rheden en Rozendaal) zijn in samenwerking met de stadsregio Arnhem-Nijmegen en de provincie Gelderland de gemeentelijke woningbouwprogramma's (de gemeentelijke planningslijsten) op elkaar afgestemd. Deze planningslijsten zijn vervolgens afgezet tegen de subregionale woningbehoefte. Er is in de subregio tot 2020 nog behoefte aan 6.479 woningen. Het aantal woningen dat is belegd in plannen is 4.414. Geconcludeerd kan worden dat de subregionale plancapaciteit lager is dan de te verwachten woningbehoefte tot 2020 en dat er nog enige ruimte is om op subregionaal niveau nieuwe capaciteit te ontwikkelen. Daarbij moet worden aangetekend dat de provincie onderscheid maakt tussen de stad Arnhem en het ommland, waar de gemeente Rheden deel van uit maakt. De ruimte om nieuwe plannen te ontwikkelen bevindt zich in de stad Arnhem. Het aantal groene plannen in het ommeland ligt iets hoger dan de Kwantitatieve opgave wonen, hiermee is Arnhem akkoord gegaan. De Kwantitatieve opgave van de subregio Arnhem en omstreken is door de provincie Gelderland vastgesteld.

De ladder voor duurzame verstedelijking kijkt bij wonen niet alleen naar de kwantitatieve vraag, maar ook naar de kwalitatieve vraag. In de kwalitatieve benadering staan onder andere de kwaliteiten van de woonomgeving centraal, die kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Uit het woningmarktonderzoek 2014-2020 uitgevoerd door Atrivé in opdracht van de Stadsregio, blijkt een (sub)regionale kwalitatieve vraag naar woningen in het centrum-dorpse woonmilieu.

In de handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt onder de regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte. Als wordt gekeken naar de te realiseren woningkwaliteit van de geplande woningen in dit bestemmingsplan dan betreft het grondgebonden woningen in het (middel)dure koopsegment. Dit past binnen het vigerende beleid van de Woonvisie 2014-2020 om een accent te leggen op de realisatie van grondgebonden woningen en om in de dorpen kleinschalige woningbouwplannen te realiseren die passen bij de locatie en doelgroepen. Naast het accommoderen van een deel van de toekomstige huishoudensgroei kan met het voorliggende plan ook de autonome uitbreidingsbehoefte worden ingevuld, die is ontstaan als gevolg van huishoudensverdunning en doordat er in de laatste jaren nauwelijks nieuwbouwwoningen in het dorp zijn gerealiseerd.

Conclusie

De waarden die beschermd worden in de provinciale verordening worden door onderhavig bestemmingsplan niet aangetast. Evenmin is sprake van strijdigheid met het provinciale beleid.

3.2.3 Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die

het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk

bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

Over stads- en dorpsrandzones is het volgende opgenomen. De rijksladder focust op het aspect van multimodaliteit bij nieuwbouwplannen. De provincie ziet dat naast bereikbaarheid ook andere aspecten van belang zijn, bijvoorbeeld het stedenbouwkundig afronden van de stads- en dorpsranden en bouwen op plekken die water- en bodemtechnisch ook in de toekomst geschikt zijn. Veelal gaat het om de laatste uitbreidingen.

Verder is er een relatie gelegd met woningbouwprogrammering. Woningen worden gebouwd om te voorzien in een woonbehoefte. Dat geldt ook voor woningen die gebouwd worden in het kader van functieverandering of nieuwe landgoederen. Deze woningen voorzien in de behoefte aan landelijk wonen. Dit betekent dat: alle nieuwe woningen in de Regionale woonprogrammering of Woonagenda moeten passen, er een aangetoonde (regionale) behoefte moet zijn en dat er in de binnen-regionale programmering de afspraak is dat de betreffende gemeente (een deel van) de behoefte gaat accommoderen.

De ambitie van de provincie is om bij de toepassing van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik expliciet aandacht te schenken aan de borging van ruimtelijke kwaliteit of kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij is het al goed om de ladder zelf als een kwaliteitsinstrument aan te merken, gericht op behoefte en locatie. Bijvoorbeeld bij ruimtelijke initiatieven in stedelijk en in het landelijk gebied en in overgangsgebieden als de stads- en dorpsrandzones. Het is van belang dat er een goede match ontstaat tussen de kwaliteiten van het ruimtelijk initiatief en de kwaliteiten van de (uiteindelijk gekozen) locatie en het omliggende gebied. De uitdaging waar de provincie en partners gezamenlijk voor staan is om kwaliteit - indien mogelijk en gewenst extra kwaliteit - toe te voegen, beleefbaar te maken en houden. Algemene stelregel is: streef naar een goed evenwicht tussen ontwikkelingsruimte en de kwaliteitsprestatie c.q. investering in kwaliteit van de leefomgeving.

In Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan en in Bijlage 2 Landschaps- en Beeldkwaliteitsplan Middachten en bijbehorende Welstandscriteria is het initiatief beschreven. Er is ingegaan op de kwaliteit die het onderhavige project toevoegt voor de omgeving en als entree van het dorp De Steeg. Ook is er aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing. Verder wordt in paragraaf 3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland nader ingegaan op de kwalnitatieve en kwalitatieve vraag in relatie tot de ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Gezien het bovenstaande wordt voldaan aan de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

3.3 Gemeentelijk beleid

Landschapsontwikkelingsplan

De gemeenten Rheden en Rozendaal hebben in 2007 gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld en vastgesteld. De doelstellingen in het LOP zijn gericht op de functies landbouw, natuur en recreatie. Het LOP bestaat uit vier delen:

  • 1. inventarisatie en analyse;
  • 2. scenario's en landschapsvisie;
  • 3. uitvoeringsprogramma;
  • 4. communicatieproces.

De landschapsvisie (deel 1 en 2) beschrijft hoe de gemeente(s) met het landschap om willen gaan, het landschap waarin gewerkt, gewoond en gerecreëerd wordt. De activiteiten in het landelijk gebied bepalen het uiterlijk van het landschap en die activiteiten wijzigen in de loop der tijd.

In de open ruimten tussen de dorpen zijn geen nieuwe bouwlocaties wenselijk met uitzondering van zoeklocaties uit de structuurvisie. Het plangebied is gelegen binnen de grens van het dorp De Steeg. De gebieden binnen de grenzen kunnen in dit geval als bestaande potentiële bouwlocaties worden aangemerkt. Met de herontwikkeling van het plangebied is het lastig om het gebied ten noorden van de Oversteeg nog te beschouwen als buitengebied.

Vanwege de landelijke insteek en de groene inpassing van bebouwing met hagen in de visie voldoet het plan grotendeels aan de doelstellingen die in het LOP worden genoemd zoals:

• Behoud kleinschalige en afwissellende karakter

• Aansluiten bij korrelgrootte, ritme en maatvoering van het landelijke gebied

• Behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden (landgoedkarakter)

• Uitbouwen recreatieve aspect bij landgoederen.

• Behoud waardevolle zichtlijnen

• verkeer mag niet onevenredig toenemen.

Het behoud van de open ruimte tussen de dorpen is hier in principe niet in het geding. Het plan draagt bij aan het versterken van de eigen identiteit van de afzonderlijke dorpen. In het plan zal verder aandacht besteedt worden aan een gerichte inrichting, goed beheer en mogelijkheden voor natuur.

Bestemmingsplan Landelijk gebied

In het bestemmingsplan heeft Oud-Middachten een agrarische bestemming evenals de weidegronden daaromheen. De woningen hebben een woonbestemming. Deze bestemming is niet toereikend om de visie te verwezenlijken. De nieuwe ontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied. Via een wijzigingsbevoegdheid is functieverandering mogelijk. Deze regeling is gezien het bouwprogramma en de hoeveelheid te slopen vierkante meters niet toereikend.

In de huidige situatie ligt in het gebied tussen de Oversteeg en het

snelwegviaduct nog de mogelijkheid voor bebouwing van een agrarisch

bedrijf. Dit vervalt om woningbouw in het plangebied mogelijk te maken.

Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied

Het plangebied valt binnen het deelgebied “Uiterwaarden van de IJssel”. Hier in is het volgende opgenomen:

  • Beplanting langs kavelgrenzen behouden, m.n. in noordelijke deel
  • Openheid richting rivier behouden
  • Compacte erfinrichting, een ontsluiting per erf
  • Erfbeplanting inpassen in bestaande beplantingsstructuren
  • Erfafscheiding in de vorm van hagen
  • Sparen bestaande waardevolle erfbeplanting
  • Aanleg recreatieve paden bij herontwikkeling gebieden
  • Kleinschalige verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing
  • Bij bedrijfsbeëindiging en omvorming van een agrarische bestemming tot een woonbestemming bebouwing clusteren tot grotere eenheden, waardoor de karakteristiek van woongebouw met bedrijfsgebouwen behouden blijft.

De voorgestelde inrichting sluit grotendeels aan bij het beeldkwaliteitsplan

Landelijk gebied.

Structuurvisie De Steeg, mijn dorp van Morgen!

Voor het dorp De Steeg is de structuurvisie De Steeg, mijn dorp van Morgen! vastgesteld op 30 juni 2015. Met deze structuurvisie vindt een herijking plaats van de voorgaande structuurvisie Een droom om in te wonen uit 2006.

De Structuurvisie geeft de koers weer voor het dorp De Steeg tot 2030. Ook wordt daarbij aandacht besteed aan de gewenste maatregelen op korte termijn. Doelstelling van de structuurvisie is het in stand houden van de leefbaarheid van het dorp en de omgeving en waar mogelijk het verbeteren daarvan.

Extensieve woningbouw bij Oud Middachten is voorzien in de Structuurvisie. In de structuurvisie wordt deze ontwikkeling getypeerd als een stedenbouwkundige afronding van het dorp. De structuurvisie volgt ten aanzien van nieuwe woningbouw het beleid zoals neergelegd in de gemeentelijke Woonvisie. In het gemeentelijk woningbouwprogramma is al rekening gehouden met de voorgaande ontwikkelingen.

Meer in zijn algemeenheid geldt, dat de Structuurvisie het landgoedkarakter dat gevormd wordt door de landgoederen Middachten en Ridderoord als sterke kwaliteit benoemt. De Structuurvisie zet in op ondersteuning en versterking van het landgoederenkarakter van het dorp. Het voorliggende plan past binnen deze doelstelling.

Woonvisie 2014-2020

De gemeente Rheden heeft voor de komende jaren de volgende speerpunten in het woonbeleid geformuleerd:

  • betaalbaarheid
  • aantrekkelijke woonmilieus
  • bouwen voor behoefte
  • toekomstbestendig wonen: levensloopgeschikt en duurzaam

Ten opzichte van de woonvisie 2009 t/m 2013 is in de vigerende woonvisie meer nadruk gelegd op betaalbaarheid en wordt er daarom ingezet op de realisatie van huurwoningen. Dit geldt met name voor grotere woningbouwlocaties met meer dan 15 woningen. Op deze locaties dient in principe 35% in de huursector gerealiseerd te worden. Op onderhavige locatie is geen sprake van het realiseren van 15 woningen of meer. Het betreft hier een kleine woningbouwlocatie met vrijstaande en/of geschakelde woningen waarbij de nieuwbouw past bij het karakter en de identiteit van het dorp. Dit past bij het tweede speerpunt van de woonvisie om aantrekkelijke woonmilieus te realiseren. Tevens wordt bij het realiseren van vrijstaande en/of geschakelde woningen aan de rand van de kern voldaan aan de doelstelling om voor deze woonvisie periode een accent te leggen op grondgebonden woningen en wordt een deel van de behoefte aan landelijk wonen ingevuld. Deze locatie wordt in de woonvisie niet aangeduid als locatie waarbij extra inzet moet worden gepleegd op levensloopgeschikt bouwen vanwege het ontbreken van centrum- en zorgvoorzieningen.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

4.1 Het rijks- en provinciaal belang: ladder voor duurzame verstedelijking

Ten aanzien van nieuwe stedelijke ontwikkelingen dient verantwoording te worden

afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro inzake de onderbouwing van de

behoefte, respectievelijk volgens het bepaalde in de Omgevingsverordening.

In de Omgevingsverordening is over 'wonen' opgenomen dat in een bestemmingsplan

nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan

wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief

Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde

kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Het Kwalitatief

Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) is opgevolgd door kwantitatieve opgave wonen

voor de betreffende regio. Rheden maakt voor wat betreft de Kwantitatieve opgave wonen deel uit van de subregio Arnhem e.o.

De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en

huishoudensprognoses van de provincie Gelderland (2014), maar ook uit de

verstedelijkingsafspraken tussen het Rijk en de Stadsregio Arnhem Nijmegen om in de

periode tot 2020 circa 26.000 woningen te bouwen. De geplande woningen in Oud Middachten zijn opgenomen in de kwalitatieve planningslijst woningbouw. In subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe Renkum, Rheden en Rozendaal) zijn in samenwerking met de Stadsregio Arnhem Nijmegen en de provincie Gelderland de gemeentelijke woningbouwprogramma's (de gemeentelijke planningslijsten) op elkaar afgestemd. Deze planningslijsten zijn vervolgens afgezet tegen de subregionale woningbehoefte. Er is in de subregio tot 2020 nog behoefte aan 6.479

woningen. Het aantal woningen dat is belegd in plannen is 4.414. Geconcludeerd kan worden dat de subregionale plancapaciteit lager is dan de te verwachten woningbehoefte tot 2020 en dat er nog enige ruimte is om op subregionaal niveau nieuwe capaciteit te ontwikkelen.Daarbij moet worden aangetekend dat de provincie onderscheid maakt tussen de stad Arnhem en het ommland, waar de gemeente Rheden deel van uit maakt. De ruimte om nieuwe plannen te ontwikkelen bevindt zich in de stad Arnhem. Het aantal groene plannen in het ommeland ligt iets hoger dan de Kwantitatieve opgave wonen, hiermee is Arnhem akkoord gegaan. De Kwantitatieve opgave van de subregio Arnhem en omstreken is door de provincie Gelderland vastgesteld.

De ladder voor duurzame verstedelijking kijkt bij wonen niet alleen naar de

kwantitatieve vraag, maar ook naar de kwalitatieve vraag. In de kwalitatieve

benadering staan onder andere de kwaliteiten van de woonomgeving centraal, die

kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Uit het woningmarktonderzoek 2014-2020

uitgevoerd door Atrivé in opdracht van de Stadsregio, blijkt een (sub)regionale

kwalitatieve vraag naar woningen in het centrum-dorpse woonmilieu.

In de handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt onder de regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte. Als wordt gekeken naar de te realiseren woningkwaliteit van de geplande woningen in dit bestemmingsplan dan betreft het grondgebonden woningen in het (middel)dure koopsegment. Dit past binnen het vigerende beleid van de Woonvisie 2014-2020 om een accent te leggen op de realisatie van grondgebonden woningen en om in de dorpen kleinschalige woningbouwplannen te realiseren die passen bij de locatie en doelgroepen. Naast het accommoderenvan een deel van de toekomstige huishoudensgroei kan met het voorliggende plan ook de autonome uitbreidingsbehoefte worden ingevuld, die is ontstaan als gevolg vanhuishoudensverdunning en doordat er in de laatste jaren nauwelijks nieuwbouwwoningen in het dorp zijn gerealiseerd.

Voorts is het vanuit cultuurhistorisch oogpunt wenselijk dat de buitenplaats

Middachten behouden blijft. Buitenplaats Middachten is rijksmonument en sinds 11

oktober 2004 beschermd als complex historische buitenplaats. Door het realiseren van

koopwoningen op erfpacht op gronden behorende bij het landgoed Middachten

ontstaat er een nieuwe structurele economische drager. Deze duurzame continue

inkomstenstroom levert een bijdrage aan het onderhoud van omliggende

landschapselementen, tuin en park en monumentale gebouwen van Middachten. Het

initiatief kan hierdoor niet binnen bestaand stedelijk gebied plaatsvinden, aangezien

de gronden van Middachten zijn gelegen buiten bestaand stedelijk gebied.

Gezien het bovenstaande wordt voldaan aan de ladder van duurzame verstedelijking

zoals opgenomen in artikel 3.1.6 BRO en nader uitgewerkt in de provinciale

Omgevingsverordening.

4.2 Onderzoeken

Onderstaand wordt gemotiveerd of het plan past binnen de vigerende regelgeving. De daartoe verrichte onderzoeken en de onderzoeksresultaten worden beschreven.

4.2.1 Geluid

Kader

De Wet geluidhinder is voor het onderdeel weg- en railverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd. Aan de orde is het toelaten van woningen waar deze geluidgevoelige functie voorheen niet was toegelaten, binnen de zone van wegen waarop de Wet geluidhinder van toepassing is.


De streefwaarde voor geluidbelasting die wordt veroorzaakt op de gevel bedraagt zowel in binnenstedelijk als in een buitenstedelijk gebied 48 dB. In een binnenstedelijke situatie kunnen hogere grenswaarden worden vastgesteld tot en met 63 dB. In een buitenstedelijk gebied tot en met 53 dB. De locatie waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft, is gelegen in buitenstedelijk gebied.

Beoordeling

Uit het akoestisch onderzoek (Actualisatie rapportages Middachten, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, LBP Sight, 7 mei 2013, kenmerk R072092aa.00001.eh, zie Bijlage 5 Akoestisch onderzoek) blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van het wegverkeer ten hoogste 51 dB bedraagt. De grenswaarde van 48 dB wordt met ten hoogste 3 dB overschreden. De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 53 dB wordt niet overschreden. De grenswaarde wordt op drie van de acht geplande woningen overschreden. De grenswaarde van 48 dB wordt voor de Van Aldenburglaan, de Oversteeg en de Smitsallee niet overschreden.

figuur geluidsbelasting vanwege de A348 na 2 dB aftrek

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0017.png"

Zoals hierboven is aangegeven wordt de grenswaarde van 48 dB bij 3 van de 8 woningen overschreden. Het nemen van maatregelen sluit op overwegende bezwaren van financiële, stedenbouwkundige en technische aard: de A348 is al voorzien van tweelaags ZOAB, dus extra bronmaatregelen zijn niet meer te nemen. Het plaatsen van schermen nabij de woningen stuit op overwegende bezwaren van technische en stedenbouwkundige aard, want de A348 ligt hoog en de hoogste overschrijdingen treden met name op de etages op. Langs de A348 kunnen ter plaatse ook nauwelijks schermen geplaatst worden omdat er een opening ten behoeve van de afslag moet blijven. Er zal daarom een scherm geplaatst moeten worden dat deels met de afslag mee loopt. Daarnaast moet er ten westen van de afslag ook een scherm geplaatst worden. Dit maakt een en ander zodanig duur, dan dit financieel niet doelmatig is. Er zijn derhalve hogere waarden nodig vanwege de A348 van respectievelijk 48 dB, 50 dB en 51 dB voor de drie woningen waar een overschrijving plaats vindt.

Hogere waarden besluit
Burgemeester en wethouders hebben met inachtneming van het op 1 juli 2008 door hen vastgestelde beleid ter zake van het verlenen van ontheffing van de voorkeurs-grenswaarden, na een gevoerde ontheffingsprocedure, op 20 juni 2017 hogere grenswaarden vastgesteld. Er is besloten hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten behoeve van het bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie Oud Middachten en kadastraal bekend als gemeente Dieren, sectie T, nummers 777, 778, 779 vast te stellen. De vastgestelde geluidsbelasting bedraagt respectievelijk 51, 50 en 49 dB. Het hogere waardenbesluit is opgenomen in Bijlage 6 Beschikking hogere grenswaarden Wet geluidhinder.

Conclusie

Door het vaststellen van hogere waarden wordt voldaan aan het gestelde in de Wet geluidhinder.

4.2.2 Bodem

Kader

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Beoordeling

Voor dit bestemmingsplan is een bodemonderzoek uitgevoerd, genaamd 'Verkennend bodemonderzoek Oversteeg 45 De Steeg, Van der Poel Milieu BV, juli 2013, projectnummer 11307.215' (zie Bijlage 7 Bodemonderzoek). Milieuhygiënisch zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de locatie met uitzondering van het onderstaande.

Op het erf behorend bij Oversteeg 45 hebben in de loop der jaren stallen en schuren gestaan met asbest daken. Veel van deze gebouwen zijn gesloopt. Er dient een 'asbest in de bodemonderzoek' uitgevoerd te worden. Dit kan worden uitgesteld tot na de sloop van de nog te amoveren schuren. In de omgevingsvergunning wordt een voorwaarde opgenomen dat het onderzoek uitgevoerd moet zijn voordat met de bouw mag worden begonnen.

Conclusie

Vanuit het aspect bodem is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2.3 Milieuzonering

Kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie.
De VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering is toegesneden op de specifieke omstandigheden in de gemeente. De indeling van de gemeente in omgevingstypen, een systematiek voor het variëren van hinderafstanden ten opzichte van een omgevingstype en een lijst waarin alle, nader gespecificeerde, typen van inrichtingen zijn opgenomen, is vastgelegd in de notitie Milieuzonering welke deel uitmaakte van het raadsbesluit van 24 mei 2004 inzake de werkwijze bij de actualisering van de bestemmingsplannen.


Deze werkwijze is 27 april 2010 bij raadsbesluit bevestigd bij de vaststelling van een nieuwe inrichtingslijst gebaseerd op het de laatste VNG-uitgave in 2009.


De toetsing of volgens die systematiek kan worden meegewerkt aan het leggen van een bedrijfs/woonbestemming, wordt voortgezet in de digitale bestemmingsplannen zoals die thans worden vervaardigd. Aldus wordt een ruimtelijke scheiding bereikt tussen hindergevoelige en hinderveroorzakende functies.



Beoordeling

In onderhavige situatie betekent milieuzonering het volgende. Het plan voorziet in het beëindigen van een agrarisch bedrijf aan de Oversteeg 45. Het bedrijfsmatig houden van dieren wordt door deze planvorming beëindigd. Op het achtererf van de voormalige boerderij worden woningen gerealiseerd. Ook de voormalige boerderij krijgt een woonbestemming. Er wordt waarde gehecht aan het agrarische karakter van de resterende open ruimte en de weiden tussen Oversteeg en A348. Hiervoor is het belangrijk dat de bewoners van hoeve Oud Middachten de ruimtelijke mogelijkheid houden, om hobbymatig enkele paarden (maximaal 8 paarden) te houden en enkele machines te kunnen stallen.


Het bestemmingsplan maakt ook een mestopslag en een paardenbak mogelijk deze liggen respectievelijk op meer dan 100 en meer dan 50 meter van een woning. Ten aanzien van milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor deze functies.

In de nabijheid van de nieuwe woningen zijn geen bedrijven. Ten aanzien van milieuzonering zijn er geen belemmeringen.

Conclusie

Vanuit het aspect milieuzonering is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Kader

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De luchtkwaliteitsnormen in de Nederlandse wetgeving zijn gebaseerd op de Europese luchtkwaliteitseisen. Sinds 11 juni 2008 geldt de richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (Pb EG L 152). Vooruitlopend op deze nieuwe Europese richtlijn is op 15 november 2007 reeds de zogenoemde Wet luchtkwaliteit van kracht geworden, officieel titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet luchtkwaliteit bevat de Europese luchtkwaliteitseisen en de basisverplichtingen op grond van de richtlijn, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen (meten en berekenen) van de luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De uitvoeringsregels die behoren bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.

 

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is in 2007 ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekende mate (Besluit NIBM) in werking getreden. In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate. Met het ingaan van het NSL gelden er per 1 augustus 2009 nieuwe grenzen voor wat niet in betekende mate is: het begrip is nu gedefinieerd als 3% en minder van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.

Beoordeling

Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van acht woningen. Dit valt in de categrorie 'niet in betekenende mate'. Verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Vanuit het aspect luchtkwaliteit is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2.5 Externe veiligheid

Kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.

Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. In de tweede plaats gaat het om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden.

Voor transportassen zijn regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleiding (BEVB) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het bestemmingsplan. Met ingang van 1 april 2015 treedt het Besluit transport externe veiligheid in werking.

Beoordeling

Het plan maakt de bouw van woningen (kwetsbaar objecten) mogelijk. In de omgeving van het plan vinden activiteiten met de gevaarlijke stoffen plaats. Naar het aspect externe veiligheid is onderzoek verricht. In de notitie van 2 april 2014 met kenmerk V072092ab.0001.dl van LBP/SIGHT zijn de bevindingen vastgelegd. Deze notitie is als Bijlage 8 Notitie Externe Veiligheid bij de toelichting opgenomen. In het onderzoek zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd.

Uit de inventarisatie volgt dat sprake is van één risicobron

  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg (A348) op 205 meter van het plangebied.

Over de provinciale weg A348 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes de hoeven er geen beperkingen aan het ruimtegebruik te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. De te realiseren woningen in het plangebied liggen op meer dan 200 meter van de provinciale weg. Daarnaast is de GR kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Voor deze ontwikkeling kan dus volstaan worden met een beperkte verantwoordingsplicht waarbij aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden rampenbestrijding en mogelijkheden zelfredzaamheid.

Onderstaand wordt dan ook het beperkte groepsrisico verantwoord. Hiervoor is advies aangevraagd bij de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM). Op 16 februari 2016 heeft de VGGM een advies uitgebracht aan de gemeente. Dit advies is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Bij dit advies wordt opgemerkt dat de VGGM uitgaat van het effect, en in het kader van het bestemmingsplan de kans op dat effect wordt beschouwd.

In hoofdstuk 7 wordt op de adviezen die gevraagd zijn in het kader van het vooroverleg met instanties over het voorontwerpbestemmingsplan ingegaan.

  • de mogelijkheden van rampenbestrijding

Het plan genereert een geringe stijging van het aantal aanwezigen nabij de autosnelweg A348, de spoorlijn Arnhem-Zutphen en de IJssel. Gelet op de afstand tot de risicobronnen zullen bij een incident met gevaarlijke stoffen de mogelijkheden voor de hulpverlening voldoende blijven.

  • de mogelijkheid van zelfredzaamheid

Ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid kan worden opgemerkt dat er binnen het invloedsgebied geen groepen voorkomen die als verminderd zelfredzaam kunnen worden aangemerkt. Ook hier geldt dat gelet op de afstand tot de risicobronnen optimalisatie van de zelfredzaamheid niet aan de orde is.

Conclusie

Gezien het bovenstaande wordt de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt uit een oogpunt van veiligheidsrisico's als een acceptabele ontwikkeling gezien.

Ten slotte wordt ten overvloede opgemerkt dat de voorgenomen ontwikkeling zelf geen risico vormt uit het oogpunt van externe veiligheid.

4.2.6 Verkeer

Verkeersbewegingen
De bestaande wegen rondom het plangebied hebben een zodanig capaciteit dat de verkeersafwikkeling en de verkeersintensiteit op deze straten niet negatief beïnvloed zullen worden door het toevoegen van 8 woningen.

Parkeren
Voldaan moet worden aan de normen met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op het onderhavige perceel. Op basis van de (maximale) mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, heeft een voorlopige toets plaatsgevonden. Op de kavels aan het erf Oud Middachten wordt per woning één parkeerplaats gerealiseerd. Daarnaast komt er voor bezoekersparkeren een parkeerterrein voor zes parkeerplaatsen. Bij de woningen op de kavels aan de Godard van Reedelaan komen per woning twee parkeerplaatsen. In het kader van het uiteindelijke bouwplan vindt een finale toetsing plaats op het aspect parkeren.

4.2.7 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zo bijvoorbeeld de daken.

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
Hoofdthema's      
Veiligheid   In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. De beleidslijn Ruimte voor de Rivier is niet aan de orde.   Nee
 
Riolering en afvalwaterketen   1. Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-afvoeren)
2. In het plangebied ligt riolering en een drukriolering van de gemeente.
3. Er is toename van afvalwater (DWA)
 
1. Ja


2. Ja

3. Ja  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Er is toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat op de planlocatie moet worden verwerkt.
2. In het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en/of overstromingsvlaktes.  
1. Ja


2. Nee  
Grondwateroverlast   1. In het plangebied is sprake van een grondwaterfluctuatiezone.
2. Het gebied is aangemerkt als kwelgevoelig. Mogelijk kan kwel optreden in de laaggelegen gebieden.  
1. Ja

2. Ja  
Oppervlaktewaterkwaliteit   Het plangebied ligt nabij de IJsselarm. In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen.   Ja  
Grondwaterkwaliteit   Binnen het plangebied ligt geen grondwaterbeschermingsgebied voor een drinkwatervoorziening of infiltratiegebied voor (kwelafhankelijk) natuurgebied.   Nee  
Volksgezondheid   1. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
2. In het plangebied bevinden zich geen gemengde riooloverstorten.  
1. Nee

2. Nee  
Verdroging   1. Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.
2. In de omgeving is wel geen gebied aangemerkt als (gering) verdroogd.  
1. Nee


2. Nee  
Natte Natuur   1. Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.
2. Het plangebied grenst niet aan een gebied met kwelafhankelijke land- en waternatuur.  
1. Nee

 
2. Nee  
Inrichting en Beheer   1. De openbare rioleringswerken zijn in beheer bij de gemeente.
2. Binnen het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap.
3. Het plangebied betreft voor het grootste deel particulier terrein dat in beheer is bij Landgoed Middachten  
1. Ja

2. Nee

3. Nee  
Aandachtsthema's      
Recreatie   In het plangebied bevinden zich geen watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt.   Nee  
Cultuurhistorie   Er zijn geen cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig.   Nee  

In de onderstaande tekst wordt aangegeven in hoeverre waterhuishoudkundige aspecten voor het bestemmingsplan relevant zijn.

Veiligheid

Dit aspect is niet relevant. In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. De beleidslijn 'Ruimte voor de Rivier' is niet aan de orde.

Riolering

Afvoer van schoon regenwater via het riool moet voorkomen worden (vasthouden-bergen-afvoeren).

In het plangebied wordt huishoudelijk afvalwater ingezameld en afgevoerd via riolering. Voor afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Om riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater te beperken moet de riolering voldoende bergingscapaciteit hebben. Dit wordt onder andere bereikt door hemelwater niet af te voeren via de riolering voor huishoudelijk afvalwater.

Veiligheid

Dit aspect is niet relevant. In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. De beleidslijn 'Ruimte voor de Rivier' is niet aan de orde.

Riolering

Afvoer van schoon regenwater via het riool moet voorkomen worden (vasthouden-bergen-afvoeren).

In het plangebied wordt huishoudelijk afvalwater ingezameld en afgevoerd via riolering. Voor afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Om riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater te beperken moet de riolering voldoende bergingscapaciteit hebben. Dit wordt onder andere bereikt door hemelwater niet af te voeren via de riolering voor huishoudelijk afvalwater.

In het plangebied is overwegend een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het (gemengde) riool. Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de provinciale beslisboom hemelwater (hergebruik, infiltratie, afvoeren). Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dient van elkaar gescheiden te blijven. In het plan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan (onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen). Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en/of verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.

Wateroverlast
Hemelwater van woningdaken en terreinverhardingen moet op de planlocatie worden verwerkt. In het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes.

Grondwateroverlast

Dit is voor deze locatie wel relevant.

Door het plan ligt de grondwaterfluctuatiezone. De Omgevingsvisie Gelderland geeft hierover aan: In een zone rondom het Veluwemassief is sprake van een smalle zone die extra gevoelig is voor grondwateroverlast, de zogenoemde grondwaterfluctuatiezone. Als de klimaatverandering doorzet, dan zullen de grondwaterstanden structureel blijven stijgen. Daarnaast kunnen ook langjarige (niet trendmatige) schommelingen van de neerslag voor hoge grondwaterstanden zorgen. De combinatie van deze twee processen zorgt ervoor dat in de grondwaterfluctuatiezone de kans op grondwateroverlast verder toeneemt. Daardoor kan in gebieden waar nu geen overlast is, wateroverlast optreden. Het is daarom van belang om hiermee bij de inrichting of herinrichting van stedelijk gebied, via de watertoets, rekening te houden en zo nodig maatregelen te nemen. De stijging van de grondwaterstand in de grondwaterfluctuatiezone zal van plaats tot plaats kunnen verschillen, maar de provincie houdt rekening met een lokale stijging van de grondwaterstand langs de randen van de Veluwe tot circa 80 centimeter.

Het gebied is aangemerkt als kwelgevoelig (stone-onderzoek Alterra). Hoge waterstanden in de IJssel kunnen de grondwaterstand beïnvloeden. In deze gebieden wordt bij voorkeur niet ondergronds gebouwd, ook niet in de vorm van kruipruimtes. Overigens zijn in het plangebied zijn geen klachten bekend over grondwateroverlast. Daarom zijn er geen maatregelen genomen om grondwateroverlast te voorkomen.

Door de verwachte klimaatverandering kunnen de waterstanden in de IJssel in de toekomst hoger worden en kunnen de grondwaterstanden stijgen. Daarnaast mag de bouw van woningen niet leiden tot een ongewenste wijziging van de grondwaterstand en kwel bij de grachten van Middachten en het aangrenzende Kooibos. Om inzicht te krijgen van de effecten van het voorliggende plan op de gronwaterstromen én in de gevolgen van de fluctuerende grondwaterstanden voor bouwen, is door bureau Wareco Ingenieurs een geohydrologisch onderzoek verricht. Daarbij is ook nagegaan of het voorgelegde inrichtingsplan voldoende ruimte laat voor infiltratie.

Uit het onderzoek blijkt, dat het doorgraven van de leemlaag naar verwachting geen effect zal hebben op de regionale grondwaterstroming. Ook wordt de horizontale grondwaterstroming naar verwachting niet beïnvloed door het aanbrengen van de kelders. Wel is het raadzaam om de kelders waterdicht uit te voeren ter voorkoming van wateroverlast. Ten aanzien van infiltratiemogelijkheden geldt, dat zowel mogelijkheden bestaan voor oppervlate-infiltratie als voor ondergrondse infiltratie. Het inrichtingsplan staat hieraan dus niet in de weg.

Aanbevolen wordt om voor het plangebied een waterhuishoudkundig plan op te stellen. Daarin wordt het totale waterhuishoudkundige systeem inzichtelijk gemaakt, inclusief het ontwerp van het vuilwaterriool en het hemelwatersysteem. Overigens betreft dit, evenals het waterdicht maken van de kelders, een uitvoeringsapsect dat in het kader van het nu voorliggende bestemmingsplan nog niet hoeft te worden gerealiseerd.

Verder wordt aanbevolen om bij de 2 peilbuizen die in het gebied zijn geplaatst jaarlijks de grondwaterstand te meten en analyseren. Ook dit betreft een uitvoeringsaspect.

Geconcludeerd kan worden dat het geohydrologische aspect geen belemmeringen opwerpt voor het voorliggende bestemmingsplan. Aangehaald ondezoek is als Bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd.

Oppervlaktewaterkwaliteit

De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen.

Grondwaterkwaliteit

Dat is hier niet relevant. Het plangebied is geen infiltratiegebied van een natuurgebied of drinkwatervoorziening. In het plan zijn geen vervuilende functies opgenomen. Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning.

Volksgezondheid

Dat is hier niet relevant. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Verdroging

Dat is hier niet relevant. In de omgeving is geen gebied aangemerkt als verdroogd.

Natte natuur

Dat is hier niet relevant. Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond (kwetsbare) natuurgebieden.

Inrichting en beheer

De openbare rioleringswerken in het plangebied zijn in beheer bij de gemeente. Voorwaarden voor aansluiting op het openbare riool zijn vastgelegd in de gemeentelijke aansluitverordening. In het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap.

4.2.8 Cultuurhistorie

De locatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft maakt volledig onderdeel uit van het complex rijksbeschermde buitenplaats Middachten. De grond is daarmee beschermd als rijksmonument. Daarbinnen zijn eveneens enkele objecten als zelfstandig rijksmonument aangewezen, voor dit plangebied te weten: Oversteeg 45 (boerderij Oud-Middachten), Oversteeg 47-49, Oversteeg 51- 53, Oversteeg 55 (dienstwoningen) en Smidsallee 18 (rentmeesterswoning). De gebouwen die tot het landgoed behoren zijn te herkennen aan de Middachter kleuren met de rood-witte kleurstelling landgoedluiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0018.png"

Afbeelding boerderij aan Oversteeg 45, met links de pachtboerderij behorende bij Kasteel Middachten en rechts de schuur die zal worden gesloopt om plaats te maken voor woningen

Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde.
De bescherming van deze waarden is per 1 september 2007 wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Sinds 1 juli 2016 is dit geregeld in de Erfgoedwet. Gemeenten moeten zorgdragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologievriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld. De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.

Op 26 februari 2013 heeft de gemeenteraad van Rheden de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaart met toelichting vastgesteld, ter vervanging van de verwachtings- en advieskaart die op 28 juni 2008 is vastgesteld. In het op 15 april 2014 vastgestelde 'Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regels Buitenplaatsen' is de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaart planologisch geregeld.


Voor de onderhavige locatie is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, genaamd Bureauonderzoek en Karterend Booronderzoek Archeologie, plangebied Oversteeg en Godard van Reedelaan te De Steeg Gemeente Rheden, Hamaland Advies, 31 oktober 2014, projectnummer 140775 (zie Bijlage 10 Archeologisch Bureau onderzoek en karterend booronderzoek). Er wordt geconcludeerd dat het plangebied een hoge trefkans heeft op archeologische resten uit de periode van het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd.

Vanwege de relatief jonge leeftijd van het plaggendek, het ontbreken van dekzand in de ondergrond en het ontbreken van relevante archeologische indicatoren, wordt geadviseerd om de graafwerkzaamheden ter plaatse van deelgebied B (Oversteeg) zonder vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Vanuit archeologisch oogpunt zijn er geen consequenties voor het bodemarchief. Vanwege de relatief hoge ouderdom van het plaggendek in deelgebied A (Godard van Reedelaan), de aanwezigheid van dekzand in de ondergrond en de aanwezigheid van diverse relevante archeologische indicatoren in drie van de vijf boringen, wordt geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te laten voeren door middel van waarderende proefsleuven.

Bedoeld onderzoek in deelgebied A is inmiddels verricht. De resultaten hiervan zijn weergeven in de rapportage 'Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven 'Pangebied Godard van Reedelaan', S.O.B. Research, september 2015 9 (zie Bijlage 11 Archeologisch veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek). In het onderzoeksgebied zijn daar waar bodemverstoringen zullen plaatsvinden archeologische resten geconstateerd. Geadviseerd wordt om de archeologische resten binnen het onderzoeksgebied veilig te stellen door middel van een archeologische opgraving. Dit kan het beste worden uitgevoerd direct voor de bouw. Daarmee kan dubbel graafwerk worden voorkomen. Nadat de archeologische opgraving heeft plaatsgevonden kan de vigerende archeologische dubbelbestemming worden opgeheven.

In de zone waar de tuinen zijn gepland worden geen bodemverstoringen voorzien. Daarvoor geldt dat de vigerende dubbelbestemming kan worden genahdhaafd. Verder kan wellicht de archeologische dubbelbestemming in het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied worden gewijzigd van 'Archeologie waarde 3' naar 'Archeologie Waarde 2'. Dit is afhankelijk van de informatie welke voortkomt uit de archeologische opgraving en is dus nu niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0019.png"

Afbeelding: de monumenten die onderdeel uitmaken van het plangebied.

Verder is nog onderzoek verricht naar de effecten van de geplande aanleg van een poel in de Middachterbroek. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport 'Cultuurhistorische effectrapportage aanleg poel Middachterbroek' van 25 februari 2016, opgesteld door Stichting In Arcadië. De aanleg van deze poel is voor een tweetal projecten relevant. In het kader van het project 'boerderijverplaatsing Borghkeppel' is gezocht naar een compensatiemogelijkheid van het waterbergend vermogen. Deze is gevonden in de aanleg van de onderhavige poel. Daarnaast is in het kader van het project 'woningbouw Oud Middachten' gezocht naar mogelijkheden ter versterking van de (natuurlijke) kernkwaliteiten. Een van deze mogelijkheden is gevonden in de natuurlijke aanleg van genoemde poel. De aanleg van deze poel zal dan een dubbele functie hebben. Een waterbergende functie ten dienste van het project 'boerderijverplaatsing Borghkeppel' en een natuurversterkende functie in het kader van het project 'woningbouw Oud Middachten'. Omdat het bestemmingsplan voor de woningbouw in Oud MIddachten naar alle waarschijnlijkheid het eerst zal worden vastgesteld, is besloten de aanleg van de poel te regelen in het nu voorliggende plan 'Landelijk gebied, locatie Oud Middachten'.

Uit het rapport 'Cultuurhistorische effectrapportage aanleg poel Middachterbroek' komt naar voren dat er geen schade aan het landschapsbeeld en de cultuurhistorische waarde van het gebied zal zijn. Genoemde rapportage is als Bijlage 11 aan deze toelichting toegevoegd.

4.2.9 Ecologie

De bescherming van gebieden is vastgelegd de Wet Natuurbescherming en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). De bescherming van soorten is ook geregeld in de Wet natuurbescherming.

Ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is een natuurtoets flora- en faunawet (thans Wet Natuurbescherming) uitgevoerd, genaamd 'Natuurtoets flora- en faunawet 2014, nader onderzoek huismussen, Oud Middachten te De Steeg, Loo Plan, 13 juni 2014, kenmerk 2014-679-07533 (zie Bijlage 13 Natuurtoets flora en fauna). Het veldwerk is uitgevoerd op 23 april 2014. Het betreft een quick-scan waarmee de ecologische potenties van de onderzoekslocatie in beeld zijn gebracht. Daarnaast is het terrein nog op 4, 13 en 14 mei 2014 bezocht voor een inventarisatie van vaste verblijfplaatsen van mussen.

Soortenbescherming

De bescherming van soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Voorheen was dit geregeld in de Flora- en faunawet. Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied, een vaste rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wet natuurbescherming.

Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes voor:

  • alle van nature in het wild levende vogels: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Vogelrichtlijn;
  • soorten opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Habitatrichtlijn;
  • andere soorten genoemd in bijlage A van de Wet natuurbescherming: de bescherming van deze soorten, die veelal op de rode lijst staan, is iets minder stringent dan die van de Vogel- en habitatrichtlijn.

De provincie heeft in de omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

In het plangebied komt de huismus voor. Deze soort is nader onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het plangebied een belangrijk foerageergebied van de huismus is, maar niet essentieel. De functie van het gebied voor de huismus blijft behouden. Gezien de aard van de veranderingen verdient het de aanbeveling de nieuw te bouwen woningen huismusvriendelijk te maken (bijvoorbeeld een

mussenvide bij dakpannendaken).

Voor wat betreft de aanwezigheid van de boerenzwaluw is de deel de belangrijke verblijfplaats voor deze soort. Dit gebouw wordt in dit plan niet aangepast of gewijzigd.

Het gebied maakt deel uit van het leefgebied van de steenmarter, er worden echter geen vaste verblijfplaatsen verstoord met de voorgenomen ontwikkeling. Er vindt geen overtreding van de Wet natuurbescherming plaats. De voorgenomen werkzaamheden kunnen zonder aanvullende maatregelen voor beschermde soorten worden uitgevoerd.

Afhankelijk van het tijdstip waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd dient rekening gehouden te worden met broedende vogels. Vogels die broeden mogen nimmer verstoord worden.

Gebiedsbescherming

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermings- zones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebieden mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

Het landelijke Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschaps- elementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone.

Daarnaast worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap.

Natura 2000

De voorgenomen werkzaamheden hebben geen invloed op gebiedsbescherming. De beschermde gebieden (Natura 2000) liggen op geringe afstand, maar de plannen hebben een zeer beperkte uitstraling naar de omgeving. De locatie ligt op een afstand van circa 600 m van Natura 2000 gebied Veluwe en circa 200 m van Rijntakken. Aantasting van de beschermde natuurwaarden, door extra depositie van stikstof, zal niet plaatsvinden. De ingreep heeft een beperkte uitstraling, waarbij de beschermde natuurwaarden geen nadelige effecten ondervinden.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt in het Natuurnetwerk Nederland . De ingreep heeft geen invloed op de wezenlijke waarden en kenmerken van het gebied.

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

De locatie ligt in de Groene Ontwikkelingszone (GO). De GO heeft een dubbeldoelstelling: er is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de ecologische samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuur gebieden.

In de Omgevingsverordening Gelderland is de bescherming van de GO geregeld.

2.7.2 Beschermingsregime Groene Ontwikkelingszone (GO)

artikel 2.7.2.1 Beschermingsregime GO

1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, tenzij:

  • geen reële alternatieven aanwezig zijn;
  • sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en
  • de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2.7.1.1, derde tot en met zesde lid, en 2.7.1.3.

2. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kunnen nieuwe kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, mits:

  • in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt; en
  • deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

Het bebouwde oppervlak neemt af ten opzichte van de huidig situatie. De nieuwe bebouwing zal zorgvuldig landschappelijk worden ingepast. Op diverse onderdelen worden de natuurlijke waarden versterkt. Dit is omschreven in paragraaf 2.2 Gewenste situatie' van deze toelichting. De kernkwaliteiten van de GO zullen derhalve met deze ontwikkeling worden versterkt.

Lichtgroen: GO, donkergroen: GNN

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.LG28-VA01_0020.png"

Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering is voor uitvoer van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Beschrijving bestemmingsplan

De regels en de verbeelding zijn dusdanig van opzet, dat de ruimtelijke uitgansgpunten van het plan worden gewaarborgd.

Het landschaps- en beeldkwaliteitsplan is als voorwaarde behorende bij de realisering van de woningen aan de planregels gekoppeld. Ook inpassing van de mestopslag en verplaatsing van de weg is als voorwaarde opgenomen in het bestemmingsplan. De landschappelijke en natuurlijke inpassing maakt dus een juridisch onderdeel uit van de planopzet. Van belang is, dat daarnaast de welstandsnota een zelfstandig toetsingskader vormt. Naast een toets aan het bestemmingsplan en bijbehorend landschaps- en beeldkwaliteitsplan, zal bij de beoordeling van concrete bouwplannen dus ook een toets aan de welstandsnota plaats vinden.

Alle woningen zijn geregeld binnen de bestemming Wonen. De situering van de woningen is per woning dan wel per cluster geregeld, waarbij op de verbeelding het aantal is weergeven indien dit meer is dan 1. In dat geval zijn ook de maximale afstanden tussen de woningen geregeld, zodat geborgd is dat sprake zal zijn van een presentatie in clusters. De goot- en bouwhoogtes van de nieuwe woningen zijn per bouwvlak bepaald, waarbij ook waarborgen ten aanzien van de gewenste geveluitsnedes zijn opgenomen. Voor de bestaande woningen geldt dat de bestaande situering en de bestaande maatvoeringen uitgangspunt zijn. De hobbymatig te gebruiken paardestal is expliciet weergegeven.

Bijgebouwen mogen binnen en, waar van toepasing, buiten het bouwvlak worden gebouwd. De te realiseren kapschuur is daarnaast aangegeven met de aanduiding 'bijgebouw'. Echter, voor een groot deel van de percelen bij de woningen geldt, dat de bestemming Tuin is opgenomen. Deze bestemming is toegekend aan de perceelsgedeelten waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Daarnaast kent een deel van de als Tuin bestemde gronden de aanvullende aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol. Deze gedeeltes van de tuinen zijn van extra belang voor de waarde van het straatbeeld omdat het gaat om de voorzijdes van percelen. Hier wordt verharding tegengegaan door het parkeren van auto's vóór de voorgevel(lijn) in deze zone niet mogelijk te maken. Los van de verharding wordt ook het parkeren voor de voorgevel(lijn) zelf in dit gebied niet gewenst gevonden omdat dit afbreuk doet aan de representativiteit van het straatbeeld. Daar waar dit tot een problematische situatie leidt kan middels een omgevingsvergunning besloten worden om van dit parkeerverbod af te wijken.

De gedeeltes van het plan welke een agarische uitstraling moeten behouden, zijn bestemd als Agrarisch met waarden - natuur en landschap. Dit geldt zowel voor de gronden in het noordelijk (woon)gedeelte van het plangebied als voor de zuidelijke agrarisch gebruikte gronden. Onder een agrarisch gebruik valt ook het hobbymatig houden van vee. De situering van de paardenbak en de mestopslag zijn specifiek op de verbeelding weergegeven. Ook is (zij het iets globaler) de ligging van de gebiedsontsluitingsweg weergegeven. Zoals hierboven vermeld is de landschappelijke inpassing van zowel de woningen als ook de mestopslag in de planregels geborgd. Ook is de verwijdering van de aanwezige verharding van de te verplaatsen weg geborgd.

De aan te leggen poel is in beeld gebracht middels de bestemming 'Natuur'. Ook is de aanleg en instandhouding van de poel gewaarborgd in de regels.

Verder is van belang, dat in het woongebied zelf geen wegen mogen worden aangelegd. Wegen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de bestemming Verkeer en binnen de strook die daarvoor is aangegeven in het zuidelijke, agrarische deel van het plangebied.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.

In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en bevat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die voorheen is gehanteerd. Aansluiting is gezocht bij het recent is procedure gebrachte bestemmingsplan 'De Steeg 2015'. Daarnaast heeft gelet op de specifieke wensen ten aanzien van de voorliggende locatie maatwerk plaatsgevonden.

6.2 Procedure

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen. De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.


Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

Crisis- en herstelwet

Onderhavig plan is bedoeld om het de bouw van acht woningen mogelijk te maken.

Daarmee is het volgens de Crisis- en herstelwet geen project waarop de Chrisis en herstelwet op van toepassing is. De uitvoering van het project komt voor versnelde uitvoering in aanmerking indien het gaat om tenminste 12 woningen.

6.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast.

6.3.1 Verbeelding


Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 6.3.2.

Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 .

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);

2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.


4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip 'bijgebouw' (1.14) kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wabo van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Agrarisch met waarden- Natuur en landschap

Deze bestemming ziet op de gronden welke niet bij de woonpercelen behoren en een agrarisch gebruik c.q. een agrarische uitstraling kennen/gaan kennen.

De paardenbak en de mestopslag zijn middels aanduidingen weergegeven. Deze mogen uitsluitend op de aangegeven locatie worden gerealiseerd. Verder is een zone aangegeven waarbinnen een gebiedsontsluitingsweg mag worden gerealiseerd. De weg mag maximaal 5 m breed zijn, en kan binnen de bandbreedte van de zone worden gesitueerd.

De mestopslag moet landschappelijk worden ingepast. Dit conform het gestelde in artikel 13.2 Landschappelijke en natuurlijke inpassing'. Verder moet het noordelijk gelegen gedeelte, de gronden tussen en naast de woningen, eveneens worden ingepast. Daarvoor geldt het gestelde in de pagina's 14 en 16 van het landschaps- en beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage aan de planregels is toegevoegd. Ook hier geldt dat inpassing moet plaatsvinden conform het gestelde in artikel 13.2 Landschappelijke en natuurlijke inpassing. Ook moet worden voorzien in de aanleg van de in het plan weergegeven hagen en moet de verharding van de te verleggen weg worden verwijderd.

Nabij de aanwezigeboerderij is een (hobbymatig) dierenverblijf aanwezig. Dit dierenverblijf is positief bestemd. Om enige flexibiliteit ten aanzien van de plek van het verblijf te bewerkstelligen, is op de verbeelding een klein gebied waarbinnen het verblijf mag staan aangewezen. Het verblijf kan dan niet worden vergroot maar wel iets verplaatst. Verder zijn binnen deze bestemming geen gebouwen toegestaan vanwege de gewenste uitstraling.

Middels nadere eisen kunnen voorwaarden worden verbonden aan bouwwerken. Zo kan bijvoorbeeld een nadere eis ten aanzien van de transparantie van hekwerken worden meegegeven.

Het plan kent de vereiste van een omgevingsvergunning voor nader genoemde werken en werkzaamheden. Van belang is, dat beplantingen en bomen die worden aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing, niet vergunningsplichtig zijn. Het verwijderen daarvan evenwel is wel vergunningsplichtig.

Ook het aanleggen van de gebiedsontsluitingsweg is niet gebonden aan een omgevingsvergunning.

Natuur

Deze bestemming betreft de aan te leggen poel. Met de bestemming 'natuur' worden de gronden aan hun agrarische bestemming onttrokken. Artikel 13.2 lid c borgt de aanleg van de poel binnen een jaar na vaststelling van het voorliggende plan. Ook stelt dit onderdeel de instandhouding van de poel zeker.

Tuin

Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Landschappelijke inpassing dient plaats te vinden zoals aangegeven in de pagina's 14 en 15 van het landschaps- en beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage aan de planregels is toegevoegd. Ook hier geldt dat inpassing moet plaatsvinden conform het gestelde in artikel 10.2 'landschappelijke inpassing'.

Verder kent het plan ook hier de vereiste van een omgevingsvergunning voor nader genoemde werken en werkzaamheden. Van belang is wederom, dat beplantingen en bomen die worden aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing, niet vergunningsplichtig zijn. Het verwijderen daarvan evenwel is wel vergunningsplichtig.

Verkeer

De wegen met een functie voor het woongebied zijn als zodanig bestemd en in beeld gebracht. Binnen het woongebied zijn geen andere wegen toegestaan.

Wonen

Deze bestemming betreft zowel de bestaande als de geprojecteerde woningen.

Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan. Ook minder traditionele woonvormen verdragen zich met de bestemming Wonen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De nadruk ligt op het wonen en niet op het bieden van zorg en begeleiding. Een instelling die zich richt op bijvoorbeeld het begeleiden van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die in groepsverband samen wonen en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, geen permanente begeleiding behoeven en waarbij het de bedoeling is dat zij zo zelfstandig mogelijk functioneren, ook al is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, past binnen dit begrip. Voor de inzichtelijkheid is daartoe het begrip bijzondere woonvorm opgenomen in het bestemmingsplan. Een instelling waar de behandeling van de bewoners voorop staat, past derhalve niet binnen de bestemming. Wel binnen de bestemming past bijvoorbeeld een woongroep van mensen met een beperking die elders worden behandeld.

Ten aanzien van zorgwoningen kan nog worden opgemerkt, dat ook deze binnen de bestemming 'wonen' standaard mogelijk zijn. De zorgwoning is een verbijzondering van het bredere begrip 'woning'.

Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de geprojecteerde woningen respectievelijk op de al aanwezige woningen. De benaming van de aanduiding  maximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen. De aanduiding 'vrijstaand' spreekt voor zich, waarbij geldt dat schakeling door een laag bijgebouw of door een lage overkapping mogelijk is.

Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.10). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in de Parkeernormen voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag dan wel bij een functiewijziging.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.17 bouwen.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt voor de nieuwe woningen dat de op de verbeelding weergegeven maximale goot- en bouwhoogtes moeten worden gevolgd. Voor de nieuw te bouwen woningen is een geveluitsnede mogelijk. Voor de bestaande woningen wordt uitgegaan van de nu bestaande goot- en bouwhoogtes. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen binnen de bestemming Wonen geldt een maximaal bebouwingspercentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte. Waar in de huidige situatie sprake is van een afwijking op deze onderdelen, geldt dat deze afwijking wordt gerespecteerd en geldt als maximale maat. Specifiek ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' geldt dat het hele aangeduide vlak mag worden bebouwd.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd, dat evenwel groter is dan generiek is toegestaan. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Op de verbeelding zijn twee locaties aangegeven waar in totaal (beide locaties bij elkaar opgeteld) 8 paarden mogen worden gehouden. Ter plekke wordt dit nog als hobbymatig beschouwd. Bij een groter aantal is niet langer sprake van het hobbymatig houden van paarden, maar van een bedrijfsmatig gebruik. Handhaving van deze regeling is van belang in verband met de aan te houden (milieu)afstanden tot de woningen.

Waarde - Archeologie - 1

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.

In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde   categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart   onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen   Dubbelbestemming  
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, mogelijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
middelhoge verwachting   onderzoeksgebied   groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 2  
lage verwachting   archeologisch gebied met lage verwachting   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
water   waterbodems   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen     groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - archeologie 1  

Specifiek ten aanzien van het voorliggende plan kan worden vermeld dat reeds archeologisch onderzoek is verricht. Aan een deel van de regeling is dus al invulling gegeven. Uit het onderzoek is naar voren gekomen, dat op bepaalde plekken opgraven noodzakelijk zal zijn.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro. Dit laat wel onverlet het feit dat er geen negatieve geohydrologische gevolgen verwacht mogen worden.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.

Ten aanzien van de landschappelijke inpassing van het plan is een geborgde fasering opgenomen. De interne landschappelijke inpassing van het woongebied, weergegeven op pagina 14 van het Landschaps- en beeldkwaliteitsplan, moet uiterlijk binnen vijf jaar na start van de eerste woningbouwactiviteiten gereed zijn. Mocht de achtste woning eerder gereed zijn dan moet deze inpassing binnen een jaar na gereedkoming van de achtste woning gereed zijn. Verder geldt dat op perceelsniveau de interne inpassing telkens een jaar na gereedkoming van de woning moet zijn gerealiseerd.

Voor de inpassing rondom het woongebied, weergegeven op pagina 16 van het Landschaps- en beeldkwaliteitsplan, geldt dat deze binnen twee jaar na start van de eerste woningbouwactiviteiten moet zijn gerealiseerd.

Bovenstaande regeling garandeert inpassing ook zonder dat alle woningen worden gebouwd.

De inpassing van de mestopslag dient binnen een jaar na vaststelling van het plan gereed te zijn. Voorgeschreven is dat dit moet plaatsvinden met gebiedseigen beplantingen met een hoogte van 1 m. Ook moet binnen een jaar na vaststelling van het plan de aangegeven poel zijn aangelegd.

De regeling bevat een verwijzing naar de opgenomen regels over het verrichten van werken en werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningenstelsel). Het verwijderen van de landschappelijke inpassing wordt hiermee tegengegaan. Het aanleggen van de landschappelijke inpassing is overigens niet vergunningsplichtig.

Landschappelijke inpassing die om enigerlei reden verloren is gegaan dient binnen een half jaar na constatering te worden hersteld.

Met de omschreven regeling is beoogd te komen tot een integraal stelsel dat ziet op de totstandkoming en instandhouding van de gehele landschappelijke inpassing.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

Het plan kent de aanduiding Overige zone - stedenbouwkundig waardevol. Binnen deze zone mag niet worden geparkeerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van belang is, dat het gaat om de feitelijke voorgevel. Dus niet het bouwvlak, maar de voorgevel zelf, en het verlengde van deze voorgevel. In de wijze van meten (artikel2.7) is aangegeven hoe dit gemeten wordt. Op deze wijze vindt een bescherming plaats van het waardevolle stedenbouwkundige karakter van de betreffende gronden en het representatieve straatbeeld. Mocht het door de feitelijke situering van het hoofdgebouw niet mogelijk zijn om te komen op voldoende parkeergelegenheid op het perceel, dan kan hiervoor worden afgeweken als dit past binnen de daarvoor opgenomen criteria.

Van belang is dat deze gronden niet worden gezien als erf bij woning. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Daarbij adviseert de (onafhankelijke) welstandscommissie of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het perceel is geen eigendom van de gemeente en de particuliere eigenaar draagt de kosten van het bouwplan en eventuele gemeentelijke maatregelen op het perceel of in het openbaar gebied. De initiatiefnemer vrijwaart de gemeente van planschade. Daarmee is het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft een bouwplan waarvoor op grond van de Wro een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld, tenzij de kosten anderszins zijn verzekerd. Dat laatste is hier het geval.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg en inspraak

8.1.1 Vooroverleg

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.

In het voorliggende geval worden de volgende instanties om een reactie gevraagd:

a. Provincie Gelderland

b. Waterschap Rijn en IJssel

c. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

d. Commissie Cultuurhistorie

De resultaten van het vooroverleg zijn hieronder samengevat weergegeven. Daarbij is tevens de gemeentelijke reactie hierop weergegeven. Verder zijn de reacties als bijlage opgenomen bij deze toelichting.

ad a. Provincie Gelderland

Opmerkingen

Het beleid ten aanzien van de Groene Ontwikkelingszone is niet goed verwerkt in het plan. Er wordt een nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt in de Groene Ontwikkelingszone. De kernkwaliteiten van het gebied moeten per saldo worden versterkt. Dit is niet goed verwerkt in het plan.

Reactie gemeente

Deze opmerkingen hebben geleid tot nader overleg met de provincie. In de provinciale Omgevingsverordening is geregeld, dat er een versterking van de kernkwaliteiten plaats moet vinden. De provincie oordeelt dat hiervan onvoldoende sprake is. Daarom is in samenspraak met de provincie nagegaan, op welke manieren nadere invulling gegeven kan worden aan een dergelijke versterking. Het pakket aan maatregelen is aangevuld. Het resultaat hiervan is omschreven in paragraaf 2.2 van deze toelichting. Het landschaps- en beeldkwaliteitsplan is ook hierop aangevuld. Verder is de inrichting volgens het landschaps- en beeldkwaliteitsplan geborgd in de regels. Specifiek voor de aan te leggen natuurlijke poel is een natuurbestemming opgenomen. De aanleg en instandhouding van de poel is in de regels geborgd.

ad b. Waterschap Rijn en IJssel

Opmerkingen

Het waterschap heeft geen op- en of aanmerkingen. De relevante waterthema's zijn voldoende uitgewerkt.

Reactie

Met dank voor de berichtgeving nemen wij deze reactie voor kennisgeving aan.

ad c. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

Opmerkingen

Er zijn geen redenen om nader advies uit te brengen over optimalisatie van rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Wel is het advies om bij de uitvoering nadere advies te vragen over de bereikbaarheid in het kader van brandweerzorg en brandpreventie.

Reactie gemeente

Bij de uitvoering zal hieraan aandacht worden besteed.

Opmerkingen

Het advies is om in een zone tussen de 100 en 300 meter van een snelweg terughoudend te zijn met woningbouw in verband met luchtverontreiniging, Omdat het aantal woningen beperkt is en er geen gevoelige groepen komen te wonen is realisatie mogelijk.

Reactie gemeente

Wij sluiten ons hierbij aan.

Opmerkingen

Blootstelling aan geluid kan leiden tot negatieve effecten op de gezondheid. Ook bij de bestaande normen. Geadviseerd wordt om bij de uitwerking van het bouwplan te sturen op de voorkeursgrenswaarde. In nieuwe situaties is een leefbaar geluidsniveau binen 33 dB, bij verbouw is dat 38 dB. In nieuwe situaties moet er bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde een geluidluwe gevel aanwezig zijn. Dit heeft het meest geluidreducerende effect.

Reactie gemeente

Voor 3 woningen wordt helaas de geluidbelasting overschreden. Hiervoor is een besluit hogere waarden nodig. Bij de uitvoering zullen de noodzakelijke maatregelen getroffen moeten worden om te komen tot een leefbaar en toegestaan binnenniveau. Gelet op de maximale hogere waarden is dit uitvoerbaar.

ad d. Commissie Cultuurhistorie

Opmerkingen

De basis voor de nieuw te bouwen woningen moet zijn een hoofdvorm met een lage goothoogte. Als architectonisch accent mag de goothoogte hoger. Dat is niet goed vertaald in het plan. Het advies voor alle nieuwe woningen in het plangebied is daarom (per woning)

* basis lage goothoogte van maximaal 3,50 m

* minimaal de helft van de totale gevelbeedte zal worden uitgevoerd met een lage goothoogte;

* minimaal 25% lage goothoogte aan een zijde

* hiervan is een vrijstelling denkbaar als voldaan wordt aan het vastgestelde Beeldkwaliteitsplan.

Reactie gemeente

Het bovenstaande is met de commissie besproken en afgesproken. De planregeling is hierop aangepast.

Opmerkingen

Voor het bouwvlak achter de rentmeesterswoning moet worden uitgegaan van 2 afzonderlijke woningen. Er moet sprake zijn van ondergeschiktheid ten opzichte van de monumentale rentmeesterswoning. Er mag daarom geen doorlopende massa komen. Er moet uitgegaan worden van 2 hoofdgebouwen. Wel is op de begane grond een lage verbinding denkbaar (geen kap). Tussen de hoofdvolumes moet een minimale afstand komen van 3 m. Voor de regeling van de goothoogte gelden dezelfde uitgangspunten als voor de overige nieuwe woningen.

Reactie gemeente

Ook dit is met de commissie besproken en afgesproken. De planregeling is hierop aangepast.

8.1.2 Inspraak

De gemeentelijke inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. Niettemin heeft inspraak plaatsvinden op het voorontwerp van het plan. Omwonenden zijn door initiatiefnemers in het voortraject betrokken bij de planvorming; met het verlenen van inspraak wordt de ingezette lijn van overleg met de bevolking ook van gemeentewege doorgetrokken.

 

Over het overleg met omwonenden tot aan het voorontwerp kan het volgende worden vermeld. Initiatiefnemers hebben bij de uitwerking van de startnotitie de direct omwonenden betrokken. Door het overleg met de omwonenden is het oorspronkelijke plan aangepast door een bouwkavel aan de Godard van Reedelaan te verplaatsen naar het achtererf van boerderij Oud-Middachten. Het draagvlak zal moeten blijken uit de bestemmingsplanprocedure.

Met initiatiefnemers is gesproken over het ingediende plan en is ambtelijk aangegeven op enkele onderdelen van het plan te willen afwijken. Zo is het vanwege de bouwmassa en bouwhoogte op het achtererf in relatie tot de boerenerfkarakteristiek en de boerderij ambtelijk gewenst dat de 6 woningen een gezamenlijke maximale bouwoppervlakte van 960 m2 mogen hebben en een maximale bouwhoogte van 8,5 meter. Ook is besproken dat het gewenst is om de maximale ruimte tussen woningen binnen een cluster op 3 meter te stellen en de minimale ruimte tussen clusters op 5 meter. Hiermee wordt in ruimtelijk opzicht de clustering gewaarborgd. Tot slot is in tegenstelling tot het ingediende plan, ambtelijk de wens om de tuinen van de nieuwe woningen niet te laten doorlopen tot aan de Van Aldenburglaan maar compacter te houden en vanaf de entree van het dorp meer ruimtelijke openheid te creëren.

Het uiteindelijk opgestelde voorontwerp van het bestemmingsplan is voor inspraak aan de bevolking voorgelegd. Hiertoe heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 21 januari 2016 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Ook heeft er op 27 januari 2016 een informatieavond plaatsgevonden. Tijdens genoemde termijn konden reacties worden ingediend. Er zijn twee reacties ingekomen. Deze hebben vooral betrekking op de bouwvolumes van de beide woningen aan de Godard van Reedelaan. De regeling is ten aanzien van de bouwvolumes iets aangescherpt. De basis van een lage goot komt daarbij duidelijker in beeld. Ook wordt voor de beide woningen aan de Godard van Reedelaan geborgd, dat er 2 aparte hoofdvolumes komen. De aanscherping vloeit ook voort uit de opmerkingen van de Commissie Cultuurhistorie op dit onderdeel. In paragraaf 8.1.1 van deze toelichting is hieraan nadere aandacht besteed.

Het Inspraakverslag, met de beantwoording van de reacties, is door burgemeester en wethouders vastgesteld en aan de insprekers toegezonden.

8.2 Zienswijzen

De beantwoording van ingediende zienswijzen zal te zijner tijd als een bijlage worden opgenomen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 30 maart 2017 tot en met 10 mei 2017 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl. Daarnaast hebben toen ook het ontwerp van het landschaps- en beeldkwaliteitsplan en de bijbehorende welstandscriteria, alsmede de ontwerpbeschikking hogere grenswaarden ter inzage gelegen.


Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis.

Er zijn twee zienswjzen ingekomen. De zienswijzen betreffen samengevat de volgende onderwerpen:

  • De bouwmogelijkheden van de beide woningen recht tegenover Godard van Reedelaan 17 en 19. Dit betreft met name de bouwhoogte en de mogelijkheden voor de verschijningsvorm;
  • Mogelijke planschade en relatie planschade – financiële uitvoerbaarheid;
  • De mate waarin rekening is gehouden met de belangen van de inwoners.

De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassingen ten opzichte van het ontwerpplan. De zienswijzen zijn beantwoord in een Nota van Zienswijzen. De raad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan hierover besloten.