direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen West - 4 (Symfoniestraat 208)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP11004-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Momenteel is de hoofdlocatie van Het Octaaf, gebouwd in 1965 en in 2001 omgebouwd tot Open Wijkschool, gehuisvest aan de Fanfarestraat 51-53. Het gebouw is gedateerd en voldoet niet meer aan de visie van de school op het onderwijs in deze tijd. De voormalige nevenvestiging (dependance) van de school, ook gebouwd in 1965 stond aan de Symfoniestraat 210. Deze locatie is inmiddels gesloopt.

Het schoolbestuur van de Stichting Sint Josephscholen wenst Het Octaaf op termijn door te ontwikkelen tot een Integraal Kindcentrum (IKC) voor de leeftijd van 0 tot 12 jaar. Door één van de twee huidige schoolgebouwen af te stoten en het nieuwe Kindcentrum te realiseren op één locatie kan de school haar onderwijsvisie optimaliseren. Ook ziet de school kansen tot een verdere uitdieping van haar wijkfunctie met wellicht samenwerkingsverbanden met wijkcentrum De Schalmei. Door de concentratie van Het Octaaf in één nieuw gebouw wordt het ook mogelijk voor school en stichting om de gezamenlijke ambities op het gebied van duurzaamheid te realiseren. Door het aantal lokalen terug te brengen wordt tevens gedeeltelijke leegstand voorkomen.

In het kader van de afspraken gemaakt bij de ‘Doordecentralisatie van de Onderwijshuisvesting’ heeft het bestuur van de school zich georiënteerd over de herhuisvesting van de school. Aan de hand van een locatiestudie en interne besprekingen binnen de Stichting St. Josephscholen is gebleken dat het financieel haalbaar is in 2018 te starten met de nieuwbouw van basisschool Het Octaaf op de huidige dislocatie aan de Symfoniestraat. De school wordt hiermee gesitueerd in de huidige centrale “voorzieningenas” van de wijk (winkelcentrum, sporthal, wijkcentrum en school). Door de directe nabijheid van wijkcentrum De Schalmei ontstaan er mogelijk kansen om elkaar te versterken.

De huidige hoofdlocatie aan de Fanfarestraat 51-53 wordt na het verlaten van de locatie in het kader van de doordecentralisatieovereenkomst beschikbaar gesteld aan de gemeente Nijmegen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Ligging

De planlocatie ligt te midden van de wijk Neerbosch Oost. De wijk ligt direct tegen het Maas Waalkanaal aan en ten zuidwesten, op enige afstand, van het centrum van de stad, zie figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11004-VG01_0001.png"

Figuur 1: Ligging planlocatie in Nijmegen

Het plangebied is gelegen aan de Symfoniestraat 204, 208 en 210. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door een waterloop en aan de westzijde door de Symfoniestraat. De grens aan de noordzijde wordt gevormd door de Rapsodiestraat en aan de zuidzijde door de sporthal en parkeerplaats. Op figuur 2 is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11004-VG01_0002.png"

Figuur 2: Ligging planlocatie in de directe omgeing. bron: www.google.nl

De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als Gemeente Neerbosch, sectie H, nummers 2985, 2984, 4821 en 4816.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De dependance van basisschool Het Octaaf was gevestigd aan de Symfoniestraat 210. Deze locatie valt in het vigerend bestemmingsplan “Nijmegen West” (vastgesteld op 3-6-2013). Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen “Maatschappelijk” (lichtbruin op de verbeelding) en “Groen” (donkergroen op de verbeelding). Binnen de bestemming “Maatschappelijk” is het mogelijk om een school te bouwen maar zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, speelplaatsen, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn ook twee bouwvlakken opgenomen. Hierbinnen kan een hoofdgebouw gebouwd worden met een maximale hoogte van 9 meter.

Binnen de bestemming Groen zijn groenvoorzieningen en fiets/wandelpaden toegestaan. Tot slot kent het bestemmingsplan tevens de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 3”. Deze dubbelbestemming is bedoeld ter bescherming van de te verwachten archeologische waarden op het terrein.

De nieuw te bouwen school past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat het nieuwbouwplan niet past in de, in het vigerend bestemmingsplan opgenomen bouwvlakken. Om de nieuwe bouwplannen van het Octaaf te kunnen realiseren moet een bestemmingsplanprocedure worden doorlopen.

Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving.Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

2.1.1 Omgeving - Neerbosch Oost

De wijk Neerbosch Oost wordt sterk afgebakend door twee grote invalswegen (Neerbosscheweg, en Graafseweg) en door het Maas-Waalkanaal. Daardoor krijgt de wijk een driehoekig grondplan. Neerbosch Oost is midden 20e eeuw ontwikkeld volgens het Ciam1 gedachtegoed. De gekozen verkavelingsrichting komt voort uit de oorspronkelijke verkavelingsrichting van het gebied. Een relict daarvan is nog steeds waarneembaar ter hoogte van de Dorpstraat die voor de realisatie van het Maas-Waalkanaal in verbinding stond met de huidige Agnetenweg. Ten oosten van de huidige Dorpstraat was er tevens een verbinding, via de Dennenstraat naar de Bredeweg in voormalig dorp Hees.

De bebouwing in de wijk bestaat uit een combinatie van grondgebonden woningen en gestapelde bouw die tezamen volgens Ciam principes zijn gerangschikt. Er is sprake is van een orthogonale2 structuur. Dit is zichtbaar in het gebruik van orthogonale stempelstructuren voor de gestapelde bouw, gecombineerd met (langere) rijen grondgebonden woningen, die de orthogonale wegen- en groenstructuren ondersteunen. Ook de aanwezigheid van veel en openbaar groen tussen de bebouwing is kenmerkend voor Ciamwijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11004-VG01_0003.png"

Figuur 3: Ontsluiting Neerbosch Oost

Intern wordt de wijk ontsloten door een centraal gelegen assenkruis die de uiterste hoeken van de wijk gemakkelijk bereikbaar maken, zie figuur 3. Het assenkruis bestaat uit de Otto C. Huismanstraat en de Symfoniestraat. In de noordelijke oksel van het assenkruis, temidden van de wijk, ligt het voorzieningenhart van Neerbosch Oost. Aan de noord en oostzijde grenst het voorzieningenhart aan de Rapsodiestraat en de Fanfarestraat. Hier bevinden zich het winkelcentrum, diverse voorzieningen zoals een sporthal, de huidige school (op twee verschillende locaties), kinderdagopvang, een wijkcentrum maar ook een woon/ zorgcomplex (Honinghoeve) en kerk. De Otto C. Huismanstraat vormt tevens de ontsluitingsweg van de wijk op de Neerbosscheweg richting stad of de A73. Het voorzieningenhart is royaal voorzien van groen. Dit is veelal zichtbaar in de randen maar ook in de dooradering van het gebied. Het voorzieningenhart beschikt tevens over een brede waterloop die loopt van de Otto C. Huismanstraat naar de Rapsodiestraat. Deze waterloop kent een vijverachtige uitloop aan de Rapsodiestraat en ter hoogte van het winkelcentrum. De waterloop voorziet in een toegevoegde kwaliteit binnen het voorzieningenhart.

2.1.2 Planlocatie

De beoogde locatie Symfoniestraat, zie figuur 2, ligt op de hoek met de Rapsodiestraat en werd gekenmerkt door twee gebouwen (dependance gebouw Octaaf en voormalig Kion gebouw) bestaande uit twee bouwlagen die onlangs zijn gesloopt. Deze bebouwing op locatie Symfoniestraat maakte onderdeel uit van een reeks gebouwen die in het groen staan. De planlocatie wordt omkaderd door een brede groene rand die onderdeel uit maakt van de algehele groenstructuur binnen het voorzieningenhart.

Aan de zijde van de Symfoniestraat bevindt zich in de groenstrook een rij met waardevolle bomen. Aan de zijde van de Rapsodiestraat staan op enige afstand van de straat, ten zuiden van de eerder beschreven waterloop, bevinden zich eveneens een aantal waardevolle bomen. Voorts aan de oostzijde van het huidige schoolplein aan de rand van het schoolplein. Alle bomen en aangrenzende groenstroken tezamen geven het huidige perceel van de school een enigszins besloten en groen karakter.

Ten noorden en ten oosten van het perceel is een waterloop geprojecteerd die verder loopt in de richting van het winkelcentrum. De waterloop is voorzien van flauw aflopende oevers. Tussen de waterloop en het plangebied loopt een pad dat tevens als een tweede ontsluiting van het schoolplein fungeert. Ten zuiden van de gebouwen bevindt zich aan de zuidzijde van het parkeerterrein het wijkcentrum de Schalmei.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

2.2.1 Pleinruimte


Uitgangspunt voor de uitwerking van de nieuwbouw van het Octaaf is dat er naast een nieuwe eigentijdse school ook naar een relatie wordt gezocht tussen de nieuwbouw van de school en de bestaande Schalmei. Het is wenselijk voor beide partijen om van elkaars functies gebruik te kunnen maken en te komen tot een ontmoeting tussen jong en oud die een meer waarden heeft voor de wijk. Daartoe wordt de Schalmei in de toekomst verbouwd zodat de entrees van zowel de nieuw te bouwen school en de Schalmei georiënteerd zijn op een tussengelegen terrein. Dit tussengelegen terrein vormt de schakel tussen beide gebouwen en biedt plek aan het benodigd parkeren voor bezoekers van de school, schalmei en sporthal maar ook aan een ontmoetingsplek voor jong en oud. Het tussengelegen terrein, nader benoemd als pleinruimte, voorziet in een verhard deel en groene randen aan de oost- en westzijde. De groene westzijde versterkt de groenzone aan de Symfoniestraat en de brede groenzone aan de oostzijde biedt plaats aan ontmoeting en haakt tevens aan op de reeds bestaande groenkwaliteiten van de parkzone binnen het voorzieningen hart. Om meer levendigheid ter plaatse van de pleinruimte te krijgen worden de entrees van de nieuw te bouwen Octaaf en de bestaande Schalmei georiënteerd op de pleinruimte. De Schalmei dient daartoe te worden verbouwd.

2.2.2 Nieuwbouw


De nieuwbouw van de school betreft een alzijdig gebouw in twee a drie bouwlagen. Het volume bevindt zich aan de zuidzijde van het nieuw gecreëerde perceel en ligt met zijn zijgevel in dezelfde rooilijn als de terug gelegen voorgevel van de huidige Schalmei. De nieuwbouw oriënteert zich met de hoofdentree op de eerder genoemde pleinruimte. Met de alzijdigheid wordt niet alleen ingestoken op een goede relatie met de pleinruimte maar ook op een goede relatie tot de Symfoniestraat, de Rapsodiestraat en het pad aan de oostzijde. Het toekomstige gebouw krijgt een voetprint die aansluit bij de orthogonale bebouwingsstructuur die aanwezig is in de wijk. Daardoor zal het gebouw tevens goed aansluiten op het gebouwen ensemble van de Schalmei en de daarachter gelegen sporthal. Op deze wijze vormen de Schalmei/ Sporthal enerzijds en de nieuwbouw van het Octaaf anderzijds de gelijkwaardige boekensteunen van de nieuwe pleinruimte.

Het schoolplein bevindt zich aan de noord- en noordoostzijde van het perceel. Hierdoor legt de buitenruimte met een speelfunctie tevens een relatie met de speelgelegenheden aan de noordzijde van de Fanfarestraat.

2.2.3 Groen


De groenstructuur van de wijk en de bestaande waardevolle bomen in de groenzones en op het perceel worden gerespecteerd. Om de bomen ook in de toekomst te kunnen behouden wordt er op geruime afstand van de boomkronen gebouwd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden. In internationaal verband heeft Nederland zich met het Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn44 (Natura 2000) gecommitteerd aan afspraken over soorten (flora en fauna) en leefgebieden van soorten (habitats).

Het Rijk is verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van die aangegane verplichtingen. Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit provincie- en landsgrensoverschrijdende netwerk is de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het intitiatief betreft geen nationaal belang maar voldoet wel aan de doelen zoals geformuleerd in het SVIR.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro/voorheen: AMvB Ruimte)

In het Barro zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen.Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen volgen de nahangprocedure en kunnen vervolgens in werking treden. Het betreft de volgende onderdelen:

- Project Mainportontwikkeling Rotterdam;

- Kustfundament;

- Grote rivieren;

- Waddenzee en waddengebied;

- Defensie;

- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Daarnaast zijn er recent een aantal onderwerpen toegevoegd: Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Zoals beschreven onder 3.1.1 heeft het initiatief geen betrekking op een onderwerp van nationaal belang. Het intitiatief is niet in strijd met het Barro.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de "ladder duurzame verstedelijking"). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.

De in het plan voorziene ontwikkeling kan niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is. Het betreft een beperkte uitbreiding van het bouwvlak waarbij de onderliggende bestemming niet verandert.

3.1.4 Conclusie Rijksbeleid

De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het rijksbeleid. Het betreft geen onderwerp van nationaal belang. Er wordt voldaan aan de duurzaamheidsladder.

3.2 Relevant provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Omgevingsvisie Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten op 9 juli 2014. De inhoud van de omgevingsvisie is voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

3.2.1.1 Hoofddoelen omgevingsvisie

Duurzame economische structuur

Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, met oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.

Deze versterking van de economie gebeurt in een andere context dan een aantal jaar geleden. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. De versterking van de economie vergt een andere aanpak. Dat betekent vooral dat de provincie zich met haar partners richt op:

  • kansen bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven;
  • het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's;
  • het creëren van een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de economische kerngebieden met fiets, openbaar vervoer en auto maar ook digitaal;
  • het versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren en het verbeteren van de kennisinfrastructuur;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor cultuurbeleving;
  • een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.


Borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving

Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

3.2.1.2 Structuurvisiegebieden

Onderhavig plangebied is gelegen in de structuurvisiegebieden:

  • Regio Stadsregio;
  • Windenergie uitgesloten wegens wettelijke bepalingen;
  • Glastuinbouw in overige gebieden.


Hieronder wordt het voor deze planherziening van belang zijnde structuurvisiegebied nader uitgewerkt.

Regio Stadsregio

De Stadsregio Arnhem Nijmegen wordt gekenmerkt door:

  • het grootste stedelijke netwerk van Oost-Nederland;
  • hoge kwaliteit van het voorzieningenniveau;
  • kennisinstellingen: universiteit en hogescholen;
  • de strategische ligging halverwege de Randstad en het Ruhrgebied;
  • economische kracht: brede basis en topsectoren;
  • goede bereikbaarheid over weg, water en spoor;
  • de combinatie van stedelijke kwaliteiten en een mooie natuurlijke omgeving.

De inzet van gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en de provincie is nodig om in te kunnen spelen op de opgaven in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De gezamenlijke inspanningen richten zich onder andere op de speerpunt 'gebiedskwaliteiten benutten': kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de versterking van de kwalitiet van het voorzieningenniveau.

3.2.2 Omgevingsverordening

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. Ook dit document is vastgesteld op 24 september 2014, het besluit is gepubliceerd op 18 oktober en inwerkinggetreden op 19 oktober 2014.

De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

Toetsing bestemmingsplan

Het plangebied raakt geen relevante onderwerpen uit de omgevingsverordening.

3.2.3 Conclusie Provinciaal beleid

De ontwikkeling past binnen de (nieuwe) Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

3.3 Relevant gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Nijmegen 2013

In December 2013 heeft het College van B&W de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers:

  • Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling.
  • Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven.
  • Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse).


Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong.

De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te houden.

3.3.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat met de locatie aan de Symphoniestraat de school wordt gesitueerd in de centrale voorzieningenas van de wijk (winkelcentrum, sporthal, wijkcentrum en school). Door de directe nabijheid van wijkcentrum De Schalmei ontstaan er kansen om elkaar te versterken en te werken aan meer verbondenheid met de wijk, bewoners, de ouders en de leerlingen. Onderhavige ontwikkeling vormt daarmee een versterking van de de ruimtelijke kwaliteit in de buurt/wijk.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Verkeer en parkeren

4.1.1 Gemotoriseerd verkeer

De locatie is goed bereikbaar met de auto. Vanaf de Neerbosscheweg, de OC Huismanstraat en de Symfoniestraat wordt de school ontsloten. De Neerbosscheweg is een 50km/uur weg, is onderdeel van de Groene Route (s100) en functioneert als gebiedsontsluitingsweg. De OC Huismanstraat is ook een gebiedsontsluitingsweg met bijbehorend snelheidsregime (50km/uur).

4.1.2 Langzaam verkeer

De locatie is goed toegankelijk voor fietsers en voetgangers. De omliggende straten zijn voorzien van trottoirs. Centraal in het plangebied komt een parkeerplaats te liggen. Dit parkeerterrein wordt ingezet voor het parkeren van het personeel en voor het halen en brengen van kinderen en het kinderdagverblijf. Dit parkeerterrein is te bereiken via de Symfoniestraat en via een pad dat achter het winkelcentrum en de sporthal langsloopt. Het pad is bereikbaar via de Toonladder. Op dit pad kunnen geen auto's komen.

4.1.3 Openbaar vervoer

Het plangebied is bereikbaar met het openbaar vervoer. De halte met de kortste loopafstand is de haltevoorziening aan de Polkastraat (Lijn 6).

4.1.4 Verkeersintensiteit

Uit de verkeerskundige analyse (10-06-2016), zie Bijlage 1, blijkt dat het gebruik van de sporthal, wijkcentrum en het winkelcentrum maar minimale invloed heeft op de verkeersstromen bij de nieuwe school. Verkeer richting en komende van het winkelcentrum vindt plaats aan de andere kant van de Symfonieweg. De activiteiten in de sporthal vinden voornamelijk plaats in de avonduren. Wanneer activiteiten overdag plaatsvinden is de invloed op de verkeersstromen minimaal. Bezoekers die worden gehaald en gebracht worden vaak direct voor de deur afgezet aan de Symfoniestraat. Bezoekers van activiteiten in het wijkcentrum komen door de geringe afstanden in de wijk voornamelijk te voet of met de fiets. Bezoekers die toch met de auto komen zetten hun auto op het direct naastgelegen parkeerplein. Een overlap tussen het woon-werkverkeer en het haal- en brengverkeer van de school is nagenoeg niet aanwezig. Dit komt doordat de meeste mensen naar hun werk vertrekken tussen 7:00 uur en 8:00 uur en weer thuiskomen tussen 17:00 uur en 18:00 uur.

4.1.5 Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de meest recente beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde 'Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen Herziening (2016). De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijke" het plangebied valt in gebied "schil / overloopgebied". Het plan gaat voorzien in een nieuwe school, een peuterspeelzaal en een welzijnsorganisatie. Voor basisonderwijs wordt uitgegaan van een parkeervraag van 0,75 parkeerplek per klaslokaal. Voor een peuterspeelzaal wordt uitgegaan van 1,1 parkeerplek per arbeidsplaats. Voor de welzijnsorganisatie wordt uitgegaan van de parkeerbehoefte van een consultatiebureau. Deze kent een parkeervraag van 1,55 per behandelkamer.


De toenemende parkeerbehoefte voor de nieuwe school, rekening houdend met dubbelgebruik, is afgerond 47 parkeerplaatsen. Hiervan worden de vaste parkeerplaatsen op het parkeerterrein naast de school voorzien. Dit zijn 21 van de daar gelegen 45 parkeerplaatsen (1 invalideparkeerplaats niet meegerekend). Er zijn dan nog 47-21= 26 parkeerplaatsen benodigd voor de het Halen en Brengen van de school. De overige ruimte op het parkeerterrein kan hiervoor worden ingezet. Dat zijn nog 45 - 21 = 24 parkeerplaatsen. Voor de laatste 2 parkeerplaatsen zal ruimte moeten worden gezocht in de openbare ruimte.


Uit het parkeeronderzoek (10-06-2016), zie Bijlage 2, blijkt dat de gemiddelde bezettingsgraad in het gemeten gebied rond de 28% in de ochtenden en 32% in de middagen ligt. Uitgaande van 132 parkeerplaatsen bij aanleg van een Kiss & Ride zone, neemt de parkeerdruk met ongeveer 1 % toe. Het piekmoment in de directe omgeving rond de locatie is 34% bezetting. Om te kunnen voldoen in de behoefte van de school is een maximale bezetting van 85% toegestaan of 98,48% voor de parkeerplaatsen voor het Halen en Brengen. Uit het onderzoek blijkt dat er meer dan voldoende ruimte is om de parkeerdruk van de nieuw te bouwen school in de openbare ruimte op te vangen. Het plan komt derhalve in aanmerking voor afwijking van het parkeerartikel in het bestemmingsplan.

Uit de verkeerskundige analyse (10-06-2016) blijkt dat de Kiss & Ride strook het beste gepositioneerd kan worden aan de Symfoniestraat. De Kiss & Ride zone op de Symfoniestraat komt dicht bij de ingang van het schoolplein te liggen. Dit zorgt voor een directe en snelle looproute vanaf de Kiss & Ride zone naar het schoolplein, waardoor de plaatsen optimaal gebruikt zullen worden. De Albanystraat is ongeschikt voor een Kiss & Ride zone. De straat ligt op te grote afstand van de ingang van de school en kent een hoge parkeerdruk. De Rapsodiestraat is ook ongeschikt als Kiss & Ride zone. Dit heeft te maken met de ontsluiting van het plangebied. De Rapsodiestraat betekent in veel gevallen namelijk omrijden.

4.1.6 Verkeersveiligheid

Aan de hand van de wegencategoriseringskaart is bepaald welke snelheidsregime van toepassing is. Op de Symfonieweg geldt een snelheidsregime van 30 km/uur.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Deze paragraaf heeft betrekking op de milieukundige beoordeling van het plan voor zover deze gaat over bedrijvigheid. Hierin worden de mogelijke nadelige milieugevolgen van het plan getoetst aan de regelgeving en wordt vervolgens beoordeeld of de ruimte voor de functies binnen en in de omgeving van het plan niet onaanvaardbaar worden ingeperkt.

Bij dit bestemmingsplan moet dus worden nagegaan of er enerzijds kan worden gewaarborgd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij de om de school gelegen woningen. Tevens dient te worden nagegaan of de school zelf niet teveel hinder ondervind van eventueel in de nabijheid gelegen bedrijvigheid. Bij het toepassen van milieuzonering is ervoor gekozen om gebruik te maken van de in 2009 verschenen VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (verder: "de VNG-brochure") opgenomen richtafstandslijsten. Hierin wordt per bedrijfscategorie aangegeven welk type milieuaspect invloed op een hiervoor gevoelig object heeft. Een school zit in categorie 2 voor wat betreft de milieubelasting. De richtafstand voor geluid is dan 30 meter vanaf de school tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woningen aan de Symphoniestraat (nr 97-107). In het nieuwe plan ligt het bouwvlak op 30 meter van de woningen en wordt het speelterrein aan de zijde van de Rapsodiestraat aangelegd. De afstand van de genoemde woningen tot aan het speelterrein is daarmee groter dan 30 meter. Ook gezien het feit dat hier in de oude situatie al schoolgebouw heeft gelegen is geen onaanvaardbare hinder te verwachten van de school en het speelterrein in de nieuwe situatie. De school zelf zal ook geen hinder ondervinden van activiteiten in de directe omgeving. De afstand tussen het nabijgelegen wijkcentrum en de sporthal is ruim voldoende om dit te garanderen.


Conclusie

Het nieuwe bestemmingsplan is toelaatbaar.

4.3 Geluid

Het plangebied waar de basisschool komt te staan ligt aan de Symfoniestraat. De Symfoniestraat is een weg met een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur. Volgens de Wet geluidhinder geldt voor een weg met een 30 km/uur regime geen onderzoekszone en is daarom niet onderzoeksplichtig. Vanuit de Wet geluidhinder hoeven er daarom géén procedures gevolgd te worden.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van een goede leefomgeving is dit een geschikte locatie voor een basisschool, de verkeersintensiteit is niet hoog en de basisschool komt op een behoorlijke afstand van de Symfoniestraat te staan.

4.4 Externe veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. De volgende risicobronnen hebben invloed op het bestemmingsplan gebied:
- Het Maas-Waalkanaal

Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR)

Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Er is geen sprake van een PR contour over het plangebied.


De verantwoording van het groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van het Maas-Waalkanaal. Het groepsrisico is daarom op een standaard wijze te verantwoorden met een verwijzing naar de beleidsvisie externe veiligheid die de gemeenteraad in februari 2014 (Beleidsvisie Externe Veiligheid Nijmegen, 2014 pagina 33) heeft vastgesteld.


Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planvorming

4.5 Fysieke veiligheid

Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed kunnen aansluiten op de omgeving.

Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.


Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen op dit vlak. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.


Bereikbaarheid

Het is wenselijk dat de panden in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken. Dit levert voor dit project geen problemen op.

Conform Bouwbesluit dient daarnaast de afstand van de openbare weg/ontsluitingsweg op particulier terrein tot de toegang van het pand volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10 meter te bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. In de verdere uitwerking van het project dient hier aandacht voor te zijn.

Bluswatervoorziening

Het Bouwbesluit 2012 (artikel 6.30) stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de betrokken panden in dit plangebied minimaal 30 m3 water per uur.

Op de Symfoniestraat liggen diverse brandkranen die voldoende capaciteit hebben. Voor de genoemde afstand tussen bluswatervoorziening en de brandweertoegang dient bij de verdere uitwerking van het project aandacht te zijn. Eventueel kunnen extra brandkranen geplaatst worden.

Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet, wel dient bij verdere uitwerking er aandacht te zijn voor de bluswatervoorziening en bereikbaarheid.

4.6 Bodem

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:

  • Verkennend bodemonderzoek Symfoniestraat 208 en 210 te Nijmegen, MWH BV, referentie m16b0153.r01, d.d. 29 april 2019, zie Bijlage 3;
  • Aanvullend verkennend bodemonderzoek Symfoniestraat 208-210 te Nijmegen, MWH BV, rapportnummer m16b0227.r01, d.d. 20 oktober 2016, zie Bijlage 4.

Resultaten verkennend onderzoek

  • In de bovengrond (ca 0-0,5 meter diep) is ter plaatse van Symfoniestraat 208 een licht verhoogd gehalte PCB gemeten. De bovengrond van Symfoniestraat 210 is licht verontreinigd met kwik en lood;
  • In de ondergrond van beide percelen is een licht verhoogd gehalte kwik aanwezig;
  • In een boring (nr. 19) is in de ondergrond een bijmenging met baksteen en kolengruis aangetroffen. De grond is hier licht verontreinigd met koper, kwik, lood, zink en PAK;
  • In het grondwater is een licht verhoogde concentratie chroom aangetoond;
  • Aan het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In het opgeboorde materiaal is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetoond.

Resultaten aanvullend bodemonderzoek

  • In de bovengrond van de Symfoniestraat 208 is een licht verhoogd gehalte PCB gemeten;
  • In de bovengrond van de Symfoniestraat 210 zijn geen verhoogde gehalten gemeten;
  • In de ondergrond is geen verontreiniging aangetoond;
  • Het grondwater is niet onderzocht;
  • Aan het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In het opgeboorde materiaal is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetoond.


Conclusie en advies

De bodem in het plangebied is maximaal licht verontreinigd. Vanuit een milieuhygienisch oogpunt bestaan er daarom geen bezwaren tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen en het gebruik als schoollocatie.

Eventueel vrijkomende grond kan op de locatie worden hergebruikt. De bovengrond (bovenste halve meter) mag hierbij niet in de onderliggende, schonere, bodemlaag worden verwerkt.

Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.

4.7 Water

4.7.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Bestuursakkoord Water (mei 2011)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  • Waterplan 2010 - 2015 (WP4)
  • Waterbeheersprogramma 2016-2021 (Waterschap Rivierenland, vastgesteld op 27 november 2015, ingegaan op 22 december 2015)
  • Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
4.7.2 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Neerbosch-Oost. Voor dit gebied zijn het Waterplan Nijmegen (2001), het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 tot en met 2016 en de Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

4.7.3 Oppervlaktewater

Binnen of nabij het plangebied is oppervlaktewater aanwezig.

Het regenwater wordt via het gemengde stelsel van Neerbosch-Oost afgevoerd naar een rioolgemaal. Bij hevige neerslag kunnen vanuit het gemengde stelsel overstortingen naar het oppervlaktewatersysteem plaatsvinden. De gemeente heeft het oppervlaktewater overgedragen aan het Waterschap Rivierenland. De watergangen in Neerbosch-Oost hebben in de notitie Streefbeelden als uitwerking van het waterplan de typering "kijkend" gekregen. Inmiddels zijn wel vele oevers natuurlijker ingericht en is een hoger streefbeeld bereikt.

Aan de lozing van water stelt het waterschap eisen. In de bestaande situatie is 5.559 m2 verhard oppervlak aanwezig. In de nieuwe situatie wordt 4.623 m2 verhard oppervlak aangelegd. Er is sprake van een afname van het verharde oppervlak. Aanvullende waterberging hoeft niet gerealiseerd te worden.

4.7.4 Grondwater

Het plangebied bevindt zich in niet een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat grondwaterneutraal gebouwd wordt. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een grondwater gerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen tijdens bouwrijp maken en bouw (bijvoorbeeld ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem of voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)


Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

4.7.5 Riolering / hemelwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Symfoniestraat. De riolering is uitgevoerd als een gemengd stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden, hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'.

Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Voor het hemelwater, dat afstroomt van de overige verhardingen, is een vorm van zuivering vereist. Deze zuivering moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het water in de vijver niet negatief beïnvloed wordt.

Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan ingediend te worden. Voor plannen met meer dan 500 m2 verhard oppervlak en directe lozing op het oppervlaktewater moet een waterhuishoudkundig plan bij het waterschap worden ingediend.

Voor dit plan heeft de afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewatersysteem de voorkeur. Het hemelwater dat afstroomt van schone oppervlakken mag rechtstreeks naar de nabij gelegen watergang afgevoerd worden. Indien hemelwater rechtstreeks naar het oppervlaktewater afgevoerd wordt, dient dit wel bovengronds te zijn. Dat betekent dat hemelwater dat afstroomt van de daken bovengronds op het terrein geloosd dient te worden waarna het bovengronds naar de watergangen stroomt. Het water dat afstroomt van de verharde terreinen dient eveneens bovengronds naar de watergangen af te stromen. Het heeft de voorkeur dit via een zuiverende voorziening als een wadi met eronder een drainageleiding af te voeren en bij hevige neerslag via een slokop.

4.8 Natuur en landschap

4.8.1 Natuurbeleid

Het plangebied heeft geen directe relatie met de beschermde natuurgebieden (natura 2000 of Beschermde Natuurmonumenten) in de omgeving van Nijmegen, er is ook geen significante schade te verwachten.

Het plangebied ligt ook niet in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO), de waardevolle natuurgebieden die in de Omgevingsvisie Gelderland opgenomen zijn. De Omgevingsvisie is wat dat betreft niet van toepassing.

4.8.2 Flora- en faunawet

De Nederlandse Flora- en faunawet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ, de uitvoerende dienst is de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVOnl).

Voor het plangebied is een quick scan uitgevoerd door Bureau Waardenburg bv. met het kenmerk 16-188/16.02404/DirKr, zie Bijlage 5. Uit dit onderzoek komen de volgende conclusies:

Vleermuizen

Tijdens het veldbezoek zijn geen vleermuizen en/of sporen hiervan aangetroffen in het plangebied. Wel bevinden zich in de bakstenen muurdelen van het schoolgebouw diverse open stootvoegen die geschikt zijn als invlieg- en uitvliegmogelijkheid voor vleermuizen

(Tabel 3 AmvB artikel 75) die in de spouwruimtes kunnen verblijven. Daarnaast oogt de directe omgeving geschikt als mogelijk foerageergebied door de aanwezigheid van diverse bomen, bosschages en waterpartijen. Na een nadere controle bleek echter dat de spouwruimte opgevuld is met isolatiemateriaal. Op basis van de kenmerken van het schoolgebouw (spouwmuur vol met isolatiemateriaal) en de afwezigheid van overige verblijfmogelijkheden is de aanwezigheid van vleermuizen uit te sluiten.


Vogels met jaarrond beschermde nestplaats


In de gebouwen en de aanwezige bomen/bosschages binnen het plangebied zijn geen sporen en/of nesten van vogels met jaarrond beschermde nestplaats aangetroffen. De dakconstructies van beide gebouwen zijn door het platte dak en het ontbreken van grote kieren/wegkruipmogelijkheden niet geschikt als nestgelegenheid voor huismus en gierzwaluw (beiden Tabel 3 AmvB artikel 75).

Op basis van de kenmerken van beide gebouwen en het ontbreken van sporen/nesten etc. zijn de aanwezigheid van huismus en gierzwaluw uit te sluiten.


Algemene broedvogels

Door bomen en struiken buiten het broedseizoen te verwijderen buiten het broedseizoen te slopen wordt verstoring van nesten van algemene broedvogels voorkomen. Het rooien van beplanting binnen het broedseizoen is mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze

werkzaamheden geen nesten van vogels worden verstoord. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Flora- en faunawet geen standaard periode gehanteerd. De lengte en de aanvang van het broedseizoen verschilt per soort. Globaal moet rekening gehouden worden met de periode maart tot augustus.


Overige soorten

Overige strikt(er) beschermde soorten zoals planten, vissen, amfibieën, reptielen en ongewervelden zijn gezien het ontbreken van waarnemingen uit de directe omgeving en afwezigheid van geschikt biotoop uitgesloten in het plangebied. Mogelijk komen incidenteel nog algemene soorten als egel en verschillende soorten muizen (allen Tabel 1 AmvB artikel 75) voor in het plangebied. Tenslotte valt het niet uit te sluiten dat algemene broedvogels als merel en winterkoning tot broeden komen in de aanwezige bomen/bosschages.

4.8.3 Gemeentelijk beleid

Coalitieakkoord 2014-2018, Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend

De coalitie wil initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties aanmoedigen. Nijmegenaren krijgen de ruimte om met initiatieven te komen, de rol van de coalitie is het verbinden van initiatiefnemers en het stimuleren van partnerships. De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet om onze stad nog groener en duurzamer in te richten. Dit proces wordt voort gezet. Er is veel draagvlak en initiatief bij bewoners, grote en kleine bedrijven om duurzamer te bouwen en meer natuur en landbouw binnen onze stadsgrenzen te brengen. Wij ondersteunen deze initiatieven, geven ruimte en leggen verbindingen.

Groenplan De groene draad (2007)


Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.


De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.


Groen heeft waarde op verschillende niveaus:

  • Betekenis op stadsniveau; dit zijn groenelementen die een belangrijke bijdrage leveren aan het imago of de identiteit van onze stad, zoals de grote stadsparken en de bomensingels, maar ook grootschalige groengebieden. De bomenlanen langs de radialen en andere hoofdontsluitingen hebben tevens betekenis op stadsniveau.
  • Betekenis op wijkniveau; dit zijn de elementen die belangrijk zijn voor de identiteit en de woonkwaliteit in de wijken, zoals de wijkparken, de bomenlanen langs wijkontsluitingen en groenzones in en rond wijken.


De bovenstaande verdeling betekent niet dat aan groenelementen die niet tot de hoofdgroenstructuur behoren geen waarde wordt gehecht. Deze groenelementen zijn vaak heel belangrijk voor een buurt, een straat of een paar inwoners.

De openbare ruimte is van wezenlijk belang voor de leefbaarheid van een stad. Het is letterlijk de open ruimte tussen alle bebouwing in de hedendaagse compacte steden. Die ruimte wordt zowel gebruikt om doorheen te bewegen (infrastructuur) als om in te verblijven (pleinen en parken). Groen is een belangrijk onderdeel van die openbare ruimte en dan gaat het niet alleen om het groen in parken maar juist ook om het groen in de straat, om kleine plantsoenen, begraafplaatsen en een enkele boom op een plein. Ook groen in privé-tuinen levert een bijdrage aan hoe de openbare ruimte wordt ervaren. Al dit groen draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving.

Het groen binnen het plangebied heeft geen betekenis voor de stad, maar is wel heel belangrijk voor de directe omgeving de leefomgeving in dit deel van de wijk. Het plangebied ligt in het voorzieningenhart van de wijk, en wordt gekenmerkt door een brede groene omlijsting langs de Symphoniestraat en de Rapsodiestraat. In deze groenzone staan een aantal waardevolle en beeldbepalende bomen die het perceel van de school een enigszins besloten en groen karakter geven, zie figuur 4. Bij een nieuwe ontwikkeling op deze locatie moeten deze waardevolle en beeldbepalende bomen behouden blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11004-VG01_0004.png" Figuur 4: waardevolle bomen in het plangebied

4.8.4 Ecologie van de stad

Natuur komt niet alleen voor in groene gebieden buiten de stad. Vogels en vleermuizen zijn onlosmakelijk verbonden met de stad en het stedelijk groen. Ze hebben het niet altijd makkelijk in de stedelijke omgeving bijvoorbeeld bij het vinden van geschikte nestgelegenheden en verblijfsplekken. Naast het openbaar groen zijn tuinen ook van belang voor vogels en andere fauna. Bij nieuwe ontwikkelingen ontstaan kansen voor de natuur in de stad. Het bewust aanbrengen van schuil en nestgelegenheden aan nieuwe of bestaande gebouwen is een kans die veelal eenvoudig benut kan worden. Bij het inrichten van het (openbaar) groen dient aandacht besteed te worden aan de biodiversiteit door variatie aan te brengen in het type vegetatie (gras/struiklaag/boomlaag) en bij de soortkeuze rekening te houden met de meerwaarde voor flora en fauna.

4.8.5 Groen en gezondheid

Groen heeft niet alleen een ecologische waarde, het draagt bij aan de gezondheid van mensen, het zorgt voor een aantrekkelijke omgeving voor wonen, werken en recreëren Groen bevordert de gezondheid, het nodigt uit om te bewegen en patiënten herstellen sneller in een groene omgeving. Voor kinderen is het belangrijk om juist al op jonge leeftijd in contact te komen met een groene leefomgeving. Bij de inrichting van de (school-)omgeving is dit nadrukkelijk een aspect om rekening mee te houden.

4.8.6 Groen en klimaat

Door de klimaatsveranderingen ontstaan er steeds meer milieuproblemen in de stedelijke omgeving. Door overmatige regenval ontstaat wateroverlast; de temperatuurstijging veroorzaakt hitte eilanden in overmatig stenige omgevingen en door het Fijnstof probleem krijgen steeds meer mensen gezondheidsklachten. Groen kan ingezet worden om deze milieuproblemen te verzachten. Hemelwater kan opgevangen worden in groengebieden; door het vergroenen van stenige pleinen zal de temperatuur iets afnemen en diverse planten nemen fijnstof op uit de lucht. Groen kan op deze wijze bijdragen aan een beter en gezonder leefklimaat.

4.8.7 Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Optimale inzet van middelen.
  • Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
  • Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
  • Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.

De bomenstructuur langs de Symphoniestraat en de Rapsodiestraat zijn onderdeel van de hoofdboomstructuur van de wijk, zie figuur 5. En vormen mede de groene drager van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11004-VG01_0005.png" Figuur 5: Hoofdgroenstructuur omgeving plangebied

In het handboek is tevens de kapverordening (kappen van houtopstanden) opgenomen. Deze vergunning is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en is een onderdeel van de Omgevingsvergunning.

De bomen langs de Symphoniestraat en de Rapsodiestraat vallen binnen het regime van de omgevingsvergunning. Voor alle bomen die een grotere stamomtrek hebben dan 1,60 meter (op 1,30 meter hoogte), is, ongeacht de standplaats, een omgevingsvergunning verplicht.

Op basis van de APV zal voor het kappen van bomen binnen het plangebied een omgevingsvergunning aangevraagd moeten worden. De bomen langs de Symphoniestraat op basis van hun functie in de hoofdboomstructuur, de andere bomen zijn over het algemeen dikker dan de grens van 1,60 meter stamomtrek.

4.9 Cultuurhistorie en archeologie

4.9.1 Cultuurhistorie

Rijksbeleid

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.

De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten.

Gemeentelijk beleid

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld.

Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.

De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Het bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart, zie figuur 6. Bij gebiedstype 1 gaat het om gebieden waarin cultuurhistorisch waardevolle elementen in mindere mate aanwezig zijn. Bij ruimtelijke plannen wordt daarom alleen gestreefd naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren. Voor dit gebiedstype wordt in het bestemmingsplan een regeling met betrekking tot bescherming van cultuurhistorische waarden opgenomen, indien sprake is van cultuurhistorisch waardevolle structuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11004-VG01_0006.png" Figuur 6: Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart

Voor gemeentelijke beschermingen is de gemeentelijke monumentenverordening de basis.

Aandachtslijst cultureel ergoed

In 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad vastgesteld. De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Op basis van deze lijst heeft het college de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten.

Cultuurhistorische waarden Symfoniestraat - Rapsodiestraat

In het plangebied is geen sprake van historische structuren. De school is geen beschermd monument en staat ook niet op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed.

Bestemmingsplanherziening

Vanuit cultuurhistorische oogpunt is er geen aanleiding tot het maken van nadere opmerkingen.

4.9.2 Archeologie
4.9.2.1 Archeologie binnen het plangebied

Het plangebied ligt in een gebied met hoge archeologische waarden. Het gaat daarbij om de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3. Voor de waarden 1, 2 en 3 gelden de regels van het facetbestemmingsplan Archeologie (2014).

Van de waarde 1 gebieden is de archeologische waarde van het gebied nog niet door onderzoek vastgesteld, of er geldt een lage of middelhoge archeologische verwachting. Aan een waarde 1 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor het plangebied een oppervlak van tenminste 2.500 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Een waarde 2 gebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 2 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 100 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Een waarde 3 gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 3 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Het plangebied maakt deel uit van een terrein waarvan al langer de verwachtingswaarde vaststaat. Dit is beschreven in de catalogus van terreinen die bij de Nijmeegse Archeologische Beleidskaart hoort. Het gaat om het terrein Z-27, een terrein met een zeer hoge archeologische waarde.

4.9.2.2 Terrein Z-27

Terrein Z-27, Neerbosch-Oost, is genoemd naar het voormalige dorp Neerbosch. Op dit terrein ligt de kern van het dorp Neerbosch, dat bij de stadsuitbreidingen in de jaren zestig van de 20ste eeuw is opgeslokt door de stad. Aan de Dorpsstraat staat nog een aantal panden dat ouder is dan deze stadsuitbreiding, waaronder het witte kerkje dat in 14e eeuw is gebouwd. Op een kaart van Christiaan Sgroter uit 1652 van het Rijk van Nijmegen is het dorp Neerbosch weergegeven met de chique naam Neerbois. Sporen uit vroeger eeuwen kunnen nog altijd in de bodem liggen. In de dorpskern van het voormalige dorp Neerbosch is de ontwikkeling van het dorp goed zichtbaar. Niet alleen staan er nog enkele panden, die uit verschillende perioden stammen, maar ook moeten nog veel resten van niet meer bestaande huizen, of van vroegere fasen van bestaande huizen in de bodem bewaard zijn gebleven. Enkele van de nu nog bestaande panden zijn de opvolgers van 17e-eeuwse buitenverblijven van de Nijmeegse elite. Over de plattegrond van deze oorspronkelijke huizen is vrijwel niets bekend. Het is dan ook van belang om bij bodemwerkzaamheden de restanten van huizen en van het stratenplan vast te kunnen leggen. Zo kan de ruimtelijke ontwikkeling van het dorp door de eeuwen heen gevolgd worden.

Het plangebied zelf heeft in recenter eeuwen onderdeel uitgemaakt van het landgoed Leuvenhof, dat uiteindelijk is gesloopt bij de aanleg van de huidige wijk Neerbosch in de jaren 1970.

4.9.2.3 Onderzoek

In de omgeving van het plangebied is eerder onderzoek verricht. Ten noorden van de Dorpsstraat zijn tijdens een proefsleuvenonderzoek en een daarop volgende opgraving onder meer nederzettingsgerelateerde grondsporen gevonden die op basis van het aardewerk uit de late bronstijd stammen. Het merendeel van de overige aangetroffen archeologische resten dateert uit de middeleeuwen. Waarschijnlijk betreft het hier één van de vroegste relicten van het dorp Neerbosch. Tot slot dateren diverse sporen uit dit onderzoek uit de nieuwe tijd, en dan voornamelijk uit de eerste helft van de 20e eeuw. Ongeveer 600 m in zuidoostelijke richting is in 2001-2002 tijdens de aanleg van een nieuwe waterleiding een crematiegraf met urn uit de late bronstijd ontdekt. De verwachting is dat dit graf deel uitmaakt van een groter grafveld.

In 2001 is tijdens een waarneming En1 in een kabelsleuf tussen de Neerbosscheweg en de Sonatestraat (tussen de huisnummers 17 en 25, ca. 400 m ten oosten van het plangebied) een ca. 20 m brede ondiepe gracht met vlakke bodem gezien. Het lijkt hier te gaan om de resten van een landweer uit het einde van de 14e eeuw. Deze is aangelegd om de stad te beschermen tegen plotselinge aanvallen door ruiters vanaf de heide en liep vanaf de Hengstberg naar het dorp Neerbosch. De landweer is onder andere weergegeven op een kaart uit 1794, die gemaakt is tijdens het Franse beleg van Nijmegen. De landweer bevindt zich waarschijnlijk in de zuidrand van het plangebied. Tijdens proefsleuvenonderzoek Nb1, op een terrein tussen de Neerbosscheweg en de Dennenstraat, zijn perceleringsgreppels uit de nieuwe tijd aangetroffen. Sporen van de laat-middeleeuwse landweer zijn hier niet gevonden.

Binnen het plangebied zelf is in 2016 archeologisch onderzoek gedaan. De sloop van de bestaande gebouwen van de Octaaf is archeologisch begeleid. Bij deze begeleiding zijn nauwelijks archeologische sporen aangetroffen.

4.9.2.4 Aanpassingen bestaande verbeelding

Het in 2016 onderzochte gebied wordt op basis van het onderzoeksrapport uit 2016 afgewaardeerd naar waarde 1 (lage verwachting). In het onderzoeksrapport wordt de verwachting uitgesproken dat in het zuidelijk deel van het plangebied mogelijk nog de resten aanwezig zijn van de historische landweer die elders in het gebied is aangetroffen. Daarnaast kunnen ook hier nog verkavelingssporen en resten uit de Tweede Wereldoorlog worden aangetroffen. De resultaten van het onderzoek geven daarom aanleiding het resterende deel van het plangebied te classificeren volgens waarde 2.

4.9.2.5 Benodigd onderzoek

Indien een plan op basis van het bestemmingsplan vergunningplichtig is, kunnen voorwaarden ten aanzien van archeologie aan de vergunning worden verbonden. Uitgangspunt hierbij is de verplichting van initiatiefnemer om het bevoegd gezag te voorzien van gegevens die aantonen hoe het met de archeologische waarden is gesteld, zodat een besluit genomen kan worden over hoe hiermee om te gaan bij de planrealisatie. De exacte eisen zullen pas geformuleerd kunnen worden als de concrete, bodemverstorende ingrepen, bekend zijn, en welke impact de voorgenomen ingrepen op die waarden hebben. Ten laatste bij de vergunningaanvraag zullen die als concrete plannen bekend moeten zijn.

In samenspraak met het bevoegd gezag kan bepaald worden welke ingrepen wel of niet raadzaam zijn, en indien uitgevoerd, welke gevolgen daar vanwege de archeologie voor de initiatiefnemer aan verbonden zullen worden.

Deze maatregelen, en de archeologische onderzoeken die vooraf kunnen gaan aan een dergelijk besluit, worden bij voorkeur als maatwerk toegepast. Ze worden dus zoveel mogelijk per geval bekeken.

Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.

4.9.2.6 Meldingsplicht

Archeologische vondsten gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden, op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten mogelijk te maken wordt de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening opgenomen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister.

Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, maar kan ook worden gedaan bij de gemeente.

4.10 Klimaat

We verwachten meer hitte en meer piekbuien in de stad. Groene, onbebouwde ruimte dempt de effecten hiervan op burgers door verkoeling en infiltratie van regenwater. Combineer deze bouwopgave dan ook met een gedeelte onbebouwd bijvoorbeeld in de vorm van een binnentuin. De te behouden bomen en groenzone kunnen hier een goede plek in krijgen. Als geheel zal dit bijdragen aan een prettig woonklimaat.

Met andere overheden en bouwpartijen in de regio hebben we in het Groen Akkoord afgesproken om de milieuprestatie van gebouwen met de GRP-systematiek uit te drukken en deze te publiceren. GPR scoort op vijf thema's de milieuprestatie van gebouwen en kan ingezet worden om de integrale kwaliteit van gebouwen te en verbeterpunten op te sporen. Voor onderwijsgebouwen is een aparte module van GPR ontwikkeld. Hiermee is het eenvoudig mogelijk om inzicht te geven in de (milieu)kwaliteit van het gebouwontwerp. Als de ontwikkelaar nog geen licentie voor dit systeem heeft, kan de gemeente er één voor dit project ter beschikking stellen. De methodiek is ook geschikt om in de aanbesteding de milieuprestatie van de deelnemende ontwerpen te beoordelen.

In het standaard PVE Frisse Scholen van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland  wordt de relatie met GPR gelegd (zie pag 28 op https://www.rvo.nl/sites/default/files/Programma%20van%20Eisen%20Frisse%20Scholen%20 -%20September%202015v2.pdf )


Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op hetvoorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen, welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels), is voorgeschreven in het Bro.

Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

5.2 Systematiek van de planregels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.

Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.

Bestemmingsregels

In dit bestemmingsplan komen de enkelbestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Tuin' en 'Verkeer' voor en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waterstaat - Waterlopen'.

Algemene regels

De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit:

  • een anti-dubbeltelregel;
  • algemene bouwregels: regels voor beeldende kunst, bouwwerken ten algemenen nutte, jongerenontmoetingsplaatsen en ondergronds bouwen;
  • algemene gebruiksregels (buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven, evenementen, ondersteunende horeca en verkoopstandplaatsen);
  • algemene afwijkingsregels;
  • overige regels (parkeerregels en voorrangsregeling bestemmingen).

Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotregel staat de officiële naam van dit bestemmingsplan.

5.3 Beschrijving per bestemming

5.3.1 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen voor groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen, waterhuishoudkundige en geluidwerende voorzieningen, ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming en voor bouwwerken voor algemeen nut. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn tevens ontsluitingswegen en -paden toegestaan.

5.3.2 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen en bijbehorende voorzieningen, ondersteunende horeca en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.3.3 Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen voor de tuinen en groenvoorzieningen behorende bij het gebouw, ondergeschikte bouwwerken (geen gebouwen of overkappingen zijnde) ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming, in- en uitritten, overige verhardingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen bebouwing en voor waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.3.4 Verkeer

De bestemming Verkeer is opgenomen voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Tevens zijn de gronden bestemd voor bijbehorende voorzieningen, waterhuishoudkundige en geluidwerende voorzieningen, ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming en voor bouwwerken voor algemeen nut.

5.3.5 Waarde - Archeologie 2

In gebieden met waarde 2 geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische verwachting). Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Aan een waarde 2 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Bijvoorbeeld: indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht met een oppervlak van tenminste 100 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologische deskundige, een omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Deze dubbelbestemming beslaat een deel aan de zuidwestzijde van het plangebied.

5.3.6 Waarde - Archeologie 3

In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Aan een waarde 3 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Bijvoorbeeld: indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht met een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologische deskundige, een omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Deze dubbelbestemming beslaat een klein deel aan de noordwestzijde van het plangebied.

5.3.7 Waterstaat - Waterlopen

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De voorgestelde wijziging maakt op deze locatie de realisatie mogelijk van de nieuwbouw van basisschool Het Octaaf. Hiervoor zijn het oude schoolgebouw Het Octaaf(dependance) aan de Symfoniestraat 210 en het voormalige KION-gebouw aan de Symfoniestraat 208 gesloopt. De nieuwbouw van de school vindt plaats voor eigen rekening en risico van Stichting St. Josephscholen. De huidige hoofdlocatie van Het Octaaf aan de Fanfarestraat 51-53 wordt verplaatst naar de nieuwbouw aan de Symfoniestraat 208-210.

Het perceel maakt deel uit van de grondexploitatie Onderwijshuisvesting, deelplan Symfoniestraat 208, welke op 16 maart 2016 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld.

De grondexploitatie bevat onder andere kosten voor sloop en gemeentelijke plankosten. Dekking van de kosten vindt plaats door verkoop van het perceel Symfoniestraat 208 aan Stichting St. Josephscholen.

Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Via de grondprijs is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is op 28 september 2016 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken ter visie gelegen. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingekomen.

7.2 Overleg

7.2.1 Waterschap Rivierenland

Het waterschap Rivierenland heeft in haar mail van 22 februari 2017 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Het plan is conform de uitgangspunten en wensen van het waterschap.