direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landelijk gebied Schoterpad 1 te Bant
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00732-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten noordoosten van de kern Bant ligt, grenzend aan het Kuinderbos, het vakantiepark Eigen Wijze. Dit vakantiepark is gevestigd aan het Schoterpad 1. Eigen Wijze bestaat al jaren als vakantiepark en wordt volop benut door groepen en gezinnen. Tevens zijn op het park enkele horecazalen aanwezig die veelal gebruikt worden voor trouwerijen en bedrijfsfeesten. Een deel van het terrein dient tevens als evenemententerrein.

Eigen Wijze wil de komende jaren graag uitbreiden en meer slaapplaatsen creëren om zo in te spelen op de groeiende vraag naar verblijfsrecreatie in Nederland. Bovendien is in samenspraak met Staatsbosbeheer besloten om het park meer in te richten in combinatie met het omringende natuurgebied. Ten behoeve daarvan is het voornemen verschillende voorzieningen te ontwikkelen. Daarnaast wordt een deel van het terrein gebruikt ten behoeve van evenementen en dient dit een passende planologische regeling te krijgen.

De gemeente Noordoostpolder wil in principe medewerking verlenen aan de ontwikkelingen. De beoogde plannen zijn in strijd met de geldende beheersverordening 'Landelijk gebied'. Om het voornemen toch juridisch-planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hier in.

1.2 Het plangebied

Het plangebied is gelegen ten noordoosten van Bant, ten oosten van de rijksweg A6, aan het Schoterpad 1. De locatie grenst aan het Kuinderbos. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00732-ON01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in de beheersverordening Landelijk gebied, die is vastgesteld op 21 maart 2016. Hierin is het voorheen geldende bestemmingsplan weer van toepassing verklaard. Voor het huidige vakantiepark geldt daarop de regeling uit het bestemmingsplan Vakantiepark Eigen Wijze. Het deel van het plangebied dat binnen het werkingsgebied van dit bestemmingsplan ligt heeft daarin de bestemming 'verblijfsrecreatieve doeleinden' met omringend de bestemming 'groenvoorzieningen'.

Binnen de bestemming 'verblijfsrecreatieve doeleinden' zijn de gronden bestemd voor bedrijfsmatige exploitatie van:

  • 1. ten hoogste 43 recreatiewoningen;
  • 2. een kampeerterrein voor kampeermiddelen;

met de daarbij behorende voorzieningen waaronder begrepen sanitaire voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van het onderhoud en beheer, administratieve ruimten, een kampwinkel, recreatieve voorzieningen in de vorm van een ontmoetingsruimte en horeca tot een maximale oppervlakte van 700 m2 als onderdeel van en ondergeschikt aan het vakantiepark, alsmede bijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, speeltoestellen, waterpartijen, erfbeplantingen, terreinen en ontsluitingswegen, met dien verstande dat indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding:

  • 'centrale voorzieningen' , centrale voorzieningen en een bedrijfswoning is toegestaan;
  • 'groepsaccommodatie', een groepsaccommodatie is toegestaan;
  • 'vakantiehuisjes', recreatiewoningen zijn toegestaan;
  • 'overig terrein', de plaatsing van kampeermiddelen is toegestaan.

Binnen de bestemming 'verblijfsrecreatieve doeleinden' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Ter plaatse van de verschillende aanduidingen gelden verschillende bouwregels en volumes die zijn toegestaan.

Binnen de bestemming 'groenvoorzieningen' zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen - geen hoog opgaande en/of diep wortelende beplanting zijnde - waterhuishoudkundige voorzieningen en watergangen, met de daarbij behorende andere bouwwerken. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00732-ON01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Verbeelding bestemmingsplan Vakantiepark Eigen Wijze

Voor de overige gronden binnen het plangebied geldt de regeling uit het voormalige bestemmingsplan Landelijk gebied. De gronden zijn deels bestemd als 'Agrarisch gebied' en deels als 'Natuurgebied'.

De gronden bestemd als 'Agrarisch gebied' zijn bestemd voor:

  • 1. agrarische bedrijvigheid in de vorm van een agrarisch bedrijf;
  • 2. extensieve openlucht recreatie, zoals kavelpaden, en
  • 3. sloten en andere watergangen.

Er ligt binnen het plangebied geen bouwvlak, waardoor geen bouwmogelijkheden worden geboden.

De gronden binnen de bestemming 'Natuurgebied' zijn bestemd voor:

  • 1. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden in en langs watergangen, sloten en andere waterpartijen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden;
  • 2. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • 3. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder 1 en 2 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • 4. extensief agrarisch gebruik in de vorm van beweiding met vee, voor zover de onder 1 en 2 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.

Op en in de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen. In figuur 1.3 is een uitsnede weergegeven van de verbeelding van het bestemmingsplan Landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00732-ON01_0003.jpeg"

Figuur 1.3 Verbeelding bestemmingsplan Landelijk gebied

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling nader beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld. In hoofdstuk 6 wordt de juridische planbeschrijving gegeven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Vakantiepark Eigen Wijze is gevestigd aan het Schoterpad 1, ten noordoosten van de dorpskern van Bant, langs de rijksweg A6. Bij de opening van Vakantiepark Eigen Wijze in 1995 was er in Nederland een tekort aan vakantiewoningen. Mensen die in de zomervakantie een huisje wilden huren, moesten deze destijds in januari of februari reeds vastleggen. De afgelopen 25 jaar zijn er op het vakantiepark veel vakantiewoningen bijgebouwd.

Vakantiepark Eigen Wijze heeft zicht de afgelopen jaren onderscheiden door zich duidelijk te profileren als vakantiepark voor grote groepen. Op het park is een combinatie aanwezig van vakantiewoningen en meerdere (feest)zalen. De feestzalen zijn geplaatst in de noordelijke hoek van het park, tezamen met de centrale voorzieningen. Ten zuid(west)en hiervan zijn de vakantiewoningen geplaatst. Er is afwisselend sprake van stenen woningen en grote groepstenten. De woningen zijn veelal geconcentreerd rondom de waterpartijen op het park. Een deel van het terrein is in de huidige situatie nog onbebouwd. Er zijn weliswaar voorbereidingen getroffen om deze ruimte in te richten met vakantiewoningen, maar dit is tot op heden nog niet overal gebeurd. Verder is een sportveld en een tennisveld aanwezig op het park. Het vakantiepark is in de huidige situatie omgeven door een landschappelijke inpassing in de vorm van bomenrijen.

Ten westen van het vakantiepark ligt een natuurgebied dat in beheer is bij Staatsbosbeheer, het Schoterveld. Ter plaatse ligt een zandafgraving die inmiddels is ontwikkeld tot natuurgebied. Aan de zijde van het vakantiepark liggen gronden die jaarlijks gebruikt worden voor kleinschalige evenementen en eens per jaar voor NOPPOP. Deze gronden zijn onbebouwd. Ten oosten en noorden van het vakantiepark ligt het Kuinderbos. Verder liggend verspreidt meerdere woningen rondom het park. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00732-ON01_0004.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie in het plangebied

2.2 Toekomstige situatie

De ontwikkelingen in de markt van verblijfsaccommodaties blijven voortdurend doorgaan. Vakantiepark Eigen Wijze wil, om goed in de markt te blijven liggen, zich daarom graag doorontwikkelen. Daarom is een masterplan opgesteld om het vakantiepark in de komende 20 jaar te kunnen blijven doorontwikkelen. Dit masterplan is in samenwerking met bosbeheer opgesteld. In figuur 2.2 is het masterplan weergegeven. Het volledige masterplan is opgenomen als bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00732-ON01_0005.jpg"

Figuur 2.2 Situatietekening uit het Masterplan

Het voornemen is om het vakantiepark naar behoefte te laten groeien. Waar in de huidige situatie nog 43 vakantiewoningen zijn toegestaan, is het voornemen om in de toekomst te groeien tot maximaal 60 vakantiewoningen. Daarnaast is het voornemen om een groepsaccommodatie te realiseren, met uitzicht op het westelijk gelegen natuurgebied, die ruimte biedt voor 50 bedden en is het voornemen om 10 extra tenten te realiseren. In totaal zal de gehele ontwikkeling leiden tot een totaal aantal van 490 bedden op het vakantiepark.

Daarnaast is het voornemen om de centrale voorzieningen op termijn op te waarderen. Onlangs is een geheel nieuwe feestzaal opgeleverd. Ook de overige gebouwen komen mogelijk te komende jaren in aanmerking voor renovatie. De feestzalen worden overigens niet alleen ondergeschikt aan het vakantiepark gebruikt. Daarom is het voornemen om hier juridisch-planologisch horeca als hoofdfunctie toe te staan, zodat de horeca niet alleen ondergeschikt aan het vakantiepark mogelijk is, maar ook als zelfstandige functie. Verder is er een groeiende vraag aan groepsruimtes ten behoeve van het vakantiepark. Het park hanteert het concept dat huisjes en tenten zijn gekoppeld aan een groepsruimte, waarin bijvoorbeeld kan worden gegeten en waarin groepsactiviteiten kunnen plaatsvinden.

Om de gasten bovendien meer luxe en comfort te bieden is het voornemen om een indoor recreatievoorziening te kunnen realiseren. Het is op dit moment nog niet helder om welke functie het precies zal gaan. Dit kan nog variëren van een zwembad tot bijvoorbeeld een klimhal. Op deze manier hoopt het vakantiepark meer gasten te trekken.

Daarnaast is het voornemen om de huidige receptie te herontwikkelen en uit breiden, om zo aan te sluiten bij de allure en uitstraling van het park. Hiermee is de vraag naar een tweede bedrijfswoning op het park niet nodig.

Aangrenzend aan het vakantiepark, aan de zijde van het Schoterveld, ligt een terrein dat in de huidige situatie al in gebruikt is voor evenementen. Ter plaatse is het voornemen om in dit bestemmingsplan een passende juridische regeling op te nemen aangaande deze evenementen. Het terrein wordt ingericht voor normaal recreatief gebruik van het natuurgebied en een bezoek aan het horecapand. De locatie zal tevens in gebruik worden genomen als startplek van een zogenaamde TOP-locatie. Het voornemen is mede daarom om een horecavoorziening te realiseren op het vakantiepark, aan de zijde van het Schoterveld. Zo kunnen zowel gasten van het park, als passanten die de TOP-locatie bezoeken, deze voorziening bezoeken. Tevens zullen hier in samenwerking met het Staatsbosbeheer parkeerplaatsen worden aangelegd. Een gebeurtenis zoals een open podium in het te realiseren horecapand of een excursie van de boswachter langs de plas wordt op deze locatie opgevangen. Ook zullen er enkele werkgebouwen van Staatsbosbeheer worden geplaatst en een toiletgebouw door dagrecreanten.

De locatie is daarnaast ook geschikt voor grotere evenementen. Dit mede vanwege de ligging nabij de Rijksweg A6. Op het terrein zijn basisvoorzieningen aanwezig en er kan gebruik worden gemaakt van de faciliteiten van Vakantiepark Eigen Wijze. Het terrein wordt daarom juridisch-planologisch bestemd voor evenementen. Deze evenementen dienen echter wel voor aanvang vergund te worden. In de vergunningsaanvraag zal per evenement getoetst worden of het passend is op deze locatie. In figuur 2.3 is een uitsnede van dit terrein weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00732-ON01_0006.jpg"

 Figuur 2.3 Voorgenomen evenemententerrein

Tot slot worden op het terrein waar evenementen mogelijk worden gemaakt, tevens camperplaatsen aangelegd. Het gaat in totaal om tien camperplaatsen. Op die manier wordt het voor toeristen mogelijk gemaakt om nabij het water te verblijven in een camper en wordt het aanbod aan verblijfplaatsen gedifferentieerd. De verharding ten behoeve van de camperplaatjes en het evenemententerrein zal in halfverharding worden uitgevoerd.

2.3 Ruimtelijke inpassing

Functionele inpassing

De uitbreiding van de vakantiewoning aantallen en de bouw van de groepsaccommodaties zijn allen voorzien op het bestaande terrein van het vakantiepark. Ook de diverse horecavoorzieningen zijn hier reeds aanwezig. Er vindt ruimtelijke geen uitbreiding plaats van het park. Ook het evenemententerrein wordt reeds als zodanig gebruikt. Er is geen sprake van nieuwe functies in de omgeving. Daarmee is functioneel reeds sprake van een goede inpassing.

Landschappelijke inpassing

In de huidige situatie is het vakantiepark reeds voorzien van een goede landschappelijke inpassing. Zowel aan de noordzijde als aan de zijde van het Schoterveld is een brede groensingel aangeplant, waardoor het zicht op het vakantiepark vanuit het buitengebied beperkt wordt.

Desondanks is voor de voorgenomen ontwikkeling een landschappelijke opzet opgesteld. Waar het vakantiepark nu heel erg naar binnen is gericht, zijn hierin de kansen verkend om ook de omgeving bij het park te betrekken en daarom worden enkele doorzichten naar het buitengebied gerealiseerd. In bijlage 2 is opgenomen op welke wijze het vakantiepark meer naar buiten wordt gericht.

Langs de Schoterweg is gekozen voor een bredere groensingel om het vakantiepark hier extra van het zicht te kunnen onttrekken. Hierlangs loopt de doorgaande weg (Schoterweg) en is dus ook sprake van het meest zicht op het terrein. Met een extra brede groenaankleding aan deze zijde wordt het park zo goed mogelijk aan het zicht onttrokken.

Langs de oostzijde, het Schoterpad, wordt de bestaande groeninpassing behouden. Deze voorziet het park aan deze zijde van voldoende inpassing. Ter hoogte van de centrale voorzieningen is weliswaar sprake van een groensingel, maar is deze minder noodzakelijk omdat het perceel hier grenst aan de bebouwing van het Schoterpad 2 en 4a.

Buiten het terrein van het vakantiepark, aan de zuidzijde, worden gronden bestemd voor evenementen. Er wordt tevens een parkeerplaats aangelegd langs de bestaande weg en een uitkijktoren, bestemd voor het naastgelegen natuurgebied. De uitkijktoren zal een ontwerp krijgen die passend is voor de natuurlijke omgeving waarin deze geplaatst wordt. De parkeerplaatsen komen direct langs de bestaande weg en hebben hierdoor een minimale impact op de omgeving.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen Rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking.

De ontwikkeling betreft een herontwikkeling van een bestaand vakantieterrein. Er vindt hierbij geen nieuw ruimtebeslag plaats omdat de voorgenomen gebouwen allemaal binnen de bestaande begrenzing van het vakantiepark worden gerealiseerd. De herontwikkeling vindt plaats binnen de contouren van de bestaande landschappelijke inpassing.

Daarnaast wordt een evenemententerrein in bestemd. Dit terrein wordt in de huidige situatie ook al als zodanig gebruikt. Er is zodoende ook wat dit terrein betreft feitelijk geen sprake van extra ruimtegebruik.

Behoefte

De voorgenomen uitbreiding van het vakantiepark is opgenomen in een masterplan dat is ontwikkeld. Hierin is met een horizon van 20 jaar uiteengezet hoe het park zich in de toekomst moet gaan ontwikkelen. De behoefte hieraan is gebaseerd op een aantal maatschappelijke ontwikkelingen die in de komende periode spelen. Hieronder is een overzicht gegeven van de te verwachten ontwikkelingen en daarmee de onderbouwing voor de uitbreiding van het vakantiepark:

  • De gezinsgrootte wordt steeds kleiner

De gezinsgrootte in Nederland wordt steeds kleiner en stellen blijven steeds vaker kinderloos. Gezien deze ontwikkelingen is op korte termijn een uitbreiding van de vierpersoonsaccommodaties en de realisatie van een appartementengebouw gewenst.

  • Er is een trend van meer uitjes en meer korte vakanties

Er is een trend gaande waaruit blijkt dat korte vakanties van enkele dagen aan populariteit. De consument lijkt bereid meer geld uit te geven aan quality time met vrienden en familie. Hierdoor wordt een grotere vraag naar zowel kleine, als groepsaccommodaties verwacht, waar het vakantiepark op in wil spelen.

  • Groeiend inkomend toerisme

Nederland krijgt steeds meer te maken met inkomend toerisme. Vooral het aantal Aziatische reizigers groeit sterk. Chinese toeristen hebben inmiddels het nabij gelegen Giethoorn ontdekt en de verwachting is dat zich dit spreidt over andere authentieke Nederlandse plaatsen. Hoewel Vakantiepark Eigen Wijze een nieuw park is, straalt het de sfeer uit van een voormalige Zuiderzeeplaats. De nieuwe voorgenomen accommodaties zullen deze sfeer versterken en daarmee een aantrekkende werking hebben op toeristen die op zoek zijn naar deze authentieke sfeer.

  • Grotere vraag naar luxe

De moderne toerist is steeds meer op zoek naar een luxe accommodatie die voorzien is van zaken als catering, een jacuzzi en een zwembad. Bij nieuwe accommodaties wordt hierop ingespeeld, door grotere vakantiewoningen te realiseren die van alle gemakken zijn voorzien. Bovendien zijn de kampeerplaatsen die in de huidige situatie nog zijn in bestemd, minder in trek.

  • Vergrijzing van de Nederlandse bevolking

Binnen Nederland zijn er steeds meer ouderen. Dit betekent dat het binnenlands toerisme ook steeds meer zal bestaan uit ouderen. Met nieuwe accommodaties wordt hierop ingespeeld door hoge kwaliteit te bieden met privé sanitair, een goede toegankelijkheid en grote badkamers en slaapkamers waar ruimte is voor hulpmiddelen.

  • Groei zakelijke gasten

De regio waarin het vakantiepark zich bevindt is sterk in ontwikkeling, wat is te merken aan de toename van zakelijke gasten. Deze gasten vragen doorgaans om accommodaties van hotelkwaliteit, met privé sanitair en minimaal 4-sterren accommodaties.

  • Gasten willen meer beleving

Consumenten willen op hun vakantie graag iets unieks beleven. Het is daarom een uitdaging om het vakantiepark een bijzondere beleving op zich te laten zijn. De voorgenomen ontwikkelingsmogelijkheden zorgen ervoor dat het park zo kan worden ontwikkeld dat deze beleving kan worden gecreëerd.

  • Groeiende vraag naar duurzaam recreëren

Er is een groeiende groep bedrijven, instelling en consumenten die eisen stellen aan de locatie met betrekking tot een duurzame bedrijfsvoering

  • Vraag naar voorzieningen

Vooralsnog is Vakantiepark Eigen Wijze te kleinschalig om dure voorzieningen zoals een overdekt zwembad of grote speelattracties te exploiteren. Door middel van de voorgenomen schaalvergroting moeten de meeste voorzieningen in de toekomst wel haalbaar worden. Ook de mogelijkheid om gasten van buiten het park te ontvangen zal bijdragen aan de haalbaarheid van veel voorzieningen.

Momenteel zijn er zeven groepsruimtes (zaal met hal, keuken, sanitair en technische ruimte). Deze ruimtes hebben een gemiddelde oppervlakte van 200 m2 en worden verhuurd in combinatie met de huisjes en glampingtenten (als een soort van groepsaccommodatie). Er was een kleine overcapaciteit op het park, maar met de aanschaf van vier luxe tenten en vijf tiny houses in 2021 is de verhouding groepsruimtes/huisjes nu optimaal. Er dient echter meegegroeid te worden met de voorgenomen uitbreidingen op het vakantiepark. In totaal zal er ruimte worden geboden aan 60 vakantiewoningen. Een simpele rekensom leert dat er dan behoefte is aan 10 groepsruimtes om het huidige concept te kunnen voortzetten in de uitbreiding. Dat komt neer op een extra aantal van drie groepsruimtes. Hiervoor is circa 600 m2 aan bebouwing nodig.

Daarnaast is er behoefte aan indoor recreatievoorzieningen ten behoeve van het vakantiepark. De keuze is nog niet gemaakt in of dit bijvoorbeeld een indoor kleinschalig klimpark wordt, of bijvoorbeeld een indoor zwembad. Hoe dan ook wil het park aan gasten de luxe van een indoor voorziening bieden. Hiervoor is circa 400 m2 aan ruimte nodig om dit te kunnen ontwikkelen. Het gaat hierbij overigens uitsluitend om ondergeschikte voorzieningen aan het vakantiepark en niet om zelfstandige indoor recreatievoorzieningen. Tot slot is ten behoeve van de receptie nog eens circa 200 m2 aan voorzieningen nodig. Dit komt neer op 1.200 m2 aan extra oppervlakte voor centrale voorzieningen in de toekomstige situatie.

De berekening van de benodigde oppervlakte aan voorzieningen is lineair bepaald aan het aantal bezoekers dat het park kan huisvesten. De initiatiefnemers hebben dit op basis van ervaring en kennis van andere soortgelijke parken bepaald.

De uitbreiding van het vakantiepark Eigen Wijze zorgt er concluderend voor dat wordt ingespeeld op de groeiende behoefte aan verblijfsrecreatie in het gebied. Daarmee wordt voorzien in een verwachte behoefte en is het voornemen in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Geconsolideerde Omgevingsverordening Flevoland

De Omgevingsverordening stelt dat het niet is toegestaan om in beschermingsgebieden en waterwingebieden recreatiecentra, kampeergelegenheden en bijhorende voorzieningen te ontwikkelen. Daarnaast benadrukt de Omgevingsverordening het belang van het behouden van recreatieontwikkelingsmogelijkheden binnen specifieke zones, zoals uitloopgebieden en de routes waaronder de BRTN vaarwegen.

In de omgevingsverordening is geen specifieke regeling opgenomen ten behoeve van dag- en verblijfsrecreatie of ten behoeve van evenementen in het algemeen.

Wel dient bij alle ruimtelijke plannen rekening te worden gebouwen met het Natuurnetwerk Nederland. De gronden ten noordoosten en zuiden maken hier deel van uit. Een ruimtelijk plan of besluit, voor zover het betrekking heeft op een gebied binnen of nabij de aangewezen het Natuurnetwerk Nederland:

  • a. strekt mede tot bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van dat gebied;
  • b. maakt activiteiten alleen mogelijk als die ten opzichte van het ten tijde van de inwerkingtreding van deze titel van de verordening geldende bestemmingsplan, mits die per saldo niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden.

Paragraaf 4.1 gaat nader in op een toetsing van het Natuurnetwerk Nederland. Geconcludeerd wordt dat de activiteiten niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN.

Daarnaast zijn in de verordening regels opgenomen ten aanzien van stiltegebieden binnen de provincie. In artikel 9.6 gelden regels ten aanzien van omgevingswaarden op het stiltegebied:

  • 1. als richtwaarde voor de maximale geluidsbelasting vanwege een geluidsbron binnen een straal van 1,5 km buiten het stiltegebied zoals aangegeven op de kaarten, geldt een geluidsniveau van 35 dB(A) gemiddeld per uur op 50 meter in het stiltegebied gerekend vanaf de grens van het stiltegebied;
  • 2. de omgevingswaarde als bedoeld in het eerste lid is een inspanningsverplichting.

Om te berekenen wat de geluidsbelasting is vanaf het evenemententerrein op het nabijgelegen stiltegebied is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3. Uit het onderzoek blijkt dat bij een groot evenement met versterkte muziek het muziekgeluidsniveau in het stiltegebied Kuinderbos meer dan 35 dB(A) kan bedragen. Op het uiterste punt bedraagt het geluidniveau ca. 55 dB(A) en op 50 meter vanaf de grens naar binnen ca. 54 dB(A).

Dit betekent dat, om grote muziekevenementen te kunnen organiseren, er een ontheffing zal moeten worden verleend. Het gaat hierbij om een ontheffingsmogelijkheid die is opgenomen in de provinciale verordening. Om wel te voldoen zal het akoestisch bronvermogen niet meer mogen bedragen van ca. Lw = 108 dB(A). Dit is vergelijkbaar met een vrachtwagen op vol gas en niet toereikend voor een muziekfestival. Omdat de grote evenementen beperkt voorkomen, zal dit kunnen worden meegenomen in de ontheffingsaanvraag. Incidenteel kunnen evenementen binnen het gebied ook al worden toegestaan, zelfs met omroepinstallatie binnen het gebied.

Andere evenementen zonder versterkte muziek zijn zonder meer mogelijk. Geluid zal in hoofdzaak worden geproduceerd door bezoekersverkeer, stemgeluid en eventueel achtergrondmuziek. Met name bezoekersverkeer is kortdurend, de emissie van stemgeluid relatief gering en achtergrondmuziek kan worden gereguleerd.

Verder geldt nog dat de Omgevingswaarde van 35 dB(A) gemiddeld per uur ruimte biedt voor interpretatie. Welk geluidniveau precies wordt bedoeld is niet omschreven. Dit kan zijn een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (wel of geen muziek correcties), een gestandaardiseerd immissieniveau Li (gemeten/berekend niveau zonder correcties) of zelfs een maximaal geluidniveau. Ook de wijze waarop gerekend/gemeten moet worden is niet omschreven. Bovenstaande contouren zijn gebaseerd op een waarneemhoogte van ho = +5,0 m, maar ook dat is niet voorgeschreven. Een Omgevingswaarde geldt daarnaast als richtwaarde met inspanningsverplichting. Het ontheffingskader is niet nader beschreven.

Vakantiepark Eigen Wijze zal deze inspanningsverplichting in de dagelijkse gang van zaken zoveel mogelijk naleven. Op het park zal worden toegezien dat gasten niet voor geluidsoverlast zorgen. Bovendien zijn ten aanzien van de centrale voorzieningen (groeps- en feestzalen) akoestische berekeningen uitgevoerd waaruit blijkt dat deze een dermate goede isolatie hebben, dat de grenswaarde in het stiltegebied niet wordt overschreden.

Omdat op basis van het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat de richtwaarde van het stiltegebied wordt overschreden, is Staatsbosbeheer, beheerder van het stiltegebied, gevraagd naar een beschouwing en nadere beoordeling hiervan. Daarop heeft Staatsbosbeheer, in samenwerking met de initiatiefnemers van het vakantiepark een nadere motivering aangeleverd waarin wordt ingegaan op de gevolgen van toegestane evenementen binnen het plangebied. Deze nadere motivering is opgenomen als bijlage 4. Hierin concluderen zij onder meer dat de meest prominent aanwezige soorten in het Kuinderbos weinig last zullen ondervinden van het incidentele geluid, dat maar drie keer per jaar plaatsvindt. Daarmee wordt de incidentele overschrijding van de richtwaarde van het stiltegebied aanvaardbaar geacht.

Geconsolideerd Omgevingsprogramma Flevoland

In 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld (zie volgende paragraaf. Hierin is in hoofdlijnen de strategische visie op de toekomst van Flevoland weergegeven. Deze eerste versie van het Omgevingsprogramma Flevoland is vastgesteld door Provinciale Staten van Flevoland op 27 februari 2019.  In deze versie is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

Om het economisch draagvlak te verbreden wil de provincie ruimte bieden aan nieuwe functies in het landelijk gebied en deze verweven met de bestaande landbouwfunctie. Vestiging van activiteiten die bij uitstek thuishoren op een bedrijventerrein of aansluitend aan het bebouwde gebied worden in principe niet toegestaan. De activiteiten moeten in principe kleinschalig van karakter zijn. De bebouwingsmogelijkheden dienen hierop te zijn afgestemd. Effecten die milieuhygiënisch, landschappelijk en verkeerskundig (veiligheid en verkeersaantrekkende werking) ongewenst zijn, moeten worden voorkomen. Zo mogen nieuwe functies de landschappelijke en cultuurhistorische kern- en basiskwaliteiten van het gebied niet aantasten. De provincie ziet erop toe dat de mogelijkheden van verstedelijking in het landelijk gebied afdoende gemotiveerd zijn boven het gebruik maken van mogelijkheden in het stedelijk gebied. Zo ziet de provincie ook toe op een goede omgang met de Ladder voor duurzame verstedelijking van het Rijk.

Met de uitwerking van dit bestemmingsplan is geen sprake van een nieuwe functie in het landelijk gebied. Er is slechts sprake van een intensivering van de bestaande dag- en verblijfsrecreatie mogelijkheden. De bestaande landbouwfuncties in de omgeving ondervinden hier geen belemmeringen door. Paragraaf 4.6 gaat hier nader op in. Met het bestemmingsplan is geen sprake van het creëren van nieuw ruimte beslag. De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande contouren van Vakantiepark Eigen Wijze. Zie hiervoor de beschrijving zoals is opgenomen in paragraaf 2.2. Voor wat betreft de aspecten verkeer en parkeren wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van deze toelichting. Tot slot wordt met dit bestemmingsplan bijgedragen aan de speerpunten die gelden voor Noordelijk van Flevoland.

Omgevingsvisie Flevoland - FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks (vastgesteld op 8 september 2017) geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities de provincie heeft voor de toekomst.

Vanuit de omgevingsvisie worden er drie kernopgaven beschreven:

  • Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving).
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving).
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie.
  • Regionale Kracht.
  • Circulaire Economie.
  • Landbouw: Meerdere Smaken.

Flevoland biedt in 2030 en verder ruimte voor duurzame ontwikkelingen met oog voor fysieke, sociale en economische aspecten. Stedelijke regio´s vormen in toenemende mate de motoren van de economie. Regiovorming verloopt niet vanzelf optimaal. Overheden kunnen het verschil maken door op slimme manier de goede voorwaarden te creëren voor economische groei.

De provincie wil zich profileren als een aantrekkelijke, recreatieve provincie met een aantrekkelijk toeristisch aanbod waar velen van genieten. Flevoland wil ruimte bieden voor duurzame ontwikkelingen met oog voor fysieke, sociale en economische aspecten. Deze toekomst maakt de provincie samen met inwoners, bedrijven, organisaties en overheden. Verder staat er in de omgevingsvisie dat er meer recreatie en meer toerisme komt.

Met dit bestemmingsplan is sprake van een particulier initiatief waarmee bijgedragen wordt aan een aantrekkelijke, recreatieve provincie en sluit aan bij de groei van meer recreatie en toerisme. Er is sprake van een duurzame ontwikkeling met oog voor fysieke, sociale en economische aspecten. Hiermee is het initiatief dus in lijn met de omgevingsvisie FlevolandStraks.

Beleidsplan Recreatie & Toerisme Flevoland

In het beleidsplan 'Recreatie & Toerisme' wordt de ambitie van het aantrekken van meer toeristische bezoekers besproken. Het beleidsplan toont het belang van kampeerovernachtingen voor de provincie Flevoland, namelijk 25% van alle recreatieve overnachtingen in de provincie Flevoland. Daarnaast is er een sterke groei van 11% in het aantal banen binnen de recreatieve sector, dit ten opzichte van 2% over heel Nederland. Dagrecreatie is de belangrijkste vorm van recreatie en toerisme in Flevoland. De prognose is dat toeristen in de toekomst hogere eisen zullen stellen aan faciliteiten, waaronder accommodaties, de bereikbaarheid en informatievoorziening.

De Provincie ondersteunt initiatieven waarin het unieke en onderscheidende karakter van Flevoland centraal staat en die in potentie bijdragen aan het vergroten van het aantal dag- en/of verblijfsrecreanten. Het verbinden van het aanbod (bijv. verblijfsaccommodaties en dagattracties) is een belangrijk onderdeel van de strategie. Ook crossovers met onder meer sport, cultuur en natuur bieden kansen op nieuwe producten. De provincie zet in op slimme coalities tussen Flevolandse ondernemers, overheden en overige belanghebbenden. Iedere samenwerking dient gericht te zijn op het ontwikkelen van aanbod dat past bij de vraag van kansrijke doelgroepen. De Provincie richt zich op bovenlokale opgaven en initiatieven. De Provincie vraagt bij alle initiatieven aandacht voor een duurzame instandhouding.


Het initiatief faciliteert de belangrijke toeristische vorm van dagrecreatie en zorgt voor verbeteringen van faciliteiten. Hiermee is het initiatief dus in lijn met het beleidsplan 'Recreatie & Toerisme Flevoland'.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Noordoostpolder 2025

In de Structuurvisie 2025, die is vastgesteld op 9 december 2013, wordt de visie van de gemeente Noordoostpolder op de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de Noordoostpolder geschetst.

In de structuurvisie geeft de gemeente aan dat het Kuinderbos en Voorsterbos belangrijke recreatiegebieden zijn (zowel dag- als verblijfsrecreatie). De zone rond deze bossen heeft dan ook de potentie om door te groeien tot een belangrijke recreatieve zone. Vakantiepark Eigen Wijze is in die zin al een recreatieve trekker nabij het Kuinderbos.

Het gebied wordt volgens de gemeente gekenmerkt als recreatief ontwikkelingsgebied. De gemeente geeft aan dat hier plek is voor (grootschalig) recreatief programma. De gemeente heeft de ambitie om de toeristisch-recreatieve sector verder te ontwikkelen tot een belangrijke economische pijler. Hierbij houdt de gemeente rekening met het duurzaamheidsprincipe. Naast een economisch belang creëert een duurzaam ontwikkelde sector een aantrekkelijk woon- en leefklimaat voor de eigen bevolking en bevordert zij de sociale cohesie.

Per deelgebied van de Noordoostpolder zijn ontwikkelingskansen bepaald. Deze ontwikkelingskansen sluiten aan bij het huidige en het gewenste landschappelijke karakter van het deelgebied. De rand langs het oude land kan verder ontwikkeld worden tot bosrijk gebied met een recreatieve functie. Kleinschalige recreatieve activiteiten (kamperen bij de boer) zijn in alle deelgebieden mogelijk. Een recreatiepark is toegestaan in de corridor of rand van het oude land.

Concentratie in de corridor, het tussengebied en de rand langs het oude land

  • Wij leggen de nadruk wat betreft de ontwikkeling van kleinschalig verblijfstoerisme en dagrecreatie op de corridor,  het tussengebied en de rand langs het oude land. Deze zone met de aanwezige bossen en plassen is hier in het bijzonder geschikt voor. Wandelen, fietsen, zwemmen en golfen staan daarbij centraal. De rand langs het oude land wordt verder ontwikkeld als toeristisch-recreatief overloopgebied van de toeristische regio's in Zuidwest-Friesland en De Wieden/Weerribben in Overijssel. Kleinschalige gebiedsontwikkeling staat hier voorop, waarbij gezocht wordt naar een landschappelijke verdichting om de rand met het oude land duidelijker te markeren. De ontstaansgeschiedenis en de unieke opbouw van het landschap bieden kansen om recreanten te trekken. Wij gaan de rand langs het oude land met buurgemeenten recreatief verder ontwikkelen.
  • Zowel het Voorsterbos, het Kuinderbos als het Waterloopbos bieden met hun aanwezige natuurwaarden potentie voor recreatie en toerisme. Het Waterloopbos heeft bovendien unieke cultuurhistorische waarden.
  • De corridor is aangewezen als recreatief uitloopgebied in het beleid van de Provincie en gemeente. Dit gebied is in het bijzonder geschikt voor recreatieve ontwikkelingen. De projecten Wellerwaard en Burchttocht sluiten hier bij aan. In de Wellerwaard worden een grote zwem- en recreatieplas, een strand en weide om te zonnen en te spelen, vele hectares groen, verschillende fiets- en wandelpaden, aantrekkelijke ruiterpaden en natuurontwikkeling gerealiseerd.

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling aansluit bij de Structuurvisie Noordoostpolder 2025.

Sociaal economisch beleid 2020-2024 (2019)

In Noordoostpolder wordt samengewerkt aan de economische groei, volgens het model van 'Raderen voor groei'. De raderen geven focus aan het sociaal economisch handelen van de gemeente. De uitvoering vindt plaats in activiteiten. De activiteiten zijn te vinden in de Sociaal Economische Agenda.

Recreatie en toerisme is onderdeel van het sociaal economische beleid 2020-2024 en de sociaal economische agenda. Toerisme en Recreatie is een sector die van groeiend belang is voor Noordoostpolder. Dit is te zien aan het ontstaan van nieuw toeristisch aanbod en aan het groeiende aantal overnachtingen. Naast een aantal grotere recreatieve ondernemingen kent het gebied vanwege de schaalvergroting in de landbouw ook veel tweede tak bedrijven.

Er wordt in Nederland richting 2030 een groei van 50% van het aantal internationale toeristen verwacht, en 27% groei van binnenlands toerisme. Dit biedt kansen voor de verdere ontwikkeling van de toeristische sector in Noordoostpolder. Nationaal wordt ingezet op spreiding van bezoekers door het land (zie Perspectief Bestemming Nederland en verhaallijn Waterland). Ook daarin liggen kansen waarbij het van belang is bezoekers te trekken op basis van het eigen unieke verhaal/kenmerken en de eigen kracht. Toerisme is belangrijk voor de leefbaarheid van de dorpen en een vitaal buitengebied. Bijvoorbeeld omdat voorzieningen langer kunnen blijven bestaan als ook gasten van buiten Noordoostpolder er gebruik van maken.

Landelijk is een investeringsagenda gemaakt om toerisme beter te spreiden over Nederland. Hiervoor zijn de zogenaamde lijnen bedacht: thema's die verschillende locaties in Nederland binden. Voor Noordoostpolder zijn de Bloemenlijn en de Waterlandlijn interessant. Provinciebreed wordt een kansenkaart gemaakt.

De Waterlandlijn wordt actief gepromoot in het buitenland. Met een subsidie uit de stimuleringsregeling kan aan verder productontwikkeling worden gewerkt, om Noordoostpolder nog interessanter te maken voor een bezoek.

Het plangebied ligt nabij het Kuinderbos. Het initiatief draagt bij aan de spreiding van toerisme en versterking van de economie in de Noordoostpolder. Door de uitbreiding van het aantal verblijfsmogelijkheden in het plangebied is het voor toeristen of recreanten interessanter om langer in het gebied te verblijven. Dit resulteert in meer werkgelegenheid en meer bestedingen binnen de gemeente.

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling aansluit bij het Sociaal Economisch beleidsplan 2020-2024.

Nota toeristische verblijfsrecreatie (2012)

De gemeente wil de toeristisch-recreatieve sector versterken en ontwikkelen tot een belangrijke economische pijler van Noordoostpolder. Doel is groei in bestedingen en werkgelegenheid in de toeristisch-recreatieve sector door meer toeristen en recreanten naar Noordoostpolder te trekken, de verblijfsduur te verlengen en de mogelijkheden om te besteden voor toeristen en recreanten te vergroten.

Om succesvol in te kunnen spelen op de kansen die toerisme en recreatie bieden, is het van belang dat het juiste toeristisch-recreatieve aanbod in de gemeente beschikbaar is. Dit aanbod bestaat enerzijds uit ontastbare producten en diensten zoals evenementen, maar ook uit tastbare producten, zoals hotelkamers en publieksattracties.

Tijdens de totstandkoming van dit accommodatiebeleid zijn gesprekken gevoerd met diverse stakeholders, zowel beleidsmedewerkers van gemeente Noordoostpolder, als ondernemers uit Noordoostpolder. De oostrand en de cultuurhistorische driehoek (Nagele-Urk-Schokland) worden door diverse stakeholders genoemd als ontwikkelgebied voor recreatieve en toeristische bedrijven. Kansrijke gebieden volgens de provincie zijn: het Kuinderbos, het Voorsterbos, Schokland/Schokkerhaven en de Corridor (recreatief uitloopgebied tussen Emmeloord en Kuinderbos). In de aangrenzende gebieden Lemmer (Friesland) en de Weerribben Wieden is het vanwege beperkingen door de natuurwaarden lastig om daar te ontwikkelen. Daarin liggen marktkansen voor Noordoostpolder: toeristen en recreanten kunnen vanuit Noordoostpolder gemakkelijk Friesland en de Weerribben Wieden bezoeken.

In de oostrand kunnen agrarische en toeristische functies gemengd worden. De oostrand is al het gebied waar toeristische bedrijven zich clusteren. Ook rond Schokland zou meer aanbod ontwikkeld kunnen worden. De provincie ziet vier locaties waar accommodatieaanbod ontwikkeld zou moeten worden: het Kuinderbos, het Voorsterbos/ Netl, Schokland/Schokkerhaven en Emmeloord-Noord.

Met de ontwikkelingen wordt bijgedragen aan een betere geografische spreiding van toeristische functies. Het Kuinderbos is een van de locaties waar de provincie mogelijkheden ziet voor uitbreiding van accommodaties.

In en rond het Kuinderbos is door de gemeente aangeduid als kansrijke locatie voor verblijfsrecreatie. De ontwikkelingen in dit gebied moeten passen binnen de principes/regels van het Natuurnetwerk Nederland.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor de beoogde ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie).

4.1 Ecologie

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Met betrekking tot de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.

Het plangebied vormt geen onderdeel van een Natura 2000. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied De Weerribben bedraagt 7,7 kilometer. Het plangebied maakt wel voor een deel, deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het vakantiepark zelf ligt niet in NNN-gebied. Echter zijn de gronden direct hieromheen aan de noord- en westzijde aangeduid als NNN-gebied. Dit betekent dat het evenemententerrein, waar ook de parkeerplaats en de uitkijktoren komen, binnen NNN-gebied vallen.

In de aanvullende rapportage die ten aanzien van ecologie is opgesteld (bijlage 8) wordt ook ingegaan op de effecten die de voorgenomen ontwikkeling op het NNN-gebied heeft. Hierin wordt geconcludeerd dat de gewenste ontwikkeling binnen het provinciale beleid ten aanzien van de NNN past. Hierbij wordt niet getoetst aan elke individuele plus of min (nee, tenzij), maar wordt naar het totaalpakket gekeken (ja, want). De wezenlijke en kenmerkende waarden van het NNN-gebied Kuinderbos worden niet significant aangetast, en de biodiversiteit in het gebied wordt gestimuleerd door de diverse maatregelen die zijn genomen. Dit neutraliseert tevens het zeer beperkte oppervlakteverlies dat optreedt. Van een verlies aan samenhang is geen sprake omdat de werkzaamheden kleinschalig zijn en geen barrière vormen voor soorten om te migreren of zich door het gebied te verplaatsen (de aangelegde faunapassage onder de Schoterweg vermindert juist de barrièrewerking van deze weg). Door de geplande zonering in recreatie blijft een groot rustgebied bewaard. Het onderdeel NNN is daarom geen belemmering voor de benodigde bestemmingswijziging. Het uitwerken van een groot openbaar belang en een compensatieopgave is niet van toepassing.

Stikstofdepositie

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd door de sloop, aanleg- en exploitatiefase. Het onderzoeksrapport hiervan is opgenomen als bijlage 5. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. voor dit plan geldt geen vergunningplicht ten aanzien van stikstofdepositie op basis van de Wet natuurbescherming.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen zullen kapwerkzaamheden worden uitgevoerd. Daarom is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, om zo te onderzoeken of sprake is van beschermde soorten waar rekening mee gehouden dient te worden. De quickscan is opgenomen als bijlage 6.

Uit de quickscan zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:

Algemene broedvogels

Binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden kunnen vogels tot broeden komen waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Geadviseerd wordt om de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt over het algemeen de periode van 15 maart - 15 juli aangehouden. Afhankelijk van de soort en klimatologische omstandigheden kunnen soorten echter eerder of later in het jaar tot broeden komen. Wat voor deze soorten van belang is, is of sprake is van een broedgeval. Zo ja, dan is deze altijd beschermd.

Kleine marterachtigen

De aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van de kleine marterachtigen bunzing, wezel en hermelijn binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt om nader onderzoek uit te voeren om de aanwezigheid van deze soorten binnen het plangebied vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Dit dient uitgevoerd te worden aan de hand van het plaatsen van trapcams. Indien er vaste rust- en verblijfplaatsen van bunzingen, wezels en/of hermelijnen binnen het plangebied worden vastgesteld, dient er voor desbetreffende soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er compenserende en mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.

Ringslang

De aanwezigheid van verblijfplaatsen van de ringslang binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten en is zelfs zeer aannemelijk. De ervaring leert dat het vaststellen van verblijfplaatsen van ringslangen erg moeilijk is. Daarom wordt geadviseerd om op basis van de habitateigenschappen van het plangebied en het feit dat de ringslang is waargenomen, ervan uit te gaan dat de ringslang in het plangebied verblijft en op basis hiervan over te gaan op een ontheffingsaanvraag (Wet natuurbescherming). Deze wordt in de regel verleend onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

Rugstreeppad

De aanwezigheid van voortplantingswater en landhabitat van rugstreeppadden binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt op basis van nader onderzoek vast te laten stellen waar in en om het plangebied de rugstreeppad zich precies voortplant en welke delen van het plangebied het meest geschikt zijn voor overwintering. Daarnaast is het van belang een beeld te krijgen van de populatiedichtheid. Vervolgens wordt geadviseerd een ontheffing aan de Wnb aan te vragen, welke wordt verleed onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd. De gegevens van het nader onderzoek zijn hierbij van belang.

Noordse winterjuffer

Het kan niet op voorhand worden uitgesloten dat de noordse winterjuffer zich voortplant in het plangebied. Geadviseerd wordt op basis van nader onderzoek vast te laten stellen of hier sprake van is. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd op basis van zichtwaarnemingen in de periode eind maart - begin mei. Indien voortplanting wordt vastgesteld dient er voor deze soort een ontheffing aan de Wnb te worden aangevraagd, welke in de regel wordt verleend onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

Zorgplicht

Er kunnen enkele soorten in het plangebied voorkomen waarvoor een vrijstelling geldt in het geval van schade aan deze soorten. De zorgplicht van de Wnb schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door altijd zo te werken, dat dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikte biotoop in de directe omgeving. Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland. Mits eventueel aangetroffen dieren de kans krijgen om te vluchten of eventueel aangetroffen dieren worden verplaatst naar een plek in de omgeving die niet onder invloed staat van werkzaamheden, wordt voldaan aan de zorgplicht.

Naar aanleiding van de uitkomsten van de quickscan is een nader onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 8. In die rapportage is omschreven welke werkzaamheden zijn voorzien buiten de huidige begrenzing van het vakantiepark n of deze leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten. Per beschermde soort is hieronder de conclusies uit het rapport opgenomen. Het hele rapport is te lezen in bijlage 8.

Ringslang

De werkzaamheden hebben geen negatief effect op de ringslang, er worden geen verbodsbepalingen uit de Wnb overschreden. Er worden geen broeihopen verwijderd of beschadigd en er wordt niet gewerkt in de winterbiotoop. De gebruiksfase heeft eveneens geen additioneel effect op de ringslang. Het is niet nodig om maatregelen te nemen voor de ringslang en er hoeft gen ontheffing op de Wnb te worden aangevraagd.

Rugstreeppad

De werkzaamheden en het toekomstig gebruik leiden niet tot overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de rugstreeppad. Het is niet nodig om maatregelen te nemen voor de rugstreeppad en er hoeft geen ontheffing op de Wnb te worden aangevraagd.

Noordse winterjuffer

De werkzaamheden en het toekomstig gebruik leiden niet tot overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de noordse winterjuffer. De voortplantings- en overwinteringslocaties liggen buiten het plangebied. binnen de plangrens kan incidenteel een exemplaar over of door het terrein vliegen, maar omdat de soort mobiel is ondervindt deze geen hinder van de werkzaamheden. Het is niet nodig om maatregelen te nemen voor de soort en er hoeft geen ontheffing op de Wnb te worden aangevraagd.

Kleine marters

De werkzaamheden hebben geen negatief effect op verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van kleine marterachtigen. Het toekomstig gebruik kan echter wel een klein negatief effect hebben op het algehele leefgebied van deze soorten, door gedeeltelijke barrièrewerking. Wanneer er voldoende maatregelen worden genomen die in verhouding staan tot de aantasting, is er geen ontheffingsplicht omdat het leefgebied behouden blijft. In de uitvoering zullen deze maatregelen worden genomen.

Waterspitsmuis

Op de marginaal geschikte locaties wordt niet gewerkt in de oeverzone (0-5 meter vanaf de

waterlijn). Bovendien is de waterspitsmuis niet aangetroffen bij het eDNA onderzoek, zodat negatieve effecten zijn uit te sluiten. Er wordt weinig onderzoek gedaan naar de waterspitsmuis. Echter werkt er een vrijwilliger voor Staatsbosbeheer die bijna wekelijks in het gebied te vinden is, voor de monitoring van vlinders en libellen. Hij heeft meer dan 50.000 waarnemingen gedaan van soorten. In 15 jaar onderzoek is slechts eenmaal, meer dan 10 jaar geleden, een waterspitsmuis waargenomen door deze persoon. Op basis daarvan kan worden aangenomen dat de waterspitsmuis niet aanwezig is. Ten aanzien van de waterspitsmuis leiden de werkzaamheden niet tot het overtreden van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming.

Wolf

De werkzaamheden en het toekomstig gebruik leiden niet tot overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de wolf. De wolf is schuw en vermijdt de directe omgeving van mensen. Daarnaast is de soort nachtactief. De soort heeft geen vaste rust- en verblijfplaatsen rondom de zandwinplas en die zijn ook in de toekomst niet te verwachten, door het ontbreken van voldoende dekking en de nabijheid van mensen. De werkzaamheden leiden dan ook niet tot aantasting van verblijfsplaatsen. Verblijfplaatsen in het Kuinderbos liggen op voldoende afstand, zodat van verstoring of aantasting geen sprake is. Het is niet nodig om maatregelen te nemen voor de soort en er hoeft

geen ontheffing op de Wnb te worden aangevraagd.

Otter

De voorgenomen activiteiten en het gebruik op het terrein zijn kleinschalig en vinden bovendien overdag plaats, als de otter rust. Dat laatste doet het dier niet vlak bij mensen. Er is dus geen sprake van verstoring als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen. Om deze reden is er ook geen sprake van het (indirect) aantasten van vaste rustplaatsen. De werkzaamheden en het toekomstige gebruik leiden niet tot negatieve effecten op de otter.

Het onderzoek gaat daarnaast in op de natuurinclusieve maatregelen die zijn getroffen in het grotere gebied (Schoterveld). Het gaat om de volgende maatregelen:

Faunapassages

Er zijn twee faunapassages gerealiseerd onder de Schoterweg door.

Winterbiotoop ringslang

Om een extra locatie te maken die geschikt is als winterbiotoop voor de ringslang, is ervoor gekozen om een stukje basaltdijk na te bootsen (zie onderstaande foto’s). De stenen liggen op een talud, boven de waterlijn/vorstgrens, en zijn georiënteerd op het zuidoosten. Rondom zijn tevens tientallen boomstronken geplaatst voor extra variatie. De winterbiotoop ligt buiten het gebied waar werkzaamheden plaatsvinden. Het stukje winterbiotoop zou ook gebruikt kunnen worden door de rugstreeppad als zomerdagverblijf of winterverblijf, en door kleine marterachtigen. Daarmee voegt dit echt waarde toe aan het terrein.

Herstel overwinteringsgebied Noordse winterjuffer

De overwinteringsbiotoop van de Noordse winterjuffer is hersteld. Er zijn een groot aantal bomen gekapt om openheid te creëren en een deel is geplagd en wordt aangeplant met heideplanten om zo weer heide te realiseren.

Kleine marterachtigen

Er is een grote takkenhoop gecreëerd als tijdelijke of permanente verblijfplaats voor kleine marterachtigen. Daarnaast zijn verspreid in het gebied oude betonnen duikers neergelegd die aan beide zijden zijn voorzien van een houten afsluiting met een opening erin. Deze kunnen dienstdoen als schuil- of verblijfplaats. tot slot wordt een extra houtwal met greppel en takkenril gerealiseerd in het centrale, grassige deel van het Schoterveld.

Landschapswal

Er wordt een landschapswal aangelegd, die grotendeels beplant wordt met inheemse struken. Zo wordt meer beschitting gecreëerd in het gebied en het geluid van de rijksweg A6 wordt hiermee gedempt.

4.2 Verkeer en parkeren

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteiten. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteiten mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid.

Met dit bestemmingsplan wordt een uitbreiding van een vakantiepark mogelijk gemaakt binnen de huidige grenzen van het park. Tevens wordt buiten het vakantiepark een evenemententerrein inbestemd, die in de huidige situatie al als zodanig werd gebruikt, maar nog niet planologisch geregeld was. Ook komen hier enkele voorzieningen voor dagrecreatie en de mogelijkheid om hier tijdelijke tenten te plaatsen.

Hierdoor verandert ook de parkeervraag. Conform de Nota parkeernormen van de Gemeente Noordoostpolder dient er voor een functiewijziging aangetoond te worden wat de huidige en toekomstige parkeervraag van een pand is.

In de Nota parkeernormen 2016 van Gemeente Noordoostpolder wordt voor deze locatie gesteld dat er sprake is van een stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk', in de zone 'buitengebied'.

Huidige situatie vakantiepark

In de huidige situatie is het vakantiepark al in het plangebied aanwezig en worden ook evenementen gehouden ten zuiden hiervan. Het park bestaat uit 43 vakantiewoningen. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van 117 mvt/etmaal en een parkeerbehoefte van 91 parkeerplaatsen. Hierbij is uitgegaan van een bungalowpark(huisjescomplex). De verkeersafwikkeling vindt plaats via het Schoterpad, de Schoterweg en de N715 naar de Rijksweg A6. De parkeerbehoefte wordt opgevangen op eigen terrein.

Toekomstige situatie vakantiepark

In de toekomstige situatie wordt het aantal vakantiewoningen vergroot naar 60, komen er 10 vaste tenten bij en een groepsaccommodatie voor 50 personen. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van 209 mvt/etmaal en een parkeerbehoefte van 154 parkeerplaatsen. Hierbij is voor de vakantiewoningen en tenten uitgegaan van een bungalowpark (huisjescomplex) en voor de groepsaccommodatie van een 3-sterren hotel. Hoewel dit leidt tot een toename van zowel verkeersgeneratie als parkeerbehoefte, leidt dit niet tot belemmeringen.

De verkeersafwikkeling kan plaatsvinden via de bestaande infrastructuur, zoals ook in de huidige situatie gebeurt. Deze heeft voldoende capaciteit om dit extra aandeel verkeer af te wikkelen. Wat betreft de parkeerbehoefte, deze wordt op eigen terrein opgevangen en daarmee niet afgewikkeld om omliggende straten en/of terreinen.

Dagrecreatie/evenemententerrein

Ten aanzien van de dagrecreatieve voorzieningen en het evenemententerrein worden 119 parkeerplaatsen aangelegd. Bovendien kan voor evenementen ook gebruik worden gemaakt van de parkeerplaatsen van het vakantiepark indien hier ruimte is. Dit aantal wordt als voldoende beschouwd. Bovendien geldt ook hier dat de verkeersafwikkeling via de bestaande infrastructuur kan plaatsvinden.

4.3 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet blijven deze artikelen ongewijzigd van kracht via het overgangsrecht, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

De Archeologische basis- en beleidsadvieskaart voor het grondgebied van Noordoostpolder, vastgesteld door B&W/raad in 2018 en de Erfgoedverordening, vastgesteld in 2012 geven inzicht in de te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied de verwachtingswaarden 'Waarde - Archeologie 6', 'Waarde - Archeologie 7', en 'geen verwachtingswaarde'.

Voor de gronden bestempeld als 'Waarde - Archeologie 6' geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is voor ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte van 5.000 m2 of groter en een diepte van meer dan 30 cm. Voor de gronden bestempeld als 'Waarde - Archeologie 7' geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is voor ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte van 10.000 m2 en een diepte van meer dan 50 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00732-ON01_0007.jpeg"

Figuur 4.2 Ligging plangebied met de beleidscategorieën WA-6 en WA-7 obv de archeologische beleidskaart

In bovenstaande kaart zijn de archeologische verwachtingswaarden binnen het plangebied weergegeven. Buiten deze arceringen gelden geen archeologische verwachtingswaarden. Te zien is dat WA-6 in het noordelijke deel ligt en WA-7 daar ten zuidwesten van. Binnen beide contouren worden de grenswaarden niet overschreden als gevolg van de ruimtelijke ingrepen die plaatsvinden als onderdeel van dit plan. Deze gebieden zijn al vrijwel volgebouwd binnen het vakantiepark en er is dan ook geen ruimte om deze grenswaarde op het park te overschrijden. De nieuwe ontwikkelingen vinden plaats op gronden buiten deze verwachtingsvlakken, op het gebied waar geen archeologische verwachtingswaarde geldt. Om die reden is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De archeologische verwachtingswaarden uit de archeologische beleidskaart zijn in het bestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 6' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 7'.

4.4 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.5 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Wet- en regelgeving en beleid

De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water is hier opgenomen.

KRW

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen. Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw(WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Waterwet

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.

Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het gebiedseigen water wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).

Nationaal Water Programma

Het Nationaal Water Programma bestaat uit het landelijke en regionale waterbeleid, vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke Ordening. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en -beheer beschreven voor de periode 2022-2027. Het programma richt zich op schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Het programma geeft invulling aan de Europese richtlijnen waaronder de KRW, Richtlijn overstromingsrisico's, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de EU-richtlijn Marine Spatial Planning. Het programma geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.

Watervisie en Waterbeheerprogramma Waterschap Zuiderzeeland

De Watervisie verbindt waterthema's en maatschappelijke opgaven. Voor een gezonde en duurzame ontwikkeling van het gebied is het nodig om het natuurlijke systeem (bodem en water) en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen met elkaar te verbinden in een gezamenlijke aanpak. Niet met maakbaarheid als vertrekpunt, maar toekomstbestendigheid. Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bevat de strategische en tactische doelen voor de komende planperiode en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen het waterschap neemt om deze doelen te behalen. Het beheergebied wordt waterrobuust en klimaatbestendig ingericht. Investeringen in het watersysteem zorgt dat er ook in de toekomst voldoende water is bij langdurige droogte én voldoende bescherming bij hoogwater.

Toetsing

Ten behoeve van dit plan is de digitale watertoets worden doorlopen. Het resultaat is opgenomen als bijlage 9. Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure van toepassing is.

Wateroverlast

Streefbeeld

Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.

Uitgangspunt wateroverlast

Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor projecten geldt het principe 'waterneutraal bouwen' als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat, wanneer het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om de piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van het water door de aanleg van een waterberging of een infiltratievoorziening. De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatieplicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013. Bij de hantering van de bergingsnorm (onderdeel van beleidsregel compensatie toename verharding en versnelde afvoer) gaat het om het benodigde oppervlak open water op de hoogte van het streefpeil.

Het plangebied ligt in het landelijk gebied. De verharding neemt met circa 2.800 m2 toe. Daarom is watercompensatie noodzakelijk. De initiatiefnemer is voornemens dit op eigen terrein uit te voeren en gaat graag in overleg met het waterschap over de beste manier om dit te doen. Dit zal in de uitvoering worden afgestemd. Er is voldoende ruimte om te voorzien in de watercompensatie.

Goed functionerend watersysteem

Streefbeeld

Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.

Randvoorwaarde(n) goed functionerend watersysteem

Het waterschap streeft naar een robuust en klimaatbestendig watersysteem met grote peilvakken. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water. In nieuwe watersystemen wordt gestreefd naar aaneengesloten waterelementen met een minimum aantal duikers en/of andere kunstwerken en zonder doodlopende einden. Het watersysteem wordt dusdanig ingericht dat het goed controleerbaar en beheersbaar is.

De planontwikkeling leidt niet tot nieuwe peilvakken. De planontwikkeling heeft geen gevolgen heeft voor het streefpeil van het oppervlakte water in of in de omgeving van het plangebied. Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering niet verslechteren.

De bestaande waterpartijen blijven in principe gewoon behouden, zonder aanpassingen. Echter zal in overleg met het waterschap worden bekeken of de compensatie (deels) in de bestaande waterpartijen kan worden voorzien door uitdieping en/of uitbreiding.

Anticiperen op watertekort

Streefbeeld

Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.

Het plangebied ligt in de buurt van een wateraanvoergebied. Dit gebied is afhankelijk van het water dat de polder ingelaten wordt. De zandgronden in het Noordoosten van de Noordoostpolder (NOP) zorgen ervoor dat het water relatief snel de bodem in zakt. In het westelijke deel van de NOP is wateraanvoer nodig om zout- en ijzerarm water in te laten. Het plan doet geen afbreuk aan dit systeem.

Goede structuurdiversiteit

Streefbeeld

Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied.

Uitgangspunten

Bij de inrichting van het watersysteem wordt gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Bij de dimensionering van het watersysteem wordt rekening gehouden met de te verwachten waterkwaliteit.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Streefbeeld

Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor.

Goed omgaan met afvalwater

Streefbeeld

Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.

Uitgangspunten

In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'. Verontreinigingen worden voorkomen of aangepakt bij de bron.

Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het ombouwen van bestaande stelsels naar "zuiverend" gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.

Het verdient de voorkeur om bij de inrichting van nieuwe terreinen preventieve maatregelen te nemen die onkruidbestrijding met behulp van chemische bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk voorkomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op straatverharding uitsluitend volgens wettelijke gebruiksvoorschriften en met wettelijk verplichte DOB-methode wordt toegepast. Bij de DOB-methode wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt met als resultaat dat er minder verontreinigingen naar het oppervlaktewater afstromen.

In het bestemmingsplan kunnen geen regels worden opgenomen ten aanzien van preventieve maatregelen voor onkruidbestrijding. Hier zal in de gebruiksfase rekening mee worden gehouden.

Er worden in de uitvoeringsfase geen uitlogende materialen toegepast.

Afvalwater

In de huidige situatie is het vakantiepark reeds gevestigd in het plangebied. In de nabijheid van de ontwikkeling is momenteel geen openbaar rioolsysteem aanwezig. In het huidige systeem wordt het afvalwater afgevoerd op een IBA. Door de voorgenomen ontwikkelingen zal de capaciteit van de aanwezige IBA overschreden worden. Het vakantiepark zal daarom nog eenzelfde IBA plaatsen, waar de benodige afwatering van afvalwater op plaatsvindt. Hiermee wordt de capaciteit verdubbeld. Ook het afvalwater vanuit de keuken is op de IBA aangesloten en voert langs vier verschillende vetvangputten. Met de verdubbeling van de capaciteit wordt voldoende ingespeeld op de verwerking van het afvalwater in de toekomstige situatie.

Voor de voorzieningen in het aangrenzende natuurgebied (toiletgebouw en werkgebouwen Staatsbosbeheer) geldt dat afvalwater wordt opgevangen in een sceptic tank. Vervolgens wordt het water afgevoerd in een helofytenfilter, waarna het afwatert op de Schotertocht.

De uitbreiding is gelegen in een gebied met kwetsbaar oppervlaktewater. Hier zal in de uitvoering in samenspraak met het waterschap rekening mee worden gehouden. Op voorhand worden geen ingrepen voorgesteld die gevolgen hebben voor het oppervlaktewater.

Hemelwater

In tegenstelling tot huishoudelijk- of bedrijfs-afvalwater is het niet nodig om schoon hemelwater naar een centrale waterzuivering af te voeren. Het regenwater afkomstig van schone oppervlakken kan worden geïnfiltreerd of direct afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.

Onder schoon hemelwater wordt verstaan:

  • Hemelwater van verhardingen met een verkeersintensiteit lager dan 1000 voertuigen per dag;
  • Hemelwater vanaf parkeerplaatsen met minder dan 50 plaatsen;
  • Hemelwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem; schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
  • Hemelwater van onverhard terrein.

Schoon hemelwater wordt afgevoerd naar sloten rondom het plangebied en waterpartijen binnen in het plangebied.

Veiligheid

Het plangebied ligt niet buitendijks en niet in een keurzone van een waterkering. Op basis van de ingevoerde gegevens over het plangebied zijn er conform het waterschap geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.

4.6 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden, rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Het vakantiepark is in de bestaande situatie reeds in het plangebied aanwezig. Hoewel er meer ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden met dit bestemmingsplan, vinden deze allen plaats op het bestaande terrein. Het vakantiepark wordt niet uitgebreid. Daarmee wordt ook geen afbreuk gedaan aan de bestaande milieuzonering. Het evenemententerrein wordt in de huidige situatie al als zodanig gebruikt en dit geldt voor slechts een aantal maal per jaar. Dit is veelal ondergeschikt aan het vakantiepark. In de toekomstige situatie wordt dit niet uitgebreid. Daarmee wordt ook wat dit betreft geen afbreuk gedaan aan de milieuzonering en wordt ook in de toekomstige situatie voldaan aan de richtafstanden.

Hoewel er vanuit milieuzonering geen belemmeringen zijn voor het bestaande gebruik van het terrein voor evenementen, worden deze nu planologisch geregeld, waarbij de geluidemissie in de omgeving per evenement wordt vastgelegd. Per soort evenement geldt in de planregels een emissie-eis vanwege met name versterkt muziekgeluid tijdens evenementen. De eisen zijn zodanig dat er sprake is van een uitvoerbaar plan. Tevens is gekeken naar de Nota "Evenementen met een luidruchtig karakter" van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg, d.d. januari 1996 (Nota Limburg). Voor de kleinschalige, middelgrote en grote evenementen wordt voor de dagperiode een gemiddeld equivalent geluidniveau toegestaan van 55 dB(A), 60 dB(A) respectievelijk 65 dB(A) over iedere periode van 3 minuten ("lopend equivalent"). Dit past binnen de grenswaarden zoals aangegeven in de Nota Limburg. Om de omgeving te beschermen tegen onevenredig laagfrequent muziekgeluid (bassen) is daarnaast een 15 dB hogere geluideis opgenomen als C-gewogen geluidniveau (in de C-weging speelt laagfrequent geluid een grotere rol). Het verschil van 15 dB is gebaseerd op ervaringen elders. Voor de avond- en nachtperiode wordt steeds 5 dB minder geluid toegestaan.

Bij ieder evenement wordt gekeken naar de geluidemissie en de mogelijkheden om de mogelijke overlast zoveel al mogelijk te beperken. De geluidgrenswaarden van het bestemmingsplan kunnen worden gezien als vangnetbepaling.

4.7 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

In dit geval wordt op een bestaand vakantiepark meer mogelijkheden geboden tot het bouwen van recreatiewoningen en groepsaccommodaties. In het geldende plan zijn deze gronden al bestemd voor verblijfsrecreatie. Er hebben zich in de tussentijd geen bodemverontreinigende activiteiten voor gedaan. Op basis van de geldende juridisch-planologische regeling kan daarom worden aangenomen dat de bodem geschikt is voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer nieuwe voorzieningen worden gerealiseerd zal in het kader van de vergunningsverlening worden bekeken of een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk is. Wanneer dit wel zo blijkt, wordt het onderzoek in het kader van de vergunningsaanvraag uitgevoerd.

In het verleden zijn er overigens meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Het gaat om een drietal onderzoeken die in 1994, 2004 en 2007 zijn uitgevoerd. Uit deze onderzoeken zijn geen verontreinigingen naar voren gekomen. De onderzoeksrapportages van deze onderzoeken zijn opgenomen als bijlage 10 en 11.

Op de gronden buiten het huidige vakantiepark worden geen bodemgevoelige functies mogelijk gemaakt en is het niet noodzakelijk een bodemonderzoek uit te voeren.

4.8 Geluid

In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst.

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Het uitgangspunt is dat op de gevels van geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Wegen waarvoor de zoneplicht niet geldt, zijn woonerven en wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Het recreatieterrein is op grond van de Wgh geen geluidsgevoelige terrein. Het is daarom niet noodzakelijk om te toetsen aan de Wgh. Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

Voor het aspect luchtkwaliteit is de Wet milieubeheer van kracht. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 15 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

Daarnaast zorgt de uitbreiding van het vakantiepark en het bestemmen van het evenemententerrein en de parkeerplaatsen niet voor een verslechtering van de luchtkwaliteit. De omvang is hiervoor te beperkt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.10 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

In het kader van de externe veiligheid is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat langs de Schoterweg en het Schoterpad een aardgasleiding ligt. Voor deze aardgasleiding geldt een maximale werkdruk van 40 bar en een doorsnede van 8 inch. Op basis daarvan heeft de buisleiding een inventarisatieafstand van 95 meter. Een deel van de nieuwe vakantiewoningen wordt binnen deze inventarisatieafstand gebouwd. Daarom is het noodzakelijk een verantwoording van het groepsrisico op te nemen.

Beknopte verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de gasleiding dient op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van invalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.

Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt aan de noordoostzijde ontsloten door het Schoterpad. Aan de zuidoostzijde loopt de Schoterweg langs het plangebied. In zuidelijke richting sluiten deze wegen aan op de N715 en de Rijksweg A6. Deze route kan gebruikt worden als vluchtroute voor de aanwezige personen. Hiermee kunnen zij van de bron af vluchten. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.

Zelfredzaamheid

Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zelfredzaam zullen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als minder zelfredzame personen. Er wordt  uitgegaan van het feit dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kan het hulpsysteem 'Hartveilig Wonen' gehanteerd worden waarbij vrijwilligers opgeroepen kunnen worden om iemand te reanimeren in afwachting van een ambulance.

Daarnaast is aan de Rijksweg A6, ter hoogte van het plangebied, een tankstation met LPG aanwezig. Voor dit tankstation geldt een inventarisatiegebied van 150 meter voor het groepsrisico. Verder geldt een PR10-6-contour van 25 meter. Het plangebied valt buiten deze afstanden waardoor de ligging ten opzichte van het tankstation geen belemmering vormt voor het plan.

4.11 Lichthinder

Blootstelling aan kunstmatige verlichting heeft tijdens de nachtperiode negatieve gevolgen voor mens en dier in het buitengebied. Waar het bij dieren kan leiden tot een verstoring van de oriëntatie en bioritme, kan het bij mensen invloed hebben op de nachtrust en de beleving van het buitengebied. Donkerte is één van de kernkwaliteiten van het buitengebied en dit dient zoveel mogelijk behouden te blijven.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt het bestaande vakantiepark uitgebreid in aantal bedden en voorzieningen. Dit gebeurt echter allemaal binnen de bestaande begrenzing van het vakantiepark. Binnen deze begrenzing is in de huidige situatie al sprake van een bepaalde mate aan lichtuitstraling. Deze zal door de voorgenomen ontwikkeling niet significant toenemen. Qua beleving is dit te vergelijken met de huidige lichtuitstraling. Bovendien wordt op het park rekening hiermee gehouden en zijn lichtbronnen naar beneden gericht waardoor uitstraling naar de omgeving minimaal is.

Ditzelfde geldt voor het evenemententerrein. Ook hier worden in de huidige situatie al evenementen gehouden. wel worden een aantal aanvullende voorzieningen gerealiseerd. Ook hierbij geldt dat eventuele lichtbronnen naar beneden worden gericht en minimaal in aantal worden aangebracht. Op die manier treedt geen onevenredige lichthinder op voor de omgeving.

4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen bij meer dan 250.00 bezoekers per jaar, een oppervlakte van 25 of meer, 100 ligplaatsen of meer, of een oppervlakte van 10ha of meer in een gevoelig gebied mer-plichtig is. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 60 recreatiewoningen op een veel kleinere oppervlakte dan 25 ha. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Dit document is opgenomen als bijlage 12.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de regels

In dit bestemmingsplan zijn de gronden geregeld in drie bestemmingen: Groen, Recreatie - Dagrecreatie en Recreatie - Verblijfsrecreatie.

Groen

Om ervoor te zorgen dat het vakantiepark op goede wijze landschappelijk is ingepast, is de bestemming 'Groen' opgenomen. Ter plaatse is opgaande beplanting toegestaan zodat het mogelijk is de landschappelijke inpassing in stand te houden en waar nodig te verbeteren. Ook is een bebouwingsvrije onderhoudstrook voorzien om de beplanting te kunnen onderhouden.

Recreatie - Dagrecreatie

De gronden die buiten het vakantiepark vallen zijn bestemd als Recreatie - Dagrecreatie, in overeenstemming met de geldende regeling en het feit dat sprake is van NNN-gebied. Specifiek binnen dit gebied zijn evenementen toegestaan. De regeling is afgestemd op reeds bestaande evenementen. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor dagrecreatie, omdat dit het startpunt vormt van een TOP-locatie. Ook een uitkijktoren en parkeerterrein worden voorzien in dit deel van het plangebied.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

De gronden binnen de huidige begrenzing van het vakantiepark zijn bestem als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Ter plaatse voorziet de regeling in het mogelijk maken van de ontwikkeling die het vakantiepark de komende jaren wil doormaken. In het kader daarvan wordt onder meer een extra horecavoorziening, een groepsverblijf en een uitbreiding naar 60 vakantie woningen mogelijk gemaakt. Om een flexibele regeling te bieden wordt niet gewerkt met bouwvlakken, maar wordt de indeling vrij ge laten. De centrale voorzieningen zijn voorzien in de noordoosthoek van het terrein. Ook hier wordt ruimte geboden voor meer bebouwing.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 6 en 7

Binnen het plan komen twee archeologische verwachtingswaarden voor. De regeling ten aanzien van deze archeologische verwachtingswaarden is overgenomen uit het geldende plan en de archeologische verwachtingskaart. Voor Archeologische verwachtingswaarde 6 geldt dat bij een ruimtelijke ontwikkeling met een oppervlakte groter dan 5.000 m2 een archeologisch onderzoek benodigd is. Bij Archeologische verwachtingswaarde 7 ligt deze grenswaarde op 10.000 m2. Door toepassing van deze dubbelbestemmingen is de bescherming van deze archeologische (verwachtings)waarden op goede wijze juridisch geborgd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft, wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Het bestemmingsplan doorloopt de wettelijk vastgelegde procedure.

Overleg

In het kader van het vooroverleg is het concept ontwerp-bestemmingsplan opgestuurd naar de overlegpartners Waterschap Zuiderzeeland en Provincie Flevoland. Beide organisaties reageerden op het plan. Door dit vooroverleg zijn aanpassingen doorgevoerd in het bestemmingsplan. In bijlage 13 is de Reactienota Vooroverleg opgenomen, waarin de aanpassingen zijn benoemd.

Zienswijzen

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro).

Vaststellingsfase

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een ontwikkeling van een particulier. De initiatiefnemers hebben aangetoond dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan, omdat het bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.

Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van één of meer gebouwen. Dit valt onder de bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. In de Wro is opgenomen dat voor dergelijke bouwplannen, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden.

De procedurele ambtelijke kosten worden gedekt door de gemeentelijke leges. Afgezien hiervan zijn er verder geen kosten voor de gemeente. Wel wordt een planschadeovereenkomst gesloten.