direct naar inhoud van Regels
Plan: Landelijk gebied Schoterpad 1 te Bant
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00732-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Landelijk gebied Schoterpad 1 te Bant met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00732-ON01 van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander-bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.6 arbeidsmigranten

arbeidskrachten uit binnen- en buitenland die gedurende een bepaalde periode werkzaam zijn op een (agrarisch) bedrijf;

1.7 archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.10 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.11 bedrijfswoning of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak, waaronder in ieder geval wordt verstaan een aanbouw, uitbouw, bijgebouw, serre en/of erker;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 dagrecreatie:

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd, zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

kleinschalig evenement:

een evenement dat zich in de volledige omvang, inclusief parkeren, binnen de grenzen van het bestemmingsvlak afspeelt en dat geen grote publieksaantrekkende werking met zich meebrengt;

grootschalig evenement:

een evenement dat zich in de volledige omvang, inclusief parkeren, niet volledig binnen de grenzen van het bestemmingsvlak afspeelt en dat een grote publieksaantrekkende werking met zich meebrengt;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 groepsaccommodatie:

een (deel van) een gebouw welke blijvend bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf door groepen waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;

1.25 horeca:

het bieden van logies en het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse, alsmede het ter plaatse verstrekken van dranken;

1.26 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan, stacaravan of tenthuisje, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd op opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor een omgevingsvergunning is vereist. De volgende kampeermiddelen worden onderscheiden:

  • a. mobiel kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan niet zijnde een stacaravan of een daarmee vergelijkbaar kampeermiddel;
  • b. vast kampeermiddel: een stacaravan, tenthuisje of een daarmee vergelijkbaar kampeermiddel;
1.27 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.28 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.29 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.30 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.31 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.32 recreatief nachtverblijf:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief gebruik en waarvan de gebruikers elders hun woonverblijf hebben;

1.33 recreatiewoning:

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatiefnachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.34 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste een nacht in het recreatiegebied of de toeristische plaats verblijft;

1.36 woning:

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 brutovloeroppervlak

op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de betreffende ruimten omhullen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.7 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opgaande afschermende beplanting;
  • b. een bebouwingsvrije onderhoudsstrook;
  • c. erfsloten;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. ontsluitingswegen;
  • e. tuinen, erven en paden;
  • f. terrassen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden in en langs watergangen, sloten en andere waterpartijen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden;
  • b. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. dagrecreatie voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast al dan niet in combinatie met:
    • 1. kleinschalige en grootschalige evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
    • 2. standplaats voor kampeermiddelen in de vorm van campers;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. parkeervoorzieningen;
    • 5. sport- en speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1 mag bebouwing worden gebouwd ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde functies. Onder de hiervoor bedoelde bebouwing zijn gebouwen ten behoeve van dagrecreatie in de vorm van een kantine, onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen toegestaan, alsmede een uitkijktoren en een overkapping.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 4 m.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. als overkapping mag uitsluitend één uitkijktoren en één overkapping worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de uitkijktoren bedraagt ten hoogste 20 m;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan 10 standplaatsen voor campers;

4.3.2 Evenementen

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' waarbij:

  • a. wordt voldaan aan het gestelde in onderstaande tabel:

Duiding evenement   Kleinschalig evenement   Middelgroot evenement   Grootschalig evenement  
Geluidstijden (uitgezonderd achtergrondmuziek)   tot 19:00 uur   tot 22:00 uur   02:00 uur  
Maximaal aantal dagen per jaar   12   12   3  
Maximum aantal bezoekers   1.000   2.000   5.000  
Maximale geluidsbelasting dag
(12.00 - 19.00 uur)  
55 dB(A) LAeq,3min op de gevel van gevoelige objecten (*)   65 dB(C) LCeq,3min op de gevel van gevoelige objecten(*)   60 dB(A) LAeq,3min op de gevel van gevoelige objecten (*)   75 dB(C) LCeq,3min op de gevel van gevoelige objecten(*)   65 dB(A) LAeq,3min op de gevel van gevoelige objecten (*)   80 dB(C) LCeq,3min op de gevel van gevoelige objecten(*)  
Maximale geluidsbelasting avond
(19.00 - 24.00 uur)  
50   65   55   70   60   75  
Maximale geluidsbelasting nacht
(00.00 - 12.00 uur)  
-   -   -   -   55   70  

*) De norm betreft het 'invallende' geluidsniveau op de gevel van gevoelige objecten (artikel 1 Wet geluidhinder)

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie, in de vorm van:
    • 1. recreatiewoningen en standplaatsen voor vaste kampeermiddelen;
    • 2. groepsaccommodaties;
    • 3. standplaats voor mobiele kampeermiddelen;
  • b. feest- en vergaderlocaties en horecavoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. facilitaire ruimten, waaronder een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, kantoren, receptie, beheer en onderhoud, sanitaire voorzieningen, een (overdekt) zwembad en detailhandel;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. sport- en speelvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. tuinen en erven;

waarbij de instandhouding en ontwikkeling van een groen karakter van het gebied wordt nagestreefd.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Op de gronden als bedoeld in lid 5.1 mag bebouwing worden gebouwd ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde functies.

5.2.2 Recreatiewoningen en vaste kampeermiddelen

Voor het bouwen van recreatiewoningen cq. het plaatsen van vaste kampeermiddelen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van recreatiewoningen en vaste kampeermiddelen worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend bij vaste kampeermiddelen vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijke aantal recreatiewoningen cq. standplaatsen voor vaste kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 60;
  • c. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief eventuele inpandige berging, bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • d. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 3,5 m
  • e. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 8 m;
  • f. de oppervlakte van een vast kampeermiddel bedraagt ten hoogste 60 m²;
  • g. de bouwhoogte van een vast kampeermiddel bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. per vast kampeermiddel mag één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 6 m².

5.2.3 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van groepsaccommodaties

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van groepaccommodaties gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van twee groepsaccommodaties worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van de gebouwen en overkappingen van een groepsaccommodatie, inclusief eventuele inpandige bergingen, bedraagt ten hoogste 750 m²;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6,5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 11 m.

5.2.4 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van feest- en vergaderlocaties en horecavoorzieningen, alsmede facilitaire voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van feest- en vergaderlocaties en horecavoorzieningen, alsmede facilitaire voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van feest- en vergaderlocaties en horecavoorzieningen facilitaire voorzieningen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag een horecavoorziening buiten de ter plaatse aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' worden gebouwd, waarbij voor de horecafunctie buiten het aanduidingsvlak de regels van lid 5.2.6 van toepassing zijn;
  • c. de goothoogte van een gebouw of overkapping mag niet meer dan 4,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag niet meer dan 8 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte;
  • e. de gezamelijke oppervlakte van de in het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' te bouwen gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3.700 m² bedragen;
  • f. de afstand van gebouwen tot de achter- en zijgrenzen van het aanduidingsvlak bedraagt ten minste 12 m, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt.

5.2.5 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van een bedrijfswoning

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één, die ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' moet worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 1.200 m3 bedragen;
  • c. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat indien de bestaande goothoogte minder dan 4,5 m bedraagt de goothoogte niet minder dan de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • f. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd 3 m achter het verlengde van de rooilijn van de betreffende bedrijfswoning.

5.2.6 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van een horecavoorziening

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van een horecavoorziening gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een gebouw of overkapping bedraagt niet meer dan 4,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping bedraagt niet meer dan 8 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 350 m² bedragen.

5.2.7 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, in welk geval het verkoopvloeroppervlak ten hoogste 50 m2 bedraagt;
  • b. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning, met uitzondering van een bedrijfswoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de huisvesting van arbeidsmigranten, anders dan eigen personeel.

Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA6

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische verwachtingswaarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 50 cm, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.2.3 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 6.2.2, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1 Verbod

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 50 cm:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  • b. het graven van watergangen;
  • c. het graven van sleuven breder dan 50 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • d. het permanent verlagen van het waterpeil.

6.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 6.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

6.3.3 Afwegingskader

De in 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

6.3.4 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA6' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA7

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische verwachtingswaarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 50 cm, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

7.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.2.3 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 7.2.2, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 50 cm:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  • b. het graven van watergangen;
  • c. het graven van sleuven breder dan 50 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • d. het permanent verlagen van het waterpeil.

7.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 7.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

7.3.3 Afwegingskader

De in 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.3.4 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA7' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanplant en instandhouding van een groenstructuur conform de in bijlage 1 opgenomen inrichtingstekening.

9.2 Gebruik

Het parkeren ten behoeve van de bestemming dient te allen tijde plaats te vinden binnen het betreffende bestemmingsvlak.

9.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend, het gebruiken of laten gebruiken van gronden:

  • a. als seksinrichting;
  • b. als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoningen en andere drijvende woongelegenheden;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • d. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  • e. voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen;
  • f. voor het ophogen van gronden buiten het erf ten behoeve van permanente bollenteelt.

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden of het gebruik uitdrukkelijk is toegestaan.

9.4 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval niet gerekend, het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van:

  • Kabels en leidingen, niet zijnde hoofd(transport)leidingen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan genoemde maten en percentages, met dien verstande dat de afwijking beperkt blijft tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan  Landelijk gebied Schoterpad 1 te Bant van de gemeente Noordoostpolder.

Behorend bij het besluit van ...