direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Expo Business Parc, herziening Lesscher
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0108-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Initiatiefnemer Lesscher is voornemens om op het perceel Expolaan 50 kantoren te realiseren.
Het huidige bestemmingsplan 'Expo Business Parc' laat dit al toe, echter de initiatiefnemer heeft de wens om de bebouwingsmogelijkheden te wijzigen, waarbij de vorm van de bouwvlakken wordt aangepast, maar het maximaal aantal nog te realiseren m2 bedrijfsvloeroppervlakte met de bestemming "Bedrijventerrein - Kantoor" (zijnde 13.200 m2) niet toeneemt. De mogelijkheid tot het oprichten van een voorzieningencluster komt te vervallen.

Het verwezenlijken van deze bebouwingsmogelijkheden past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Expo Business Parc' waardoor het bestemmingsplan dient te worden herzien. Het voorliggende bestemmingsplan 'Expo Business Parc, herziening Lesscher' voorziet in deze herziening van het geldende plan.

Het bestemmingsplan Expo Business Parc, herziening Lesscher bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft het gebied, zoals dat gelegen is op het (gedeeltelijk gezoneerde) bedrijventerrein Westermaat aan weerszijden van de Wegtersweg, ten zuiden van de A1 en ten oosten van de spoorlijn (Almelo-Hengelo) in het noordwesten van de kern Hengelo. Bestaande bebouwing is aanwezig aan de westzijde van het plangebied. Op de navolgende afbeeldingen is de globale ligging van onderhavige locatie in Hengelo aangegeven. Daarnaast is de globale begrenzing van het plangebied aangeduid op een luchtfoto. Voor de exacte aanduiding van de plangrens wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0001.jpg"

Afbeelding 1: Weergave ligging van het plangebied in de kern Hengelo (bron: Topografische atlas en Google Earth)

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0002.png"  

Afbeelding 2: Plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ten behoeve van de ontwikkeling van het Expo Business Parc is in 2011 het bestemmingsplan bedrijventerrein Westermaat herzien. Deze herziening, genaamd Expo Business Parc, is vastgesteld op 31 mei 2011 en is op 3 augustus 2011 onherroepelijk geworden.

Het perceel heeft de bestemming "Bedrijventerrein - Kantoren". De gronden binnen de bestemming "Bedrijventerrein - Kantoren" zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – datacentrum' uitsluitend voor een datacentrum met ondergeschikt daaraan een logistiek centrum en met kantoorruimte behorende bij en ten dienste van het logistiek centrum;
  • b. kantoren en bedrijven, met een aan kantoren vergelijkbare uitstraling, zoals deze zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein - Kantoor, onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 én voor zover deze qua categorie overeenkomen met de ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie' aangeduide milieucategorieën;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - voorzieningen' voorzieningen ten behoeve van de onder b bedoelde kantoren en bedrijven in de vorm van:
  • 1. sportfaciliteiten;
  • 2. (vergader)ruimten ten behoeve van congressen en vergelijkbare activiteiten;
  • 3. horeca, uitsluitend in de vorm van horeca 1 activiteiten b en c;
  • d. tuinen en erven;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. fietsenstallingen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. interne ontsluitingswegen ten behoeve van aanliggende bedrijven;
  • i. overpaden en inritten;
  • j. voet- en fietspaden;
  • k. waterlopen, waterpartijen en voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater, met dien verstande dat minimaal 1.602 m3 wordt gebruikt voor waterberging;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. een warmtekrachtkoppeling;
  • n. koeltorens;

met de daarbij behorende:

  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De gewenste bebouwing is binnen de bouwvlakken van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. De herziening wijzigt uitsluitend de vorm van de bouwvlakken. De nog te realiseren maximale bruto vloeroppervlakte (zijnde 13.200 m2) met de bestemming 'Bedrijventerrein - Kantoor' blijft gehandhaafd conform het geldende bestemmingsplan Expo Business Parc. De mogelijkheid tot het oprichten van een voorzieningencluster komt te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0003.png"  

Afdeling 3: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Expo business Parc

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 "Bestaande situatie" ingegaan op de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt een beschrijving van het plan gegeven. In Hoofdstuk 4 komt het relevante beleid aan de orde. Dit betreft het rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 5 beschrijft de randvoorwaarden (onder andere milieuaspecten, watertoets, flora en fauna en economische uitvoerbaarheid) voor de voorgenomen ontwikkeling. In het zesde en laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de uitgangspunten van het bestemmingsplan en de te doorlopen procedure.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied en de nabije omgeving. Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein "Westermaat" en bevindt zich nabij rijks- en provinciale wegen, de spoorlijn en een hoogspanningsleiding. Om die reden wordt kort ingegaan op de relatie met deze gebieden/infrastructuur en gevolgen daarvan voor de ruimtelijke inpassing van de nieuwe functies en bebouwing in het plangebied.

2.1 Geschiedenis van het gebied

Het plangebied behoorde in het verleden tot het landgoed Twickel. De voormalige boerderij in het plangebied stamde uit het begin van de 19e eeuw. In 1988 is de oorspronkelijke boerderij afgebrand en kort daarna weer in de originele staat hersteld. In 1992 kocht de gemeente Hengelo het pand. Het plangebied is destijds ontwikkeld als Expo-center, waardoor de hal in het plangebied voor diverse grootschalige activiteiten en evenementen kon worden ingezet. Vanaf 1994 werd de zogeheten Twickel Boerderij in de bedrijfsvoering van het Expo-center opgenomen als horecagelegenheid.

Later zijn er plannen gemaakt voor de herontwikkeling van het plangebied als hoogwaardig (IT-) business parc. Hiertoe is op 31 mei 2011 het bestemmingsplan 'Expo Business Parc' vastgesteld.

Ten behoeve van deze ontwikkeling zijn de boerderij en een deel van het Expo-center gesloopt. In het voormalige Expocenter zijn een datacenter en logistiek centrum gerealiseerd. Direct ten zuiden van de A1 is een hoofdkantoor IT-bedrijf gerealiseerd in een kantoortoren van 53 meter hoog.

In de plannen werd verder voorzien in een voorzieningencluster ten behoeve van ondersteunende bedrijfsgerelateerde functies en diverse kantoorgebouwen. Deze zijn niet gerealiseerd.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

2.2.1 Bedrijventerrein Westermaat

Onderhavig plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Westermaat zuidwest' behorende bij het (gedeeltelijk gezoneerde) bedrijventerrein Westermaat. De rioolwaterzuiveringsinstallatie en het Expo Business Parc zijn twee functies die gezamenlijk een aanzienlijk ruimtebeslag leggen op het gebied.

De ruimtelijke kwaliteit in het gebied wisselt sterk. Moderne panden worden afgewisseld door panden met een meer gedateerde uitstraling.

In het algemeen staat de bebouwing dicht op elkaar en bestaat overwegend uit één of twee lagen. Uitzondering hierop vormt de kantoortoren van ruim 50 meter hoog, die direct ten zuiden van de A1 is gelegen en deel uit maakt van het plangebied.

Grote bedrijfshallen wisselen kleinere bedrijfspanden af. Binnen 'Westermaat zuidwest' zijn meerdere braakliggende percelen te vinden, met name in het gebied langs het spoor.

De Berflobeek, welke ten westen van het plangebied stroomt, is geheel in het groen ingebed.

2.2.2 Plangebied

Onderhavige locatie is gelegen in het noorden van het bedrijventerrein Westermaat. Het bedrijventerrein is gelegen ten zuiden van de A1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0004.png"  

Afbeelding 4: Plangebied

De voormalige evenementenhal is in gebruik als datacenter en logistiek centrum. Direct ten zuiden van de A1 is een kantoortoren gerealiseerd van ruim 50 meter hoog. De resterende gronden zijn grotendeels ingericht als parkeerterrein.

Tussen het datacenter en het parkeerterrein is groen en water gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0005.png"  

Afbeelding 5: Huidige situatie plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0006.png"  

Afbeelding 6: Huidige situatie plangebied

2.3 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied kent een goede ontsluiting. Het bedrijventerrein Westermaat is via de Bornsestraat direct aangesloten op de Rijksweg A1, welke binnen Nederland de functie vervult van verbinding tussen de Randstad en het Duitse achterland, Scandinavië en Oost-Europa. Tevens verbindt de A1 de belangrijke binnenlandse stedelijke en economische centra.

Ook de ontsluiting met het openbaar vervoer is hoogwaardig. De doorstroomassen Westermaat en Vossenbelt, deels aangelegd als vrije busbaan, zorgen voor snelle en comfortabele verbindingen met het centraal station NS en de wijken Hasseler Es en Vossenbelt. De doorstroomassen vormen een onderdeel van het "Agglonet Twente"; een regionaal systeem van treindiensten en hoogwaardige busdiensten (HOV). Het plangebied wordt voor het auto- en vrachtverkeer ontsloten via de Wegtersweg en/of Vosboerweg-Wegtersweg.

2.4 Werken / bedrijven

Het gebouw waarin voorheen het expocenter was gevestigd is ten dele in gebruik als datacenter en ten dele als distributiecentrum voor ondersteunende logistieke activiteiten. Ten behoeve van de bereikbaarheid van de toekomstige voorstadshalte en de direct daaraan grenzende werklocatie is een gedeelte van het oorspronkelijke expocenter-gebouw gesloopt. Ook aan de voorzijde zijn onderdelen van het gebouw (ingang, garderobe en restaurant) gesloopt.]

Ten zuiden van de A1 is een kantoortoren gevestigd van ruim 50 meter hoog.

2.5 Winkels en horeca

In het plangebied zijn geen detailhandelsfuncties of horecafuncties aanwezig.

2.6 Water

Hengelo ligt in een gebied dat van nature is aan te merken als een nat (kwel) gebied. Onder de invloed van stuwwallen stroomt het grondwater eerst in een westelijke richting en wordt later in noordelijke richting afgebogen. Het opkwellende water stroomde vroeger af in noordelijke richting via de Woolderbinnenbeek en de Bornse beek. Grootschalige wateronttrekkingen ten behoeve van de industrie en de drinkwatervoorzieningen hebben er toe geleid dat tijdens de industriële revolutie de grondwaterstand aanzienlijk werd verlaagd. Toen in de loop van de jaren 70 van de vorige eeuw steeds meer onttrekkingen werden opgeheven steeg de grondwaterstand, met als gevolg (grond)wateroverlast in woonwijken en industriegebieden.

Ten noordwesten van het plangebied is open water aanwezig in de vorm van de Berflobeek. De beek zelf maakt echter geen onderdeel uit van het plangebied.

Om de lokale geohydrologische situatie in beeld te brengen is het plangebied geïnventariseerd in het kader van het wateronderzoek (bron: DHV 2010, Expoterrein Hengelo Wateradvies). Hieruit kan het volgende worden geconcludeerd:

  • De maaiveldhoogte ligt op circa 14,5 m +NAP;
  • Aan de westzijde van het plangebied stroomt de Berflobeek met een gemiddeld peil van 12,85 m +NAP en een hoogwater peil van 13,60 m +NAP;
  • Aan de noord- en oostzijde stroomt een watergang die op twee locaties wordt verbreed;
  • Het huidige hemelwatersysteem functioneert goed;
  • De bodem bestaat uit zeer fijn tot matig fijn zand;
  • In het zandpakket komen op verschillende dieptes klei- en leemlagen voor;
  • Het zandpakket is matig tot goed doorlatend met doorlatendheden van 0,25 tot 3,0 m/dag;
  • De klei- en leemlagen zijn matig doorlatend met doorlatendheden van 0,15 tot 0,65 m/dag;
  • De GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) is ingeschat van 0,5 tot 1,0 m –mv;
  • De GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) is ingeschat van 1,4 tot 2,5 m –mv).

Het huidige watersysteem ter plaatse van het Expo-terrein werkt volgens de volgende principes:

  • Afvalwater wordt middels een pompput geloosd op het DWA-riool van de gemeente Hengelo;
  • Hemelwater van daken wordt direct afgevoerd naar de vijvers in het plangebied;
  • Hemelwater van de wegen en het parkeerterrein wordt middels infiltratiegoten en drainage afgevoerd richting de vijvers in het plangebied;
  • De vijvers in het plangebied functioneren als buffer voor de sprinklerinstallatie en als waterberging voor overtollig hemelwater;
  • Bij hevige neerslag storten de vijvers over op de Berflobeek;
  • Bij een te laag waterpeil in de vijvers wordt water vanuit de Berflobeek naar de bergingsvijvers gepompt.

Gesteld kan worden dat het huidige hemelwatersysteem goed functioneert. Er zijn bij de gemeente Hengelo geen klachten bekend over wateroverlast.

2.7 Groen

Het plangebied Expo Business Parc maakt deel uit van het bedrijventerrein Westermaat Zuidwest, gelegen in de wijk Woolde.

Rondom het plangebied maken de Berflobeek met oevers, en de snelweg A1 met bermen en lussen van de op- en afritten, deel uit van de hoofdgroenstructuur. De hoofdgroenstructuur is beschreven in het Groenplan 2015 (zie paragraaf 4.3.3) en weergegeven op een kaart. Aan de oostzijde van het plangebied ligt de Wegtersweg, die met zijn boomstructuur en bermen als centrale as in het bedrijventerrein eveneens deel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur.

In het plangebied zelf liggen enkele bermen die extensief worden beheerd (twee keer per jaar maaien en afvoeren). Zij liggen niet in de hoofdgroenstructuur.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan

3.1 Denkmodel 'the park'

Om de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied in beeld te brengen is door bureau Must een schetsboek vervaardigd met kansen, potenties en ambities voor het terrein. Aan de hand van vier denkmodellen (the park, the server, the display en the edge) is de ambitie en zijn de kansen van de inrichting van het gebied verkend. Gesteld kan worden dat het uiteindelijke plan een uitwerking betreft van het denkmodel 'the park'.

  • The park: het Twickel gevoel tot aan de snelwegafslag. De uitlopers van het landgoed Twickel geven Hengelo een groen gezicht vanaf de snelweg. Op een talud staan enkele markante kantoortorens in een parkachtige omgeving. Onder het talud is ruimte voor parkeren, data-opslag en overige opslag.

Het denkmodel 'the park' is ook voor het onderhavige bestemmingsplan nog steeds het uitgangspunt.

Het denkmodel 'the park' is verder uitgewerkt in het document: 'Stadsentree A1 Hengelo, Ontwikkelingsvisie Expogebied en omgeving (Must, 1 juli 2009)'. De ontwikkeling van het Expo-terrein als parkachtig complex is in deze ontwikkelingsvisie nader uitgewerkt.

3.2 Oorspronkelijke stedenbouwkundige plan

Het plangebied wordt herontwikkeld als hoogwaardig (IT-) business parc, waarbij er ruimte is voor de volgende functies:

  • een datacenter en logistiek centrum (in de voormalige evenementenhal);
  • een hoofdkantoor IT-bedrijf (gerealiseerd);
  • een voorzieningencluster;
  • een kantoor zuidzijde.

Deze ontwikkeling is juridisch vertaald in het bestemmingsplan 'Expo Business Parc'.

Kenmerkend voor het stedenbouwkundige plan is de orthogonale situering van de gebouwen. De beoogde nieuwbouw in het plangebied betreft meerdere vrijstaande gebouwen ten oosten van de bestaande evenementenhal. Deze bebouwing zal deels bestaan uit hoogbouw, waarmee vanaf de A1 en het spoor, een hoogwaardig, herkenbaar en representatief beeld wordt neergezet van het plangebied als nieuwe entree van Hengelo. Het bedrijvenpark wordt ingericht met een hoogwaardige openbare ruimte.

De schaal van de nieuwbouw sluit aan op de ruimtelijke karakteristiek van de zuidelijk gelegen bedrijven, hoewel deze gebouwen een lagere bouwhoogte hebben. In het plangebied zijn bij direct recht twee hoogteaccenten in de vorm van torens voorzien:

  • het hoofdkantoor IT-bedrijf met een maximale bouwhoogte van 53 meter;
  • het kantoor zuidzijde met een maximale bouwhoogte van 35,5 meter;

De architectuur in het plangebied staat synoniem voor slankheid.

Centraal in het plangebied is een voorzieningencluster beoogd, welke op termijn ruimte moet bieden aan bedrijfsgerelateerde ondersteunende functies. Het voorzieningencluster moet ruimte gaan bieden aan functies als sport, zoals fitness en horeca. Dit is een lichte vorm van horeca met een dienstverlenend karakter. De beoogde gebruikers zijn met name de medewerkers op het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0007.png"  

Afbeelding 7: Stedenbouwkundige opzet met indicatieve terreinindeling

In het plangebied wordt tussen de nieuwbouw een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd, de 'centrale rijloper'. Deze weg sluit in het zuiden van het plangebied aan op de Wegtersweg en loopt in een rechte lijn naar het noordwesten, waardoor een goed zicht op het hoofdgebouw van het IT-bedrijf gewaarborgd is. De hoofdontsluitingsroute is bedoeld voor alle verkeer, met uitzondering van voetgangers. Vanaf de hoofdontsluitingsroute lopen zijwegen het plangebied in.

Parkeren vindt zoveel mogelijk plaats aan de randen van het plangebied. Bebouwing ligt hier minder voor de hand vanwege de nabijheid van de A1 en de zogenaamde 'vrijwaringszone - weg' welke Rijkswaterstaat hanteert.

Centraal in het plangebied is voorzien in oppervlaktewater dat enerzijds dienst zal doen als opvang/retentie en tegelijkertijd bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.

Bij de ontwikkeling van een hoogwaardig kantoorgebied hoort ook een passende groenstructuur. Aansluiting en afstemming wordt hierbij gezocht met het landgoed Twickel. De uitlopers van het landgoed Twickel geven Hengelo een groen gezicht aan de snelweg A1. De randen langs de A1 en de afrit worden zodanig ingericht dat de gebouwen goed zichtbaar zijn, maar het parkeren aan het zicht wordt onttrokken.

3.3 Vernieuwd stedenbouwkundig plan

3.3.1 Aanleiding

Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Expo Business Parc' is gebleken dat het programma van eisen van potentiële bedrijven moeilijk te realiseren is op grond van het vigerende bestemmingsplan. Het vigerende bestemmingsplan biedt vooral ruimte voor hoogbouw van kantoren, terwijl de wens van potentiële bedrijven vooral ligt in kleinere kantoren in combinatie met bijvoorbeeld een magazijn en/of laboratorium.

3.3.2 Wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke plan
3.3.2.1 Werken en bedrijven

De voorgenomen ontwikkeling omvat enerzijds hergebruik van de bestaande hal als datacenter met bijbehorend logistiek centrum en anderzijds is nieuwbouw voorzien in de vorm van kantoorgebouwen en aan kantoren gerelateerde bedrijvigheid.

Alle ontwikkelingen in het plangebied staan in het teken van de realisatie van een hoogwaardig bedrijvenpark.

3.3.2.2 Ruimtelijk-functioneel

Er is gekeken naar de te ontwikkelen ruimte op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Expo Business Center'. Gebleken is dat op grond van het vigerende bestemmingplan nog 13.200 m2 bruto vloeroppervlak kan worden ontwikkeld.

Onderzocht is of het mogelijk is om te kunnen voldoen aan de wens van potentiële kopers en te voorzien in kleinere kantoren in combinatie met bijvoorbeeld een magazijn en/of laboratorium en gelijktijdig recht te doen aan de belangrijkste ontwerpuitgangspunten van het oorspronkelijke plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0008.png"  

Afbeelding 8: Stedenbouwkundig plan met indicatieve bebouwing (bron: Beeldkwaliteitplan Expo Business Parc, Hengelo d.d 16 september 2016)

In het onderhavige bestemmingsplan is de juridische regeling ten behoeve van het datacentrum met daaraan ondergeschikt een logistiek centrum en de reeds bestaande kantoortoren van een hoofd IT-kantoor overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.

Ten aanzien van de nog te realiseren vierkante meter bruto vloeroppervlak zijn drie bouwvlakken op de verbeelding vastgelegd, waarbinnen gezamenlijk maximaal 13.200 m2 bruto vloeroppervlak mag worden ontwikkeld. De totale oppervlakte nog te realiseren bruto vloeroppervlak neemt derhalve niet toe ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Expo Business Parc'.

Om de hoogteaccenten uit het stedenbouwkundig plan te waarborgen is voor de zuidelijke toren een apart bouwvlak opgenomen. Op de verbeelding en in de regels is vastgelegd dat binnen dit bouwvlak een gebouw mag worden gerealiseerd met een minimale oppervlakte (footprint) van 450 m2. Deze oppervlakte is gebaseerd op de voor kantoren gangbare maten van 15 x 30 meter = 450 m2. Om conform het stedenbouwkundig plan te kunnen spreken van een hoogteaccent is geregeld dat de minimale hoogte 17 meter en de maximale bouwhoogte, conform het vigerende bestemmingsplan, 35,5 meter bedraagt. Uitgaande van een realistische bouwlaag van 3,5 meter en een minimale bouwhoogte van 17 meter is er sprake van vijf bouwlagen (hetzelfde geldt voor een begane grondlaag van 4 meter met daarboven vier lagen van 3,25 meter). Uitgaande van een footprint van 450 m2 is er sprake van een minimum bruto vloeroppervlakte van 2.250 m2 binnen het bouwvlak ten behoeve van het hoogteaccent.

Daarnaast is een ruim bouwvlak gelegen aan de oostzijde van het bestaande datacenter en logistiek centrum. In dit bouwvlak zijn de oorspronkelijke bouwvlakken uit het vigerende bestemmingsplan 'Expo Business Parc' samengevoegd en vergroot. Daarnaast is een nieuw bouwvlak in de uiterste oostelijke hoek van het plangebied opgenomen. Voor deze bouwvlakken is sprake van een maximum bouwhoogte van 15 meter. Op de verbeelding is een zogenaamde 'relatie' gelegd tussen beide bouwvlakken. Aangezien de totale nieuwbouw niet meer mag bedragen dan 13.200 m2 is op de verbeelding en in de regels is vastgelegd dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte binnen beide bouwvlakken, niet meer dat 10.950 m2 mag bedragen (13.200 m2 - 2.250 m2 (hoogteaccent) = 10.950 m2).

Om tegemoet te komen aan de stedenbouwkundige uitgangspunten is tevens vastgelegd dat de toe te voegen gebouwen, conform afbeelding 8, in oost-westelijke richting dienen te worden gebouwd.

Het samenvoegen, vergroten en toevoegen van bouwvlakken heeft tot gevolg dat beter wordt aangesloten bij de wens van potentiële bedrijven.

Ondanks het samenvoegen, vergroten en toevoegen van bouwvlakken kan binnen het plangebied recht worden gedaan aan de oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten, namelijk:

  • het orthogonaal organiseren van gebouwen;
  • het realiseren van twee hoogteaccenten.

Het voorzieningencentrum ten behoeve van sportfaciliteiten, (vergader)ruimten en horeca ten behoeve van de omliggende kantoren en bedrijven is in het vernieuwde plan op verzoek van de aanvrager komen te vervallen.

In het ontwerp is rekening gehouden met de aanwezige belemmeringen van de gasleiding, hoogspanningsleiding en vrijwaringszone langs de autosnelweg.

3.3.2.3 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

In het plangebied wordt langs de nieuwbouw de huidige ontsluitingsstructuur en parkeerrijbaan iets aangepast en aansloten op de bestaande orthogonale structuur. Deze weg sluit in het zuiden van het plangebied direct en logisch aan op de Wegtersweg. De hoofd ontsluitingsroute is als 'ring' bedoeld voor alle verkeer, met uitzondering van voetgangers. Vanaf de hoofd ontsluitingsroute lopen zijwegen het plangebied in.

De hoofdontsluiting biedt de toegang tot het terrein voor alle verkeer, ook voor vrachtwagens, ten behoeve van laad- en losactiviteiten. Deze vrachtwagens rijden vervolgens linksom langs het datacenter/logistiek centrum tot aan de laad- en losplaatsen, welke zich in de zuidwesthoek van het gebouw bevinden.

Goed hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) buslijnvoeringen met deels vrije busbanen zorgen ervoor dat het kantoorpark door middel van deze modaliteit eveneens goed bereikbaar is.

Tevens is een hoogwaardig regionale Twentse Fietssnelweg F35 gerealiseerd van 4,60 meter breedte voor snelle, veilige en non stop fietsverbinding. Vanuit kern Borne tot Grobbentunnel in Hengelo kunnen fietsers en fietsende forensen (op hun e-bike) hier op dit moment al gebruik van maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0009.png"  

Afbeelding 9: Indicatieve verkeersstructuur (bron: Beeldkwaliteitplan Expo Business Parc, Hengelo d.d 16 september 2016)

Parkeren

Parkeren vindt zoveel mogelijk plaats aan de randen van het plangebied, bereikbaar via die parkeerrijbaan met orthogonale (ring)structuur. Bebouwing ligt hier minder voor de hand vanwege de nabijheid van de Rijksweg A1 en de vrijwaringszone welke Rijkswaterstaat hanteert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0010.png"  

Afbeelding 10: Parkeerplaatsen (bron: Beeldkwaliteitplan Expo Business Parc, Hengelo d.d 16 september 2016)

3.3.2.4 Water

Ten behoeve van het bestemmingsplan Expo Business Parc is er een watertoets uitgevoerd. Hierop heeft het Waterschap een positief advies uitgebracht.

Op het terrein moet voorzien worden in voldoende retentiecapaciteit voor hemelwater. Daarnaast is de aanwezigheid van water positief voor de beleving. Om deze redenen is in het open gebied tussen de bestaande datahal en de te realiseren kantoren een nieuwe vijver aangelegd.

Aan de noordzijde wordt het terrein omsloten door een sloot. Deze sloot ligt op grond van derden (gemeente c.q. RWS). De benodigde retentie moet worden opgevangen in de vijver en in wadi's in de groenstroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0011.png"  

Afbeelding 11: Water in en rondom het plangebied (bron: Beeldkwaliteitplan Expo Business Parc, Hengelo d.d 16 september 2016)

In paragraaf 5.2 wordt nader ingegaan op het aspect Water.

3.3.2.5 Groen

Bij de ontwikkeling van een hoogwaardig kantoorgebied hoort ook een passende groenstructuur. Aansluiting en afstemming wordt hierbij gezocht met het landgoed Twickel. De uitlopers van het landgoed Twickel geven Hengelo een groen gezicht aan de snelweg A1. De randen langs de A1 en de afrit worden op een dergelijke manier ingericht dat de gebouwen goed zichtbaar zijn, maar het parkeren aan het zicht wordt onttrokken.

Het groen is van groot belang voor een prettige beleving van het plangebied. Voor de uitwerking van het groen zijn de volgende ontwerpuitgangspunten van belang:

  • Het aanbrengen van een menselijke maat in het binnengebied;
  • Het realiseren van een stevig groen raamwerk dat de toekomstige ontwikkelingen kan faciliteren;
  • De invulling van het gebied met gras, hagen en bomen en accenten bij de entreezones van de gebouwen;
  • Een goede spreiding van bomen;
  • De beleving van groen vanuit de kantoren;
  • De beleving van een parkachtig binnengebied;
  • De beleving van water.
afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0012.png"  

Afbeelding 12: Toekomstige groenstructuur plangebied (bron: Beeldkwaliteitplan Expo Business Parc, Hengelo d.d 16 september 2016)

Hoofdstuk 4 Relevant beleid

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Voor een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt geldt volgens artikel 3.1.6 lid 2,3 en 4 Besluit ruimtelijke ordening het volgende;

2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien

3. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.

4. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

De Laddertoets

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

Aangezien er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is de Laddertoets niet van toepassing;

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in het realiseren van kantoren.

De gronden waarop deze kantoren zijn voorzien, zijn binnen het vigerende bestemmingsplan 'Expo Business Parc' bestemd als 'Bedrijventerrein-Kantoor'. Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn in het voormalige Expo-center een datacenter en logistiek centrum gerealiseerd. Direct ten zuiden van de A1 is hoofdkantoor IT-bedrijf gerealiseerd in een kantoortoren.

Het vigerende bestemmingsplan 'Expo Business Parc' laat binnen het plangebied, naast het gerealiseerde, nog 13.200 m2 kantoren toe. De bruto bebouwingsoppervlakte van 13.200 m2 is verdeeld over twee bouwvlakken met een maximale bouwhoogte van 15 en 35,5 meter. De initiatiefnemer heeft de wens om de bebouwingsmogelijkheden, die het vigerende bestemmingsplan biedt, te wijzigen. Het programma van eisen van potentiële bedrijven is niet te realiseren binnen de regeling het vigerende bestemmingsplan, waarin het overgrote deel van de bruto bebouwingsoppervlakte gebouwd dient te worden in een toren. De behoefte van de potentiële bedrijven is met name een combinatie van kantoren met bijvoorbeeld een magazijn en/of een laboratorium.

In het onderhavige bestemmingsplan is de oppervlakte, de vorm en de bouwhoogte van de bouwvlakken aangepast. Echter, de maximale bruto bedrijfsvloeroppervlakte met de bestemming 'Bedrijventerrein - Kantoor' (zijnde 13.200 m2) neemt in het onderhavige bestemmingsplan niet toe.

Nu de maximale bedrijfsvloeroppervlakte in het onderhavige bestemmingsplan niet toeneemt, wordt in het onderhavige bestemmingsplan niet voorzien in een stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Er is geen sprake van een functiewijziging.

4.1.2 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil"

In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).

Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.

Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.

4.1.3 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 vastgesteld. Het vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de diverse daarop gebaseerde beleidsdocumenten. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit en het veiligstellen van strategische watervoorraden. Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 5.2).

4.1.4 Conclusie ten aanzien van het Rijksbeleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is het met Rijksbeleid.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 12 april 2017 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.

De omgevingsverordening Overijssel is ook op 12 april 2017 vastgesteld.

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.

4.2.2 Sturingfilosofie

Het beleid is vastgelegd in generieke beleidskeuzes, richtinggevende ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun structuurvisies en bestemmingsplannen nadere invulling kunnen geven. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat ruimtelijke kwaliteit conform gebiedskenmerken wordt versterkt. In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en te ontwikkelen gebiedskwaliteiten genoemd. Onderstaand model fungeert als leidraad bij deze sturing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0013.png"

Afbeelding 13: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Omgevingsvisie met betrekking tot Expo business Parc, herziening Lesscher

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of ‘rode draden’ bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Daarnaast is in heel Overijssel een aantal generieke beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:

  • 1. integraliteit

De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop alle relevante belangen en beleidsambities zijn afgewogen. De voorliggende goede ruimtelijke onderbouwing is het resultaat van de vereiste integrale belangenafweging.

  • 2. toekomstbestendigheid

De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Het gaat daarbij om ontwikkelingen die duurzaam en evenwichtig bijdragen aan het welzijn van mensen, economische welvaart en het beheer van natuurlijke voorraden. Deze ontwikkelingen moeten ook op lange termijn toegevoegde waarde hebben. In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop invulling is gegeven aan de eis van toekomstbestendigheid. Het voorliggende initiatief is dermate klein qua schaalniveau en afwijking ten opzichte van het geldend planologisch regime dat er geen sprake is van een initiatief dat de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien in gevaar brengt.

  • 3. concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop daarmee wordt voorzien in de behoefte van deze gemeente. Het voorliggende initiatief voorziet in de behoefte van initiatiefnemer en is dermate klein qua schaalniveau dat het geen impact heeft op de totale gemeentelijke behoefte.

  • 4. (boven)regionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop invulling is gegeven aan de (boven)regionale afstemming. Het voorliggende initiatief is dermate klein qua schaalniveau dat het niet van invloed is op welke regionale programmering dan ook.

  • 5. zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden. In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in hoe invulling is gegeven aan de eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De Omgevingsverordening definieert het bestaand bebouwde gebied als volgt; "de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro". De locatie van voorliggend initiatief valt binnen het bestaand bebouwd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0014.jpg"

afbeelding 14: Ontwikkelingsperspectieven

Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief "Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken". Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten). De voorliggende gebruiksafwijking wordt afgestemd op het watersysteem door afdoende berging te realiseren (zie ook paragraaf 5.2.1).

Daarnaast geldt voor het plangebied de nadere specificatie 'Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijven met een (boven)regionaal profiel'. Op logistieke voorkeurslocaties in Almelo-Hengelo, Zwolle-Kampen en Deventer is ruimte voor bedrijven met een (boven)regionaal logistiek profiel. Dit ontwikkelingsperspectief heeft niet direct gevolgen voor het plangebied en de aangevraagde gebruiksafwijking, aangezien het voor de hele stad geld.

Het richtinggevende gebiedstype van het gebiedskenmerk de Stedelijke Laag voor het gebied is in kaart en tekst weergegeven. Binnen het plangebied is het gebiedskenmerk 'Bedrijventerreinen' aanwezig. Als ontwikkelingen plaats vinden op of rond bedrijventerreinen, dan dragen deze bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van bedrijventerreinen, aan het verbinden van het terrein met de omgeving en aan versterking van de profilering gericht op onderlinge differentiatie, met respect voor het verstedelijkingspatroon. Het voorliggende initiatief draagt bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van het bedrijventerrein Westermaat.

4.2.2.1 Generieke beleidskeuzes (artikel 2.3.1 Omgevingsverordening)

Bij de afwegingen in de eerste stap 'generieke beleidskeuzes' gaat het om de vraag of er beleidsmatig sprake is van grote belemmeringen

In artikel 2.1.1 onder l van de Omgevingsverordening zijn stedelijke ontwikkelingen als volgt gedefinieerd: het realiseren van stedelijke functies zoals woningbouw, bedrijventerreinen, detailhandel, horeca, maatschappelijke, educatieve en religieuze voorzieningen met de daarbij behorende infrastructuur met bijbehorende groen en water en het hiertoe bouwrijp maken van gronden;

Artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening regelt dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

De groene omgeving wordt in artikel 2.1.1 onder j. van de Omgevingsverordening gedefinieerd als de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

Bestaand bebouwd gebied wordt in artikel 2.1.1. onder h. van de Omgevingsverordening als volgt gedefinieerd: de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro.

Op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Expo Business Parc' zijn de gronden die worden herontwikkeld ten behoeve van kantoren bestemd als 'Bedrijventerrein-Kantoor'. In het vigerende bestemmingsplan 'Expo Business Parc' is geen maximaal aantal vierkante meters opgenomen. Op grond van de toegestane maximale bouwhoogte binnen de bouwvlakken is het maximaal aantal verdiepingen berekend. Het aantal verdiepingen is vermenigvuldigd met de bruto grondoppervlakte van de bouwvlakken. In onderstaande afbeelding is deze berekening nader uitgewerkt op basis van de bouwvlakken uit het vigerende bestemmingsplan. De totale bruto vloeroppervlakte op basis van deze berekening bedraagt 13.206 m2. In het vigerende bestemmingsplan is het derhalve bij recht toegestaan om een bruto vloeroppervlakte van 13.206 m2 toe te voegen aan de reeds bestaande kantoortoren en het datacenter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0015.jpg"

De initiatiefnemer heeft de wens om de bebouwingsmogelijkheden, die het vigerende bestemmingsplan biedt, te wijzigen. Het programma van eisen van potentiële bedrijven is niet te realiseren binnen het vigerende bestemmingsplan, waarin het overgrote deel van de bruto bebouwingsoppervlakte gebouwd dient te worden in een toren. De behoefte van de potentiële bedrijven is met name een combinatie van kantoren met bijvoorbeeld een magazijn en/of een laboratorium.

Met als gevolg dat de oppervlakte, de vorm en de bouwhoogte van de bouwvlakken worden aangepast. Echter, de maximale bedrijfsvloeroppervlakte met de bestemming 'Bedrijventerrein - Kantoor' (zijnde 13.200 m2) neemt in het onderhavige bestemmingsplan niet toe.

De herontwikkeling gaat niet ten koste van de groene omgeving en is gelegen buiten de hoofdgroenstructuur van de gemeente Hengelo. Er is derhalve geen sprake van een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de groene omgeving. De herontwikkeling ten behoeve van kantoren ter plaatse van het Expo Business Parc past binnen de kaders van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

4.2.2.2 Gebiedskenmerken (artikel 2.1.5 lid 2 Omgevingsverordening)

In artikel 2.1.5, lid 1 is geregeld dat in de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

In artikel 2.1.5, lid 2 is geregeld dat in het kader van toelichting als bedoeld in lid 1 inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF0, WAAR en HOE-benadering)die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een lust- en leisurelaag.

De natuurlijke laag laat zien dat er sprake is van een 'dekzandvlakte' en 'beekdalen en natte laagtes'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord. Deze natuurlijke elementen zijn voornamelijk van grote waarde voor de beleving in het buitengebied en spelen voor een bedrijventerrein geen rol. Op onderhavig bedrijventerrein zijn door de functionele en efficiënte inrichting geen natuurlijke kenmerken aanwezig. Het terrein en omgeving is vlak en functioneel ingericht en van grote verschillen in reliëf is geen sprake. Het ontginningslandschap betreft een typische indeling van het landschap, waarin de indeling van de kavels en landschapselementen zoals lanen, bosstroken, waterlopen een culturele waarde vertegenwoordigen. De hoofdgroenstructuur moet worden behouden en versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0016.png"

Afbeelding 16: Natuurlijke laag ter plaatse van het plangebied

Het richtinggevende gebiedstype van het gebiedskenmerk de Stedelijke Laag voor het gebied is in afbeelding 15 in kaart en tekst weergegeven. Binnen het plangebied is het gebiedskenmerk 'Bedrijventerreinen' aanwezig. Als ontwikkelingen plaats vinden op of rond bedrijventerreinen, dan dragen deze bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van bedrijventerreinen, aan het verbinden van het terrein met de omgeving en aan versterking van de profilering gericht op onderlinge differentiatie, met respect voor het verstedelijkingspatroon. Het voorliggende initiatief draagt bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van het bedrijventerrein Westermaat.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap en de lust- en leisurelaag zijn niet van toepassing op het plangebied.

4.2.3 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Met onderhavig plan vindt op een bij de omgeving passende wijze intensivering van grondgebruik plaats. Het voorgenomen bestemmingsplan sluit hiermee aan op het provinciaal beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (evaluatie 2011)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;

In relatie tot het plangebied zijn de kernopgaven 1 en 5 specifiek van belang.

De economische ontwikkeling zal niet langer gebaseerd zijn op oude industrieën die in Hengelo zo belangrijk waren. Nieuwe markten en producten nemen die rol over. Het faciliteren van een netwerkeconomie is de komende jaren een belangrijke opgave (versterken van de economische structuur). Deze veranderingen brengen kansen met zich mee voor de economie in Hengelo. Om deze kansen te kunnen verzilveren is kwaliteit een voorwaarde. De wensen van bedrijven veranderen als het gaat om de situering en inrichting van bedrijfslocaties.

Er zal meer behoefte ontstaan aan toplocaties voor kantoren, congres- en bestuurscentra bij knooppunten van infrastructuur, kennis en economie (ruimtelijke kwaliteit).

De centrale ambities voor de ontwikkeling van Hengelo naar 2030 zijn het verbeteren van de sterke punten van Hengelo en een keuze voor kwaliteit in plaats van groei. Om deze ambities waar te maken moet de inzet van gemeentelijke en (semi)private middelen selectief zijn. Kwaliteit wordt alleen bereikt door de krachten te bundelen. Om die reden is ervoor gekozen om de komende jaren – op weg naar 2030 – vier, grotendeels gebiedsgerichte, kernprojecten uit te voeren. Deze kernprojecten dragen het meeste bij aan de gestelde ambities en dienen als de belangrijkste impuls voor de ontwikkeling van Hengelo.

Eén van de kernprojecten betreft het bedrijventerrein. Hierbij gaat het onder andere om de wijkeconomie, de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, uitbreiding van bedrijventerrein. In dit kader wordt de herontwikkeling van 'Westermaat Expo' als één van de projecten genoemd.

De voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een hoogwaardig IT-bedrijvenpark ter plaatse van het bestaande bedrijventerrein dat wordt geherstructureerd en verhoudt zich hiermee tot het beleid, zoals is opgenomen in de structuurvisie.

4.3.2 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.

Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. Ongeveer gelijktijdig met het in procedure gaan van dit bestemmingsplan zal de actualisatie van de archeologische verwachtingenkaart met beleidsadviezen in concept worden vastgesteld. De wijzigingen welke zijn doorgevoerd in deze beleidskaart hebben geen invloed op dit plangebied.

De archeologische verwachtingenkaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage, met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.4 Archeologie en cultuurhistorie.

4.3.3 Groenplan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheersbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

Over de wijze waarop in het onderhavig bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 3.3.2.5 Groen.

4.3.4 verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) (2013-2017)

Op 11 juni 2013 heeft de gemeenteraad het vGRP 2013-2017 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het vGRP.

Per project moet in overleg met de afdeling wegen, groen en water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.

De wijze waarop, conform het vGRP, wordt omgegaan met water is verwoord in paragraaf 5.2 Water.

4.3.5 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).

De relatie tussen het Expo Business Parc en de omliggende verkeersstructuur is opgenomen in paragraaf 5.6.1 Verkeer.

4.3.6 Nota Autoparkeren (2008-2012)
4.3.6.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

4.3.6.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

In artikel 12.1 van de bij dit bestemmingsplan behorende regels zijn de parkeernormen uit de Nota Autoparkeren vastgelegd. Het plan voldoet aan de parkeernormering (zie paragraaf 5.6.2 Parkeren).

4.3.7 Nota Economisch beleid (2003)

November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd, voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.

Herontwikkeling van het Expo Business Parc past binnen de Nota Economisch beleid.

4.3.8 Welstandsnota en beeldkwaliteitplan

Op 8 oktober 2013 is de nieuwe welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zij hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen).

Het plangebied valt deels onder de welstandscriteria voor 'Bedrijventerreinen' en deels onder de welstandscriteria voor "Businessparken". Nieuwbouw moet aan de gestelde voorwaarden voor dit gebied voldoen, dan wel daar bij aansluiten.

Specifiek ten aanzien van de herontwikkelingsplannen voor het Expo Business Parc is het beeldkwaliteitplan Expo Business Parc, Hengelo (Velden A1 t/m A4) opgesteld.

Het beeldkwaliteitplan wordt vastgesteld als wijziging op de welstandsnota. Het beeldkwaliteitplan Expo Business Parc, Hengelo (Velden A1 t/m A4) geldt als toetsingskader voor de bouwplannen op het Expo Business Parc.

Het ontwerp beeldkwaliteitplan is als bijlage 1 toegevoegd. Het beeldkwaliteitplan is gelijktijdig met het bestemmingsplan in procedure gebracht.

4.3.9 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Het aspect geluid wordt behandeld in paragraaf 5.5 

4.3.10 Nota Hoogbouw

De gemeenteraad heeft op 23 februari 2010 de nota Hoogbouw als kaderstellende nota omarmd. Specifieke voorstellen voor hoogbouw zullen aan de raad worden voorgelegd, Immers de raad stelt het bestemmingsplan vast dat hoogbouw op een specifieke locatie mogelijk moet maken, Daarbij zullen in het daarbij behorende beeldkwaliteitplan nadrukkelijk spelregels worden opgenomen omtrent onder andere de verschijningsvorm van de hoogbouw. Hengelo kent 6 stadsentrees, 3 daarvan zijn potentiële hoogbouwlocaties. Deze 3 entrees hebben gezamenlijke kenmerken:

  • Ze maken onderdeel uit van toekomstige herstructurerings/uitbreidingsgebieden, te weten: Westermaat (gebied rondom spoor en A1), Noordelijke/Zuidelijke spoorzone en Sportpark De Noork (Kleine Driene);
  • Ze hebben een directe functionele zichtrelatie met invalswegen en spoorwegen;
  • Ze zijn allemaal gelegen binnen de invloedssfeer van de potentiële voorstadhaltes die onderdeel uitmaken van de Agglolijn Twente.

De ruimtelijke keuzes zullen in de toekomst worden gemaakt in nauwe samenwerking met dit openbare vervoerssysteem. Bij de ontwikkeling van deze gebieden kan hoogbouw gehanteerd worden als een landmark die stadspoorten markeert maar ook als een intensiveringsinstrument. Hoge gebouwen met verschillende hoogten (24 – 70 meter) accentueren de poorten van de stad. Hoogwaardige architectuur is een belangrijk uitgangspunt omdat hoogbouw bij de entrees van de stad grote invloed heeft op het stadssilhouet.

Het Expogebied is een van de kansrijke plekken voor een echt hoogteaccent. Door zijn cruciale ligging langs de A1 / spoorweg en zijn positie binnen de stedelijke band is de locatie bij uitstek geschikt voor een hoog kantoorgebouw. Aandacht voor 'mobiliteitsesthetiek', die goed afgestemd is op de beleving vanuit de auto, trein en HOV, is een belangrijke pre voor hoogbouw.

4.3.11 Conclusie

Het plan voldoet aan het vastgesteld beleid. Het beeldkwaliteitplan zal gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage worden gelegd en worden vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is de haalbaarheid van de ontwikkeling aangetoond aan de hand van de verschillende aspecten, zoals water, flora- en fauna, geluid, luchtkwaliteit, archeologie et cetera.

5.2 Water

5.2.1 Waterparagraaf

Door DHV is er voor het bestemmingsplan 'Expo Business Parc ' een wateradvies uitgebracht. Dit wateradvies is ook goedgekeurd door het waterschap Vechtstromen, destijds Regge en Dinkel (zie bijlage 2 en 3). De uitgangspunten zijn voor onderhavig plan niet gewijzigd. Het verharde oppervlak zal hetzelfde blijven.

5.2.1.1 Inleiding

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

In het kader van het vooroverleg heeft het waterschap Vechtstromen (voormalig Regge en Dinkel) bij brief van 31 augustus 2010 aangegeven dat de omgang met water, zoals beschreven in de waterparagraaf en het beleid van de gemeente, conform het beleid van het waterschap is.

De waterparagraaf is een vast onderdeel van het bestemmingsplan en is in samenspraak met de waterbeheerders tot stand gekomen. In deze paragraaf komen alle relevante wateraspecten aan bod die van belang zijn in het plangebied. In de huidige situatie is in het plangebied bebouwing van het datacenter en de kantoortoren aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling betreft een herziening van het bestaande bestemmingsplan, waarin de bouwvlakken worden gewijzigd. Het bebouwde oppervlak neemt hierdoor weliswaar toe; het verharde oppervlak in het plangebied neemt echter af gezien de toevoeging van water en groen.

5.2.1.2 Watertoets

Door DHV is, op basis van een geohydrologisch onderzoek het wateradvies 'Expoterrein Hengelo Wateradvies (met registratienummer: ON-D20100418 en d.d. 14 juli 2010' opgesteld. Het wateradvies is meerdere malen besproken met de gemeente en het Waterschap Vechtstromen, hetgeen heeft geleid tot een definitief wateradvies. In het navolgende is het wateradvies weergegeven.

Huidige situatie plangebied

Uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de bodem bestaat uit zeer fijn tot matig fijn zand. Daarnaast zijn op verschillende dieptes leem- en kleilagen aangetroffen. Het zandpakket is matig tot goed doorlatend met doorlatendheden van 0,25 tot 3,0 m/dag. De leem- en kleilagen zijn matig doorlatend met doorlatendheden van 0,15 tot 0,65 m/dag.

Aangezien het grootste gedeelte van het zandpakket een doorlatendheid heeft die groter is dan 0,5 m/dag is infiltratie van hemelwater goed mogelijk in het plangebied. Wel moet rekening worden gehouden met de matig doorlatende klei- en leemlagen. Deze moeten worden doorbroken om de infiltrerende werking van de infiltratievoorzieningen te waarborgen.

In de huidige situatie is de ontwatering van het gebied goed. Rondom het plangebied liggen watergangen en het huidige hemelwatersysteem heeft tevens een ontwaterende functie. In het plangebied komt dan ook geen grondwateroverlast voor.

Bij toepassing van een soortgelijk hemelwatersysteem is ophoging van het maaiveld niet nodig.

Verwerking hemelwater

Doordat een groot gedeelte van de inrichting van het terrein verandert, kan de huidige structuur van het hemelwatersysteem niet volledig gehandhaafd worden. Het hemelwatersysteem functioneert echter goed.

Door een gedeelte van de hoofdstructuur van het hemelwatersysteem te handhaven en de 'zijtakken' van het stelsel nieuw aan te leggen kan hemelwater in het gebied geïnfiltreerd en geborgen worden.

Waterschap Vechtstromen hanteert als uitgangspunt dat de afvoerpiek uit het plangebied moet worden afgevlakt door berging in infiltratievoorzieningen of retentievijvers. Hierbij bedraagt de norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water 2,4 l/s/ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten (=57 m3 voor het bruto plangebied).

In het plangebied is in totaal 41.475 m2 afvoerend oppervlak aanwezig. De waterbergingsopgave komt hiermee te liggen op 1.602 m3 (41.475 x 0,04 – 57 m3).

Indien hetzelfde systeem wordt toegepast als in de huidige situatie kan het waterpeil in de vijver stijgen van 13,45 m +NAP tot 14,20 m +NAP. Bij een peilstijging tot 14,20 m +NAP is de waakhoogte 0,1 m en kan over 1.900 m2, 0,75 m peilstijging plaatsvinden. Hierdoor is 1.425 m3 bergingscapaciteit aanwezig in de vijvers. Dit is onvoldoende om te voorzien in de bergingsopgave.

De berging in het hemelwaterstelsel is minimaal en is daarom niet meegenomen in de berekeningen. Daarnaast is er ook geen rekening gehouden met inloopverlies.

Om te voorzien in de bergingsopgave is er een tweetal mogelijkheden:

  • De vijver wordt vergroot van 1.900 m2 tot 2.140 m2;
  • De resterende berging wordt gerealiseerd in wadi's (circa 500 m2).

Door vergroting van de vijver en de toepassing van wadi's kan de benodigde berging worden gerealiseerd. Bij de detailuitwerking in een waterhuishoudings- en rioleringsplan dient nadere afstemming plaats te vinden met de gemeente en het waterschap over hoe de waterberging wordt ingepast in het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan staat beide mogelijkheden niet in de weg.

In een notariële akte is vastgelegd dat de huidige retentievijvers niet mogen wijzigen (ligging, afmetingen, constructie en functie) zonder schriftelijke toestemming van waterschap Vechtstromen.

Verwerking afvalwater

In de huidige situatie wordt afvalwater afgevoerd richting het gemaal dat staat aan de Wegtersweg. Ook in de toekomstige situatie kan afvalwater worden afgevoerd richting dit gemaal. Het gemaal voert afvalwater af op het DWA-stelsel dat ligt in de Wegtersweg en onder vrijverval afvoert in zuidelijke richting. Door de ontwikkelingen zal de vuilwaterafvoer vanuit het plangebied 1.310 liter per uur bedragen (13,1 m3/dag).

Overleg Waterschap Vechtstromen

Op 8 maart 2010 heeft er een startoverleg plaatsgevonden tussen de gemeente Hengelo en waterschap Vechtstromen. De wateraspecten en randvoorwaarden die tijdens dit overleg ter sprake kwamen zijn verwerkt in deze waterparagraaf. In een afstemmingsoverleg op vrijdag 2 juli 2010 is een concept wateradvies besproken. Op basis van de gemaakte opmerkingen is dit wateradvies definitief gemaakt. Bij de verdere uitwerking van de plannen moet de waterhuishouding op detail worden uitgewerkt in een waterhuishoudings- en rioleringsplan. Hierbij worden waterschap Vechtstromen en de gemeente Hengelo betrokken.

Overigens heeft het waterschap Vechtstromen bij brief van 31 augustus 2010 laten weten in te kunnen stemmen met het wateradvies zoals beschreven is in het rapport van DHV.

Het wateronderzoek van DHV is opgenomen in bijlage 2. De brief van het waterschap van 31 augustus 2010 is opgenomen in bijlage 3.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming

Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid is geheel bij de betreffende provincie, waarin de activiteit plaatsvindt, komen te liggen. De Wet natuurbescherming bestaat uit 3 onderdelen: de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.

5.3.2 Bescherming van soorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij om het waarborgen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het "nee, tenzij" principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen, dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en zo de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen, is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Daarnaast geldt dat voor alle soorten de zorgplicht geldt. De bescherming van soorten gaat uit van de intrinsieke waarde van alle dieren en planten. De mens moet daar zorgvuldig mee omgaan. Daarom is de zorgplicht in artikel 1.11 van de wet opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving en voor Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat iedereen naar redelijkheid nadelige effecten:

  • moet voorkomen;
  • moet beperken;
  • ongedaan moet maken.

Doordat de herziening van het bestemmingsplan (wijziging bouwblokken) niet leidt tot verstoring of beperking van de gebruiksmogelijkheden van beschermde flora of fauna, vormt de Wet Natuurbescherming op voorhand geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van deze herziening.

5.3.3 Bescherming van de Natura 2000 gebieden

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Voor alle gebieden gelden instandhoudingsdoelstellingen. De kern van de bescherming is dat deze instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mogen worden gebracht.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer is gelegen op circa 4,8 kilometer afstand van het projectgebied (te ontwikkelen gebied). Gezien de aard en omvang van het voornemen in relatie tot de ruime afstand tot Natura 2000-gebied en hetgeen reeds planologisch is toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan, wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied.

Op 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. De PAS is een gezamenlijke, samenhangende aanpak van alle betrokken overheden op provinciaal en rijksniveau. De PAS bevat maatregelen die leiden tot een afname van stikstofdepositie en maatregelen die leiden tot een versterking van de natuurwaarden in de Natura 2000- gebieden. Door deze maatregelen kunnen in en rondom de Natura 2000-gebieden nieuwe economische activiteiten, zoals bedrijfsuitbreidingen die stikstofdepositie veroorzaken, worden toegelaten.

Activiteiten met een waarde van minder dan 0,05 mol per hectare per jaar worden als verwaarloosbaar beschouwd; deze activiteiten hoeven niet te worden gemeld (ook al niet onder de ontwerp Regeling). Ook cumulatief beschouwd zorgen deze activiteiten voor geen effecten voor de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden, aldus de toelichting van de PAS.

In voorliggend geval heeft Windmill een onderzoek naar de stikstofdepositie uitgevoerd (d.d. 14 november en rapportnummer 2016.092.01-01). Het rapport is bijgevoegd als bijlage 4 bij de toelichting. Uit dit onderzoek blijkt sprake van een maximale stikstofdepositie bijdrage van 0,01 mol N/ha/jaar. Hiermee is sprake van een activiteit die in het kader van de PAS als verwaarloosbaar kan worden beschouwd. Er hoeft geen aanspraak hoeft te worden gemaakt op gereserveerde ontwikkelingsruimte. De PAS vormt geen belemmering voor het voornemen.

5.4 Archeologie en cultuurhistorie

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

5.4.1 Archeologische verwachtingswaarden

Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Op de "Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen" van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 18. Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld.

Het archeologische verwachtingsbeeld in het plangebied is sterk bepaald door de geomorfologische situatie. Het plangebied ligt in een zone met dekzandwelvingen en –vlakten die een middelhoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen hebben. Bovendien is er nog een zone waarin oude bouwlanden (essen) voorkomen. Deze oude bouwlanden zijn ontstaan op de hoger liggende delen van het landschap die in prehistorische tijden gunstige locaties voor vestiging en landbouw vormden. De kans dat er archeologische sporen en resten aanwezig zijn is bij dergelijke gronden erg groot. Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Hengelo ligt het plangebied daarom ook in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Op de verwachtingskaart is echter ook aangegeven dat het plangebied ligt in een grotere zone waarin middels een arcering is aangeduid dat er grootschalige bodemverstoring heeft plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0017.png"

Afbeelding 18: uitsnede uit de archeologische verwachtingskaart, plangebied in blauw.

5.4.1.1 Bekende vindplaatsen en archeologische monumenten

Binnen het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen gemeld in het landelijk datasysteem ARCHIS. In de directe nabijheid vinden we ten noordoosten een locatie met een historisch erf.

5.4.2 Onderzoeken in het plangebied

Binnen het plangebied zijn tot op heden geen archeologische onderzoeken uitgevoerd. Direct aangrenzend, is er ten behoeve van de waterberging Berflobeek in 2012 een archeologisch onderzoek uitgevoerd (onderzoeksmelding 52390). Daaruit is gebleken dat er sprake is van een oorspronkelijk laag gebied met beekafzettingen. De kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen wordt laag geacht en bij veldonderzoek zijn daarvoor ook geen aanwijzingen aangetroffen.

5.4.3 Archeologiebeleid in het bestemmingsplan

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2010 gelden onderzoeksverplichtingen voor zones met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde en terreinen met een hoge archeologische waarde. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure kan archeologisch onderzoek gevraagd worden indien de te verwachten bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen liggen. Het kan zijn dat van de onderzoeksverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is.

In het kader van het onderhavige plan is geen onderzoek nodig omdat de bodem binnen het plangebied is aangemerkt als grootschalig verstoord.

5.4.4 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Vanaf 2018 zullen deze bepalingen overgaan naar de Omgevingswet. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappelijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

5.4.5 Inventarisatie
5.4.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied ligt in de voormalige marke Woolde, in het buurschap Woolde-Achterhoek en lag tot in de jaren zeventig van de 20e eeuw nog in een agrarisch-landelijke omgeving. Het werd doorsneden door de toenmalige Oude Bornse Weg en aan de westzijde lag de Elsbeek (later de Berflobeek genoemd). Aan de Oude Bornseweg lag een klein erf dat omgeven was met een fijnmazig landschap van heide, bos, weilanden en wat kleine bouwlandjes.

Met de aanleg van de A1 in de jaren tachtig en de bouw van het Expocentrum in de jaren negentig van de vorige eeuw is het voormalige agrarische gebied geheel getransformeerd in een bedrijvengebied waarin geen kenmerken van het oude landschap zijn terug te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0018.png" Afbeelding 19: Situatie aan het einde van de 19e eeuw

5.4.5.2 Historische geografische kenmerken

In het plangebied zijn geen historisch-geografische kenmerken meer aanwezig.

5.4.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 90 rijksmonumenten (RM), 130 gemeentelijke monumenten (GM, waarvan 10 met de status voorgedragen), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn er door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/ de Noork.

Binnen het plangebied zijn geen gebouwde objecten en monumenten met cultuurhistorische of monumentale waarden aanwezig.

5.4.6 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Gezien de afwezigheid van cultuurhistorische waarden zijn er geen specifieke aanbevelingen ten aanzien van behoud en de inpassing ervan in dit plan.

5.5 Milieu

5.5.1 Natura 2000

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer is gelegen op circa 4,8 kilometer afstand van het projectgebied (te ontwikkelen gebied). Gezien de aard en omvang van het voornemen in relatie tot de ruime afstand tot Natura 2000-gebied en hetgeen reeds planologisch toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan, wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied.

Op 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. De PAS is een gezamenlijke, samenhangende aanpak van alle betrokken overheden op provinciaal en rijksniveau. De PAS bevat maatregelen die leiden tot een afname van stikstofdepositie en maatregelen die leiden tot een versterking van de natuurwaarden in de Natura 2000- gebieden. Door deze maatregelen kunnen in en rondom de Natura 2000-gebieden nieuwe economische activiteiten, zoals bedrijfsuitbreidingen die stikstofdepositie veroorzaken, worden toegelaten.

Activiteiten met een waarde van minder dan 0,05 mol per hectare per jaar worden als verwaarloosbaar beschouwd; deze activiteiten hoeven niet te worden gemeld (ook al niet onder de ontwerp Regeling). Ook cumulatief beschouwd zorgen deze activiteiten voor geen effecten voor de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden, aldus de toelichting van de PAS.

In voorliggend geval heeft Windmill een onderzoek naar de stikstofdepositie uitgevoerd (d.d. 14 november en rapportnummer 2016.092.01-01). Het rapport is bijgevoegd als bijlage 4 bij de toelichting. Uit dit onderzoek blijkt sprake van een maximale stikstofdepositie bijdrage van 0,01 mol N/ha/jaar. Hiermee is sprake van een activiteit die in het kader van de PAS als verwaarloosbaar kan worden beschouwd. Er hoeft geen aanspraak hoeft te worden gemaakt op gereserveerde ontwikkelingsruimte. De PAS vormt geen belemmering voor het voornemen. Tevens wordt verwezen naar bijlage 15 Besluit milieueffectrapportage project Expo Business Parc, d.d. 28 februari 2017, waarin tevens wordt ingegaan op de PAS en het onderzoek van Windmill naar de stikstofdepositie.

5.5.2 Bedrijven en milieuzonering

In de notitie 'Milieuzonering project Expo business Parc' (BJZ.nu), d.d. 28 februari 2017 is het onderdeel milieuzonering nader onderbouwd (zie bijlage 5).

5.5.2.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

5.5.2.2 Gebiedstypen en richtafstanden

Volgens de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een ‘rustige woonwijk’ of een ‘gemengd gebied’.

Een ‘rustige woonwijk’ is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor en langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype ‘rustige woonwijk’.

Een ‘gemengd gebied’ is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

De volgende tabel geeft de richtafstanden voor de verschillende omgevingstypes weer.

Milieucategorie   Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk   Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10   0  
2   30   10  
3.1   50   30  
3.2   100   50  
4.1   200   100  
4.2   300   200  
5.1   500   300  
5.2   700   500  
5.3   1.000   700  
6   1.500   1.000  

Tabel 1: Richtafstanden voor de verschillende omgevingstypes

5.5.2.3 Beoordeling

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Hierbij spelen twee vragen een rol:

1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);

2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

5.5.2.3.1 Externe werking

Toegestane bedrijvigheid en richtafstanden

De gewenste situatie gaat uit van dezelfde gebruiksmogelijkheden (kantoren/bedrijvigheid) als het vigerend bestemmingsplan, welke op basis van het geldende bestemmingsplan reeds zijn toegestaan. Inhoudende dat de Staat van bedrijfsactiviteiten niet wordt aangepast, er geen nieuwe (zwaardere) vormen van bedrijvigheid wordt toegestaan (verhoging milieucategorieën) en Bevi-inrichtingen niet worden toegestaan. Het betreft uitsluitend het herverdelen van de bestaande resterende bruto vloeroppervlakte over meerdere bouwvlakken. Gelet op het feit dat de bestemming ‘Bedrijventerrein’ niet wordt vergroot/gewijzigd is vanuit planologisch oogpunt van een toename van milieuhinder op de omgeving geenszins sprake. Immers mogen alle onbebouwde gronden worden gebruikt ten behoeve van buiten-activiteiten tot de ter plaatse toegestane categorie. Desalniettemin is beoordeeld of wordt voldaan aan de richtafstanden.

Binnen het projectgebied zijn maximaal categorie 3.2-inrichtingen toegestaan. Voor dergelijke inrichtingen geldt een grootste richtafstand van 100 meter. Binnen deze zone van 100 meter zijn vier woningen gelegen, te weten aan de Asveldweg 1, Asveldweg 10, Asveldweg 12 en Wegtersweg 48. Dit zijn allen bedrijfswoningen, die op het bedrijventerrein zelf zijn gesitueerd. Voor dit type woningen worden minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat gesteld door de aanwezigheid van het (vaak eigen) bedrijf en de hinder die dit veroorzaakt. Het afwijken van de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen wordt hier aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft. Daarnaast voorziet dit bestemmingsplan in een gelijke bedrijfscategorie dan op basis van het geldende bestemmingsplan is toegestaan, oftewel er is geen sprake van een verzwaring van de toegestane bedrijfsactiviteiten die een afname van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de bedrijfswoningen tot gevolg kan hebben.

De meest nabijgelegen reguliere woning, welke volledige bescherming geniet, is gelegen op een afstand van meer dan 450 meter. Ten opzichte van reguliere woningen wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de grootste richtafstand van 100 meter.

Uit akoestisch onderzoek industrielawaai (zie 5.5.3) en luchtkwaliteitsonderzoek (zie bijlage 14) is tevens gebleken dat aan alle normen en eisen wordt voldaan en er geen sprake is van belemmeringen.

Van een (onevenredige) aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling is derhalve geen sprake.

Vrijwaringszones A1 en afrit

Langs de rijbanen van de A1 hanteert Rijkswaterstaat een bebouwingsvrije zone van 50 meter en een overlegzone van 50 tot 100 meter. Deze zone wordt gemeten vanuit het midden van de meest nabijgelegen rijbaan en bedraagt 100 meter. Langs de afrit wordt een afstand gehanteerd van 50 meter, waarbij de zone meeloopt met de boog van de afrit.

De nieuwe bouwvlakken/gebouwen worden gesitueerd buiten de 100 meter zone van de A1 en de 50 meter zone van de afrit. Van belemmeringen als gevolg van de nabije ligging van de A1 en de afrit is geen sprake.

Straalpaden

In verband met de hoogte van de gebouwen is de invloed op straalpaden van belang.

Ten behoeve van het vigerend bestemmingsplan is geconcludeerd dat de geprojecteerde nieuwbouw met een bouwhoogte van 53 meter binnen het projectgebied geen relevante invloed heeft op de straalpaden van telecommunicatieverbindingen in de omgeving.

De gewenste situatie gaat voor wat betreft het projectgebied (te ontwikkelen gebied) uit van gebouwen tot een maximale bouwhoogte van 35,5 meter. Gelet op de onderzoeksresultaten uit 2011 en de lagere bouwhoogte in de gewenste situatie, wordt gesteld dat er in het kader van straalpaden geen belemmeringen zijn.

Akoestisch onderzoek industrielawaai

Het projectgebied maakt onderdeel uit van een industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat wordt voldaan wordt aan de geldende geluidzonering. Verwezen wordt tevens naar paragraaf 5.5.3.

Externe veiligheid

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid wordt opgemerkt dat Bevi-inrichtingen binnen het plangebied niet zijn toegestaan.

Wel zijn binnen het plangebied maximaal categorie 3.2 bedrijven toegestaan met een richtafstand van 100 meter. De meest nabijgelegen reguliere woning, welke volledige bescherming geniet, is gelegen op een afstand van meer dan 450 meter. Ten opzichte van reguliere woningen wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de grootste richtafstand van 100 meter. De meest nabijgelegen bedrijfswoning is gelegen aan de Wegtersweg 48 op een afstand van circa 48 meter van het plangebied. De Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke gebaseerd is op de SBI-lijst, staat nagenoeg uitsluitend bedrijfsactiviteiten toe met een richtafstand van maximaal 50 meter voor het aspect gevaar. Uitsluitend zijn zendinstallaties (LG en MG, zendervermogen < 100 kW) en groothandels in chemische producten hebben een richtafstand van 100 meter voor het aspect gevaar. Gelet op de maximale richtafstand van het aspect gevaar, één bedrijfswoning binnen de richtafstand is gelegen, de daadwerkelijke afstand tot de dichtstbijzijnde bedrijfswoning 48 meter bedraagt, het feit dat het geldende bestemmingsplan bedrijven toestaat met een grotere richtafstand voor gevaar, wordt het toestaan van bedrijven met een richtafstand van 50 meter voor het aspect gevaar acceptabel geacht. In de bestemmingsregels is opgenomen dat zware zendinstallaties en groothandels in chemische stoffen niet zijn toegestaan binnen een afstand van 100 meter van bedrijfswoningen. Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect externe veiligheid in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.

5.5.2.3.2 Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het projectgebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving.

Toegestane functies in relatie tot milieuzonering

De gewenste situatie gaat uit van het uitsluitend realiseren van niet-hindergevoelige functies. Daarnaast voorziet ook de gewenste situatie niet in bedrijfswoningen. Er zijn geen belemmeringen ten aanzien van de ontwikkeling van het plan.

Externe veiligheid

In het rapport externe veiligheid d.d. 7 juni 2016 en met projectnummer 163058 (zie bijlage 12) is aangetoond dat het groepsrisico ten gevolge van de A1 kleiner is dan 0,1 x oriëntatiewaarde. Daarnaast is voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontwikkeling niet relevant bijdraagt aan het groepsrisico ten gevolge van het spoor.

Veiligheidsregio Twente heeft d.d. 10 november 2016 de nieuwe planopzet opnieuw beoordeeld (zie bijlage 13) en is tot de conclusie gekomen dat de beperkte wijzigingen binnen het bestemmingsplan geen aanleiding vormt voor het opstellen van een (aanvullend) advies. Wel moeten de maatregelen genoemd in het eerder uitgebrachte advies (9 februari 2011, kenmerk: OV/RIB/MR/11001258) in acht worden genomen.

5.5.3 Industrielawaai

Door Munsterhuis Geluidsadvies is het onderzoek 'Akoestisch prognose onderzoek Datacenter Lesscher IT Groep te Hengelo' (met kenmerk 10.034, d.d. 4 april 2011) geactualiseerd ten behoeve van het onderhavig bestemmingsplan. Het geactualiseerde rapport 'Akoestisch vervolg onderzoek Expo Business Park Hengelo' (met projectnummer 16.029, d.d. 3 november 2016) is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd.

Het Expo Business Parc ligt op een geluidgezoneerd industrieterrein wat inhoudt dat de toetsing zal plaatsvinden door de zonebeheerder (gemeente Hengelo).

Als extra zijn berekeningen uitgevoerd ter plaatse van bedrijfswoningen in de omgeving gelegen op het gezoneerde industrieterrein. Geluidstechnisch zijn deze woningen vogelvrij.

In verband met de ligging op het geluidgezoneerd industrieterrein kan het inrichtingsgebonden verkeer (verkeer op openbare weg), van en naar de inrichting, buiten beschouwing worden gelaten.

Op geluidgezoneerde industrieterreinen is wonen ondergeschikt aan de bedrijvigheid. Het gebied rond de inrichting wordt daarin beschouwd als ‘Industrieterrein’, met zogenaamde plafondwaarden zoals deze zijn weergegeven in tabel 2.

Periode   Tijden   Grenswaarden in dB(A)  
    LAr,LT   LAmax  
Dag   07.00 - 1900 uur   55   70  
Avond   19.00 - 23.00 uur   50   65  
Nacht   23.00 - 07.00 uur   45   60  
Etmaal     55   -  

Tabel 2: Geluidnormen

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999).

Op basis van onderhavig akoestisch onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Uit de berekeningsresultaten blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de zone maximaal 49 dB(A) etmaalwaarde bedraagt.
  • Uit de berekeningsresultaten en de voortoets, die de gemeente Hengelo heeft uitgevoerd blijkt dat met de uitgangspunten uit het onderhavig onderzoek voldaan wordt aan de grenswaarden ter plaatse van de zone.
  • Ter plaatse van de nabijgelegen woningen op het gezoneerde industrieterrein blijkt dat de hoogste geluidbelasting 47 dB(A) etmaalwaarde bedraagt.
  • Uit de berekeningsresultaten blijkt dat het maximale geluidniveau ter plaatse van woningen van derden die liggen in de zone maximaal 60 dB(A) bedraagt.
  • De grenswaarde uit het geluidbeleid van de gemeente Hengelo wordt hiermee niet overschreden.
5.5.3.1 Zonetoets industrielawaai

Op basis van het geactualiseerde rapport 'Akoestisch vervolg onderzoek Expo Business Park Hengelo' (met projectnummer 16.029, d.d. 3 november 2016) is een zonetoets uitgevoerd (zie bijlage 7). de gemeente Hengelo is zonebeheerder van de vastgestelde geluidzone rondom het industrieterrein Westermaat waar het plangebied onderdeel van uit maakt. Daarnaast is getoetst aan het geactualiseerde geluidbeleid van 20 oktober 2015.

Uit de zonetoets is gebleken dat de herontwikkeling van het Expo Business Center in de dag-, avond- en nachtperiode inpasbaar is ter plaatse van de zonebewakingspunten Z117 tot en met Z121 (relevant voor het onderhavige bestemmingsplan).

In het vastgestelde geluidbeleid is bepaald dat de geluidbelasing in Borne ten gevolge van het gehele industrieterrein (inclusief Plein, Campus en Express) zal worden getoetst. De totale geluidbelasing van alle bedrijvigheid, inclusief het Exo Business Parc, beneden de 50 dB(A) etmaalwaarde blijft. Daarmee wordt voldaan aan het beleid.

5.5.4 Bodem

In het kader van het onderhavige bestemmingsplan 'Expo Business Parc, herziening Lesscher' is een bodemtoets uitgevoerd.

Het plangebied is gelegen aan de Rijksweg A1 (naast afrit 30) en de Wegtersweg te Hengelo. Het betreft de kadastrale percelen A4662 (58.470 m2) en A5317 (2.086 m2). De bestemming 'bedrijventerrein - kantoor' blijft ongewijzigd. Het betreft een herziening van de bouwvlakken ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Expo Business Parc'.

Binnen het plangebied zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Het meest recente ondezoek dateert uit 2010 (Verkennend bodemonderzoek Expo Center te Hengelo; DHV; D0853-01-001; juni 2010). Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 8 bij de toelichting.

De resultaten van dit onderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek.

Onderhavige bestemmingsplanherziening ziet uitsluitend op de wijziging van de bouwvlakken. Er is geen sprake van wijziging van bestemming.

Na het uitvoeren van het eerder genoemde bodemonderzoek heeft er binnen het plangebied een ontwikkeling plaatsgevonden, namelijk het bouwen van het hoofd IT-kantoor (kantoortoren). Tijdens de bouw van de kantoortoren zijn geen meldingen geweest van bodembedreigende activiteiten en/of calamiteiten. Op basis hiervan wordt er vanuit gegaan dat de bouwactiviteiten geen negatief effect hebben gehad op de bodem.

Ondanks het feit dat het bodemonderzoek ouder is dan vijf jaar wordt op basis van het bovenstaande verwacht dat de bodemkwaliteit voldoende in beeld is. De in het onderzoek van 2010 geconstateerde lichte verontreinigingen vormen geen belemmering voor de voorgenomen aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt verwacht dat de resultaten van het bodemonderzoek geen belemmering vormen voor de financiële haalbaarheid van de geplande ontwikkeling.

5.5.5 Verkeerslawaai

In 2011 is door SAB een akoestisch onderzoek opgesteld voor het bestemmingsplan Hengelo, Expocenter (Akoestisch onderzoek Hengelo, Expocenter, uigevoerd door SAB, projectnummer: 91014, d.d. 5 april 2011). Dit rapport is als bijlage 9 bij de toelichting gevoegd.

In dit bestemmingsplan werd de realisatie van naast het hoofdkantoor en datacenter tevens de mogelijkheid voor een voorzieningencentrum (5.432 m2 BVO) en een kantoorgebouw (7.770 m2 BVO).

Geconstateerd is dat het programma van eisen van gegadigde bedrijven niet aansluit op de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.

Door middel van het onderhavige bestemmingsplan wordt de bestaande resterende bvo-capaciteit (in totaal 13.202 m2 BVO) over meerdere gebouwen worden verdeeld. In dit kader is de geluidsberekening geactualiseerd, zodat een goed beeld ontstaat van de geluidsbelastingen van de bedrijfswoningen op het bedrijventerrein. De memo van SAB 'Actualisatie van akoestisch onderzoek expo-terrein, d.d. 24 maart 2017 en met projectnummer: 91014.03 is als bijlage 10 bij de toelichting gevoegd.

Uit de berekende geluidsbelastingen bij de woningen op het gezoneerde bedrijventerrein Westermaat blijkt dat het akoestisch klimaat hoofdzakelijk wordt bepaald door de bedrijven op het gezoneerde bedrijventerrein. Woningen op een gezoneerde bedrijventerrein zijn op basis van de Wgh niet geluidsgevoelig voor industrielawaai van het gezoneerde bedrijventerrein. Een toetsing aan de Wgh is dan ook niet noodzakelijk.

Bij een drietal woningen (Vosboerweg 18, 26 en 28) overschrijdt de cumulatieve geluidsbelasting (LCUM,plus) de plafondwaarde van 65 dB(A). De hoge cumulatieve geluidsbelastingen bij deze drie woningen worden veroorzaakt door de geluidsbronnen van het eigen bedrijf of van het buurbedrijf. Bij deze drie woningen is de totale geluidsbelasting van het bedrijventerrein Westermaat minimaal 25 dB(A) hoger dan de geluidsbelasting van Lesscher. De voorgenomen ontwikkeling zorgt dan ook niet voor een verslechtering van het woon- en leefklimaat bij de woningen op het gezoneerde industrieterrein. Daarmee is de voorgenomen ontwikkeling acceptabel.

5.5.6 Externe veiligheid
5.5.6.1 Inleiding

Door Adviesgroep AVIV BV is het rapport Externe veiligheid Expo Business Parc te Hengelo opgesteld d.d. 7 juni 2016 en met projectnummer 163058. Het rapport is als bijlage 12 toegevoegd bij de toelichting.

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden bepaald enerzijds door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting of transportas zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval binnen die inrichting of transportas waarbij een gevaarlijke stof is betrokken.

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundige waarde, is onafhankelijk van de aard van de omgeving en kan worden weergegeven als een contour rond de inrichting of transportas die punten met een even hoog risico met elkaar verbindt. Aan het plaatsgebonden risico is een (wettelijke) grenswaarde verbonden: een overlijdenskans van 10-6 (1 op een miljoen) per jaar. Binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd.

Groepsrisico

Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een inrichting of transportas in één keer het dodelijk slachtoffer wordt van een incident met gevaarlijke stoffen binnen de inrichting of op de transportas. Bij de bepaling van het groepsrisico wordt, in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, de feitelijke situatie van de omgeving betrokken: de locatie van de aanwezige bebouwing en de bevolkingsdichtheid.

Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek waarin het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van een calamiteit wordt afgezet tegen de kans dat deze gebeurtenis optreedt.

Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenoemde oriëntatiewaarde. Het berekende groepsrisico moet aan deze oriëntatiewaarde worden gerelateerd en het bevoegd gezag moet motiveren of en onder welke voorwaarden het groepsrisico als acceptabel wordt beoordeeld.

5.5.6.2 Situatie plangebied

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven of functies die een risico vormen in het kader van externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0108-0301_0020.png"

Afbeelding 20: Uitsnede risicokaart Overijssel bron: www.risicokaart.nl

Aardgasleiding en invloedsgebied (70 m)

In het noordelijk deel van het plangebied ligt hogedruk aardgasleiding N-528-70 van Gasunie, ten westen (gelegen buiten het plangebied) ligt aardgasleiding N-528-66. Beide leidingen hebben een diameter van 6 inch en een druk van 40 bar. Hogedruk aardgasleidingen met deze specificaties hebben een invloedsgebied van 70 m. De nieuwe bouwvlakken op het Expo Business Parc liggen buiten het invloedsgebied en zijn daardoor niet van invloed op het groepsrisico. Een berekening van het groepsrisico is derhalve achterwege gelaten.

Rijksweg A1 en 200 m zone

Het plangebied ligt binnen 200 m van de A1, zodat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen dient te worden beoordeeld.

Het PR-plafond (plaatsgebonden risicocontour 10-6) gemeten vanaf het midden van de A1 is gelijk aan 0 m. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor de herontwikkeling van het Expo Business Parc.

Het groepsrisico is kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Door de herontwikkeling van het Expo Business Parc neemt het groepsrisico in geringe mate toe.

Voor het groepsrisico is in de regelgeving een verantwoordingsplicht voorgeschreven. In het Besluit externe veiligheid transportroutes is aangegeven dat deze verantwoording niet hoeft te worden gedaan als het groepsrisico kleiner blijft dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde of als het groepsrisico minder dan 10% toeneemt en onder de oriëntatiewaarde blijft. Aangezien het groepsrisico in dit geval kleiner is dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde kan de verantwoording groepsrisico achterwege worden gelaten. Wel dient de gemeente het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid te stellen om advies uitbrengen over de zelfredzaamheid en rampbestrijding (zie paragraaf 5.5.8).

Plasbrandaandachtsgebied

Volgens de Regeling Basisnet geldt voor de A1 ter plaatse van het Expo Business Parc een plasbrandaandachtsgebied (PAG). De wijzigingen in het bestemmingsplan bevinden zich op een afstand groter dan 30 m vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook en liggen daarmee buiten het plasbrandaandachtsgebied.

5.5.7 Hoogspanningsleiding

Rond hoogspanningsverbindingen wordt met het oog op elektrische velden, geluid en veiligheid (bv vallende ijsafzettingen) geadviseerd geen bebouwing te realiseren binnen de door de elektriciteitsmaatschappijen aangehouden zakelijk rechtstrook. De breedte van deze zone is afhankelijk van de transportcapaciteit, het type mast en de mastafstand. De volgende afstandsnormen worden gehanteerd:

Spanningsniveau   Zakelijk rechtstrook  
50 kV   20 m (2 x 10)  
110 kV   50 m (2 x 25)  
150 kV   50 m (2 x 25)  
220 kV   54 m (2 x 27)  
380 kV   72 m (2 x 26)  

Op basis van onderzoek lijkt er een (statistisch) verband te zijn tussen langdurig verblijf van kinderen in een sterk magnetisch veld en een verhoogde kans op het voorkomen van leukemie. Om deze reden heeft de staatssecretaris in een brief van september 2005 geadviseerd om bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van hoogspanningslijnen extra aandacht te besteden aan 'gevoelige bestemmingen'.

Als 'gevoelige bestemmingen' worden aangemerkt woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. De grens wordt gelegd bij een veldsterkte van 0,4 microTesla. Hiertoe wordt langs een leiding een zogenaamde indicatieve zone gedefinieerd. Als binnen deze indicatieve zone gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd, moet worden berekend tot waar de veldsterkte van 0,4 microTesla reikt. Dit wordt de specifieke zone genoemd.

Over het plangebied loopt een hoogspanningsleiding (110 kV-leiding). De zakelijk rechtstrook is op de verbeelding aangegeven. Het betreft een bestaande leiding. Ter plaatse van de zakelijk rechtstrook worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Bij deze leiding hoort een indicatieve zone van 2 x 50 meter. Binnen deze zone worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen gerealiseerd. Een berekening van de veldsterkte en specifieke zone is daarom niet noodzakelijk.

De hoogspanningsleiding vormt geen belemmering voor dit plan.

5.5.8 Brandweer en fysieke veiligheid

Voor het betreffende plangebied is door de brandweer Twente eerder advies uitgebracht d.d. 9 februari 2011 (kenmerk: OV/RIB/MR/11001258). In dit advies zijn reeds de risicobronnen in de omgeving van het plangebied opgesomd en de effecten die deze risicobronnen hebben uitgewerkt.

Geadviseerd werd om ten aanzien van de zelfredzaamheid binnen het gebied maatregelen te treffen en een snelle ontvluchting van het gebied te borgen. Tevens werd geadviseerd om de aanwezigheid van functies met verminderd zelfredzame personen te positioneren op afstand van de risicobronnen.

Door de huidige en toekomstige ontsluiting van het gebied constateren wij dat het ontvluchten van het gebied in voldoende mate is geborgd. Tevens is het vestigen van groepen verminderd zelfredzame personen na vaststelling van het huidige plan niet meer mogelijk.

Gelet op bovenstaande en de beperkte wijzigingen binnen het bestemmingsplan heeft de regionale brandweer in haar brief d.d. 10 november 2016 aangegeven geen aanleiding te zien voor het opstellen van een (aanvullend) advies. Wel wordt verzocht te borgen dat na civieltechnische werkzaamheden de bluswatervoorzieningen binnen het gebied worden hersteld, zodat ze weer als zodanig door de brandweer gebruikt kunnen worden.

Het advies van de brandweer Twente d.d. 10 november 2016 is als bijlage 13 bij de toelichting gevoegd.

5.5.9 Luchtkwaliteit

Door Windmill Milieu en Management een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit ten behoeve van het bestemmingsplanwijziging van het Expo Business Parc te Hengelo (d.d. 14 november 2016 met rapportnummer P2016.092.02-02).

Doel van het onderzoek is het inzichtelijk maken van de stikstofdioxide-immissie en de (zeer)fijn stof immissie als gevolg van de activiteiten die binnen het plangebied kunnen plaatsvinden en deze immissieconcentraties te toetsen aan de geldende normstelling van de Wet milieubeheer. Van de in de Wet milieubeheer genoemde stoffen zijn de stoffen stikstofdioxide en (zeer)fijn stof het meest kritisch. Indien deze stoffen voldoen aan de daarvoor geldende grenswaarden, leiden de overige stoffen eveneens tot geen overschrijdingen van de normstelling van de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer.

De emissies vanwege de activiteiten die binnen het plangebied kunnen worden ontwikkeld zijn berekend aan de hand van emissiefactoren uit de literatuur. De toetsingswaarden volgen uit de Wet milieubeheer. Met een verspreidingsmodel is de immissie in de omgeving van het plan berekend. Bij de toetsing van fijn stof zijn de achtergrondconcentraties gecorrigeerd voor het daarin aanwezige zeezout.

Het onderzoek is uitgevoerd conform de van toepassing zijnde regels zoals die volgen uit de Wet milieubeheer. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat in alle immissiepunten ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden zoals deze gelden overeenkomstig de Wet milieubeheer. Dit geldt voor zowel de jaargemiddelde concentraties als het aantal overschrijdingen van de (24-/8-)uurgemiddelde concentratie.

Voorgaande betekent dat de consequenties op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmering vormen voor de realisatie van het plan.

Het onderzoek naar de luchtkwaliteit is als bijlage 14 bijgevoegd bij de toelichting.

5.5.10 MER
5.5.10.1 Kader Besluit milieueffectrapportage

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r.

Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:

  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien een passende beoordeling op basis van artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is;
  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de onderdelen C en D overschrijden en waarbij het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 3 (plannen).
  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn indien het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 4 (besluiten) en er sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C is in dit geval sprake van een m.e.r.-plicht. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D is het plan m.e.r.-beoordelingsplichtig.

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.

Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.
5.5.10.2 Beoordeling

In de notitie 'Besluit milieueffectrapportage project Expo Business Parc, d.d. 28 februari 2017 (zie bijlage 15) is de herontwikkeling van het Expo Business Parc beoordeeld. Uit deze notitie is gebleken dat het bestemmingsplan waarin het juridisch kader wordt geboden voor de gewenste situatie niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig is. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.6 Verkeer en Parkeren

5.6.1 Verkeer

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

De ontsluiting van gemotoriseerd verkeer van het plangebied zal plaatsvinden via het huidige traject Rijksweg A1/Afrit 30, Bornsestraat, Vosboerweg, Wegtersweg. De Wegtersweg eindigt letterlijk op het terrein van Lesscher IT (het voormalige het Expo-Center).

Fietssnelweg F35

Het plangebied ligt in de directe invloedsfeer van de Twentse Fietssnelweg F35, welke de drager is van een hoogwaardig fietsnetwerk in Twente (HFT). De Fietssnelweg F35 is een snelle, comfortabele en veilige fietsverbinding tussen Enschede en Nijverdal met twee geplande zijtakken van Almelo naar Vriezenveen en van Enschede naar Oldenzaal. De uitvoeringshorizon voor de prioritaire F35 delen in Twente zijn gepland in 2020 en in 2023 moet het gehele Twentse project gereed zijn. 

Invloed ontwikkeling

Door Goudappel Coffeng BV is in 2011 onderzoek verricht naar de invloed van deze ontwikkeling op de verkeerssituatie ter plaatse. Zie bijlage 11.

Uit dat onderzoek kan worden geconcludeerd dat deze specifieke herontwikkeling van het voormalige Expo-terrein tot een gunstige omslag in het verkeersaanbod zal leiden: van grote piekmomenten in het weekend naar een regelmatiger en meer gelijkmatig verkeersaanbod op werkdagen met een piek in de ochtend- en in de avondspits. Op wegvakniveau zal deze verandering in verkeersaanbod niet voor significante problemen zorgen, 'het verkeer kan ook in de nabije toekomst ongestoord en veilig worden afgewikkeld'.

De verkeersgeneratie door Lesscher IT is in de ochtendspits, welke maatgevend voor kantorenlocaties, dermate beperkt (circa 1 of 2 motorvoertuigen per cyclus (120 seconden) dat er nagenoeg geen sprake is van een negatief effect op de infrastructuur.

Verbeteringen infrastructuur

Op kruispuntniveau is er vanuit de Twentse Wegenvisie in de laatste vijf jaar rond de op- en afritten van Rijksweg A1/Plein Westermaat (IKEA/Mediamarkt) met de Rondweg/Bornsestraat en de Amerikalaan toch het nodige veranderd en verbeterd. Rijstroken zijn qua capaciteit verdubbeld en de verkeersregeling is aangepast en geoptimaliseerd. Ook het op elkaar afstemmen van de verschillende verkeersregelinstallaties (nieuwe VRI's) is de situatie, doorstroming en bereikbaarheid significant verbeterd.

Kruispunt Bornsestraat/Vosboerweg

Op het kruispunt Bornsestraat/Vosboerweg zijn er op dit moment in de spitsperioden nog wel lokale afwikkelingsproblemen. Daarom heeft de gemeente in november 2015 aan Royal Haskoning-DHV de opdracht gegeven een uitgebreide kruispunt analyse uit te voeren. De resultaten van deze analyse worden meegenomen in concrete aanpassingen aan de verkeersregelinstallatie, maar ook een reconstructie van de Vosboerweg zelf met herprofileringen, nieuwe (asfalt)verhardingen en infrastructurele verbeteringen voor (overstekende) fietsers en gemotoriseerd verkeer. Uitvoering is gestart in het voorjaar van 2017 en is inmiddels gereed.

5.6.2 Parkeren
5.6.2.1 Parkeren bestaand

Wat betreft de huidige en toekomstige parkeersituatie kan worden gesteld dat voldaan moet worden aan de parkeernormering van de gemeente Hengelo, zoals neergelegd in de vigerende Nota Autoparkeren Hengelo.

Bij de berekening van het benodigde parkeeraanbod moet, conform de Nota Autoparkeren Hengelo, voor de kantoren worden uitgegaan van 'kantoren zonder baliefunctie' liggend in de zone 'rest bebouwde kom', hetgeen een parkeernorm inhoudt van 1,5 pp/100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo). Er is uitgegaan van het criterium 'kantoren zonder baliefunctie', omdat het complex bezoekers extensief is.

Aangezien zich in het datacenter bijna geen personeel bevindt, is voor deze functie geen (samengestelde) parkeernorm berekend en aangehouden. Op grond van de gemeentelijke parkeernorm zijn voor de gerealiseerde functies in het plangebied het volgende aantal parkeerplaatsen in acht genomen.

Tabel 1: Benodigde parkeercapaciteit bestaande situatie

  oppervlakte   parkeernorm   benodigd aantal parkeerplaatsen  
Hoofdkantoor Lesscher   8.500 m2 bvo   1,5 per 100 m2 bvo   128  
Datacenter   11.000 m2 bvo   nvt   Nihil  
totaal       128  

Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat ten behoeve van het hoofdkantoor van Lesscher IT minimaal 128 parkeerplaatsen nodig zijn. Voor het datacenter (11.000 m2) is geen parkeeraanbod berekend. Dit is gedaan omdat zich in het datacenter bijna geen personeel bevindt en het personeel dat aanwezig is, werkruimte heeft in de kantoren en daarvoor al parkeerplaatsen zijn berekend.

Aangezien binnen de grenzen van het plangebied wordt voorzien in het handhaven van circa 560 parkeerplaatsen, kan worden gesteld dat er ruim wordt voldaan aan de parkeernormering.

5.6.2.2 Parkeren bestaand en nieuw

Wat betreft de huidige en toekomstige parkeersituatie kan worden gesteld dat voldaan moet worden aan de parkeernormering van de gemeente Hengelo, zoals neergelegd in de vigerende Nota Autoparkeren Hengelo.

Bij de berekening van het benodigde parkeeraanbod moet, conform de Nota Autoparkeren Hengelo, voor de kantoren worden uitgegaan van 'kantoren zonder baliefunctie' liggend in de zone 'rest bebouwde kom', hetgeen een parkeernorm inhoudt van 1,5 pp/100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo). Er is uitgegaan van het criterium 'kantoren zonder baliefunctie', omdat het complex bezoekers extensief is.

Tabel 2: Benodigde parkeercapaciteit bestaande en nieuwe situatie

  oppervlakte   parkeernorm   benodigd aantal parkeerplaatsen  
Lesscher bestaand:  
11.000 m2  
1,5 per 100 m2 bvo
nvt  
128
-  
Lesscher nieuw extra:     1,5 per 100 m2 bvo   198  
totaal       326  

De bestaande totale capaciteit bedraagt 1.012 parkeerplaatsen (inventarisatie dd. 8-8-2016).

Het totale verlies aan parkeerplaatsen op basis van bouwvlakken en rekening houdend met verleggen van infrastructuur, welke ook ten koste gaat van parkeerplaatsen, bedraagt 470 parkeerplaatsen.

Na maximale uitbreidingen resteert een totale capaciteit van: 1.012 – 470 = 542 parkeerplaatsen.

Op grond van het vastgestelde parkeerbeleid dienen ten behoeve van de bestaande en de toekomstige situatie (maximale uitbreiding) 326 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Er is ruimte beschikbaar ten behoeve van 542 parkeerplaatsen.   

Het parkeerterrein is nog steeds flink over-gedimensioneerd, mede met dank aan de voormalige functie als Expo-center). Er gaan na herziening in de eindfase veel parkeerplaatsen verloren, maar er wordt binnen het plangebied nog steeds ruim voldaan aan de minimaal benodigde parkeercapaciteit.

5.6.2.3 Verkeersgeneratie bestaand en nieuw

De verkeersgeneratie per 100 m2 BVO op een werkdag (etmaalniveau) wordt bepaald aan de hand van de CROW publicatie nr.317, blz 32.

voor het bepalen van de verkeersgeneratie is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • Functie; kantoor zonder balie;
  • Aandeel bezoekers: max. 5%;
  • Stedelijkheid: sterk stedelijk;
  • Zone: rest bebouwde kom.

Op grond van deze uitgangspunten bedraagt de verkeersgeneratie (min. / max.): 4,70 - 6,50  per 100m2 BVO.

Tabel 3: Verkeersgeneratie bestaande situatie

  oppervlakte   verkeersgeneratie per 100 m2 BVO   verkeersgeneratie  
Lesscher bestaand minimaal   8.500 m2   4,70   400 mvt  
Lesscher bestaand maximaal   8.500 m2   6,50   553 mvt  
totaal       953 mvt  

Tabel 4: Verkeersgeneratie nieuwe situatie

  oppervlakte   verkeersgeneratie per 100 m2 BVO   verkeersgeneratie  
Lesscher nieuw minimaal   13.200 m2   4,70   620 mvt  
Lesscher nieuw maximaal   13.200 m2   6,50   858 mvt  
totaal       1.478 mvt  

De totale verkeersgeneratie (bestaand en nieuw) minimaal-maximaal per werkdag etmaal:

  • Minimaal totaal:  400+620 = 1.020 mvt
  • Maximaal totaal: 553+858 = 1.411 mvt (worst case)

De verkeersgeneratie van Goudappel uit 2011 (1.200 mvt) ligt nu precies tussen minimaal en maximaal in. Wanneer uit wordt gegaan van een worst case benadering van 1.411 mvt per etmaal gaat het om een toename van 211 mvt per etmaal extra of 17,6%. Dit komt overeen met ongeveer in totaal 1,2 – 2,35  mvt extra per cyclus (120 seconden) in de ochtendspits op de VRI geregelde kruispunten. Dit is nog steeds verwaarloosbaar en dus zonder negatief effect op die kruispunten.

Hierbij dient nogmaals opgemerkt te worden dat na 2011 de nodige reconstructies en verbeteringen hebben plaatsgevonden op deze locatie met betrekking tot de op- afritten, rijstrookverdubbelingen, de rondweg zelf, nieuwe VRI installaties en optimalisaties. De laatste geplande verbeteringen ter hoogte van knelpunt Bornsestraat-Vosboerweg zijn gestart in het voorjaar 2017.

Ten behoeve van de (milieu)onderzoeken is uitgegaan van 1.411 mvt per etmaal (worst case).

5.7 Duurzaamheid

5.7.1 Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is bouwen op een wijze die past bij een duurzame ontwikkeling, een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica, het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen en het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen.

5.7.2 Duurzame energie en energie-efficiency

Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie.

Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emmissie ontstaat. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Energetica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten. Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra.

In Hengelo wordt het Warmtenet Hengelo gerealiseerd. Dit is een duurzame energievoorziening die gebouwen van warmte voor ruimteverwarming/tapwater en/of koude voorziet. Indien de ontwikkelaar de gebouwen niet wenst aan te sluiten op het warmtenet, dient door de ontwikkelaar onderbouwd te worden hoe invulling is gegeven aan deze uitgangspunten voor duurzame energie-efficiency.

5.7.3 Duurzaamheid in het plangebied

In de IT en dan met name de datacenterwereld is duurzaamheid een absolute must. De IT branche is een grootverbruiker op gebied van energie en heeft derhalve een verantwoordelijkheid naar de maatschappij om duurzaamheid na te streven. Ook veel ondernemers streven duurzaamheid na in het kader van de MVO Prestatieladder die voorziet in de behoefte om vanuit maatschappelijke betrokkenheid duurzame ontwikkeling concreet, objectief en aantoonbaar te kunnen maken. Kortom, huurders vragen om duurzame huisvesting.

Op het Expo Business Parc zijn al diverse mogelijkheden aangegrepen om duurzame synergie te creëren tussen het datacenter en de omringende gebouwen. Bij de nieuwbouw op het Expo Business Parc is duurzaamheid een primair uitgangspunt. Het project Expo Business Parc is op sociaal- en economisch gebied al duurzaam vanwege het omvormen van een leegstaande expohal tot een data-/logistiekcenter. Ontwerp en realisatie van zowel het hoofdkantoor als het datacenter hebben geleid tot de zeer ambitieuze BREEAM-kwalificatie 'Excellent' (4 sterren). Het datacenter is zelfs het eerste datacenter in de wereld met deze duurzame kwalificatie. Het logistiek center heeft de BREEAM-kwalificatie 'Very Good' (3 sterren) behaald. Voor alle toekomstige ontwikkeling is de BREEAM-kwalificatie 'Excellent' (4 sterren) de doelstelling.

Het plan onderscheidt zich door een uitgesproken parkachtige opzet, met opvallend veel groen. Wat Expo Business Parc daarbij nog specialer maakt, is de aandacht voor het milieu. Er wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van duurzame energiebronnen en energiezuinige verlichting en installaties. Het ontwerp en de bouw van het Expo Business Parc is sterk gericht op zo laag mogelijk verbruik van energie. Voor verwarming wordt gebruik gemaakt van restwarmte uit het Datacenter en van een gasmotor warmtepomp. De gebouwen en het terrein zijn voorzien van energiezuinige verlichting. En, waar mogelijk, wordt duurzame energie ingezet. Hierdoor heeft het kantoor een zeer lage EPC (27% beter dan bouwbesluit). Monitoring van verbruikskosten van water en energie vindt plaats per verdieping. Materialen worden zorgvuldig geselecteerd, water wordt gerecycled en bij de inrichting van het terrein wordt optimaal rekening gehouden met flora en fauna. Voor zowel het kantoor als data-/logistiekcenter wordt onder andere gebruik gemaakt van 4L-spoeltoiletten en hergebruik van hemelwater door middel van een grijswatercircuit. Dit zorgt ervoor dat waterverbruik beperkt blijft. Voor het verbeteren van de EPC is naast een goede isolatie van wanden vloeren en daken, drievoudig glas (HR+++) energiezuinige verlichting, energiezuinige liften een gasmotorwarmtepomp toegepast. Deze keuzes zijn gemaakt, omdat ze voor de eindgebruiker een aantrekkelijke oplossing zijn (lager energieverbruik).

Door de combinatie van functies kunnen op het Expo Business Parc ook de hoeveelheid verkeersbewegingen worden beperkt. Daarnaast zijn er inmiddels nieuwe plannen op gebied van zonne-energie, gebruik van biogas (RWZI) en koude winning uit de omliggende waterpartijen. Kortom Expo Business Parc wil ook in de toekomst blijven innoveren op het gebied van duurzaamheid.

5.8 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het plangebied betreft een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanherziening, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dit is in een overeenkomst vastgelegd. In deze overeenkomst is tevens geregeld dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. Aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, hoeft de raad geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro vast te stellen.

Hoofdstuk 6 Het bestemmingsplan

6.1 Uitgangspunten

In de voorgaande hoofdstukken zijn de ontwikkelingen op het Expo Business Parc beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.

6.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

6.3 Handhaving van het plan

6.3.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
    Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling
    Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
  • 3. Actief handhavingsbeleid
    Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
6.3.2 Handhavingsbeleid - Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving

In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Brandweer, Veiligheid en Leefomgeving (BVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit.  Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.

Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.

Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:

  • 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (ten opzichte van het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  • 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  • 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  • 4. De vangnet- en  bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  • 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  • 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  • 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.
6.3.3 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.3.3.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

6.3.3.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.3.4 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.3.4.1 Bedrijventerrein - Kantoor

Binnen de gehele bestemming zijn kantoren en bedrijven met een aan kantoren vergelijkbare uitstraling toegestaan, overeenkomstig de Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein - Kantoor . Op gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - Kantoor' is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - datacentrum' uitsluitend een datacentrum toegestaan met daaraan ondergeschikt een logistiek centrum en daaraan gerelateerde kantoorfuncties. Erven, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en dergelijke worden aangemerkt als zijnde ondergeschikt aan de bestemming.

De bestemming 'Bedrijventerrein - Kantoor' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwvlakken gesitueerd. De toegestane boven- en ondergrondse (bedrijfs)gebouwen dienen binnen dit bouwvlak opgericht te worden, behoudens nutsvoorzieningen. Nutsvoorzieningen zijn binnen het bestemmingsvlak toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht zowel binnen als buiten het bouwvlak.

In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de minimum en maximum bouwhoogte, het minimum en maximum bruto vloeroppervlakte en de minimum oppervlakte van een gebouw.

In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven dat het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken ten behoeve van een bedrijfswoning en detailhandel, met uitzondering van internethandel en/of telefonische colportage en/of het bezorgen van door particulieren gekochte goederen.

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht toegestane bedrijven en worden toegestaan dat bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst behorende bij dit artikel, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bij recht toegestane datacentrum, met daaraan ondergeschikt een logistiek centrum en daaraan gerelateerde kantoorfuncties, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - datacentrum' en worden toegestaan dat kantoren en bedrijven met een aan kantoren vergelijkbare uitstraling worden gevestigd, zoals deze zijn genoemd in de bedrijvenlijst behorende bij dit artikel. Tevens kunnen bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst behorende bij dit artikel, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.

6.3.4.2 Verkeer - Verblijfsgebied

Op gronden met de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' zijn wegen, voet- en rijwielpaden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater, nutsvoorzieningen en waterlopen, waterpartijen en voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater, toegestaan.

De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak.

Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de toegestane hoogte en de oppervlakte.

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels om zodoende het oppervlak van een nutsgebouw te vergroten.

6.3.4.3 Leiding - Gas

Op gronden met de bestemming 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' is naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan een gasleiding toegestaan.

In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

Gebouwen zijn niet toegestaan. In de regels en de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane (bovengrondse) bebouwing opgenomen.

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden. Eén van de voorwaarden betreft het voorafgaand aan het verlenen van ontheffing inwinnen van advies van de leidingbeheerder.

Een omgevingsvergunning wordt enkel verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.

Binnen de bestemming is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning in de regels nader genoemde werken en werkzaamheden uit te voeren. Dit verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend, welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan, de leidingen niet worden aangetast en schriftelijk advies is ingewonnen door burgemeester en wethouders bij de leidingbeheerder.

6.3.4.4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Op gronden met de bestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)' is, naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan, een hoogspanningsleiding toegestaan (bovengrondse hoogspanningsverbinding).

In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Gebouwen zijn niet toegestaan. Van deze bepaling kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

Een omgevingsvergunning wordt enkel verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.

Binnen de bestemming is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning in de regels nader genoemde werken en werkzaamheden uit te voeren. Dit verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend, welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan, de leidingen niet worden aangetast en schriftelijk advies is ingewonnen door burgemeester en wethouders bij de leidingbeheerder.

6.3.5 Algemene regels

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.3.5.1 Antidubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

6.3.5.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

6.3.5.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de algemene aanduidingen 'vrijwaringszone - weg' en 'overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein'.

6.3.5.4 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsregels kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

6.3.5.5 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

6.3.5.6 Overige regels

In dit artikel zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

6.3.6 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bevat de overgangs- en slotregels.

6.3.6.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

6.3.6.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

6.4 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

6.4.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan Expo Business Parc is overleg gevoerd met het Waterschap, te weten op 8 maart 2010 en op 6 juli 2010. De resultaten van de overleggen zijn verwerkt in het wateradvies. De uitgangspunten zijn voor onderhavig plan niet gewijzigd. Het verharde oppervlak zal hetzelfde blijven.

Tevens heeft op 19 januari 2016 overleg plaatsgevonden met de provincie Overijssel. Door de provincie is aangegeven dat er geen provinciaal belang in het geding is. De provincie kan instemmen met de beoogde ontwikkeling.

Ter voldoening aan de verplichting voortvloeiende uit artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan verschillende instanties. Het verslag van dit vooroverleg is bijgevoegd in bijlage 16.

6.4.2 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wro zullen de volgende stappen worden ondernomen:

- 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.