direct naar inhoud van Toelichting
Plan: BG Noord Hoogeveen, deelplan Hoogeveenseweg 42, 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor dit bestemmingsplan is het verzoek van initiatiefnemer en grondeigenaar die zich richt tot een wijziging van de beheersverordening ten behoeve van de herontwikkeling van de Voorhorfkerk te Pesse. Het initiatief betreft de renovatie van het kerkgebouw aan de Hoogeveenseweg 42, waarbij het kerkgebouw zijn karakteristieke vorm- en maatschappelijke bestemming behoudt. Om hiervoor voldoende financiële middelen te genereren wordt naast het kerkgebouw één woning- en op het achterterrein vier woningen mogelijk gemaakt.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Met dit bestemmingsplan blijft de maatschappelijke functie van de Voorhofkerk behouden en wordt op het terrein ruimte geboden voor woningbouw. Ten oosten van het kerkgebouw wordt een nieuwe woning worden gerealiseerd. Op het achterterrein van de kerk, gelegen tussen de Hoogeveenseweg en de Kerkweg, wordt ruimte geboden voor twee vrijstaande woningen en twee twee-onder-1-kapwoningen. In de nieuwe situatie wordt het plangebied getransformeerd tot een woonperceel met (in totaal) ruimte voor vijf wooneenheden.

Het realiseren van woningbouw in het plangebied is niet mogelijk aan de hand van de beheersverordening 'Buitengebied Noord Hoogeveen, 2017'. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, waarbij één woning naast het kerkgebouw wordt gerealiseerd en vier wooneenheden op het achterterrein, is een herziening van de geldende beheersverordening nodig. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.3 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de uitgangspunten van het plan weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieu aspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, water aspecten, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Hoogeveen, ten zuiden van de kern Pesse en aan de Hoogeveenseweg 42. Aan beide zijden van deze weg zijn gedeelten van Het Spaarbankbos gelegen. Het Spaarbankbos maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele (agrarische) woonpercelen en agrarische gronden. Ten zuiden van het plangebied is tevens een recreatieterrein gelegen. In figuur 2.1 is de (globale) ligging van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0001.png"

Figuur 2.1: Ligging plangebied (globaal met rood omlijnd)

2.2 Vigerend recht

Voor het plangebied geldt de beheersverordening 'Buitengebied Noord Hoogeveen, 2017' wat is vastgesteld op 28 juni 2018. Daarin is voor het plangebied de bestemming 'Agrarisch - 3' met de aanduiding 'maatschappelijk' van toepassing. Middels de aanduiding is het mogelijk om het plangebied in gebruik te nemen voor maatschappelijke doeleinden. In figuur 2.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0002.png"

Figuur 2.2: Uitsnede geldende beheersverordening Buitengebied Noord Hoogeveen, 2017

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur plangebied

Ten zuiden van Pesse ligt, in de wig tussen de Hoogeveenseweg en de Kerkweg het kerkje “de Voorhof”. De kerklocatie dateert in oorsprong van ca. 1883, de huidige Voorhofkerk is rond 1900 gebouwd. Oorspronkelijk lag het perceel aan de rand van het reeds ontgonnen essenlandschap van Pesse. De onvruchtbare grond werd deels ingeplant met bos. Pas rond 1950 is het gebied verder ontgonnen, de overgang van het dorp naar de velden is nog steeds zichtbaar. Deze open landschapsstructuur wordt nog eens extra versterkt door de coulissen werking van de incidentele bosschages.

Conform het erfgoedbeleid van de gemeente Hoogeveen is de Voorhofkerk van cultuurhistorische waarde. Het behoud van de kerk is daarom belangrijk.

De groenbeplanting rondom en achter de kerk bevatten verschillende waardevolle elementen. Aan de Voorzijde van de kerk staan enkele oude eiken. De bosaanplant achter de kerk is gemengd bestaande uit veel jong opschot tussen enkele oude eiken. Haaks op de Hoogeveenseweg, links van de kerk, is een landweg aanwezig met nog enkele elementen van een laanbeplanting. Deze weg is de oorspronkelijke route van de kerk naar de begraafplaats.

in figuur 2.3 is een luchtfoto van de bestaande situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0003.png"

figuur 2.3: Luchtfoto huidige situatie (2018)

Langs de Hoogeveenseweg zijn in de loop der jaren concentraties (enclaves) van (woon)bebouwing ontstaan die ingebed zijn in het bosgebied van het Spaarbankbos. Aan de zuidzijde zijn een aantal villa's aan de rand van het bosgebied gebouwd. Deze strook aan bebouwing kan worden gezien als een van de eerste villawijkjes van Hoogeveen. Meer naar het noorden is een cluster aan bebouwing aanwezig die bestaat uit woningen, een horecabedrijf, de voormalige boswachterswoning en enige (voormalige) agrarische bebouwing. Op die plaats ligt ook de toegang tot tennisbanen en het restaurant De Spaarbankhoeve.

Ter plaatse van het terrein van het voormalige Noorderhuis is de bungalowlocatie de Santbrincke ontwikkeld die min of meer als een zelfstandig woonwijk functioneert en niet direct een relatie heeft met de historische ontwikkeling van het gebied.

Verder in de richting van Pesse is een concentratie van bebouwing rond de school en de kerk aanwezig. Het plangebied maakt deel uit van een concentratie (enclave) van bebouwing van de noordzijde van deze landgoederenzone en ten oosten van de Hoogeveenseweg.

De genoemde locaties vormen, als los van elkaar gelegen kleinschalige bebouwingsconcentraties, schakels van een ketting langs de Hoogeveenseweg die van elkaar zijn gescheiden door bospercelen die deel uitmaken van Het Spaarbankbos.

Op onderstaande luchtfoto zijn de betreffende concentraties van bebouwing aangegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0004.png"

figuur 2.4: Luchtfoto met concentraties van bebouwing

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat het voorliggende bestemmingsplan geen rijksbelangen schaadt en daardoor wordt voldaan aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:

"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied".

Toetsing Ladder voor duurzame verstedelijking

Dit plan voorziet in de renovatie van de bestaande kerk en een transformatie van het perceel (c.q. omliggende gronden) waarbij ruimte wordt geboden voor de realisatie van vijf nieuwe woningen. Een plan om vijf woningen te realiseren wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro gezien (Uitspraak Raad van State, 27 augustus 2014, 201311233/1/R4, r.o. 3.3). Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie- en Omgevingsverordening Drenthe 2018 vastgesteld.

De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van ons beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Het plangebied is aangeduid als 'Multifunctioneel gebied'. Kenmerkend voor deze gebieden zijn de diverse functies die naast elkaar in het gebied voorkomen. Daarbij kan gedacht worden aan functies zoals landbouw, natuur, recreatie en wonen. In tegenstelling tot de robuuste systemen is in deze gebieden geen sprake van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening. Het behouden en ontwikkelen van functies en kernkwaliteiten gebeurt hier gebiedsgericht en waar nodig met maatwerk. Uitgangspunt hierbij is dat de van oudsher bestaande en/of dominante functie zo min mogelijk negatieve gevolgen mag ondervinden van de ontwikkeling van nieuwe of andere functies.

Daarop aanvullend zijn voor het plangebied de kernkwaliteiten 'Landschap' en 'Cultuurhistorie' van belang.

Het plangebied is gelegen in het esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De bebouwing is landelijk van karakter en bestaat vooral uit typische boerderijen die schijnbaar willekeurig geplaatst zijn. Soms steekt een kerktoren of molen boven het silhouet uit. Het provinciaal beleid is dan ook gericht op het behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting. Ook is het behoud van het onbebouwde karakter en de versterking van karakteristieke beekdal(rand)beplanting gewenst.

De kernkwaliteit 'Cultuurhistorie' is gericht op het herkenbaar houden van de cultuurhistorie en de ruimtelijke identiteit te versterken. Dat wordt mogelijk gemaakt door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf.

Voor wat betreft wonen heeft de provincie de ambitie om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag. De provincie verwacht dat gemeenten een gemeentelijke woonvisie opstellen en dat de lokale visies in een bovenlokale strategie, een regionale woonvisie wordt vervat. Hoogeveen maakt samen met De Wolden, Meppel en Westerveld deel uit van de woonregio Zuidwest Drenthe. Het proces om te komen tot een regionale woonvisie is doorlopen en vervolgens is op 30 oktober 2012 de Regionale Woonvisie door de diverse colleges van de betrokken gemeenten vastgesteld.

Bij de verdeling van de woningbehoefte streeft de provincie ernaar de groei van de bevolking en de arbeidsplaatsen te concentreren in de (sub)streekcentra en één derde in de overige kernen. De toedeling van de woonopgave aan de (sub)streekcentra en overige kernen is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De provincie verwacht van gemeenten dat de toedeling gebeurd op basis van de functie van de kern binnen de gemeente. De provincie vindt het van belang dat, waar mogelijk, de woonopgave van deze kernen wordt benut om de dorpsranden 'af te hechten'. Dit verbetert de ruimtelijke kwaliteit.

In de kernenhiërarchie behoort Hoogeveen bij de streekcentra.

De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties.

Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarrière. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren. Onderhavig bestemmingsplan past binnen deze beleidsuitgangspunten.

Ten aanzien van de in de Omgevingsvisie genoemde milieuaspecten als water, bodem, luchtkwaliteit, geluid- en geurhinder en externe veiligheid zijn onderzoeken uitgevoerd. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten. In dat hoofdstuk is eveneens nader uitgewerkt hoe de gemeente toepassing geeft aan het aspect duurzame woon- en leefomgevingskwaliteit.

In de paragraaf gemeentelijk beleid gaan wij nader in op de gelaagde kernenstructuur in Hoogeveen. De gekozen toedeling past binnen de Omgevingsvisie Drenthe.

In de Omgevingsverordening is aangegeven dat in uitzonderlijke gevallen een ruimtelijk plan buiten het bestaand stedelijk gebied kan voorzien in de realisatie van bijzondere woonmilieus, mits:

  • 1. deze kleinschalig zijn;
  • 2. deze gericht zijn op woonwensen en leefstijlen van kleine specifieke doelgroepen;
  • 3. het uitgangspunt bij de ontwikkeling van deze woonmilieus een landschappelijk kader is dat aansluit bij de kernkwaliteiten van het gebied, en;
  • 4. het woonmilieu alleen kan worden ontwikkeld samen met het verbeteren van andere functies, zoals het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, het vergroten van het cultuurhistorische karakter, het verbeteren van voorzieningen, het realiseren van de water- en natuuropgave en het versterken van de recreatie.

De voorgenomen planontwikkeling voldoet aan bovenstaande randvoorwaarden. Het gaat om een kleinschalige woonlocatie, waar maximaal 5 woningen gebouwd mogen worden.

Het plan is ontwikkeld in een historisch en landschappelijk perspectief: Groen en ruim wonen op een oude en historische locatie. De cultuurhistorische elementen vormen de basis van het plan, er wordt respectvol omgegaan met de verborgen en zichtbare sporen uit het verleden. Zo is de kerk een wezenlijk onderdeel van de stedenbouwkundige opbouw geworden. Het kerkgebouw komt weer vrij te staan, wordt door groen omlijst en vormt als het ware het portaal naar het achterliggende woongebied. Doordat de cultuurhistorisch waardevolle kerk met een nieuwe maatschappelijke functie weer gebruikt gaat worden en het gebied eromheen zal worden ingericht, wordt de leefbaarheid in de omgeving verhoogt.

Ook de bestaande cultuurhistorische verbinding met het oude kerkhof wordt gerestaureerd door het aanvullen van de originele laanbeplanting van eiken. Als ontsluiting en zichtas van het plan wordt deze laan weer in ere hersteld en vormt het de verbinding tussen de Hoogeveenseweg, een historisch lint, en de Kerkstraat, het landelijke gebied. Naast dat het de ontsluiting vormt voor het bijzondere woonmilieu achter de kerk, “de Achterhof”, biedt deze landelijke weg mogelijk een verbinding voor wandelaars en/of fietsers.

Oude eiken in het plangebied blijven staan, bebouwing en infrastructuur zijn aangepast op deze bomen. De groenzone tussen de voorhofkerk en de Achterhof wordt als een bossingel teruggezet en daar waar nodig zal worden bij geplant. Alle randen van het plangebied blijven behouden en daar waar nodig aangevuld met bosbeplanting. De centrale hof van “de Achterhof”, zal onder de eiken worden aangevuld met enkele rododendrons en de zones met gras worden ingezaaid met voorjaars bollen. 

De ontwikkeling van het plan is daarnaast gericht op woonwensen en leefstijlen van een kleine specifieke doelgroep. De typologie van het woonmilieu sluit qua architectonische eigenschappen aan bij de stijl van de cultuurhistorische omgeving. De ietwat strenge calvinistische bouw van de kerk, de ritmiek, het materiaal- en kleurgebruik is vertaald naar de eigentijdse architectuur van de woningen aan de Achterhof.

De stedenbouwkundige opbouw van de Achterhof, ontsloten via de cultuurhistorische weg, doet de bezoeker verrassen. Weggescholen in het groen en achter de kerk is een kleine rustige, groene woonomgeving, een oase van rust.

De Achterhof betreft een exclusieve hof in een woonomgeving met esthetische en cultuurhistorische elementen. Er is direct contact tussen woningen en de groene binnenhof. In de tuinen van de woningen is de privacy echter goed gewaarborgd.

Door deze opbouw zal de Achterhof bewoond gaan worden door mensen die graag samenwonen met gelijkgestemden, met een overeenkomend woongedrag. Bewoners die binnen een landschappelijke en cultuurhistorische setting willen genieten van een woonmilieu met geborgenheid, bescherming, privacy, rust en de uniciteit van de plek. Het is een woonmilieu waar kinderen kunnen ravotten in een boomhut en ouderen kunnen genieten van de groene leefomgeving.

De bewoners van de Achterhof zullen hun keuze om hier te willen wonen dus voornamelijk baseren op de beleving en de sfeer van de woonomgeving. De drie zaken die hierin centraal zullen staan zijn de kleinschaligheid, de daardoor gecreëerde saamhorigheid, de trots op de eigen en unieke woonomgeving en het jezelf daardoor thuis voelen. Qua lifestyle betreft het de ”huis, tuin en cultuur genieters” van alle leeftijden en gezinsopbouw.

Bovenstaande uitgangspunten zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 1 van deze toelichting) wat vastgesteld zal worden door de raad en als toetsingskader voor wat betreft architectonische verschijningsvorm, vormgeving en materiaalgebruik gaat dienen.

De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid, ook is de provincie betrokken geweest bij het vormgeven van het bijzondere woonmilieu en heeft hiermee ingestemd. Door de beoogde beeldkwaliteit vast te leggen wordt in voldoende mate rekening gehouden met de kernkwaliteiten.
Geconstateerd wordt dat onderliggend bestemmingsplan geen provinciale belangen schaadt.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

De voorgenomen ontwikkeling speelt hierop in door een hoogwaardig woonmilieu te creëren waarbij de bestaande cultuurlandschappen in stand worden gehouden en waar mogelijk worden versterkt.

3.3.2 Structuurvisie Hoogeveen

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en op onderdelen word bijgesteld middels de 'Structuurvisie Hoogeveen 2.0'. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone.

Het plangebied is in de structuurvisie aangewezen als semi open zandgebied met agrarische functies en is gelegen in het de landgoederenzone. In de structuurvisie is de landgoederenzone aangemerkt als zoekgebied voor het landelijk wonen. De voorgenomen ontwikkeling sluit daarop aan.

3.3.3 Woonvisie 2017-2020

Ook in de Woonvisie 2017-2020 (vastgesteld op 23 maart 2017) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.

De Woonvisie bevat concrete ambities en acties voor de korte termijn. Deze ambities voor de komende vier jaar zijn wel geplaatst in de ontwikkelingen en trends voor een langere termijn. Deze Woonvisie vervangt het beleidskader dat werd vastgesteld in 2011. De richting ingezet in 2011 wordt doorgezet voor de periode richting 2025. Voor de periode 2016-2025 wordt rekening gehouden met een woningbehoefte van netto 1.100 woningen.

Dit is gebaseerd op een tussenscenario:

  • De ambitie en de verwachting is dat de binnenlandse vraag aantrekt tot een niveau dat weliswaar niet zo hoog is als voor de woningmarktcrisis, maar dat wel hoger ligt dan de laatste jaren: 950 woningen;
  • De verwachting dat het aantal blijvende statushouders terugvalt naar het langjarig gemiddelde: 165 benodigde woningen.

Om daadwerkelijk ruim 1.100 woningen te kunnen realiseren, moeten we enige overmaat aanhouden in onze woningbouwprogrammering. Niet alle plannen zijn even gemakkelijk ontwikkelbaar en niet alle locaties lenen zich voor elke type woningen. Gemiddeld komt 30% van de locaties later of helemaal niet tot ontwikkeling. We hebben daarom concrete bouwruimte nodig voor ca. 1.600 woningen in tien jaar. Zo bouwen we flexibiliteit en keuzevrijheid in om, ongeacht veranderingen of obstakels, toch in de behoefte te voorzien. Daarmee voorkomen we onnodige uitstroom van huishoudens uit Hoogeveen.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. De woningvraag is gericht op praktisch woongenot zoals voorzieningen in de nabijheid en ruim en groen wonen tegen een goede prijs per vierkante meter woonoppervlak. De centrumdorpen Hollandscheveld, Pesse, Noordscheschut en Elim worden als een belangrijk woonalternatief gezien. Hollandscheveld manifesteert zich daarin het duidelijkst. De woningbouwuitbreiding aan de Hoogeveenseweg in Pesse sluit aan op de Woonvisie; 'Toevoegen wat gevraagd wordt' en 'Dorpen en landelijk gebied: maatwerk'.

Ingezet wordt om aan inwoners keuzevrijheid te bieden. Dit door het aanbieden van inbreidings- en uitbreidingslocaties. Het plangebied betreft een uitbreidingslocatie waar keuzevrijheid wordt geboden middels 2-onder-1-kapwoningen en vrijstaande woningen.

Uitgangspunt is dat van 2016 tot en met 2025 netto 1.100 nieuwbouwwoningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. In het jaar 2016 zijn bijna 100 reguliere woningen gerealiseerd. In het jaar 2017 zijn netto bijna 270 woningen gerealiseerd. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 270 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. In feite ligt de opgave hoger wanneer rekening wordt gehouden met planuitval en vertraging de komende jaren.

Dit bestemmingsplan, wat toeziet op de ontwikkeling aan de Hoogeveenseweg 42 te Pesse waarbij ruimte wordt geboden voor vijf woningen, kan binnen deze nog beschikbare capaciteit worden ontwikkeld. Voor ongeveer netto 460 woningen is tot 2026 al harde plancapaciteit aanwezig in zowel de kern als in de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.

3.3.4 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit vervangt de gemeentelijke Welstandsnota uit 2007 met de oplegnotitie van de pilot 'welstandsvrij bouwen'. De pilot welstandsvrij bouwen is succesvol verlopen en heeft een vervolg gekregen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

De Nota geeft uitdrukking aan de huidige wens van de samenleving om anders om te gaan met ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is minder regelgeving en meer ruimte bieden daar waar het kan. In de Nota wenst de gemeente Hoogeveen alleen die gebieden en gebouwen te beschermen die echt waardevol zijn.

De Voorhofkerk is een cultuurhistorisch pand met hoge waardering. Voor de kerk gelden dan ook de uitgangspunten dat de hoofdvorm-, materiaal-, detaillering- en kleuren behouden dienen te blijven. Deze waardering betreft ook de samenhang met de voormalige pastorie, gelegen naast de kerk aan de Hoogeveenseweg 46 te Pesse.

Voor het overig gebied gelden vanuit de Nota Ruimtelijke kwaliteit geen randvoorwaarden (welstandsvrij).

Met de voorgenomen ontwikkeling zullen geen wijzigingen worden aangebracht aan de vorm en uitstraling van de Voorhofkerk. De hoofdvorm zal behouden blijven. Wel zal de uitbouw gesloopt worden om ruimte te bieden voor de realisatie van een woning.

In de planregels is voor het kerkgebouw een regeling opgenomen om de vorm en uitstraling te behouden.

Voor de beoogde woningen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan wordt beschouwd als een aanvulling op de Nota Ruimtelijke kwaliteit en zal, evenals het bestemmingsplan, worden vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Hoogeveen. Na vaststelling is het beeldkwaliteitsplan het beoordelingskader voor de Welstandscommissie en zullen bouwaanvragen binnen het plangebied worden getoetst aan de hand van dit beeldkwaliteitsplan. Hierdoor ontstaat er in het gebied een hoge ruimtelijke kwaliteit waarbij de inrichting van openbare ruimte en de architectuur een belangrijke rol spelen.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

Het uitgangspunt bij de voorgenomen ontwikkeling is het behoud van de culturele- en maatschappelijk waardevolle Voorhofkerk. Om hiervoor voldoende middelen te genereren wordt op de rest van het perceel vijf woningen gerealiseerd. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • Restaureren en herbestemmen ‘Voorhofkerk;
  • toevoegen 1 woning naast de kerk;
  • toevoegen 2 vrijstaande woningen achter de kerk;
  • toevoegen 2-onder-1-kap woning achter de kerk;
  • investeren in ruimtelijke kwaliteit;
  • behoudt van groene uitstraling gebied.

De initiatiefnemer wenst de kerk te restaureren en voor nadere maatschappelijke doeleinden te gebruiken. Om het gebied toegankelijker te maken, de cultuurhistorische waarden te versterken maar ook om middelen hiervoor te genereren, is het initiatief ontwikkeld om een bijzonder en kleinschalig woonmilieu te creëren achter de kerk; de zogenaamde “Achterhof”. Het betreft vier woningen in een landelijke setting. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van dit plan is het landschappelijke en cultuurhistorische kader. Het plan is volgens maatwerk tot stand gekomen en sluit aan bij de kernkwaliteiten van het gebied. De uitgangspunten zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 1 van deze toelichting) wat vastgesteld zal worden door de raad en als toetsingskader voor wat betreft architectonische verschijningsvorm, vormgeving en materiaalgebruik gaat dienen.

Door het slopen van de aanbouw van de kerk komt deze laatste weer vrij te staan. De terug te bouwen woning ligt bescheiden achter het maaiveld van de kerk. De kerk krijgt mede door herinrichting van groen en bestrating aan de voorzijde meer ruimte. Het gebouw komt weer als “landmark” tot zijn recht.

Groenzones om het te ontwikkelen gebied worden zoveel mogelijk behouden en daar waar nodig extra versterkt. Alle oude eiken zijn dan ook ingemeten en er zullen slechts drie moeten wijken voor de nieuwbouw achter de kerk.

De groenzone achter het kerkgebouw wordt behouden. Bij de doorgang van de zichtlijn/landweg zal er aan beide zijden van de opening een eik geplant worden. De kerk blijft op deze wijze in een groen kader staan terwijl de markering van de landweg wordt versterkt. Deze landweg met enkele oude eiken zal als toegangsweg voor de "Achterhof" fungeren. Ontbrekende eiken in de laanbeplanting zullen aangevuld worden zodat er nog een duidelijkere zichtlijn ontstaat tussen de Hoogeveense- en de Kerkweg.

De nieuwbouw kenmerkt zich door de opbouw van een “hof”. De opbouw van de woningen is van een intiem karakter rondom een groene kern. Het karakter en de materialisatie van de architectuur sluit aan op de stijl van de kerk zonder die laatste te beconcurreren. De woningen zullen levensloopbestendig en duurzaam zijn.

De inrichting van dit plan sluit dan ook aan bij de gemeentelijke en provinciale visies over het ontwikkelen van een bijzonder woonmilieu in het landschappelijk buitengebied.

Woning naast de kerk

De woning die gelegen is naast de kerk zal ondergeschikt aan de pastorie moeten zijn. Er is daarom gekozen deze in een moderne vormgeving uit te voeren. De woning zal zich hiermee zo onopvallend mogelijk presenteren. Het is van belang dat de pastorie en de kerk een eenheid blijven. De woning doet daar geen afbreuk aan door de terug geplaatste ligging van de rooilijn en de integrale aanpak van het groen en gebied rondom de Voorhofkerk (zie figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0005.png"

Figuur 4.1: Impressiebeelden straatbeeld kerk met nieuwe woning

Vrijstaande woningen en 2-onder-1-kap woning

Achter de kerk zal een twee-onder-1 kap woning met allure worden gerealiseerd. Dit gebouw zal twee wooneenheden krijgen. Het is gebruikelijk dat rondom de kerk bijzondere gebouwen worden gebouwd. Denk hierbij aan de pastorie, kapel of klooster. Daaraan refererend zal het gebouw zich presenteren.

De twee andere (vrijstaande) woningen zullen als poortgebouwen vormgegeven worden. Het geheel moet in familie ontworpen worden en als eenheid, met de kerk en de nabijgelegen woningen, in het landschap staan. Het moet een bijzondere plek worden op de overgang van het essenlandschap naar de nattere Boerenveensche plassen

In figuur 4.2 zijn aanzichten opgenomen van de beoogde twee-onder-1-kapwoning. In figuur 4.3 is een inrichtingsschets opgenomen van de beoogde situatie. Aan de hand van figuur 4.4 is hier een impressie van te krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0006.png"

Figuur 4.2: Impressiebeelden straatbeeld kerk met nieuwe twee-onder-1 kap woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0007.png"

Figuur 4.3: inrichtingsschets plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0008.png"

Figuur 4.4: impressie plangebied

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden. Met dit bestemmingsplan blijft de maatschappelijke functie van de Voorhofkerk behouden en wordt op het terrein ruimte geboden voor woningbouw. Dit plan voorziet in de realisatie van vijf nieuwe woningen op het terrein van de Voorhofkerk.

5.1 Bodem

5.1.1 Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

5.1.2 Onderzoek en conclusie

Met de voorgenomen ontwikkeling vindt een functiewijziging plaats naar een gevoelige functie (Wonen). Van de locatie zijn bij de gemeente geen recente bodemonderzoeksgegevens bekend. Bij de voorhofkerk is een ondergrondse HBO-tank aanwezig of aanwezig geweest. Onduidelijk is of deze is verwijderd. Om te bepalen of de grond geschikt is voor het gewenste gebruik dient een bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Dit bodemonderzoek zal deel uitmaken van de uiteindelijke aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het aspect bodem staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

5.2.1 Normstelling

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat bij ruimtelijke planontwikkelingen een samenhangende afweging van alle belangen moet plaatsvinden. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom sinds 1 juli 2012 de verplichting opgenomen om in de ruimtelijke ordening "rekening te houden met aanwezige archeologische- en cultuurhistorische waarden".

Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten. Toetsing vindt plaats aan de archeologische monumenten kaart en de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten.

De gemeente Hoogeveen heeft in navolging hiervan eigen cultuurhistorisch beleid ontwikkeld op het terrein van de deelgebieden archeologie, historische geografie en historische bebouwing. Op 24 november 2016 heeft de gemeenteraad de cultuurhistorische beleidskaarten en onderliggende rapporten voor archeologie, historische geografie en bebouwing vastgesteld.

5.2.2 Onderzoek en conclusie

Archeologie

Op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten, vastgesteld op 24 november 2016, ligt het plangebied in een Glaciaal landschap. Voor dit gebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde (Archeologische - Waarde 2 en Archeologische - Waarde 3), waardoor bij ingrepen groter dan 100 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

In januari 2018 is daarom een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2) door archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef.

Op basis van de bureaustudie blijkt dat het gebied vanaf 3850 v Chr. droog genoeg is geweest voor menselijke bewoning. In de directe omgeving van het plangebied (met een straal van 500 m) zijn geen meldingen gedaan van vondsten of archeologische terreinen. Het plangebied is in het verleden niet door veen bedekt geraakt en binnen het gebied bevindt zich een zone met grondmorene. Bij aanvang van het veldonderzoek gold voor het plangebied een hoge verwachtingswaarde voor vindplaatsen vanaf de steentijd. Voor resten uit de middeleeuwen gold bij aanvang van het veldonderzoek een lage verwachting, vanwege de ligging van het plangebied buiten de historische kern van Pesse. Volgens de topografische kaart uit 1820 bestond het plangebied voor 1900 uit woeste grond, heidevelden en vennen.

Tijdens het veldwerk bleek de bodem van het plangebied niet meer intact te zijn. Onder de bouwvoor was over het algemeen een verstoord pakket aanwezig waarin nog restanten van de originele podzolbodem waargenomen konden worden. Uit de opgeboorde grond zijn geen cultuurlagen of archeologische indicatoren ontdekt.

Op basis van de afwezigheid van cultuurlagen of van archeologische indicatoren en op basis van de grotendeels verstoorde bodem, wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische laag verwacht. Ook zijn in het verleden en tijdens het veldwerk geen archeologische vondsten gemeld. Om die redenen is een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Indien bij de geplande ingrepen archeologische vondsten (zowel objecten als grondsporen) worden gedaan, dient conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet, de betreffende provinciaal archeoloog en de betreffende gemeente/gemeentelijk archeologisch adviseur direct te worden ingelicht.

Cultuurhistorie

Op basis van de beleidskaart voor historische bebouwing is voor het plangebied een hoge waarde opgenomen met betrekking tot de historische waarde. Het kerkgebouw is daarbij voorzien van hoge waarde met betrekking tot de 'historische bebouwing'. Naast rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn in de gemeente Hoogeveen circa 250 cultuurhistorisch waardevolle panden aangewezen. Deze panden zijn belangrijk en representatief voor de geschiedenis van Hoogeveen. Het rapport Historische bouwkunst is onderdeel van de cultuurhistorische beleidskaarten die op 24 november 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad.

De waardering van cultuurhistorisch waardevolle panden kent drie categorieën: hoog, middelhoog en basis. Het kerkgebouw heeft een hoge waardering. Dit houdt in dat de specifieke historische kenmerken het uitgangspunt vormen voor herstel, verbouw en/of functieverandering. Hierbij dienen de hoofdvorm, materialen, detaillering en kleuren behouden te blijven. Toevoegingen aan, op of bij de kerk worden op herkenbare wijze vormgegeven. Aan- en bijgebouwen worden in samenhang met het hoofdgebouw ontworpen en gebouwd. De hoge waardering ziet toe op het kerkgebouw en de samenhang met de voormalige pastorie (Hoogeveenseweg 46, eveneens hoog gewaardeerd).

Bij hoge cultuurhistorische waarden staat het veilig stellen, behouden en zo nodig herstellen van de eigenstandige cultuurhistorische waarden en hun onderlinge samenhang centraal. Daarnaast is het wenselijk dat nieuwe ontwikkelingen voortbouwen op deze aanwezige waarden en er een nieuwe laag of dimensie aan toevoegen. Het cultuurhistorisch belang staat voorop.

Van initiatiefnemers wordt verwacht in te spelen op deze cultuurhistorische waarden en hun samenhang en met de plannen voort te bouwen op en met respect voor de cultuurhistorische context.

In het plangebied is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden door de historische stijlkenmerken van de kerk als inspiratiebron te gebruiken voor de woningbouw. De woningbouw is in samenhang met de uitstraling van de kerk ontworpen en is daaraan ondergeschikt. Het kerkgebouw blijft behouden en wordt gerestaureerd, waardoor het zijn functie als landmark behoudt. Voor het behoud van het kerkgebouw is een regeling opgenomen in de planregels.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect archeologie en cultuurhistorie er geen belemmeringen zijn voor de gewenste ontwikkeling binnen het plangebied.

5.3 Water

5.3.1 Normstelling

Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:

  • 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
  • 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert;
  • 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Wet natuurbescherming). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Watertoetsproces

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 13 mei 2019 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie bijlage 3). Op basis daarvan kan de korte procedure gevolgd worden. Dit omdat de bestemming en de grootte van het plan een geringe invloed hebben op de waterhuishouding in ruimtelijke zin. Dit houdt in dat het waterschap akkoord gaat met dit plan, mits voldoen wordt aan de uitgangspunten uit de standaard waterparagraaf, zoals hieronder is beschreven.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.

In het plangebied krijgt dit een invulling door halfverharding toe te passen. Hiermee wordt hemelwater geïnfiltreerd in de bodem.

B watergangen (schouwsloten)

In het plan bevindt zich een B-watergang. B-watergangen (of schouwsloten) hebben een belangrijke functie voor de waterafvoer- en berging. Deze watergangen staan op de legger van het waterschap en de Keur is van toepassing. Volgens de Keur zijn alle activiteiten die plaatsvinden in, op of langs watergangen van het waterschap vergunningsplichtig. Voor minder ingrijpende activiteiten hebben zijn algemene regels vastgesteld. Hierdoor kan er sprake zijn van vrijstelling of hoeven deze activiteiten alleen te worden gemeld. Er is in het plan rekening gehouden met de Keur van het waterschap. Er wordt tijdig melding gemaakt of een vergunning aangevraagd.

Conclusie

De gemeente heeft het waterschap geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het onderhavige plan heeft een geringe invloed op de waterhuishouding. Het aspect water leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.4 Ecologie

5.4.1 Normstelling

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte zijn de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming.

5.4.2 Onderzoek en conclusie

Het is noodzakelijk om op basis van de Wet natuurbescherming vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Optredende negatieve effecten dienen zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd te worden. Voor schade aan strikt beschermde soorten kan het noodzakelijk zijn om een ontheffing aan te vragen bij de Provincie Drenthe.

Door Buro Bakker, adviesburo voor ecologie, is een inventariserende natuurtoets uitgevoerd naar de natuurwaarden in het plangebied. De resultaten zijn vastgelegd in het onderzoeksrapport van d.d. 13 februari 2019 en zijn onderstaand kort samengevat.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt buiten de begrenzing van zowel Natura 2000- als het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS- gebieden). Het dichtstbijzijnde (NNN) gebied betreft het Spaarbankbos, wat gelegen is op een afstand van circa 750 meter van het plangebied. Er zijn op grond van de afstand en aard van de ingreep geen negatieve effecten op deze gebieden te verwachten, gezien de barrières die al aanwezig zijn tussen het plangebied en de natuurgebieden. Hierbij moet gedacht worden aan bebouwing, infrastructuur en open agrarisch gebied. Er vindt ook geen aantasting plaats van beschermde natuurmonumenten of belangrijke natuur buiten de Natura 2000-gebieden of het NNN.

Soortenbescherming

Ook voor de soortenbescherming is de Wnb van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Wnb is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden. Planten mogen niet geplukt of verzameld worden. Verder is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Met de beoogde ontwikkeling worden geen sloopwerkzaamheden aan het kerkgebouw beoogd. Het bijgebouw is reeds gesloopt en heeft ruimte gemaakt voor één woningbouwkavel. Het bosperceel aan de achterzijde zal deels worden gerooid en de aanwezige struiken en stobben worden verwijderd waardoor ruimte ontstaat voor vier woningbouwkavels.

Om die reden is februari 2019 een Quickscan uitgevoerd (zie bijlage 4). Daaruit is gebleken dat het plangebied geschikt is voor algemene broedvogels en ter plaatse potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Ook komt in het plangebied de nationaal beschermde soort eekhoorn voor. Daarop aanvullend komen ook enkele nationaal beschermde soorten voor zoals de egel, huisspitsmuis en bosmuis. Voor deze soorten geldt echter een vrijstelling. De algemene zorgplicht is wel van kracht.

Op basis van bovenstaande bevindingen heeft in oktober 2019 een aanvullend onderzoek plaatsgevonden naar vleermuizen (habitatrichlijnsoorten) en eekhoorns (niet vrijgestelde nationaal beschermde soorten).

Uit het aanvullend onderzoek (zie bijlage 5 voor de rapportage) is gebleken dat in (de nabijheid van) het plangebied meerdere soorten aanwezig zijn. Hierdoor dient rekening te worden gehouden met onderstaande maatregelen:

Ransuil

  • Werkzaamheden vinden uitsluitend plaats in de periode 1 augustus- 1 maart.
  • Uitstraling van verlichting (gebruiksfase) voorkomen door gebruik te maken van naar beneden gerichte armaturen en behoud van een rij bomen en struiken ten oosten van de woningen.

Broedvogels 

  • Werkzaamheden vinden uitsluitend plaats tussen 1 september en 1 maart.

Laatvlieger 

  • Effecten van werkzaamheden aan de kerkgevels moeten beoordeeld worden door een ecoloog. Alle werkzaamheden aan het dak, toren of voegen zijn ontheffingsplichtig.
  • Werkzaamheden vinden uitsluitend plaats in de periode 1 augustus- 1 mei.
  • Werkzaamheden vinden uitsluitend bij daglicht plaats.
  • De kerk blijft bereikbaar voor laatvlieger door binnen een straal van 5 meter geen bomen of struiken aan te planten of obstakels te plaatsen tijdens de werkzaamheden.
  • Lichtuitstraling naar de kerk moet voorkomen worden door gebruik te maken van naar beneden gericht armaturen en door behoud van een strook bomen en struiken tussen kerk en nieuwe woningen.

Gewone dwergvleermuis

  • Werkzaamheden vinden uitsluitend plaats bij daglicht.
  • Het plangebied moet zo ingericht worden dat er geen verlichting uitstraalt richting de kerk en richting de Kerkstraat.

Eekhoorn

  • Werkzaamheden vinden uitsluitend bij daglicht plaats.
  • Werkzaamheden vinden niet plaats bij vorst overdag.

In onderstaande tabel zijn alle periodes waarin niet gewerkt mag worden per soort of soortgroep in het rood weergegeven. De periode waarin wel gewerkt kan worden waarbij geen enkele soort schade ondervindt is in de onderste rij weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0009.png"

afbeelding 5.1: tabel geschikte periodes bouw (bron: Nader onderzoek vleermuizen en eekhoorn)

Voor de beoogde ontwikkeling is ook de zorgplicht van toepassing. De zorgplicht (art. 1.11 Wet natuurbescherming) houdt in dat schade aan wilde planten en dieren zoveel, als redelijkerwijs mogelijk is, wordt voorkomen. Voor dit plan geldt dat met het rooien van bomen en struiken één kant wordt op gewerkt zodat kleine zoogdieren als rosse woelmuis en bosmuis of amfibieën als bruine kikker en gewone pad de kans krijgen om weg te vluchten.

Conclusie

Wanneer de beoogde ontwikkeling gepaard gaat met de voorwaarden zoals die in deze paragraaf aan orde zijn gekomen, vormt het aspect ecologie geen belemmering voor dit plan.

5.5 Geluid

Voor het aspect geluid zijn vier verschillende bronnen van belang:

  • - Wegverkeerslawaai;
  • - Industrielawaai;
  • - Luchtvaartverkeerlawaai;
  • - Spoorwegverkeerlawaai.

In het kader van de Wet geluidhinder is bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Dit bestemmingsplan heeft geen invloed op geluidsbronnen. Er worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of industrielocaties mogelijk gemaakt. Bovendien vindt geen wijziging van het luchtvaartverkeer plaats op basis van het bestemmingsplan. In dat kader is dan ook geen onderzoek noodzakelijk.

5.5.1 Normstelling

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen;
  • geluidsgevoelige terreinen.

Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

5.5.2 Onderzoek en conclusie

Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de Kerkweg, de Hoogeveenseweg, de Molenhoek en de A28. Daarom dient de geluidsbelasting wegverkeerslawaai op de woningen te worden vastgesteld en te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Op 13 juni 2019 is daarom door ingenieursbureau Spreen een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6).

De verkeersintensiteit op de Molenhoek bedraagt 400 motorvoertuigen per etmaal en deze weg is op tenminste 120 meter uit de gevels van de nieuwe woningen gelegen. De geluidsbelasting ten gevolge van deze weg is daarmee niet immissierelevant en is vervolgens niet beschouwd.

De geluidsbelasting ten gevolge van de Kerkweg bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 42 dB (incl. aftrek art 110gWgh), hetgeen niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde Lden = 48 dB.

De geluidsbelasting ten gevolge van de Hoogeveenseweg bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 51 dB (incl. aftrek art 110gWgh). Deze waarde ligt hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar niet hoger dan de grenswaarde van 53 dB. Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zijn in dit onderzoek bron- en overdrachtsmaatregelen overwogen.

De geluidsbelasting ten gevolge van de A28 bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 53 dB (incl. aftrek art 110gWgh). Deze waarde ligt hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar niet hoger dan de grenswaarde van 53 dB. Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zijn in dit onderzoek bron- en overdrachtsmaatregelen overwogen.

Onderzocht is welke maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te brengen tot ten minste 48 dB. Voor de A28 zijn maatregelen aan de bron geen optie. Het wegdek van de A28 is al geluidreducerend uitgevoerd met ZOAB. Door de grote afstand tot de rijksweg A28 (350 meter) is het treffen van overdrachtsmaatregelen geen reële optie.

Op de Hoogeveenseweg is standaard asfalt aangebracht. Een bronmaatregel betreft het aanbrengen van stiller type wegdek. Aangezien de voorkeursgrenswaarde slechts op een woning wordt overschreden, kunnen bronmaatregelen niet doelmatig en efficient worden uitgevoerd. De kerk vervult een cultuurhistorische belangrijke rol. Het is een landmark welke kenmerkend is in he Drents landschap. Tevens moeten de zichtlijnen worden gerespecteerd. Het plaatsen van schermen als overdrachtsmaatregel is daarom niet wenselijk. Het vergoten van de afstand tussen de Hoogeveenseweg en de woning is vanwege de beperkte ruimte en de gewenste stedenbouwkundige invulling eveneens niet wenselijk.

Zoals voorgaand is beschreven is het treffen van bron- en of overdrachtsmaatregelen als niet doelmatig aan te merken. Het college van B&W gaat daarom hogere geluidsgrenswaarden vaststellen zodat de gewenste planontwikkeling wel uitvoerbaar is. De procedure loopt parallel met de bestemmingsplanprocedure. Onderstaand tabel geeft de vast te stellen hogere waarden weer.

Tabel: vast te stellen hogere waarden

Object   Vast te stellen hogere waarde ten gevolge van de  
  Hoogeveenseweg   A28  
  begane grond   1e verdieping   begane grond   1e verdieping  
Woning perceel 2   50 dB   51 dB   52   53 dB  
Woning perceel 3A   -   -   -   51 dB  
Woning perceel 3B   -   -   -   49 dB  
Woning perceel 3C   -   -   -   51 dB  
Woning perceel 3D   -   -   -   51 dB  

(incl. aftrek art. 110g Wgh)

Conclusie

Het aspect geluid leidt tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Middels het afgeven van een hogere geluidgrenswaarde voor wegverkeerslawaai voor de woningen is het mogelijk om de gewenste woningbouw wel mogelijk te maken. Het (ontwerp)besluit hogere grenswaarde zal gelijkertijd worden genomen conform art 110c, lid 1 van de Wet geluidhinder.

5.6 Milieuzonering bedrijven

5.6.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

5.6.2 Onderzoek en conclusie

In de nabijheid van het plangebied zijn veelal woningen gelegen. Op verdere afstand bevindt zich een grondgebonden agrarisch bedrijf (120 m) en een verblijfsrecreatieve voorziening (180 m). Voor deze objecten geldt op basis van de VNG-publicatie richtafstanden van 100 m voor het agrarisch bedrijf en 50 m voor het recreatieterrein. Aan deze richtafstanden wordt dan ook voldaan.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

5.7.1 Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van vijf woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Op ….. is bij besluit van …. vastgesteld dat geen MER nodig is, zie bijlage 7. Ook is daar de aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Normstelling

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10) ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

5.8.2 Onderzoek en conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een verandering die een significant negatieve bijdrage levert aan de luchtkwaliteit. Een verdere toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit hoeft niet plaats te vinden.

Doordat er geen significante verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvindt als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk en staat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

5.9 Externe veiligheid

5.9.1 Normstelling

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.

5.9.2 Onderzoek en conclusie

Binnen en rondom het plangebied is een inventarisatie uitgevoerd van de aanwezige risicobronnen die voor het externe veiligheidsonderzoek relevant zijn. Dit onderzoek is uitgevoerd door de regionale uitvoeringsdienst drenthe (RUD) en als bijlage 8 opgenomen bij dit plan. Voor de inventarisatie is de professionele risicokaart/Signaleringskaart geraadpleegd. Hierna volgt een samenvatting van het veiligheidsrapport.

Risicovolle inrichtingen

Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen stationaire risico bronnen, bedrijven met gevaarlijke stoffen, aanwezig die invloed hebben op het te ontwikkelen plangebied.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Nabij het plangebied is een hoge druk aardgastransportleiding aanwezig die bestemd is voor het transport van aardgas. Tevens is het plangebied gelegen in de nabijheid van de Rijksweg 28 waarover gevaarlijke stoffen kunnen worden vervoerd.

Buisleidingen

Ten zuiden van het plangebied liggen drie hoge druk aardgastransportleidingen van de Gasunie. met een maximale werkdruk groter dan 40 bar. De hoge druk aardgasleiding is voor het plan relevant omdat het plangebied binnen het invloedsgebied van de leiding ligt. In onderstaande figuur is de situatie weer gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0010.png"

figuur 5.2: buisleidingen met invloedsgebied

In het figuur is te zien dat de planlocatie buiten de 100% letaliteitszone van de leidingen ligt. De wijziging van de populatie als gevolg van het ruimtelijk plan heeft geen invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico. Het uitvoeren van een risicoanalyse is voor deze situatie niet nodig.

De planlocatie ligt, zoals eerder al is aangegeven, wel binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Hiervoor kan worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording, want de hoogte van het groepsrisico is lager dan 10% van de orientatiewaarde. Tevens is er geen toename van het groepsrisico. De beperkte verantwoording is in deze paragraaf opgenomen met aanvullend het advies van de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) ten aanzien van zelfredzaamheid en hulpverlening.

Rijksweg A28

Ten westen van het plangebied ligt de Rijksweg A28, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De A28 is onderdeel van het Basisnet weg. Het maatgevend transport betreft het vervoer van LPG/propaan. In de Regeling externe veiligheid transport zijn de transporthoeveelheden vastgelegd die voor de risicoanalyse van belang zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006006-VG01_0011.png"

figuur 5.3: A28 met 200m zone en invloedsgebied

De planlocatie ligt buiten de Basisnetafstand van 200 meter voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A28. Dit houdt in dat voor deze risicobron geen risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd. Het plangebied raakt het invloedsgebied van de A28, maar de verblijfsobjecten liggen buiten dit invloedsgebied. Het invloedsgebied bedraagt 355 meter. De verantwoording van het groepsrisico ten aanzien van zelfredzaamheid en hulpverlening is voor de A28 dan ook niet noodzakelijk.

Verantwoording groepsrisico

Ten zuiden van het plangebied liggen 3 hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie. Op grond van artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moet het groepsrisico (GR) worden verantwoord. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording, omdat het GR lager is dan 10% van de orientatiewaarde. Tevens vindt er geen toename van het groepsrisico plaats.

De VRD is op 22 november 2019 gevraagd om advies uit te brengen op de gewenste ontwikkeling van het plangebied. Het advies is als bijlage 9 bij het plan gevoegd. De conclusie van de VRD luidt dat geen extra maatregelen te bedenken zijn die de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kunnen verbeteren. Het plangebied is goed te bereiken via de toeritten vanaf de Hoogeveenseweg en de Kerkweg en voldoet aan de uitgangspunten van bereikbaarheid.

Op basis van het aantal woningen die gevoegd gaan worden in het plangebied, de afstand van het plangebied tot de mogelijke risicobronnen en het advies van de RUD en de VRD achten we het groepsrisico aanvaardbaar. Tevens accepteren we om dezelfde voorgenoemde redenen het mogelijke restrisico.

Conclusie

Het aspect Externe veiligheid is van belang bij onderhavige planontwikkeling door de ligging van 3 aardgastransportleidingen en het transport over de rijksweg A28 in de nabije omgeving.Uit de toetsing blijkt dat het plangebied in het invloedsgebied van de buisleidingen ligt waar een beperkte verantwoording van het GR voor moet worden afgelegd. Zoals eerder benoemd vinden we deze situatie aanvaardbaar.

5.10 Verkeer en parkeren

Door het wijzigen van de huidige bestemming 'Agrarisch -3' met aanduiding 'maatschappelijk' naar een maatschappelijke functie voor het kerkgebouw en een woonfunctie voor de vijf beoogde woningen, zal de verkeersaantrekkende werking beperkt toenemen. Deze toename is echter dermate klein dat een nadere toetsing niet noodzakelijk is.

In de bestaande situatie wordt het plangebied ontsloten via de Hoogeveenseweg en is een tweede ontsluiting via de Kerkweg aanwezig. In de nieuwe situatie zal het kerkgebouw en de ernaast gelegen woning ontsloten worden via de Hoogeveenseweg. De vier woningen op het achterterrein zullen ontsloten worden via de Kerkweg.

Het parkeren ten behoeve van de woningen zal plaatsvinden op eigen terrein. Conform het gemeentelijk beleid zullen twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeerplaatsen van het kerkgebouw zullen plaatsvinden op het ernaast gelegen parkeerterrein, zoals dat in de huidige sitautie ook aanwezig is. Aangezien het kerkgebouw niet meer zal functioneren als religiegebouw, maar als buurthuis voor omwonenden, is gerekend met 2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Het kerkgebouw heeft een oppervlakte van circa 220 m2 waarvoor in de nieuwe situatie dient te worden voorzien in vijf parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn in de huidige situatie al aanwezig.

5.11 Duurzaamheid

De gemeente Hoogeveen heeft haar ambitie op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid en de Milieuvisie. In het klimaatbeleid is de ambitie uitgesproken om in 2040 als gehele gemeente CO2-neutraal te willen zijn. Door bij nieuwe ontwikkelingen duurzaamheid reeds in de ontwerp- en bouwfase mee te nemen kan optimaal invulling worden gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling. In het plan zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorzien.

Voor bestaande bouw kunnen er ook duurzaamheidsmaatregelen getroffen worden. De gemeente stimuleert het duurzaam verbouwen van bestaande woningen door middel van het verstrekken van een duurzaamheidslening. In de verordening 'Duurzaamheidslening gemeente Hoogeveen 2016' staan de voorwaarden vermeld om in aanmerking te kunnen komen voor een dergelijke lening. Tot de duurzaamheidsmaatregelen waarvoor een duurzaamheidslening kan worden toegekend, behoren energiebesparende en waterbesparende maatregelen, duurzame opwekking van energie en de stimulering van de biodiversiteit, zoals het aanbrengen van een vegetatiedak of vogelvides.

Ook kunnen de particulieren, die hun woning energiezuiniger willen maken, gratis een energiescan laten opstellen. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar de 'schil' van de woning, de verwarmingsinstallatie, verlichting, ventilatie en het gebruik van elektrische apparatuur. De mogelijk te treffen haalbare maatregelen worden opgenomen in de energiescan.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende gebruiksregels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan.

In de 'Overgangs- en slotregels' staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

Bos (artikel 3)

De bestaande bosstrook achter de kerk blijft met deze ontwikkeling behouden en is dan ook ondergebracht in de bestemming bos. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan om bebouwing te realiseren. De bestemming ziet enkel toe op het behoud en versterking van de groenzone.

Groen (artikel 4)

In het bestemmingsplan wordt het openbare groen bestemd als "Groen". Naast groenvoorzieningen zijn fiets- en voetgangerspaden toegestaan, alsmede water, speelvoorzieningen en zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde. Daarnaast is bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan.

Maatschappelijk (artikel 5)

Het bestaande kerkgebouw en de bijbehorende gronden zijn ondergebracht in deze bestemming. Conform de bestaande situatie maakt de bestemming het mogelijk om het kerkgebouw te gebruiken voor maatschappelijke voorzieningen, een religiegebouw en als buurthuis.

 

Tuin (artikel 6)

Deze gronden zijn gelegen tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Toegangspaden en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Binnen de bestemming tuin is het tevens toegestaan om bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woonfunctie te realiseren. Hieronder wordt uitsluitend een kas en/of een prieel begrepen.

Verkeer (artikel 7)

Onder deze bestemming vallen de wegen binnen het plangebied. De doorgang van de zichtlijn/landweg welke een aansluiting heeft op de Kerkweg blijft hiermee in stand. Ook de parkeervoorzieningen en ondergeschikte groenvoorzieningen zijn ondergebracht in deze bestemming.

Wonen (artikel 8)

In het plangebied worden vrijstaande en 2-onder-1-kapwoningen gerealiseerd. Voor de verschillende woningtypen zijn door middel van specifieke bouwaanduidingende de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm aangegeven.

Bijbehorende bouwwerken bij de woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding. De maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 3,20 meter.

In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is het sturend instrument voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in dit plan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning activiteiten plaatsvinden, is handhaving aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen. Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie extern e veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhaving strategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het conceptbestemmingsplan 'BG Noord Hoogeveen, deelplan Hoogeveenseweg 42, 2018' is ingestuurd voor vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro. Hierop is door de provincie Drenthe en door de Natuur en Milieufederatie Drenthe (NMFD) mede namens Stichting het Drentse Landschap (SDL) een reactie gegeven.

De vooroverlegreacties zijn in de Nota vooroverleg (zie bijlage 10) puntsgewijs samengevat en beantwoord. Waar de reacties tot een aanpassing heeft geleid wordt dit vermeld in de Nota.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens van 28 mei tot en met 8 juli 2020 voor eenieder ter inzage gelegen. Hierop is één zienswijze binnengekomen.

De zienswijze is in de Reactienota zienswijzen (welke als bijlage 11 is bijgevoegd) samengevat en beantwoord. De zienswijze heeft geleid tot een wijziging van van het bestemmingsplan. Aan de bestemmingsregels zoals opgenomen in artikel 3.5 sub b is een aanvullende toetsingscriteria opgenomen.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is aan de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatie regeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemers een (anterieure) overeenkomst gesloten. Hier zijn onder andere het verhalen van eventuele planschade- en het verhalen van de kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan in geregeld. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit daarom bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.