direct naar inhoud van Toelichting
Plan: woningbouw Herenweg te Donkerbroek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding
Er heeft zich een initiatiefnemer bij de gemeente Ooststellingwerf gemeld die op een perceel in het lint van de Herenweg te Donkerbroek twee vrijstaande woningen wil bouwen. Het gaat om een weideperceel ter hoogte van huisnummers 122 en 124. De gemeente Ooststellingwerf heeft op 17 juni 2015 laten weten medewerking te willen verlenen aan dit initiatief. Daarbij zijn als voorwaarden gesteld dat de nieuwbouw in de huidige rooilijn wordt gebouwd en dat rekening wordt gehouden met de milieuzone van de pluimveehouderij aan de Herenweg 123.


Op 30 juni 2020 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan woningbouw Herenweg te Donkerbroek vastgesteld. Dit plan heeft geen formele rechtskracht gekregen, omdat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 maart 2022 het vaststellingsbesluit heeft vernietigd (ECLI:NL:RVS:2022:653). De Afdeling heeft het volgende geconstateerd:

"De raad heeft gesteld dat in het geuronderzoek aansluiting is gezocht bij de normering van de geldende geurverordening en dat daarmee de juiste normen zijn toegepast. In de gebiedsvisie is deze normstelling van de geurverordening uitgebreid gemotiveerd, aldus de raad. Uit het vorenstaande blijkt echter dat in de memo van deskundige De Roever verschillende, gemotiveerde, kritiekpunten op deze normstelling van de geurverordening naar voren zijn gebracht. De Afdeling acht hierbij van belang dat de inhoud van de memo van De Roever ten tijde van de vaststelling van het plan bij de raad bekend was.

Uit het geuronderzoek blijkt niet in hoeverre daarmee rekening is gehouden bij de keuze om aansluiting te zoeken bij de normen van de geurverordening en evenmin waarom de kritiek van De Roever niet zou opgaan.

Verder overweegt de Afdeling dat ook indien aansluiting kan worden gezocht bij normen uit de geurverordening, de omstandigheid dat daaraan wordt voldaan nog niet zonder meer meebrengt dat daarmee in het kader van de goede ruimtelijke ordening dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

In het geuronderzoek is niet toegelicht aan de hand van welke geurbelasting de kwaliteit van het woon- en leefklimaat is beoordeeld."


Er heeft aanvullend geuronderzoek plaatsgevonden. De conclusies van dit onderzoek zijn verwerkt in paragraaf 4.2. De onderzoeksrapportage is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. Met deze aanvullingen wordt het bestemmingsplan woningbouw Herenweg te Donkerbroek opnieuw vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0001.png"

Huidige situatie plangebied

Plangebied
Op navolgende overzichtskaart is de globale ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Het gaat om een open plek in het lint van de Herenweg. Direct ten oosten en westen van het plangebied liggen woningen. Ten noorden, aan de overzijde van de Herenweg, is de pluimveehouderij gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0002.png"

Overzichtskaart

Huidig planologisch regime
Op dit moment maakt het plangebied deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' (vastgesteld dd. 22 maart 2016). Daarin heeft het de bestemming 'Agrarisch'. Tevens gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Cultuurhistorie 1'. Op grond van de vigerende bestemmingen is het niet mogelijk woningen te bouwen. Dit betekent dat het vigerend plan gewijzigd dient te worden. Onderhavig bestemmingsplan voorziet daarin.

Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk gaat in op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 3 geeft op hoofdlijnen aan hoe het plangebied wordt ingericht en hoe dat juridisch geregeld is. In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de toets aan wet- en regelgeving (onder andere op het gebied van geluid, geur, ecologie en archeologie). De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijk

SVIR
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) haar ambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. Om dat te bewerkstelligen zijn - voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0003.png"

Ladder duurzame verstedelijking
Deze drie doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Eén daarvan is "een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten". Om dit nationaal belang concreet invulling te geven heeft het ministerie de ladder van duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) laten opnemen. Daardoor zal bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moeten worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking bestaat uit drie treden (zie bovenstaande afbeelding). Deze treden zijn geen blauwdruk voor alle nieuwe ontwikkelingen. Dat zou volgens het ministerie voorbij gaan aan de specifieke lokale omstandigheden, die van invloed zijn op de inpassing van ruimtevragende functies en het regionale maatwerk dat de overheden moeten kunnen leveren. "De stappen die worden gevraagd, bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte, en voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt."


Uit jurisprudentie blijkt dat voor 'kleinschalige woningbouw', dat wil zeggen nieuwbouwplannen tot circa 8 woningen, de ladder niet doorlopen hoeft te worden (ABRvS, 24 december 2014, 201405237/1/R2). Onderhavig bestemmingsplan is te beschouwen als een plan voor kleinschalige woningbouw.

2.2 Provincie

In Grutsk op 'e Romte! - Structuurvisie 2014 (vastgesteld 1 april 2014) worden de landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is: "behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren". De provincie hanteert voor de doorwerking van Grutsk op 'e Romte een tweesporenbeleid: bestuurlijke borging gebeurt via de (planologische) Samenwerkingsagenda en juridische borging via de Verordening Romte Fryslân (zie navolgende). Gemeenten moeten in ruimtelijke plannen motiveren hoe ze met de provinciale belangen uit 'Grutsk' zijn omgegaan.

Het plangebied is onderdeel van landschapseenheid Zuidelijke Wouden. Van provinciaal belang binnen dit deelgebied zijn onder meer: "De samenhang tussen de hogere gronden (langgerekte ruggen) en de dalen, die wordt gevormd door de verkaveling, de rangschikking van de bebouwing (lineair) en de singels en houtwallen, tegenover de lager gelegen veelal redelijk open beekdalen (Lende, Tsjonger en Âlddjip)". De provincie streeft binnen de Zuidelijke Wouden naar behoud van het contrast tussen het overwegend open karakter van de hoogveenontginningen en de dichte bebouwingslinten. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voormalige en huidige situatie binnen het plangebied. Daaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de Zuidelijke Wouden niet worden aangetast. Zie verder paragraaf 4.7 waar het planvoornemen getoetst is aan archeologische en cultuurhistorische waarden.


De Omgevingsvisie De romte diele (vastgesteld 23 september 2020) geeft richting aan het handelen van de provincie op het vlak van de fysieke leefomgeving. Als hoofdambitie is geformuleerd: "brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân". Er zijn negen principes opgenomen die aangeven hoe de provincie te werk wil gaan en die richting geven bij het maken van keuzes. Het gaat om:

  • 1. zuinig ruimtegebruik;
  • 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. koppelen van ambities;
  • 4. gezond en veilig;
  • 5. rolbewust;
  • 6. decentraal wat kan;
  • 7. ja, mits;
  • 8. aansluiting zoeken;
  • 9. sturen op proces, ruimer op inhoud.


Bij het ontwerp voor het plangebied is, zoals gezegd, rekening gehouden met de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Het planvoornemen sluit daarmee aan bij het tweede principe: omgevingskwaliteit als ontwerpbasis. Er is ook aansluiting bij de centrale opgave 'Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar'. Mits passend binnen de schaal en het karakter van de dorpen, kan woningbouw worden ingezet om de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland te vergoten.

Grutsk op 'e Romte! is verder uitgewerkt in de Verordening Romte Fryslân 2014 (geconsolideerde versie 23 maart 2021). Uit deze verordening blijkt dat het plangebied in het buitengebied ligt. De provincie is terughoudend met het toevoegen van woningen in het buitengebied. Toch is de woningbouw binnen het plangebied inpasbaar op grond van de verordening. Binnen het buitengebied is ruimte voor het verbeteren van bebouwingslinten en bebouwingsclusters (artikel 1.3.1). Voor woningbouw gelden twee voorwaarden. De eerste voorwaarde is dat de woningbouw leidt tot een landschappelijk aanvaardbare afronding of verdichting van het bebouwingslint en geen afbreuk doet aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Behoud van voldoende doorzichten en van ritme in massa en ruimte is hierbij van belang. Uit paragraaf 3.2 blijkt dat de toevoeging van de twee woningen bijdraagt aan de ruimtelijk-kwalitatieve verbetering van het buitengebied. Er is sprake van het versterken van het bebouwingslint. De tweede voorwaarde is dat het per lint "om één of enkele woningen gaat, waarvan de oppervlakte per woning inclusief bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m², of de maat die het bestemmingsplan Buitengebied als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen". Ook aan deze voorwaarde wordt voldaan. Er worden maximaal twee woningen gebouwd en het bebouwde oppervlakte per woning bedraagt in totaal maximaal 300 m2. Tevens blijft het aanwezige doorzicht richting het buitengebied behouden. Onderhavig initiatief past derhalve binnen het provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeente

Op dit moment maakt het plangebied deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' (vastgesteld 22 maart 2016), waarin het bestemd is als 'Agrarisch'. Hieronder is een afbeelding van de vigerende verbeelding opgenomen. Naast de agrarische bestemming gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Cultuurhistorie 1'. In paragraaf 4.7 wordt de nieuwbouwontwikkeling getoetst op beide waarden. Op grond van de huidige bestemming is het niet mogelijk woningen te bouwen. Dit betekent dat het vigerend bestemmingsplan gewijzigd moet worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0004.png"

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan

Structuurvisie
De raad van de gemeente Ooststellingwerf heeft op 15 september 2009 de Structuurvisie 2010-2020-2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente. Het plangebied valt onder het deelgebied 'De kanaal- en wegdorpen tussen Haulerwijk en Oosterwolde'. Binnen dit deelgebied mag woningbouw ingezet worden omdat dit kan bijdragen aan het behoud van winkels en basisvoorzieningen. Er worden geen concrete richtlijnen voor het plangebied gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0005.png"

Uitsnede 'visie op hoofdlijnen' (Structuurvisie 2010-2020-2030)

Woonbeleid
De gemeenteraad heeft op 25 januari 2022 de Woon(zorg)visie 2022-2026 vastgesteld. Met deze visie zet de gemeente Ooststellingwerf in op een groeiscenario van 520 woningen. Planmatige nieuwbouw moet vooral in de drie kerndorpen (Oosterwolde, Appelscha, Haulerwijk) en in Donkerbroek en Oldeberkoop plaatsvinden. Voor de overige dorpen worden kansen gezocht "voor toevoegingen aansluitend bij de ruimtelijke mogelijkheden en aard en schaal van het dorp". Voor Donkerbroek wordt tot 2040 - afhankelijk van het marktscenario - uitgegaan van 15-105 nieuwe woningen. Er is behoefte aan verschillende woningtypes, vooral aan "grondgebonden woningen in het betaalbare segment" (€ 200.000-€ 300.000). De gemeente wil ook ruimte bieden voor "nieuwbouw van kleinschalige woonmilieus in het duurdere segment (€ 300.000+) in een landschappelijke en groene omgeving. Het gaat hierbij om initiatieven van maximaal enkele tientallen woningen. Dit soort woningen is in trek bij vestigers. Op deze manier blijft Ooststellingwerf "een aantrekkelijke gemeente voor nieuwkomers en [ontstaat] variatie in het nieuwbouwprogramma". De woningbouw binnen het plangebied kan zowel voor het betaalbare als duurdere segment worden ingezet en past daarmee binnen de Woon(zorg)visie.

Welstandsnota
De woningbouw binnen het plangebied zal moeten voldoen aan de gebiedsgerichte criteria voor het buitengebied uit de Welstandsnota (herziene versie 23 juni 2009). Er zullen aan de hand van deze criteria woningontwerpen opgesteld worden.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat op dit moment uit weidegronden. Zoals aangegeven in de inleiding liggen ten oosten en westen van het perceel woningen. Tegenover het plangebied, aan de overzijde van de Herenweg, ligt een pluimveehouderij (omringd door woningen). Het plangebied is direct ontsloten op de Herenweg en is ruim bemeten voor de bouw van twee vrijstaande woningen (circa 3.200 m2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0006.png"

Huidige situatie (Bron: Bing Maps)

3.2 Toekomstige situatie

Grutsk op 'e Romte! - Structuurvisie 2014 (vastgesteld 1 april 2014) en de Verordening Romte Fryslân 2014 (geconsolideerde versie 23 maart 2021) bieden ruimte voor het ter plaatse afronden, aanvullen of verdichten van bebouwingslinten onder de randvoorwaarde dat de ruimtelijke karakteristiek herkenbaar en beleefbaar blijft. Behoud van voldoende doorzichten en van ritme in massa en ruimte vormen hiervan een onderdeel. In het ontwerp voor het plangebied - dat hieronder is afgebeeld en tevens in groot formaat is bijgevoegd - is met deze aspecten rekening gehouden.

Het plangebied maakt deel uit van het Woudontginningenlandschap. Een belangrijk kenmerk daarvan is de opstrekkende verkavelingsstructuur en de concentratie van bebouwing langs rechte wegen, die veelal op dekzandruggen zijn aangelegd (zie onderstaand kader). De Herenweg is aangelegd op zo'n oude dekzandrug en wordt gekenmerkt door een langgerekte, lintachtige bebouwingsvorm. Langs de weg staan bouwmassa's van verschillende omvang en in afwijkende dichtheden. Plaatselijk zijn fraaie doorzichten naar het landelijk gebied aanwezig. Er komen zowel (agrarische) bedrijfsfuncties als woningen in het lint voor. De afstand tot de weg varieert sterk van plek tot plek. Het gaat daarnaast in de meeste gevallen om bebouwing op smalle, langgerekte kavels (vandaar 'opstrekkend') die begrensd worden door houtwallen en/of ander groen.

Woudontginningen
In de dertiende eeuw is gestart met het in cultuur brengen van de dekzandruggen tussen de beekdalen. Deze ruggen zijn de hogere en dus drogere plekken in het landschap en daarom geschikt als woonplek. Op de dekzandruggen liggen langgerekte kavels, die haaks staan op de loop van de beek. De percelen worden van elkaar gescheiden door houtsingels en smalle bosstroken. De woudontginningen zijn een bijzondere vorm van esvorming, waarbij een langgerekt patroon van bouwlanden, heidevelden en hooilanden is ontstaan. Kenmerkend zijn de twee parallelle wegen over de dekzandrug, die alle percelen met elkaar verbinden. De binnenweg loopt over het hoogste deel van de zandrug en is de basis van het oudste bebouwingslint. De buitenweg ligt op de overgang van de rug naar het beekdal en is pas later bebouwd.

In het ontwerp voor het plangebied zijn de bestaande landschapsstructuren als uitgangspunt genomen. Er is gekozen voor twee langgerekte kavels die begeleid worden door opgaande beplanting. De bouwmassa en situering van de bebouwing sluiten aan bij de directe omgeving. Beide woningen worden zoveel mogelijk in de bestaande rooilijn gebouwd, waarbij enige verspringing mogelijk blijft (zie onder). Het plaatselijk aanwezige doorzicht naar het landelijk gebied blijft gehandhaafd door de woningen op enige afstand van elkaar te situeren en daartussen een strook met de bestemming 'Agrarisch' te behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0007.png"

Inpassing nieuwbouw (Tekenbureau Jorrit Kok)

Er zijn nog geen woningontwerpen gemaakt. Wat wel vast staat is dat beide woningen in de bestaande rooilijn gebouwd zullen worden. Daarbij is enige terugligging ten opzichte van de omliggende woningen mogelijk. Dit past binnen het lint van de Herenweg waar geen strakke rooilijn geldt, maar de woningen hier en daar 'verspringen'. Gelet op het karakter van dit bebouwingslint is ook de kaprichting nog niet definitief vastgelegd. In het lint komen zowel 'langskappen' als 'dwarskappen' voor. Bij de woningontwerpen zal een en ander ingevuld worden. De Welstandsnota vormt daarbij het uitgangspunt. Er wordt aangesloten bij de 'gebiedsgerichte criteria' voor dit deel van het buitengebied.

Conform het gemeentelijk beleid voor vrijstaande woningen wordt het parkeren op het erf opgelost. Per woning worden minimaal 2 parkeerplaatsen aangelegd.

3.3 Juridische vormgeving

Algemeen
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is dit uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen:

  • een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen en doeleinden worden beschreven.

Bij het bestemmingsplan hoort ook een toelichting, waarin de belangrijkste afwegingen zijn verwoord die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. De regels en verbeelding volgen de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). SVBP zorgt voor een uniforme regeling en verbeelding die goed met andere bestemmingsplannen kan worden vergeleken. Tevens sluit het bestemmingsplan aan bij de eisen en terminologie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Planvorm
Voor dit bestemmingsplan is ervoor gekozen aan te sluiten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' (vastgesteld 22 maart 2016), met dien verstande dat voor dit specifieke plan maatwerkregels zijn opgenomen.

Bestemming
In aansluiting bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' is voor het plangebied de bestemming Wonen opgenomen. Binnen deze bestemming zijn maximaal twee woningen toegestaan. De woningen dienen vrijstaand gebouwd te worden gebouwd. De maximale oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt 175 m2. De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.


Binnen de bestemming Wonen zijn ook tuinen, erven en terreinen, water, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en wegen en paden in de bestemming begrepen. Daarnaast zijn - onder bepaalde voorwaarden - aan huis verbonden beroepen/bedrijven en Bed & Brochje toegestaan.


Ten slotte is in de bestemming Wonen een voorwaardelijke bepaling voor de aanleg van de waterbuffer opgenomen. De initiatiefnemer verplicht zich daarmee deze buffer te realiseren voorafgaand aan de bouw van de woningen en/of het toevoegen van terreinverharding. Daarmee wordt voldaan aan de eisen die Wetterskip Fryslân n.a.v. de watertoets heeft gesteld (zie paragraaf 4.5).

Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving

4.1 Wet geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen 250 m (weerszijden van de weg, gerekend vanuit wegas). Als er geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone gebouwd wordt, moet er akoestisch gedaan worden.

De Herenweg heeft ter hoogte van het plangebied een snelheidsregime van 60 km/uur. De nieuwe woningen liggen binnen de zone van deze weg. Akoestisch onderzoek is derhalve noodzakelijk. Op dit punt wordt verwezen naar Bijlage 1 waarin het onderzoeksrapport is opgenomen. De conclusie luidt dat voor beide woningen een hogere geluidswaarde (maximaal 4 dB) moet worden vastgesteld. Op 30 juni 2020 is door het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde voor beide woningen vastgesteld.

In de volgende paragraaf wordt op het (vergunde) 'industrielawaai' van de pluimveehouderij op perceel Herenweg 123 ingegaan. In dat verband wordt ook ingegaan op de cumulatie van het wegverkeerslawaai met het industrielawaai.

4.2 Milieuzonering

4.2.1 Richtafstanden

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG?brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden. Het plangebied maakt deel uit van een rustige woonomgeving. In het lint van de Herenweg wisselen woningen en agrarische bedrijvigheid elkaar af. Rondom het plangebied is een nevenberoepsbedrijf (118) en een pluimveehouderij (123) aanwezig. Hiervoor gelden verschillende richtafstanden. In de onderstaande tabel zijn deze samengevat. Het plangebied ligt alleen binnen de richtafstand voor 'geur' van de pluimveehouderij. Dit betekent dat er een onderzoek naar de geurbelasting gedaan moet worden. Op dit punt wordt verwezen naar de bijlagen waarin het betreffende onderzoeksrapport is opgenomen. De conclusie luidt dat de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij niet worden overschreden. Daarnaast geldt dat er voor de woningen sprake is van een 'redelijk goede' tot 'goede' milieukwaliteit. Voorts is vastgesteld dat de pluimveehouderij zelf door de woningbouw niet (verder) in zijn huidige dan wel toekomstige bedrijfsvoering beperkt wordt.

Bedrijf   Afstand   Geur   Stof   Geluid   Gevaar  
Herenweg 118, nevenberoepsbedrijf   75 m   10 m   10 m   30 m   40 m  
Herenweg 123, pluimveehouderij   85 m   200 m   30 m   50 m   0 m  
4.2.2 Geur

Ligging buiten bebouwde kom
Voor de beoordeling van de geursituatie is het van belang vast te stellen of het plangebied binnen of buiten de bebouwde kom ligt. Het begrip bebouwde kom kan volgens de parlementaire geschiedenis van de Wet geurhinder en veehouderij worden omschreven als: "het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur" (zie pagina's 17 en 18 van Memorie van Toelichting bij de Wgv). In de uitspraak van 18 februari 2015 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is het begrip bebouwde kom gespecificeerd tot: woonwijken, dan wel woongebieden waarbij de woonerven aan meerdere zijden aan elkaar grenzen. Woningen die enigszins geconcentreerd binnen een bebouwingslint liggen, worden door de ABRvS niet als bebouwde kom beschouwd.

Hieronder is een afbeelding van de ligging van het plangebied opgenomen. Duidelijk is dat het plangebied (blauwe contour) gelegen is binnen een bebouwingslint met afwisselende woon- en werkfuncties van verschillende omvang. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het gebied ten westen van de Kerkereed te Donkerbroek (rode stippellijn), is binnen en rondom het plangebied sprake van een geringe concentratie van mensen per oppervlakte-eenheid. Het bebouwingslint bevat bovendien open ruimtes en is dus niet aaneengesloten (dit blijft ook na realisatie van onderhavig plan het geval). Van een woonwijk of woongebied met erven die aan meerdere zijden aan elkaar grenzen, is evenmin sprake. Al met al moet worden geconcludeerd dat het plangebied buiten de bebouwde kom is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0008.png"

Uitkomsten geuronderzoek
Er is onderzoek gedaan door Noorman Bouw- en milieuadvies naar de geurbelasting van de pluimveehouderij. Dit is samengevat in de notitie Bouwplan Herenweg te Donkerbroek (5 mei 2022), die als Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan is opgenomen. Noorman heeft in dit onderzoek rekening gehouden met de memo Beoordeling geurgebiedsvisie en geurverordening Gemeente Ooststellingwerf d.d. 22 mei 2019 van De Roever. Noorman komt in haar rapport tot de volgende beoordeling:

"Beoordeling in relatie tot de pluimveehouderij
Uit de rekenresultaten volgt dat uitgaande van de vergunde situatie (basisvariant) de geurbelasting ter hoogte van de bouwblokken binnen het plangebied ten hoogste 5,6 ouE/m3 bedraagt. Aan de grenswaarde van 20 ouE/m3 wordt ruimschoots voldaan.

Uit de berekeningsvarianten A t/m C volgt dat een uitbreiding van de inrichting, rekening houdend met de grenswaarden als opgenomen in de vigerende geurverordening van de gemeente, ook na realisatie van het bouwplan, in principe mogelijk is. Beoordeling in relatie tot het woon- en leefklimaat.

Het volgende kan worden geconcludeerd:

    • 1. Als alsnog de vijfde stal wordt gerealiseerd conform de in 2010 vergunde situatie (met een bezetting van 17.500 stuks pluimvee) wordt op geen enkel beoordelingspunt de grenswaarde overschreden (berekeningsvariant A).
    • 2. Als het emissiepunt van de vijfde stal ter hoogte van de noordelijke bouwvlakgrens wordt gesitueerd is in theorie een grotere stal, met een bezetting van 21.500 stuks pluimvee in plaats van 17.500, mogelijk alvorens de grenswaarde wordt bereikt (berekeningsvariant B).
    • 3. Als het emissiepunt van de vijfde stal ter hoogte van de zuidelijke bouwvlakgrens wordt gesitueerd komt het emissiepunt relatief dichtbij bestaande woningen. In dat geval zijn de uitbreidingsmogelijkheden beperkt tot een stal die ruimte biedt aan ten hoogste 2.670 stuks pluimvee.
    • 4. Uit de berekeningsresultaten volgt verder dat de bestaande woningen bepalend zijn voor de beoordeling en toetsing. Het bouwplan levert daarmee geen aanvullende belemmeringen op voor Mts E.J. Veerenhuis & G. Veerenhuis-Klooster. De bestaande woningen zijn en blijven maatgevend voor de toelaatbare dierbezetting en daarmee samenhangende geuremissie van het bedrijf.

In de berekeningsvarianten A, B en C is, conform de in 2010 vergunde situatie, uitgegaan van een vijfde pluimveestal met lengteventilatie. Een andere wijze van ventileren heeft invloed op de te verwachten emissieconcentraties in de omgeving. Dit laat onverlet dat ook in die situatie de bestaande woningen maatgevend zijn voor de beoordeling en groeimogelijkheden van het bedrijf.

Beoordeling in relatie tot het woon- en leefklimaat binnen het plangebied
Behoudens de inrichting van Mts E.J. Veerenhuis & G. Veerenhuis-Klooster liggen er in de directe omgeving geen agrarische inrichtingen waarvan verwacht mag worden dat deze een relevante geurbelasting opleveren ter hoogte van het plangebied. De voorgrondbelasting is daarmee maatgevend en bepalend voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat.

Het bouwplan ligt binnen een niet-concentratiegebied. In aansluiting op hetgeen hieromtrent is aangegeven in de Handreiking geurhinder en veehouderij neemt dit niet weg dat, mits gemotiveerd, voor de beoordeling van het leefklimaat kan worden aangesloten bij de beoordelingstabel geldend voor een concentratiegebied. De motivatie hiervoor is gelegen in het volgende:

    • a. De toekomstige bewoners gaan willens en wetens tegenover een pluimveebedrijf wonen, waarvan bekend is dat deze zorgt voor een geurbelasting in de omgeving. Verondersteld mag worden dat een verhoogde mate van acceptatie in dat geval aan de orde is.
    • b. Uit de V-Stacks berekening volgt dat in de vergunde situatie (basisvariant, tabel 1) de geurbelasting bij bestaande woningen in de omgeving fluctueert tussen globaal 5 en 9 ouE/m3. Op basis van de beoordelingstabellen komt dit in een niet-concentratiegebied overeen met een tamelijk slecht tot zeer slecht leefklimaat. Het is twijfelachtig of dit ook daadwerkelijk zo wordt ervaren door omwonenden. Uit navraag bij de gemeente is gebleken dat er met betrekking tot het pluimveebedrijf in het geheel geen geurhinderklachten bekend zijn.
    • c. Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom in agrarisch buitengebied met een overwegend landelijk karakter.


De gemeenteraad kan in de afweging of er in zijn totaliteit sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat ook andere milieuaspecten betrekken als bijvoorbeeld geluid en luchtkwaliteit. Uit de toelichting bij het bestemmingsplan volgt dat voor deze milieuaspecten geldt dat er geen belemmeringen zijn die het planvoornemen in de weg staan.

Beoordeling woon- en leefklimaat bouwplan op basis van de vergunde situatie 
Met in de vergunde situatie ter plaatse van het bouwplan een voorgrondbelasting van ten hoogste 5,6 ouE/m3 is er sprake van een redelijk goed leefklimaat.

Beoordeling woon- en leefklimaat bouwplan op basis van maximaal gebruik
Uit de berekeningsvarianten A t/m C volgt dat uitgaande van de maximale gebruiksmogelijkheden van het perceel Herenweg 123 de voorgrondbelasting ter hoogte van het bouwplan (in theorie) kan toenemen tot ten hoogste 9,8 ouE/m3. In dat geval is sprake van een matig leefklimaat. Het ligt overigens niet in de rede te veronderstellen dat een groei van de dierbezetting op korte of middellange termijn aan de orde is. Met de actualisatie van de vergunning in 2017 heeft het pluimveebedrijf er juist voor gekozen de eerder vergunde stal met bijbehorende dieraantallen niet te realiseren en is het bedrijf gekrompen van (vergund) 42.800 naar 25.475 stuks pluimvee."

Goede ruimtelijke ordening
Met de rekenresultaten van vorengenoemd geuronderzoek kan de gemeenteraad in redelijkheid concluderen dat ter plaatse van het bouwplan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat vanwege geur blijft bestaan. Daarbij kan de raad in dit geval ook meewegen dat ter plaatse sprake is van een overwegend landelijk karakter en dat het plangebied buiten de bebouwde kom in het buitengebied gesitueerd is. Uit de resultaten volgt dat hinder kan ontstaan, maar - als die zich al voordoet - niet zodanig dat deze in het kader van de goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar is, ook weer gelet op de voornoemde situering in het buitengebied en rekening houdend met de omstandigheid dat er met betrekking tot het pluimveebedrijf in het geheel geen geurhinderklachten bekend zijn.

4.2.3 Geluid

De nieuwbouw binnen het plangebied blijft buiten de geluidszone van Herenweg 123 (zie onderstaande tabel). In de milieuvergunning van dit bedrijf is bepaald dat de geluidsbelasting op een afstand van 50 m uit de inrichting niet meer dan 45 dB mag bedragen. De dichtstbijzijnde woning is Herenweg 121, die direct naast de pluimveehouderij is gelegen. Deze woning ligt op circa 50 m van de dichtstbijzijnde stal en is daarmee maatgevend voor de geluidsproductie van de inrichting.

Herenweg 123 heeft een milieuvergunning waarin is opgenomen dat de geluidsbelasting op 50 m afstand uit de inrichting niet meer mag bedragen dan 45 dB(A) tijdens de dagperiode, 40 dB(A) tijdens de avondperiode en 35 dB(A) tijdens de nachtperiode. In de onmiddellijke nabijheid van het bedrijf staat een aantal woningen, nummers 119, 121 en 124. Deze woningen liggen binnen 50 meter uit de inrichting. Door de aanwezigheid van deze woningen zit het bedrijf aan de zijde van de Herenweg in feite 'op slot'. Er zijn gelet op de langgerichte vorm van het perceel ook geen mogelijkheden om in zuidelijke richting uit te breiden. De huidige situatie is maatgevend (zie onderstaande figuur). Uitgaande van de huidige pluimveestallen wordt de volgende zone verkregen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0009.png"

50 m zone stallen

Uit bovenstaande contour blijkt dat op dit moment alle omliggende woningen buiten de 50 m contour van de stallen zijn gelegen. De locatie van de nieuwbouwwoningen is op een afstand van circa 90 m uit de dichtstbijzijnde stal gelegen. Uitgaande van een geluidsbelasting van 50 dB(A) op 50 meter mag ervan worden uitgegaan dat op 90 m de geluidsbelasting ongeveer op 46 dB(A) ligt.

Cumulatieve geluidsbelasting in dB  
waarneempunt   L*IL   L*VL *)   LVL,CUM  
nieuwbouwwoning   47   56.9   57.3  
nieuwbouwwoning   47   56.7   57.1  
*) exclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh  

Bij het berekenen van de cumulatie wordt de geluidsbelasting vanwege de industrie - conform het Reken- en meetvoorschrift 2012 - uitgedrukt in de geluidsbelasting die dezelfde hinderbeleving veroorzaakt als wegverkeerslawaai. Het verschil in hinderbeleving tussen wegverkeerslawaai en industrielawaai is vastgesteld op 1 dB. Een geluidsbelasting Lden van 50 dB(A) industrielawaai wordt als wegverkeerslawaai als 51 dB ervaren. Industrielawaai is dus (in het algemeen) 1 dB hinderlijker. Op deze manier zijn de geluidsbelastingen eerst 'gelijkgesteld', waarna de cumulatieve geluidsbelastingen zijn berekend. In bovenstaande tabel is de aldus berekende cumulatieve geluidsbelasting weergegeven. Uit deze tabel blijkt dat de betreffende nieuwbouwwoningen bij toepassing van cumulatie een toename kennen van 0,4 dB. Deze toename is dermate gering dat gesproken kan worden van een 'goede ruimtelijke ordening'.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hiervoor geldt de Arbeidsomstandighedenwet) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

NSL/nibm
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.


De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.


Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.


In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Plan
Dit bestemmingsplan gaat uit van de bouw van twee woningen. In de CROW-publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (versie december 2018) is de verkeersgeneratie van een burgerwoning bepaald op 8,6 ritten per etmaal.

Nibm-tool
Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld (2021). Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.


Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHerenweg-VG02_0010.png"

Binnen het 'Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit' worden PM2,5-metingen uitgevoerd. Dit leidt tot 'grootschalige concentratiekaarten' waarin zowel de huidige als toekomstige achtergrondconcentraties voor PM2,5 zijn opgenomen. Uit deze kaarten blijkt dat binnen Nederland geen overschrijdingen van de jaargemiddelde concentratie van PM2,5 bekend zijn. Aangenomen wordt dat wanneer voldaan wordt aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, ook kan worden voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5.

4.4 Externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of ruimtelijke plannen maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is individuele en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Inrichtingen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (bron: Risicokaart).

Vervoer
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen wegen gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Aardgasleidingen
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van aardgastransportleidingen (bron: Risicokaart).

4.5 Bodem en water

Bodem
Op de 'Kaart met locaties met (mogelijke) bodemverontreiniging' van de provincie Friesland (via www.bodemloket.nl), zijn geen bodemverontreinigingen binnen het plangebied gemeld. De gemeente geeft aan dat op grond van bodemonderzoek uit het verleden en het historisch grondgebruik, er eveneens geen reden is om aan te nemen dat de bodem van het plangebied verontreinigd is. Begin 2017 is een bodemonderzoek binnen het plangebied verricht. De resultaten zijn verwerkt in bijgevoegd rapport Verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN-5740 Herenweg, perceel Donkerbroek sectie G nr. 1099 (ged.) te Donkerbroek (Sigma Bouw & Milieu, 16 januari 2017) (zie Bijlage 3). Geconcludeerd wordt dat het plangebied niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. 'Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 bevat o.a. een verhoogd gehalte nikkel t.o.v. de interventiewaarde. Geadviseerd wordt na te gaan of dergelijk verhoogde gehalten nikkel (zware metalen) in het grondwater in de omgeving vaker worden gemeten, dit mogelijk als gevolg van een natuurlijke achtergrondwaarde. Indien dit niet het geval is, wordt aanbevolen een herbemonstering en heranalyse van het grondwater uit te voeren. Het is aannemelijk - op grond van eerder uitgevoerd bodemonderzoek in deze regio - dat het verhoogde gehalte nikkel onderdeel is van de natuurlijke achtergrondwaarde. Een herbemonstering en heranalyse van het grondwater wordt niet noodzakelijk geacht. Overigens is het gebied rond peilbuis 1 geen onderdeel meer van de woonbestemming, deze blijft bestemd als Agrarisch. Hier vindt dus geen functieverandering plaats. Voor het overige bevat het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie verontreinigingen ten opzichte van de streefwaarde. De gemeten chemische verontreinigingen in het grondwater overschrijden de tussenwaarde niet en geven daardoor geen formele aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

Het bodemonderzoek is ongeveer 5 jaar geleden verricht. Aangezien de inrichting en het gebruik van het plangebied sindsdien ongewijzigd zijn gebleven, mag worden aangenomen dat de conclusies van het onderzoek actueel zijn. Een nieuw onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin dient te worden ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.


Uitgangspunt voor de nieuwbouw is dat het hemelwater wordt afgekoppeld van het vuilwater en wordt afgevoerd op de sloot aan de noordzijde van het plangebied. Deze sloot zal verbreed worden om waterbergingscapaciteit te creëren. Zo wordt het toegenomen oppervlak aan verharding (maximaal 500 m2 per woning, inclusief tuinverharding) gecompenseerd.


Voor de bouw zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van niet-uitlogende bouwmaterialen, zodat het oppervlaktewater niet verontreinigd raakt. Het vuilwater wordt gescheiden van het hemelwater geloosd op het aanwezige riool.


Op 28 februari 2017 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen (zie Bijlage 4). Wetterskip Fryslân heeft vervolgens op 20 maart 2017 een wateradvies afgegeven (zie Bijlage 5). Het wetterskip maakt de volgende opmerkingen:

  • Bij het uitwerken van de plannen is het nodig er rekening mee te houden dat de schouwwatergang tussen het plangebied en de Herenweg bereikbaar blijft voor onderhoud.
  • Drooglegging: geadviseerd wordt voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10 m en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 m aan te ouden (gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer). Ook voor verharding wordt een drooglegging van 0,70 m aanbevolen. Naar verwachting voldoet de maaiveldhoogte aan de droogleggingsnorm.
  • Grondwateronttrekking: Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook op het lozen van onttrokken grondwater is de meldingsplicht van toepassing. Om te beoordelen of een melding dan wel een vergunning nodig is, kan contact worden opgenomen met Cluster Vergunningverlening van Wetterskip Fryslân.
  • Het verhard oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe met 1.000 m². Om overlast te voorkomen is het nodig dat de initiatiefnemer de toename aan verhard oppervlak compenseert in hetzelfde peilgebied. Het Wetterskip hanteert hiervoor een compensatienorm van 10%. Voorliggend plan moet ter compensatie voorzien in tenminste 100 m² nieuw oppervlaktewater. Landschappelijk gezien heeft het de voorkeur om de watercompensatie te realiseren in de vorm van sloten diek haaks op de weg liggen. Hierbij is de exacte locatie van de waterberging niet vastgelegd, dit wordt te zijner tijd in overleg met Wetterskip Fryslân bepaald. In de regels is hiervoor een voorwaardelijke bepaling opgenomen (zie paragraaf 3.3).
  • Schoon water: Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat voorkomen wordt dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Ook is het nodig dat u bouwt met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal. Het hemelwater kan, indien hieraan tegemoet wordt gekomen, op het oppervlaktewater worden geloosd. Het rioolwater dient gescheiden te worden afgevoerd.


Aangezien de initiatiefnemer vorenstaande adviezen bij de uitwerking van onderhavig plan in acht zal nemen, kan het waterschap instemmen met dit plan.

4.6 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan te toetsen, is een ecologische inventarisatie binnen het plangebied uitgevoerd. Uit deze inventarisatie blijkt dat er geen noodzaak bestaat voor een aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. Aanbevolen wordt om werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen van vogels (15 maart tot 15 juli). Daarnaast geldt de algemene zorgplicht uit Wnb voor de (licht) beschermde soorten. Zie voorverdere details de ecologische rapportage die is opgenomen als Bijlage 6 bij dit bestemmingsplan.

Het oorspronkelijke onderzoek dateert uit 2016. Deze is in 2022 geactualiseerd. De conclusies van de actualisatie zijn samengevat in Bijlage 7.

4.6.1 Stikstof

Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbertering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw-, sloop- en eenmalige aanlegactiviteiten, in het kort de bouwvrijstelling. Dit betekent dat voor het aspect 'stikstof' alleen nog de neerslag (depositie) in de gebruiksfase een rol speelt.

Aangezien de twee woningen geen gasaansluiting krijgen, hoeft alleen rekening te worden gehouden met de stikstofuitstoot vanwege de toename in verkeersbewegingen in de gebruiksfase. Gerekend is met een toename van in totaal 17,2 verkeersbewegingen per etmaal (zie paragraaf 4.3). Uit het Aeriusrapport in Bijlage 8 blijkt dat deze verkeersbewegingen niet leiden tot een stikstofdepositie van >0,00 mol/ha/jaar binnen Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat het aspect 'stikstof' geen rol speelt bij de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologische waarden dienen op grond van de (aangepaste) Monumentenwet 1988 te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. In het bestemmingsplan Buitengebied 2016' is aan het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toegekend. Dit betekent dat de betreffende gronden mede bestemd zijn voor het behoud van archeologische waarden. In de regels van het bestemmingsplan is aangegeven dat bij ingrepen met een diepte van meer dan 40 cm en oppervlakte van meer dan 500 m², een inventariserend veldonderzoek moet worden uitgevoerd. Dit onderzoek is in maart 2017 door De Steekproef verricht. De Steekproef komt tot de volgende conclusie: "Aangezien de voor menselijke bewoning meest kansrijke delen van het plangebied een sterk verstoorde bodem hebben, adviseren wij om geen nader archeologisch onderzoek te ondernemen en het terrein vrij te geven. Als bij toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dan dient hiervan direct melding te worden gemaakt conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11." Zie Bijlage 9 met het onderzoeksrapport voor de details. Het Steunpunt Monumentenzorg Fryslân heeft op 4 april 2017 per email aangegeven dat het archeologisch onderzoek correct is uitgevoerd en dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' niet opnieuw op de verbeelding hoeft te worden opgenomen.

Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat gemeenten verplicht zijn cultuurhistorie mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd in het ontwerp voor het plangebied dat aansluit bij de historisch gegroeide landschappelijke en stedenbouwkundige structuren (zie paragraaf 3.2). Daarnaast levert de nieuwbouw geen knelpunten op met betrekking tot de 'Waarde - Cultuurhistorie 1' die in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' aan het plangebied is toegekend. Binnen deze dubbelbestemming is het egaliseren of afvlakken van natuurlijk reliëf niet toegestaan, evenals het verharden van zandpaden. Er is geen sprake van natuurlijk reliëf dan wel van zandpaden binnen het plangebied. Deze waarden, die bij het Woudontginningslandschap horen, blijven in tact. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' is dan ook niet in voorliggend plan overgenomen.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Het nieuwbouwplan wordt geheel voor rekening van de initiatiefnemer uitgevoerd. Er behoeven geen bovenwijkse voorzieningen te worden aangelegd, dan wel te worden aangepast. Eventuele planschadekosten komen eveneens voor rekening van de initiatiefnemer en zijn daarmee dus 'anderszins verzekerd'. Er is een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer afgesloten.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan is ter beoordeling toegezonden aan de vaste 'overlegpartners' (ex artikel 3.1.1 Bro). Er is een overlegrecreatie van de provincie Fryslân en van de brandweer Fryslân ontvangen. De provincie geeft aan dat de provinciale belangen op correcte wijze in het plan zijn verwoord. Ook de brandweer ziet geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Zowel ten aanzien van bluswatervoorzieningen, bereikbaarheid als opkomsttijd zijn er geen knelpunten, aldus de brandweer. De overlegreacties zijn als Bijlage 11 en Bijlage 12 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.


Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 27 juli 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn vier zienswijzen binnengekomen. In de 'Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Woningbouw Herenweg te Donkerbroek' zijn de zienswijzen samengevat en van commentaar voorzien. De Nota van zienswijzen is als Bijlage 13 aan het plan toegevoegd. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijzen op enkele onderdelen aangepast. Zo is het gebied tussen de nieuwe woningen bestemd als Agrarisch. Daarmee wordt (beter) gewaarborgd dat de plaatselijk aanwezige zichtlijn in tact blijft. Daarnaast is de bepaling voor het bouwen van de woningen op minder dan 2 m van de perceelgrens geschrapt. Verder is een regeling opgenomen om ervoor te zorgen dat de woningen in de gevellijn aan de noordzijde van het bouwblok worden gebouwd. Dit voorkomt een te grote 'terugligging' in het lint. Zie de bijgevoegde nota voor de verdere details van de nieuwe regelingen en de overige, meer ondergeschikte, wijzigingen.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 2 maart 2022, wordt het aangepaste bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. In een addendum bij de Nota van zienswijzen is aangegeven welke wijzigingen er ten opzichte van het eerder vastgestelde bestemmingsplan zijn doorgevoerd, zie Bijlage 14.