direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Engwierum - Bedrijfsverplaatsing Loonbedrijf Vries
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPBG2015P1-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op twee locaties in Engwierum liggen bedrijfspercelen van Loon- en akkerbouwbedrijf Vries. Momenteel wordt een derde locatie gehuurd aan het Nylan. Op de bedrijfslocaties in de kom is sprake van knelpunten op het gebied van ontwikkelingsruimte en milieueisen, zie paragraaf 2.2. Bovendien is de gesplitste bedrijfsvoering onpraktisch. Daarom wordt al enige tijd gezocht naar mogelijkheden voor bedrijfsverplaatsing. Het plan is opgevat om aan de Dodingawei, op enige afstand van de bebouwde kom van Engwierum, een nieuw bedrijfsperceel te ontwikkelen. Deze ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 1.3. Daarom is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

De nieuwe vestigingslocatie voor het loonbedrijf betreft een deel van een agrarische kavel aan de noordzijde van de Dodingawei, tegenover de aansluiting van de Butendykswei. De locatie ligt op ongeveer 400 meter ten westen van Engwierum. Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat, naast de voorgenoemde locatie, tevens de twee huidige bedrijfspercelen van het loonbedrijf.

De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPBG2015P1-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied is nu geregeld in twee bestemmingsplannen, namelijk Doarpen (2010) en Bûtengebiet (2013). De huidige bedrijfslocaties vallen onder het bestemmingsplan Doarpen. Beide zijn bestemd als 'Bedrijf', waarbinnen bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan, alsmede specifiek aangeduide, bestaande bedrijven uit een hogere categorie, waaronder het loonbedrijf. Deze locaties worden in dit bestemmingsplan meegenomen om deze hogere categorie uit te sluiten. De nieuwe bedrijfslocatie valt in het bestemmingsplan Bûtengebiet, waarin deze is bestemd als 'Agrarisch'. Het oprichten van een bedrijfsperceel is binnen deze bestemming niet mogelijk.

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, waarbinnen de gewenste situatie mogelijk is.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in Hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Algemeen

Dit hoofdstuk gaat kort in op de huidige situatie van het plangebied en de omgeving, de gewenste ontwikkeling en de wijze waarop deze landschappelijk is ingepast. Een meer uitgebreide omschrijving van deze aspecten, met daarbij de verantwoording van de gemaakte keuzes, is opgenomen in de visie Landschappelijke inpassing en ontwerpuitgangspunten, die is opgenomen in Bijlage 1.

2.2 Huidige situatie

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het loonbedrijf en tevens akkerbouwbedrijf Vries in Engwierum. Engwierum is een klein terpdorp in het oosten van de gemeente Dongeradeel. Het is in hoofdzaak een woondorp, met verspreid daarin een aantal bedrijven en maatschappelijke voorzieningen. De meeste bedrijven liggen langs de belangrijkste ontsluitingsroute voor het dorp, de N358. Deze is plaatselijk bekend als de Dodingawei en direct ten oosten van het dorp als de Mûnebuorren. Loonbedrijf Vries heeft aan deze weg twee bedrijfspercelen. Op beide percelen staan voormalige schoolgebouwen en een bedrijfswoning. Even buiten het dorp, aan het Nylân, wordt ook nog een bedrijfsloods gehuurd.

Het bedrijf is in hoofdzaak een agrarisch loonbedrijf, met een klantenkring in de directe omgeving van het dorp. Ook is het gedeeltelijk een grondgebonden akkerbouwbedrijf met circa 50 hectare grond in de omgeving van Engwierum. In de bedrijfspanden worden akkerbouwproducten opgeslagen.

Op beide locaties zijn de bedrijfsgebouwen verouderd en bestaan knelpunten op het gebied van milieueisen en ontwikkelingsmogelijkheden. De percelen liggen in een woongebied en dicht tegen een relatief drukke weg. Bovendien is de spreiding van de bedrijfsvoering op verschillende percelen niet efficiënt. Er is de wens ontstaan om te komen tot een bedrijfsverplaatsing naar één locatie. Er is locatieonderzoek gedaan, waarbij onder andere is gekeken naar vrijgekomen agrarische bedrijfspercelen. Deze zijn echter in de directe omgeving van de klantenkring en de eigen gronden niet voorhanden. Vanwege de gebondenheid van het bedrijf aan Engwierum en aan het buitengebied, is besloten een nieuw bedrijfsperceel even buiten het dorp te realiseren. Het gaat om een deel (circa 8.500 m2) van een kavel akkerbouwland aan de noordzijde van de Dodingawei, circa 400 meter ten westen van de bebouwde kom.

2.3 Voorgenomen initiatief

Op de nieuwe locatie wordt een bedrijfsloods met een footprint van 43 bij 31 meter gebouwd. Ten westen hiervan wordt een bedrijfswoning aangebouwd. Deze bebouwing is als één geheel ontworpen. Vóór het bedrijfsgebouw wordt een oppervlakte halfverharding aangelegd. Het oostelijk deel van de locatie blijft vooralsnog vrij van bebouwing. Hier kan in een tweede fase het bedrijfsgebouw worden verdubbeld tot een lengte van 85 meter. De gewenste situatie van de nieuwe locatie is weergegeven in figuur 2.1. Een impressie van de nieuwbouw is weergegeven in figuur 2.2. Meer impressies en gevelaanzichten zijn weergegeven in de visie landschappelijke inpassing en ontwerpuitgangspunten (Bijlage 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPBG2015P1-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Gewenste situatie nieuwe bedrijfslocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPBG2015P1-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Impressie nieuwbouw (fase 1)

2.4 Verkeer en parkeren

Verkeersafwikkeling

De nieuwe locatie is ontsloten op de provinciale weg N358, via een overzichtelijke inrit over een fietspad. Er wordt een nieuwe inrit aangelegd tegenover de kruising met de Butendykswei. De N358 heeft ruim voldoende capaciteit voor het bedrijf en niet een zodanig hoge verkeersintensiteit dat gevaarlijke situaties ontstaan bij het in- en uitrijden. Het aantal verkeersbewegingen neemt als gevolg van de bedrijfsverplaatsing naar verwachting af, omdat het bedrijf nu is gevestigd op verschillende locaties, waardoor af en aan moet worden gereden. Bovendien vinden de huidige verkeersbewegingen met veelal groot verkeer plaats in en door het woongebied van Engwierum. De ontwikkeling heeft dus een duidelijk positief effect op de verkeerssituatie en de leefbaarheid van het dorp.

Parkeren

Voor het parkeren geldt dat hiervoor voldoende ruimte moet zijn op de bedrijfserven. Volgens de parkeernormen van de gemeente Dongeradeel zijn bij arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven 2,25 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak nodig. Het terrein heeft voldoende omvang om te voorzien in deze behoefte. Dat de parkeergelegenheid feitelijk ook wordt gerealiseerd is gewaarborgd in dit bestemmingsplan. Daartoe zijn de parkeernormen als bijlage bij de regels opgenomen.

2.5 Ruimtelijke kwaliteit

Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe bedrijfslocatie in het landelijk gebied mogelijk. De inrichting en landschappelijke inpassing van deze locatie is tot stand gekomen op basis van een landschappelijke verkenning van Buro Greet Bierema. Op basis van een landschappelijke analyse zijn uitgangspunten voor het ontwerp van de nieuwe locatie en voor de landschappelijke inpassing hiervan geformuleerd. Het ontwerp komt van architect Karin Couwenbergh. Een toelichting op het ontwerp en de notitie van Greet Bierema zijn beide opgenomen in Bijlage 1. Aan de hand van de thema's in Grutsk is dit plan vervolgens getoetst.

In de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' heeft de provincie Fryslân het belang dat zij hecht aan een goede verankeringen van ontwikkelingen in het landschap aangegeven. Grutsk legt bepaalde kernkwaliteiten vast die de provincie van provinciaal belang acht. Het is van belang dat een ontwikkeling zich niet alleen voegt, maar ook waar mogelijk bijdraagt aan deze kernkwaliteiten.

Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het kleigebied Oostergo, in een kleiterpenlandschap op een kwelderwal. Voor het gebied zijn een aantal kernkwaliteiten c.q. provinciale belangen bepaald. Vooral de weerslag van de invloed van de oude en nieuwe dynamiek van de zee is van belang. Deze is zichtbaar in de ligging van dorpen, de waterlopen, kwelder-, oever- en overslagwallen en de verkavelingsrichting. Ook de relatie tussen de vorm van nederzettingen, het type landschap, het grondgebruik en de infrastructuur (wegen en waterwegen) is een aangewezen kernkwaliteit. Geadviseerd wordt om het ritme van bebouwing op de kwelderwallen (open en besloten) in stand te behouden. Daarnaast moet de puntvormige verdichting in het landschap van terpdorpen scherp worden gehouden.

De kwelderwallen kennen een onregelmatige blokverkaveling, waarbij de onregelmatige vormen van de kreken en geulen herkenbaar zijn in de verkaveling. In het terpenlandschap zijn verschillende typen terpdorpen aanwezig. Op de langgerekte kwelderwallen worden de dorpen gekenmerkt door een combinatie van een radiale kern en een rechthoekig stratenpatroon, waarbij vaak een aaneenschakeling van terpen aanwezig was en zo langgerekte dorpen zijn ontstaan.

De onregelmatige blokverkaveling is in het landschap ter plaatse van de nieuwe bedrijfslocatie grotendeels verdwenen door ruilverkavelingen. Het gebied aan de oostzijde is zeer open van karakter, met alleen langs de wegen en rondom verspreid liggende erven enige opgaande beplanting. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een regelmatig verkavelingspatroon. In de nieuwe situatie wordt dit verkavelingspatroon in stand gehouden. De belangrijkste landschappelijke kernkwaliteiten in de directe omgeving zijn weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPBG2015P1-VG01_0004.png"

Figuur 2.3 Inpassing nabij kernkwaliteiten landschap

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan goed aansluit op de karakteristieken van het gebied en het landschap voldoende draagkracht heeft voor de opvang en inpassing van de bedrijvenlocatie. De uitbreiding blijft binnen de bestaande verkavelingsstructuur en met de nieuwe beplantingsstroken wordt de nieuwbouw op een gebiedseigen wijze ingepast in het landschap.


De kernkwaliteiten van het gebied komen tot uiting in de structuren van het landschap, dus de verkavelingspatronen en de lijnvormige elementen hierin, zoals waterlopen en (historische) wegen en in het contrast tussen open en besloten. Deze structuren blijven herkenbaar in het gebied en het genoemde contrast wordt versterkt, doordat er een duidelijkere dorpsrand ontstaat, die is ingepland met een beplantingssingel.

De aanleg en instandhouding van het landschappelijk inpassingsplan is in dit bestemmingsplan geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk staat het van belang zijnde beleid voor dit bestemmingsplan opgenomen. Daarbij is gekeken naar de aard en de omvang van de gewenste ontwikkeling. Door een nauwe samenwerking tussen de gemeenten in Noordoost-Friesland (NOF-gemeenten), is van specifiek gemeentelijk beleid geen sprake. Het van belang zijnde gemeentelijke beleid is vertaald in het regionaal beleid en wordt daarom niet apart behandeld. Daarbij wordt aangegeven wat de beleidsuitgangspunten van de verschillende overheidsniveaus zijn en hoe deze doorwerken op dit bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bieden van ontwikkelingsruimte aan één bedrijf wordt niet gezien als verstedelijking in dit kader. Desondanks is kort getoetst aan de ladder. Deze bestaat uit de volgende drie treden:

  • Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling?

De aanleiding voor het ontwikkelen van de bedrijfslocatie is een gebleken gebrek aan een passende locatie voor het loonbedrijf. Op de huidige locaties is onvoldoende ontwikkelingsuimte. Het gaat om een specifiek agrarisch (gelieerd) bedrijf dat een directe binding heeft met Engwierum. Er is dus duidelijk sprake van een regionale behoefte voor de ontwikkeling.

  • Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied?

Binnen het bestaand stedelijk gebied van Engwierum is geen ruimte om dit bedrijf op te vangen. Er is hier namelijk geen bedrijventerrein voorhanden. Uitwijken naar een andere kern is geen optie, daar het loonbedrijf haar klanten en grond rondom Engwierum heeft.

  • Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten?

De locatie heeft voor auto- en vracht- en landbouwverkeer een goede ontsluiting op de provinciale weg N358 en is voor de werknemers ook met het openbaar vervoer te bereiken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Met betrekking tot dit bestemmingsplan worden enkele beleidsuitgangspunten genoemd.

Het streekplan biedt ruimte voor het ontwikkelen van bestaande en lokale bedrijvigheid. Het vestigingsbeleid van de provincie richt zich op het sturen van vestigingsmogelijkheden naar typen kernen. Voor kleine kernen gaat het om bedrijven die qua aard en omvang passen bij de betreffende kern. Het gaat hier om een lokaal loonbedrijf en agrarisch bedrijf. Qua omvang past het niet meer in de kern, vandaar dat wordt uitgeweken naar het relatief grootschalige agrarisch gebied rondom de kern.

Bij de ruimtelijke inpassing van werkfuncties dient aandacht te worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan door efficiënt ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van herstructurering te onderzoeken. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang.

In de Verordening Romte Fryslân zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het kleigebied Oostergo, in een kleiterpenlandschap op een kwelderwal. Voor het gebied zijn een aantal kernkwaliteiten c.q. provinciale belangen bepaald. Vooral de weerslag van de invloed van de oude en nieuwe dynamiek van de zee is van belang. Deze is zichtbaar in de ligging van dorpen, de waterlopen, kwelder-, oever- en overslagwallen) en de verkavelingsrichting. Ook de relatie tussen de vorm van nederzettingen, het type landschap, het grondgebruik en de infrastructuur (wegen en waterwegen) is een aangewezen kernkwaliteit.

Geadviseerd wordt om het ritme van bebouwing op de kwelderwallen (open en besloten) in stand te behouden. Daarnaast moet de puntvormige verdichting in het landschap van terpdorpen scherp worden gehouden. Dit kan worden versterkt door de begrenzing door waterlopen en de infrastructuur die naar de dorpen toe leidt te begeleiden met beplanting.

De kwelderwallen kennen een onregelmatige blokverkaveling, waarbij de onregelmatige vormen van de kreken en geulen herkenbaar zijn in de verkaveling. Typerend voor dit gebied is de radiaire verkaveling met de terp met kerk als middelpunt van de verkaveling en de op het dorp gerichte boerderijen.

In paragraaf 2.4 wordt ingegaan hoe het plan wordt ingepast bij de genoemde kernkwaliteiten.

Verordening Romte Fryslân 2014

Op 18 juni 2014 is de nieuwe Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn, net als in de eerdere verordening, regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Bundeling 

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Is dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan.

Een loonbedrijf valt onder de definitie van een 'agrarisch hulpbedrijf'. Dergelijke bedrijven dienen in principe op een bedrijventerrein te worden gevestigd vanwege de te verwachten verkeersbewegingen, milieuhinder, aard en schaal van de bedrijfsvoering, en uitstraling. Als dat niet mogelijk is, kan de gemeente een locatie in een dorpsrand of op een vrijkomend agrarisch bouwperceel of bedrijfsperceel in het landelijk gebied mogelijk maken. Vestiging op een nieuwe locatie in het landelijk gebied is in principe niet gewenst, tenzij een goed gesitueerde en goed ontsloten agro-locatie ontwikkeld kan worden. Een agro-locatie is een cluster van agrarische of agrarische gelieerde bedrijven met bijbehorende voorzieningen.

Het loonbedrijf wordt in dit geval niet op een agro-cluster gevestigd, waarmee het plan niet geheel in overeenstemming met het provinciaal beleid is. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 1.1.1, voor een ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied van stedelijke of recreatieve of agrarische functies, in die gevallen waarin de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen.

De belangen die de bepaling in dit geval beschermt zijn het voorkomen van nieuwvestiging van niet in het buitengebied passende bedrijvigheid. Criteria hierbij zijn de te verwachten verkeersbewegingen, milieuhinder, aard en schaal van de bedrijfsvoering, en uitstraling. Zoals in hoofdstuk 2 al beschreven heeft de ontwikkeling een positief effect op de verkeerssituatie, aangezien er sprake is van uitplaatsing uit een woongebied. Dit draagt ook bij een verbetering van de milieusituatie. Het gecombineerd loonbedrijf en akkerbouwbedrijf is duidelijk verbonden met het buitengebied en past ook qua schaal goed in de schaal van de omgeving. Tenslotte is het landschap leidend geweest voor het ontwerp van de bebouwing. Het bedrijfsperceel krijgt een moderne agrarische uitstraling. Hierbij wordt ook verwezen naar artikel 2 van de verordening, dat ingaat op het aspect 'ruimtelijke kwaliteit'.

De provincie is in het voortraject betrokken bij deze ontwikkeling en staat hier in positief tegenover. De situatie is beoordeeld door welstandscommissie Hûs en Hiem en door het Team ruimtelijke kwaliteit van de provincie. De opmerkingen hieruit zijn verwerkt in het plan zoals beschreven in paragraaf 2.3.

Ruimtelijke kwaliteit

In lid 2.1.1 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie of voor het landelijk gebied omvat een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf waarin, voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op welke wijze:

  • a. het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies, op grond van een analyse van de samenhang van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen;
  • b. het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte.

De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is verwoord in paragraaf 2.5.

Werkfuncties en voorzieningen per type kern

Een bestemmingsplan voor een overige kern, zoals Engwierum, mag niet voorzien in bedrijven uit milieucategorie 3.1 of hoger en/of met een kavelomvang groter dan 2.500 m2. Voor een incidenteel bedrijf kan hiervan worden afgeweken, mits is onderbouwd dat de aard en schaal van de functie aansluiten bij de aard en schaal van de kern.

Dit bestemmingsplan staat bedrijven tot en met milieucategorie 2 en specifiek een loonbedrijf dat valt onder milieucategorie 3.1. Het betreft hier een incidenteel lokaal bedrijf met een binding aan het buitengebied (agrarische sector). Het bedrijf is relatief grootschalig, maar passend bij het agrarisch gebied en heeft een goede ontsluiting op een provinciale weg. Op basis van het voorgaande is beoordeeld dat het bedrijf past bij de aard en schaal van de kern.

Natuur buiten de Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied ligt in een weidevogelkansgebied, zoals aangegeven op de kaart Weidevogelgebieden. Volgens de Verordening moet het bestemmingsplan daarom voorzien in een regeling waarmee voldoende openheid en rust van die gebieden wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de agrarische productiefunctie inclusief de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande agrarische bedrijven zijn toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken voor een noodzakelijke ruimtelijke ingreep van openbaar belang. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:

  • de natuurwaarden worden afgewogen ten opzichte van de ruimtelijke ingreep;
  • schade aan natuurwaarden door mitigerende maatregelen wordt zoveel beperkt als fysiek-ruimtelijk en wat betreft uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling redelijkerwijs mogelijk is;
  • indien sprake is van het verloren gaan van gebied groter dan 0,5 ha dat vanwege rust en openheid voor weidevogels geschikt is, wordt dit financieel gecompenseerd door storting van een bedrag in een weidevogelfonds.

Het openbaar belang van de ontwikkeling betreft het milieuknelpunt in het dorp dat wordt opgelost door de verplaatsing van het bedrijf. Het plangebied ligt overigens in een zone die al is verstoord door de aanwezigheid van de provinciale weg. Door de landschappelijke inpassing wordt de resterende potentiële schade aan de betreffende natuurwaarden ook zoveel mogelijk beperkt. Over het laatste punt vindt nader overleg met de provincie plaats. Voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan moet hierover uitsluitsel zijn.

Conclusie

Hiermee wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân 2014. In een eerder stadium is overleg gevoerd met de provincie over de onderhavige ontwikkeling en is ambtelijke overeenstemming bereikt.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Bûtengebiet

Het gemeentelijk beleid is grotendeels afgestemd op het provinciaal beleid. Er is geen concreet beleid voor de ontwikkelingsrichting van het buitengebied van de gemeente Dongeradeel opgesteld. Wel geven het bestemmingsplan Bûtengebiet en de daaraan ten grondslag liggende Nota's van Uitgangspunten richting aan de ambities van de gemeente voor dit gebied.

De gemeente stelt hierin dat een groot deel van de beroepsbevolking in de gemeente werkzaam in de agrarische sector of in de daaraan gelieerde bedrijven. Daarmee is de landbouw een belangrijke motor achter de economische en de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Naast de puur agrarische functie heeft het landelijk gebied ook economische waarden vanwege de aanwezigheid van andere, veelal agrarisch aanverwante bedrijvigheid. In het buitengebied zijn diverse agrarische handels- en hulpbedrijven aanwezig (onder meer loonbedrijven). Deze bedrijven leveren belangrijke diensten aan de boeren in het buitengebied. Daarnaast kan deze vorm van bedrijvigheid een aanvullende inkomstenbron voor een boer vormen.

Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor deze bedrijven in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid waarmee agrarische bedrijven omgezet kunnen worden. Voor vestiging op een nieuwe bouwperceel moet maatwerk worden geleverd. Dat wordt met dit bestemmingsplan gedaan.

Welstandsnota 2014

Het welstandsbeleid van de gemeente Dongeradeel is vastgelegd in de Welstandsnota 2014, die is vastgesteld op 12 februari 2014. Het plangebied is gelegen in het welstandsbeleid voor het buitengebied. In de gemeente Dongeradeel wordt onderscheid gemaakt in het terpengebied en het woudengebied. Het plangebied ligt in het terpengebied, welke gekenmerkt wordt door een grote openheid en clusters van bebouwing en solitaire boerderijen. Vaak is er bij de (clusters van) bebouwing hoge opgaande beplanting aanwezig, waardoor eilanden in het landschap ontstaan.

Het plangebied van dit bestemmingsplan valt onder het welstandsbeleid van het buitengebied. Hier geldt een bijzonder welstandsniveau, waarbij de nadruk ligt op het behoud en eventueel versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

Het welstandsbeleid voor het buitengebied is vooral gericht op beheer en in mindere mate op ontwikkeling. Omdat hier een geheel nieuw en specifiek bouwplan wordt ontwikkeld, vindt de gemeente het belangrijk om een toegespitst welstandskader te bieden, waarmee de gewenste beeldkwaliteit ook in te toekomst is gewaarborgd. Dit kader is opgenomen in Bijlage 2. De gemeente stelt daarom voor de locatie een nieuw welstandskader vast.

Het conceptplan is beoordeeld en akkoord bevonden door welstandscommissie Hûs en Hiem.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Eén van de aanleidingen om het bedrijf te verplaatsen naar een locatie buiten de kern is een milieuknelpunt. Beide locaties liggen nu in een woongebied. Hier worden in het algemeen bedrijven uit milieucategorie 2 aanvaardbaar geacht. Een loonbedrijf valt onder milieucategorie 3.1 en heeft daarmee een richtafstand van 50 meter. Hier wordt momenteel niet aan voldaan.

De nieuwe locatie ligt op ruime afstand van woningen van derden. De oude locaties worden 'afgewaardeerd' en bestemd voor bedrijven tot en met milieucategorie 2. Voor deze percelen kan dus een nieuwe, wel in het woongebied passende functie worden gezocht.

De ontwikkeling leidt dus tot een verantwoorde milieusituatie.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.

Op de nieuwe locatie wordt een bedrijfswoning voorgesteld. Deze is geprojecteerd in de geluidszone van de Dodingawei, waarop een maximumsnelheid van 80 km/uur geldt. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarmee de geluidsbelasting op de nieuwe bedrijfswoning is berekend. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage 3. De geluidsbelasting is berekend op 50 dB. Hiermee wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), maar wel aan de maximaal te verlenen hogere waarde (53 dB). Omdat het nemen van bron of overdrachtsmaatregelen niet doelmatig is, wordt hiervoor een hogere waarde procedure doorlopen. Het Bouwbesluit waarborgt dat aan een maximaal toelaatbaar binnenniveau van 33 dB wordt voldaan.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Reden hiervoor is dat het verhard oppervlak wordt vergroot met meer dan 1.500 m² en dat ingrepen in watergangen noodzakelijk zijn. Het waterschap heeft hiervoor een wateradvies opgesteld. Dit is opgenomen in Bijlage 4.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied ligt niet in de buurt van een waterkering en ook niet vrij voor de boezem. Het plangebied heeft dus geen invloed op waterveiligheidsaspecten.

Voldoende

Schouwwatergang

De watergang langs de zuidzijde van het plangebied is een schouwwatergang. Deze moet bereikbaar blijven voor onderhoud. Voor het aanleggen van de toegangsdam geldt dat deze moet worden voorzien van een duiker. Afhankelijk van de breedte is hiervoor een melding of een watervergunning nodig. Dit is geen belemmering voor dit plan.

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Gelet op de het peil en de geschatte maaiveldhoogte, zoals genoemd in het wateradvies, wordt naar verwachting voldaan aan de droogleggingsnormen.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om de bergingscapaciteit van het gebied te waarborgen.

Op de nieuwe bedrijfslocatie wordt nieuwe verharding aangebracht. Het gaat om 1.300 m2 aan dakoppervlak en 1.600 m2 halfverharding in de eerste fase en nog 1.100 m2 dakoppervlak in de tweede fase. Het waterschap geeft in het wateradvies aan dat hiervoor in de eerste fase 250 m2 aan compensatie gerealiseerd moet worden. Voor de tweede fase is dit nog eens 110 m2.

De compensatie in de eerste fase wordt gerealiseerd door de aanleg van een nieuwe sloot langs de noordzijde. Voor de tweede fase wordt ook aan de oostzijde een sloot aangelegd. Een andere optie is het realiseren van de compensatie in de Engwierumerpolder. Over de exacte invulling van de compensatie-eis vindt nog afstemming plaats met het waterschap. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de compensatie aan te leggen.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. Schoon hemelwater vanaf de verhardingen wordt afgevoerd op de watergangen in de omgeving. Langs het plangebied ligt een rioolpersleiding. Het uitgangspunt is dat hierop kan worden aangesloten.

Lozen van afvalwater

Voor lozingen van verontreinigd water op het oppervlaktewater gelden normen. Hiervoor is een melding of een vergunning in het kader van de waterwet nodig.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

De in Bijlage 4 vermelde adviezen worden opgevolgd bij de verdere planvorming en uitvoering. Het waterschap geeft aan in dat geval geen waterhuishoudkundige bezwaren te hebben. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond. Voor de uitvoering van dit plan is nog wel nadere afstemming met het waterschap nodig.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

De ontwikkeling vindt plaats op een kavel akkerbouwgrond. Het is niet aannemelijk dat deze gronden door het huidige gebruik verontreinigd zijn. Ook zijn er geen verdachte activiteiten uit het verleden bekend. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie. Het uitvoeren van bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan is niet nodig. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning wordt wel een verkennend bodemonderzoek gevraagd, waarmee is gewaarborgd dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan.

4.5 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Dongeradeel wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaarten blijkt dat er in het plangebied een kans is op de aanwezigheid archeologische resten uit de ijzertijd tot de middeleeuwen. Onderzoek is nodig bij ingrepen van meer dan 2.500 m2. Het plangebied van dit bestemmingsplan heeft een oppervlakte van ongeveer 8.500 m2, waarop een bouwvlak van 2.800 m2 wordt gelegd. De ingrepen zijn dus groter dan 2.500 m2. Daarom is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 5

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de bodemopbouw redelijk intact is, maar er geen aanwijzingen zijn voor een archeologische vindplaats. Het uitvoeren van archeologisch vervolgonderzoek is daarom niet nodig. Vanuit archeologisch oogpunt bestaat er geen bezwaar tegen het uitvoeren van de geplande bodemingrepen.

Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid (gemeente Dongeradeel).

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. In het ontwerp van het inrichtingsplan is het landschap als uitgangspunt genomen. Daardoor worden de aanwezige waarden en kenmerken gerespecteerd. Het is niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurberscherming beschermd op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is eveneens geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De dichtstbijzijnde beschermde natuurgebieden liggen op ongeveer twee kilometer ten oosten van het plangebied. Het gaat om het Lauwersmeergebied. Ook EHS gebieden liggen op minimaal één kilometer afstand. Directe hinder van het bedrijf op deze gebieden is op deze afstand uitgesloten. Wel moet de toename aan stikstofdepositie op dit gebied in beeld worden gebracht en getoetst aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), die per 1 juli 2015 van kracht is.

Aangezien het gaat om een bedrijfsverplaatsing, die mede is gericht op het terugbrengen van de verkeersbewegingen (immers: er moet nu af en aan worden gereden tussen drie vestigingen), kunnen significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van een toename in stikstofdepositie worden uitgesloten. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming. Voor de aanvraag van de omgevingsvergunning zullen de benodigde AERIUS-berekeningen worden gemaakt en wordt het project (indien nodig) gemeld bij de Provincie Fryslân.

Weidevogelkansgebied

De ontwikkeling vindt plaats in een weidevogelkansgebied, waar openheid en rust gehandhaafd moet worden. Bij verloren gaan van een gebied groter dan 0,5 hectare moet compensatie plaatsvinden. Om dit te bepalen wordt er een zone van 200 meter rondom het nieuwe bedrijf getrokken. Over de concrete noodzaak en invulling van deze compensatie heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Fryslân. Met de provincie is overeengekomen dat geen compensatie nodig is, omdat de zone langs de N358, waarin het plangebied ligt, reeds is verstoord.

Soortenbescherming

Het nieuwe bedrijfsperceel wordt mogelijk gemaakt op een kavel akkerbouwgrond. Deze is vanuit het huidige gebruik ongeschikt voor vaste verblijfplaatsen van (beschermde) flora en fauna. Voor de uitvoering van dit plan is het niet nodig om (oude) bomen te kappen, sloten te dempen of gebouwen te slopen. Daardoor is in redelijkheid uitgesloten dat de ontwikkeling afbreuk doet aan vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten. Het plangebied kan wel onderdeel zijn van een habitat/foerageergebied van beschermde soorten, zoals vogels. In de omgeving is voldoende gelijkwaardig habitat aanwezig. De instandhouding van beschermde soorten is daarom niet in het geding. Het plan veroorzaakt dus geen conflicten met de Wet natuurbescherming.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied een risicobron aanwezig is. Op 300 meter ten zuiden van de nieuwe bedrijfslocatie ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de NAM. Deze leiding heeft een diameter van 6 inch en een werkdruk van 120 bar. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze leiding.

Het betreft een relatief nieuwe leiding, die in 2012 tussen de gasproductielocatie ten noordooosten van Ee en Engwierum is aangelegd (project 'De Tibben'). In het kader van dit project heeft adviesbureau Tebodin op 14 maart 2008 een QRA uitgevoerd. De conclusie van de QRA is dat de PR 10-6 contour op de pijpleiding ligt en dat het GR zeer laag, dan wel niet waarneembaar, is.

Er worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 16 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 9 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal het gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.

Het plan valt binnen de Nibm-regeling. Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, waarvan de verkeersgeneratie niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (o.b.v. Nibm-rekentool). Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.11 Mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D11) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. Als drempelwaarden gelden een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2.000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 200.000 m2.

Akkerbouwbedrijven worden niet genoemd in het Besluit m.e.r. en veehouderijbedrijven zijn op basis van dit bestemmingsplan uitgesloten.

Het bouwvlak voor het bedrijf heeft een oppervlakte van 2.800 m2. De ontwikkeling vindt niet plaats in een gevoelig gebied. Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planmer uit te voeren. De voorgaande paragrafen hebben aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu hebben. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Bedrijf

De oude bedrijfspercelen in de kom zijn bestemd als 'Bedrijf'. Deze bestemming is afgestemd op de bestemming in het komplan. Binnen deze bestemming wordt voorzien in bedrijven tot en met milieucategorie 2.

De bedrijfswoningen zijn ook aangeduid, omdat het ruimtelijk en milieutechnisch van belang is dat deze op de voorzijde van het perceel worden gerealiseerd. De gebouwen zijn vastgelegd in een bouwvlak. De maximum goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen is afgestemd op het geldende bestemmingsplan en de feitelijke situatie.

De bedrijfswoningen hebben een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 en 9 meter als deze uitpandig worden gebouwd. Voor inpandige bedrijfswoningen gelden de afmetingen van de bedrijfsgebouwen. Bij de bedrijfswoning is in beperkte mate het bouwen van bijbehorende bouwwerken mogelijk. Naast de hoofdfunctie (bedrijven) is er binnen de bestemming de ruimte voor het inrichten van het terrein met parkeervoorzieningen, wegen, paden, groenvoorzieningen en water.

Voor de twee locaties is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de bestemming kan worden gewijzigd in een woonbestemming. Daarbij mag het bouwvlak worden aangepast. Per locatie mogen na wijziging in totaal twee woningen aanwezig zijn. De cultuurhistorisch waardevolle bebouwing moet daarbij worden behouden. Vanwege de karakteristieke bebouwing en het behoud hiervan is het bouwvlak strak om de bebouwing en de beeldbepalende gevels heen gelegd.

Bedrijf - Loonbedrijf

De nieuwe locatie is bestemd als 'Bedrijf', waarbinnen wordt voorzien in loonbedrijven, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een veehouderij is uitgesloten.

De bedrijfswoning is op basis van de situatietekening aangeduid. De gebouwen zijn vastgelegd in een bouwvlak. De maximum goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen is afgestemd op de ontwerpuitgangspunten.

De bedrijfswoningen hebben een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 en 9 meter als deze uitpandig worden gebouwd. Voor inpandige bedrijfswoningen gelden de afmetingen van de bedrijfsgebouwen. Bij de bedrijfswoning is in beperkte mate het bouwen van bijbehorende bouwwerken mogelijk. Naast de hoofdfunctie (bedrijven) is er binnen de bestemming de ruimte voor het inrichten van het terrein met parkeervoorzieningen, wegen, paden, groenvoorzieningen en water.

In de bestemming is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee is geregeld dat het strijdig is om de gebouwen te gebruiken zonder realisatie van het landschappelijk inpassingsplan. Dit plan moet binnen een jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan zijn gerealiseerd binnen een jaar na aanvang van de bouwwerkzaamheden.

Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied

Het oud bedrijfsperceel aan de noordzijde van de Dodingawei ligt op de rand van een archeologisch waardevol gebied. Vanuit het bestemmingsplan voor de Dorpen mogen ingrepen met een oppervlakte groter dan 50 m2 binnen deze gebieden pas uitgevoerd worden, nadat duidelijk is geworden dat eventuele archeologische waarden voldoende zijn veiliggesteld. Deze regeling is in dit bestemmingsplan overgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, is op basis van de Inspraakverordening inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. Hiervoor heeft het plan van 21 juli tot 15 september 2016 ter inzage gelegen. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft in deze periode ook het vooroverleg met de overlegpartners plaatsgevonden. Een verslag hiervan is opgenomen in Bijlage 6. Op basis hiervan kan het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Zienswijzen

Het bestemmingsplan heeft vervolgens van 6 april tot 18 mei 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt door Provincie Fryslân. Naar aanleiding hiervan is gemeente Dongeradeel nader in overleg getreden met de provincie.

De inhoud van de zienswijzen en de beantwoording hiervan zijn samengevat in de reactienota zienswijze, die is opgenomen in Bijlage 7.

Vaststelling

De gemeenteraad besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 28 juni 2018 gewijzigd vastgesteld naar aanleiding van de ingekomen zienswijze. De aanpassingen zijn beschreven in de reactienota zienswijze. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De kosten voor de procedure worden verhaald via leges. De investeringen zijn nodig om het bedrijf ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Het kosten/baten-verhaal is onderzocht. Het plan is daarmee financieel haalbaar.

Grondexploitatie

De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan, omdat het bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.

Met de initiatiefnemers wordt een exploitatieovereenkomst gesloten, waarin onder andere het verhaal van eventuele planschade is geregeld. Er is geen sprake van een overig kostenverhaal. De gemeenteraad besluit dan ook bij de vaststelling van dit bestemmingsplan geen exploitatieplan vast.