direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stedenwijk en Weerwater Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft voor dat bestemmingsplannen een geldigheidsduur van tien jaar hebben. Als deze periode afloopt, moet de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan of een nieuwe beheersverordening hebben vastgesteld (de zogenaamde actualisatieplicht). Eventueel zou de gemeenteraad ook een verlengingsbesluit kunnen nemen, zodat de geldigheidsduur met tien jaar wordt verlengd. Dit kan alleen indien het bestemmingsplan nog voldoende actueel is. Het is overigens niet zo dat na tien jaar het bestemmingsplan vervalt: het blijft gewoon gelden en er moet aan worden getoetst. Alleen het innen van leges voor vergunningen is niet langer mogelijk.

In het kader van deze actualisatieplicht is een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het gebied Stedenwijk en Weerwater-noord. Uitgangspunt van dit conserverend plan is dat in beginsel in de bestaande, feitelijke en vergunde situatie (rechtszekerheid) wordt voorzien en dus percelen als zodanig worden bestemd. Op grond van gewijzigde planologische inzichten, afweging van belangen of onbenutte bouwmogelijkheden kunnen de bestaande planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden afwijken van de nieuwe bestemmingsregeling. Ook omdat er in het plan een aantal kleine maar wel nieuwe ontwikkelingen als gevolg van het overnemen van nieuw beleid en wet- en regelgeving wordt verwerkt, is het bestemmingsplan anders dan het vorige. Het is vanwege deze wijzigingen niet mogelijk gebleken om een beheersverordening op te stellen.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • 1. bedrijventerrein Gooisekant, de Havendreef en de Stedendreef aan de westzijde en de Stedendreef tevens aan de noordwestzijde;
  • 2. de Flevospoorlijn/ Waddendreef aan de noordkant (deze vallen buiten het plangebied);
  • 3. het stadscentrum van Almere aan de oostkant. Verder naar het zuiden loopt de grens door het Weerwater;
  • 4. het plangebied van het ontwikkelingsplan Centrum Almere Weerwater aan de zuidkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0002.png"

Figuur: begrenzing plangebied

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

De in dit gebied geldende bestemmingsplannen zullen worden vervangen door het nieuwe bestemmingsplan. Het gaat om de volgende plannen:

  Bestemmingsplan   Belangrijkste bestemming(en)   In werking getreden   Vervalt na inwerkingtreding nieuw bp?  
1   Ebenezer Howardpark inclusief 1e herziening   Groendoeleinden en recreatie met nadere aanduiding stadsplantsoen   06-04-1982
01-02-1984 (1e herziening)  
gedeeltelijk  
2   Stedenwijk   Wonen, groen, water, maatschappelijk, gemengd en bedrijf   09-12-2003   geheel  
3.   De Fantasie   Wonen   31-10-1989   geheel  
4.   Stedenwijk Zuid   Wonen, groen, recreatie   04-01-1983   gedeeltelijk  
5.   Weerwater inclusief 1e herziening   Water   13-12-1983
01-02-1984
 
gedeeltelijk  
6.   Wegaanpassingen dreven   Verkeer   20-01-2015   gedeeltelijk  

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader (hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

2.1.1 Almere Stad

Almere voorziet sinds midden jaren '70 van de vorige eeuw in de ruimtebehoefte van de Randstad door het huisvesten van burgers en bedrijven en het bieden van recreatiemogelijkheden. Tot voor enkele jaren geleden was de bouwproductie geconcentreerd op de stadsdelen Haven, Stad waarvan de Stedenwijk onderdeel uitmaakt en Buiten. De laatste jaren is ook gestart met de bouw van de stadsdelen Poort en Hout. Vanaf 1979 zijn woningen en bedrijven gebouwd in Almere-Stad, het grootste stadsdeel van Almere. Dit stadsdeel is centraal gelegen, er wonen ca. 100.000 mensen en bevat typische centrumfuncties zoals het hoofdwinkelcentrum, een ziekenhuis en theater, het Centraal Station en een forse kantorenconcentratie. Om het stadscentrum liggen radiaalsgewijs woongebieden, onder meer de Stedenwijk, met daartussen groengebieden. Het verkeer is zo geregeld dat langzaam verkeer en busverkeer door de wijken gaat en autoverkeer eromheen.

2.1.2 Stedenwijk en Weerwater Noord

Hoofdstructuur

De hoofdstructuur van het plangebied hangt aan de aanwezige dreven (Stedendreef, Havendreef, Waddendreef) en de structurerende, beeldbepalende lijnen: de busbanen en Flevospoorlijn, die het westelijk deel van Almere Stad in meerdere deelgebieden verdelen. In het plangebied zelf zijn het een vijftal wegen met een lineair karakter met een directe aansluiting op de Stedendreef die de structuur bepalen: de Amsterdamweg, de Amersfoortweg, de Rotterdamweg, en de Middelburgweg. Deze wegen ontsluiten de woonwijken via woonstraten op de Stedendreef. Voor het noordelijk deel van het plangebied (ten oosten van het Doctor J.M. den Uylpark/ ten noorden van de Olstgracht) is de Dokkumlaan de ontsluiting van de wijk via de Waddendreef. Dit deel is voor autoverkeer niet met de rest van het plangebied verbonden, omdat dit woongebied door de Olstgracht van de rest van het gebied is afgescheiden. Aan de zuid- en zuidwestkant van het plangebied, daar waar het woongebied stopt (ten zuiden van de busbaan), gaat dit over in een stadsrandzone, waar de bebouwing (bijvoorbeeld rondom de Radioweg) verder uit elkaar staan en minder compact is. Tussen de woongebieden en de Havendreef is de aanwezige bebouwing ook ruimer opgezet.

Verspreid door het hele plangebied slingeren grachten met brede groene oevers en aan de oostzijde ligt het Weerwater. Het Weerwater heeft een recreatieve en waterbergingsfunctie. Deze waterelementen zijn visueel duidelijk aanwezig en daarmee mede structuurbepalend. Verder bevat het gebied enkele grootschalige groenelementen, zoals het Doctor J.M. den Uylpark in het noorden en in het zuid(westen) de omgeving van de Radioweg en Sas van Gentlaan, het Bok de Korversportpark en een volkstuinen- complex in de hoek Havendreef-Stedendreef. Deze groengebieden liggen als wigvormige elementen, komend vanuit de buitenruimte, in het woongebied. Maar ook het voormalige manifestatieterrein (ten noorden van de Amsterdamweg) en de groene pleintjes in de wijken dragen bij aan de bepaling van de structuur van het gebied.

Al deze elementen zorgen voor min of meer afgescheiden deelgebieden. In die deelgebieden zijn de (woon)buurten gevestigd.

Functies

Wonen

Het overgrote deel van het plangebied bestaat uit woningen. In Stedenwijk staan in totaal bijna 4.200 woningen. Voor Almeerse begrippen is het een grote wijk. 69% van de woningen bestaan uit rijtjeswoningen. Dit is bijna 10% meer dan gemiddeld in Almere. Het aandeel vrijstaande en geschakelde woningen is aanzienlijk kleiner dan het Almeers gemiddelde, 4% ten opzichte van 15% in heel Almere. Circa 45% van de woningen is in eigen bezit, de corporaties bezitten 43% van de woningen (het gemiddelde corporatiebezit in een Almeerse wijk is 27%). De rest (12%) valt onder de particuliere huursector. De gemiddelde transactieprijs (bestaande woningverkopen) lag in de Stedenwijk in 2015 op ruim €145.000. Dat was ruim onder het Almeers gemiddelde van €193.000. Stedenwijk heeft in vergelijking met heel Almere een relatief hoog percentage alleenstaanden, namelijk 41% van de huishoudens (Almere 32%). Het aandeel gezinnen met een of meerdere kinderen is juist lager dan gemiddeld (28% versus 36% in Almere totaal). 40% van de bewoners heeft een niet-westerse achtergrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0003.png"

figuur verhouding sociale en particulier huurwoningen en koopwoningen

In de woonwijken is de planningstheorie uit de jaren '70 van de vorige eeuw nog goed herkenbaar: hofjes met eengezinswoningen met soms gestapelde woningen. Doordat de woningen rondom hofjes liggen, is het aan de binnenzijde ervan relatief rustig, terwijl de buitenkant veel drukker is door de ligging aan een (doorgaand) fietspad, een straat voor alle verkeer of een busbaan. Langs het Weerwater liggen twee grootschalige en daardoor opvallende wooncomplexen. Met name in het zuidelijk plandeel zijn woningen en woningrijen van twee bouwlagen met platte daken te vinden. In het noordelijk deel staan die alleen als accenten aan de uiteinden van woonblokken. In het middendeel van Stedenwijk bevinden zich vooral woningen met een kap. Rond de Alkmaargracht zijn eengezinswoningen gebouwd, bestaande uit drie bouwlagen met een kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0004.png"

Figuur: woningsoorten

Een bijzondere woonbuurt is De Fantasie: een cluster met negen innoverende en fantasievolle woningen in de uiterste zuidoostkant van het plangebied, grenzend aan het Weerwater. Dit wijkje is gebouwd naar aanleiding van een prijsvraag, uitgeschreven door het comité De Fantasie in 1982 voor architecten ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de IJsselmeerpolders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0005.png" figuur: woonbuurt De Fantasie

Doel van de prijsvraag was dat architecten met 'innoverende en ongewone vindingrijke ideeën over bouwen en wonen' de kans kregen om daaraan bekendheid te geven en deze ook uit te (laten) voeren. De Rijksoverheid heeft de grond beschikbaar gesteld en negen van de tien gekozen plannen zijn ook daadwerkelijk gerealiseerd. De gebouwen zijn innoverend qua materiaalgebruik, constructie of vormgeving. Verder zijn bij de realisatie algemene bouwvoorschriften buiten beschouwing gelaten en slechts elementaire eisen ten aanzien van veiligheid verplicht gesteld. Het wijkje is een expositie geworden van kunstzinnige woonvormen en vormt een bijzonder woonbuurtje in de stad Almere, dat jaarlijks door vele mensen wordt bezocht. In één woning is via vrijstelling een architectenbureau gevestigd; wonen is daar ook nog steeds mogelijk.

Bedrijven

Bedrijven zijn verspreid over het plangebied, op specifieke terreinen maar ook in de woonwijken, te vinden. Dit bevordert de verlevendiging van de buurt, het vormt een broedplaats voor jonge bedrijven en trekt ook nieuwe buurtgebonden bedrijvigheid aan.

Het gebied bevat één kleinschalig binnenstedelijk bedrijventerrein aan de Vlaardingenstraat, genaamd Draaiersplaats. Dit is bedoeld voor bedrijven in de lichtere milieucategorieën, omdat rondom en in de directe nabijheid van het bedrijventerrein woningen zijn gevestigd. De nu gevestigde bedrijven zijn met name auto(reparatie)- en groothandelsbedrijven, maar er zit ook een fietsenwinkel annex vuurwerkverkoopbedrijf, een Domino's pizza en een benzinestation. Ook zijn er twee bedrijfswoningen aanwezig (Vlaardingenstraat 1 en 5). Ook aan de Delftstraat is een aantal bedrijfjes gevestigd. Dit betreft autobedrijven, handelsbedrijven en kleinschalige industriële bedrijven. Tegenover deze strook staan garageboxen bestemd voor particulier gebruik.

Verspreid over de Stedenwijk zijn midden in de woonwijken kleinschalige bedrijfsruimten gevestigd. Deze ruimten staan los van woningen of zijn gevestigd in een pand samen met één of meer woningen. De woonfunctie bij die gezamenlijke panden staat voorop, de bedrijvigheid mag alleen op de begane grond plaatsvinden.

In de woningen zelf zijn onder voorwaarden aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. In paragraaf 3.2.15 Wonen - 1 wordt hier nader op ingegaan.

Detailhandel

Aan het 's-Hertogenboschplein is een buurtwinkelcentrum gerealiseerd met onder meer een supermarkt en een kapper. Overal in het gebied zijn verder kleinschalige winkels gevestigd, voor zover dit op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Bij het tankstation op de Draaiersplaats zit een bijbehorend winkeltje. Verder zitten op de Draaiersplaats een fietsenwinkel en een bezorg- en afhaalbedrijf voor pizza's.

Horeca

Bij de kruising Stedendreef en Amsterdamweg staat een restaurant, genaamd Spotlight, waar ook zaalverhuur plaatsvindt. Bij het haventje aan de Hengelostraat is café Het Wapen van Almere gevestigd. In het winkelcentrum aan het 's-Hertogenboschplein zitten een café en een snackbar. Aan de Breskensweg 2 staat een pand dat gebruikt kan worden voor feesten en partijen. Op het Zeistpad 32 en Haarlemplein 1 zijn cafetaria's gevestigd. Het gebouw aan de Sas van Gentlaan 10-12 wordt ook voor horecadoeleinden gebruikt.

Sport

Langs de Stedendreef, bij de aansluiting met de Rotterdamweg zit een tennisvereniging, bestaande uit zeven tennisbanen en een kantinegebouw. Het Bok de Korversportpark dat langs de Sas van Gentlaan ligt, wordt door een voetbalclub gebruikt. Daarvoor zijn vier velden aangelegd. Naast de velden ligt een sportverzamelgebouw waarin onder meer de kantine van de voetbalvereniging zit en een biljartclub. Aan de andere kant van de Sas van Gentlaan staat een gymzaal. Op het voormalige manifestatieveld ten noorden van de Amsterdamweg is een sporthal gerealiseerd, waar ook een dansschool gebruik van maakt.

Recreatie

In de hoek Steden- en Havendreef ligt het volkstuinencomplex 'Annatuinen' inclusief een gemeenschappelijk gebouw. Vanuit de haven ter hoogte van de Hengelostraat en Nijmegenweg kunnen bootjes het Weerwater opvaren. Ten noorden daarvan, grenzend aan het centrum van Almere is een klein recreatiestrandje aangelegd. Het J.M. den Uylpark wordt als park (zonnen, wandelen, fietsen) gebruikt. In het park staat ook een kinderboerderij.

Maatschappelijke voorzieningen

Verspreid over Stedenwijk zijn meerdere maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Deze bevinden vooral in de nabijheid van busbanen. In het gebied zijn basisscholen aanwezig en een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs, Echnaton. Op de Radioweg zit een internaat voor kinderen met gedrags- en ontwikkelingsstoornissen. De kinderen wonen in zes vrijstaande, bij het internaat behorende groepswoningen. De middelbare school Baken Trinitas is gevestigd op de Sas van Gentlaan. Tegenover de school zijn diverse sport- en speelvoorzieningen gerealiseerd. Op een aantal locaties, in een gemeenschappelijk (vb. samen met een buurtcentrum) of zelfstandig gebouw, zitten kinderopvangcentra, voorzieningen voor buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen. Op de hoek Amersfoortweg – Stedendreef zit een dierenkliniek en langs de Amstelveenweg een gezondheidscentrum. Aan de Kampenweg staat naast de sporthal een buurtcentrum. Op het 's-Hertogenboschplein staan een kerk, gezondheidscentrum en een buurtcentrum inclusief speelzaal.

Openbaar gebied

Het openbaar gebied bestaat ten eerste uit vele kleine openbare hofjes, pleintjes, wegen met een verblijfsfunctie inclusief stoepen, bermen, groenstroken en de grachten. Dit gebied wordt voor diverse functies gebruikt: parkeren, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplekken, het verzamelen van huisvuil of om zich te kunnen verplaatsen met de auto, te voet of met de fiets. Langs de Amsterdamweg bevond zich een manifestatieveld, maar dit is nu omgevormd tot een openbaar park en een playground met tennis- en basketbalvelden en een voetbalcourt. Op diverse pleintjes (Leeuwardenplein, Haarlemplein en Arnhemplein) liggen speeltuinen en/ of sportveldjes. Langs de Sas van Gentlaan staan onder meer een voetbalkooi en basketbalveldjes. Het J.M. den Uylpark wordt voor wandelen, fietsen of extensieve recreatie gebruikt. Het Weerwater heeft een centrale functie voor heel Almere. Het dient als recreatieplas, maar is visueel ook zeer belangrijk voor de stad. De oevers worden gebruikt om te recreëren. Langs het Weerwater loopt een wandelpromenade.

Beeldkwaliteit

Het plangebied wordt gevormd door drie beeldbepalende elementen die herkenbaar en kenmerkend zijn voor Stedenwijk en de wijk identiteit en karakter geven. Dit zijn de grachten, de langzaam verkeersroutes, en de centrale pleinen. De grachten bestaan uit water met bomen en groen erlangs. De breedte ervan varieert van ca. 30 m tot wel 80 m. De centrale pleinen - het Leeuwardenplein, Haarlemplein en Arnhemplein - zijn ingericht als groene speelplek voor de buurt. De fietsroutes worden aan weerszijden omgeven door aaneengesloten woningblokken. Deze elementen zijn karakteristiek voor Stedenwijk.

Om deze beeldbepalende elementen te kunnen behouden, waren in het vorige bestemmingsplan Stedenwijk uit 2003 meerdere beschermende regels opgenomen voor de woningen in het gebied. Zo mochten aan de zijde van het beeldbepalend element geen dakkapellen worden gebouwd of waren dakopbouwen op platte daken niet toegestaan, tenzij het een specifieke vorm had. In het nieuwe plan zijn deze beschermende regels vervallen, met name omdat het gebied grotendeels welstandsvrij is.

Een klein deel van de in het plan aanwezige woningen (Zwollepad, Hengelostraat, Lenthehof) en Echnaton) valt nog wel onder het welstandsregime, omdat dit hoort bij het gebied centrum Almere Stad. Ook het woonbuurtje De Fantasie is nog aan welstandstoezicht onderworpen.

Hoogspanningsverbinding

Aan de zuidkant van het plangebied loopt een bovengrondse 380 Kv hoogspanningsverbinding. Hierover vindt transport plaats van elektriciteit. De verbinding is onderdeel van de technische infrastructuur van Nederland en is daarmee essentieel voor de elektriciteitstoevoer over het hele land. In de toekomst wordt de capaciteit naar verwachting verzwaard, maar dit is op het huidige traject.

Flevolijn

De Flevospoorlijn vormt de noordelijke grens van het plan, maar ligt wel buiten het plan. Het heeft wel invloed op het plan vanwege een veiligheidszone als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen over dit spoor.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

De GVW: functiemenging op bedrijventerreinen en horeca

Op basis van de Gemeentelijke Visie op Werklocaties (GVW) uit 2016 worden op de Draaiersplaats naast bedrijven tot en met categorie B uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging ook maatschappelijke, cultuur-, ontspannings- en sportvoorzieningen en kantoren toegestaan. Het toestaan van functiemenging betreft alleen een verruiming van de gebruiksmogelijkheden; de bouwmogelijkheden blijven onveranderd en er vindt geen extra ruimtebeslag plaats. Het betreft hier functies waarvoor in Almere onvoldoende vestigingslocaties geboden worden als gevolg van de planmatige opzet van Almere en de oorspronkelijke scheiding van functies. Veel lokale voorzieningen die passen in of bij woonwijken, komen nu op bedrijventerreinen terecht vanwege gebrek aan (passende) ruimte. Feitelijk vindt er nu min of meer een inhaalslag plaats van het zoeken naar geschikte vestigingsmilieus voor met name bevolkingsvolgende voorzieningen. Het mogelijk maken van deze voorzieningen binnen de bedrijvenbestemming zal niet leiden tot leegstand elders in de stad waar deze voorzieningen al wel mogelijk zijn. Terwijl het benutten van beschikbare gronden/panden door transformatie toe te staan naar diverse maatschappelijke of overige voorzieningen, waarbij het gebruik ten behoeve van reguliere bedrijvigheid mogelijk blijft, leegstand ter plaatse voorkomt en een rendabele exploitatie van de panden mogelijk maakt.

Sommige functies worden niet direct toegestaan, maar kunnen via een afzonderlijke procedure worden vergund, mits deze voldoen aan de eisen van een 'goede ruimtelijke ordening'. De gemeente heeft onder meer de ambitie om woningbouw te realiseren, met name voor studenten, starters of andere bijzondere doelgroepen op binnenstedelijke bedrijventerreinen. Dit kan betekenen dat een deel van of het hele bedrijventerrein wordt omgekleurd tot een woongebied. Het is op dit moment onduidelijk of dat ook voor de Draaiersplaats zal gelden.

In de GVW is ook de nieuwe Horecavisie opgenomen. Daarin is aangegeven welke horecafuncties waar toegestaan zijn. Ook zijn nieuwe begrippen ten aanzien van horeca geïntroduceerd en een nieuwe Staat van Horeca-activiteiten.

Detailhandelsvisie 2014

Op grond van de Detailhandelsvisie 2014 en de nadere uitwerking ervan zijn op hetzelfde bedrijventerrein ook detailhandel in ABC-goederen, afhaalpunten en kringloopwinkels toegestaan. Reguliere detailhandel is niet toegestaan behalve bij de bestaande fietsenwinkel en de pizzabezorger.

Archeologie

Het is verplicht op grond van de Erfgoedwet die per 1 juli 2016 de Monumentenwet heeft vervangen, en de Wet ruimtelijke ordening om (te verwachten) behoudenswaardige archeologische waarden te beschermen via het bestemmingsplan en daarin integraal op te nemen. Dit is vastgelegd in gemeentelijk beleid (zie Bijlage 1 Beleidskader, 3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur). Dit was nog niet zo ten tijde van het vorige bestemmingsplan. Dit leidt dus tot een wijziging met ruimtelijke gevolgen, zoals in bepaalde gevallen een onderzoeksplicht bij bouw- en/of aanlegwerkzaamheden (zie verder paragraaf 3.3.1).

Programmaplan Hart van de Stad

In het kader van dit programmaplan wordt de komende tien jaar een impuls gegeven aan het hart van Almere (gebied rondom Weerwater inclusief centrum). Daarvoor wordt onder meer het Rondje Weerwater gerealiseerd, waarbij voet- en fietspaden en sport- en speelvoorzieningen langs het Weerwater zullen worden aangelegd om het Weerwater dé plek te maken waar wordt gesport, ontmoet en gerecreëerd. Ook is er een plan voor een brug ter hoogte van de wijk De Fantasie naar de Floriade. Deze voorzieningen waren in het vorige bestemmingsplan toegestaan en zijn dus op grond van het overnemen van de bestaande mogelijkheden ook in het nieuwe bestemmingsplan toelaatbaar.

Er zijn ook plannen om aan de oevers van het Weerwater nieuwbouw te realiseren. Er is hiervoor een Visie in de maak waarin de mogelijke ontwikkeling wordt aangegeven. Echter deze plannen zijn nog niet concreet genoeg (geen onderzoeken gedaan, geen participatie geweest) om mee te nemen in dit bestemmingsplan.

Buurtwinkelcentrum 's-Hertogenboschplein

De eigenaar van de supermarkt aan het 's-Hertogenboschplein heeft plannen om de supermarkt te verplaatsen naar de locatie waar nu de tennisbanen van tennisvereniging het Nieuwe Land liggen (op de hoek Stedendreef-Rotterdamweg). Omdat de omvang, ruimtelijke impact en precieze planning op dit moment nog niet duidelijk is en er nog geen participatie over heeft plaatsgevonden, is dit niet meegenomen in dit plan. Mocht dit project doorgaan, zal hiervoor een aparte ruimtelijke procedure gevoerd worden. Dan zal daaraan een goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag moeten liggen en kunnen omwonenden reageren. De tennisbanen worden dan mogelijk verplaatst naar een locatie aan de Sas van Gentlaan; daar geldt al een sportbestemming.

Ook zijn er plannen om het gezondheidscentrum aan de Amstelveenweg te sluiten en het bestaande gezondheidscentrum De Spil op het 's-Hertogenboschplein uit te breiden. Dit plan is wel meegenomen in dit bestemmingsplan, omdat voldoende concreet is waar de uitbreiding plaats zal vinden en dit past binnen de voorwaarden op gebied van milieu en de ruimtelijke ordening. De uitbreiding betreft een uitbreiding aan de achterzijde van het pand, bestaande uit twee bouwlagen. Dit plan is stedenbouwkundig aanvaardbaar en noodzakelijk voor het gezondheidscentrum: modernisering van het gebouw en verbetering van de dienstverlening. Naast de uitbreiding worden langs de busbaan ten behoeve van deze uitbreiding parkeerplaatsen aangelegd.

Ontwikkelingsplan Annapark

In 2003 is door de raad besloten om het ontwikkelingsplan Annapark vast te stellen. Dit betreft het gebied rondom de Sas van Gentlaan. Besloten is het gebied om te vormen tot een parkachtige omgeving: uitbreiden groenfunctie, aanleg speel-ligweide, zithoeken, spelmogelijkheden, wandel, trimparcours. Het moet een park worden waar omwonenden gebruik van kunnen maken. Dit is inmiddels grotendeels gerealiseerd. Verder worden ten noorden van de Sas van Gentlaan een schoolgebouw en een sportgebouw gerealiseerd. Dit om de groeiende behoefte aan onderwijshuisvesting op te vangen. Ook deze gebouwen zijn opgericht, zij het dat de school kleiner is dan in het ontwikkelingsplan was gepland. Daardoor is er nog een kavel onbebouwd, die voor een maatschappelijke functie gebruikt kan worden. Deze kavel is dan ook als zodanig bestemd.

Reservelocaties 

In het gebied liggen drie onbebouwde percelen, die bewust niet zijn bebouwd, om wanneer de vraag en/ of behoefte zich voordoet, te kunnen worden gebruikt voor de realisatie van maatschappelijke voorzieningen. Het daadwerkelijk benutten van deze reservelocaties gebeurt pas na locatieonderzoek en via een aparte planologische procedure. In het voorheen geldende bestemmingsplan Stedenwijk uit 2003 waren deze locaties bestemd voor 'groenvoorzieningen'. Dit zal in dit plan niet anders zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0006.png"

figuur reservelocaties (in zwart aangegeven)

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in Hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • Hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in Hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming. Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

Uitgangspunt van dit conserverend plan is dat in beginsel de bestaande, feitelijke en vergunde situatie op grond van de rechtszekerheid is overgenomen en percelen als zodanig worden bestemd. Dit kan anders zijn bijvoorbeeld op grond van gewijzigde planologische inzichten, na afweging van alle ruimtelijk relevante belangen of onbenutte bouwmogelijkheden die in de nieuwe regeling zijn geschrapt. Ook als gevolg van nieuw beleid (Detailhandelsvisie en GVV) of nieuwe wet- en regelgeving (Wabo) is het bestemmingsplan gewijzigd ten opzichte van de vorige bestemmingsplannen. Verder zijn alleen concrete plannen in het nieuwe plan als zodanig bestemd, mits deze tijdig zijn ingediend en de planologische aanvaardbaarheid ervan kan worden beoordeeld.

3.2.1 Bedrijf

Deze bestemming 'bedrijf' met de aanduiding 'nutsvoorziening' is van toepassing op een groot nutsgebouw aan de Kampenweg 2. Verder zijn enkele nutsvoorzieningen als zodanig bestemd om duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen de woonbestemming en de nutsvoorziening. In artikel 3 zijn de planregels van de bestemming 'Bedrijf' opgenomen.

3.2.2 Bos

In het zuidelijke deel van het plangebied is bos te vinden. Deze gebieden zijn als zodanig in de Nota Kleur aan Groen aangeduid. Het kenmerkende gebruik van 'bos' bestaat uit: natuurbeleving, wandelen, fietsen, natuureducatie, recreatie en cultuur. Binnen de bestemming 'Bos' (zie Artikel 4) mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van observatiehutten en nutsvoorzieningen èn bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.3 Gemengd - 1 (binnenstedelijk bedrijventerrein Draaiersplaats)

Deze bestemming geldt voor het binnenstedelijk bedrijventerrein Draaiersplaats. In het vorige bestemmingsplan Stedenwijk 2003 was dit bedrijventerrein bedoeld voor vestiging van bedrijven tot en met categorie 2, eventueel in combinatie met een bedrijfswoning. Op grond van de in 2016 vastgestelde Gemeentelijke Visie op Werklocaties (zie paragraaf 3.3 Werk in de stad van bijlage 1 bij deze toelichting) is functiemenging het uitgangspunt. Dit sluit ook aan bij de huidige inrichting en aanwezige functies op het terrein. In dit plan wordt daarom ook de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegepast.

Functionele mogelijkheden

Functiemenging: bedrijven, maatschappelijke en overige voorzieningen

Bij bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen en andere bestaande bedrijvenlocaties is milieuzonering volgens vaste jurisprudentie noodzakelijk vanwege de mogelijke vestiging van nieuwe (bedrijfs)activiteiten en de uitbreiding van de activiteiten van gevestigde bedrijven en de benodigde afstemming hiervan met gevoelige functies in de omgeving van of op een bedrijventerrein. De beleidskeuze om functiemenging binnen delen van het plangebied mogelijk te maken is van invloed op de milieuzonering.

Bedrijven en andere functies tot categorie B

Voor de Draaiersplaats was op grond van het bestemmingsplan 'Stedenwijk' uit 2003 maximaal milieucategorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG toegestaan. Op grond van de GVW is in beginsel milieucategorie B toegestaan en is op dergelijke terreinen functiemenging wenselijk. Dit beleid wordt in dit bestemmingsplan vertaald door toepassing van de zogenaamde functiemengingslijst uit de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' uit 2009. Deze lijst bevat bedrijven en andersoortige functies, waarover een afweging is gemaakt inzake de verenigbaarheid. Op grond van deze Functiemengingslijst wordt onderscheid gemaakt in bedrijven in de categorie A (aanpandig aan gevoelige functies toelaatbaar of wel 0 m afstand), B (bouwkundig afgescheiden van gevoelige functies) en C (situeren langs hoofdweg). In dit bestemmingsplan is dit zo vertaald, dat bedrijven en functies in maximaal categorie B bij recht zijn toegestaan. Via afwijking zijn categorie C bedrijven ook mogelijk, mits deze naar aard en invloed op de omgeving passen binnen de toegestane categorieën.

Voor de motivering van de in dit bestemmingsplan toegepaste functiemengingslijst wordt verwezen naar hoofdstuk 5.5 Functiemenging. De bestaande bedrijven zijn in dat hoofdstuk geïnventariseerd, beoordeeld en ingedeeld conform de categorie-indeling functiemenging: A, B of C (zie voor een verantwoording hiervan ook Bijlage 4 Inventarisatie bedrijven Stedenwijk - Weerwater).

Bedrijfswoningen 

Op de Draaiersplaats bevinden zich twee bedrijfswoningen. In de GVW staat dat de huidige bedrijven voor hun bedrijfsvoering geen hinder van andersoortige functies mogen ondervinden en dat de woonfunctie daarom alleen inpandig of als woonwerkeenheid is toegestaan. Een inpandige bedrijfswoning in een bedrijfsverzamelgebouw kan echter nog steeds beperkend werken voor andere in het pand gevestigde bedrijven, terwijl een vrijstaande bedrijfswoning zodanig kan worden opgericht en uitgevoerd dat deze niet beperkend werkt voor omliggende bedrijven. Wat ruimtelijk relevant is, is dat bedrijfswoningen milieugevoelige bestemmingen zijn en dat een bedrijfswoning aan minder hoge eisen qua woon- en leefklimaat hoeft te voldoen dan burgerwoningen.

In dit bestemmingsplan is een woonfunctie op de Draaiersplaats alleen toegestaan in bedrijfswoningen, zonder onderscheid te maken in inpandig, vrijstaand of woonwerkeenheid. In de begripsbepaling voor bedrijfswoning is een vereiste van een arbeidsrelatie opgenomen. In verband met de geluidbelasting van de omliggende wegen (zie voor meer hierover hoofdstuk 5.2) en de geluidsgevoeligheid van bedrijfswoningen en de mogelijke effecten op de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven, zijn nieuwe bedrijfswoningen alleen na afwijking van het bestemmingsplan (zie artikel 5.5) toegestaan. De bestaande bedrijfswoningen zijn specifiek aangeduid. De bedrijfswoningen mogen als bedrijfswoning worden gebruikt, maar ook voor gebruik ten behoeve van vrije beroepen, aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten. In paragraaf 3.2.15 Wonen - 1 wordt hier nader op ingegaan. Dit geldt ook voor een bedrijfswoning.

Afhaalpunten

Afhaalpunten (beschouwd als een bedrijf) zijn op grond van het beleid (zie paragraaf 3.3 Werk in de stad over afhaalpunten) bij recht direct toegestaan, omdat het bedrijventerrein Draaiersplaats een directe en korte aansluiting heeft op de hoofdwegenstructuur mits er voldoende parkeergelegenheid en mogelijkheden voor laden en lossen op eigen terrein worden gerealiseerd.

Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen vallen kerken, kinderdagverblijven en scholen. Kinderdagverblijven en scholen zijn ook geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder. De gevelbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder. Dit is lastig te realiseren zonder bouwkundige maatregelen te nemen of een hogere waarde toe te kennen. Ook kan een geluidsgevoelige functie beperkend werken voor omliggende bedrijven. Daarom zijn maatschappelijke voorzieningen binnen de bestemming 'Gemengd-1' toegestaan, maar geluidsgevoelige alleen na afwijking van het bestemmingsplan op basis van artikel 5.5. In het kader van de dan te volgen procedure zal moeten worden aangetoond dat een dergelijke functie geluidstechnisch, qua invloed op omliggende bedrijven en qua woon- en leefklimaat, op die locatie aanvaardbaar is.

Kantoren

Op de Draaiersplaats zijn geen zelfstandige kantoren gevestigd. Aan de vestiging van nieuwe kantoren worden via een afwijkingsregel op grond van de GVW voorwaarden gesteld. Per vestiging mag de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 1.500 m² bedragen en mag het gezamenlijk grondoppervlak niet meer bedragen dan 25% van het bebouwd gebied. Als in één pand meerdere functies zijn gehuisvest, waaronder één of meerdere kantoren, telt dus alleen (maximaal) het bebouwde grondoppervlakte mee voor de 25%-bepaling.

Bestaande bedrijven of andere functies mogen tot maximaal 50% per bedrijf bij het bedrijf behorende kantooractiviteiten verrichten (kantoorhoudendheid).

Webwinkels

Een webwinkel is een logistieke bedrijfsactiviteit waarbij geen sprake is van fysiek klantcontact en verkoop en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt. Hierbij is geen sprake van detailhandel, maar van een bedrijf. Webwinkels zijn op de Draaiersplaats dus toegestaan. Een internetwinkel, waarbij wel sprake is van fysiek klantcontact of een uitstalling ten verkoop is daarentegen een vorm van reguliere detailhandel en daarom niet toegestaan binnen het plangebied.

Detailhandel

Overeenkomstig de Detailhandelsvisie 2014 is reguliere en perifere detailhandel op de Draaiersplaats niet toegestaan. De bestaande fietsenwinkel en de pizzabezorgdienst zijn apart aangeduid met 'detailhandel' en daar is detailhandel dus wel mogelijk. Detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit is alleen toegestaan bij productiebedrijven, tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak. Detailhandel in ABC-goederen is op grond van de GVW ook toegestaan onder de voorwaarde dat het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en voldoende ruimte voor laden en lossen. Kringloopwinkels zijn met afwijking toegestaan onder de voorwaarde dat het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.

Andere nieuwe detailhandel zoals perifere detailhandel is niet toegestaan.

Horeca

In de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 wordt als algemeen uitgangspunt gesteld dat horeca daar thuis hoort waar ook detailhandel primair hoort als ondersteuning van de centrumfuncties. Dus vanuit de optiek van de centra is meer horeca toestaan op de bedrijventerreinen geen wenselijke optie. In dit bestemmingsplan is voor De Draaiersplaats daarom alleen ondergeschikte horeca mogelijk gemaakt. Naar aanleiding van concrete initiatieven kan, binnen randvoorwaarden, via een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan besloten worden horeca in de categorie 2 t/m 5 toe te staan op basis van de Horecavisie 2016.

Vuurwerk

Conform het vuurwerkbeleid van de gemeente Almere (zie bijlage 3.5 Veiligheid), dat is vertaald in het bestemmingsplan 'Parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk' uit 2009, is in het plangebied opslag en verkoop van vuurwerk toegestaan op bedrijventerrein Draaiersplaats en op een bepaald deel van het winkelcentrum aan het 's-Hertogenboschplein. Dit betekent voor deze bestemming dat opslag en verkoop van vuurwerk mag tot maximaal 10 ton, maar niet in bedrijfswoning of daarbij behorende gebouwen zoals garages, schuren of tuinhuisjes.

Geen grote lawaaimakers

In de regels (artikel 5.1 onder u) is opgenomen dat 'grote lawaaimakers', als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, niet zijn toegestaan. Anders ontstaat een industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder en is er een plicht om een geluidszone er omheen vast te stellen en dient daarvoor een bestemmingsplan te worden opgesteld. Dit is in het gebied met veel woningen niet toelaatbaar.

Bebouwing

De bouwmogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan zijn overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Dit betekent dat voor het noordelijk deel een maximale bouwhoogte is opgenomen van 12 m en voor het zuidelijk deel 9 m. Het terrein mag voor 100% worden bebouwd. Er moet op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit Lijst van parkeernormen bij de regels. Hiervan kan middels een parkeerbalans worden afgeweken.

In Artikel 5 staan de regels voor de bestemming 'Gemengd-1'.

3.2.4 Gemengd - 2 (bedrijvenstrook Delftstraat)

Deze bestemming geldt voor de bedrijvenstrook aan de Delftstraat. Het voornaamste gebruik is bedrijfsactiviteiten. In het bestemmingsplan Stedenwijk uit 2003 had deze strook de bestemming 'Gemengde doeleinden I'. Op grond daarvan waren bedrijven tot en met categorie 2, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening toegestaan. Deze functies zijn overgenomen in dit bestemmingsplan met de volgende opmerkingen en / of aanpassingen.

Functionele mogelijkheden

Bedrijven

Net als bij de bestemming ' Gemengd-1' is op deze bestemming milieuzonering van toepassing. Het vorige bestemmingsplan maakte functiemenging al mogelijk. Voor deze bedrijvenstrook geldt de GVW niet; het is namelijk daarin niet aangemerkt als een binnenstedelijk bedrijventerrein. Daarom is uitgegaan van de op grond van het vorige bestemmingsplan toegestane milieucategorie 2. Dit is vertaald naar categorie B uit de nu toegepaste functiemengingslijst (zie motivering in hoofdstuk 5.5 Functiemenging en Bijlage 4 Inventarisatie bedrijven Stedenwijk - Weerwater). Tevens geldt een afwijkingsmogelijkheid voor bedrijven/functies in categorie C, voor zover de betrokken bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan categorie B bedrijven.

Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen vallen kerken, kinderdagverblijven en scholen. Kinderdagverblijven en ook onderwijsgebouwen zijn echter geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder. De gevelbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel de toe te kennen hogere waarde. Dit is lastig te realiseren zonder bouwkundige maatregelen te nemen of een hogere waarde toe te kennen. Ook kan een geluidsgevoelige functie beperkend werken voor omliggende bedrijven. Daarom zijn maatschappelijke voorzieningen wel overal binnen de bestemming 'Gemengd-2' toegestaan, maar geluidsgevoelige niet direct. Nieuwe geluidsgevoelige functies zijn alleen toelaatbaar na afwijking van het bestemmingsplan (zie artikel 6.5). In het kader van de dan te volgen procedure zal moeten worden aangetoond dat een dergelijke functie geluidstechnisch, qua invloed op omliggende bedrijven en qua woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.

Kantoren

Binnen de bestemming 'Gemengd-2' zijn conform de mogelijkheden van het vorige bestemmingplan kantoren toegestaan. Daarvoor gelden geen maxima qua oppervlakte.

Bedrijfswoningen

In het voorgaande bestemmingsplan was het binnen dit deelgebied mogelijk om na vrijstelling een bedrijfswoning te realiseren. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Op grond van het vigerende beleid is het niet langer wenselijk om bedrijfswoningen toe te staan op deze bedrijvenstrook. De onbenutte vrijstellingsmogelijkheid voor realisering van bedrijfswoningen uit het voorgaande bestemmingsplan is daarom niet overgenomen.

Webwinkels

Een webwinkel is een logistieke bedrijfsactiviteit waarbij geen sprake is van fysiek klantcontact en verkoop en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt. Hierbij is geen sprake van detailhandel, maar van een bedrijf. Webwinkels zijn dus toegestaan als bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel, waarbij wel sprake is van fysiek klantcontact of een uitstalling ten verkoop is daarentegen een vorm van reguliere detailhandel en daarom niet toegestaan binnen het plangebied.

Detailhandel

Overeenkomstig de Detailhandelsvisie 2014 is detailhandel uitsluitend als ondergeschikte bedrijfsactiviteit alleen nog toegestaan bij productiebedrijven, tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak. Reguliere of perifere detailhandel en kringloopwinkels mogen niet.

Horeca

In de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 wordt als algemeen uitgangspunt gesteld dat horeca daar thuis hoort waar ook detailhandel primair hoort als ondersteuning van de centrumfuncties. Dus vanuit de optiek van de centra is meer horeca toestaan op een bedrijvenstrook geen wenselijke optie. In dit bestemmingsplan is voor deze strook aan de Delftstraat daarom alleen ondergeschikte horeca mogelijk gemaakt. Naar aanleiding van concrete initiatieven kan, binnen randvoorwaarden, via een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan besloten worden horeca in de categorie 2 t/m 5 toe te staan op basis van de Horecavisie 2016.

Vuurwerk

Opslag en verkoop van vuurwerk mag niet binnen deze bestemmingsplan. Het gebied is in het paraplubestemmingsplan 'Opslag en verkoop Vuurwerk' niet daarvoor aangewezen.

Geen grote lawaaimakers

In de regels (artikel 6.1 onder m) is opgenomen dat 'grote lawaaimakers', als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, niet zijn toegestaan. Anders ontstaat een industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder en is er een plicht om een geluidszone er omheen vast te stellen en dient daarvoor een bestemmingsplan te worden opgesteld. Dit is onwenselijk.

Bebouwing

De bouwmogelijkheden zijn niet gewijzigd ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Dit betekent dat gebouwen een bouwhoogte van maximaal 6 m mogen hebben en het bebouwingspercentage 70% bedraagt. Er moet op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit Lijst van parkeernormen bij de regels. Hiervan kan middels een parkeerbalans worden afgeweken.

Voor de regels wordt verwezen naar Artikel 6.

3.2.5 Gemengd - 3 (winkelcentrum 's-Hertogenboschplein)

Deze bestemming geldt voor het winkelcentrum c.q. de winkels aan het 's-Hertogenboschplein. De hoofdactiviteit bestaat uit detailhandel en dienstverlening. In het bestemmingsplan Stedenwijk uit 2003 had dit de bestemming 'Detailhandel'. Op grond daarvan waren de functies detailhandel en dienstverlening mogelijk. Deze functies zijn overgenomen in dit bestemmingsplan met de volgende opmerkingen en / of aanpassingen.

Functionele mogelijkheden

Detailhandel & dienstverlening

Binnen de bestemming zijn detailhandel en dienstverlening toegestaan. Ten aanzien van een supermarkt geldt een maximum verkoopvloeroppervlakte van 1.500 m². Een webwinkel is een logistieke bedrijfsactiviteit waarbij geen sprake is van fysiek klantcontact en verkoop en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt. Hierbij is geen sprake van detailhandel, maar van een bedrijf. Webwinkels zijn dus niet toegestaan. Een internetwinkel, waarbij wel sprake is van fysiek klantcontact of een uitstalling ten verkoop is daarentegen een vorm van reguliere detailhandel en daarom toegestaan binnen het plangebied. Kringloopwinkels mogen ook.

Horeca

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca< 3' is de huidige snackbar positief bestemd en het bestaande café 'Sonja's Saloon' is voorzien van de aanduiding 'horeca < 4'. Voor het overig is alleen ondergeschikte horeca toegestaan.

Afhaalpunten 

Afhaalpunten in de zin van dit bestemmingsplan (zie artikel 1.6: zonder winkel of showroom, alleen voorraad voor de spullen die die dag worden opgehaald) mogen niet. Als onderdeel van of ondergeschikt aan een winkel is het wel toegestaan.

Vuurwerk

Opslag en verkoop van vuurwerk mag ook tot maximaal 10 ton. Het gebied is in het paraplubestemmingsplan 'Opslag en verkoop Vuurwerk' daarvoor aangewezen (zie paragraaf 3.2.3 voor nadere uitleg).

Geen grote lawaaimakers

In de regels (artikel 7.1 onder o) is opgenomen dat 'grote lawaaimakers', als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, niet zijn toegestaan. Anders ontstaat een industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder en is er een plicht om een geluidszone er omheen vast te stellen en dient daarvoor een bestemmingsplan te worden opgesteld. Dit is onwenselijk.

Bebouwing

De bouwmogelijkheden zijn niet gewijzigd ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Dit houdt in dat gebouwen een bouwhoogte van maximaal 6 m mogen hebben. Bij nieuwe ontwikkelingen moet er op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit de Lijst van parkeernormen bij de regels. Hiervan kan middels een parkeerbalans worden afgeweken.

De regels voor deze bestemming staan vermeld in Artikel 7 Gemengd-3.

3.2.6 Gemengd - 4 (kleinschalige bedrijfsruimten in de wijk)

Deze bestemming geldt voor de verspreid in het plangebied liggende kleinschalige bedrijfsruimten inclusief het gezondheidscentrum op het 's-Hertogenboschplein. Qua functiemogelijkheden past deze bestemming daar prima. Deze ruimten staan tussen woningen, met name op de hoeken van straten of woningrijen. Op grond van het bestemmingsplan Stedenwijk uit 2003 warenin deze ruimtes de functies kantoor, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, dienstverlening en bedrijven tot en met categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. In de GVW zijn in woonmilieus, zoals Stedenwijk voornamelijk is, kleinschalige bedrijfsruimten toegestaan. Daarin zijn bedrijven tot en met categorie B uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, kantoor(houdendheid), voorzieningen, detailhandel en horeca toegestaan, al dan niet onder voorwaarden. Ter plaatse van de percelen die aangeduid waren voor 'wonen op verdieping', was deze functie ook mogelijk en ter plaatse van de aanduiding 'horeca toegestaan' mocht een horecabedrijf tot ten hoogste horecacategorie 1a uit de Staat van Horeca-activiteiten. Deze functies zijn overgenomen in dit bestemmingsplan met de volgende opmerkingen en / of aanpassingen.

Functionele mogelijkheden

Bedrijven

Net als in het vorige bestemmingsplan zijn op deze bestemming meerdere functies mogelijk. Daarom is uitgegaan van de op grond van het vorige bestemmingsplan toegestane milieucategorie 2. Dit is vertaald naar categorie B uit de nu toegepaste functiemengingslijst (zie motivering in hoofdstuk 5.5 Functiemenging en Bijlage 4 Inventarisatie bedrijven Stedenwijk - Weerwater). Tevens geldt een afwijkingsmogelijkheid voor bedrijven/functies in categorie C, voor zover de betrokken bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan categorie B bedrijven. Afhaalpunten kunnen niet.

Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen vallen ook geluidsgevoelige objecten, als bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals kinderdagverblijven en scholen. De gevelbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder. Dit is lastig te realiseren zonder bouwkundige maatregelen te nemen of een hogere waarde toe te kennen. Daarom zijn overal binnen deze bestemming 'Gemengd-4' maatschappelijke voorzieningen toegestaan, maar nieuwe geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen alleen, indien is aangetoond dat een dergelijke functie voldoet aan de voorkeurswaarde dan wel een vastgestelde hogere waarde. In Bijlage 5 is het akoestisch onderzoek weergegeven waaruit blijkt op welke plekken wel en waar geen nieuwe geluidsgevoelig object toelaatbaar is.

Kantoren

Binnen de bestemming 'Gemengd-4' zijn conform de mogelijkheden van het vorige bestemmingplan kantoren toegestaan. Daarvoor gelden geen maxima qua oppervlakte. De percelen zijn zelf namelijk al beperkt qua oppervlakte.

Detailhandel

Detailhandel is toegestaan overeenkomstig de Detailhandelsvisie 2014. Ook ondergeschikte detailhandel mag. Grootschalige of perifere detailhandel is niet mogelijk gelet op de geringe omvang van de voor deze bestemming aangewezen gebouwen.

Horeca

Uitsluitend op percelen waar een horeca aanduiding zit, is ook horeca toegestaan. Op Zeistpad 32 en Raaltepad 3 is daarom horeca in categorie 3 toegestaan. Het pand, waarin café Het Wapen van Almere is gevestigd, heeft de aanduiding 'horeca t/m categorie 4' conform de huidige, vergunde situatie.

Woningen 

Uitsluitend daar waar dat is aangeduid is het toegestaan om te wonen. De niet-woonfunctie mag dan maximaal categorie A zijn uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Vuurwerk

Opslag en verkoop van vuurwerk mag niet vanwege de ligging nabij woningen dan wel in een woonwijk. Het gebied is in het parapluplan 'Opslag en verkoop Vuurwerk' daarvoor dan ook niet aangewezen (zie ook paragraaf 3.2.3 over vuurwerk).

Geen grote lawaaimakers

In de regels (artikel 8.1 onder q) is opgenomen dat 'grote lawaaimakers', als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, niet zijn toegestaan. Anders ontstaat een industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder en is er een plicht om een geluidszone er omheen vast te stellen en dient daarvoor een bestemmingsplan te worden opgesteld. Dit is onwenselijk.

Bebouwing

De bouwmogelijkheden zijn niet gewijzigd ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Dit betekent dat gebouwen veelal een bouwhoogte van maximaal 3 tot 6 m, al naar gelang de stedenbouwkundige situatie ter plaatse, mogen hebben. Bij nieuwe ontwikkelingen moet er op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit de Lijst van parkeernormen bij de regels. Hiervan kan middels een parkeerbalans worden afgeweken.

In artikel 8 zijn de planregels van de bestemming 'Gemengd-4' opgenomen.

3.2.7 Groen

Het structurele groen in het plangebied heeft ter waarborging van het behoud van het groen de bestemming 'Groen' gekregen. Het meeste groen ligt langs de busbanen, die zijn omgeven met hoge struiken. Daarnaast zijn er de pleinen in de buurten, waar veel groen aanwezig is. Binnen deze bestemming zijn ten behoeve van de openbare inrichting onder meer groen-, sport- en speelvoorzieningen (als gevolg van de Sportnota is het namelijk wenselijk dat burgers dichtbij hun huis over laagdrempelige sportmogelijkheden beschikken), water en voet- en fietspaden toegestaan. Ook mag het groen worden gebruikt voor recreatief medegebruik, zodat er gewandeld, gepicknickt op kan worden. Parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan ter het behoud van het groen. Gebouwen zijn alleen in de vorm van nutsvoorzieningen toegestaan. Verder mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals bruggen, sluizen, erfafscheidingen, kunstwerken en –objecten en geluidswerende voorzieningen.

In het J.M. Den Uylpark staat een kinderboerderij met een bijbehorende weide. Deze gronden zijn apart aangeduid voor 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kinderboerderij'.

Via een afwijking kan onder voorwaarden een jongerenontmoetingsplaats of een groter gebouw (groter dan bij recht is toegestaan) ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gerealiseerd. Ook bevat de bestemmingsregel de mogelijkheid om ingeval van grondverkoop aan een woningeigenaar voor het vergroting van zijn erf de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen - 1, Wonen - 2 of Tuin'.

In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming 'Groen' opgenomen.

3.2.8 Horeca

De volgende horecapanden hebben de bestemming 'Horeca':

  • 1. restaurant Spotlight, Amsterdamweg 1;
  • 2. Pand Breskensweg 2.

Het restaurant aan de Amsterdamweg is hier al lang gevestigd en positief conform de geldende vergunning bestemd. Het horecapand op de Breskensweg 2 is bestemd voor horeca uit de categorieën 3, 4 en 5. Het pand kan dus worden gebruikt voor een restaurant, café of als discotheek. Bebouwing is alleen toegestaan binnen het bouwvlak tot een bepaald maximaal bebouwingspercentage en ten aanzien van de bouwhoogten staan op de verbeeldingen maximale hoogten. Bij nieuwe ontwikkelingen moet er op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit de Lijst van parkeernormen bij de regels. Hiervan kan middels een parkeerbalans worden afgeweken.

In artikel 10 zijn de planregels van de bestemming 'Horeca' opgenomen.

3.2.9 Maatschappelijk

Het plangebied bevat een aantal maatschappelijke voorzieningen, welke uitsluitend voor maatschappelijke doeleinden zijn bestemd. Deze liggen verspreid over het hele gebied. Het gaat dan bijvoorbeeld om scholen, gezondheidscentra, buurtcentra, kinderdagverblijven en kerkgebouwen. In het plangebied zijn nog wel meer maatschappelijke voorzieningen te vinden, maar die vallen onder één van de andere bestemmingen, zoals gemengd of wonen (als aan-huis-verbonden-bedrijf). Deze bestemming is ruim, in die zin dat alle soorten maatschappelijke voorzieningen direct zijn toegestaan. Hierdoor is de flexibiliteit zo groot mogelijk. Qua bouwmogelijkheden zijn maximale bouwhoogten opgenomen en voor zover nodig geacht een maximaal bebouwingspercentage en / of een bouwvlak. Bij nieuwe ontwikkelingen moet er op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit de Lijst van parkeernormen bij de regels. Hiervan kan middels een parkeerbalans worden afgeweken.

Geluidsgevoelige objecten

Onder maatschappelijke voorzieningen vallen ook kinderdagverblijven en scholen, die op grond van de Wet geluidhinder als geluidsgevoelige objecten zijn aangemerkt. De (gevel)belasting van geluidsgevoelige objecten mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder. Dit is lastig te realiseren zonder bouwkundige maatregelen te nemen of een hogere waarde toe te kennen. Daarom mogen nieuwe geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen alleen, indien is aangetoond dat een dergelijke functie voldoet aan de voorkeurswaarde dan wel een vastgestelde hogere waarde. In Bijlage 5 is het akoestisch onderzoek weergegeven, waaruit blijkt op welke locaties wel en waar geen nieuwe geluidsgevoelig object toelaatbaar is.

In artikel 11 zijn de planregels van de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen.

3.2.10 Recreatie

De gronden met de bestemming 'Recreatie' zijn primair bestemd voor recreatieve voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'strand' zijn de gronden ook voor strand te gebruiken. Het volkstuinencomplex 'De Annatuinen' is apart als 'volkstuin' aangeduid, omdat daar specifieke bouwregels gelden: zo mag één gemeenschappelijk gebouw worden gebouwd van 100 m² en een hoogte van 5 m en zijn per volkstuintje bouwwerken toegestaan met een totaal oppervlak van 6 m² en een hoogte van 3 m.

De regels voor deze bestemming staan in Artikel 12.

3.2.11 Sport

Het gebied bevat meerdere sportvoorzieningen, die een bestemming 'Sport' hebben gekregen. Dit betreft de tennisbanen van tennisvereniging Het Nieuwe Land aan de Delftstraat, de sporthal Stedenwijk aan de Kampenweg en het Bok de Korver sportpark. Binnen deze bestemming is ondergeschikte horeca toegestaan, bijvoorbeeld bij de sporthal of als kantine bij een sportclub. In het sportgebouw bij het Bok de Korver sportpak is ook horeca t/m categorie 4 toegestaan conform de bestaande situatie. Bebouwing mag alleen binnen een aangegeven bouwvlak en de hoogten zijn per perceel verschillend. Lichtmasten voor veldverlichting op het Bok de Korversportpark mogen 20 m hoog zijn en zijn alleen toegestaan op de twee sportvelden (van de voetbal) die niet aan de woonwijk grenzen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet er op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit de Lijst van parkeernormen bij de regels. Hiervan kan middels een parkeerbalans worden afgeweken.

3.2.12 Tuin

De bestemming 'Tuin' is gegeven aan voor- en/ of zijtuinen bij met name woningen, maar soms ook bij andere bestemmingen. Deze gronden zijn bestemd voor een gebruik als tuin, die behoort bij de op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. De gronden mogen niet worden volgebouwd met schuurtjes of andere bouwwerken, reden waarom uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. Ook zijn trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers en overstekken mogelijk. Voor deze bouwwerken gelden beperkingen qua omvang.

In Artikel 14 staan alle regels voor het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden voor de bestemming 'Tuin'.

3.2.13 Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied

Algemeen

In Almere is een 'duurzaam veilig' verkeerssysteem aangelegd. Dit betekent dat verkeerssoorten gescheiden zijn en functies, inrichting en gebruik op elkaar zijn afgestemd. Passend binnen 'duurzaam-veilig' is sprake van een zogenaamde 'zelfverklarende' infrastructuur bestaande uit:

  • 1. stroomwegen (A6, A27, Hogering/ Buitenring/ Tussenring/ Waterlandseweg) = verkeersaders;
  • 2. gebiedsontsluitingswegen (dreven) = verkeersaders;
  • 3. erftoegangswegen (buurtwegen/woonstraten) = verblijfsgebieden.

In Almere geldt voor de A6 en A27 een vrijwaringszone zoals bedoeld in het NVVP.

De kruispunten van de Almeerse gebiedsontsluitingswegen zijn uitgevoerd in de vorm van rotondes of, in het geval van hoge verkeersintensiteiten, met verkeerslichten. Vanuit de verblijfsgebieden sluiten de wijk- en buurtontsluitingswegen aan op de dreven. Elk verblijfsgebied kent een gescheiden verkeersstelsel met in principe een autohoofdontsluiting, een fietsnetwerk en een busbaan. Doorgaand autoverkeer is in het verblijfsgebied afwezig. Het gebied is ingericht met onder meer 30 km/uur-poorten en drempels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0007.png"

figuur: wegenstructuur

Bestemming Verkeer

Dreven

De belangrijkste ontsluitingswegen voor Stedenwijk zijn de Stedendreef en de Waddendreef. Voor het Bok de Korversportpark en de Baken-Trinitas college is de Havendreef de ontsluitingsweg. Deze dreven zijn door middel van verscheidene centraal gelegen wegen te bereiken. De dreven lopen voornamelijk buiten het plangebied. Alleen een deel van de Havendreef ligt in het plangebied. Op de dreven bedraagt de limiet 50 km p/u. De Stedendreef is in 2014 verbreed naar 2x2 rijbanen.

Openbaar vervoer

In Almere is de Flevospoorlijn de hoofddrager voor de stedelijke ontwikkeling. Op het onderliggende schaalniveau gelden de vrijliggende busbanen als hoofddragers voor de ontwikkeling van de wijken. Deze busbanen brengen scheidingen aan in de woonbuurten, maar op een aantal plaatsen is het mogelijk de busbanen te oversteken. De busbanen komen samen bij de kruising Zevenaarstraat – Naardenstraat. De haltes aan de busbanen liggen op een onderlinge afstand van gemiddeld 600 m en hebben een invloedsgebied van circa 400 m (acceptabele loopafstand). Zeker 90% van de woningen en 75% van de arbeidsplaatsen liggen binnen 400 m afstand van een bushalte. Voor de Flevospoorlijn geldt een strategische reservering (vrijwaringszone) zoals bedoeld in het NVVP. Overigens valt de huidige Flevospoorlijn buiten het plangebied van dit bestemmingsplan met uitzondering van de veiligheidszone (zie paragraaf 3.3.2).

Op deze gronden met deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen en bushokjes (die laatste zijn overigens vergunningsvrij). De regels voor deze bestemming staan vermeld in Artikel 15.

Bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied'

Gemotoriseerd verkeer

Stedenwijk is opgebouwd uit woonstraten die de woonbuurten van elkaar scheiden. De woonstraten zijn vaak doodlopend. Daardoor is er geen doorgaande wijkontsluitingsweg die alle buurten met elkaar verbindt. Op een aantal plekken sluiten de wijkontsluitingswegen aan op de omliggende dreven, te weten de Waddendreef en de Stedendreef. Via deze wegen (Amsterdamweg, Amersfoortweg, Rotterdamweg, Dokkumweg en Middelburgweg) kunnen de bewoners de wijk binnenrijden en verlaten. De wegen in het plangebied zijn ingericht als 30 km p/u wegen.

Langzaam verkeer

De fietsroutes in Almere hebben zo min mogelijk kruispunten en zijn verlicht. Drukke fietsroutes zijn als solitair fietspad uitgevoerd. De hoofdfietsroutes zijn in principe 4 meter breed en zijn uitgevoerd met rood asfalt. De recreatieve, alternatieve routes worden grotendeels gekenmerkt door het niet hebben van een recht beloop en door de afwezigheid van openbare verlichting. In Stedenwijk zijn verschillende fietsroutes. In het noorden zijn twee oost-west-routes die deel uitmaken van het hoofdfietsnetwerk. Daarnaast loopt een belangrijke route van noord naar zuid, deels langs het Weerwater. De route maakt ook deel uit van het hoofdfietsnetwerk. Een deel van deze route die langs het Weerwater loopt maakt tevens deel uit van het nieuw te ontwikkelen 'Rondje Weerwater'. In de rest van het gebied zijn veel oost-west verbindingen die onderdeel zijn van het basisfietsnetwerk. Daarnaast maken de straten in het gebied deel uit van een fijnmazig netwerk en zijn mede toegankelijk voor de fiets, bromfiets, voetgangers en skaters.

Parkeren

Parkeren door bewoners vindt plaats op eigen terrein (binnen de woonbestemming) dan wel in het openbaar gebied op de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Niet-woonfuncties op bijvoorbeeld bedrijventerrein Draaiersplaats moeten in principe op eigen terrein voorzien in parkeergelegenheid, maar in veel andere niet-woongevallen wordt in openbaar gebied geparkeerd. Daar geldt een parkeerbalans waarmee voldoende parkeerplaatsen in openbaar zijn gerealiseerd. Er zijn verschillende blauwe zones waar een parkeerschijf verplicht is. Het betreft de Hengelostraat en het gebied rondom de Zwolleweg en het Lenthehof. Daarnaast is ook het stuk tussen de Harlingenstraat en de Dokkumlaan een blauwe zone.

Niet-structureel groen

Wat betreft de groenvoorzieningen in de wijk is gekeken of het structureel groen betreft of meer snippergroen. Ook is rekening gehouden met de bestemming uit de hiervoor geldende bestemmingsplannen. Het niet-structurele groen heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Voordeel daarvan is de flexibiliteit qua inrichting van het openbaar gebied. Bijvoorbeeld de aanleg van groen of benodigde extra parkeerplaatsen is dan bij recht toegestaan.

Toegestane gebouwen

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen en via afwijking een jongerenontmoetingsplaats (JOP). Voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen.

Sport- en speelvoorzieningen

Almere wil zoals beschreven in de Sportnota (zie bijlage 3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur) laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving de mogelijkheid voor sport-en speelvoorzieningen (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde) opgenomen. De sport- en speelvoorzieningen ten zuiden van de Sas van Gentlaan vallen bijvoorbeeld onder deze bestemming.

Wijzigingsbevoegdheid

In artikel 16.4 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen - 1, Wonen - 2 of Tuin.

In artikel 16 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen.

3.2.14 Water

Voor Stedenwijk is water kenmerkend. Ten eerste ligt de wijk aan het Weerwater dat een grote invloed heeft op de wijk zelf (wandelen langs het water, haven, strand) en de stedenbouwkundige opzet ervan. De grachten die door de wijk lopen zijn belangrijk voor de waterafvoer en daardoor ruimtelijke dragers van de wijk. Het water heeft een gelijknamige bestemming gekregen. In paragraaf 5.8 wordt nader ingegaan op de aspecten ten aanzien van de waterhuishouding (onder andere de kwaliteit en kwantiteit).

In Artikel 17 zijn de planregels van de bestemming 'Water' opgenomen.

3.2.15 Wonen - 1

Functionele mogelijkheden

Algemeen

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen e.d. zijn toegestaan op deze bestemming. Bij rijtjeswoningen en vaak ook bij meergezinswoningen vindt parkeren op openbaar terrein plaats. Bij twee-onder-één-kap woningen (en ook vrijstaande woningen, maar die zijn voor Wonen - 2 bestemd) is er veelal één en soms meer parkeerplaats(en) op het eigen erf. Als dit niet het geval is, vindt parkeren plaats in het openbaar gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet er op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit de Lijst van parkeernormen bij de regels. Hiervan kan middels een parkeerbalans worden afgeweken.

Aanduiding 'gemengd'

Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn naast wonen op de 1e bouwlaag (begane grond) ook functies als bedrijven (maximaal categorie A uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging), detailhandel, kantoor en maatschappelijke voorzieningen toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte en in geval van detailhandel een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m². Deze kleinschalige bedrijfsruimten waren in de vorige bestemmingsplannen al mogelijk gemaakt in de woonomgeving om de levendigheid te vergroten zonder onevenredige hinder te veroorzaken aan omliggende woningen. Het betreft bedrijven, die goed zichtbaar en bereikbaar zijn (hoekwoningen, langs doorgaande wegen). Gedacht kan worden aan dieren-, huis- en tandartsen, fietsenmakers, onderhoudsbedrijven of adviesbureaus. Horeca is niet toegestaan.

Werken binnen de bestemming wonen

De maatschappij wijzigt continu, waaronder ook de manier van werken. Was het vroeger gebruikelijk om naar een kantoor of bedrijf te gaan om te gaan werken (scheiding van functies), is er naar de huidige maatschappelijke inzichten meer behoefte aan flexibiliteit en thuiswerken (functiemenging). Redenen voor deze verschuiving zijn de betere communicatiemiddelen (mobiel, internet), fileproblemen, meer tweeverdieners en de meer flexibele combinatie van werken en zorg voor het gezin. Almere wil hierin meegaan en ruimte bieden aan het uitoefenen van een beroep of bedrijf in de eigen woning, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De ambitie is om Almere te ontwikkelen tot een aantrekkelijke, vitale stad met voldoende werkgelegenheid voor alle inwoners, met krachtige economische activiteiten en ontwikkelingsruimte voor nieuwe initiatieven. Bedrijvigheid aan huis levert ook een bijdrage aan de leefbaarheid in een woonomgeving. Beroepen en bedrijven aan huis kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld.

1. Vrije beroepen

Volgens vaste jurisprudentie is het uitoefenen van vrije beroepen in een woning in overeenstemming binnen de woonbestemming. Dit is dus bij recht toegestaan, zodat een afwijkingsprocedure niet nodig is. Reden is dat het uitoefenen van een vrij beroep in een woning niet ongebruikelijk is en dat daardoor aan het woonkarakter geen afbreuk wordt gedaan, zolang de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt, dat wil zeggen dat de woning voor minimaal 2/3 deel voor wonen wordt gebruikt en dus maximaal 1/3 voor het beroepsmatig gebruik. Het gaat om de traditionele beroepspraktijken aan huis: dienstverlening, geleverd door professionals met een academische of vergelijkbare hogere beroepsopleiding, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een dierenarts, makelaar, accountant of psycholoog. De in de bestemming "Wonen" opgenomen bouwmogelijkheden zijn ook van toepassing bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep.

2. Aan-huis-verbonden-beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn volgens vaste jurisprudentie niet gelijk te stellen met vrije beroepen. Gelet op de inleiding hierboven zijn ook deze activiteiten tot een bepaalde omvang passend binnen de woonbestemming. Bepalend is in hoeverre een beroep of bedrijf aan huis nog te rijmen valt met de woonfunctie. Daarbij is de ruimtelijke uitstraling van dat gebruik van belang gelet op de aard, omvang en intensiteit van dat gebruik. In de begripsbepalingen van de planregels is opgenomen dat bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis de woonfunctie primair moet blijven en de ruimtelijke uitstraling van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in overeenstemming dient te zijn met die woonfunctie. Verder is in de planregels opgenomen dat de omvang van het beroep of bedrijf is beperkt tot maximaal 33% van het oppervlak van de woning (net als bij een vrij beroep), moet er zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dient het beroep of bedrijf door de bewoner van die woning te worden uitgeoefend. Bepaalde vormen van beroep of bedrijf die niet passend zijn binnen de woonbestemming zijn expliciet uitgesloten in de planregels: horeca, catering, seksinrichtingen en munitie- of vuurwerkopslag. Onder deze concrete voorwaarden is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis ruimtelijk aanvaardbaar en passend binnen de woonbestemming. Deze voorwaarden waarborgen namelijk het kleinschalig houden van deze activiteiten (ondergeschikt aan de woonfunctie en geen overlast voor de omgeving), zodat deze verenigbaar zijn in een woonmilieu. Met een omgevingsvergunning binnenplanse afwijking bestemmingsplan kan meegewerkt worden aan een verruiming van het oppervlak voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis tot maximaal 50%, mits dit niet leidt tot afbreuk van het woonkarakter in de buurt en er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer.

In de onderstaande niet limitatieve lijst is een aantal voorbeelden van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis opgesomd, waaraan kan worden gedacht:

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven / e-commerce   Max 25 m² v.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/ vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn vijf gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel en de eigenaar/exploitant moet er ook wonen.  
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding  
Kappers    
Detailhandel   Maximaal 25 m² v.v.o.  
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming "Wonen - 1".

Tuinvergrotingen

In het plangebied hebben de afgelopen jaren wijzigingen plaatsgevonden in de grenzen tussen openbare ruimte en particulier terrein bij woningen. Stukjes openbaar groen zijn door verkoop overgedragen aan bewoners ter vergroting van hun tuin. Gronden die zijn verkocht of waarvoor een bruikleenovereenkomst is gesloten, hebben in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming 'Wonen - 1, Wonen - 2 of Tuin' gekregen.

Mogelijk worden de komende jaren nog meer gronden verkocht aan bewoners. In het vorige bestemmingsplan was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in het geval van verkoop van gronden een wijziging naar de bestemmingen 'Wonen - 1, Wonen - 2 of Tuin' mogelijk te maken. Deze wijzigingsbevoegdheid is ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. In de praktijk wordt deze wijzigingsbevoegdheid bijna nooit toegepast. Bestemmingsveranderingen als gevolg van toekomstige grondverkopen zullen in ieder geval over 10 jaar bij de volgende actualisatie van het bestemmingsplan worden verwerkt.

Gronden die in bruikleen zijn gegeven omdat ze vanwege de aanwezigheid van kabels of leidingen niet kunnen worden verkocht, hebben een bestemming 'Groen' of 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Om de aanwezige kabels en leidingen te beschermen, mogen deze gronden niet worden bebouwd met bijvoorbeeld schuurtjes.

Geen grote lawaaimakers

In de regels (artikel 18.1 onder j) is opgenomen dat 'grote lawaaimakers', als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, niet zijn toegestaan. Anders ontstaat een industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder en is er een plicht om een geluidszone er omheen vast te stellen en dient daarvoor een bestemmingsplan te worden opgesteld. Dit is onwenselijk.

Bebouwing

Verruiming van de bouwmogelijkheden

De woonbestemming is ruimer bestemd dan in de vorige bestemmingsplannen. In die plannen waren goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld. In dit nieuwe plan is niet meer met goothoogten gewerkt behalve bij vrijstaande bij de woning behorende bouwwerken. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans vier meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen zeven meter en voor drie bouwlagen tien meter, tenzij de bestaande maat daarvan afwijkt. Voor de meeste bouwblokken is een hoogtemaat genomen, waarbij het hoogste deel bepalend is. Ook zijn bij rijen woningen, waar in het verleden vergunningen zijn verleend voor een extra bouwlaag, deze extra bouwlagen bij recht voor de hele rij toegestaan. Dat betekent dat voor een flink aantal woningen nog een extra laag/dakopbouw mogelijk is. Er is ook minder met aanduidingen gewerkt en meer met rechtstreekse bouwmogelijkheden. Het nieuwe bestemmingsplan voor de Stedenwijk is dus globaler en flexibeler van opzet dan het oude plan.

Bebouwing in voortuinen

In de voortuinen is de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is. Uitbouwen aan de voorzijde van de woningen vallen qua hoogte niet onder de basisregel van één bouwhoogte per bouwblok. Uitbouwen aan de voorzijde van de woning zijn qua hoogte bestemd zoals ze zijn.

Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen

Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de regeling voor bijbehorende bouwwerken (uitbouwen, schuren en garages). Dit is om iedereen gelijke bouwrechten te geven. Als de achtergevel van het hoofdgebouw geen rechte lijn is (dus zonder eventuele uitbouwen) is het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe wel recht getekend, waardoor er dus uitbreidingsruimte in het bouwvlak ontstaat. Waar dit tot hinder van de buren zou kunnen leiden (schaduw of verminderde lichttoetreding) is de oorspronkelijke achtergevel gevolgd. Voor de bouwmogelijkheden van bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008. Om te voorkomen dat het erf geheel wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m²) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd. Qua maatvoering en positionering moeten de bijbehorende bouwwerken ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken hebben een goothoogte van maximaal 3 meter. Alleen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag een dakterras worden gebouwd.

Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen

Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Dit geldt voor bijbehorende bouwwerken en indien het bouwvlak is doorgetrokken ook voor het hoofdgebouw. Wel moet minimaal 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd, tenzij het bouwvlak direct langs de voorgevel is doorgetrokken. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden, waar dit leidt tot parkeerproblemen, tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier last van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen. Overigens zijn hierbij zoveel mogelijk de rechten uit de nog geldende bestemmingsplannen aangehouden.

In Artikel 18 zijn de planregels van de bestemming Wonen - 1'' opgenomen.

3.2.16 Wonen - 2

Deze bestemming bevat een regeling voor de vrijstaande woningen. Bij vrijstaande woningen is geen bouwvlak opgenomen, maar alleen een bestemmingsvlak bestemd voor 'Wonen - 2'. Dit doet recht aan deze vorm van woningbouw. Conform het beleid uit de nota Kleine Bouw is een bebouwingspercentage van 50% toegestaan en zijn de regels rond bijbehorende bouwwerken iets anders dan in de hiervoor geldende bestemmingsplannen. De voortuinen van de vrijstaande woningen hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Qua functionele en bouwmogelijkheden geldt verder hetzelfde als bij de bestemming 'Wonen - 1' (zie paragraaf 3.2.15). Parkeren vindt deels plaats op eigen terrein (veelal is er één parkeerplaats aanwezig), maar kan ook in openbaar gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet er op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit de Lijst van parkeernormen bij de regels. Hiervan kan middels een parkeerbalans worden afgeweken. . Een bijzonder woonbuurtje met vrijstaande woningen is de Fantasie. Deze hebben dezelfde bestemmingsregels gekregen als de andere vrijstaande woningen. Bescherming van de specifieke uiterlijke kenmerken geschiedt via de Welstandsnota en dus niet via het bestemmingsplan.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruik gemaakt van de volgende dubbelbestemmingen en aanduidingen.

3.3.1 Waarde-Archeologie 1

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Overeenkomstig de Archeologische Beleidskaart Almere 2016 zijn deze gebieden met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld in het plangebied bestemd voor "Waarde - Archeologie 1'. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt. Aan deze bestemming is een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. De bestemmingsregels bevatten ook een tweetal wijzigingsbevoegdheden om een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van een eventueel uitgevoerd archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' komen te vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

De regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' staan in artikel 21.

3.3.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

Aan de noordzijde van het plangebied loopt buiten het plangebied de Flevospoorlijn. Volgens het Basisnet Spoor geldt voor de Flevolijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. In het PAG dient rekening te worden gehouden met de effecten van een incident met brandbare vloeistoffen. Bij een incident kunnen stoffen vrijkomen en ontbranden (plasbrand). Dit kan in een gebied tot circa 30 meter van de spoorbaan tot slachtoffers leiden. Een deel van het PAG valt wel in het plangebied en heeft de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2', zodat de realisering van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in principe niet toegestaan is om schadelijke effecten zo veel mogelijk te voorkomen en in ieder geval zo goed mogelijk te beperken. Een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is binnen de aanduiding uitsluitend toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de keuze om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied moet worden beargumenteerd;
  • er moet ook worden ingegaan op de mogelijkheden om het object buiten het PAG te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand moet worden gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

In artikel 24.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' opgenomen.

3.3.3 Hoogspanningsverbinding: dubbelbestemming Leiding en aanduiding Veiligheidszone - leiding

Aan de zuidzijde van het plangebied loopt een bovengrondse 380 kV hoogspanningsverbinding. Deze verbinding maakt onderdeel uit van de op grond van artikel 2.8.6 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) aangewezen hoogspanningsverbinding Diemen - Lelystad. De masten hebben een hoogte van 48,7 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0008.png"

Figuur: masthoogten hoogspanningsverbinding Diemen-Lelystad (Bron: Tennet TSO 2015)

Bij eventuele ontwikkelingen nabij deze hoogspanningslijn dient ermee rekening te worden gehouden. Enerzijds betreft dit de bescherming van de hoogspanningsverbinding zelf. Deze heeft een zakelijke rechtstrook van 2 x 36 m vanuit het hart van de hoogspanningslijn, die nodig is voor een ongestoorde bedrijfsvoering. Deze zakelijke rechtstrook heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' om de hoogspanningsverbinding te beschermen en het beheer veilig te stellen. Hierop zijn alleen gebouwen en bouwwerken toegestaan ten behoeve van het transport van elektriciteit door een bovengrondse hoogspanningsverbinding. De maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken bedraagt 3 meter. De hoogte van de hoogspanningsmasten mag niet meer dan 50 meter bedragen. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding. De regels van deze dubbelbestemming staan in Artikel 20.

Naast deze dubbelbestemming ligt aan weerszijden een veiligheidszone, genaamd 'Veiligheidszone hoogspanningsleiding'. Deze is als zodanig aangeduid vanwege het gezondheidsaspect. Deze zone beslaat 110 m aan de noordzijde en 125 m aan de zuidzijde van de hoogspanningslijn, te meten vanuit de as van de hoogspanningslijn. Dit geldt vanaf de westzijde gezien tot mast 050 (zie kaartje hierboven). Na mast 050 (richting het oosten) zijn de zones aan weerszijden 140 m breed. Binnen deze zone mogen geen nieuwe functies komen ''waar kinderen langdurig verblijven'', zoals woningen, kinderdagverblijven en scholen en de daarbij behorende erven en/ of buitenruimten. Voor functies als sportvelden, speeltuinen, zwembaden vormt de magneetveldzone geen belemmering. In het bestemmingsplan is deze zone opgenomen in artikel 24.2 Veiligheidszone hoogspanningsleiding.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In Artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met recreatieve voorzieningen of het peil wordt bedoeld.

Wijze van meten

In Artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten, zoals het meten van de oppervlakte van een bouwwerk.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In Artikel 22 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel 23.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 23.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Afwijkingsregels

In Artikel 25 zijn vier afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %). Deze afwijkingsregel geldt niet voor de verkoopvloeroppervlakte van supermarkten, omdat dit niet in overeenstemming is met de Detailhandelsvisie 2014;
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
  • het oprichten van kleinschalige windmolens: kleinschalige windmolens mogen via een binnenplanse afwijking op een hoofdgebouw of aan de gevel ervan worden gerealiseerd. Dit is mogelijk bij elke bestemming, omdat een windmolen valt onder de overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen. Voorwaarden voor oprichting zijn dat de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw met maximaal 3 m wordt overschreden en de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt. Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten. Voordat deze windmolens kunnen worden opgericht, dient toetsing aan veiligheidseisen, Wet Geluidhinder en Wet milieubeheer plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0009.png"

HAT VAT

De bovenstaande afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de op grond van de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In Artikel 26 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging en Staat van Horeca-activiteiten kunnen worden gewijzigd in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven of horecavestigingen aangepast wordt, indien de gewijzigde milieubelasting van deze bedrijven of horecavestigingen daartoe aanleiding geeft.

Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd, indien nieuwe ontwikkelingen op gebied van parkeren daartoe aanleiding geven.

Overige regelingen

In Artikel 27 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In Artikel 28 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In Artikel 29 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten tot een regeling leiden en daarmee doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het gehele beleidskader.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)   Ladder voor duurzame verstedelijking   In dit plan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opgenomen voor de bouw van windturbines.  
Nationaal Waterplan (2009)   Waterberging   Grote waterpartijen zijn bestemd voor water en waterberging.  
Erfgoedwet (2016)   Beschermen van archeologische waarden   Opnemen van een dubbel- bestemming voor gebied met een
archeologische verwachtingswaarde.  
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsplan Flevoland (2006)   Het gebied is aangewezen als 'stedelijk gebied', 'stedelijk water (Weerwater)', 'speerpuntgebied Almere', 'recreatieve uitloop binnen stedelijk gebied' en 'archeologisch aandachtsgebied'.   Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheden om een evenwichtige ontwikkeling van het gebied mogelijk te maken met ruimte voor wonen, bedrijven en (recreatieve) voorzieningen. Het bestemmingsplan bestemt de bestaande woningen en voorzieningen zo flexibel mogelijk. Bovendien biedt het bescherming aan de archeologische waarden.  
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)   Bij vestiging van bedrijven(terreinen) streven zodanige verdeling dat optimale bijdrage wordt geleverd aan vitaliteit van de steden. Per type werklocaties gelden specifieke vestigingsvoorwaarden.   Het plangebied als geheel is aan te merken als gemengd woonwerkmilieu (ruimte voor aaneengesloten woonbebouwing maar met kleinschalige bedrijven, kantoren en voorzieningen; geschikt voor kleinschalige lokale werkfuncties zodat weinig hinder voor omwonenden) en bedrijventerrein Draaiersplaats als 'specifiek werkmilieu' (ruimte voor bedrijven, voorzieningen en kantoren die niet passen in andere milieus, goed bereikbaar en zo min mogelijk overlast voor directe omgeving). Verdere uitwerking gaat via de GVV.  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Beschermen van archeologische waarden   Opnemen van een dubbel- bestemming voor archeologisch waardevolle gebieden.  
Gemeentelijk beleid  
Ruimtelijke ontwikkeling  
Structuurplan Almere
(2003)  
Hoofdlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van
Almere: onder andere meer verscheidenheid in woningen, actief beheer van bestaand stedelijk gebied en ruimte voor bedrijven.  
Het plangebied is onderdeel van het
bestaand stedelijk gebied. Er zullen
geen grootschalige ontwikkelingen
plaatsvinden, maar alleen op
perceelsniveau. Woningen worden
ruim en zo flexibel mogelijk bestemd
en ondernemers krijgen zoveel
mogelijk ruimte (beroep of bedrijf aan huis). In het gebied is functiemenging mogelijk. De westoever van het Weerwater is aangewezen als waterfront: meer oriëntatie op het water (recreatie en aanleg van natuurlijke oevers), want dat kan sterke bijdrage leveren aan identiteit van de stad.  
Concept structuurvisie Almere 2.0 (2010)   Uitwerking van IAK (kader voor schaalsprong Almere: 60.000 inwoners en 100.000 arbeidsplaatsen in 2030): meerkernige opzet benutten, verkleuren naar diverse samenleving, diversiteit nodig qua wonen, sterke en gedifferentieerde economie. De Concept- structuurvisie Almere 2.0 is met name gericht op de nog te ontwikkelen gebieden   Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met deze structuurvisie.  
Programmaplan Wijkgericht Werken 2015-2019 (2015)   Speerpunt voor de raad: ruimte geven aan wijkinitiatieven, samenwerken, vraaggerelateerde aanpak. Centrumranden waaronder Stedenwijk is een focusgebied. Er is overlast en gevoelens van onveiligheid. Daarom is het nodig de sociaal-economische positie van de bewoners te verbeteren, maatschappelijk te investeren, meer participatie, woningen levensloopbestendig maken, ontmoetingsplekken realiseren   In het groen zijn de mogelijkheden voor ontmoeting (sport-speelvoorzieningen) verruimd. Andere maatregelen uit het Programmaplan behoeven geen regeling in het bestemmingsplan.  
Programmaplan Hart van de Stad (2016)   Een impuls geven aan het hart van Almere (gebied rondom Weerwater inclusief centrum). Daarvoor wordt onder meer het Rondje Weerwater gerealiseerd, waarbij aantrekkelijke route met voet- en fietspaden en sport- en speelvoorzieningen langs het Weerwater zullen worden aangelegd om het Weerwater dé plek te maken waar wordt gesport, ontmoet en gerecreëerd.   Aanlegsteigers, bruggen, sport- en speelvoorzieningen zijn in de betreffende bestemmingen 'Groen, Water en Verkeer - Verblijfsgebied' mogelijk.  
Masten en antennes (1999)   Criteria voor realisering van masten en
antennes ten behoeve van telefonie  
Masten moeten zo dicht mogelijk bij hoofdinfrastructuur worden geplaatst en zo min mogelijk in natuurgebieden en parken. Deze worden dan ook niet direct bestemd in dit plan. Antennes kunnen wel, bijvoorbeeld op gebouwen of hoogspanningsmasten.  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid inzake seksinrichtingen   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013)   Vestigingsbeleid coffeeshops bepaalt
maximaal twee coffeeshops via een
gedoogbeschikking in Almere Stad  
In Almere Stad centrum zijn al twee
coffeeshops gevestigd. Daarom is in
het plangebied geen mogelijkheid voor een coffeeshop opgenomen.  
Beleidsnota Kleine Bouw (2008, 2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit de nota zijn overgenomen in de woonbestemming.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   Regels voor vaste ligplaatsen, plaatsen voor recreatievaartuigen en afmeer- en particuliere oevers.   Binnen de bestemming 'Water' is de mogelijkheid opgenomen voor aanleggelegenheid. Ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen en recreatie- vaartuigen zijn ook binnen deze bestemming mogelijk  
Werk in de stad  
Gemeentelijike Visie Werklocaties (2016)   Gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en voldoende werkgelegenheid bieden. Het beleid beschrijft het gebruik wat op binnenstedelijke bedrijventerreinen wordt voorgestaan.
Daarnaast bevat dit beleid een aantal verruimingen voor gebruiksmogelijkheden op binnenstedelijke bedrijventerreinen en in woonwijken waarvan het niet de bedoeling is om zonder concrete initiatieven al de mogelijkheid voor dat gebruik in het bestemmingsplan op te nemen. Dit betreft:
- de mogelijkheid om aan de rand eventueel burgerwoningen toe te staan.
- de mogelijkheid voor horeca anders dan ondergschikt.

 
Op het binnenstedelijke bedrijven- terrein Draaiersplaats worden de volgende functies toegestaan:
-bedrijvigheid in milieucategorie A en B;
- wonen, uitsluitend inpandig of woon-werkeenheden (mits bestaand); - maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal;
- voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.)
- detailhandel in ABC-goederen
-webwinkels en afhaalpunten
 
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en
bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen
maximaal 50% van het woonoppervlak in
beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen
van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in
bedrijfsruimten.  
Opnemen criteria uit de nota in
woonbestemming.  
Vestigingsvisie Horeca Almere (2016)   Uitgangspunt is horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, Floriadegebied en kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In overige gebieden mag horeca alleen, mits inpasbaar op basis van de regelgeving en de goede ruimtelijke ordening. Concrete initiatieven worden aan de hand van dit beleid beoordeeld.   In de woonwijken en het binnenstedelijk bedrijventerrein is alleen horeca in horecacategorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten (ondergeschikte horeca) toegestaan. Hogere horeca-categorieën zijn alleen toegestaan indien ze al aanwezig zijn en toegestaan op basis van het nog geldende bestemmingsplan.
In het winkelcentrum is de bestaande horeca positief bestemd.
Nieuwe horeca in de parken en groengebieden is niet direct mogelijk gemaakt, omdat er geen concrete initiatieven voor zijn.  
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere. - Ruimte bieden aan ondernemers.
- E-commerce faciliteren.
 
In het buurtwinkelcentrum aan het 's-Hertogenboschplein is dagelijkse detailhandel mogelijk (niet PDV). Een supermarkt mag ook, mits maximaal 1.500 m² vvo, net als web- en internetwinkels. Ook de verspreid in de wijk liggende bedrijfsruimten kunnen voor detailhandel worden gebruikt. In woningen is maximaal 25 m² vvo aan detailhandel (ook web- en internetwinkels) toegestaan als zijnde aan-huis- verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteit.
Op bedrijventerrein Draaiersplaats met uitzondering van de bestaande fietsenwinkel en de pizzabezorgdienst) en de strook aan de Delftstraat is geen detailhandel toegestaan waaronder ook geen internetwinkels. Webwinkels mogen wel en ook ondergeschikte detailhandel tot maximaal 100 m² vvo. Bij het bestaande benzinestation is ondergeschikte detailhandel toegestaan.  
Afhaalpunten (2014)   Afhaalpunten onder voorwaarden toestaan op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart   Op percelen met een bestemming waarop bedrijven zijn toegestaan kunnen ook afhaalpunten.  
Kringloopwinkels (2014)   Kringloopwinkels onder voorwaarden toestaan op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen   Op bedrijventerrein Draaiersplaats kunnen kringloopwinkels worden gevestigd.  
Groene stad  
Kleur aan Groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   Het gebied is aangewezen als 'park', 'voorzieningenpark' en 'water en recreatieve verbinding'. Aanleg van groen of bestemmen voor (extensieve, niet gebouwde) recreatie is voor zover mogelijk in de regels mogelijk gemaakt. Het plan maakt nieuwe (bouw) initiatieven niet rechtstreeks mogelijk. Initiatieven worden eerst getoetst aan de nota Kleur en Groen. Mede werking vindt plaats door (partiële) herziening van het plan of een afwijkingsprocedure.  
Programma Energie werkt! (2015)   Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen   Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en via afwijking kleine windmolens op of aan gebouwen mogelijk.  
Waterstad Almere (1996)   Bevorderen van de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van Almere. Accent ligt op het thema 'waterstad'. Daarnaast zijn thema's 'sportstad' en 'architectuurstad' van belang.   Waterstad: realiseren van aanlegplaatsen, stranden, boulevards, kano- en/of waterfietsverhuur. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid van aanlegplaatsen en er is een strand. Boulevards en verhuur van kano's of waterfietsen zijn niet direct mogelijk gemaakt, aangezien daar geen concrete initiatieven voor zijn. De bestaande multifunctionele sportaccommodaties zijn waardevol in het kader van het thema 'sportstad'. Wijk De Fantasie draagt bij aan het toerisme als specifiek architectonisch project (Architectuurstad). Voor het bevorderen van toerisme worden verder geen planregels opgenomen.  
Veiligheid  
Vuurwerknota (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop kan
uitsluitend plaatsvinden in winkelcentra
(zonder woningen erboven) en op
bedrijventerreinen.  
Op bedrijventerrein Draaiersplaats en in een deel van het winkelcentrum aan het 's-Hertogenboschplein is opslag en verkoop van vuurwerk toegestaan.  
Sociale structuur, onderwijs en cultuur  
Sportnota (2013)   Ernaar streven dat Almere een sportieve stad wordt via aantal speerpunten.   Sport- en speelvoorzieningen dichtbij huis en integrale samenwerking tussen sport en andere terreinen. Dit is in het bestemmingsplan mogelijk via de sport- en spe(e)lvoorzieningen op het manifestatieterrein langs de Amsterdamweg, het Bok de Korversportpark en de strook tegenover school Het Baken-Trinitas. Ook in het J.M. den Uylpark, fiets- en wandelpaden en op verspreid liggende groenstroken en pleintjes kan worden gespeeld of gesport, waaronder fietsen, hardlopen, skaten.  
Inrichting schoolpleinen
(1999)  
Schoolpleinen dienen zowel een
wijkvoorziening als een voorziening
voor de school te zijn.  
Het begrip speelterrein wordt
expliciet toegevoegd aan de
bestemmingsomschrijving van de
bestemming Maatschappelijk.  
Archeologienota (2016)   Beschermen van archeologische waarden   Opnemen van een archeologische onderzoeksplicht bij de dubbelbestemming Waarde -
Archeologie 1.  
Archeologieverordening
(2016)  
Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd   Opnemen dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 voor de
archeologisch waardevolle gebieden.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).

De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.

De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  • 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  • 2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

In dit bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt of zijn activiteiten voorgenomen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, die worden genoemd in bijlagen C of D van het Besluit mer. Ook ligt het gebied niet in de buurt van een Natura-2000 gebied. Voor Flevoland zijn dit de Lepelaarsplassen, de Oostvaarderplassen, het IJmeer/Markermeer en het Eemmeer/ Gooimeer. Gelet hierop kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Een mer of mer-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

5.2 Geluid

Weg

In het plangebied zijn wegen aanwezig met een zone op grond van de Wet geluidhinder (Wgh). Dit betreft onder meer de Stedendreef en de busbanen. Alleen als er binnen de zones van deze wegen nieuwe geluidgevoelige objecten worden geprojecteerd of de bouwmogelijkheden worden verruimd (zoals met een extra bouwlaag), is akoestisch onderzoek nodig. Deze ontwikkelingen vinden met dit plan niet plaats. Op de overige wegen in het gebied geldt een maximum snelheid van 30 km p/u, waardoor daarvoor geen wettelijke zone van toepassing is. Ook hiervoor is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Verleende hogere waarden Wgh

Bij de vorige bestemmingsplannen is, omdat toen de woningen in het plangebied grotendeels nog gebouwd moesten worden, wel akoestisch onderzoek gedaan. Voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen, met name woningen, zijn toen op een aantal locaties hogere grenswaarden verleend:

- de twee bedrijfswoningen op bedrijventerrein De Draaiersplaats;

- 14 woningen, 21 garages en twee bedrijfsruimten (gebied 2.B.7a) aan de Breukelengracht (hogere grenswaarden 60 dB(A) d.d. 8 december 1988, ROV/8812828);

- algemene verklaring van geen bezwaar bestaande situaties wegverkeerslawaai voor woningen en geluidsgevoelige gebouwen gelegen in gebied 2.B (hogere grenswaarden 60 dB(A) resp. 55 dB(A) d.d. 7 november 1986, ROV/8910892/B);

- voor 23 woningen vanwege de spoorlijn.

Zie Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Stedenwijk 2B en Bijlage 6 Verleende hogere waarde Wgh

Wettelijk kader

Voor nieuwe situaties bedraagt ingevolge het wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde 48 dB en voor railverkeerslawaai 55 dB. Is de geluidsbelasting lager, dan gelden er volgens de Wgh geen beperkingen. Is deze hoger, dan kan een hogere waarde van maximaal 58 dB (weg) en 68 dB (spoor) door het college van Almere worden vastgesteld. Een hogere waarde verlenen is alleen mogelijk als maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot 48 of 55 dB onvoldoende doeltreffend zijn of stuiten op stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële bezwaren. Ten allen tijde dient een geluidsniveau van maximaal 33 dB binnenin de woning gewaarborgd zijn. Wettelijk is er aftrek mogelijk met maximaal 5 dB. Verder dient rekening te worden gehouden met cumulatie van verschillende geluidsbronnen, waarvan de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt. Als akoestisch relevant jaar voor het onderzoek inzake wegverkeer zijn de cijfers voor 2030 gebruikt. Almere zal de komende jaren namelijk groeien (groeiopgave RRAAM) met 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen. In de cijfers van 2030 is daar rekening mee gehouden (worst-case scenario). Voor het railverkeer is gebruik gemaakt van het model van het Tracébesluit OVSAAL met als prognosejaar 2020.

Analyse

Nieuwe ontwikkelingen die geluidsgevoelige functies bevatten, dienen te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wgh. Bestaande scholen zouden nog kunnen worden uitgebreid. Deze liggen buiten de 50 dB contour van de Stedendreef, zodat geluid geen probleem is. Vanwege de busbaan heeft een aantal scholen beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Deze waren al in het vorig geldende bestemmingsplan opgenomen en in dit bestemmingsplan ongewijzigd overgenomen.

Resultaat

Geluid is in dit bestemmingsplan geen knelpunt.

5.3 Luchtkwaliteit

Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt (uitbreidingen van woningen, functiewijziging op bedrijventerreinen) dragen niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit in de directe omgeving. Er hoeft dus geen onderzoek of verdere toetsing aan de normen uit de Wet Milieubeheer plaats te vinden.

5.4 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke grondstoffen zoals vuurwerk, LPG en benzine. De term externe veiligheid wordt gehanteerd, omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Deze is weergegeven in het plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar. Naast de bescherming van het individu moet de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers worden afgewogen en verantwoord; het groepsrisico (GR). Deze verantwoordingsplicht houdt in, dat de wijziging van het GR ten gevolge van een ruimtelijk plan moet worden onderbouwd én verantwoord inclusief de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen. Hierbij is de oriëntatiewaarde van belang voor (het bepalen van) de omvang van het GR.

Inhoudelijk

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een quickscan externe veiligheid uitgevoerd (zie Bijlage 7, 8 en 9 quickscan externe veiligheid). De conclusies zijn als volgt:

Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor en een vuurwerkbedrijf in het plangebied zijn de enige voor het plangebied relevante risicobronnen met ruimtelijke consequenties op gebied van externe veiligheid.

Plaatsgebonden risico

De wettelijk vereiste basisbescherming wordt geboden. Er worden met dit bestemmingsplan geen kwetsbare of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van het spoor. Dit wordt in dit bestemmingsplan geborgd middels ruimtelijke maatregelen.

Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied

Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De hieronder, opgenomen informatie bevat de overwegingen, die hebben geleid tot onderhavige invulling van deze verantwoordingsplicht. Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten verantwoordt het gemeentebestuur de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Door middel van de hieronder genoemde ruimtelijke maatregelen wordt het groepsrisico en de potentiële effecten verkleind en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid verhoogd. Het gemeentebestuur acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar, zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau. Incidenten kunnen altijd gebeuren. Echter de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar, mede gelet op de in het kader van het Tracébesluit Flevospoorlijn getroffen calamiteitenvoorzieningen.

Tot slot:

Risico- en veiligheidsinformatie wordt gekenmerkt door onzekerheden; rekenpartijen geven geen resultaten die de werkelijkheid nauwkeurig zullen beschrijven. Er is dus een zekere speelruimte voor afwijkende uitkomsten.

Onderbouwing

  • 1. Plaatsgebonden risico

Er liggen geen (geprojecteerde) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de veiligheidsafstanden van 8 m, gemeten vanaf de (buffer)bewaarplaats en de bewaarplaats van de opslag van consumentenvuurwerk. Er liggen ook geen (geprojecteerde) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de basisnetafstand van 1 of 6 m, gemeten uit het midden tussen de buitenste sporen van de spoorbundel voor het doorgaande verkeer. De wettelijke basisbescherming wordt geboden.

  • 2. Groepsrisico

Het groepsrisico van de Flevolijn voor en na het planbesluit bedraagt ca. 0,6 maal de oriëntatiewaarde. De bepalende kilometer voor het groepsrisico en de locatie met het hoogste groepsrisico blijven ongeveer op dezelfde locatie.

Verantwoording groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied

Verantwoording groepsrisico

Het groepsrisico van het spoor hoeft niet te worden verantwoord, omdat het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt ten opzichte van de situatie vóór vaststelling van het ruimtelijk besluit en het groepsrisico na vaststelling van het besluit onder de oriëntatiewaarde blijft.

Brandweer

De Brandweer Flevoland is in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het plan. De belangrijkste conclusies uit dit advies (zie paragraaf 6.2) zijn:

  • er zijn geen ruimtelijke maatregelen mogelijk om de risico's aan de bron te beperken;
  • gezien de conserverende aard van het bestemmingsplan is het niet opportuun ruimtelijke maatregelen in de gebouwde omgeving te nemen om de effecten in het plangebied te beperken;
  • het plangebied kent voldoende mogelijkheden om van de verschillende risicobronnen af te vluchten;
  • bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert);
  • het plangebied kent voldoende primair, secundair en tertiair bluswater en Stedenwijk Noord heeft een matige bereikbaarheid vanwege de bereikbaarheid door één toegangsweg;
  • In het kader van het Tracébesluit SAAL krijgt de Flevolijn nieuwe voorzieningen voor het bestrijden van treinincidenten

De zelfredzaamheid is als voldoende en bestrijdbaarheid als matig (= bereikbaarheid) tot voldoende (= bluswater)beoordeeld. Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan worden conform het advies van de brandweer geen ruimtelijke maatregelen getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

Verantwoording hulpverlening spoor

Er zijn voldoende mogelijkheden om het plangebied van meerdere zijden te bereiken, al is dat in Stedenwijk-Noord en in het Maastrichtkwartier matig te noemen, en tevens voldoende mogelijkheden om het plangebied te ontvluchten. Er worden geen ruimtelijke maatregelen in dit bestemmingsplan getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen. Als onderdeel van het Tracébesluit SAAL worden hiervoor voldoende en adequate maatregelen getroffen.

Verantwoording plasbrandaandachtsgebied spoor

Het plasbrandaandachtsgebied van 30 m, gemeten vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaande verkeer, ligt binnen het plangebied. In dat gebied liggen de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied, Water en Groen'. Binnen deze zone liggen geen (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten. Behoudens stationsomgevingen is hier tot nu toe ook geen behoefte aan. Dit is als het ware een 'bestendige gedragslijn', die tot nu toe is opgenomen in andere bestemmingsplannen langs de Flevolijn. Om dit ook in dit bestemmingsplan te borgen is de aanduiding 'Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen' op de verbeelding opgenomen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object (nieuw-nieuw) is alleen hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid met omgevingsvergunning.

Het plasbrandaandachtsgebied heeft dus de aanduiding 'Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen' gekregen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrandaandachtsgebied te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand is voldoende gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden verder aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 en paragraaf 2.4 van de bijbehorende regeling, voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden. Die voorschriften zijn tegelijkertijd in werking getreden met de wijziging van de Wet Basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid.

Ruimtelijke maatregelen

De volgende ruimtelijke maatregelen worden in dit bestemmingsplan getroffen:

  • de basisnetafstand van 1 m en 6 m, te meten uit het hart van de spoorbundel, ligt binnen de spoorbaanbreedte van ca. 13 m en daarmee binnen de plangrenzen van de Beheersverordening en buiten het onderhavige plangebied. Hiermee voldoet dit bestemmingsplan (automatisch) aan de toe te passen basisnetafstand, conform artikel 3 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.
  • de veiligheidsafstand van 8 m, vanaf de buffer bewaarplaats en de bewaarplaats voor de bestaande opslag van consumentenvuurwerk, ligt behoudens de eigen bestemming over de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied en/ of Groen'. Deze bestemming maakt geen beperkt of kwetsbare objecten mogelijk. Hiermee voldoet dit bestemmingsplan (automatisch) aan de toe te passen veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit. Nieuwe vuurwerkbedrijven zijn mogelijk op Draaiersplaats en op een bepaald deel van het winkelcentrum aan het 's-Hertogenboschplein. Derhalve is in de betreffende bestemmingen een planregel opgenomen, dat moet worden voldaan aan de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit. En dat deze afstanden op eigen terrein moeten liggen.
  • een aanduiding 'Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' op de verbeelding, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan in combinatie met de mogelijkheid om hiervan af te wijken met omgevingsvergunning, indien aan de daarvoor gelden voorwaarden wordt voldaan.

5.5 Functiemenging

Algemeen 

Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en overige milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijf en verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan. De in dit bestemmingsplan aangebrachte 'functiemenging en milieuzonering' is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG, editie 2009 (hierna: publicatie). In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gebied, waarin slechts in beperkte mate ontwikkelingen worden toegestaan. Het bestaat overwegend uit een woongebied met bijbehorende wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid in de wijk. Verder ligt in het plangebied een binnenstedelijke werklocatie (Draaiersplaats) en een bedrijvenstrook aan de Delftstraat. Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.

Uitgangspunten

Functiemenging Draaiersplaats en Delftstraat

Op deze twee kleinschalige werklocaties (totaal ca. 1,5 ha) hebben zich steeds meer andere functies dan traditionele bedrijvigheid gevestigd. Op de Draaiersplaats zitten (persoonlijke) dienstverleningsbedrijven, atuohandelsbedrijven, drie detailhandelsvestigingen (fietsenzaak, tankstationshop en afhaal-bezorgdienst voor pizza's), een sierbestratingsbedrijf, wasboxen etc. Er komen twee bedrijfswoningen voor. Tegenover de wasboxen op Vlaardingenstraat 6 komen in de lengterichting 16 garageboxen voor, evenals aan de Vlaardingenstraat 13-15, waar zich 10 garageboxen bevinden. Er zijn geen bedrijfsverzamelgebouwen op het terrein gevestigd. Op 100 meter afstand van de Draaiersplaats aan de Delfstraat ligt een bedrijvenstrook, waar zes bedrijven aan gevestigd zijn, waaronder een ambachtelijke houthandel, drie handelsbedrijven en twee autoreparatiebedrijven. Dit gebiedje behoort niet tot Draaiersplaats, maar ligt er wel dichtbij. Er is in elk geval sprake van een gebied met functiemenging.

In de GVV is Draaiersplaats aangewezen als een binnenstedelijk bedrijventerrein, waar functiemenging mogelijk is. Er wordt dus niet uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging en daarom is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast (zie Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging voor een algemene toelichting erop). In deze Staat worden niet alleen bedrijven, maar ook (maatschappelijke) voorzieningen, kantoren, bedrijven in de cultuur-, sport en recreatiesector etc. genoemd. Categorie A en B activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn direct toegestaan binnen de daar geldende bestemming Gemengd-1. Het terrein heeft geen (enige) directe ontsluitingsweg op de hoofdinfrastructuur, zonder dat er woningen in een woonwijk worden gepasseerd. Het is namelijk ook zeer voorstelbaar dat (vracht)verkeer dat het terrein oprijdt vanaf de Rotterdamweg het terrein via de andere kant (langs de woningen aan de 's-Gravenhagehof en de Leidenstraat) verlaat om weer op de Rotterdamweg te komen. Derhalve worden hier geen categorie C-activiteiten toegestaan met uitzondering van het benzinetankstation (zonder LPG). Deze heeft namelijk gezien de ligging een directe ontsluiting op de Rotterdamweg. Via toepassing van de afwijkingsbevoegdheid kunnen categorie C-bedrijven wel worden toegestaan, mits deze naar aard en invloed op de omgeving als passend kunnen worden beschouwd.

Staat van bedrijfsactiviteiten

Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging is verder gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. De lijst geldt echter voor het hele plangebied en dus ook voor andere bestemmingen zoals Gemengd-2, Gemengd-3, Gemengd-4, Sport, Recreatie en Maatschappelijk. Uit een inventarisatie van de bestaande bedrijven (zie Bijlage 4 Inventarisatie bedrijven Stedenwijk - Weerwater, mei 2016) blijkt dat alle bestaande bedrijven binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorieën A en B vallen Het benzinetankstation en het machine(verhuur)bedrijf staan niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging en daarom apart aangeduid in dit plan. Deze zijn namelijk te beschouwen als een categorie C-activiteit volgens de randvoorwaarden en criteria uit Bijlage 4 van de Publicatie.

Functiemenging woongebied

Het woongebied bestaat naast woningen uit wijkgebonden voorzieningen (zoals scholen, supermarkten, gezondheidscentra waaronder het winkelcentrum 's-Hertogenboschplein) en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid. Rondom deze voorzieningen en bedrijven liggen soms op korte afstand woningen, te karakteriseren als een '(deel)gebied met functiemenging'. De richtafstanden uit bijlage 1 van de publicatie zijn dan niet toepasbaar. Deze vorm van functiemenging dient te worden gefaciliteerd en gestimuleerd. Daarom wordt ook hier uitgegaan van functiemenging en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast. Categorie A en B activiteiten zoals bedoeld in de Staat zijn toegestaan binnen de bestemmingen: Gemengd-4, Wonen - 1, Wonen - 2. Categorie C niet, vanwege het ontbreken van een goede ontsluiting op de verkeershoofdinfrastructuur zonder dat er woningen worden gepasseerd. De hieraan verbonden relatief grote verkeersaantrekkende werking is in dit geval ongewenst en zou kunnen leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Uit een inventarisatie via 'deskresearch' en 'veldonderzoek' van de bestaande wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid (zie Bijlage 4 Inventarisatie bedrijven Stedenwijk - Weerwater) blijkt dat deze allen binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorieën A en B vallen. Het is dus niet nodig om een specifieke aanduiding of maatbestemming op te nemen.

Milieuzonering

Tennisvelden Rotterdamweg

Tennisbanen met verlichting vallen volgens de publicatie onder milieucategorie 3.1. De afstand tot de dichtstbij gelegen woningen aan het Zeistpad en de Delftstraat bedraagt ca. 20-25 m, gemeten vanaf de grens van de vigerende bestemming 'Sport' tot de bestemming 'Wonen'. Deze delen van Stedenwijk zijn vanwege de geluidbelasting van de Stedendreef en van het doorgaande verkeer op de Delfstraat, qua omgevingstype te beschouwen als een gemengd gebied. Aan de richtafstand van maximaal 30 m wordt bijna voldaan. Er zijn geen klachten bekend. Alles overwegende is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voetbalvelden sportpark Bok de Korver

Veldsportcomplexen met verlichting vallen volgens de publicatie onder milieucategorie 3.1. De afstand tot de dichtstbij gelegen woningen aan de Vlissingen- en Terneuzenstraat bedraagt ca. 20 m tot de twee woningblokken die haaks op de sportvelden liggen en ca. 30 m tot de twee woonblokken parallel aan velden, gemeten vanaf de grens van de vigerende bestemming 'Sport' tot de bestemming Wonen. Deze delen van Stedenwijk zijn qua omgevingstype te beschouwen als een rustige woonwijk. Aan de richtafstand van maximaal 50 m wordt niet voldaan, waarbij geluid het bepalende milieuaspect is. Echter, dat betekent niet dat er is sprake van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omdat het parkeerterrein ten westen van de sportvelden ligt (op ca. 250 m afstand met direct ontsluiting op de Havendreef) en de dichtstbij de woningen gelegen velden geen verlichting en geluidboxen (hierdoor bedraagt de afstand hiervan > 90 m) hebben, is in feite vooral vanwege stemgeluid sprake van geluidbelasting en dan nog alleen bij gebruik van de sportvelden overdag en/of in de avondperiode. In elk geval niet in de nachtperiode. Ook zijn er geen klachten bekend. Onder deze omstandigheden is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging en milieuzonering, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd. Gelet op de ligging van de tennisbanen en het veldsportcomplex binnen de richtafstanden, is het van belang bij de bestemmingstoedeling te borgen, dat beide bestemmingen niet dichter bij elkaar kunnen komen.

5.6 Kabels en leidingen

Bestaande situatie

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen (K&L), gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk, omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteit aanpassing en onderhoud gewaarborgd. Evenwijdig aan de busbaan-tracés ligt zoals gebruikelijk in Almere, de hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor een gedeelte van het plangebied. In het plangebied ligt geen leidingenstraat met de status als die langs de Hogering. Het gebied is aangesloten op het stadsverwarmingsnet. In dit plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.

Hoogspanningsverbinding

Aan de zuidzijde van het plangebied loopt een hoogspanningsverbinding. Deze bovengrondse hoogspanningslijn doorkruist gedeeltelijk dit gebied. Het is een 380 kV-lijn van het traject Diemen-Ens. Deze heeft om het beheer van de lijn zelf te beschermen een zakelijk rechtstrook van 72 m (36 m aan weerszijden van de hartlijn). Direct daaraan vast zijn veiligheidszones vastgesteld, zodat voor nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van de hoogspanningslijn rekening wordt gehouden met het gezondheidsaspect. Grond hiervoor vormt het advies met betrekking tot hoogspanningslijnen dd oktober 2005 van de toenmalige minister van VROM (nu I&M) over een mogelijke relatie op basis van statistische onderzoeken tussen blootstelling aan magnetische velden van hoogspanningslijnen en het ontstaan van leukemie bij kinderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0010.png"

figuur hoogspanningsverbinding ter hoogte van de busbaan evenwijdig aan de Heerlenstraat en Deurnestraat

Hoewel nog niet is aangetoond dat een verhoogde kans op leukemie wordt veroorzaakt door deze magneetvelden, is geadviseerd hier toch rekening mee te houden bij ruimtelijke planvorming, waar het gaat om langdurig verblijf van kinderen tot 15 jaar nabij hoogspanningslijnen. Het advies luidt om bij vaststelling van bestemmingsplannen zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone). In 2006 is de specifieke magneetveldzone (ca. 125 m aan weerszijden) van de hoogspanningsverbinding in het plangebied bepaalt. Deze is op de verbeelding opgenomen.

Toekomstige ontwikkelingen

Door de kabel- en leidingenbeheerder de ligging in de kabel- en leidingenzone voor te schrijven wordt aanpassingen van- en ruimte claims in de bestaande en nog te ontwikkelen plannen binnen het gebied zoveel mogelijk voorkomen. In het kader van mogelijke reconstructies en toekomstige aanpassingen binnen en naast (o.a Floriade) het gebied zullen mogelijk diverse nutsleidingen en riolen verlegd worden. Er zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de bestaande K&L infrastructuur.

De hoogspanningslijn wordt mogelijk de komende jaren aangepast. Hiervoor zal dan een apart bestemmingsplantraject worden doorlopen. Verwacht wordt dat dit geen relevante gevolgen heeft voor het plangebied.

5.7 Ecologie

Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming was tot voor kort in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Per 1 januari 2017 zijn de bepalingen van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet opgegaan in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Daarbij zijn met name de verplichtingen die voortkomen uit de Europese wet- en regelgeving onveranderd gebleven. De zogenaamde 'nationale koppen' (bescherming van soorten en gebieden die verder gaat dan de Europese verplichtingen) zijn gesnoeid. Het gaat hierbij om Beschermde natuurmonumenten en een 200tal plant- en diersoorten. Daarentegen worden nu soorten beschermd die onder de Flora- en faunawet niet beschermd waren. Van deze lijst met 91 soorten is geen populatie in Almere aanwezig.

Gebiedsbescherming

Wnb

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR); de aldus beschermde gebieden vormen samen Natura 2000. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Wnb. De Wnb heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden moeten worden getoetst op hun effecten op de instandhoudingsdoelen die voor deze gebieden zijn vastgelegd. Als uit deze voortoets blijkt dat het bestemmingsplan significante gevolgen kan hebben op het Natura 2000-gebied, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt (artikel 2.8 van de Wnb). Indien blijkt dat er werkelijk sprake is van mogelijk significant negatieve effecten, dan kan alleen toestemming voor de activiteit gegeven worden als er geen alternatieven voor de activiteit zijn, er dwingende redenen van groot openbaar belang mee gediend zijn en de negatieve gevolgen gecompenseerd worden (de ADC-toets). Significant negatieve effecten dienen dus te worden voorkomen, zo nodig na het treffen van mitigerende maatregelen. Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied kunnen invloed hebben op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt "externe werking" genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.

Beoordeling

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied Markermeer & IJmeer op circa 2,7 km afstand. Het gebied Lepelaarplassen ligt op ruim 2,9 km afstand en Eemmeer & Gooimeer Zuidoever ligt op meer dan 4 km afstand van het plangebied. Directe effecten op deze gebieden zijn daarmee uitgesloten. Binnen het plangebied komen daarnaast geen soorten voor welke als instandhoudingsdoel voor deze gebieden zijn aangewezen (voornamelijk water- en weidevogels) en ook biedt het geen geschikt foerageergebied voor deze soorten. Gezien de afstand van het plangebied tot de Natura 2000-gebieden en de aard van het bestemmingsplan (conserverend) zijn indirecte effecten (externe werking) op de instandhoudingsdoelen van alle drie deze gebieden eveneens op voorhand uit te sluiten.

Nationaal Natuurnetwerk Nederland (voormalig EHS)

Hoewel de naam van het netwerk aan natuur in Nederland is veranderd, gelden dezelfde regels als voorheen voor de EHS. De EHS is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van dit netwerk aan natuur, deze zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). Hierin zijn de voorwaarden voor economische ontwikkelingen uitgewerkt. In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de 'wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat sprake is van groot openbaar belang, geen reële alternatieven aanwezig zijn èn effecten worden voorkomen. Resteffecten moeten worden gecompenseerd.

Beoordeling

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het NNN. De dichtstbijzijnde NNN-gebieden betreffen het Vroege Vogelbos en het Beginbos, ten zuiden van het plangebied aan de overzijde van de A6. Gezien de aard van het bestemmingsplan en de ligging van deze gebieden op afstand van het plangebied, kan op voorhand een negatief effect op het NNN en de doelen daarvan worden uitgesloten.

Soortbescherming

De soortbescherming in de Wnb heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een aantal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Wnb behorende besluiten en regelingen. De Wnb bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 1.11 van de Wnb schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven. In de meeste gevallen kan voor de verbodsbepalingen een ontheffing worden aangevraagd voor de in het gebied voorkomende beschermde soorten. Bepaalde algemeen voorkomende soorten planten en dieren vallen onder de zogenaamde vrijstellingsregeling indien het werk te omschrijven is als bestendig beheer of onderhoud, of een ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, worden verschillende groepen soorten onderscheiden. Bovendien gelden naast landelijke vrijstellingen ook vrijstellingen op provinciaal niveau.

Beoordeling

In 2014 is het grootste deel van het plangebied geïnventariseerd op onder de Ff-wet beschermde plant- en diersoorten. Het gebied Stedenwijk-Noord ten noorden van de Olstgracht is in 2015 geïnventariseerd. Daarnaast is de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) geraadpleegd. De volgende beschermde soorten zijn binnen het plangebied vastgesteld:

  • Planten: enkele groeiplaatsen van wilde marjolein en ruig klokje (beide tabel 2 Ff-wet) zijn aangetroffen binnen het plangebied. Daarnaast komen bijenorchis en rietorchis (beide tabel 2 Ff-wet) voor.
  • Broedvogels: er zijn territoria van boerenzwaluw en spreeuw aanwezig binnen het plangebied, dit zijn algemene broedvogels. Daarnaast komen algemene broedvogels van stedelijke omgeving met groen voor, zoals houtduif, koolmees, ekster en merel. Ook watervogels zoals meerkoet, wilde eend, zilvermeeuw en fuut komen voor binnen het plangebied, want het Weerwater vormt een geschikt leefgebied voor deze soorten. De huismus heeft jaarrond beschermde nesten en komt wijd verspreid voor binnen het plangebied.
  • Vleermuizen: er zijn verblijfplaatsen (zomer-, paar- en kraamverblijfplaatsen) van voornamelijk gewone dwergvleermuis (beide tabel 3 Ff-wet) binnen het plangebied aangetroffen. Daarnaast vormen de watergangen binnen de wijken en het groene gebied foerageergebieden voor verschillende soorten vleermuizen.
  • Vissen: kleine modderkruiper (tabel 2 Ff-wet) is aangetroffen in de watergangen in het plangebied.

De aanwezigheid van reptielen kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten. Algemene soorten grondgebonden zoogdieren en amfibieën (tabel 1 Ff-wet) zoals mol en konijn en gewone pad en bruine kikker komen naar verwachting binnen het plangebied voor. De aanwezigheid van deze algemeen voorkomende en de voorgenoemde zwaar beschermde soorten, staat goedkeuring van het bestemmingsplan niet in de weg, ook omdat met dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen zijn voorzien, waarbij de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten in het geding komt. Als ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal voorafgaand onderzoek naar aanwezigheid van beschermde soorten moeten worden uitgevoerd en zal daar indien noodzakelijk rekening mee gehouden moeten worden.

Houtopstanden

Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de bepalingen van de Boswet daarin enigszins gewijzigd opgenomen. De bepalingen rond vellen en herplant zijn niet van toepassing op:

  • a. houtopstanden binnen de bij besluit van de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom;
  • b. houtopstanden op erven of in tuinen;
  • c. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;
  • d. naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, indien niet ouder dan twintig jaar;
  • e. kweekgoed;
  • f. uit populieren of wilgen bestaande:
    • 1. wegbeplantingen;
    • 2. beplantingen langs waterwegen, en
    • 3. eenrijige beplantingen langs landbouwgronden;
  • g. het dunnen van een houtopstand;
  • h. uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:
    • 1. ten minste eens per tien jaar worden geoogst;
    • 2. bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan twee meter, en
    • 3. zijn aangelegd na 1 januari 2013.

Bij de kap geldt een meldingsplicht en herplantplicht. De kap van houtopstanden moet een maand van tevoren worden gemeld bij Gedeputeerde Staten. De provincie ziet toe op de naleving van de herplantplicht.

Beoordeling

Het plangebied ligt deels binnen en deels buiten de bebouwde kom zoals die is vastgesteld voor de Boswet en waarop nu de Wnb van toepassing is (zie kaart hieronder). Voor de delen van het gebied die binnen de bebouwde kom liggen, valt een eventuele voorgenomen houtvelling niet onder de werking van de Wnb. Voor de delen die buiten de bebouwde kom liggen, dient in het geval dat houtopstand wordt geveld, een kapmelding te worden gedaan en herplant van bomen te worden gerealiseerd. Dit geldt voor het JM den Uylpark en het Weerwater. Deze laatste is niet relevant omdat hier geen bomen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0011.png"

figuur: Boswet op het plangebied

Ecologisch Masterplan Almere

In het Ecologisch Masterplan 2006 ligt de visie van Almere op het gebied van ecologie vastgelegd. In acht uitgangspunten staat concreet aangegeven hoe Almere als natuurstad versterkt kan worden. Hieronder valt onder andere de realisatie van een aantal ecologische verbindingszones die de brongebieden voor planten en dieren met elkaar verbinden. Het plangebied behoort voor een klein deel tot een van de in het Ecologisch Masterplan behorende brongebieden. Het JM den Uylpark is aangewezen als droog brongebied. De visie om dit park om te vormen tot stadspark past bij het uitgangspunt om de natuur in de stad planologisch veilig te stellen om de aanwezigheid van soorten in de stad te bevorderen. Daarnaast behoort het Weerwater tot de Ecologische structuur van Almere. Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen zal mogelijk maken, is er vanuit het Masterplan echter geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

5.8 Waterparagraaf

Watertoets

Overeenkomstig artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets, zoals beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets (bijlage bij Kamerstukken II 2001/02, 27 625, nr. 4) te volgen. Dat zal in veel gevallen leiden tot overleg met de waterbeheerder in het betreffende gebied. Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in deze Waterparagraaf. Voor het bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen (www.dewatertoets.nl). Resultaat is dat er geen waterschapsbelang van de watertoets wordt toegepast. Zie de bijlage 10 voor het resultaat. Aangezien het plan van conserverende aard is, is het voor de onderhavige watertoets voldoende om te verwijzen naar hetgeen in deze paragraaf is toegelicht. Onderhavig plan is afgestemd met het Waterschap.

Waterhuishouding

Het watersysteem van het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van Almere Stad. Dit systeem is, simpelweg omdat het al eerder is aangelegd, op basis van andere richtlijnen tot stand gekomen dan het systeem conform het Waterbeleid in de 21e eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0012.jpg"

figuur: water in Stedenwijk

De afwatering in het gebied vindt plaats via de centraal in het gebied gelegen watergangen. Dit zijn Vaalsgracht, Breukelengracht, Gorinchemgracht en Alkmaargracht en het aan de oostgrens van de wijk gelegen Weerwater.

Het oppervlaktewater heeft een streefpeil van -5,50 meter NAP. De watergangen hebben een ontwerpdiepte van 1,2 meter en zijn ca 10 a 15 meter breed. Het plangebied maakt deel uit van het peilgebied Almere Stad Centrum. Dit peilgebied is door middel van stuwen gescheiden van de omliggende peilgebieden en watert via een gemaal af op de Hoge Vaart.

Grondwater en kwel

Door het lage polderpeil is er sprake van een kwelsituatie. De lichte kwelstroom is brak, fosfaat-, ammonium-, en ijzerhoudend. Daardoor kan in stilstaand oppervlaktewater, vooral in droge warme perioden, een sterke algengroei optreden.

Riolering

Er is in het plangebied een gescheiden stelsel aanwezig. Het gescheiden stelsel bestaat uit twee buizenstelsels. Het DWA voert het afvalwater via vrijvervalleidingen en rioolgemalen af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZO op de Vaart) van waar geloosd wordt op de Lage Vaart. Het andere stelsel, RWA, voert neerslag en drainagewater af naar het oppervlaktewater. Het komt via uitstroombakken van het regenwaterriool in het oppervlaktewater terecht.

5.9 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van het plangebied ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg.

Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggemaakt, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem (polder) werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd.

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In het plangebied ‘Stedenwijk & Weerwater-noord’ is in het verleden een aantal bodem- en waterbodemonderzoeken uitgevoerd. Het algemene beeld in de Stedenwijk en in het gebied van de noordkant van het Weerwater laat zien dat de bodem licht tot matige verontreinigingen bevat. In de bovengrond zijn plaatselijk licht tot matig verhoogde gehalten aan koper, lood, nikkel, zink, EOX, minerale olie en aangetroffen. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht tot matig verhoogde gehalten aan cadmium, nikkel, arseen, naftaleen, xyleen, ethylbenzeen, dichloormethaan, tetrachlooretheen en minerale olie aangetroffen. In het slib van de watergangen zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan nikkel en chroom aangetroffen.

Geschiktheidsverklaring

Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven. Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit. Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan moet contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.

Grondwater

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil en wordt in Almere op ca 1,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld gehouden. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

5.10 Archeologie en cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden is de verzamelnaam voor het geheel aan waarden die een historische, en menselijke oorsprong hebben. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen historisch-geografische waarden, (steden)bouwkundige waarden en archeologische waarden worden onderscheiden.

Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden

In 1982 werd de prijsvraag 'Ongewoon Wonen' door het comité De Fantasie in Almere uitgeschreven. Centraal thema was het ontwerpen van een experimentele woning, zonder dat met geldende bouwvoorschriften rekening gehouden hoefde te worden. Vindingrijkheid ten aanzien van materiaalkeuze en –gebruik, constructie, vormgeving en woonvorm stonden daarbij voorop. Het accent lag tevens op directe uitvoerbaarheid, dus kregen inventief materiaalgebruik en originele constructies prioriteit. De tien prijswinnaars kregen voor vijf jaar een stuk bouwgrond ter beschikking van de Rijksdienst IJsselmeerpolders (RIJP). Na deze periode zouden de woningen weer moeten worden afgebroken. Niemand had voorzien dat het resultaat een publiekstrekker van allure zou worden. De Fantasie stond model voor Almere als paradijs voor woonexperimenten. 'Tijdelijk' is dan ook snel omgezet in permanent. Het wijkje kwam nadrukkelijk naar voren in de inventarisatie van 'Iconen van Almere' (2015-2016).

Archeologische waarden

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw. Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere (maar nog niet in dit plangebied) zijn gevonden. Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap en de bij de Eem behorende oeverwallen in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0013.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart Almere: Waarde-archeologie 1 (lichtgroen) en vrijgesteld gebied (donkergrijs).

In het plangebied is slechts op drie kleine locaties systematisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn geen behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen. Binnen de bestemmingsplangrenzen van dit bestemmingsplan is op grond van de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) een deel van het gebied al wel vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld, omdat ze bebouwd zijn, in het verleden bebouwd zijn geweest of anderszins verstoord zijn. De meest opvallende verstoring in het plangebied betreft natuurlijk het Weerwater (voor juni 1981 de Centrale Plas genoemd). Het zand uit de Centrale Plas was geschikt om te worden gebruikt voor onder andere de aanleg van de Rijksweg 6 (A6) en de Flevospoorlijn. Ten noorden van de hoogspanningslijn was de zandwindiepte 22,5 m. In verband met kwelbeperking en uiteindelijke waterdiepte was het noodzakelijk om de uitgegraven holocene sedimenten na de zandwinning terug te storten. De uiteindelijke minimum waterdiepte is 1,20 m, de vaargeul is ca. 1,50 m diep (5,00 m - NAP).

De vrijgestelde terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donker grijze kleur. De overige gebieden in het plangebied zijn bestemd als “Waarde - Archeologie 1”. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen. Er zijn in het plangebied geen prehistorische vindplaatsen of scheepswrakken bekend, maar de aanwezigheid van verdere vindplaatsen in de ondergrond is niet uit te sluiten (zie hieronder bij toevalsvondsten).

Veranderingen in inrichting van vergunningplichtige gebieden

Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Archeologienota 2016 (zie bijlage 1 beleidskader, paragraaf 3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur).

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform de Erfgoedwet gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere. Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

5.11 Radarverstoringsgebied en laserstraalvrij gebied

Radars voor militaire luchtvaart

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven dat op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing is (zie bijlage 1, Hoofdstuk 1 Rijksbeleid). Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes is gelegen, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m; de tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden, ander is een radarverstoringsonderzoek vereist. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk en voldoet aan de eisen van radarverstoringsgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0014.png"

figuur invloed radarstations

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen. Binnen een toetsingsvlak moet indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0015.png"
Figuur: Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Voor het plangebied zou alleen het toetsingsvlak voor windturbines vanaf 51,56 m hoog van toepassing. Indien dergelijke windturbines in dit plan mogelijk zouden zijn gemaakt, dient het plan vooraf aan de LVNL te worden voorgelegd. Het plan maakt dergelijke windturbines niet mogelijk, dus is het vragen van een toets door LVNL niet van toepassing.

Laserstraalvrij gebied Luchthavenbesluit Lelystad

Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0016.png"

Zoals uit de kaart blijkt is het laserstraalvrije gebied niet van toepassing op het plangebied, zodat dit geen verdere regeling in het plan behoeft.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische en financiële uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.

Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.

Toets of bestemmingsplan economisch en financieel uitvoerbaar is

Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen economische en financiële haalbaarheid.

De economische uitvoerbaarheid drukt zich uit in de kans dat de beoogde ontwikkelingen die voortvloeien uit het plan ook realistisch zijn. Op bedrijventerrein de Draaiersplaats worden naast bedrijven ook maatschappelijke, cultuur-, ontspannings- en sportvoorzieningen en kantoren toegestaan. Dit betreft alleen een verruiming van de gebruiksmogelijkheden, de bouwmogelijkheden blijven onveranderd. Dit is mogelijk op basis van de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) uit 2010. Voor deze functies zijn in Almere onvoldoende vestigingsmogelijkheden als gevolg van de planmatige opzet van Almere, de kosten van (nieuwe) panden in de nieuwe gebieden en centrumgebieden en de oorspronkelijk gehanteerde functiescheiding. Veel lokale voorzieningen kunnen daarom geen plek vinden, terwijl deze als gevolg van de groeiende bevolking nodig zijn, Het toestaan van deze functies voorkomt leegstand en maakt een rendabele exploitatie van de panden mogelijk. Op grond van de Detailhandelsvisie 2014 zijn op hetzelfde bedrijventerrein ook detailhandel in ABC-goederen en kringloopwinkels toegestaan. Reguliere detailhandel is niet toegestaan. De in dit plan beschreven verruiming van functiemogelijkheden wordt hiermee geacht economisch haalbaar te zijn.

Een plan is financieel uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen als subsidie. Op grond van dit bestemmingsplan is er geen verruiming van bouwmogelijkheden (zie hfd.2.2) . Er zullen dus geen omgevingsvergunningen worden aangevraagd op grond waarvan kostenverhaal mogelijk is. Daarnaast zijn ten gevolge van dit bestemmingsplan geen investeringen in de openbare ruimte te verwachten. De kans op planschade wordt nihil geacht, omdat in bovenbeschreven GVV en detailhandel visie is onderzocht dat er voldoende ruimte is voor uitbreiding van functies. De financiële uitvoerbaarheid is hiermee geborgd. In het bestemmingsplangebied Stedenwijk en Weerwater-Noord vinden geen ontwikkelingen plaats die op grond van artikel 6.2.1 Bro leiden tot verplicht kostenverhaal en het is dus niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan voor Stedenwijk en Weerwater-Noord is in hoofdzaak een actualisatie van de vorige, geldende bestemmingsplannen. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet in dit plan opgenomen en nieuw beleid heeft weinig tot geen gevolgen voor het plan. Er is daarom voor gekozen om geen voorafgaande inspraak te houden.

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro zijn onderstaande instanties gevraagd om een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:

  • Brandweer Flevoland;
  • Gasunie;
  • KPN;
  • Liander;
  • ProRail;
  • Provincie Flevoland;
  • Rijkswaterstaat midden-Nederland;
  • Staatsbosbeheer;
  • Tennet;
  • Vereniging Bedrijfskring Almere;
  • Vitens;
  • Waterschap Zuiderzeeland.

Tijdens de periode van het vooroverleg (van 1 juni 2016 tot en met 28 juni 2016) zijn vijf reacties ontvangen:

  • 1. Rijkswaterstaat Midden-Nederland (e-mail van 6 juni): Rijkswaterstaat ziet geen reden voor een inhoudelijke reactie. Wel wordt opgemerkt dat de begrenzingen met andere plannen aan de zuidkant niet op elkaar aansluiten volgens de beelden op ruimtelijkeplannen.nl.

Reactie: dit nemen we ter kennisname aan. De begrenzingen lijken niet op elkaar aan te sluiten omdat op ruimtelijkeplannen.nl alle plannen over elkaar liggen. Dit nieuwe plan staat er nog niet op. Wij zullen de begrenzingen nog eens goed tegen het licht houden.

  • 2. Tennet (e-mail van 21 juni): Tennet heeft opmerkingen over de 380 Kv hoogspanningsverbinding Diemen-Lelystad:
    • a. in artikel 19 is de dubbelbestemming 'hoogspanningsverbinding' opgenomen. Bij meerdere of dubbelbestemmingen is het noodzakelijk een voorrangsregeling op te nemen om strijdigheid in bepalingen te voorkomen. Daarom wordt de volgende tekst voorgesteld: 'in geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn'.

Reactie: wij zien geen reden dit aan te passen. De onderlinge rangorde is wel degelijk in artikel 19.2 opgenomen. Daarin staat dat op de als 'Leiding-Leidingstrook'  bestemde gronden uitsluitend ten dienste van de dubbelbestemming 'Leiding-Leidingstrook' bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter”. Hieruit blijkt dat hetgeen in de regels over 'Leiding-Leidingstrook'  is vastgelegd voorrang krijgt boven andere bepalingen. Voor de duidelijkheid is in artikel 19.1 het woord 'ook' vervangen door 'primair'.

    • a. Het woord 'bovengronds' mag worden geschrapt. Dan mag ook een ondergrondse hoogspanningsverbinding zonder hernieuwde terinzagelegging van het bestemmingsplan.

Reactie: dit is niet wenselijk. Recent is via een uitvoerige procedure een bestemmingsplan vastgesteld voor een nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding in het zuiden van Almere, genaamd bestemmingsplan Ondergrondse Hoogspanningsverbinding. Het schrappen van het woord 'bovengronds' leidt ertoe dat zonder concrete plannen, procedure en de bijbehorende onderzoeken naar de gevolgen en zonder burgerparticipatie de huidige verbinding gesloopt kan worden en vervangen door een ondergrondse verbinding. Dit achten wij niet wenselijk. Bijvoorbeeld heeft een ondergrondse kabel een andere magneetveldzone en dus veiligheidszone dan een bovengrondse lijn. Dit is maatwerk. Daardoor zijn de ruimtelijke effecten en dus ook de gevolgen voor een bestemmingsplan verschillend. Zonder meer ook een ondergrondse verbinding toestaan kan naar onze mening niet zonder zorgvuldig onderzoek naar de effecten ervan (voor de planologische regeling). Bovendien zou dit dan gaan gelden voor een heel klein traject van de totale verbinding. Voor de andere delen zou dan wel een ruimtelijke procedure moeten worden gevoerd. Schrappen is daarom ook niet effectief. Tenslotte is bij ons bekend dat er plannen zijn om de huidige hoogspanningsverbinding te up graden. Daarvoor wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor de gehele hoogspanningsverbinding die door Almere loopt.

    • a. Op blad 4 en 5 is de dubbelbestemming L-HV niet of niet geheel aangegeven. Dit moet worden aangepast.

Reactie: dit heeft te maken met de begrenzing met andere bestemmingsplannen. De plangrenzen lopen door de hoogspanningsverbinding en de bijbehorende belemmeringenstrook en veiligheidszone. Daardoor liggen sommige delen van stroken, zones en de hoogspanningsverbindingen buiten het plangebied en zijn daarom niet aangegeven op de verbeelding.

    • a. Op blad 6 is de belemmerde strook niet geheel weergegeven (rechts mist een stukje) en is de dubbelbestemming anders aangegeven (geen stipjes). Graag aanpassen.

Reactie: zie reactie bij c. Aanvullend daarop is er geen andere weergave van de dubbelbestemming dan stippen. Dit is gecheckt.

    • a. In de toelichting (paragraaf 3.3) staat een foutieve benaming van de verbinding. Dit moet Diemen-Lelystad zijn en niet Ens-Zwolle.

Reactie: dit is aangepast.

  • 3. Brandweer Flevoland (e-mail van 22 juni): de brandweer heeft een aantal opmerkingen: Risicobeeld: aan de noordzijde van het plan ligt de Flevolijn (voornaamste risicobron). Aan de westzijde grenst het gebied aan een dreef waarop beperkt transport van gevaarlijke stoffen en op enige afstand aan de zuidkant ligt de A6. In en om het plangebied ligt nog een aantal stationaire bronnen. Deze risicobronnen zijn voldoende uitgewerkt in het plan. Een incident met gevaarlijke stoffen kan overdruk, hittebelasting of toxiciteit veroorzaken. Om dit te beheersen zijn er een aantal mogelijkheden: wegnemen of beperken van de bron, beperken van het effect of bestrijden van het effect. Deze zijn hierna uitgewerkt.
      • Beperken van de bron: in dit plan worden geen nieuwe risicovolle activiteiten mogelijk gemaakt. Transport is gereguleerd in het basisnet en stationaire bronnen via de Wet Milieubeheer. Nadere ruimtelijke maatregelen zijn onnodig.
      • Beperking van het effect: ingeval van incidenten hebben de risicobronnen effecten. In het plan zijn regels opgenomen om de effecten van het spoor te reguleren. Binnen een zone van 30 m vanaf het spoor zijn (beperkt) kwetsbare objecten in beginsel niet toegestaan. Burgers moeten ook op de hoogte zijn van risico's en wat te doen. De veiligheidsregio en gemeente verzorgen vooraf de communicatie hierover of bij een zwaar incident de alarmering. Belangrijkste is het vluchten uit het effectgebied. Het plan biedt hiervoor voldoende mogelijkheden.
      • Bestrijdbaarheid: de overheid verleent hulp door effect effectief te bestrijden. de brandweer is voorbereid, heeft de middelen en kan incidenten bestrijden. Voor de Flevolijn komen nieuwe voorzieningen voor bestrijding van treinincidenten. Hulpdiensten moeten het plangebied goed kunnen bereiken. Stedenwijk-Noord en het Maastrichtkwartier zijn matig bereikbaar, omdat er slechts één toegangsweg is. Het plangebied bevat in het algemeen voldoende bluswater.

Reactie: De zelfredzaamheid is als voldoende en bestrijdbaarheid als matig (= bereikbaarheid) tot voldoende (= bluswater)beoordeeld. Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan worden geen ruimtelijke maatregelen getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen. Dit wordt verwerkt in de toelichting.

  • 4. Provincie Flevoland (e-mail van 27 juni): de provincie geeft aan dat er vanuit provinciaal belang geen opmerkingen zijn bij dit plan met uitzondering van één opmerking, namelijk dat ze constateert dat de archeologie-aanduiding op de verbeelding ontbreekt. Ze gaat er van uit dat deze bij het ontwerp wordt toegevoegd.

Reactie: de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' stond inderdaad nog niet op de verbeelding. Deze zal worden toegevoegd.

  • 5. Waterschap Zuiderzeeland (e-mail van 28 juni): het waterschap geeft aan geen opmerkingen te hebben. De waterhuishoudkundige uitgangspunten zijn voldoende in het plan opgenomen.

Reactie: deze opmerking nemen wij voor kennisneming aan.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf donderdag 8 december 2016 tot en met 18 januari 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen voor het kunnen indienen van zienswijzen. Op 14 december 2016 heeft een inloopavond plaatsgevonden in buurthuis De Inloop op het 's-Hertogenboschplein. Daar zijn circa 50 à 60 belangstellenden op afgekomen. In totaal zijn 118 zienswijzen ingediend. In de Nota van zienswijzen (zie Bijlage 11) zijn alle zienswijzen samengevat weergegeven. Ook is de gemeentelijke reactie erop erin aangegeven.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. De relevante nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 3. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 4. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 5. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 6. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 7. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.

Almere maakt onderdeel uit van het MIRT-gebied Noordwest-Nederland. Het MIRT-gebied Noordwest-Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een opgaven van nationaal belang in dit gebied is onder meer het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met betrokken overheden (RRAAM).

Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 ruim 140.000 woningen).

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien is voldaan aan voorwaarde 1, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. Aan de woningbouwopgave van nationaal belang (RRAAM) wordt in dit plan geen invulling gegeven. Binnen het plangebied zijn geen nieuwbouwlocaties zonder bouwbestemming opgenomen, waar op dit moment nog niet gebouwd is. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het plangebied grenst aan het plangebied van Almere Centrum Weerwater. Dit project maakt onderdeel uit van de Schaalsprong Almere. Het project Almere Centrum Weerwater is in het kader van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eerste tranche) aangewezen als ontwikkelingsgebied. Ook is het project in het kader van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zevende tranche) aangemeld om vooruit te kunnen lopen op de mogelijkheden van de Omgevingswet. Voor het gebied is een gebiedsontwikkelingsplan opgesteld. De ontwikkelingen in het voorliggende bestemmingsplan zijn niet in strijd met het project Almere Centrum Weerwater.

Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de relevante nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden. De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn de Mainportontwikkeling Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee, waddengebied en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de uitoefening van defensietaken. Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling): veiligheid rond rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, elektriciteitsvoorziening, ecologische hoofdstructuur, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament, verstedelijking in het IJsselmeer en de toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Voor het plangebied zijn de nieuwe regels voor radarverstoringsgebieden van belang. Kern hiervan is dat tot 10 km horizontaal ten opzichte van het waarnemingspunt van de radar een hoogtebeperking voor gebouwen en windturbines geldt. De hoogtebeperking wordt mede bepaald door de hoogte van de waarnemingsradar ten opzichte van NAP. De hoogtebeperking voor windturbines geldt tot een afstand van 60 km van de radar. Voor Almere zijn de radars te Soesterberg en Nieuw Milligen van belang. Deze liggen op meer dan 10 km afstand van Almere, zodat in Almere geen beperkingen van bouwhoogten aan de orde zijn. Omdat Almere wel valt binnen de genoemde 60 km, geldt voor windturbines een maximumhoogte van 118 meter +NAP. Het plan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk. Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.11 Radarverstoringsgebied en laserstraalvrij gebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer. Voor het overige is op het plangebied geen van de onderwerpen of gebieden van toepassing waarvoor in het Barro en Rarro ruimte voor wordt gevraagd.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidsstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen en vervangen door de Erfgoedwet. De artikelen 11 t/m 14a uit de Monumentenwet blijven, totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden, omdat het de te verwachten archeologische waarden voldoende beschermt.

Ander rijksbeleid is wel beoordeeld maar niet relevant voor het plangebied. Het gaat om:

  • Structuurvisie Windenergie op land (2014);
  • Europese Kaderrichtlijn Water (2000);
  • Nationaal bestuursakkoord Water (2008);
  • Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015).

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006 (herzieningen 2008, 2009, 2015)

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Hoofddoel is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in Flevoland, waarbij de verstedelijking is ingepast in een hoogwaardige landelijke omgeving en past bij de huidige en toekomstige infrastructuur. Creatie van aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maakt Flevoland onderscheidend van andere provincies.

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro. Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Naar aanleiding van de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is het onderwerp waterkwaliteit in het Omgevingsplan aangepast, Onder meer de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen zijn vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw. De aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave is nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

Stedelijk gebied

Almere is onderdeel van het stedelijk netwerk van de Noordvleugel en de Randstad. Het biedt dus ruimte aan functies vanuit de Randstad. In Almere kunnen groene woonmilieus worden gerealiseerd in samenhang met ecologische functies. Tot 2030 zullen daarom 60.000 woningen in Almere worden gebouwd (afspraak Rijk en Noordvleugelpartners). Het stedelijk gebied omvat zowel huidig en toekomstig bebouwd als onbebouwd gebied en biedt voldoende ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur, (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen en gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied. Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene uitgangspunten, waaronder:

  • 1. De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken.
  • 2. De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.

De uitgangspunten zijn vertaald in stedelijke profielen. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. De gemeenten dienen bij de uitwerking van het bundelingsbeleid een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied mogelijk te maken, waarbij tijdig voldoende ruimte voor wonen, bedrijven, voorzieningen en overige stedelijke functies wordt geboden. Daarbij dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande bebouwd gebied. Volgens het stedelijk profiel van Almere is de stedenbouwkundige ontwikkeling binnen Almere in hoofdzaak een gemeentelijke aangelegenheid. De gemeente neemt dus het initiatief. De provincie rekent het tot haar taak te zorgen voor een goede regionale inbedding van de groei van Almere in al haar facetten, zowel in Flevoland zelf als op bovenregionaal niveau. Meerzijdige ontwikkeling blijft het uitgangspunt en is ook noodzakelijk voor de voorziene opvangtaak van Almere. De belangrijkste functie in het gebied is wonen. Uitgangspunt is een goede woonkwaliteit voor iedereen en dan niet alleen de woning zelf maar ook de woonomgeving: goede voorzieningen, groenstructuren, recreatiemogelijkheden, veiligheid en schoon. Kernpunten zijn: goedkopere (huur)woningen voor starters, tekorten aan zorgwoningen inhalen, differentiatie van woonmilieus en menging van wonen, werken en voorzieningen.

Stedelijk water

Het Weerwater is onderdeel van het watersysteem binnen het stedelijk gebied. De provincie streeft naar aantrekkelijk, toegankelijk, veilig en schoon water in woongebieden. De kwaliteit moet in het gebied worden vastgehouden, verontreinigingsbronnen worden teruggedrongen.

Speerpuntgebied

Door de bouwopgave ontwikkelt Almere zich in snel tempo tot een grote stad. Daarvoor is bijzondere steun nodig van Rijk en provincie in de vorm van geld op basis van een investeringsprogramma (van andere overheden en marktpartijen). Hoofdlijnen zijn versterking van de economische structuur, kwaliteitsslag groen-blauwe structuur van de stad, versterking algemeen voorzieningenniveau en hoger onderwijs én aanpak infrastructurele knelpunten.

Recreatieve uitloop binnen stedelijk gebied

De provincie ziet mogelijkheden om de sector recreatie en toerisme verder te ontwikkelen (verwachte groei van 5% p/j). Daarvoor is nodig onder meer het ontwikkelen van goede en veilige fietspaden, wandelroutes en vaarroutes. Almere staat bekend om de ruime en groene opzet. De toegankelijkheid en diversiteit kan nog verbeterd worden. Zo is er op grond van het recreatiebeleid behoefte aan nieuw recreatief uitloopgebied. In stedelijke groengebieden wil de provincie dan ook dat er meer ruimte wordt geboden voor de recreatieve functie ervan. Verder behoren de Hoge en Lage Vaart tot het Basis Recreatietoervaart Net. Deze vaarroutes bepalen mede de bereikbaarheid van recreatieve en toeristische voorzieningen, maar accommoderen zelf ook activiteiten als varen. Eisen voor de routes zijn kwaliteit, bewegwijziging, landschappelijke inpassing, maar ook functies voor (dag)recreatie en vergroten van de belevingswaarde. Vaarroutes kunnen aantrekkelijker worden gemaakt indien onderhoud nodig is, bvb in de vorm van natuurvriendelijke oevers en aanlegplaatsen op aantrekkelijke plaatsen.

Archeologisch aandachtsgebied

In Flevoland zijn door vroegere bewoners unieke sporen achtergelaten, die bewaard zijn in de bodem. Om het maatschappelijk rendement van de monumentenzorg te vergroten door middel van educatie en recreatie wil de provincie belangrijke archeologische waarden behouden en ontsluiten. Een archeologisch aandachtsgebied is een gebied met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. Almere valt in de prehistorische stroomgebieden van de Eem, waarin nederzettingen liggen. Het beleid beperkt zich tot opsporen en planologisch beschermen en indien niet anders mogelijk opgraven van archeologische waarden. De uitwerking voor een archeologisch aandachtsgebied is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)

In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland zijn in één verordening alle publiekrechtelijke regelingen voor Flevoland opgenomen. De verordening omvat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur. Op 18 december 2012 hebben Gedeputeerde Staten de wijziging van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 (VFL2012) ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur vastgesteld en de bijbehorende aanwijzing van de wezenlijke kenmerken en waarden.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

RO Visie Werklocaties 2015 (2016)

Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 28 juni 2016 de RO Visie Werklocaties Flevoland 2015 vastgesteld. Doel is te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties, zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. De visie is vooral faciliterend, ondersteunend en regisserend en dient strategische doelen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het maatschappelijk effect dat de provincie vooral wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:

  • 1. Ladder voor duurzame verstedelijking staat centraal. Aangezien de juridische borging van de ladder al sinds 1 oktober 2012 is geregeld in het Bro, gaat de provincie geen aanvullende juridische vereisten toevoegen. De provincie is verantwoordelijk voor het generiek toezicht op de toepassing van de ladder.
  • 2. Echte stappen zetten in creëren van marktspanning en deprogrammeren. Met de (samenwerkende) gemeenten in Flevoland zal de provincie de (regionale) behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en winkels uitwerken en confronteren met het aanwezige en toekomstige aanbod. Waar nodig zal de provincie met de gemeenten extra stappen zetten om te komen tot het deprogrammeren van plannen en locaties.
  • 3. Dynamisch voorraadbeheer: centraal hierin staan drie zaken: 1) werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, 2) waar mogelijk schrappen van plannen die niet de beoogde kwaliteit toevoegen en 3) onder voorwaarden toevoegen en goede, nieuwe voorraad.
  • 4. Aanpak herstructurering en duurzaam beheer: tot eind 2015 kunnen aanvragen voor de PHP-regeling worden ingediend. Verwacht wordt dat de middelen uit het PHP dan ook op zijn. Om de herstructureringsopgave in de toekomst ook aan te pakken ziet de provincie twee sporen: 1) terugbrengen van het overaanbod en 2) met (nieuw) instrumentarium meer private actie op bedrijventerrein stimuleren.
  • 5. Duurzaamheid: de provincie streeft naar energiezuinige en klimaatbestendige werklocaties. Dit wil de provincie bereiken door de energievraag te beperken, duurzame energiebronnen in te zetten en energiebronnen zuinig en efficiënt te gebruiken. Daarnaast streeft de provincie naar duurzame mobiliteit. Voor een goede bereikbaarheid dienen nieuwe werklocaties daarom geaccommodeerd te worden rond multimodale verkeersknooppunten.
  • 6. Grip op de bestaande voorraad en monitoring: doel is het verbreden van de ontwikkeling van het instrument van de kwaliteitskaart naar alle Flevolandse gemeenten en voor de overige segmenten. Mogelijk kan hierbij aangehaakt worden op systemen die in omliggende regio's zijn en worden ontwikkeld, zoals de monitor werklocaties van het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord.
  • 7. Meer ruimte aan het veld via uitnodigingsplanologie: de komende jaren ligt er een flink aantal opgaven ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het is echter niet zo dat de provincie deze problemen alleen gaat oplossen. De rol van de provincie is voornamelijk regisserend en bovenlokaal. De daadwerkelijke aanpak geschiedt in cocreatie met gemeenten, marktpartijen en andere partners. De provincie gebruikt daarbij de 'Ladder van Overheidsparticipatie' om de precieze provinciale rol te bepalen.
  • 8. Stimuleren van pioniers en ruimte voor experiment: de voorliggende veranderopgave roept om creatieve oplossingen. De provincie wil daarom ruimte blijven bieden aan pioniers en 'het experiment'. Per gemeente of regio wil de provincie één of enkele experimenten of voorbeeld projecten starten.

Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. Voor Almere is er met name een opgave voor bedrijventerreinen (daar is sprake van een mismatch door afnemende en veranderende marktvraag, planvoorraad is te groot), kantoren (afnemende vraag, leegstand loopt op) en winkels (minder vraag, kansrijke en kansarme winkelgebieden onderscheiden). In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.

a. Formele werklocaties zijn scherp afgebakend, monofunctioneel, bestemd voor handel, industrie en bedrijven in de hogere milieucategorieën. Enige (commerciële) dienstverlening is toegestaan. Beleid is schrappen en deprogrammeren en het tijdelijk anders bestemmen van gronden.

b. Informele werklocaties zijn locaties in milieucategorieën 1 tot en met 3, waarbij sprake is van een zekere menging met andere functies.

Kantorenlocaties: de opgave is een kwalitatieve groei zonder dat de kwantiteit toeneemt; keuze maken tussen locaties waar uitbreiding mag die echt iets toevoegt aan de bestaande voorraad en locaties waar het aantal kantoren verminderd moet worden; aanvalsplan voor de leegstand opstellen.

Winkels: gemeenten moeten aangeven welke winkelgebieden kansrijk zijn; nieuwe winkelgebieden of grote uitbreidingen worden getoetst aan de Ladder en mogen niet buiten 'stedelijk gebied'; detailhandel op bedrijventerreinen mag niet.

Leisure biedt kansen om de (be)leefbaarheid te vergroten; inspelen op kansrijke ontwikkelingen: kwaliteit toevoegen en toetsen aan de Ladder.

Maatschappelijk vastgoed en zorg: de ladder is bij nieuwe ontwikkelingen bepalend.

Landelijk gebied: zie bestaand beleid in Omgevingsplan 2006, beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008, agenda Vitaal Platteland 2015 en onderzoek ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland 2013.

De visie bevat een veranderagenda als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat gemeenten de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact. Het gaat om:

1. Van ontwikkelaarsdenken naar beleggersdenken: toekomstbestendig werklocatiebeleid

2. Bedrijventerreinen: minder en beter

3. Naar kantoren met toekomstwaarde

4. Borgen van levendige centra in Flevoland

5. Meer aandacht en zorg voor maatschappelijk vastgoed

6. Leisure als kans en smeermiddel

7. Nieuwe economische dragers in het landelijk gebied/VAB's

8. Meten is weten: grip op de bestaande voorraad

9. Ruimte voor het experiment: Flevolands pionieren

10. Financieel toezicht: reductie financiële risico's

11. Actuele en realistische convenanten.

Voor het plangebied heeft deze visie weinig gevolgen. De Ladder is als gezegd hierboven bij de SVIR niet van toepassing. Daarnaast is het plan flexibel (gemengde bestemmingen) waarin meerdere functies zijn toegestaan. In het gebied zijn de gemengde functies, voor zover bekend, al gerealiseerd. Uitwisseling tussen bedrijfs-, kleinschalige horeca- en detailhandelsvoorzieningen is daar mogelijk.

Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

In de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011 zijn criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De motivering die aan een ruimtelijk plan ten grondslag ligt dient opgenomen te worden in een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (in Almere de Gemeentelijke Visie op Werklocaties, GVW, genoemd) voor zover dit betrekking heeft op vestigingslocaties in het stedelijk gebied van de gemeente. In de GVW wordt voor een periode van telkens 4 jaar, met een doorkijk over 10 en 20 jaar, de concrete kwalitatieve en kwantitatieve uitbreidingsbehoefte vastgelegd voor de gemeente op het gebied van vestigingslocaties en wordt de inzet benoemd voor instandhouding en herstructurering van de bestaande voorraad.

De kaders voor het opstellen van de GVW worden gevormd door het Omgevingsplan Flevoland 2006, de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011, de provinciale Visie Werklocaties Flevoland 2030+ (waarmee de gemeenten voor de komende tijd akkoord mee zijn gegaan), het Provinciaal Herstructureringprogramma (PHP), het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 en de beleidsregel. Gedeputeerde Staten zullen aan de hand van deze beleidskaders beoordelen of een GVW voldoet aan het provinciaal beleid. De beoordeling van een verzoek aan Gedeputeerde Staten om in te stemmen met de GVW zal plaatsvinden op basis van algemene criteria en inhoudelijke criteria. Met betrekking tot algemene criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Voor de huidige en toekomstige werklocaties wordt in het plan beschreven tot welke provinciale locatietype(n) deze worden gerekend.
  • Per locatie wordt binnen het provinciale locatietype aangegeven welke typen bedrijven er gevestigd kunnen worden.
  • De voorgestelde locatietype(n) en de hierbinnen bestaande en geplande omvang van de bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en daarnaast binnen de herijking van het rapport Visie Werklocaties Flevoland dat een doorkijk geeft naar de komende 10 jaar en gemiddeld om de 3 à 4 jaar wordt herzien.
  • Als een gemeente voor een locatie geheel of gedeeltelijk wil overgaan tot een ander type bedrijvigheid dan in een eerder vastgestelde GVW is mogelijk gemaakt, dan wordt in het ruimtelijk plan ingegaan op de noodzaak, de gevolgen voor het aanbod voor het oorspronkelijke type bedrijvigheid en eventuele compensatie hiervan.
  • De GVW bevat een onderbouwde gemeentelijke opgave op het gebied van werklocaties voor de korte en de lange termijn.
  • Over de planning en programmering van werklocaties heeft afstemming plaats gevonden op regionaal niveau.

Met betrekking tot inhoudelijke criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Bij de aanwijzing van werklocaties dient de SER-ladder (nu Ladder voor duurzame verstedelijking, hierna Ladder) onverkort toegepast te worden zodat ligging, omvang en categorie van de locaties conform de Ladder wordt afgewogen door te toetsen aan:

1. de behoefte als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag;

2. de mogelijkheid om deze behoefte door herstructurering of intensivering van bestaande locaties te ondervangen;

3. clustering binnen of in aansluiting op bestaand bebouwd gebied;

4. de inpasbaarheid ten opzichte van woonbebouwing;

5. het optimaliseren van bereikbaarheid en vervoersaspecten.

  • De herstructureringsopgave is afgestemd op de meest recente versie van het Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP).
  • Intergemeentelijke afstemming vindt plaats ten aanzien van de aanbodzijde (programmering en ontwikkeling van zowel bestaande als nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties) en herstructurering van bestaande bedrijven- en kantoren locaties.
  • De GVW wordt bij voorkeur als structuurvisie (een thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie) vastgesteld. Indien de gemeente besluit de GVW niet vast te stellen als thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie dient zij dat nader te onderbouwen hoe het GVW-beleid is afgestemd op het beleid voor andere beleidsterreinen.

De provincie geeft in de beleidsregel aan welke zeven typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Op grond van de beleidsregel kan het plangebied worden aangemerkt als een 'gemengd woonwerkmilieu'. Het bedrijventerrein Draaiersplaats betreft een 'specifiek werkmilieu'. In paragraaf 3.3 Werk in de stad ten aanzien van de Gemeentelijke Visie op Werklocaties wordt hier nader op ingegaan.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Een archeologische verwachting vervalt echter op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In dit bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd (zie nadere uitwerking in paragraaf 3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur).

Waterbeheerplan (2016-2021)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water. Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan. Het waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is,
heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast
voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.

Voor dit bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast (zie paragraaf 5.8 Waterparagraaf)..

Ander beleid is wel beoordeeld maar niet relevant voor het plangebied. Het gaat om:

  • Beleidsregel Windmolens (2008);
  • Beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijke gebied (2008);
  • Beleidsregel voor de beoordeling van geurhinder (2008);
  • Beleidsregel voor bescherming landschap (2008);
  • Verordening groenblauwe zone;
  • Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie (2016);
  • Mobiliteitsvisie Flevoland 2030 (2016), partiële herziening Omgevingsplan 2006.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad en luiden als volgt:

  • 1. Koester diversiteit
  • 2. Verbind plaats en context
  • 3. Combineer stad en natuur
  • 4. Anticipeer op verandering
  • 5. Blijf innoveren
  • 6. Ontwerp gezonde systemen
  • 7. Mensen maken de stad.

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheidsprincipes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012)

Het gaat hier om een bestuurlijke inspanningsverplichting van het Rijk, de provincie Flevoland, de gemeente Almere en het Waterschap Zuiderzeeland om gezonde systemen te ontwerpen ten behoeve van de duurzame ontwikkeling van de stad. Dit geldt voor zowel de toekomstige stedelijke gebieden als voor de bestaande stad. Systeeminnovaties worden ontwikkeld ter bevordering van duurzame gebiedsontwikkeling. De innovaties hebben betrekking op energie, mobiliteit, water en productief landschap. De doelstellingen in de afspraken zijn:

  • Bij de ontwikkeling van Almere wordt ernaar gestreefd dat de gemeente – met gebruikmaking van de directe omgeving – energieneutraal (exclusief mobiliteit) is vanaf 2025. Hierbij wordt minimaal 40% van de energievraag binnen de gemeente op een duurzame manier opgewekt. De gebiedsontwikkelingen van Almere zijn energieneutraal en zo mogelijk energieproducerend. De energiedoelstelling wordt bereikt door energiebesparing en door toepassing van duurzame vormen van energieopwekking (o.a. zonne-energie, windenergie, groen gas, biogas, warmte-koudeopslag).
  • Bij de groeiopgave worden de mogelijkheden benut om duurzame vormen van mobiliteit uit te breiden. Focus ligt op schone en energiezuinige mobiliteit en voorkomen van milieuproblemen (geluid, fijnstof etc). Ambities zijn dat voor het personenvervoer nieuwe mogelijkheden ontstaan voor de gewenste verschuiving van het traditionele gemotoriseerd vervoer, in de richting van een groter aandeel openbaar vervoer en een groter aandeel elektrisch vervoer.
  • De groenblauwe omgeving wordt waar mogelijk en wenselijk – naast haar traditionele gebruiksvormen t.a.v. cultuur, natuur en recreatie – ingezet om ruimte te bieden aan de gezonde systemen van de stad. Het gaat hierbij om de gezonde systemen van energie, water en mineralen kringloop (o.a. lokale voedselproductie en gft-verwerking). Indien deze nieuwe functies in de groenblauwe omgeving leiden tot exploitatie-opbrengsten, zullen deze mede ingezet worden voor de uitbreiding, kwaliteitsverhoging en beheer van de groenblauwe omgeving.
  • De ontwikkeling van Almere zal gepaard gaan met de ontwikkeling van een bijbehorend duurzaam watersysteem. De opgaven van wateroverlast en droogte worden verbonden met de ruimtelijke opgaven van Almere. Almere wordt een klimaatbestendige stad.

De partijen bieden ruimte aan duurzaamheidinitiatieven die bijdragen aan het realiseren van de duurzaamheiddoelstellingen voor water, energie, mobiliteit en productief landschap conform deze Afspraken Duurzaam Almere.

Het bestemmingsplan past binnen de afspraken, maar maakt niet direct alles mogelijk. Initiatieven op dit gebied zullen eventueel via een aparte procedure worden gerealiseerd.

 

Structuurplan Almere 2010 (2003)

Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030. Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners (met nieuwe stadsdelen zoals Almere Poort, Almere Hout en Almere Pampus (binnendijks, inclusief kustzone). De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:

  • 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
  • 2. betere benutting water;
  • 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
  • 4. verbetering interne bereikbaarheid;

Verder zijn er de vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  • 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
  • 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
  • 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
  • 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
  • 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.

In het Structuurplan maakt Stedenwijk onderdeel uit van de stedelijke milieus. Uitgangspunten voor deze milieus zijn het vergroten van de differentiatie in woon- en werkmilieus, het stimuleren van intensief grondgebruik, het uitbreiden van het werken in de wijk, functiemenging en het ontwikkelen van bijzondere voorzieningen- en werkmilieus. De wijk bevat de typische Almeerse kwaliteiten als ruimte, groen en kwalitatief goede woningen. Bedoeling is de stedelijke milieus geleidelijk om te vormen naar een centrumrandmilieu: gebieden met programmatische mixen, individuele vrijheden, hogere bebouwingsdichtheden (minimaal 45 woningen p/ha), ruimte voor transformatie en spontane vernieuwing. Rekening wordt gehouden met belangen en wensen van bewoners en bedrijven. Specifiek voor Stedenwijk geldt een vernieuwingsopgave: door de bouw van nieuwe woningen elders in de stad komen de bestaande wijken onder druk te staan. Daarom is renovatie, geschikt maken voor bepaalde doelgroepen, eventueel sloop-nieuwbouw en onderhoud in de wijk (bestrating, speelplekken, hofjes, beplanting) nodig.

De westoever van het plangebied, grenzend aan het Weerwater, is aangewezen om te worden ontwikkeld tot een waterfront. Doel is Almere meer te oriënteren op het water. De ligging van Almere aan het water is namelijk goud waard. Binnendijks water zoals het Weerwater wordt nog slechts spaarzaam benut. Het water kan samen met het groen een sterkere bijdrage leveren aan de identiteit van de stad of wijk. Dit is mogelijk door waterrecreatie (kanoën, roeien, vissen), aanleg van natuurlijke oevers.

Concept structuurvisie Almere 2.0 (2010)

De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is vastgesteld als richtinggevend integraal beleidskader (ecologie, sociaal, economie, ruimtelijk) voor de uitwerking van het Integraal Afspraken Kader (IAK), waarbij de belangrijkste richtinggevende inhoudelijke kaders betreffen:

  • 1. Almere benut en versterkt de oorspronkelijke suburbane meerkernige opzet van Almere
  • 2. De groenblauwe structuur is de drager van de huidige stad en de toekomstige ontwikkelingen
  • 3. Almere verkleurt van gezinsstad naar een diverse samenleving
  • 4. In Almere ontwikkelt een sterke en gedifferentieerde economie
  • 5. De primaire westelijke groei van Almere versterkt de Noordelijke Randstad met de IJmeerlijn als nieuwe drager van de metropoolvorming
  • 6. De grootschalige gebiedsontwikkelingen vinden plaats langs de schaalsprongas met dicht stedelijke ontwikkelingen aan de westzijde (Almere Pampus, eventueel Almere IJland), een nieuwe centrumontwikkeling (Almere Centrum Weerwater) en ruimte voor organische groei aan de oostkant (Almere Oosterwold)
  • 7. Almere loopt voorop bij innovaties op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling

De structuurvisie concentreert zich voornamelijk op de westelijke en oostelijke ontwikkeling van de stad, zoals Almere Pampus, Almere IJland en Almere Oosterwold. De bestaande stad moet versterkt worden door kwaliteiten toe te voegen en de diversiteit te vergroten. Het Structuurplan Almere 2010 wordt vooralsnog gehandhaafd als ruimtelijk ordeningskader.

De schaalsprong Almere respecteert de suburbane opzet van het bestaand stedelijk gebied. Grote fysieke ingrepen zijn hier niet voorzien. In de bestaande gebieden wordt ingezet op een verdergaande sociale differentiatie zodat diverse doelgroepen een aangenaam woon- en leefklimaat hebben. Almere Stad is het grootste stadsdeel in Almere met ruim 100.000 inwoners. Met de groei staat de bereikbaarheid onder druk. Daarom worden verbindingen uitgebreid. Almere-Stad west komt in de meest dynamische zone van de Schaalsprongas te liggen. Dit geeft kansen voor een meer stedelijk suburbaan woonmilieu. Stedelijk georiënteerde inwoners zullen hier graag gaan wonen gezien de nabijheid van stedelijke voorzieningen maar ook de relatieve rust van een suburbane woonwijk. Momenteel bezit het suburbaan woonmilieu nog te weinig diversiteit, Een mix van maatregelen op gebied van leefbaarheid, verbeterde programmering van voorzieningen, versterking van het wijkprofiel, verdergaande functiemenging en revitalisering van de openbare ruimte moet hierin verbetering brengen. Het bestemmingsplan voorziet in regels, die de verbetering en uitbreiding van bestaande woningen, voorzieningen en bedrijven mogelijk maakt. Hiermee draagt het plan bij aan de versterking van de bestaande stad en een sterkere economie.

Met de groei van de stad maakt het centrum zelf ook een Schaalsprong. Het Weerwater ontwikkelt zich tot het fysieke en mentale centrum van de stad, met aan de ene zijde het bestaande levendige stadshart en aan de andere kant een nieuwe ontwikkellocatie: Almere Weerwater. Daartussen ligt het Weerwater als het centrale stadspark van Almere. Met de ligging van Almere Weerwater en het Stadshart aan beide zijden van het Weerwater ontstaat een bipolair stadscentrum. Beide delen van dit centrum hebben hun eigen karakter en zijn complementair aan elkaar. Het Stadshart met haar centrum- en winkelfunctie. Almere Weerwater met functiecombinaties van wonen, werken en bijzondere bovenregionale voorzieningen, zoals leisure, sport, zorg en wetenschappelijke instituten. Het Weerwater wordt hét centrale stadspark van Almere. Hiervoor worden investeringen gedaan. De oevers, stranden en delen van de omliggende parken en bossen worden heringericht en er komen meer recreatieve voorzieningen. Het gebied wordt ontsloten door een hoogwaardige openbaarvervoersverbinding (trein, tram of bus) langs de oostelijke oever van het Weerwater. Voor het project Almere Centrum Weerwater wordt in het kader van de Schaalsprong Almere een gebiedsontwikkelingsplan vastgesteld.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstellingen van de Concept Structuurvisie en draagt bij aan de versterking van Almere en het Weerwater.

Programmaplan Wijkgericht Werken 2015-2019 (2015)

In het Coalitieakkoord 2014-2018 is beschreven dat de 'Focus in de wijk' ligt. In de programmabegroting van de raad uit 2015 is als één van de speerpunten genoemd het wijkgericht werken. Er is meer ruimte voor initiatieven uit de wijk. Gebiedsgerichte vraagstukken staan centraal. Samenwerken staat centraal. In een aantal gebieden is sprake van zorg. Middels een integrale, preventieve, vraagstukgestuurde aanpak kan de zorg worden weggenomen en omgebogen naar kansen en nieuwe perspectieven. Eén van de focusgebieden is de Centrumrand Almere Stad. Daarin ligt onder andere Stedenwijk. Geconstateerd is dat de sociaal-economische positie van bewoners en de buurt slecht is. Er is veel overlast, gevoel van onveiligheid en onveilige plekken. Door de extra inzet en verbetering van voorzieningen en sociale cohesie is er wel verbetering de laatste jaren. Zo is in het fysieke domein gerenoveerd, maatschappelijk geïnvesteerd en groot onderhoud gepleegd. Ingezet wordt om de sociaaleconomische positie van bewoners en buurten verder te verbeteren. Onderwerpen als wonen, onderwijs, gezondheid en veiligheid vragen aandacht. Meer participatie van bewoners is gevraagd, meer arbeidsparticipatie, minder schulden en verbetering van de gezondheid. Daarvoor kunnen woningen levensloopbestendig worden gemaakt, betere voorlichting, maatregelen tegen inbraak, samen met bewoners kijken waar nieuwe voorzieningen nodig zijn, onveilige plekken te verminderen, bewoners te betrekken bij hun woonomgeving en ontmoetingsplekken in stand te houden.

Voor het plangebied heeft dit geen directe ruimtelijke gevolgen.

Programmaplan Hart van de Stad (2016)

De integrale ontwikkeling van Almere 2.0 met 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen wordt gefinancierd door Rijk, provincie en gemeente. Deze partijen storten jaarlijks 15-20 miljoen in het Fonds Verstedelijking Almere (FVA). De besteding van dit geld loopt vanuit Almere 2.0 via vijf programmalijnen, die worden uitgewerkt in concrete programmaplannen. Eén van de programmaplannen is Hart van de Stad. Doel is een concrete impuls geven aan het hart dat de komende jaren uit moet groeien tot een kloppend hart, levendig en aantrekkelijk. Het Hart is het gebied rond het Weerwater met ontmoetingsplekken, parken, verbindingen en entrees en functiemenging. Het moet ook regionale betekenis krijgen: anders dan andere centra, nieuw, hoge kwaliteit. De komende tien jaar zijn er vier sleutelprojecten om dit te realiseren: Station eo, Almere Centrum, Weerwater en Floriade. De gebieden rond het Weerwater staan nu veelal met de rug naar het water, er zijn weinig voorzieningen of van matige kwaliteit, waardoor de oevers relatief stil zijn. Op het water zelf gebeurt weinig. Door de aanleg van het Rondje Weerwater (sportieve en recreatieve én herkenbare route) en toevoeging van functies en activiteiten (waaronder evenementen) langs en op het Weerwater ((water)speelplekken, steigers, uitkijktorens, fitnesstoestellen, iconische brug naar Floriadeterrein) moet dit dé plek worden waar wordt gesport, ontmoet en gerecreëerd.

Voor het plangebied is van belang dat wandel- en fietspaden, speel- en sportvoorzieningen en steigers mogelijk zijn voor het Rondje Weerwater. Binnen de relevante bestemmingen 'Verkeer-Verblijfsgebied' en "Groen' zijn dergelijke paden en sport- en speelvoorzieningen toegestaan. Om zo flexibel mogelijk te zijn -omdat nog niet duidelijk waar de paden exact zullen komen- zijn deze voorzieningen niet op de verbeelding aangegeven. Binnen de bestemming Water zijn ook paden, speel- en sportvoorzieningen (uitkijk-klautertorens) en evenementen mogelijk.

Woonvisie Almere 2.0: op weg naar 2030 (2009)

Deze visie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Bovenstaande geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 35% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie en levert vooral een bijdrage aan ambitie 2 en 3.

Welstandsnota Almere (2015)

De woongebieden en bedrijventerreinen in Almere zijn met het nieuwe beleid welstandsvrij geworden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te worden op het welstandsaspect. De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's:

Het groenblauwe raamwerk

Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Voor dit groenblauwe raamwerk geldt een restrictief bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. In de nota 'Kleur aan groen' (zie Groene stad) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.

De hoofdinfrastructuur

Het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten vormt het raamwerk waarlangs mensen zich door Almere voortbewegen. Het betreft zowel het aanzien van de gebouwde bestandsdelen van deze hoofdinfrastructuur zoals bruggen, viaducten en geluidschermen als de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen.

De centrumgebieden

De bebouwing in de centra van de kernen Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten bepaalt in belangrijke mate het beeld van deze gebieden, die als voorzieningencentra en ontmoetingsgebieden van collectief belang zijn.

Bijzondere gebieden

Een aantal gebieden is van bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere. Zij verdienen om die reden extra bescherming. Het gaat dan onder andere om de Bouwrai-gebieden en de prijsvraaggebieden de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud.

Reclame

Met het aanbrengen van reclameborden in de openbare ruimte en aan gebouwen zijn grote financiële belangen gemoeid. Het risico van wildgroei bij het vrijlaten van reclame in de openbare ruimte is groot. Beperking is noodzakelijk, om te voorkomen dat de architectuur geheel ondergeschikt wordt aan reclame. Een regulerend beleid beschermt bovendien winkels en bedrijven met een kwaliteitsuitstraling.

Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0017.png"

Figuur: uitsnede welstandskaart

Wanneer een gebied welstandsvrij is wil dat overigens niet zeggen dat er geen regie is. Voor de omvangrijkere (her)ontwikkelingsgebieden kan supervisie door kwaliteitsteams worden ingesteld en weer worden opgeheven. Ook kan bewonerswelstand worden ingesteld indien 2/3 meerderheid in een gebied aangeeft dat welstandstoetsing gewenst is. Voor het hele grondgebied van de gemeente geldt verder de excessenregeling. De excessenregeling is het instrument om bouwwerken, die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving, te laten aanpassen. De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van bouwwerken tegen te gaan.

Het plangebied bevat in het kader van het Welstandsbeleid de volgende gebieden: welstandsvrij (grijs), groenblauw raamwerk (groenblauw), hoofdinfrastructuur (rood), centra (roze) en bijzondere gebieden (oranje). Voor de woonwijken gelden geen welstandseisen meer. Dit leidt er toe dat de vergunningsvrije mogelijkheden worden verruimd, zoals bijvoorbeeld dakkapellen aan de voorzijde. Voor de hoofdinfrastructuur (dreven), de bebouwing langs die dreven en reclameobjecten in het plangebied blijven wel welstandsregels van toepassing. Het groenblauwe raamwerk (noordkant en zuidwestkant van het plangebied) heeft als eerste prioriteit het verbeteren van de gebruiksmogelijkheden ervan. Daartoe kunnen nieuwe programma's worden toegevoegd aan het raamwerk, waaronder ook stedelijke ontwikkelingen. Zo moeten onder andere plaats en uiterlijk zijn afgestemd op het bestaande beeld, alzijdige vormgeving en evenwichtige hoofdvorm. Een klein deel van het plangebied (in het noordoosten) maakt op grond van de Welstandsnota deel uit van Almere Stad centrum. Dit is een ontworpen en doorontwikkeld gebied met geheel eigen identiteit. Bouwwerken voldoen aan de welstandsnota indien plaatsing is afgestemd op bestaande beeld, evenwichtige hoofdvorm, representatieve deel gekeerd naar de weg, erfbebouwing is qua vorm en materiaal afgestemd op het hoofdgebouw. Woonwijk De Fantasie is het resultaat van een prijsvraag 'ongewoon wonen' uit 1982: maak een ontwerp voor een woning, vindingrijk in materiaalgebruik, constructie of vormgeving. Het gebied is experimenteel van karakter en bijzonder op gebied van architectuur. De bouwwerken moeten aan deze criteria voldoen.

Beleidsnota Kleine Bouw 2008 (2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven. Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels en op de verbeelding.

Kadernota Grondbeleid (2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie.
  • 4. Het inspelen op de Schaalsprong. Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 5. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 6. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed.
  • 7. Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap.
  • 8. Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Voor het plangebied betekent dit dat de doelen uit de Kadernota Grondbeleid waar van toepassing, worden toegepast in dit bestemmingsplan.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Masten dienen zo dicht mogelijk bij hoofdinfrastructuur te worden gesitueerd. Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken. Plaatsing van masten gebeurt zo min mogelijk in natuurgebieden, in parken en aan de rand van woongebieden. Bij de plaatsing van antennes dienen de aanvragers zoveel
mogelijk gebruik te maken van elkaars opstelpunten, tenzij dit technisch niet mogelijk is. Plaatsing van
antennes gebeurd bij voorkeur op bestaande verticale elementen: gebouwen, torens, bestaande masten en hoogspanningsmasten.

Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om een zendmast te kunnen plaatsen.

Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)

Daar waar mogelijk zal tegemoet worden gekomen aan de wensen van bewoners om (kleine stukjes) gemeentegrond grenzend aan tuinen te verkopen aan de eigenaren van de tuinen. Anderzijds moeten stukken grond die ten onrechte door bewoners in gebruik zijn genomen, weer in gebruik komen als gemeentegrond. Het gaat hierbij immers om publiekbezit, dat de gemeenschap toekomt. Er worden twee aanpakken gehanteerd: de projectmatige en de niet projectmatige aanpak. Bij de projectmatige aanpak neemt de gemeente het initiatief om voor een hele wijk of buurt de mogelijkheden voor tuinvergrotingen te onderzoeken. Dit gaat vrijwel altijd in combinatie met een (groot)onderhoudsproject in hetzelfde gebied. De niet projectmatige aanpak wordt toegepast als een bewoner of een groep bewoners een verzoek tot tuinvergroting indient en er niet binnen een jaar gestart gaat worden met het voorbereiden van een projectmatige aanpak in hetzelfde gebied. Uitgangspunt bij beide aanpakken is het uitgeven van gronden daar waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. Onder het algemeen belang worden in ieder geval de volgende zaken verstaan:

  • 1. (geplande)projecten/reserveringen waarvoor de gronden nodig zijn;
  • 2. Weigering van eigenaren van kabels of leidingen om in te stemmen met verkoop gecombineerd met het vestigen van zakelijk recht (recht van de eigenaar van kabel of leiding om te allen tijde bij de leiding te kunnen);
  • 3. Ontstaan van problemen voor het (gemeentelijk) onderhoud ten gevolge van de uitgifte;
  • 4. Veiligheid (vooral verkeersveiligheid en sociale veiligheid);
  • 5. Voorkomen van aantasting van ruimtelijke kwaliteit (groene kwaliteit en samenhang van de wijk).

In het plangebied is momenteel geen projectmatige aanpak gepland. Wel zijn op verschillende percelen tuinvergrotingen bekend, zodat deze ook zijn meegenomen in dit plan. Toekomstige gronduitgiften ten behoeve van tuinvergrotingen kunnen via een wijzigingsbevoegdheid worden uitgevoerd.

Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

De regels in de Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de aanwijzing en nadere regels ligplaatsen is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0018.png" Bij de Elburgkade zijn vaste ligplaatsen aangewezen voor recreatievaartuigen en is een deel aangewezen als vaste bedrijfsligplaats. Hier kunnen bedrijfsvaartuigen passagiers in- en uitladen ten behoeve van rondvaarten of watertaxi's. Vaartuigen kunnen hier voor een korte periode aanleggen en dienen daarna weer te vertrekken. In het hele plangebied kunnen aan afmeeroevers vaartuigen tot 4,5 m lang worden aangelegd. Bij de wijk De Fantasie en in een deel van de Alkmaargracht (tussen de Amersfoortweg en de Baarnstraat) zijn de oevers aangeduid als particuliere oevers. Dit betekent dat particulieren hier ten behoeve van eigen gebruik een ligplaats mogen hebben voor een recreatievaartuig, mits dit geen overlast aan derden veroorzaakt. Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. In de bestemming 'Water' is in de bestemmingsomschrijving aanleggelegenheid opgenomen waarmee vaartuigen kunnen aanleggen.

Prostitutiebeleid Almere (2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn m.b.t. sluitingstijden). In de Nota Prostitutiebeleid wordt vestiging van een prostitutiebedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is. Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden, en maximaal drie parenclubs in de gemeente Almere. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden.

Voor het plangebied betekent dit dat seksinrichtingen en raam- en straatprostitutie niet zijn toegestaan. Alleen op bedrijventerrein Draaiersplaats zou onder bepaalde voorwaarden een seksinrichting gevestigd kunnen worden. Echter een concreet verzoek daartoe ontbreekt op dit moment. Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft en de huidige bestemmingsplannen een seksinrichting niet mogelijk maken, wordt dit ook niet in het nieuwe plan gefaciliteerd.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere. Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen. Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

Er zijn in Centrum Almere Stad twee gedoogbeschikkingen afgegeven voor coffeeshops op de locaties Festivalplein 19 (Koffie en Dromen BV) en Grote Markt 23 (Loungeshop Domino NV). Daardoor kunnen er geen extra of nieuwe coffeeshops meer worden gerealiseerd in Almere Stad. Dit betekent dat dit in het bestemmingsplan ook niet is toegestaan.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)

Op 19 mei 2000 heeft het college van B&W het 'uitgiftebeleid benzineverkoop' vastgesteld. Het beleid gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Voor het plangebied betekent dit dat het bestaande benzineverkooppunt zonder lpg op bedrijventerrein Draaiersplaats (hoek Stedendreef/ Rotterdamweg) positief is bestemd.

3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.

Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestaande verkeerssysteem van Stedenwijk voldoet aan de uitgangspunten uit deze nota. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.

Verkeersveiligheid rond basisscholen (2001)

De verkeersdrukte rond basisscholen door de auto's van de ouders/verzorgers is een algemeen probleem, dat de veiligheid van de kinderen in gevaar brengt. De locatie van basisscholen en daarbij de verkeerssituatie rond de school moet daarom in een vroeg stadium in de stedenbouwkundige plannen opgenomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor zgn. educatieve steunpunten c.q. de brede school.

Voor het plangebied betekent dit dat voor de bestaande scholen rekening is en wordt gehouden met deze nota.

3.3 Werk in de stad

De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)

De Economische Kracht van Almere bevat de economische agenda, de programmalijnen en speerpunten, voor de periode 2015-2019. Almere maakt deel uit van de economische topregio Noordvleugel. Dit vraagt om een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Almere richt zich op het doorontwikkelen van de eigenheid van Almere en de complementariteit van de stad in de Noordvleugel. De programmalijnen zijn:

  • 1. Excellent gastheerschap via het faciliteren van bestaande en nieuwe bedrijven, door onder meer het contact houden met gevestigde bedrijven en het versterken van aanspreekpunten tussen gemeente en ondernemers;
  • 2. Stimuleren van nieuwe kansen en mogelijkheden van ondernemers, door onder meer het mogelijk maken van bestemmingsverruiming van leegstaande (kantoor)gebouwen;
  • 3. Inspannen om knelpunten op te lossen die ondernemers signaleren;
  • 4. Dienstverlening aan ondernemers via het Ondernemersplein;
  • 5. Inzetten voor heldere en soepele toepassing van regelgeving, door onder meer aanpassing en verruiming van het beleidskader over werklocaties (GVW);
  • 6. Cultuurverandering van de gemeentelijke organisatie gericht op het adequaat en vlot bedienen van ondernemers met snelle en 'to-the-point' dienstverlening;
  • 7. Doorontwikkelen van de clusteraanpak met EDBA 2.0, bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen, gericht op economische structuurversterking in Almere.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze agenda.

Gemeentelijke Visie op de Werklocaties (2016)

De Gemeentelijke Visie op Werklocaties (= GVW) vormt het beleidskader voor het vestigen van economische activiteiten. De dynamiek in de huisvesting van economische activiteiten is groot en de GVW geeft de kaders om te bepalen waar initiatieven kunnen komen en welke ruimtelijke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Daarbij passen een optimale flexibiliteit en functiemenging. De GVW bestaat uit een leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints. De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. Niet alle aspecten lenen zich daarom voor inpassing in bestemmingsplannen zonder dat er sprake is van concrete initiatieven. In individuele gevallen kan afgeweken worden van het beleid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing.

  • 1. Centrummilieus: mix aan activiteiten met wonen in hoge dichtheid naast elkaar; alleen activiteiten in categorieën A, B of C: winkels, horeca, werken aan huis.
  • 2. Woonmilieus: werken aan huis en kleinschalige, zelfstandige werkplekken in de wijken met beperkte effecten; Indische buurt, Floriadegebied en Duin zijn woon-werkmilieus met mix van wonen en werken (en horeca) onder voorwaarden.
  • 3. Werkmilieus:
    • a. Binnenstedelijk: ruimte voor verkleuren naar diverse activiteiten; binnen de kom van woonbebouwing; qua schaal en maat aansluitend op woonomgeving; vanwege ligging tegen woonmilieus alleen categorieën A, B of C; kantoorhoudendheid tot max 50% per bedrijf en/of 1500 m2 zelfstandige kantoren per kavel met een maximum van 25% van het bebouwd gebied per bedrijventerrein; voorzieningen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel niet met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; Naar aanleiding van concrete initiatieven kan wonen eventueel aan de randen van het terrein mits voldaan aan de goede ruimtelijke ordening. Horeca, anders dan ondergeschikt, kan eventueel ook naar aanleiding van concrete initiatieven worden toegestaan.
    • b. Regulier: geschikt voor grotere bedrijven (categorie 1 t/m 3.2); voorzieningen en horeca mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel nee met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; geen wonen toegestaan.
    • c. Industrie: alleen op De Vaart; grootschalige en zware bedrijven (t/m categorie 5.3); mogelijkheden voor andere functies zijn beperkt; geen wonen toegestaan.
    • d. Kantoren: categorieën A, B of C; voorzieningen mogen; horeca en wonen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijk ordening); detailhandel mag alleen in Centrum Almere Stad.
    • e. Agrarisch: alleen op de Buitenvaart; voorzieningen, horeca (t/m horecacategorie 3) en detailhandel alleen ondergeschikt; wonen alleen in bedrijfswoning of plattelandswoning.
  • 4. Groene milieus: recreëren is de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden.

Naast de GWV en de bestemmingsplannen zijn er andere instrumenten van toepassing voor het zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte: RRAAM 2013, de Ladder voor duurzame verstedelijking, stedelijk programma, regionale programma afspraken (metropoolregio Amsterdam), beheer bedrijventerreinen en aanpak leegstand/ taskforce wonen met welzijn en zorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0021.png"

Facilitypoints

Voor vestiging van Facilitypoints gelden de volgende uitgangspunten: (snel)weggebruikers als doelgroep, afslagen van A6 en A27 en minimale kavelgrootte is 3.000 m². Er zijn drie concepten: basisconcept (alleen horeca ten behoeve van kort doelgericht verblijf), plusconcept (horeca en aanvullende voorzieningen tbv kort en langer verblijf) en truckersconcept (parkeerplaats en voorzieningen voor vrachtwagens tbv kort en langer verblijf). Op negen locaties is een facilitypoint mogelijk:

  • 1. Al (min of meer) aanwezige facilitypoints (Basis en/ of plusconcept): Gooise Poort (Audioweg 2), Hollandsekant, Weerwater Zuid (Oorweg), Veluwsekant (Strubbenweg), Sallandsekant (Koningsbeltweg), De Vaart (Dukdalfweg). Doorgroei naar truckersconcept kan op Hollandsekant, Sallandsekant en De Vaart (Brugplein indien facilitypoint op Dukdalfweg is ontmanteld). Doorgroei naar plusconcept kan op Veluwsekant, Weerwater Zuid en De Vaart (brugplein indien facilitypoint op Dukdalfweg is ontmanteld);
  • 2. Nieuwe facilitypoints kunnen op: Stichtsekant, Poort (Elementendreef) en Hout-Noord (A6-park).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0022.png"

Voor het plangebied geldt dat het voornamelijk uit woonmilieu bestaat en daarnaast een binnenstedelijk bedrijventerrein.

Voor het woonmilieu (woonwijk) geldt dat aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan. Daarvoor zijn in de regels voorwaarden opgenomen. Ook liggen verspreid over de wijk bedrijfsruimten die voor diverse functies gebruikt mogen worden, mits de effecten op de omliggende woningen beperkt zijn.

In het binnenstedelijk werkmilieu (bedrijventerrein Draaiersplaats) zijn naast bedrijven ook andere functies toegestaan, zoals kantooractiviteiten, voorzieningen. Deze activiteiten zijn toegestaan tot maximaal categorie B uit de Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging. De bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan en op de verbeelding met een specifieke aanduiding 'bedrijfswoning' aangegeven. Nieuwe geluidgevoelige woonfuncties (wonen of bedrijfswoningen / woonwerkeenheden) of andere geluidgevoelige functies kunnen alleen alleen via een buitenplanse afwijking en mits passend naar schaal en omvang en de omliggende bedrijvigheid niet beperkt. Per bedrijf mag tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak worden gebruikt voor bij het bedrijf behorende kantooractiviteiten. Zelfstandige kantoren zijn niet aanwezig op de Draaiersplaats. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan voor het toestaan van nieuwe zelfstandige kantoren mits de oppervlakte per vestiging niet meer bedraagt dan 1500m² en mits maximaal 25% van het bebouwd gebied van de bestemming ten behoeve van zelfstandige kantoren wordt gebruikt. In het plangebied is een bestaand benzineverkooppunt aanwezig en in het beleid als zodanig aangewezen. Er zijn geen nieuwe benzineverkooppunten of facilitypoints op basis van dit beleid danwel voorliggend bestemmingsplan mogelijk.

Vestigingsvisie Horeca Almere 2016

Uitgangspunt is om horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0023.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0024.png"

* afweging voor 1 categorie hoger is mogelijk (B is hoger dan A, C is hoger dan B)

** Categorie 1 is mogelijk en categorie 2-5 is toegestaan onder voorwaarden van de algemene uitgangspunten

*** De Vaart is geen zelfstandige horeca mogelijk, behalve in combinatie met een eventueel business facility point en Bolderweg 1-2.

**** Kantoorlocaties buiten de centrumgebieden

Bij het onderhavige plangebied gaat het voornamelijk om een woongebied. Hier is horeca in categorie 1 (ondergeschikte horeca) bij recht toegestaan (als aan-huis-verbonden beroep of bij een bedrijfspand in een woonwijk). Bestaande, legaal aanwezige horeca is als zodanig bestemd. In het winkelcentrum aan het 's-Hertogenboschplein is ondergeschikte horeca altijd toegestaan en is alleen de bestaande horeca (café en een snackbar) positief bestemd. Op het binnenstedelijk bedrijventerrein De Draaiersplaats is alleen ondergeschikte horeca toegestaan. Een hogere horeca-categorie kan alleen via een buitenplanse afwijking. Nieuwe horeca is in de parken/ groengebieden niet direct bij recht mogelijk, aangezien dit een nieuwe ontwikkeling zou zijn waar nog geen concreet plan voor bestaat. Dit bestemmingsplan is een actualiseringsplan dat nieuwe ontwikkelingen niet direct opneemt, maar pas als het een concreet initiatief is waar het college of de raad positief heeft beslist en waarover participatie heeft plaatsgevonden. In het Bok de Korverpark zijn nog twee horecapanden aanwezig die als zodanig zijn bestemd.

Detailhandelsvisie Almere (2014)

De Detailhandelsvisie Almere geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan. De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De Detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrarisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

In het buurtwinkelcentrum aan het 's-Hertogenboschplein is zowel dagelijkse en niet-dagelijkse detailhandel (niet zijnde PDV) mogelijk. Ook een supermarkt kan daar, mits het verkoopvloeroppervlak (in de Detailhandelsvisie winkelvloeroppervlak genoemd, maar definitie is hetzelfde) niet groter is dan 1.500 m². Ook zijn web- en internetwinkels mogelijk.

In de kleinschalige bedrijfsruimten, die verspreid liggen in de woonwijken, is detailhandel ook toegestaan volgens het nog geldende bestemmingsplan Stedenwijk uit 2003 (bestemming Gemengde doeleinden II).

Op het binnenstedelijk bedrijventerrein Draaiersplaats en de bedrijvenstrook aan de Delftstraat is geen dagelijkse detailhandel toegestaan. Webwinkels mogen wel, maar internetwinkels niet. Ondergeschikte niet-dagelijkse detailhandel is mogelijk tot maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak. Uitzondering hierop is de bestaande fietsenwinkel, de pizzabezorgdienst en de ondergeschikte detailhandel bij het bestaande benzineservicestation (hoek Stedendreef/ Rotterdamweg, bedrijventerrein Draaiersplaats).

PDV (perifere detailhandel) is niet toegestaan met uitzondering van perifere detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), mits is voldaan aan ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten PDV-locaties. Bedrijventerrein Draaiersplaats is hiervoor geschikt. De andere gemengde bestemmingen, bv de bedrijvenstrook aan de Delfstraat lenen zich minder goed voor deze vorm van detailhandel door veel sluip- en kruip-door-verkeer. Daarbij is de verkavelingsstructuur niet geschikt en is ook de ontsluiting gebrekkig (langs woningen).

In een woning zelf is maximaal 25 m2 verkoopvloeroppervlak aan detailhandel toegestaan waaronder webwinkels en internetwinkels, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de bestemmingsregel inzake aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten.

Afhaalpunten (2014)

Op basis van de Detailhandelsvisie Almere 2014 worden afhaalpunten bij voorkeur geïntegreerd in de bestaande winkelstructuur. Er bestaat ook behoefte om afhaalpunten (panden die als bedrijfsactiviteit uitsluitend afhaalpunt zijn) buiten de winkelgebieden kansen te bieden. Afhaalpunten worden in de Detailhandelsvisie niet als detailhandel gezien, maar als een (logistiek) bedrijf: "een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten". Daarom staat het ook onder het begrip 'bedrijf' in dit plan. Doordat afhaalpunten als een bedrijf gezien kunnen worden, ontstaat de mogelijkheid om deze te realiseren op locaties buiten de bestaande winkelstructuur. Zo worden afhaalpunten toegestaan op alle binnenstedelijke bedrijventerreinen. Voorwaarden voor vestiging van een puur afhaalpunt op bedrijventerreinen zijn:

  • voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • de locatie van het afhaalpunt dient goed ontsloten te zijn: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.

Dit betekent voor het plangebied dat afhaalpunten mogelijk zouden kunnen zijn op percelen met een bedrijfsbestemming. Binnen de bestemming Gemengd-1 (bedrijventerrein Draaiersplaats) zijn afhaalpunten vanwege de korte en directe aansluiting op de hoofdwegenstructuur rechtstreeks mogelijk. Op andere bestemmingen met een mogelijkheid voor de vestiging van bedrijven kan dit niet.

Kringloopwinkels (2014)

Volgens de Detailhandelsvisie 2014 is detailhandel toegestaan op locaties met een detailhandelsbestemming. Kringloopwinkels vestigen zich in de praktijk echter eerder op bedrijventerreinen vanwege het volumineuze karakter en de relatief lagere huurprijs dan in winkelcentra. Er zijn in Almere drie kringloopwinkels gevestigd: op De Steiger, op Markerkant en op Frezersplaats. De kringloopwinkel op Poldervlak is begin 2014 afgebrand. In vergelijking met de definitie zoals die is opgenomen in de Detailhandelsvisie Almere 2014 zijn de termen 'breed assortiment' en 'om niet' toegevoegd, mede om het verschil te benadrukken met een 'gewone' tweedehandswinkel. Door de brede opzet van deze specifieke bedrijfstak is het wenselijk dat hiervoor ook ruimte wordt geboden buiten de winkelcentra. De typen bedrijventerreinen waar kringloopwinkels zich kunnen vestigen worden beperkt tot die bedrijventerreinen die voor consumenten goed bereikbaar zijn en die relatief dicht bij een woonwijk liggen. Daarnaast komen die bedrijventerreinen in aanmerking waar de bedrijven qua aard van de bedrijfsactiviteiten niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering met de komst van een kringloopwinkel. Kringloopwinkels moeten geen negatieve ruimtelijke effecten veroorzaken op de bedrijfsomgeving waar deze gevestigd zijn. Daarom komen de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen (zoals in de GVV van 2010 genoemd) hier voor in aanmerking. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) en de bedrijventerreinen Stichtsekant, Hollandsekant en Sallandsekant (logistiek) komen hiervoor niet in aanmerking. Elke vestiging dient fysiek en verkeerskundig inpasbaar te zijn. Parkeren, laden, lossen en manoeuvreren dient op eigen terrein plaats te vinden.
Dit betekent voor het plangebied dat op het binnenstedelijk bedrijventerrein Draaiersplaats kringloopwinkels zijn toegestaan. Het terrein is namelijk goed bereikbaar voor consumenten en ligt relatief dicht bij een woonwijk. Ook de aanwezige bedrijven zullen niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Op andere gemengde bestemmingen zijn kringloopwinkels in beginsel niet toegestaan, behalve bij uitzondering via een opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Werken in de wijk (2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd. Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt. Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte. Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Voor het plangebied betekent dit dat 50% van het oppervlak van een woning gebruikt mag worden voor aan huis gebonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Er zijn geen kansenzones aangewezen. Op grond van de Detailhandelsvisie Almere 2014 mag binnen deze 50% 25 m2 worden gebruikt voor detailhandel.

3.4 Groene stad

Waterplan Almere (2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden. Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Voor het plangebied betekent dit dat in overleg met het Waterschap een watertoets wordt uitgevoerd.

Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan (2011-2016)

Per 1 januari 2008 is er veel veranderd voor alle gemeenten, met de Wet gemeentelijke watertaken. De nieuwe wetgeving stelt gemeenten beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van watervraagstukken in bebouwd gebied. Gemeenten hebben zorgplichten voor de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en grondwater. De gemeente moet hiermee rekening houden bij het opstellen van haar Gemeentelijk Riolering Plan (GRP). De gemeente heeft drie zorgplichten:

  • 1. de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater (Wet Milieubeheer);
  • 2. de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater (Waterwet);
  • 3. het treffen van maatregelen in het openbaar gebied teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken (Waterwet).

De noodzaak tot actualisatie en verbreding van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is aangegrepen om de bestaande beleidsdocumenten op het gebied van water te integreren en de samenhang in de waterhuishouding te verstevigen:

  • 1. Waterplan Almere (visie)
  • 2. Regionale bestuursovereenkomst stedelijk water
  • 3. Flevoland Maatwerkovereenkomst (hier is het B&O plan stedelijk water onderdeel van)
  • 4. Beleidskader onderhoud kapitaalgoederen
  • 5. Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
  • 6. Nationaal Bestuursakkoord Water
  • 7. Bestuursakkoord Waterketen

Het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan Almere 2011-2016 bundelt de hoofdlijnen van deze beleidsdocumenten en geeft daarmee structuur en samenhang aan de gemeentelijke waterhuishouding. Met dit Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan wordt nogmaals de visie uit het waterplan bevestigd.

Het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten uit het Gemeentelijke Waterhuishoudingsplan.

Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)

Het beleidsplan 'wandelen en hardlopen 2003-2010' is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juni 2003. Hierin staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden. Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreëerd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars.

Voor het plangebied betekent dit dat bestaande wandel- en fietspaden in het gebied een passende bestemming krijgen. Onder andere maakt een deel van de bestaande routes deel uit van het Rondje Weerwater, dat met name door hardlopers wordt gebruikt.

Waterstad Almere. Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)

Het doel van het toeristisch recreatief beleidsplan is het verder in gang zetten van de toeristisch recreatieve ontwikkeling van Almere. Het aanbod van toeristisch recreatieve voorzieningen dient minimaal evenredig te zijn aan het aantal inwoners van Almere. Er wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie van voorzieningen en investeringen. De interne en externe bereikbaarheid van gebieden en voorzieningen dient gewaarborgd te zijn. Op plekken waar de stadscorridors overige vormen van verkeer (autowegen, vaarwegen, openbaar vervoer) kruisen, ontstaan knooppunten. Deze knooppunten zijn de aantrekkelijkste vestigingsplaatsen voor toeristisch recreatieve voorzieningen. Zo ontstaat een ruimtelijk spreidingspatroon welke op een kaart is weergegeven in het beleidsplan.

Om aan de doelstellingen van deze nota te kunnen voldoen, zullen onder meer kleinschalige watersportvoorzieningen moeten worden gerealiseerd, zoals aanlegplaatsen, waterfronten met stranden, boulevards, verhuur van kano's en waterfietsen (thema Waterstad). Bij de flats aan de westoever van het Weerwater en bij de wijk De Fantasie zijn kleine aanleghavens aanwezig die voor waterrecreatie te gebruiken zijn. Ook kan Almere uitgroeien tot een stad met een uitstekend sportklimaat. Aanvulling van het bestaande voorzieningenniveau met multifunctionele sportaccommodaties is wenselijk (thema Sportstad). Almere is trendsetter op gebied van moderne stedenbouw, architectuur en landschapsbeeld. Uitbouw van dit thema door specifieke projecten kan bijdragen aan de toeristisch recreatieve attractie van de stad. In dit kader is de wijk De Fantasie belangrijk.

Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)

Almere heeft de vrijetijdssector veel te bieden en wil de kansen niet laten liggen maar juist benutten. De vrijetijdssector is goed voor de kwaliteit van de stad en het imago. Bovendien trekken vrijetijdsvoorzieningen bezoekers en wordt met de ontwikkeling van de vrijetijdssector de werkgelegenheid vergroot en het investeringsklimaat verbeterd.

De kansenkaart is opgesteld in samenwerking met de Stichting Leisurebelang Almere (SLBA) en Almere City Marketing (ACM). In de kansenkaart zijn 16 locaties in de stad aangewezen waar kansen liggen voor de ontwikkeling van vrijetijdsvoorzieningen. De locaties zijn geen volledige opsomming. Op de kaart zijn met name de locaties in het groen en aan het water opgenomen.

Het Weerwater is één van de locaties die in de kansenkaart is opgenomen. Dit vanwege de komst van de Floriade en de verbreding van de A6. Mogelijke vestigingen of activiteiten die worden genoemd zijn: sportieve activiteiten, jachthaven en andere wateractiviteiten (bv. bootverhuur, waterfietsen, kano's) en horeca. In het plan zit een haventje met een horecavoorziening. Ook een strand maakt deel uit van het plangebied. Op het Weerwater rust de bestemming 'water' wat mogelijkheden biedt voor recreatie. Concrete nieuwe initiatieven zijn er echter nog niet en zijn dus niet meegenomen in het plan.

Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022

Almere biedt volop kansen voor de ontwikkeling van een sterke toeristisch-recreatieve sector. De markt ziet veel mogelijkheden en het is tijd daarop in te spelen. De agenda is gericht op meer bezoekers, bestedingen en grotere naamsbekendheid. De rol van de gemeente is vooral faciliterend maar ook aanvullend en investerend. Deze agenda borduurt voort op de Kansenkaart Vrijetijdseconomie door focus te geven en vervolgstappen te maken. Er zijn een drietal strategieën uitgewerkt:

  • 1. Placemaking: vier gebieden doorontwikkelen tot volwaardige toeristisch recreatieve bestemming: focus leggen, duidelijkheid. Het gaat om Almere Centrum, kustzone Almere Poort, Boswachterij Almeerderhout/ Kemphaan en Oostvaardersplassen.
  • 2. Thematische versterking: bepaalde toeristische thema's beter en slimmer onder de aandacht te brengen. Het gaat om shoppen, architectuur, waterrecreatie, natuurbeleving en evenementen.
  • 3. Samenwerking en organisatie: netwerken optimaal benutten.

Het plan past in deze Agenda.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken. De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0026.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers. Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie. De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk. Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

Het Weerwater en de grachten zijn op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'water'. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik van de plassen, vaarten en hun oevers wordt gevormd door natuurbeleving, varen, zwemmen, recreatie en sport. In de oevers bevinden zich prachtige plekken voor eten en drinken en cultuur (incl. bijbehorende bebouwing). Het fietspad vanaf Gooisekant dat via het Radiopad, de Vaalsgracht, overgaat in het Rondje Weerwater, de Alkmaar, Vaals- en Breukelengracht en de Olstgracht (onderdeel van de verbinding Stadshart-Noorderplassen West) zijn op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'recreatieve verbindingen'. Als kenmerkend gebruik is aangegeven dat de recreatieve functie van de fiets-, wandel-, en vaarroutes kan worden ondersteund met functies zoals eten en drinken, kunst of cultuur. Het Weerwater en de grachten hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Water' gekregen. Binnen de bestemming zijn naast water(berging) ook toegestaan: waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeer en vervoer over water, kunstwerken, natuurlijke oevers en groenvoorzieningen. Ook worden binnen de bestemming zaken toegestaan die in aangrenzende bestemmingen ook worden toegestaan, zoals kunstobjecten, straatmeubilair, speelvoorzieningen, voet-en fietspaden en bermen. Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Concept Structuurvisie Almere 2.0, Waterplan Almere en Waterstad Almere Toeristisch recreatief beleidsplan) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) wordt binnen de bestemming 'Water' ook ruimte geboden voor aanleggelegenheid, steigers, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en evenementen. Het doorgaande netwerk van watergangen, openbare paden en routes blijft bij realisatie van deze functies behouden. De functies voorzien in (recreatieve) bestemmingen en stedelijke momenten

Het J.M. den Uylpark is als park aangeduid. Kenmerkend gebruik is wandelen, fietsen, spel, tijdelijke activiteiten, eten&drinken en cultuur. Doordat parken vaak een beperkt oppervlak en open karakter hebben, bieden ze bij voorkeur ruimte aan lokale initiatieven van kleine of middelgrote omvang (ook met bebouwing). Beheerderwoningen zijn mogelijk, maar in de parken wordt geen bebouwing met primair een woonfunctie gerealiseerd. Het Den Uylpark heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen' en 'Cultuur en Ontspanning (de kinderboerderij) gekregen. De functies die op grond van deze bestemming zijn toegestaan, hebben allen een relatie met het groen.

Het voormalige manifestatieveld aan de Amsterdamweg (nu park/ playground) en het gebied met daarin de Annatuinen, het Bok de Korversportpark en de scholengemeenschappen het Baken Trinitas en Eduvier zijn als voorzieningenpark aangewezen. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik is en bestaat uit sport, landbouw, evenementen binnen een groene omgeving. Het voormalige manifestatieveld is behalve een open terrein dat voor verschillende evenementen kan worden gebruikt, ook deels ingericht met sport- en speelvoorzieningen, zoals tennisbanen, basketbalvelden, voetbalkooi en een sporthal met kleinschalige horeca. Dit is bestemd voor 'groen', 'evenementen' en 'maatschappelijk'.

Het zuidelijk deel van het plangebied is aangeduid als 'bos' (het Spanningsveld). Deze gebieden zijn dichte groengebieden, vormen de tegenhanger van het stedelijk gebied en hebben een recreatieve betekenis. Kenmerkend gebruik is natuurbeleving, wandelen, fietsen, educatie, recreatie en cultuur.

Eventuele nieuwe initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Water' of 'Bos' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

Programmaplan Energie Werkt! (2015)

Almere heeft de ambitie om in 2022 energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018. Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:

Werklijn 1 Zon

In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.

Werklijn 2 Warmte

Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.

Werklijn 3 Wind

Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners en/of bedrijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland.

Werklijn 4 Scholen en verenigingen

In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.

Werklijn 5 Bewoners en bedrijven

Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.

Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en via afwijking kleine windmolens op of aan gebouwen mogelijk.

Ecologisch Masterplan (2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.

Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABMNQ01-vg01_0027.png"

Voor het plangebied betekent dit dat het J.M. den Uylpark en gebied met daarin de Annatuinen, het Bok de Korversportpark en de scholengemeenschappen Baken Trinitas en Eduvier zijn aangeduid als bestaande ecologische verbindingszone. Met name uitgangspunt 2 is van belang. Het Den Uylpark is ook aangeduid als 'droog brongebied voor de natuur'. Dit gebied moet kwalitatief worden versterkt en planologisch veilig gesteld om de aanwezigheid van flora- en faunasoorten te bevorderen. Dit betreft uitgangspunt 3. Concrete plannen van aanpak of acties hiertoe zijn nog niet opgesteld.

3.5 Veiligheid

Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces) (2003)

In de Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk. De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op afwijkingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland. De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Voor het plangebied zijn de veiligheidsaandachtspunten verkeersveiligheid, fysieke en externe veiligheid van belang bij nieuwe ontwikkelingen.

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen. Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven. Het vuurwerkbeleid is in 2009 vertaald in een paraplubestemmingsplan, genaamd 'parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk'.

Voor het bestemmingsplan is in de parapluherziening geregeld dat de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk onder voorwaarden is toegestaan op bedrijventerrein Draaiersplaats en op een deel van het winkelcentrum 's-Hertogenboschplein.

3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)

De Toekomstvisie Vrije tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:

  • 1. het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
  • 2. het versterken van de identiteit van de stad.

De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:

  • 1. Het huis uit, de wijk in;
  • 2. Verbinden en versterken;
  • 3. Volwaardige stad in de regio.

Om een hechte samenleving te bereiken, dient zonder aarzelen te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

Het bestemmingsplan past in de doelen die in deze visie worden nagestreefd.

Sportnota 2013-2016 (2013)

Deze nota geeft de speerpunten en doelstellingen voor het sportbeleid voor 2013-2016 weer. "Almere: sportieve stad!" is de hoofddoelstelling of missie van het Almeerse sportbeleid voor 2013-2016. Via zeven speerpunten en bijbehorende doelstellingen streeft Almere er naar om de hoofddoelstelling te realiseren. Deze speerpunten zijn:

  • 1. Laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis.
  • 2. Integrale samenwerking sport en andere terreinen.
  • 3. Kwalitatief hoogwaardige sportaccommodaties.
  • 4. Vitale sportverenigingen.
  • 5. Talent.
  • 6. Topsportaccommodaties.
  • 7. (Top)sportevenementen.

Voor het plangebied betekent dit dat de sport- en spelvoorzieningen op het manifestatieterrein, het Bok de Korversportpark en tegenover het Baken Trinitas college bijdragen aan speerpunten 1 en 2. Ook de groene gebieden, zoals het J.M. den Uylpark, kan extensief worden gespeeld of gesport. De wandel- en fietspaden in het plangebied kunnen worden gebruikt voor onder meer wandelen, fietsen, skaten of hardlopen.

Inrichting schoolpleinen (1999)

Op 30 maart 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders kennis genomen van de "Rapportage Werkgroep schoolpleinen". Mede op basis van deze rapportage heeft het college besloten dat schoolpleinen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school dienen te zijn. Tevens is een regeling getroffen met de schoolbesturen over de verdeling van de kosten voor aanleg en onderhoud van de schoolpleinen.
Voor het plangebied betekent dit dat schoolpleinen expliciet als "speelterrein" worden toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Maatschappelijk".

Nota 'Evenementen in Almere' (2015)

Almere is een evenementenstad: jaarlijks worden diverse evenementen georganiseerd, van buurtbarbecues, straatfeesten tot grootschalige evenementen. De nota is opgesteld om evenementen goed en veilig te kunnen organiseren, rekening houdend met de belangen van omwonenden en economische, sociale en promotionele belangen. De nota geeft het beleidskader over wat op welke locatie georganiseerd mag worden onder welke voorwaarden. Er is een lijst van 18 locaties opgenomen waar met enige regelmaat evenementen plaatsvinden. Deze lijst is niet uitputtend; op andere locaties zijn ook evenementen mogelijk die per geval worden beoordeeld. In het betreffende bestemmingsplan is bepaald of evenementen op een bepaalde locatie planologisch zijn toegestaan. Aspecten die bij de beoordeling van het al dan niet toestaan van evenementen een bepalende rol spelen zijn orde en veiligheid waaronder verkeersveiligheid, geluid, afval en verontreiniging en volksgezondheid. Ten aanzien van geluid is gekozen voor een systematiek van spreiding, normering en handhaving van geluiddragende evenementen. Geluiddragende evenementen zijn nadelig voor het woon- en leefklimaat maar zijn aanvaardbaar indien het incidentele activiteiten zijn, onderscheid wordt gemaakt tussen dag-, avond- en nachtperiode en maatregelen worden genomen om binnen gestelde marges de overlast zoveel mogelijk te beperken. Onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen evenementen die een zware belasting vormen voor het woon- en leefklimaat en overige evenementen met geluid.

Voor het plangebied betekent dit dat het voormalige manifestatieveld aan de Amsterdamweg niet in de Nota is vermeld. Wel is het terrein op grond van het bestemmingsplan 'Stedenwijk 2003' als manifestatieveld bestemd. Het mag daarom gebruikt worden voor recreatieactiviteiten en festiviteiten als een kermis, circus en muziekuitvoeringen. Dit wordt in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen. Voor het mogen houden van een evenement is een (evenementen)vergunning nodig in het kader van de APV.

Archeologiebeleid

Archeologienota (2016)

Almere voert een actief beleid inzake de archeologische monumentenzorg, gericht op

  • het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 7 april 2016 heeft de raad dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van het door de raad vastgestelde beleid gelijktijdig vastgesteld. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988. Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf 3.3.1 van de plantoelichting). De onderzoeksplicht geldt alleen, indien aan twee voorwaarden is voldaan:

  • 1. de voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een afwijking; en
  • 2. de betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of woningen.

De inzet van beschikbare middelen van de gemeente inzake monumentenzorg richt zich op gebieden, waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen. Voor ingrepen of wijzingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet worden geweigerd, indien de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

Archeologieverordening (2016)

In de Archeologieverordening 2016 is vastgelegd hoe Almere omgaat met behoudenswaardige archeologisch vindplaatsen en voor welke terreinen een archeologische vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Onderscheid wordt gemaakt tussen de dubbelbestemmingen “Waarde-Archeologie 1 t/m 6”.

  Archeologisch relevante laag   Horizontale vrijstelling   Verticale vrijstelling  
Waarde 1   wad- en kwelderafzettingen, dekzand   500 m²   150 cm  
Waarde 2   dekzand   500 m²   100 cm  
Waarde 3   dekzand   500 m²   50 cm  
Waarde 4   oeverwallen/ rivierduinen   100 m²   50 cm  
Waarde 5   behoudenswaardige vindplaats   geen   geen  
Waarde 6   buitendijks   25.000 m²   geen  
Vrijgesteld   nvt   nvt   nvt  

Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met afwijkingen en uitzonderingen. De eventueel vergunningsplichtige gebieden en behoudenswaardige vindplaatsen worden beschermd door een archeologievergunning (zie voor een uitgebreidere beschrijving hiervan paragraaf 3.3.1 (bestemmingsregeling). De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden, indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren.

Archeologisch waardevolle terreinen (Waarde-archeologie 5) zijn gebieden, waar op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Uitgangspunt is om aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer. Voor de inpassing geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden. Buiten de vastgestelde archeologisch waardevolle gebieden liggen gebieden, waar archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.

Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van de Erfgoedwet (voorheen artikel 53 van de Monumentenwet 1988). De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat zowel de waardevolle terreinen als de vergunningsplichtige gebieden (als vermeld op de ABA) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moeten worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

Een groot deel van het plangebied van het bestemmingsplan 'Stedenwijk en Weerwater Noord' is aangemerkt als gebied waar behoudenswaardige archeologische waarden aangetroffen zouden kunnen worden. Deze zijn conform het archeologisch beleid via een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 beschermd, zodat er eerst onderzoek gedaan moet worden alvorens gebouwd kan worden of aanleg van werken kan plaatsvinden bij bouwwerken groter dan 500 m2. De rest van het gebied is vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht, omdat deze gronden zijn bebouwd of bebouwd zijn geweest dan wel sprake is van een zodanige verstoring dat de te verwachten archeologische waarden niet aangetroffen zullen worden.

3.7 Overig niet relevant beleid

Ander beleid is wel beoordeeld maar niet relevant voor het plangebied. Het gaat om:

  • Visie cultuur (2012)
  • Cultuurnota 2013-2016 (2012)
  • Samenhangend jeugdbeleid 'jonge stad, stad voor jongeren en jeugd (2005)
  • Sociale structuurschets 'almere mensenwerk'
  • Steentijdwildernis in Almere. Visie en toolbox voor invulling, visualisatie en gebruik van steentijdvindplaatsen (2012)
  • Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)

Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Flexibiliteit

De lijst zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de lijst. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 3 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende categorieën onderscheiden:

Categorie 1 Ondergeschikte horeca

Een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.

Het betreft horeca die plaatsvindt binnen een andere hoofdfunctie en die ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

Categorie 2 Logies en zaalaccommodatie

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten. 

Het betreft horeca waarin de mogelijkheid voor nachtverblijf of zaalverhuur voor vergaderingen of congressen wordt geboden, of een combinatie daarvan.

Categorie 3 Lichte horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- of theehuis.

Het betreft horeca waarin vooral maaltijden of etenswaren kunnen worden gekocht en genuttigd en die vooral overdag en ’s avonds geopend zijn.

Categorie 4 Middelzware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische)dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé.

Het betreft horeca waarin vooral (alcoholische) dranken kunnen worden genuttigd en die ook ’s nachts geopend kunnen zijn.

Categorie 5 Zware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholische) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren of maaltijden, zoals een discotheek/bar-dancing/danscafé of een partycentrum.

Het betreft horeca waarin vooral gelegenheid wordt geboden voor het luisteren naar muziek, dansbeoefening of het nuttigen van (alcoholische) dranken, etenswaren of maaltijden, of een combinatie daarvan.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horecaactiviteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 4 naar 3, maar ook van categorie 5 naar 4. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.