direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Appartementen Sluis Almere Haven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

Met het bestemmingsplan wordt een ontwikkeling van 32 appartementen in een gebouw van 5 of 6 bouwlagen mogelijk gemaakt. Ter plaatse van de locatie aan de Sluis in Almere-Haven is een parkeerplaats gelegen. Deze parkeerplaats heeft op basis van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Haven' de bestemming 'Verblijfsgebied'. Onder deze bestemming is het niet mogelijk om woningen mogelijk te maken. Om deze reden wordt een planologische procedure in de vorm van een bestemmingsplanprocedure doorlopen om de ontwikkeling van 32 woningen mogelijk te maken.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied wordt begrensd door parkeergarage Sluis en de straat Sluis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0001.png"

Figuur 1.1 plangebied rood omlijnd

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Met dit bestemmingsplan worden de geldende bestemmingsplannen voor dit gebied geheel vervangen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:

Plannummer   Plannaam   Vastgesteld   Onherroepelijk  
BP1AN01   Centrum Almere Haven   16 juni 2005   24 januari 2007  

Op onderstaand figuur is het plangebied weergeven. Het betreft het witte vlak met de bestemming 'Verblijfsgebied'. De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Verblijfsgebied', zijn bestemd voor wegen met een fuctie voor verblijf en verplaatsing, waaronder fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen en andere voorzieningen ten behoeve van de (ondergrondse) afvalinzameling, kunstobjecten, haltevoorzieningen, overkappingen, kiosken, nutsvoorzieningen, speel- en groenvoorzieningen en water.

Woningen zijn niet toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een actueel planologisch kader om de ontwikkeling mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0002.png" Figuur 1.2 vigerend bestemmingsplan 'Centrum Almere Haven'


1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkeling (hoofdstuk 2) worden de bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende beleidskader ( hoofdstuk 4) en de omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Planlocatie

De projectlocatie bevat de gronden, waaronder het parkeerterrein, aan de Sluis in Almere-Haven. De parkeerplaats biedt plaats voor auto's uit de buurt en wordt vervangen door een woongebouw van 5 tot 6 bouwlagen. De projectlocatie is gelegen naast de openbare parkeergarage en is omgegeven door woonobjecten, met hier en daar ruimte voor winkels en overige detailhandel. Aan de Kruisstraat is een supermarkt gelegen. De projectlocatie is onderdeel van het centrum van Almere-Haven, een wijk binnen de stad Almere. De gemeente is voornemens om de parkeergarage te herontwikkele renoveren en te verbouwen. In de parkeergarage is ook plaats voor de parkeerbehoefte van de appartementen aan de Sluis. In voorliggend bestemmingsplan wordt deze ontwikkeling echter niet meegenomen.

De voorgenomen locatie is op onderstaande figuur weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0003.png"

Figuur 2.1: Ligging plangebied (bron: www.maps.google.nl)

2.2 Karakteristieken plangebied

Het plangebied is gelegen in het centrum Almere Haven. In het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt. Met een hoogte variërend van vijf tot zes bouwlagen is de ontwikkeling passend aan de parkeergarage en overige bestaande bebouwing in de omgeving.

Ten zuiden van het plangebied is de Sluiskade gelegen met een gemeente haven. Tevens ligt hier de Gooimeerdijk die in het beheer is van het Waterschap Zuiderzeeland.

2.3 Nieuwe ontwikkelingen

Met dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van een woongebouw van 5 tot 6 bouwlagen mogelijk gemaakt. De ontwikkeling beslaat 32 appartementen, voornamelijk uit het middensegment. Dit kan koop of huur zijn. De ontwikkeling beslaat een oppervlakte van 1269 m2. In het bestemmingsplan is hiervoor de bestemming 'Wonen' gegeven.

Overige ontwikkelingen in de directe omgeving

Ontwikkeling parkeergarage Sluis

De parkeergarage Sluis wordt gerenoveerd en verbouwd, waardoor ruimte wordt geboden voor 250 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte van de woningbouwontwikkeling aan de Sluis wordt opgevangen door de renovatie van de parkeergarage. De renovatie van de parkeergarage is geen onderdeel van deze bestemmingsplanprocedure.

Ontwikkeling Kruisstraat Vomar Voordeelmarkt

Boven op de Vomar Voordeelmarkt aan de Kruisstraat wordt een bouwlaag gebouwd, waarin ruimte wordt geboden voor minimaal 23 appartementen. De bouwlaag die reeds op de Vomar Voordeelmarkt gevestigd is, werd gebruikt als kantoorfunctie. Deze laag wordt gesloopt en vervangen voor de laag met woningen. Voor deze ontwikkeling wordt een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Opzet van de planregels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • Hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.


Flexibiliteitsbepalingen
In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Wijzigingsregels en afwijkingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene wijzigingsregels of algemene afwijkingsregels). Bij afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk aan de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

3.2.1 Wonen

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, bergingen, fietsenstallingen e.d. zijn toegestaan op deze bestemming.

Binnen de woonbestemming is volgens de bestemmingsomschrijving de functie wonen toegestaan en niet een of meer woning(en). Een woning is volgens de begripsbepalingen: een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm. Als slechts woningen zouden zijn toegestaan binnen de bestemming, zijn alleen gebouwen bestemd voor één huishouden toegestaan. Dit is niet wenselijk, omdat ook appartementencomplexen of meergezinshuizen (gebouw met meerdere huishoudens) mogelijk moeten zijn. Binnen een bestemmingsvlak 'wonen' geldt daarom geen beperking voor het aantal woningen (gebouw bestemd voor één huishouden), tenzij anders aangegeven.

De maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven ten opzichte van NAP. Het peil is in het plangebied gelijk aan het NAP. Dit zorgt voor een maximale bouwhoogte van 17 meter ten opzichte van NAP. Vanaf het maaiveld is een gebouw van maximaal 19 meter mogelijk.

Mechanisch ventilatiessysteem

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is op advies van de Veiligheidsregio Flevoland en de GGD Flevoland een planregel ten aanzien van een mechanisch ventilatiessysteem opgenomen. Hitte, rook of schadelijke gassen die bij een calamiteit kunnen vrijkomen kunnen ook de veiligheid van het binnenmilieu van een gebouw bedreigen. Dit geldt ook voor buiten een in een brand- of explosievoorschriftengebied gelegen gebouwen. In het vierde lid is daarom geregeld dat een mechanische ventilatievoorziening bij een externe calamiteit handmatig moet kunnen worden uitgeschakeld. Als de stekker van de mechanische ventilatievoorziening voor de gebruiker bereikbaar is, dan is de mogelijkheid om de stekker uit het stopcontact te halen, voldoende om aan de eis te kunnen voldoen. Hetzelfde kan worden bereikt met een afzonderlijke (groeps-) schakelaar voor de ventilatievoorziening in een meterkast of op een centraal bedieningspaneel in bijvoorbeeld de hal van een kantoorgebouw. In geval van collectieve ventilatievoorzieningen kan bijvoorbeeld aan de eis worden voldaan als een beheerder (bijvoorbeeld een conciërge of receptionist) van het gebouw de ventilatievoorziening kan uitschakelen.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

3.3.1 Waterstaat - Waterkering

De gronden die zijn aangewezen zijn voor “Waterstaat - Waterkering" zijn naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen primair bestemd voor een waterkering: het gaat hier om de Gooimeerdijk die mede voor verkeer en groen is bestemd.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In Artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In Artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In Artikel 5 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikellid 6.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte delen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikellid 6.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Afwijkingsregels

In Artikel 7 zijn afwijkingsregels opgenomen. De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Overige regelingen

In artikellid 8.1 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In Artikel 10 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In Artikel 11 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In de onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in dit bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze documenten zijn daarom niet in de tabel hieronder opgenomen.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid      
Nationale Omgevingsvisie   Nationaal beleid, waarin nationale uitgangspunten voor woningbouw zijn opgenomen.   Het bestemmingsplan voldoet aan de nationale belangen uit de Nationale Omgevingsvisie.  
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)   Ladder voor duurzame verstedelijking   Voor de realisatie van 32 appartementen dient de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden. Aangetoond dient te worden dat er regionale behoefte bestaat aan de voorgenomen ontwikkeling. Deze motivering vindt plaats in paragraaf 5.1 Planologie.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines en radarinstallaties.  
Provinciaal en regionaal beleid      
Omgevingsvisie Flevoland Straks   Algemeen beleid van de Provincie Flevoland, waarin strategische ambities zijn opgenomen voor woningbouwontwikkeling en duurzaamheidsambities.   De beoogde ontwikkeling sluit aan en bouwt verder op de strategische ambities die zijn genoemd in de Omgevingsvisie FlevolandStraks. Er worden hierdoor geen belemmeringen verwacht.  
Omgevingsprogramma Flevoland   Uitwerking van de Omgevingsvisie Flevoland Straks.   De ontwikkeling van het woongebouw sluit goed aan bij de kernpunten bij het Omgevingsprogramma Flevoland.  
Omgevingsverordening Provincie Flevoland   In de Omgevingsverordening van provincie Flevoland zijn alle regels vastgelegd die de provincie hanteert op het gebeid van onder andere wegen, water, milieu, bodem, natuur, wonen en ruimte.   De ontwikkeling betreft een binnenstedelijke ontwikkeling, waarbij geen provinciale belangen geraakt worden.  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)     Archeologisch aandachtsgebied   Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 voor archeologisch waardevolle gebieden zoals aangegeven op de laatst vastgestelde versie van de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA).  
Waterbeheerplan 2016-2021   Het waterbeheerplan beschrijft hoe het waterschap nu en in de toekomst blijft zorgen voor
waterveiligheid en voor voldoende en schoon water.  
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan. In paragraaf 5.5 is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen  
Gemeentelijk beleid      
Omgevingsvisie Almere 2017   Algemene visie van de gemeente Almere voor ontwikkelingen binnen de gemeente.   Het plangebied maakt deel uit van de ruimtelijke hoofdstructuur "centrum" en gedeeltelijk "woon(werk)gebied". Voorgenomen ontwikkeling betreft een nieuwe ontwikkeling van woningen die
passend zijn in het centrum van Almere Haven.  
Almere Principles   Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle tocradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld.   Met voorliggend bestemmingsplan wordt voldaan aan deze uitgangspunten.  
Woonvisie 2020-2030   In de Woonvisie zijn de woonambities tot 2030 opgenomen.   De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een de ontwikkeling van 32 woningen in het middensegment, huur of koop. Hiermee wordt een directe bijdrage geleverd aan de doelstelling om in de periode van 2020 tot 2030 24.500 woningen te realiseren en wordt voorzien in de benodigde voorzieningen.  
Stedelijk Woningbouwprogramma Almere 2021-2024   Actieprogramma van de Woonvisie 2020-2030.   Er is een grote behoefte aan woningen in het middensegment in Almere Haven. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de oplossing van deze behoefte.  
Havenhart 2.0 Samen-leven in Haven Visie 2040 en Aanpak 2020-2040   Visie over de toekomst en aanpak in Almere Haven op verschillende thema's, waaronder woningbouw.   Met voorliggend bestemmingsplan worden 32 appartementen gerealiseerd, die zich in het middensegment huur of koop begeven. Deze appartementen dragen bij aan de differentatie van woningen in het centrum van Almere Haven en dragen bij aan de oplossing van de behoefte van 2.500 woningen.  
Visie Ecologie 2020 - bouwen met natuur   Almere stelt acht doelen om een groenblauwe stad te creëeren met veelzijde natuur.   Het bestemmingsplan is in lijn met de uitgangspunten uit de Visie Ecologie 2020.  
Duurzaamheidsagenda   In de Duurzaamheidsagenda beschrijft de gemeente Almere haar ambities en de doelstellingen voor het duurzaamheidsbeleid voor de komende jaren en geeft richting aan de duurzame ontwikkeling van de stad.   De appartementen worden gasloos opgeleverd en het gebouw voldoet aan de BENG-eisen. Daarnaast wordt voldaan de norm TemperatuurOverschrijving juli (TOjuli), waardoor oververhitting wordt voorkomen. Er wordt voldaan aan de doelstellingen uit de Duurzaamheidsagenda.  
Waterplan Almere 2017-2022   In het Waterplan Almere 2017-2022 is het beleid van de gemeente ten aanzien van water tot 2022 opgenomen.   Voor het plangebied betekent dit dat in overleg met het waterschap een watertoets is uitgevoerd. De
bijbehorende waterparagraaf staat beschreven in paragraaf 5.5.  
Almere Mobiliteitsvisie 2020-2030   De mobiliteitsvisie verbindt de opgaven van de groeiende stad, de noodzaak van schonere en
duurzamere mobiliteit en de kansen die nieuwe vormen van mobiliteit biedt.  
De beoogde ontwikkeling betreft een beperkte ontwikkeling die niet zal bijdragen aan de mobiliteitsvisie maar ook zeker de doelen uit deze visie niet zal belemmeren. Zo zal de ontsluiting van het gebied zal nagenoeg ongewijzigd blijven.  
Nota Parkeernormen 2020   Met de nota parkeernormen beschrijft de gemeente Almere het kader ten aanzien van het aantal te realiseren parkeerplaatsen voor fiets en auto bij nieuwbouw, verbouw of transformatie.   Voor de beoogde ontwikkeling is getoetst aan de Nota Parkeernormen 2020. In paragraaf 5.3 is dit nader uitgewerkt.  
Welstandsnota 2018   In de welstandsnota zijn criteria
opgenomen waaraan bouwplannen worden getoetst. Deze bouwplannen dienen te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'.  
De ontwikkeling is getoetst aan de eisen van welstand, die geldt binnen het gebied 'centrum'.  
Detailhandelsvisie Almere 2020   Deze visie geeft het beleid ten opzichte vestiging van detailhandel in Almere weer.   In het bestemmingsplan is geen detailhandel beoogd.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016)   Voor de binnendijkse gebieden: Behoud van een representatieve steekproef van archeologische waarden uit de Steentijd. Dit vertaalt zich in een onderzoeksplicht in selectiegebieden voor bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm (ten opzichte van het maaiveld)   Uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische vondsten worden verwacht.  
Archeologieverordening (2016)   Bescherming archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden overeenkomstig de verordening   Uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische vondsten worden verwacht.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving onder andere op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Planologie

De Ladder voor duurzame verstedelijking is als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

5.1.1 Wettelijk kader

De Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Bro. Artikel 1.1.1. definieert relevante begrippen:

  • 1. Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;
  • 2. Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.


Artikel 3.1.6 van het Bro:

  • Lid 2: de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  • Lid 3: indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  • Lid 4: een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat het bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
5.1.2 Motivering behoefte

Ter plaatse van het projectgebied wordt een woongebouw voor 5 tot 6 bouwlagen gerealiseerd ten behoeve van 32 appartementen. Er is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen dient te worden. Onderstaand wordt de behoefte aangetoond voor de beoogde woonfunctie.

Wonen
Met de bouw van 60.000 woningen in de periode 2010-2030 moet Almere uitgroeien tot een ecologisch, sociaal en economisch duurzame stad. Tot een complete, diverse en aantrekkelijke stad.

Haven
Het merendeel van de woningen (57%) in Haven staat in een rijtje, 30% van de woningen is gestapeld. Het woonmilieu is een mooi voorbeeld van de smaak rond 1980: een hofjesstructuur met groen en water. De productie in Haven was sinds de oplevering van De Velden de afgelopen jaren beperkt, op de kavels in Overgooi na. De komende jaren moet de productie stijgen naar 100 woningen per jaar, waarvan een aanzienlijk aandeel kavels met particulier opdrachtgeverschap. Naast Overgooi komen er 700 tot 800 woningen in de Kustzone Haven, met de nadruk op koopwoningen, maar ook met een aanzienlijk aandeel sociale huurwoningen.

Haven zal een toename van ouderen kennen, terwijl het aandeel jongeren kleiner wordt. Er is een eenzijdige voorraad van goedkope rijtjeswoningen en appartementen met een hoog corporatiebezit. Ook duur is aanwezig. Het middensegment ontbreekt. De kenmerken van de voorraad veroorzaken een selectieve migratie: mensen die het zich kunnen veroorloven vertrekken uit Haven. Vestigers komen vooral terecht in de wijken met de goedkope voorraad rond het centrum. Inspelen op de vergrijzing moet door woningbouw van verschillende typen en segmenten, deels voor de jonge senioren en dan met name in het betaalbare segment. Daarbij dient te worden aangesloten bij het dorps karakter. Starterswoningen zijn in Haven in kleine getale nodig. De nadruk van woningbouw moet liggen op senioren en doorstromers.

Conclusie
In Almere bestaat een grote opgave: in de periode van 2010 tot 2030 dienen 60.000 woningen gerealiseerd te worden. In Haven zal moeten worden ingespeeld op de vergrijzing door woningen te realiseren in verschillende typen en segmenten, deels voor jonge senioren en met name in het betaalbare segment. De voorgenomen ontwikkeling sluit hierbij aan, de 32 appartementen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan zijn geschikt voor verschillende doelgroepen, die woningen zoeken in het middensegment.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

5.2 M.e.r.-beoordeling

5.2.1 Kader

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieube-heer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.

De voorgenomen ontwikkelingen kan gezien worden als een stedelijk ontwikkelingsproject.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0004.png" Figuur 5.1: relevant onderdeel D. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de wet van toepassing is.

5.2.2 Betrekking tot het plan

De beoogde ontwikkeling valt niet binnen de richtwaarden van het Besluit m.e.r. ten aanzien van projecten waarbij milieusignificantie een rol speelt (kolom 2). De aard en omvang van het beoogde initiatief is zeer beperkt t.o.v. de richtwaarden van het Besluit m.e.r.. Belangrijke nadelige gevolgen in het kader van het Besluit m.e.r. voor het milieu zijn dan ook niet te verwachten.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Omdat sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is een aanmeldnotitie opgesteld en ingediend bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag zal hierover een besluit nemen.

Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling volgt dat het project geen aanzienlijke negatieve effecten heeft op milieu. Evenmin is er sprake van een grensoverschrijdend karakter. Bovendien is er geen sprake van een onomkeerbaarheid van het effect. De complexiteit is gering gelet op de omvang van het plangebied. Er zijn geen ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken een MER op te stellen.

De aanmeldnotitie is als (Bijlage 2) bij dit bestemmingsplan gevoegd. Het college B&W heeft reeds een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen en geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu zijn door voorgenomen ontwikkeling (Bijlage 3).

5.3 Verkeerskundige aspecten

In het kader van de beoogde ontwikkeling moet gekeken worden wat de verkeersgeneratie is, wat de parkeerbehoefte is en hoe de ontsluiting geregeld wordt van de nieuwe functie om voldoende parkeerplaatsen te waarborgen en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan.

In de toekomstige situatie worden 32 appartementen gerealiseerd.

Om de verkeersgeneratie van de toe te voegen woningen te kunnen bepalen, wordt gebruik gemaakt van de kencijfers van het CROW (publicatie 317).

Algemeen

In het centrum van Almere Haven vinden veel verschillende ontwikkelingen plaats. Om iets over het parkeren en de parkeerbehoefte te kunnen zeggen is voor heel Centrum Almere Haven een Parkeerbalans gemaakt.

In een parkeerbalans wordt rekening gehouden met het zogenaamde dubbelgebruik. Dat wil zeggen dat één parkeerplaats door verschillende functies gebruikt kan worden op verschillende momenten van de dag. Zo kan een parkeerplaats die overdag gebruikt wordt door een winkelbezoeker, in de avond en nacht gebruikt worden door een bewoner. In de parkeerbalans is gerekend met de parkeernormen zoals die zijn vastgesteld in de Nota Parkeernormen (vastgesteld 17 december 2020). Het paraplubestemmingsplan Parkeren 'overruled' alle parkeernormen die in bestemmingsplannen zijn opgenomen.

Voor het Centrum van Almere Haven betekent dit dat er gerekend is met normen uit zone D en niet met normen zone A zoals die in het BP Kruisstraat worden genoemd. De normen van zone D komen overeen met de normen zoals die voor het grootste gedeelte van Almere in de reguliere bestemmingsplannen is opgenomen. Zone A is bedoeld voor centrumgebieden met een treinstation zoals bijvoorbeeld Centrum Almere Stad en Centrum Almere Buiten.

In onderstaande afbeelding is ter illustratie een uitsnede weergegeven van de verschillende zones in de normentabel uit de Nota Parkeernormen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0005.jpg"

Ontwikkeling Sluis
Voor het toevoegen van 32 appartementen aan de Sluis is voor de openbare ruimte een nieuw inrichtingsplan gemaakt. Daardoor verdwijnen er op maaiveld 23 parkeerplaatsen. Daarnaast zal de Sluisgarage worden verbeterd (o.a. wordt er ingezet op ruimere parkeervakken) waardoor ongeveer 24 parkeerplaatsen vervallen. In totaal verdwijnen er dus een kleine 50 parkeerplaatsen, terwijl er ongeveer 50 woningen worden toegevoegd.

Voor de omgeving van de Sluisgarage is in beeld gebracht wat de parkeerbehoefte is van de aanwezige woningen, kantoren, winkels, horeca, etc. Op het drukste moment van de dag is er vraag naar 145 parkeerplaatsen. Terwijl er in dit gebied ruim 400 parkeerplaatsen beschikbaar zijn (in de Sluisgarage en op maaiveld, inclusief de Havenkom). Er is dus een behoorlijke restcapaciteit. Dat wordt ook bevestigd in het parkeeronderzoek dat eind 2019 is gehouden. Daaruit blijkt dat de maximale bezettingsgraad van de Sluisgarage 38% is. Meer dan de helft van de capaciteit van de parkeergarage wordt dus niet gebruikt.

Wanneer we de ontwikkelingen aan de Kruisstraat en Sluis toevoegen aan de parkeerbalans en het parkeeraanbod verminderen met het aantal parkeerplaatsen dat verdwijnt, blijkt dat op het drukste moment een behoefte bestaat van circa 223 parkeerplaatsen, terwijl er nog ruim 350 parkeerplaatsen aanwezig zijn.

De restcapaciteit die blijft bestaan in de Sluisgarage wordt gebruikt om de parkeerbehoefte van andere ontwikkelingen en transformaties in het centrum van Haven op te vangen.

De parkeerbehoefte is uiteengezet in Bijlage 12. In deze parkeerbalans is de ontwikkeling voorzien in sector 6 en is voor de ontwikkeling uitgegaan van een parkeernorm 1,5 voor koop niet-grondgebonden woningen, waar de ontwikkeling onder valt. In de parkeerbalans heeft daarnaast ook een uitwisseling plaatsgevonden met het nabijgelegen sector 4 om een compleet beeld te schetsen over de restcapaciteit. Met uitwisseling is er nog steeds afdoende parkeergelegenheid om in de ontwikkeling te kunnen voorzien.


Verkeersgeneratie
Aan de hand van de CROW-rekentool kan de verkeersgeneratie beschreven worden. Bij de ontwikkeling aan Sluis vindt worden 32 appartementen gerealiseerd. Ter plaatse aan de Sluis zijn parkeerplaatsen gelegen die verdwijnen.

Uitgaande van het duurste segment (woonprogramma nog niet definitief) en het gebiedstype 'rest bebouwde kom' (geldt volgens de Parkeernormen voor heel Almere) geldt voor de 32 appartementen een mogelijke verkeersgeneratie van 230 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Door de verbouwing van de parkeergarage aan de Sluis (zie parkeerbalans) en het openbaar gebied kan deze toename opgevangen worden. Daarmee leidt de verkeersgeneratie niet tot een belemmering voor de ontwikkeling.

Conclusie
De verkeerskundige aspecten vormen geen belemmering voor de voorgenomen functiewijziging.

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Kader
Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt door de komst van nieuwe woningen.

Milieuzonering is een hulpmiddel bij ruimtelijke planvorming. Het is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt.

In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden gegeven per milieutechnisch aspect, waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie.


Situatie plangebied

Het plangebied is te beschouwen als een gebied waarin woningen mogelijk worden gemaakt. In de omgeving zijn naast woningen ook andere functies, zoals detailhandel, horeca en maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Om deze reden valt het gebied te typeren als een gemengd gebied. Derhalve mogen de richtsafstanden met één afstandstrap verlaagd worden.

Op circa 5,5 meter naast de woningbouwontwikkeling is een parkeergarage gelegen. Een parkeergarage (SBI-code 2008 5221, nr. 1) kent een milieucategorie van 2 met een richtafstand van 30 meter voor wat betreft geluid in een rustige woonwijk. In een gemengd gebied kan de richtafstand verlaagd worden naar 10 meter. De woningen worden binnen deze afstand gerealiseerd. Echter kan gemotiveerd worden afgeweken van deze afstand, omdat de (nu) open garage wordt dichtgezet aan de zijde van de woningen. Daarnaast wordt het binnenwaarden niveau voor de woningen gehaald, aangezien het hier gaat om nieuwbouw en zonder ingrijpende geluidreducerende maatregelen een goed woon- en leefklimaat wordt geborgd.

Ten zuiden van de ontwikkeling zijn op circa 15 meter afstand voorzieningen met gemengde doeleinden, zoals restaurants en cafetaria's mogelijk. Dit kunnen kantoren (SBI-code 2008 74) met een milieucategorie van 1 of onderwijsfuncties (SBI-code 2008 85) met een milieucategorie van 2 zijn. De ontwikkeling wordt in een gemengd gebied op een voldoende afstand ontwikkeld en voldoet aan de gestelde richtafstanden (0 en 10 meter).

Conclusie

Het aspect Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

5.5 Water

5.5.1 Wet- en regelgeving

Europese Kaderrichtlijn Water
De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren en stelt zich ten doel dat alle Europese wateren in het jaar 2015 een 'goede toestand' hebben bereikt en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water.

Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Het Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan geldt voor de planperiode 2009-2015 en is opgesteld op basis van de Waterwet. Het heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie. Het Nationaal Waterplan formuleert een antwoord op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeert in duurzaam waterbeheer.

Nationaal Waterplan 2016-2021
Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik naar 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem. Het plan is gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Ook omvat het plan een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving.

Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (als onderdeel van klimaat en duurzaamheidsagenda)

In september 2017 is het Deltaplan (als onderdeel van het Deltaprogramma 2018) Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) aan de Tweede Kamer aangeboden. Het doel is ruimtelijke adaptatie binnen Nederland te accelereren. Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is een gezamenlijk nationaal plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk met concrete acties en doelen voor de verantwoordelijke overheden. Het doel van dit plan is om het proces van ruimtelijke adaptatie te versnellen en minder vrijblijvend te maken, op basis van afspraken over de doelen, de werkwijze en de monitoring van de uitvoering. Daarvoor wordt de methodiek van 'weten, willen, werken' gehanteerd conform de werkwijze die in 2014 in de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie is afgesproken: in beeld brengen wat de kwetsbaar heden zijn (weten), vervolgens ambities formuleren (willen) en aan de slag gaan om onze leefomgeving klimaatbestendig en waterrobuust te maken (werken).

Concreet betekent dit: elke nieuwe ontwikkeling of herontwikkeling moet rekening houden met de effecten van het veranderende klimaat. Er mag geen verslechtering optreden ten opzichte van de huidige situatie. Niets doen is geen optie.

Denk bijvoorbeeld aan groene daken, regenwater waar nodig gebruiken als verkoeling (beperking van hittestress), waterberging op eigen terrein (zie ook waterwet), voldoende schaduwplekken op warme gevels (beperking van hittestress), warmtewerende bouwmaterialen en het tegengaan van verdroging van de ondergrond (beperking van verdroging).

Partiële herziening omgevingsplan Flevoland water 2015

De provincie koppelt ontwikkelingen zoals toenemende verstedelijking en klimaatverandering aan provinciale opgaven als versterking van de economie, natuur, landschap, wonen en recreatie. Daarbij zoeken we naar synergievoordelen tussen binnen- en buitendijks en ruimtelijke ordening en economie. De provinciale ontwikkeldoelen zijn als 'Stip op de horizon' vastgelegd in de Ontwikkelingsvisie 2030 van het Omgevingsplan. Bij het bereiken van deze doelen wordt niet gewerkt volgens een blauwdruk, want gebiedsontwikkeling nieuwe stijl betekent constant zoeken naar maatwerk. Flevoland onderschrijft de uitkomst van het Deltaprogramma dat een klimaatbestendige inrichting van stad en land een prominentere plek dient in te nemen.

De partiële herziening omgevingsplan Flevoland water 2015 richt zich op:

  • het voorkomen van overlast door overschot of tekort aan water, waarbij de gebieden waar de bodem daalt bijzondere aandacht vragen;
  • het ontwikkelen en beschermen van een goede waterkwaliteit (chemisch/ecologisch) voor alle wateren;
  • de bescherming tegen buitendijks overstromingsgevaar;
  • het 'klimaatbestendig' maken van de ruimtelijke inrichting van Flevoland.

Waterplan Almere 2017

Het waterplan wordt wel genoemd, maar betreft een oude versie. Het nieuwe waterplan, stad van het zuiverste water is momenteel geldig. Daar moet meer aandacht aan besteed worden dan 1 zin. Het gaat om omgaan met water,( kwalitatief en kwantitatief) en klimaatadaptieve inrichting. Het gebied is nu deels verhard en deels voorzien van een mooie bomenrij ten zuiden van het gebied. De aanwezigheid van bomen verhoogt schaduwvorming en draagt bij aan het beperken van hittestress. Met de bouw van appartementen moet ook een aansluiting op het gemeentelijk gescheiden rioolstelsel worden gerealiseerd. In het vigerende waterplan wordt hier verder op ingegaan.

Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)

Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:

  • Slim waterbeheer;
  • Een aantrekkelijke waterstad;
  • Levend water: biodiversiteit versterken in en langs het water, waterkwaliteit verbeteren ten behoeve van mens en dier;
  • Een stad zonder afval(water).

Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:

  • 1. wat we nu al doen: waterschap en gemeente spannen zich in voor het goed functioneren van alle waterketens middels het beheer en onderhoud van de blauwe infrastructuur (riolen, zuiveringsinstallaties, sloten en gemalen)
  • 2. wat we anders gaan doen: de wereld verandert snel en dat vraagt om nieuwe oplossingen:
  • a. Almeerders en hun water: activiteiten organiseren samen met inwoners, ondernemers en organisaties, betere dienstverlening, meer en gerichter contact over actuele onderwerpen en het sluiten van 'blue deals';
  • b. richtlijnen voor beheer en ontwikkeling: activiteiten om waterbeheer op orde te brengen en water optimaal te integreren in gebiedsontwikkelingen (water is een aantrekkelijk element en de leefomgeving verbetert door de aanwezigheid van water;
  • c. innovatietrajecten: samen met kennispartners werken aan drie toekomstopgaven: een toekomstbestendige blauwe infrastructuur (riool in een slappe bodem), het innoveren met nieuwe meren (monitoren gebruik) en het verwaarden van de waterkringlopen (vinden van afzetmarkten en experimenteren met nieuwe technologieën).

5.5.2 Watertoets

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. In 2000 is de watertoets geïntroduceerd door de Commissie Waterbeheer 21e Eeuw en in 2001 vastgesteld door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen.

Compensatieregeling
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Op de projectlocatie bevindt zich rondom de parkeerplaats een groenstrook van circa 680m2 die verhard wordt. De toename in verharding blijft echter onder de drempel van 750m2 en derhalve is compensatie niet aan de orde. Uit de inventarisatie van het waterschap Zuiderzeeland blijkt verder dat het plangebied zich bevindt in een gebied wat gekenmerkt wordt door een gering risico op opbarsten van de grond bij ontgravingen. Opbarsten of (bijna) aansnijden van het pleistocene zandpakket dient voorkomen te worden vanwege de kans op instabiliteit van de bodem, ongewenste kwel of wegzijging.

Vrijwaringszone dijken
Ten zuiden van het plangebied (op een afstand van circa 75 meter) is het Gooimeer gelegen. Het projectgebied is gelegen in de buitenbeschermingszone van het Gooidijk. Omdat deze dijk een belangrijke waterstaatkundige functie heeft, voorziet het geldende bestemmingsplan in een zogenaamde vrijwaringszone aan de weerszijden van deze dijk. Ook het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een dergelijke planologische bescherming, in de vorm van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. De strekking van deze bestemming is tot stand gekomen in overleg met het Waterschap Zuiderzeeland. Hiervoor is een digitale watertoets doorlopen. Hieruit volgt dat de normale procedure doorlopen mag worden. Met de digitale watertoets is het Waterschap Zuiderzeeland op de hoogte gebracht van het ruimtelijk plan, echter betreft dit nog geen aanvraag voor een wateradvies. Dit betekent dat, aanvullend op de digitale watertoets, in het kader van het ambtelijk vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de Ruimtelijke ordening een aanvraag voor een wateradvies wordt ingediend bij Waterschap Zuiderzeeland. Uit de digitale watertoets volgt dat er geen (keur)beperking is voor bouwactiviteiten. Ontgrondingen zijn wel verboden. Het plangebied ligt niet buitendijks. Het plangebied ligt niet in een keurzone van de regionale waterkering.

In het kader van stabiliteit van de waterkering wordt ervoor gekozen om te werken middels schroefinjectiepalen, welke trillingsvrij zijn. Hierdoor wordt trillingsvrij gebouwd en wordt de stabiliteit van de waterkering geborgd. De daadwerkelijke berekening worden aangeleverd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning activiteit bouwen. Dit staat echter de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.


Riolering
Er is in het plangebied sprake van een gescheiden rioleringsstelsel. Het gescheiden stelsel bestaat uit twee buizenstelsels: een stelsel (het DWA) waarbij het afvalwater via vrijvervalleidingen en rioolgemalen wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op het industrieterrein de Vaart, van waar het gezuiverde water wordt geloosd op de Lage Vaart. Het andere stelsel (HWA-stelsel) voert hemel- en drainagewater (het drainagesysteem is gekoppeld aan het regenwaterriool) af naar het oppervlaktewater. Het komt via uitstroombakken van het hemelwaterriool in het oppervlaktewater terecht. Dit geldt tevens voor het door de neerslag meegevoerde vuil (diffuse bronnen) dat daarmee een bedreiging vormt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem (verontreinigde bagger).

Waterkwaliteitsysteem
Bij het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)bouwactiviteiten wordt gewezen op de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen – zoals koper, zink en lood – voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen.

Binnen het project zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen, zodat geen gevaren optreden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Conclusie

Vanwege de aanwezigheid van de ontwikkeling in de beschermingszone van de waterkering is op 12 juni 2019 een aanvraag ingediend bij het Waterschap.

5.6 Archeologie en cultuurhistorie

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: de veroorzaker betaalt.

In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.

Archeologie Beleidskaart Almere
Op basis van de Archeologieverordening Almere 2016 is een Archeologische Beleidskaart Almere vastgesteld, waarop op een topografische ondergrond de archeologische waardevolle terreinen zijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0006.png"

Figuur 5.7.1 Uitsnede Archeologische Beleidskaart Almere 2016, projectlocatie paars omlijnd

Situatie plangebied

De gronden van de projectlocatie zijn aangewezen met Waarde 1. Dit betreft gebieden die op de kaart zijn aangeduid met een groene kleur. Voor deze gebieden geldt een archeologische vergunningsplicht voor bodemingrepen met een omvang groter of gelijk aan 500 m2 en – tegelijkertijd - een diepte groter dan 150 cm onder het huidige maaiveld.

Voor de ontwikkeling op de projectlocatie is een omgevingsvergunning benodigd om af te wijken van het verbod om een ontwikkeling van meer dan 500 m2 toe te staan. Immers beslaat de ontwikkeling een oppervlakte van 1269 m2. Eén van de voorwaarden om te mogen afwijken is dat er een archeologisch onderzoek uitgevoerd wordt. Door Bureau voor Archeologie is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4). Uit het onderzoek is gebleken dat in de top van het dekzand geen resten van podzolgronden aanwezig zijn. Bij inspectie van zeefresiduen zijn indirecte aanwijzingen voor archeologische waarden aangetroffen (houtskool) en een fragment vuursteen dat atropogeen kan zijn.

Gezien de vondstcontext (geen restanten van podzolgronden) en de onduidelijke antropogene aard van het vuursteenfragment, worden deze indicatoren niet beschouwd als een aanwijzing voor een steentijdvindplaats in het plangebied. Bureau voor Archeologie adviseert daarom het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. De gemeentelijk archeoloog heeft op basis van het onderzoek uit Bijlage 4 het advies voor vrijgave van het plangebied overgenomen.

Situatie plangebied cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen monumenten of historisch-geografische en aardkundige waarden aanwezig.

Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Kader

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft.

Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.).

Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 personen of meer gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (10, 100, of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (geen norm).

5.7.2 Relatie tot het plangebied

Voor de beoogde woonfunctie worden geen gevaarlijke stoffen en goederen opgeslagen of in installaties conform artikel 4 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) gebruikt. Op basis van de activiteiten is het project geen inrichting die conform artikel 4 van het BEVI risico's oplevert voor de omgeving.

Inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van in de omgeving aanwezige risicovolle inrichtingen. De verantwoording groepsrisico en hulpverlening is niet van toepassing op deze risocobron.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op zo'n 4.500 m afstand van het plangebied ligt wel de Flevospoorlijn. Het invloedsgebied is groter dan 4 kilometer van het scenario van het vrijkomen van zeer giftige vloeistoffen op de Flevolijn transportroute en derhalve ligt het plan binnen het invloedsgebied. Het plan is in het kader van het bestuurlijk vooroverleg getoetst door de Veiligheidsregio Flevoland (zie Bijlage 9).

Daarnaast ligt het plangebied buiten het invloedsgebied (ca. 1 km) van vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenvaart basisnetroute: Corridor Amsterdam - Noord-Nederland) op ca. > 10 km afstand. De verantwoording groepsrisico en hulpverlening is dus niet van toepassing voor deze risicobron.

De rijksweg A6 ligt op zo'n 2.000 m afstand van het plangebied. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (ca. 900 meter) van de basisnetroute A6. De verantwoording hulpverlening is niet van toepassing.

Buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied is geen buisleiding gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied, zodat de verantwoording groepsrisico en hulpverlening niet van toepassing zijn op deze risicobron.

Gasdrukmeet- en regelstations
In het plangebied zijn geen gasdrukmeet- of regelstations gelegen. In de nabijheid van het plangebied zijn wel drie gasdrukmeet- en regelstations gelegen. Deze zijn gelegen ter hoogte van Groenhof 72, Stadswerf 105 en Schoolwerf 176. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing. Volgens artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit geldt met betrekking tot de opstelplaats van een gasdrukmeet- en regelstation ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten (o.a. woningen) en beperkt kwetsbare objecten (o.a. bedrijfsgebouwen) een veiligheidsafstand van respectievelijk 6 m en 4 m. De stations zijn op een afstand van meer dan 250 meter gesitueerd van het plangbied, waardoor deze geen belemmering vormen voor de beoogde woonfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0007.png"

Figuur 5.3 overzicht risicokaart

Conclusie
In het gebied van het (toekomstig) bouwwerk is voldoende bluswater aanwezig en zijn er voldoende vluchtmogelijkheden van de risicobron af. Daarbij is het gebied goed bereikbaar voor de hulpdiensten. Er zijn verder geen aanvullingen noodzakelijk t.b.v. dit bouwplan en geeft de brandweer Flevoland een positief advies. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.8 Bodem

5.8.1 Kader

Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.

De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.

5.8.2 Relatie tot het plangebied

Voor de bodemingrepen is door APS - Milieu B.V. een verkennend bodem- en asbestonderzoek in de grond gedaan. Het onderzoek is als Bijlage 5 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder zijn de resultaten integraal weergegeven.

Verkennend bodemonderzoek

De bovengrond (zand, MM01, MM02 en MM03) is maximaal licht verontreinigd met kobalt. De grond wordt hiermee indicatief als altijd toepasbaar geclassificeerd.

De ondergrond (M04, zand, matig puin) is licht verontreinigd met kobalt en nikkel. De grond wordt hiermee indicatief als altijd toepasbaar geclassificeerd.

De ondergrond (MM05, zand) is licht verontreinigd met PCB, minerale olie en PAK. De grond wordt hiermee indicatief als niet toepasbaar geclassificeerd.

Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

De hypothese verdacht wordt voor de locatie bevestigd. Geconcludeerd kan worden dat de locatie maximaal licht verontreinigd is.

Verkennend bodemonderzoek asbest

Uit de analyseresultaten blijkt dat in VMM01 geen asbest is aangetoond. In VMM02 is 0,18 mg/kg asbest aangetoond, bestaand uit hechtgebonden chrysotiel.

Er is geen asbestverdacht materiaal op of in de grond aangetroffen. In VMM01 is eveneens geen asbest aangetoond. In VMM02 is 0,18 mg/kg d.s. asbest aangetoond.

De hypothese verdacht wordt bevestigd. Op basis van onderhavig verkennend bodemonderzoek asbest kan gesteld worden dat de locatie tot onder de norm verontreinigd is met asbest. De gemeten concentratie geeft geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek ter plaatse van de toplaag.

Conclusie

De onderzoeksresulaten van het bodemonderzoek vormen geen belemmeringen voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden. Hiermee is het aspect bodem geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.9 Geluid

5.9.1 Kader

Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden zones rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen. De belangrijkste bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen.

5.9.2 Grenswaarden verkeerslawaai

In de Wet geluidhinder, artikel 82 en volgende worden de grenswaarden vermeld met betrekking tot nieuwe situaties binnen zones. In artikel 83 lid 2 is de grenswaarde voor nieuwbouw in een binnenstedelijke situatie vermeld. Onderstaand zijn deze waarden in een tabel opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0008.png"

5.9.3 Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder

De gemeente Almere heeft geen geluidbeleid, derhalve wordt de bepaalde geluidbelasting getoetst aan de Wet geluidhinder. De geluidbelasting in de nieuwe situatie wordt berekend zonder maatregelen. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is gezien de planvorming, afstand tot de verkeerswegen en de aanwezige 30 km/u verkeerswegen een nadere uitwerking van bron- en overdrachtsmaatregelen niet als doelmatig en efficiënt te beschouwen.

5.9.4 Relatie met het plangebied

Adviesbureau VOBRU heeft onderzoek gedaan naar het akoestische situatie van wegverkeerslawaai voor de 32 appartementen. Dit onderzoek is als Bijlage 6 bij de toelichting gevoegd. Hieronder worden integraal de onderzoeksresultaten weergegeven.

Ten gevolge van de verkeersweg het Plein (busbaan) is de bepaalde geluidbelasting op de gevels van de appartementen hoger dan de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB. De hoogste optredende geluidbelasting bedraagt Lden 53 dB en is daarmee lager dan de maximaal toegestane grenswaarde. Bij alle appartementen is sprake van een geluidsluwe gevel.

De gemeente Almere heeft geen geluidbeleid inzake vaststellen hogere grenswaarde, derhalve wordt geanticipeerd op de criteria, zoals voorheen opgenomen in de Wet geluidhinder, namelijk bron-, overdracht- en gevelmaatregelen.

Het toepassen van een geluidreducerend wegdek is technisch niet wenselijk i.v.m. het zwaar (bus)verkeer. De locatie van het toekomstig woongebouw met appartementen is zodanig gesitueerd dat overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn.

Daar geen bron- en overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn, kan door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Dit heeft het college van burgemeester en wethouders op 20 november 2020 ook besloten (Bijlage 11).

De geluidbelasting van de verkeersweg Sluis met een wettelijke snelheid van 30 km/u ter plaatse van het toekomstige woongebouw met appartementen bedraagt de geluidbelasting maximaal Lden 51 dB. Een verkeersweg met een wettelijke snelheid van 30 km/u valt buiten het toetsingskader van de Wet geluidhinder zodat vaststelling van een hogere grenswaarde niet mogelijk is.

Conclusie

Aangezien het hier gaat om nieuwbouw kan zonder ingrijpende geluidreducerende maatregelen een voldoende lage binnenwaarde worden gehaald en een goed woon- en leefklimaat worden geborgd. In het kader van de omgevingsvergunning kan dit worden aangetoond middels gevelwering berekeningen.

5.10 Luchtkwaliteit

5.10.1 Kader

Op 15 november 2007 is de paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer gewijzigd (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Staatsblad 2007, 414) en zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer vernieuwde luchtkwaliteitseisen opgenomen. Gelijktijdig zijn de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Staatscourant 2007, 220), het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen) (Regeling NIBM) in werking getreden. Een belangrijk element uit deze wetswijziging is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM).

Luchtkwaliteitseisen vormen nu geen belemmering voor ontwikkelingen als:

  • geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of
  • een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging; of
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

AMvB 'niet in betekenende mate'

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende mate uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

5.10.2 Relatie tot het plangebied

Voorliggend bestemmingsplan betreft de realisatie van een gebouw bestaande uit 32 woningen. Gelet op bovenstaande voorbeelden overschrijdt dit project daarom de 3%-grens niet.

Met behulp van de NIBM-rekentool kan volledigheidshalve bepaald worden of de ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0009.png"

Figuur 5.1 Uitsnede NIBM-tool

Hieruit blijkt dat het project niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

Goed woon- en leefklimaat
Met behulp van de monitoring van het NSL is op 10 februari 2020 vastgesteld wat de achtergrondconcentraties. Het dichtst gelegen meetpunt (nummer 15921067) is gelegen naast het plangebied. Uit de resultaten van de monitoringstool blijkt dat de achtergrondconcentraties zowel voor NO2, PM10 als voor PM2,5 ruim onder de grenswaarden van 40 µg/m3 voor NO2 en PM10 en 25,0 µg/m3 voor PM2,5 blijven.

Conclusie

Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.

5.11 Ecologie

Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.

5.11.1 Kader

Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.

Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Nationaal Natuurnetwerk (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.

5.11.2 Relatie met het plangebied

Om te onderzoeken of ter plaatse van het plangebied (broedplaatsen van) beschermde soorten aanwezig zijn, is door Ecogroen een quickscan natuurtoets uitgevoerd (zie Bijlage 7). De rapportage van 13 maart 2019 is bijgevoegd in de bijlagen. De quickscan heeft betrekking op het perceel aan de Kruisstraat (waar voorliggend bestemmingsplan geen onderdeel van uitmaakt) en op het plangebied aan de Sluis. Hieronder worden de resultaten die betrekking hebben op het plangebied aan de Sluis samenvattend beschreven.

Gebiedsbescherming en houtopstanden

  • Het plangebied ligt niet in Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is 'Eemmeer en Gooimeer Zuidoever' gelegen op circa 2 kilometer afstand (zie figuur 5.4). Er is een stikstofberekening gemaakt om de effecten op stikstofgevoelige habibatsoorten te onderzoeken. De berekening is als Bijlage 10 gevoegd bij het bestemmingsplan. De Aerius calculator laat zien dat in zowel de bouw- als gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie op het dichtbij zijnde Natura-2000 gebied. Er zijn namelijk geen rekenresultaten, hoger dan 0,00 mol/ha/j. De Wet natuurbescherming, onderdeel Natura 2000 staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
  • Het plangebied valt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 1 kilometer afstand ten zuiden van het plangebied en behoort tot de provincie Noord-Holland. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied dat valt onder de provincie Flevoland ligt op circa 1,7 kilometer afstand ten noordoosten en noordwesten van het plangebied (zie figuur 5.5). Gezien de afstand, de aard van de activiteiten, de tussenliggende infrastructuur en bebouwing worden negatieve effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN uitgesloten.
  • De te kappen bomen liggen binnen de grens van de bebouwde kom Wet natuurbescherming. Hierdoor is toetsing aan de Wet natuurbescherming niet aan de orde. Voor de eventuele kap van bomen gelden de (kap)regels van de Gemeente Almere.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0010.png"

Figuur 5.4 Ligging van het plangebied (aangegeven met de pijl, het blauwe vlak) ten opzichte van Natura 2000-gebied (geel gearceerd). Bron luchtfoto: Nationaal Georegister

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0011.png" Figuur 5.5 Ligging van het plangebied (aangegeven met de pijl, het blauwe vlak) ten opzichte van NNN gebied van de provincie Noord-Holland (groen gearceerd) en de provincie Flevoland (oranje gearceerd). Bron luchtfoto: Nationaal Georegister


Soortenbescherming

  • In het plangebied zijn geen in de Wet natuurbescherming beschermde plantensoorten of aangetroffen of te verwachten.
  • Er zijn geen onmisbare foerageergebieden en/of vliegroutes van vleermuizen aangetroffen.
  • Binnen het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels aangetroffen of te verwachten. Wel zijn enkele algemeen voorkomende broedvogels aangetroffen of te verwachten zoals merel, houtduif en turkse tortel.
  • In het plangebied zijn geen grondgebonden zoogdieren, amfibieen, flora, reptielen, ongewervelden en vissen aangetroffen of te verwachten die bescherming genieten, uitgezonderd soorten waarvoor vrijstelling geldt in de provincie Flevoland.

De Wet natuurbescherming, onderdeel soortbescherming staat uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg, mits het advies uit de ecologische quickscan in acht wordt genomen.

5.12 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Rijksbeleid van paragraaf Relevante beleidskaders en Bijlage 1 Beleidskader op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0012.jpg"

Met de ontwikkeling worden geen windturbines mogelijk gemaakt. Er is hierdoor geen beperking vanuit de eisen van radarverstoringsgebieden.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0013.png"

Het bestemmingsplan Kruisstraat Almere ligt buiten het toetsingsvlak van 3 km vanaf de antenne in Muiden. Daarnaast worden ook geen windturbines in het projectgebied ontwikkeld, waardoor ook niet aan de toetshoogte getoetst hoeft te worden.

Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad

Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01_0014.png"

Het plangebied ligt niet in het laserstraatvrijegebied en ondervindt derhalve ook geen beperkingen.

5.13 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:

  • trillingen
  • geurhinder
  • ammoniak en veehouderij
  • energie
  • windhinder
  • bezonning
  • uitzicht.

Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel tevens een grondexploitatieplan vaststelt. De gemeenteraad kan bij de vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten om daarvan af te wijken, als het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan een privaatrechtelijke overeenkomst met de betrokken initiatiefnemers.

Het project wordt door initiatiefnemer uitgevoerd. De kosten in verband met de realisatie zijn voor rekening van initiatiefnemer. Er is geen aanleiding om aan de economische haalbaarheid van het plan te twijfelen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Participatietraject

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen.

In de voorbereiding van de bestemmingsplanprocedure heeft op 25 april 2018 voor omwonenden een informatieavond plaatsgevonden. Op 10 juli 2018 is voor (toekomstige) omwonenden een participatieavond gehouden in het kader van de verschillende ontwikkelingen die plaats gaan vinden in het gebied rondom de Vomar voordeelmarkt en Sluis parkeergarage.

Tijdens de participatieavond is terugkoppeling gegegeven op de verwerking van de informatieavond van 25 april 2018 in de planonderdelen.

Op 9 maart 2020 is een inloopavond gehouden van het ontwerpbestemmingsplan "Appartementen Sluis Almere Haven".

De verslagen van de informatieavonden zijn als Bijlage 8 bij het bestemmingsplan gevoegd.

6.2.2 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Er heeft een bestuurlijk vooroverleg, ex artikel 3.1.1 Bro, plaatsgevonden. De volgende bestuurlijke vooroverlegpartners hebben een reactie gegeven:

  • Provincie Flevoland;
  • Waterschap Zuiderzeeland;
  • Veiligheidsregio Flevoland;
  • GGD Flevoland.

Onderstaand is een samenvatting van de reacties weergegeven.

Provincie Flevoland

Het plan raakt niet aan enig provinciaal belang. Wij wensen u succes met de verdere procedure.

Waterschap Zuiderzeeland

Veiligheid

Het waterschap is, als waterbeheerder belast met het beheer en onderhoud van onder andere primaire waterkeringen. Conform onze gegevens bevindt de ontwikkeling zich binnen de “Buitenbeschermingszone binnenkant” van de primaire waterkering “Gooimeerdijk” en daarmee binnen de keurzone. Volgens het plan bevindt de ontwikkeling zich niet binnen de keurzone en betreft het een regionale kering.

Voor het bouwen van de appartementen voorziet het waterschap een risico ten aanzien van de stabiliteit van de primaire waterkering ten aanzien van het heien van de funderingen en stelt aanvullende eisen voorafgaand en tijdens de funderingswerkzaamheden.

Trillingen kunnen tot een vermindering van de draagkracht van de grond en daarmee instabiliteit van de waterkering leiden. Ook kan zetting worden veroorzaakt met verdichting van de grond als gevolg. Een neveneffect is dat water scheidende lagen kunnen worden geperforeerd waardoor eveneens de stabiliteit van de waterkering kan worden aangetast. Verder kan kwel ontstaan of verergeren en kunnen zand meevoerende wellen achter de waterkering ontstaan indien de afsluitende laag daar niet of onvoldoende aanwezig is.

Het waterschap ziet graag dat door middel van berekeningen vooraf, wordt aangetoond dat de trillingen veroorzaakt door de funderingswerkzaamheden geen schade aan de primaire waterkering tot gevolg hebben en dat tijdens de funderingswerkzaamheden de waterspanning en trillingen worden gemeten.

Voldoende water

Het plan stelt dat het plangebied reeds volledig verhard is, dat is niet juist. Op de projectlocatie bevindt zich rondom de parkeerplaats een groenstrook van circa 680m2 die verhard wordt. De toename in verharding blijft echter onder de drempel van 750m2 en derhalve is compensatie niet aan de orde. Uit inventarisatie van onze gegevens blijkt verder dat het plangebied zich bevindt in een gebied wat gekenmerkt wordt door een gering risico op opbarsten van de grond bij ontgravingen. Opbarsten of (bijna) aansnijden van het pleistocene zandpakket dient voorkomen te worden vanwege de kans op instabiliteit van de bodem, ongewenste kwel of wegzijging.

Schoon water

Het thema schoon water is correct verwoord in het plan.

Vervolg

Indien bovenstaande opmerkingen worden verwerkt in de waterparagraaf, dan kunt u deze mail als een positief wateradvies beschouwen.

Veiligheidsregio Flevoland

Het plan is beoordeeld op het aspect veiligheid, zowel in algemene zin (Wet veiligheidsregio's) als ten aanzien van externe veiligheid (besluiten externe veiligheid).

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (> 4 km) van het scenario van het vrijkomen van zeer giftige vloeistoffen op de Flevolijn transportroute.

In het gebied van het (toekomstig) bouwwerk is voldoende bluswater aanwezig en zijn er voldoende vluchtmogelijkheden van de risicobron af. Daarbij is het gebied goed bereikbaar voor de hulpdiensten. Er zijn verder geen aanvullingen noodzakelijk t.b.v. dit bouwplan en geeft de brandweer Flevoland een postief advies.

GGD Flevoland

GGD Flevoland beschouwd een parkeergarage als een object met een potentiële impact op toekomstige woningen met directe gezondheidseffecten (geluid, lucht, hinder) waarbij bewoners hinder ervaren. Het advies van GGD Flevoland is dan ook rekening te houden met hinder door verbeteringen aan te brengen op dit punt en maatregelen te nemen ten aanzien van bijvoorbeeld een betere situering van de woningen.

Er dient aandacht geschonken te worden aan het parkeren van elektrische voertuigen.

Het advies van de GGD is om stille/rustige zijden en extra isolatie tegen burengeluid toe te passen. Verder adviseert de GGD om de slaapkamers extra stil te maken en borg een informatieplicht over de hogere geluidsbelasting voor huurders. Pas hierin de checklist voor geluidgevoeligheid toe.

Het advies van de GGD is om bij de te verwachten trillingen uit de parkeergarage en van de busbaan extra aandacht te schenken. Dit geldt ook voor de bezonning waardoor hittestress kan ontstaan. (Denk aan Urban Heat Island waarbij groen, materiaalkeuze/verstening en zonwering als maatregelen zijn genomen.

Verder is het belangrijk om te zorgen voor voldoende toegankelijkheid voor het ambulanceverkeer, vluchtroutes bij brandgevaar en dergelijke.

Ook valt het de GGD op dat het plan erg gericht is op de autogebruiker. Is er voldoende mogelijkheid om lopend boodschappen te doen en voor recreatief wandelen? Het is tevens belangrijk om aandacht te schenken aan fietsenstallingen waarmee het fietsgebruik niet alleen gefaciliteerd wordt, maar ook wordt gestimuleerd. Bij plan Sluis is de aandacht voor nieuwe groenvoorziening na de bomenkap mogelijk relevant.

Conclusie

De opmerkingen van het Waterschap Zuiderzeeland, de Veiligheidsregio Flevoland en de GGD Flevoland hebben tot aanpassingen van het plan geleid. De Provincie Flevoland stemt met het bestemmingsplan in.

6.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan "Appartementen Sluis Almere Haven", met kenmerk NL.IMRO.0034.BP1A09-vg01, heeft met ingang van 5 maart 2020 tot en met 15 april 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze zes weken zijn geen zienswijzen op het plan ingediend.

Op 9 maart 2020 is er een informatieavond gehouden over het bestemmingsplan "Appartementen Sluis Almere Haven". Tijdens deze avond zijn de 32 appartementen aan de Sluis getoond op basis van impressies. Daarnaast werd toelichting gegeven op de uitwerking van de plannen voor de upgrade van de parkeergarage en het openbaar gebied gegeven. Voor de Sluisgarage wordt het algemene kwaliteitsniveau, de verbeterde verlichting en bereikbaarheid en de vergroening worden als positief gezien.

Middels de formele procedure van bestemmingsplanwijziging en bijhorende momenten waarop omwonenden en betrokkenen in de omgeving van het plangebied zijn geïnformeerd, wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende gewaarborgd.