direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herontwikkeling Dorpsstraat-Boutlaan in Scharendijke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2009 is het initiatief ontstaan voor herstructurering van de Dorpsstraat 9-17 te Scharendijke (Plus-supermarkt, woningen en Mikado-winkel). De supermarkt en de Mikadowinkel vormen in de exploitatie één geheel, waarbij het personeel onderling uitgeruild kan worden. Het wijzigingsplan dat in 2011-2012 ten behoeve van de herstructurering is opgesteld, is nooit in procedure genomen. Met name de bevoorrading van de supermarkt en het parkeren van bezoekers blijft problematisch; de locatie biedt de supermarkt op de langere termijn geen duurzame oplossing.

Om die reden is omgezien naar een nieuwe locatie voor de supermarkt, waar ook de Mikado gehuisvest kan worden. Deze is gevonden aan de Boutlaan, naast de brandweerkazerne.

Er ontstaat op deze manier een wisselwerking, waarin beide locaties in Scharendijke van een nieuwe invulling worden voorzien. Aan de Boutlaan wordt een gloednieuw boodschappencentrum gecreëerd, waar het dorp en de omgeving op een moderne manier hun inkopen kunnen doen. De locatie aan de Dorpsstraat wordt herontwikkeld met een mix van de terug te bouwen recreatieappartementen en aan de Dorpsstraat kleine publieksfuncties en de mogelijkheid voor twee bovenwoningen.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 3 september 2013 besloten in beginsel medewerking te verlenen aan de locatie Boutlaan te Scharendijke als nieuwe locatie voor de verplaatsing van de supermarkt PLUS en Mikado. Op 11 maart 2014 heeft het college besloten de definitieve uitgangspunten vast te stellen waarbij de koppeling van de verplaatsing van de supermarkt en Mikado naar de Boutlaan en de invulling van de vrijkomende locaties aan de Dorpsstraat zowel privaatrechtelijk als publiekrechtelijk geborgd dient te zijn.

1.2 Doel

Gelet op de nauwe samenhang tussen de twee ontwikkelingen en de besluitvorming daarvoor, wordt één gezamenlijk bestemmingsplan opgesteld. De beoogde functies passen namelijk niet binnen de regeling van de vigerende bestemmingsplannen die op de verschillende gronden van toepassing zijn.

In de tijd uiteengezet zal eerst de locatie Boutlaan ontwikkeld moeten worden. De voorbereiding voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen is daarvoor inmiddels gereed. Besloten is de coördinatieregeling ex. art. 3.30 Wro toe te passen. Hiermee worden de besluitvorming voor het bestemmingsplan (Dorpsstraat en Boutlaan) en voor de omgevingsvergunning (Boutlaan) aan elkaar gekoppeld.

Voorliggend plan vormt een van de onderleggers voor het gecoördineerde besluit: het bestemmingsplan voor de deelgebieden Dorpsstraat en Boutlaan. Het doel van dit bestemmingsplan is om een planologisch kader vast te stellen waarbinnen de gewenste ontwikkeling mogelijk is.

1.3 Ligging en plangrenzen

Het plangebied omvat twee verschillende deelgebieden, te weten:

  • Boutlaan ongenummerd, bestaande uit een gedeelte van de gronden, kadastraal bekend gemeente Middenschouwen, sectie H, nummer 100 met een oppervlakte van 12.837 m²;
  • Dorpsstraat 9-17, bestaande uit de gronden, kadastraal bekend gemeente Middenschouwen, sectie A, nummers 789, 790, 791 en 792, met een gezamenlijke oppervlakte van 1.556 m².

In figuur 1 wordt de ligging en begrenzing van deze deelgebieden in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0001.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0002.png"  
Locatie Dorpsstraat 9-17   Locatie Boutlaan  
Figuur 1 - ligging plangebied  

1.4 Geldende bestemmingsregeling

Voor de gronden die binnen de verschillende deelgebieden vallen, wordt de bestaande bestemmingsregeling herzien. Daarmee vervallen de daar geldende bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende plannen:

Naam plan   Vervalt geheel of gedeeltelijk  
Bebouwde Kom Scharendijke   gedeeltelijk voor het deelgebied Dorpsstraat  
Buitengebied   gedeeltelijk voor het deelgebied Boutlaan  

In figuur 2 wordt de geldende bestemmingsregeling getoond.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0003.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0004.png"  
Dorpsstraat 9-17   Boutlaan  
Figuur 2 - uitsnede vigerende bestemmingsplannen  

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de ontwikkeling en de samenhang daartussen omschreven. In hoofdstuk 3, 4 en 5 worden achtereenvolgens het beleidskader, het planologisch kader en het milieu- en duurzaamheidskader beschreven. In hoofdstuk 6 wordt de visie op de twee deelgebieden meer in detail toegelicht. Daarna volgt hoofdstuk 7 met daarin de juridische aspecten en hoofdstuk 8 met een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid. De toelichting van dit bestemmingsplan wordt afgesloten met een hoofdstuk over de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Algemene omschrijving

Scharendijke is een jong dorp, dat waarschijnlijk in de 15e eeuw aan de dijk langs de Grevelingen is ontstaan, als woonplaats voor landarbeiders en dijkwerkers. Het centrale punt van het dorp was van oudsher de Dorpsstraat waar twee lijnen uit het omliggende land naar de dijk samenkwamen. Deze twee lijnen zijn op de historische kaart (figuur 3) goed te zien. De westelijke valt samen met de Elkerzeeseweg en kent in het dorp een kronkelend patroon die thans nog gedeeltelijk is te herkennen, maar aan betekenis heeft verloren door het rechttrekken van de Elkerzeeseweg. De oostelijke valt samen met de huidige Platteweg en Akkerbloemstraat en is een stedenbouwkundige drager van de ontwikkeling van Scharendijke geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0005.png"

Figuur 3 – Scharendijke anno 1860

Scharendijke ging groeien toen hier in 1901/1902 de landbouwhaven Kloosternol werd aangelegd. Na de watersnoodramp van 1953 ontwikkelde het dorp zich als een belangrijk recreatiegebied en watersportknooppunt. De haven Kloosternol werd ontwikkeld als jachthaven. Tegelijkertijd werd in 1961 Scharendijke het bestuurscentrum van de gemeente Middenschouwen en werd binnen die gemeente aangewezen als groeikern. Het maatschappelijk centrum van het dorp werd ontwikkeld rond het Bethlehemplein aan de eerder genoemde stedenbouwkundige drager. Woonwijken werden ontwikkeld ten oosten en ten westen van die drager. De Boutlaan fungeert als zuidelijke begrenzing van het woongebied van Scharendijke. In het gebied tussen de haven en het dorp, ten zuiden van de Boutlaan en ten westen van de Elkerzeeseweg ontstonden verblijfsrecreatieve complexen.

2.2 Visie: doorontwikkeling van Scharendijke

In de huidige situatie kent het dorp nog steeds twee ontmoetingsplekken: het Bethlehemplein met kerk en dorpshuis en de Dorpsstraat met horeca en recreatie. Tot op de dag van vandaag is aan de Dorpsstraat ook de Plus-supermarkt en de Mikado-winkel gevestigd. Deze detailhandelsfuncties zijn echter dermate doorgegroeid dat ze niet meer passen in een kleinschalig gebied met horeca en recreatie. Zowel de bevoorrading als het parkeren leveren steeds grotere inpassingsvragen op. Een herontwikkeling tot kleinschalige functies in de recreatieve sfeer, passend bij de stedenbouwkundige context, ligt in de rede.

Primair uitgangspunt is dat de supermarkt voor Scharendijke behouden blijft. In meer algemene zin wordt er gestreefd naar een zo compleet mogelijk winkelaanbod, maar in veel kleinere kernen is een volledig en gevarieerd aanbod van een moderne omvang niet meer haalbaar. Vanuit die constatering is het zaak om de kleinere kernen in de gemeente Schouwen-Duiveland, waaronder Scharendijke, te laten profiteren van extra bestedingen door dag- en verblijfstoeristen. Hierdoor kan een extra omzet worden gegenereerd waardoor winkels toch kunnen blijven bestaan.

De afweging om de Mikado (mee) te verplaatsen kent een andere afweging. In strikt ruimtelijke zin zou er aan de Dorpsstraat immers voldoende ruimte zijn, zeker na verplaatsing van de supermarkt, om de Mikado ter plaatse uit te laten breiden. In tegenstelling tot andere dorpen op het eiland kent Scharendijke echter geen echte concentratie van winkels, zoals in Renesse, Nieuwerkerk, Bruinisse of Burgh Haamstede wel te vinden zijn. In deze kernen zijn naast een supermarkt nog enkele dagverse zaken, zoals een bakker of slager, gevestigd naast wat kledingwinkels. In Scharendijke is hier geen sprake van, daar vormen de supermarkt en de Mikado de enige detailhandelsvoorzieningen. De noodzaak om winkels omwille van de detailhandelsstructuur per definitie aan de Dorpsstraat te blijven concentreren ontbreekt daarmee, helemaal als na verplaatsing van de supermarkt de Mikado de enige resterende winkel zou zijn. Sterker nog, alleen al als gevolg van de verplaatsing van de supermarkt is er voor de Dorpsstraat een nieuwe rol / functie gewenst, aangezien opvulling van de Dorpsstraat met nieuwe detailhandel van vergelijkbare omvang niet realistisch is. Het (mee)verplaatsen van de Mikado biedt in dat licht meer mogelijkheden voor een passende herontwikkeling, gelet op het feit dat de gronden van de supermarkt en de Mikado direct naast elkaar gelegen zijn.

Bijkomend voordeel van het (mee)verplaatsen van de Mikado is dat het eenvoudig mogelijk blijft om beide winkels gecombineerd te bezoeken. Daarnaast valt er in de bedrijfsvoering voordeel te behalen door ook in de nieuwe situatie de supermarkt en Mikado bij elkaar te vestigen, waarmee het behoud van beide winkels op lange termijn verder wordt ondersteund. De keuze om ook de Mikado te verplaatsen is daarom niet, zoals voor de supermarkt wel het geval is, uitsluitend op ruimtelijke gronden gemaakt. Voor de Mikado dient de verplaatsing gezien te worden als onderdeel van een grotere afweging voor Scharendijke als geheel.

Voor de Dorpsstraat, staat na verplaatsing van de supermarkt en de Mikado, versterking van de levendigheid voorop. Dit past in het beleid van provincie en gemeente om sterk in te zetten op recreatie. Scharendijke is het Omgevingsplan als hotspot aangemerkt. Omdat Schouwen-Duiveland reeds een zeer groot aanbod aan recreatieve voorzieningen kent, moet er wel sprake zijn van een aanvulling op het bestaande aanbod. De bestaande voorzieningen zijn hoofdzakelijk aan de buitenkant van het dorp gelegen en betreffen afgebakende (naar binnen gerichte) recreatieterreinen.

Vanuit de wens om de levendigheid in Scharendijke te versterken en rekening houdend met de aanwijzing als horecaontwikkelingsgebied, wordt voorgesteld de Dorpsstraat in te richten als een autoluwe boulevard. Aan de Dorpsstraat (na verplaatsing van supermarkt en Mikado) ontstaat ruimte voor een aantal kleinschalige commerciële voorzieningen, zoals een koffie- en lunchroom, een croissanterie, een winkeltje met souvenirs en (strand)kleding, een boetiekje, etc. Achter deze nieuwe voorzieningen is ruimte voor een privaat binnenplaatsje waaraan recreatieappartementen en studio's worden gerealiseerd.

Aangezien de Grevelingen op loopafstand ligt, richt het plan zich op watersporters als specifieke doelgroep. Niet alleen de ligging moet hier voor zorgen, maar ook bij het ontwerp wordt hier rekening mee worden gehouden. Zo wordt er onder andere voorzien in ruimtes waar watersportkleding en -accessoires kunnen worden afgespoeld en uitgehangen. Voorzieningen die een relatie met watersport leggen zijn op zich zelf al zeer beperkt aanwezig in het bestaande aanbod. Dat geldt des te meer voor een dergelijke voorziening die centraal in een dorp is gelegen. In dit geval kan op basis daarvan gesproken worden van een uniek concept op een unieke locatie.

Al met al wordt de ontwikkeling aan de Boutlaan niet als uitbreiding van het bestaand winkelaanbod gezien, maar als verplaatsing ervan. De Boutlaan zal vanaf dan de locatie vormen met het reguliere winkelaanbod in dagelijkse behoeften, terwijl de Dorpsstraat zich meer gaat profileren als een straat waar het gezellig vertoeven is. De bestaande stedenbouwkundige drager in Scharendijke wordt verlengd en er ontstaat een drieledig centrum: Dorpsstraat-Bethlehemplein-Boutlaan (zie figuur 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0006.png"

Figuur 4 - Visie op Scharendijke

2.3 Ontwikkelingsvisie recreatie Dorpsstraat

Vanuit de Nota recreatiewoningen wordt een ontwikkelingsvisie recreatie vereist. Aansluitend op de visie op de ontwikkeling van het dorp wordt de ontwikkelingsvisie onderstaand uitgewerkt, waarbij ook het toetsingskader uit de Nota recreatiewoningen wordt benut. De nota gaat uit van de volgende prioriteitsvolgorde:

  • 1. Herstructurering van bestaande recreatiewoningenterreinen;
  • 2. Nieuwbouw op een bijzondere locatie met een voor Zeeland uniek concept;
  • 3. Omvorming van bestaande reguliere kampeerterreinen met enkel permanente standplaatsen.

In dit geval is sprake van nieuwbouw op een bijzondere locatie met een voor Zeeland uniek concept. Dit sluit aan bij Tij van de Toekomst, waarin ruimte gegeven wordt voor nieuwvestiging van bijzondere en unieke recreatieve concepten.

Concept, uniciteit, verbinding met de omgeving en doelgroep(en)

De verbinding met de omgeving is in principe aanwezig, gelet op het feit dat de appartementen in de kern van Scharendijke gerealiseerd worden. Diverse horecavoorzieningen zijn dichtbij beschikbaar en ook (kleinschalige) detailhandel is op loopafstand beschikbaar. Deze voorzieningen gaan profiteren van de extra verblijfsrecreanten in Scharendijke. We zetten in eerste instantie in op de doelgroep duikers, mede gelet op de nabijheid van vele duikstekken. De recreatieappartementen dienen als uitvalsbasis voor meerdere duiken, de (veelal dure) duikvoorzieningen liggen veilig opgeslagen, aanvullende faciliteiten (zoals perslucht) zijn beschikbaar bij onder meer Duikcentrum de Kabbelaar en de Duikcentrum de Grevelingen, scheepscasco's liggen in de nabijheid en bovendien kunnen ook niet-duikers door de aanwezigheid van onder meer de Brouwersdam en de Kop van Schouwen zich vermaken in de directe omgeving. Overigens beschikken ook de beide duikcentra over verblijfsrecreatieve eenheden, maar dat betreft laagdrempelige overnachtingsmogelijkheden. De studio's vormen een hoogwaardigere verblijfsvorm.

Benutten van het toetsingskader

Type recreatiewoningenterrein

  • Er is geen vergelijkbaar recreatiewoningenterrein aanwezig op Schouwen-Duiveland;
  • Het initiatief richt zich op een specifieke en/of eigen doelgroep;
  • Door het unieke karakter concurreert het initiatief niet direct met het aanwezige aanbod aan recreatiewoningen op Schouwen-Duiveland;

Het gaat hier om het eerste complex met verblijfsrecreatie-eenheden midden in de kern. Specifieke doelgroep vormen de duikers die deze locatie goed als uitvalsbasis kunnen gebruiken. Vanwege de hoogwaardigere verblijfsvorm is er sprake van een aanvulling op het aanbod.

Landschap en landschappelijke inpassing

  • De aanwezige landschappelijke kenmerken vormen de basis voor de landschappelijke inbedding
  • Aanwezige landschappelijke waarden, zoals dijken, reliëf, waterstructuren en waardevol groen blijven behouden
  • Recreatiewoningen in de randzone tasten het landschapsbeeld niet aan. Doordachte architectuur, kleurstelling, kapvorm e.d. spelen daarbij een belangrijke rol.
  • De beplanting aan de buitenzijde van vakantieparken bestaat uit een gevarieerd assortiment van overwegend inheemse beplanting (zowel bomen als struiken).
  • Ontwikkelingen in de directe nabijheid van kwetsbare natuur leiden tot een verrijking en/of uitbreiding van deze natuurgebieden, bijvoorbeeld door het uitbreiden van deze natuurgebieden en het realiseren van verbindingszones.

Het gaat hier om het een kleinschalig complex midden in de kern. De aanwezige landschappelijke waarden en kenmerken alsmede de natuur in de omgeving worden niet aangetast. De architectuur, kleurstelling en kapvorm sluit aan bij de beleving van de Dorpsstraat. Beplanting is alleen van toepassing voor zo ver het gaat om aankleding van de openbare ruimte in de kern.

Interactie

  • Het recreatiewoningenterrein is zowel ruimtelijk als functioneel naar buiten gekeerd;
  • Het initiatief heeft zowel ruimtelijk als functioneel een meerwaarde voor de omgeving, waarbij minimaal één (centrum)voorziening wordt toegevoegd die in de directe omgeving nog niet voor handen is.

De relatie is met name gelegd naar de Dorpsstraat. Van daar uit is een directe verbinding naar een binnenplein waaraan de recreatieappartementen zijn gesitueerd. Voor een centrumvoorziening is het complex te klein. Wel wordt door het aanbieden van commerciële ruimtes in de plint het hart van het dorp versterkt, waarvan ook ondernemers in de omgeving profiteren.

Parkeren

  • Per vier personen is minimaal één parkeerplaats bij de recreatiewoning aanwezig.
  • Daarnaast is er per vier woningen minimaal één centrale parkeerplaats beschikbaar.

De parkeernormen zijn uitgewerkt. Ten opzichte van de huidige situatie met de supermarkt neemt de behoefte aan parkeerplaatsen niet of nauwelijks toe (maximale uitbreiding met 7 parkeerplaatsen). Om ervoor zorg te kunnen dragen dat de 13 parkeerplaatsen in de Dorpsstraat kunnen verdwijnen is de initiatiefnemer bereid de kosten te dragen van de aanleg van maximaal 20 parkeerplaatsen elders in de kern. Daarmee blijft het parkeren centraal opgelost en is er voldoende parkeerruimte beschikbaar.

Perceelsgrootte en bouweisen

  • Voor recreatiewoningen wordt in beginsel de verhouding 1:4 (woning/perceel) gehanteerd.
  • Recreatiewoningen hebben in beginsel een oppervlakte van 75 vierkante meter, een goothoogte van 3,5 meter en een totale hoogte van 7,5 meter. Trends en ontwikkelingen in relatie tot het concept (zoals de drie generatiewoningen) bieden mogelijkheden van de maximale maten af te wijken.

Het gaat in dit geval om een complex midden in de kern, waarbij er sprake is van stapeling van eenheden. Aan de oppervlakte-eis wordt voldaan.

Architectuur

  • De architectuur van de recreatiewoningen is gethematiseerd naar de aard van het recreatiewoningenterrein.
  • Het kleurgebruik van de kampeerhuisjes en recreatiewoningen is weinig opvallend. Het gebruik van felle kleuren en volledig witte muren is niet toegestaan.
  • Binnen één park zijn meerdere architectuurstijlen toegestaan.
  • Binnen ieder straatbeeld ontstaat een aantrekkelijk en gevarieerd beeld door variatie in architectuur en situering van het object op de kavel.
  • Er mogen maximaal vijf identieke recreatiewoningen naast elkaar staan.

De architectuur wordt afgestemd op de kern Scharendijke en vormt daarin een welkome aanvulling en een aantrekkelijk en gevarieerd straatbeeld.

Voorzieningen

  • Voorzieningen zijn seizoen verlengend.
  • Voorzieningen zijn onderscheidend ten opzichte van het bestaande aanbod aan voorzieningen.
  • Voorzieningen vormen een verbreding van het voorzieningenaanbod buiten de parken (in de kernen), zonder de voorzieningen in de kernen zelf te schaden en hebben een meerwaarde voor de bewoners van Schouwen-Duiveland (openbaar nut).

De ontwikkeling is te klein om een centrale voorziening te realiseren. Het complex wordt gerealiseerd midden in de kern van Scharendijke waar al een concentratie van horeca-voorzieningen is gevestigd. De plint langs de Dorpsstraat wordt ingezet om deze concentratie verder te versterken. Daarmee schaden ze de voorzieningen in de kernen niet, maar versterken ze juist. Er is daarbij sprake van seizoensverlenging omdat het complex gedurende het hele jaar toegankelijk is en recreanten midden in de kern kunnen verblijven.

Doelgroepen

  • 4. De meest kansrijke doelgroepen voor Schouwen-Duiveland zijn ouderen, gezinnen met kinderen en de 'drie generatievakantiegangers'. Nieuwe en bestaande initiatieven moeten daarop inspelen.
  • 5. De binnenlandse markt is de grootste doelgroep voor Schouwen-Duiveland, maar België is de belangrijkste groeimarkt tot 2020, gevolgd door Duitsland. Nieuwe en bestaande initiatieven moeten daarop inspelen.
  • 6. Nieuwe initiatieven moeten zich in beginsel richten op nieuwe doelgroepen.

De ontwikkeling is in eerste instantie specifiek gericht op duikers. Daarvan komt ook een groot deel uit België die tot dusverre nauwelijks bijdraagt aan de lokale economie. Een aanbod van overnachtingsmogelijkheden op niveau draagt bij aan de potentie om die doelgroep ook gebruik te laten maken van bestaande en nieuwe voorzieningen.

Exploitatie

  • Op het recreatiewoningenterrein is sprake van een (centrale) bedrijfsmatige exploitatie door een ondernemer/ontwikkelaar of een landelijke opererende organisatie.
  • De recreatiewoningen kunnen verkocht worden, maar de grond onder de woningen blijft in eigendom bij een ondernemer/ontwikkelaar.
  • Een initiatiefnemer beschikt over een (intentie)overeenkomst of een andersoortig document, waaruit blijkt dat de grond zijn eigendom is/wordt of op een andere wijze langdurig tot zijn beschikking staat/zal staan (bijvoorbeeld erfpacht).
  • Objecten binnen vakantieparken worden minimaal 9 maanden per jaar verhuurd om leegstand te voorkomen.

Het gehele plangebied is in eigendom van initiatiefnemer. De individuele appartementen worden verkocht. Het eigendom van de grond gaat over naar een vereniging van eigenaren die in de wet een sterke positie heeft op het gebied van beheer en onderhoud. De VVE zorgt voor een centrale coördinatie van recreatieve verhuur en een centraal aangestuurd beheer en onderhoud van de gezamenlijke ruimten. In de exploitatie-overeenkomst is opgenomen dat beheer en onderhoud wordt geborgd in een overeenkomst van de vereniging van eigenaren, waarbij huismeesterschap wordt georganiseerd.

Verder is opgenomen dat kopers van de appartementen zelf niet meer dan 90 dagen per jaar feitelijk in het appartement mogen verblijven en dat ze het appartement niet langer dan 90 dagen per jaar aan een en dezelfde persoon mogen verhuren. Dit is bedoeld om wisselend recreatief nachtverblijf te bevorderen. De kopers mogen daartoe in eigen beheer overgaan tot verhuur van het eigen appartement. Als ze een verhuurorganisatie in de arm willen nemen, is dat alleen mogelijk met behulp van een contract dat de Vereniging van Eigenaren sluit of heeft gesloten met een verhuurorganisatie. Deze constructie wordt als een kwalitatieve verplichting op het eigendom en/of zakelijke recht van het desbetreffende appartement gelegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft te maken met geldende beleidskaders van diverse overheden. Deze kaders zijn van invloed op de inhoud van een bestemmingsplan. Het gemeentelijke ruimtelijke beleid, zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, dient zich te bewegen binnen de marges van deze beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de voor dit plan relevante beleidskaders en de wijze waarop deze in dit plan hun grondslag vinden, beschreven. Een uitgebreide beschrijving van geldende beleidskaders is opgenomen in bijlage 1.

3.2 Rijksbeleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende nationale beleidskaders, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Natura 2000.

De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieukwaliteit, door binnen de kern van Scharendijke de functies op een geschikte plek te krijgen. Onderlinge hinder als gevolg van korrelgrootte van bebouwing, aan- en afvoer van goederen en ontvangst van publiek worden in de nieuwe situatie voorkomen. Bestaande knelpunten worden daarmee opgelost.

In dit bestemmingplan zijn deze beleidsuitgangspunten geborgd door de mogelijkheid te ontnemen op de locatie Dorpsstraat detailhandel van grotere omvang te vestigen.

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik dat hierbij in acht is genomen, wordt verder verantwoord in paragraaf 4.4. De wijze waarop met sectorale als water, archeologie, milieu en natuur rekening is gehouden, komt aan bod in de hoofdstukken 4 en 5.

3.3 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid kent haar belangrijkste sturingsmiddelen op het gebied van ruimtelijke ordening in het Omgevingsplan en de Verordening Ruimte.

De provincie spreekt zich in het Omgevingsplan uit voor economische bevordering en het bieden van een goed woon- en leefklimaat. Dit laatste vertaalt zich onder andere in het beleidsdoel om het voorzieningen voor alle bewoners, toeristen en bedrijven op peil te houden en waar mogelijk te versterken.

Voor detailhandel wordt specifiek opgemerkt dat nieuwe detailhandelsontwikkelingen primair in het kernwinkelgebied van kernen plaats vinden. Concentratie zorgt immers voor versterking van attractieve steden en de detailhandelsvoorzieningen versterken op die manier ook elkaar.

Naast versterking van het voorzieningenniveau, zet de provincie vol in op een optimale benutting van de toeristisch-recreatieve potenties van Zeeland. Voor dit thema is een 'recreatiekansenkaart' opgesteld, waarop Scharendijke als hotspot wordt aangemerkt. Op dergelijke hotspots wil de provincie samen met gemeenten, bedrijven en (nieuwe) investeerders uitwerking geven aan een toekomstbestendig verblijfsrecreatief product.

In de Verordening Ruimte worden de provinciale belangen verder verankerd door regels op te stellen voor ruimtelijke plannen.

In algemene zin wordt, in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik, de duurzaamheidsladder van toepassing verklaard. Daarbij dienen nieuwe ontwikkelingen in een aantoonbare behoefte te voorzien en worden ontwikkelingen in beginsel binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Als van dit laatste aantoonbaar is dat dit niet tot de mogelijkheden behoort, is onder voorwaarde ontwikkeling elders mogelijk.

Ook wordt in de Verordening de vestiging van detailhandel in 'kernwinkelgebieden' voorgeschreven.

Voor verblijfsrecreatie wordt in de Verordening bepaald dat in een bestemmingsplan met bestemmingen nieuwe of uit te breiden verblijfsrecreatieterrein regels worden gesteld ter voorkoming van permanente bewoning. In de toelichting bij een dergelijk bestemmingsplan dient aannemelijk te worden gemaakt dat duurzaam beheer en onderhoud van het terrein is gewaarborgd. In de toelichting bij de verordening wordt een centrale exploitatie voor bedrijfsmatige verhuur / bezit van de ondergrond door één partij voorgesteld die ervoor moet zorgen dat een kwalitatief goed recreatieproduct behouden blijft. Uit de artikelgewijze toelichting op de verordening wordt duidelijk dat ook complexen van recreatieappartementen onder deze regel vallen.

Daarnaast worden met verschillende kaarten waardevolle gebieden aangegeven, onder andere op het gebied van natuur, landschap en cultuurhistorie.

Op landschappelijk vlak kent de provincie daarnaast de Handreiking Verevening. Deze is bedoeld om in het geval van ontwikkelingen in het buitengebied de ruimtelijke kwaliteit te behouden c.q. versterken. De handreiking onderscheidt echter ook een aantal ontwikkelingen, waarop het principe van verevening niet van toepassing is, waaronder de ontwikkeling van nieuwe uitleg- of uitbreidingslocaties van kernen. In de handreiking stelt de provincie zich op het standpunt dat bij dergelijke ontwikkelingen reeds een vorm van verevening wordt toegepast, bijvoorbeeld doordat hiermee een herstructurering elders kan worden bereikt of doordat hiermee het voorzieningen niveau op peil kan worden gehouden.

Naast het Omgevingsplan en de Verordening Ruimte, is het relevante beleid op provinciaal niveau veelal sectoraal van aard. Zo zijn er relevante beleidsdocumenten op het gebied van externe veiligheid, natuur- en landschap en water(veiligheid).

Het bestemmingsplan sluit aan bij deze beleidsuitgangspunten door met de nieuwe winkels aan de Boutlaan het voorzieningenniveau in Scharendijke duurzaam op peil te houden. Dit versterkt de leefbaarheid van het dorp.

Bij de locatiekeuze die daarbij is gemaakt, is rekening gehouden met de principes van zorgvuldig ruimtegebruik zoals vastgelegd in de duurzaamheidsladder en de beleidsregels voor kernwinkelgebieden. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.4.

De wijze waarop de vrijgekomen gronden aan de Dorpsstraat worden herontwikkeld, zorgt voor een verdere ondersteuning van het beleid. Het recreatieve concept versterkt de attractiviteit van het dorpscentrum en vormt een aanvulling op het bestaande recreatie-aanbod in en rond Scharendijke.

Er worden onderling toereikende afspraken gemaakt gericht op duurzaam beheer en onderhoud. In algemene zin wordt bedrijfsmatige exploitatie als ruimtelijk relevant geaccepteerd bij terreinen met recreatiewoningen. Bij 'zomerhuizenterreinen' is sprake van een andere markt en ander recreatief gebruik, aangezien dergelijke ontwikkelingen met name aantrekkelijk zijn door het te behalen beleggingsrendement. Een gunstig beleggingsrendement wordt per definitie op lange termijn met goed onderhoud gerealiseerd. Het lijkt denkbaar dat het onderbrengen bij één verhuurder ervoor zorgt dat eenzelfde kwaliteit van het geheel wordt behouden. In de praktijk blijkt dat ook in die situaties knelpunten voorkomen. Dit komt veelal omdat een verhuurder van recreatiewoningen ook andere belangen en taken heeft dan een goed onderhoud en beheer.

Bij de herontwikkeling van de Dorpsstraat wordt een relatief klein complex van minder dan 20 recreatieappartementen midden in de kern ontwikkeld. Voor het duurzaam beheer en onderhoud wordt een Vereniging van Eigenaren (VVE) opgericht. De VVE heeft maar één functie: zorgen voor een goed onderhoud en beheer. Die taak is recent nog eens wettelijk aangescherpt. In vergelijking met een centrale verhuurorganisatie die geen zeggenschap en verantwoordelijkheid heeft inzake beheer en onderhoud van het onroerend goed, heeft in dit geval een VVE meer invloed op het behoud van een kwalitatief goed recreatieproduct. De VVE zorgt voor een centrale coördinatie van recreatieve verhuur en een centraal aangestuurd beheer en onderhoud van de gezamenlijke ruimten. Er wordt een huismeester aangesteld, in het complex wordt ook de mogelijkheid van twee reguliere woningen geboden, overeenkomstig de vigerende mogelijkheden. De borging wordt in de verkoopovereenkomsten vastgelegd.

In algemene zin geldt dat bij de ontwikkelingen rekening is gehouden met aspecten als water, milieu, landschap en natuur. Zoals bij het Rijksbeleid ook al aangegeven, komen deze aspecten verder aan bod in de hoofdstukken 4 en 5.

3.4 Regionaal beleid

Op regionaal schaalniveau bestaat het beleidskader uit watergerelateerde beleidsdocumenten.

Dit wordt verder uitgewerkt in paragraaf 5.8.

3.5 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid is in hoofdlijnen op te delen in:

  • beleidsdocumenten die zich uitspreken over een gebied (Strategische visie 'Tij van de Toekomst 2011-2040', Landschappelijk Raamwerk, Structuurvisie Brouwersdam-Zuid);
  • beleidsdocumenten die zich uitspreken over een specifieke branche (Detailhandelsstructuurvisie, Ontwikkelingsvisie horeca, Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme, Nota Recreatiewoningen, Watersportvisie, Woonvisie);
  • beleidsdocumenten die zich uitspreken over sectorale aspecten (Welstandsnota, Verkeer- en vervoersplan, Nota integraal Erfgoedbeleid, Beleidsplan archeologie, Milieubeleidsplan, Nota hogere waarden wegverkeerslawaai, Waterplan Schouwen-Duiveland, Beleidsvisie externe veiligheid).

Op gebiedsniveau spreekt de Strategische visie 'Tij van de Toekomst' zich uit voor een goed en realistisch voorzieningenniveau, een grote mate van leefbaarheid in de woonkernen en een krachtige positionering van Schouwen-Duiveland als vakantie-eiland en de relatie daarvan met het water.

De Structuurvisie Brouwersdam-Zuid zegt in het verlengde daarvan dat er kansen liggen voor Scharendijke door de kern meer te verbinden met het Grevelingenmeer, zowel vanuit ruimtelijk als economisch oogpunt. Dit wordt niet alleen als kans voor Scharendijke gezien, maar zorgt ook voor meer samenhang in het gebied aan de zuidkant van de Brouwersdam. Vanuit ruimtelijk oogpunt liggen de aandachtspunten bij het waarborgen van de bereikbaarheid, de wijze waarop de kern zich richting het Grevelingenmeer profileert en de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit economisch oogpunt is het in stand houden en versterken van het voorzieningenniveau een aandachtspunt.

De beleidsdocumenten die zich richten op specifieke branches, bieden enige ontwikkelingsruimte. De Detailhandelsstructuurvisie stelt als doel een goede voorzieningenstructuur te bieden voor inwoners en toeristen. De visie constateert dat de markt in Scharendijke redelijk in evenwicht is, maar dat er vanuit kwalitatieve overwegingen ruimte is voor uitbreiding van de supermarkt tot maximaal 1.250 m2 bvo. Daarbij kan ook sprake zijn van uitplaatsing vanuit het centrum, mede omdat de synergie met omliggende functies zeer beperkt is. Dit laatste uitgangspunt wordt nog verder benadrukt in het raadsbesluit van 27 november 2014. Op basis van een beoordeling van de huidige detailhandelsstructuur en diverse actuele plannen, is namelijk alleen in Zierikzee nog een kernwinkelgebied aangewezen waar detailhandel zich binnen dient te vestigen. In de andere kernen stelt de gemeente het behoud en waar mogelijk de versterking van de detailhandelsstructuur boven verplichte clustering daarvan.

Op het gebied van horeca wordt over Scharendijke uitsluitend genoemd dat de Dorpsstraat als horecaontwikkelingsgebied is aangewezen.

Op het gebied van toerisme zijn twee constateringen van belang. Enerzijds de unieke eigenschappen van het eiland die van Schouwen-Duiveland een aantrekkelijk vakantie-eiland maken en anderzijds het enorme aanbod aan bestaande voorzieningen op het gebied van verblijfsrecreatie. Dit maakt dat de gemeente open staat voor nieuwe ontwikkelingen op recreatief gebied, maar tegelijkertijd zorgvuldig afweegt of de nieuwe ontwikkeling een aanvulling vormt op het bestaande aanbod. Het bestaande aanbod kampt namelijk in grote mate met veroudering en ontwikkelingen die tot 'meer van hetzelfde' leiden, zouden de problematiek binnen de sector verder vergroten.

Het woonbeleid kent een soortgelijke insteek. Er is ruimte voor ontwikkeling, maar er zal zeer gericht omgegaan moeten worden met de 450 woningen die tot 2022 gebouwd kunnen worden voor de lokale behoefte. Daarnaast wil de gemeente met vernieuwende concepten en scherpe locatiekeuzes inzetten op het aantrekken van vestigers van buitenaf, waarvoor maximaal nog 200 woningen extra gebouwd kunnen worden. Met name het thema 'wonen aan de kust' wordt in dat verband als interessant voor vestigers aangemerkt, waar ook de kern Scharendijke onder geschaard wordt.

Dit bestemmingsplan sluit aan bij deze beleidsdoelen door met een nieuwe winkelruimte voor de supermarkt en Mikado het bestaande voorzieningenniveau duurzaam te garanderen. De winkels lopen in de huidige situatie tegen knelpunten aan in hun bedrijfsvoering en ook voor hun omgeving leiden ze tot problemen.

De locatie aan de Dorpsstraat, als historisch centrum van het dorp, kan na vertrek van de supermarkt en Mikado herontwikkeld worden, waarbij een uniek recreatief concept wordt uitgewerkt en waarbij met commerciële functies de synergie binnen de Dorpsstraat wordt versterkt. Dit leidt tot een attractiever centrumgebied, in lijn met het horecabeleid. De wijze van beheer en onderhoud is reeds aangegeven in paragraaf 3.3 (provinciaal beleid).

De woningen passen bij het beleidsdoel om kansen voor vestigers te benutten binnen het thema 'wonen aan de kust'. Evengoed is het denkbaar dat exploitanten van de commerciële functies in de plint interesse hebben in een woning daarboven, waarmee ingespeeld wordt op een lokale behoefte. De mogelijkheid om aan de Dorpsstraat op de verdieping 2 woningen (appartementen) te realiseren sluit zodoende aan op het woonbeleid.

De afzonderlijke locaties worden in hoofdstuk 6 nader omschreven, waarbij ook wordt toegelicht waarom met het plan voor de Dorpsstraat sprake is van een uniek recreatief concept. Eerder is in paragraaf 2.3 de relatie met de Nota recreatiewoningen al gelegd.

Voor de sectorale beleidsdocumenten op het gebied van onder andere archeologie, water en milieu, geldt dat het plan hier nader op in gaat in de hoofdstukken 4 en 5.

3.6 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het onderhavig plan een bijdrage levert aan de beleidsdoelen zoals in dit hoofdstuk (en de bijbehorende bijlage) omschreven.

Hoofdstuk 4 Planologisch kader

4.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang om de uitgangssituatie goed in beeld te brengen. Daarbij is aandacht nodig voor de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke opbouw en de functionele opbouw van het plangebied en zijn omgeving. In dit hoofdstuk wordt dit in beeld gebracht door een historische analyse, een ruimtelijke analyse en een functionele analyse.

4.2 Historische analyse

4.2.1 Archeologie

De archeologische rijkdom van een gebied is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van het landschap. Het aantreffen van archeologische resten is immers sterk afhankelijk van de mogelijkheden tot bewoning en gebruik van het landschap in het verleden. Op Schouwen-Duiveland is de invloed van de zee een zeer belangrijke factor. Het landschap heeft door de eeuwen heen een sterk dynamisch karakter gehad. Deze ontwikkelingsdynamiek heeft de mogelijkheden van gebruik sterk beïnvloed. Verder kunnen door het dynamische landschap tevens eventuele archeologische resten aan het oog zijn onttrokken door erosie of juist bedekking met sedimenten. Voorbeelden hiervan zijn weggespoelde nederzettingen die in de geul van de Oosterschelde zijn verdwenen of nederzettingen die overstoven zijn met duinzand.

Het is dan ook niet vreemd dat de hoogste archeologische waarden te vinden zijn op de plekken die als eerste bewoond werden. Een groot archeologisch monument ligt dan ook in het duingebied bij Haamstede, waar al vanaf het Neolithicum (4000 - 3100 v.C.) bewoning heeft plaatsgevonden. Ook op de voormalige eilanden Duiveland en Dreischor liggen diverse terreinen met hoge archeologische waarde.

In het gemeentelijke Beleidsplan Archeologie is voor het gehele eiland vastgelegd welke archeologische verwachtingswaarden er zijn. Hieraan zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen bestemmingsplannen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen, van archeologische monumenten tot gebieden waar geen enkele archeologische verwachtingswaarde is. Voor ieder gebiedstype gelden eigen uitgangspunten, randvoorwaarden en drempelwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0007.png"

Deelgebied Boutlaan

Op de beleidskaart wordt het perceel aan de Boutlaan aangemerkt als 'Archeologisch onderzoeksgebied A'. Dit betekent dat als bebouwing kleiner is dan 2.500 m² en niet dieper gaat dan 50 cm geen archeologisch onderzoek is vereist. Omdat de bebouwing aan de Boutlaan groter is dan 2.500 m² is door Sagro Milieu Advies op 28 februari 2014 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Op basis van dit rapport werd geconcludeerd dat de kans op archeologische waarden uit alle perioden (zeer) gering is. De top van het Hollandveen werd geacht over een groot oppervlak te zijn geërodeerd. Mogelijke sporen uit de ijzertijd en Romeinse periode werden gevolglijk niet langer verwacht. Aanwijzingen voor het bestaan van een kunstmatig opgehoogd terrein met onder andere bewoningspotentie in de middeleeuwen of een bewoonde locatie in de nieuwe tijd ontbraken eveneens. De afstand van de planlocatie tot de bekende bewoonde locaties uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd, zoals het voormalig klooster Bethlehem, de bekende vliedberg/motteterreinen en de historische kernen van Elkerzee en Scharendijke, is aanzienlijk.

De oppervlaktekartering en de boorresultaten van het Inventariserend Veldonderzoek (zie bijlage 3) hebben geen aanwijzingen opgeleverd voor relevante archeologische indicatoren uit de middeleeuwen en/of de nieuwe tijd in de top van de Duinkerke Afzettingen. Het pakket Hollandveen, met mogelijke archeologische waarden uit de Ijzertijd en/of Romeinse tijd, bleek in grote delen van het plangebied verstoord als gevolg van zowel getijdenwerking als moernering. In slechts 2 van de 11 boringen werd nog een relatief intact veenpakket aangetroffen, waarvan de top werd bepaald op circa 1,15 tot 1,30 meter beneden maaiveld. Archeologische indicatoren in dit niveau ontbraken.

Op basis van de onderzoeksresultaten in combinatie met de huidige plangegevens / beoogde grondroering wordt door SMA Zeeland aanbevolen geen archeologisch vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Indien ter plaatse van de boringen 2 er alsnog grondroerende werkzaamheden (heiwerkzaamheden uitgezonderd) worden voorzien dieper dan 1 meter beneden maaiveld, moet in overleg met de bevoegde overheid worden gekeken naar een eventuele onderzoeksnoodzaak met betrekking tot mogelijk archeologische waarden in de top van het Hollandveen.

De archeologische onderzoeken zijn uitgevoerd in een eerder planstadium, waarin de beoogde inrichting nog anders was dan de uiteindelijke plannen. Een deel van het uiteindelijke plangebied is niet onderzocht. In deze strook grond achter de brandweerkazerne wordt uitsluitend voorzien in parkeergelegenheid. Omdat daarvoor geen graafwerkzaamheden benodigd zijn, is het aspect archeologie ter plaatse niet in het geding. Langs de buitenrand van dit stuk grond wordt nog wel voorzien in nieuwe watergangen waarvoor graafwerkzaamheden nodig zijn. Hiervan blijft de oppervlakte ruim onder de onderzoeksdrempel van 2.500 m² zoals vastgelegd in het vigerende plan.

De resultaten voor het onderzoeksgebied uit het onderzoek en de beoogde werkzaamheden op de gronden daarbuiten (achter de brandweerkazerne), leiden zodoende samen tot de conclusie dat het aspect archeologie de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Deelgebied Dorpsstraat

Op de beleidskaart wordt het perceel aan de Dorpsstraat aangemerkt als 'Archeologisch onderzoeksgebied A'. Dit betekent dat als bebouwing kleiner is dan 2.500 m² en niet dieper gaat dan 50 cm geen archeologisch onderzoek is vereist. Aan de Dorpsstraat zal herbouwd gaan worden, maar blijft de maat onder de 2.500 m². De locatie zelf is immers kleiner. Los daarvan is er al sprake van bebouwing waardoor de grond ter plaats al geroerd is. Archeologisch onderzoek is niet nodig voor dit deelgebied.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Er wordt voor de volledigheid nog gewezen op de wettelijke meldingsplicht conform Art. 53 van de Monumentenwet 1988. Deze is van toepassing op 'toevalsvondsten' waarvan men redelijkerwijs moet vermoeden dat het archeologisch van waarde is. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de gemeente.

4.2.2 Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd en gelijktijdig, als gevolg daarvan, ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hiermee is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Historische geografie

Scharendijke is gelegen in de polder Schouwen. Dit is de grootste polder op Schouwen-Duiveland en een van de oudste van de provincie Zeeland. De polder bestaat grotendeels uit open, agrarisch gebied met aan de randen recreatieve ontwikkelingen gericht op het water. Met de herinrichting van na 1953 is de historisch-ruimtelijke structuur grotendeels verdwenen.

Historische (stede)bouwkunde

De kern Scharendijke is aan te merken als een zogenaamd straatdorp. Een dergelijke kern heeft als kenmerk dat ze gegroeid is langs een weg, waardoor er een lineaire vorm is ontstaan. Hierbij is er sprake van een hoofdstraat die de basis vormt van het dorp. Meestal lopen één of meerdere straten parallel langs deze hoofdstraat dan wel liggen er haaks op. Gezamenlijk dienen deze straten als basis voor de verdere ontwikkeling. De zogenaamde achterstraten behoren tot deze laatste categorie. Zij lopen parallel aan de hoofdstraat en worden gekenmerkt door een soort strokenverkaveling, waardoor één straatgevel wordt gevormd door de bebouwing aan de achterzijde van deze kavels.

Objecten en structuren

Direct in en rondom het deelgebied Boutlaan zijn geen monumenten gelegen. Ook is er geen historisch waardevolle bebouwing in of direct rondom het plangebied aanwezig. Op enige afstand van het plangebied is wel de korenmolen De Lelie, type grondzeiler, aan de Kloosterweg 4 gelegen. Deze molen is aangewezen als rijksmonument. De molen uit 1868 is maalvaardig voor het op vrijwillige basis malen van graan. Het naburige pakhuis was voorheen ingericht als maalderij met een koppel 16der blauwe stenen, een hamermolen, mengketel, schoonmachine, buil en drie elektromotoren om ook bij windstilte te kunnen malen. Later is dit gebouw verhoogd, uitgebreid en tot een volledige horecagelegenheid verbouwd. Tot eind 2008 belemmerde dit gebouw zelfs het functioneren van de molen; er kon niet uit iedere windrichting worden gedraaid. Inmiddels is er het één en ander gewijzigd, zodat de molen geen bewegingsbelemmering meer heeft. Ook is de omgeving verbeterd door het snoeien kappen van beplanting. Het deelgebied Boutlaan is niet binnen de molenbiotoop gelegen.

In en rondom het deelgebied Dorpsstraat zijn geen monumenten aanwezig. Wel is het naastgelegen pand (Dorpsstraat 7) opgenomen in de MIP-inventarisatie. Dit betreft het voormalige gemeentehuis (tot 1960) en in combinatie met de opvallende bouwtijd die het vertegenwoordigt, is dat de reden dat het pand waardevol is bevonden. Aan dit pand worden geen ingrepen verricht en gelet op de schaal en aard van de beoogde ontwikkeling wordt evenmin verwacht dat dit de bijzondere waarde van het pand aantast.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden van het plangebied en de omgeving.

4.3 Ruimtelijke analyse

4.3.1 Stedenbouwkundige analyse

De samenhang tussen de deelgebieden, zowel functioneel als stedenbouwkundig is in beeld gebracht in paragraaf 2.2. In deze stedenbouwkundige analyse worden de twee deelgebieden nader beschreven. De bestaande situatie in de deelgebieden is afgebeeld in figuur 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0008.png"
 
Boutlaan  
afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0009.png"
 
Dorpsstraat 9-17  
Figuur 5 - bestaande situaties deelgebieden  

Deelgebied Boutlaan

De Boutlaan vormt de zuidelijke afronding van de woonkern. Aan de noordzijde hiervan is nog woonbebouwing aanwezig (met de achterzijde naar de Boutlaan gericht), terwijl de zuidzijde de overgang vormt naar het buitengebied. Het deelgebied Boutlaan is momenteel agrarisch in gebruik en ligt grotendeels tussen de brandweerkazerne (westzijde) en het recreatiepark Zeeland Village (oostzijde). Daarnaast beslaat het nog een strook direct achter de brandweerkazerne. De locatie ligt in het verlengde van de Akkerbloemstraat.

Deelgebied Dorpsstraat

Aan de Dorpsstraat 9-17 zijn de Plus-supermarkt en Mikado (verkoop huishoudelijke en drogisterij artikelen) gevestigd. Beide winkels zijn in eigendom en worden geëxploiteerd door dezelfde ondernemer. Tussen beide winkels staat nog een woonhuis, dat eveneens in eigendom is bij de betreffende ondernemer. In de directe omgeving van het deelgebied voeren de functies horeca (in de Dorpsstraat zelf) en wonen (in de Dorpsstraat en de omgeving) de boventoon.

De twee winkels en het woonhuis zijn met hun voorgevel aan de Dorpsstraat gelegen. Deze voorgevel van de bebouwing sluit door de maatvoering en kappenstructuur goed aan op de andere panden in de Dorpsstraat. Achter deze voorste lijn van bebouwing betreft het winkelpand van de supermarkt uit een plat afgedekt gebouw, dat vrijwel het gehele achterterrein beslaat en zeer grof is voor de omgeving waarin het staat. Ook achter de Mikado is het oorspronkelijke pand op die manier uitgebreid, zij het met een kleinere omvang.

Bij de winkel is parkeerruimte beschikbaar. Een kleine parkeerplaats ligt op enige afstand van de winkel, waar ook winkelwagentjes staan opgesteld. Deze situatie is niet optimaal voor bezoekers van de winkel. Tevens vormt de bevoorrading van de winkel een probleem voor de omgeving, omdat de vrachtwagens door smalle straten in de kern heen moeten en moeten laden en lossen aan de zijde van de Dijkstraat tussen woonbebouwing.

4.3.2 Natuur en ecologie

Nabijgelegen natuurgebieden die zijn aangewezen in het kader van Natura 2000 zijn:

  • De Grevelingen (op een afstand van 100 meter van het deelgebied Dorpsstraat en 650 meter van het deelgebied Boutlaan). De Grevelingen is een voormalige zeearm gelegen tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland. Het is sinds de afsluiting door de Deltawerken het grootste zoutwatermeer van Europa en bevat een aantal eilanden waar uitgestrekte, soortenrijke duinvalleibegroeiingen en zilte pioniergemeenschappen voorkomen, alsmede uitgestrekte oeverlanden met zilte begroeiingen, graslanden, ruigten, struwelen en bos. Mede dankzij de geïsoleerde ligging van de eilanden vormt de Grevelingen een van de belangrijkste leefgebieden voor de noordse woelmuis in Zuidwest-Nederland. Om verzoeting tegen te gaan werd in 1978 de Brouwerssluis aangelegd, die tevens uitwisseling van visbestanden aan weerszijden mogelijk maakt. Het meer is nu relatief arm aan nutriënten en algen en het water is helder. De Grevelingen is van uitzonderlijk belang voor visetende watervogels, zoals Fuut, Middelste zaagbek, Kuifduiker, Dodaars, Lepelaar en Kleine zilverreiger en Brilduiker. Behalve voor viseters is het gebied verder van belang voor enkele ganzen, eenden en steltlopers, met name brandgans en strandplevier. Ten slotte vormt de Grevelingen een belangrijk broedgebied voor kustbroedvogels van zandplaten en schelpenstrandjes (kluut, bontbekplevier, strandplevier, grote stern, visdief en dwergstern).
  • Kop van Schouwen (op een afstand van minimaal 1.200 meter van het deelgebied Dorpsstraat en 1.700 meter van het deelgebied Boutlaan). De Kop van Schouwen is een duingebied op het westelijke uiteinde van Schouwen-Duiveland. Het gebied omvat een aantal deelgebieden met een verschillende ontstaansgeschiedenis, waardoor kalkrijke jonge duinen, kalkarme oude duinen, klifduinen en stuifduinen aanwezig zijn. Aan de zeezijde van het gebied zijn de duinen sterk geaccidenteerd, met natuurlijke begroeiing, verstuivingsprocessen en natte valleien; de open binnenduinen zijn licht golvend. Daardoor komt een brede variatie aan duinhabitattypen voor. Het gebied kent een smalle uitloper langs het strand tussen Renesse en de N57.
  • Voordelta (op een afstand van minimaal 1.250 meter van het deelgebied Dorpsstraat en 1.800 meter van het deelgebied Boutlaan). De Voordelta omhelst het ondiepe zeegedeelte van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta. Het gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een gevarieerd en dynamisch milieu van kustwateren (zout), intergetijdengebied en stranden, dat een relatief beschutte overgangszone vormt tussen de (voormalige) estuaria en volle zee. Na de afsluiting van de Deltawerken is dit kustgedeelte sterk aan veranderingen onderhevig geweest, waarbij een uitgebreid stelsel van droogvallende en diepere zandbanken is ontstaan met daartussen diepere geulen. Door erosie- en sedimentatieprocessen treden verschuivingen op in de omvang van de intergetijdengebieden. Mede door de aanvoer van voedingsstoffen kent de Voordelta een hoge voedselrijkdom. De stranden ten oosten van de N57, waar plaatselijk duinvorming optreedt, behoort tot het gebied.

Tot de Ecologische hoofdstructuur die door de Provincie Zeeland is aangewezen, behoren twee gebieden die op relatief korte afstand van het plangebied liggen. Het gaat om:

  • De Koepel Scharendijke, een natuurgebied van bijna 5 hectare tussen Scharendijke en de N57. Het ligt op een afstand van minimaal 600 meter van het deelgebied Dorpsstraat en 1.200 meter van het deelgebied Boutlaan.
  • De Karrevelden van Scharendijke, een agrarisch beheergebied van ecologische betekenis ten oosten van de jachthaven. Het ligt op een afstand van minimaal 900 meter van het deelgebied Dorpsstraat en 700 meter van het deelgebied Boutlaan.

Als gevolg van de afstand tussen het plangebied en de natuurgebieden is er geen sprake van enige directe invloed. Externe werking is onderzocht; de resultaten zijn opgenomen in paragraaf 5.9.

4.3.3 Verkeer

Als gevolg van de nieuwbouw aan de Boutlaan en de herstructurering van de Dorpsstraat wordt geen nieuwe infrastructuur aangelegd. Wel zal er een verschuiving plaatsvinden van de verkeersbewegingen over de bestaande wegen. Op basis van verkeerstellingen en een verkeersmodel is voor de volgende wegen de huidige verkeersintensiteit vastgesteld:

  • Elkerzeeseweg: 9.600 motorvoertuigen per etmaal;
  • Kuijerdamseweg: 9.100 motorvoertuigen per etmaal;
  • Dorpsstraat:2.500 motorvoertuigen per etmaal;
  • Boutlaan: 5.524 motorvoertuigen per etmaal;
  • Akkerbloemstraat: 500 motorvoertuigen per etmaal.

Op alle wegen is aangenomen dat de verdeling tussen licht, middelzwaar en zwaar verkeer 96%-2%-2% is, zowel nu als in de toekomst. Voor de verkeersgeneratie van de detailhandel en de nieuwe recreatieve invulling van de Dorpsstraat is gerekend met de maximale kentallen die door het CROW zijn aangegeven, zowel voor de bestaande situatie als de nieuwe situatie.

Op hoofdlijnen geldt dat het verkeer in de buurt van de Boutlaan toeneemt en in de buurt van de Dorpsstraat afneemt. De verschuiving van de verkeersbewegingen heeft nergens een zodanig effect dat de capaciteit van wegvakken of kruisingen in het geding komt. De verschuivingen in verkeersbewegingen zijn vertaald in een verkeersmodel dat ten grondslag ligt aan de beoordeling van de effecten op het gebied van geluid, luchtkwaliteit en stikstofdepositie. Dit model is opgenomen in bijlage 4. De genoemde onderzoeken komen verder aan bod in hoofdstuk 5.

Nabij het deelgebied Boutlaan wordt ter verhoging van de verkeersveiligheid een aparte toegang voor fietsers en voetgangers aangelegd met een oversteek over de Boutlaan. De Dorpsstraat kan worden heringericht tot een autoluw gebied, nu de verkeersaantrekkende functies verplaatsen.

4.3.4 Kabels en leidingen en overige infrastructuur

Er zijn geen (grote) planologische relevante kabels en leidingen in de omgeving aanwezig. Tussen het deelgebied aan de Boutlaan en de Boutlaan zelf is een bergbezinkbassin aanwezig. Dit bassin wordt niet aangetast door de ontwikkeling. Bomen worden aangeplant op gepaste afstand.

4.3.5 Sociale veiligheid

De sociale veiligheid wordt met de uitwisseling van functies verbeterd. Er ontstaat immers een logisch cluster van kleinschalige recreatieve activiteiten in de woonkern en er wordt een modern boodschappencentrum gerealiseerd dat met behulp van logische routes van en naar het dorp en een adequate verlichting een sociaal veilig geheel vormt.

4.4 Duurzaamheidsladder

Trede 1. Actuele behoefte

Om de behoefte aan winkeluitbreiding in Scharendijke in beeld te brengen is door bureau BRO een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er behoefte is aan de twee vormen van detailhandel met de beoogde afmetingen. De bevindingen uit dit onderzoek worden in de volgende alinea's op hoofdlijnen omschreven. Voor een volledige onderbouwing wordt naar het DPO in bijlage 5 verwezen.

Overigens gaat dit DPO nog uit van verhuizing van drie winkels naar de Boutlaan, waar in een eerdere planfase nog sprake van was. In dat scenario zou ook de Country Garden van de Elkerzeeseweg naar de Boutlaan verhuizen. Van dat scenario is geen sprake meer. Van belang is dat de twee overige winkels, de Plus en de Mikado, nadien niet gewijzigd zijn qua oppervlakte winkelvloeroppervlak. De conclusies uit het DPO voor deze twee winkels blijven daarom ongewijzigd van toepassing.

Kwalitatieve behoefte

Het plan voorziet in de eerste plaats in een kwalitatieve behoefte van de Plus-supermarkt en haar klanten. De huidige Plus-supermarkt kampt met aanzienlijke ruimteproblemen. De supermarkt is te klein voor hedendaagse begrippen, waardoor er geen ruimte is om met de inrichting van de winkel te voldoen aan de hedendaagse wensen van consumenten, zoals een ruime overzichtelijke indeling en een breed assortiment.

Buiten de deuren van de supermarkt vormt ook de omgeving een ruimtelijk probleem voor de supermarkt, gelet op de bereikbaarheid, parkeermogelijkheden en ruimte voor laden- en lossen. Niet alleen wordt de supermarkt daar in haar functioneren door gehinderd, andersom ervaart de omgeving van de Dorpsstraat ook hinder van de verkeersaantrekkende werking van de supermarkt. Samen met de beperkte ruimte voor bevoorrading leidt dit tot (geluids)overlast en onveilige situaties en schade. Ondanks deze beperkingen genereert de Plus-supermarkt een acceptabele omzet, wat een eerste indicatie is van haar bestaansrecht. Aangezien de Mikado direct naast de supermarkt is gelegen, merkt ook zij de beperkingen van de huidige locatie op het gebied van bereikbaarheid, parkeren en bevoorrading. Daarnaast komt de winkel magazijnruimte te kort en is een uitbreiding van de winkel ook hier gewenst met het oog op consumentenverzorging. Vanwege de omschreven problematiek bestaan over de toekomstbestendigheid van zowel de supermarkt als de naastgelegen Mikado op de huidige locatie grote twijfels.

Kwantitatieve behoefte

Voor de supermarkt geldt dat de Detailhandelsstructuurvisie Schouwen-Duiveland aangeeft dat de markt in Scharendijke redelijk in evenwicht is. Dat betekent dat er momenteel geen kwantitatieve marktruimte is om het aanbod verder uit te breiden. Voor de toekomst wordt er zowel rekening gehouden met een bevolkingskrimp als met een groei aan voorzieningen op het gebied van verblijfsrecreatie. Op basis hiervan wordt per saldo geen noemenswaardige afname of groei gezien in de kwantitatieve behoefte in detailhandel in dagelijkse artikelen. Per saldo is er in kwantitatieve zin dus geen ruimte voor extra voorzieningen op dat vlak.

De kwalitatieve behoefte zoals hiervoor omschreven, hangt deels samen met het niet meer kunnen voldoen aan de eisen van deze tijd op het gebied van uitstraling / inrichting van de supermarkt en de volledigheid van het assortiment. De uitbreiding is dan ook niet bedoeld om een grotere afzetmarkt te bereiken, maar om de huidige winkel beter, efficiënter en klantvriendelijker in te kunnen richten. In dat licht is er wel ruimte voor uitbreiding. Gelet op het ontbreken van een kwantitatieve behoefte is het daarbij wel van belang dat op de vrijkomende locatie geen detailhandelsmogelijkheden terugkomen.

Overigens is het van belang te vermelden dat de groei van de supermarkt wel enig effect heeft op de detailhandelsvoorzieningen in de omgeving. Hoewel de groei hoofdzakelijk vanuit kwalitatief oogpunt plaatsvindt en niet gericht is op een grotere afzetmarkt, zal de supermarkt op de nieuwe locatie en met een vernieuwde inrichting namelijk in zekere mate nieuwe klanten trekken die nu nog elders hun dagelijkse boodschappen doen. Deze kleine omzetverliezen elders zullen met name beperkt merkbaar zijn bij de supermarkten in Renesse en Brouwershaven. Het gaat dan niet om lokale inwoners van Renesse of Brouwershaven, maar hoofdzakelijk om het aanwezige toerisme in de directe omgeving van Scharendijke (o.a. Center Parcs Port Zélande en Landal Port Greve) die dankzij een modernisering van het supermarktaanbod vaker in Scharendijke boodschappen gaat doen. Hetzelfde geldt voor de inwoners van Ellemeet. De omzetverliezen in de verschillende gebieden zijn niet zodanig dat in enig opzicht gevreesd moet worden voor een aantasting van het voorzieningenniveau in de verschillende dorpen in Schouwen-Duiveland. Van een duurzame ontwrichting van de thans aanwezige detailhandelsstructuur is daarom geen sprake.

Voor de uitbreiding van de Mikado bestaat wel een duidelijke kwantitatieve behoefte. Uit een in het DPO opgenomen berekening blijkt er 330 m2 wvo aan marktruimte aanwezig, waar de uitbreiding voorziet in een kleine 300 m2 toe te voegen wvo. Daarbij wordt opgemerkt dat in deze berekening nog geen rekening is gehouden met stopzettingen van winkels in huishoudelijke artikelen als gevolg van de leeftijd van de ondernemers. Het uitblijven van opvolging zal terug te vinden zijn in minder te exploiteren winkelmeters in 2020. Op basis van leeftijdsgegevens van ondernemers mag aangenomen worden dat als gevolg hiervan de komende jaren nog eens 1.000 m2 wvo verdwijnt.

Op basis van jurisprudentie kan er in de niet-dagelijkse sector geen sprake kan zijn van een duurzame verstoring (ontwrichting) van de detailhandelsstructuur. Wanneer hier echter toch naar gekeken wordt, wordt in het DPO de aanname verdedigd dat het bestaande aanbod in de gehele gemeente geconfronteerd wordt met een omzetverlies van gemiddeld circa 5%. In de winkels in huishoudelijke en luxe artikelen in de meest nabij gelegen dorpen (binnen 15 autominuten: Brouwershaven, Renesse) zal de omzetdaling enigszins hoger zijn (circa 5 à 10%). In de overige dorpen zal deze geringer zijn (circa 1 à 3%). De hierboven genoemde omzetverliezen zijn echter niet zodanig dat als gevolg van de verplaatsing en uitbreiding van Mikado, gevreesd moet worden voor een aantasting van de voorzieningenstructuur.

Conclusie actuele Behoefte

Het plan voorziet in zowel in een kwalitatieve als kwantitatieve behoefte. Daarnaast wordt in algemene zin geconcludeerd dat het gemeentelijk detailhandelsbeleid uitgaat van behoud en versterking van de detailhandelsvoorzieningen in de steden en dorpen op het eiland. Gelet op de beperkingen aan de Dorpsstraat zou zonder planontwikkeling het behoud van de supermarkt in het geding zijn.

Trede 2. Mogelijkheden in bestaand stedelijk gebied

Kernwinkelgebied?

Vanuit provinciaal beleid is het vertrekpunt voor detailhandelsontwikkelingen dat deze plaatsvinden binnen het kernwinkelgebied. In de gemeente Schouwen-Duiveland heeft de recente beoordeling van de detailhandelsstructuur en uiteenlopede actuele planinitiatieven, geresulteerd in het rapport 'Supermarktstructuur Schouwen-Duiveland - beoordeling visie en planinitiatieven'. Op basis hiervan heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland met haar raadsbesluit van 27 novmeber 2014 alleen in Zieirikzee nog een kernwinkelgebied aangewezen. Gelet op de schaalgrootte van de overige kernen vindt de gemeenteraad de aanwezigheid van detailhandelsvoorzieningen als zodanig daar van groter belang dan de locatie ervan. In Scharendijke is zodoende geen sprake van een kernwinkelgebied, wat ook aansluit bij beschrijving uit hoofdstuk 2.

Hoewel er formeel dus geen sprake is van een 'kernwinkelgebied', is het wel zo dat winkels van oudsher in de Dorpsstraat gehuisvest waren. Verplaatsing van winkels naar elders heeft zodoende per definitie gevolgen voor de detailhandelsstructuur en ook in ruimere zin voor de algemene voorzieningenstructuur van het dorp. Om die reden is zorgvuldig omgegaan met het voornemen om de bestaande detailhandel vanuit de Dorpsstraat te verplaatsen.

Voor de supermarkt geldt dat reeds in de Detailhandelsstructuurvisie van de gemeente is aangegeven dat uitbreiding mogelijk wordt geacht in het kader van een goede consumentenverzorging. Mede gelet op de benodigde ruimte en de effecten op de omgeving wordt in dat geval uitplaatsing uit het centrum mogelijk geacht. Daarbij is meegewogen dat de synergie met de omliggende functies momenteel al zeer beperkt is (hier is met name horeca gevestigd).

De afweging om de Mikado (mee) te verplaatsen kent een andere afweging. In strikt ruimtelijke zin zou er aan de Dorpsstraat immers voldoende ruimte zijn voor de beoogde uitbreiding, zeker wanneer rekening wordt gehouden met verplaatsing van de supermarkt. Verhuizing van de supermarkt betekent echter niet alleen dat er ruimte ontstaat voor de Mikado, maar ook dat de Mikado hiermee nog de enige resterende winkel aan de Dorpsstraat zou zijn. Door de Mikado mee te verhuizen blijft er sprake van clustering. Zowel in het beleidskader als in het DPO wordt dit als toegevoegde waarde gezien. Gelet op het ontbreken van verdere detailhandel in de Dorpsstraat en de zeer beperkte synergie met de omliggende functies, leidt het vertrek van de Mikado uit de Dorpsstraat bovendien niet tot aantasting van de voorzieningenstructuur.

Voor de ruimtelijke structuur en de voorzieningenstructuur van het gebied rond de Dorpsstraat biedt verhuizing van de supermarkt én de Mikado juist meer ruimte om de synergie tussen functies te versterken, daar waar deze nu nog zeer beperkt is. Dat gebeurt niet in de vorm van (grotere) winkels voor reguliere boodschappen, maar meer in de sfeer van horeca en recreatie, die van de Dorpsstraat een gezellig straatje kunnen maken.

Bestaand bebouwd gebied

Bij het ontbreken van een 'kernwinkelgebied', wordt in dit geval het 'bestaand bebouwd gebied' het volgende zoekgebied voor een alternatieve locatie. Met deze inkadering van het zoekgebied en gelet op beschikbare gronden, zijn vervolgens twee locaties tegen elkaar afgewogen. Dit betreft de locatie zoals nu in de plannen opgenomen, te weten de locatie aan de Boutlaan, en de locatie van de leegstaande kerk aan de Dijkstraat.

Voor beide locaties geldt dat een detailhandelsontwikkeling ter plaatse passend zou zijn binnen het ruimtelijk beleid van zowel het Rijk, de provincie als de gemeente. Gelet op de meer ingesloten ligging van de locatie aan de Dijkstraat, werden daar met name op het gebied van stedenbouw en milieu meer knelpunten gezien.

In stedenbouwkundig opzicht bleek de locatie weliswaar ruim genoeg om de benodigde bebouwing voor de supermarkt en Mikado te kunnen realiseren, maar gelet op de massa daarvan en met name de beperkte afstand tot omliggende percelen (waaronder woningen) bleek dit niet wenselijk. Ook zorgde de vorm c.q. begrenzing van het perceel ervoor, dat na realisatie van een efficiënt detailhandelsgebouw (vierkant / rechthoekig) de restruimte van het perceel erg versnipperd zou zijn. Zo zou het parkeren op twee verschillende delen van het perceel moeten worden opgelost en zou ook een nette, weggewerkte bevoorradingsruimte een hele opgave vormen. Ook op milieukundig vlak zaten er aan deze locatie diverse knelpunten. Net als in de Dorpsstraat, zou de supermarkt op de locatie aan de Dijkstraat nog steeds voor een flinke verkeersaantrekkende werking in de oude dorpskern zorgen. Aangezien het perceel bovendien direct aan woonpercelen grenst, werd bovendien een geluidsprobleem verwacht, mede gelet op de zojuist omschreven situatie waarin parkeren en laden en lossen niet praktisch konden worden ingepast.

De Boutlaan daarentegen kon worden aangemerkt als een lege locatie en bovendien zijn omliggende percelen hier op iets grotere afstand gelegen. Daarmee was niet gezegd dat het plan hier per definitie uitvoerbaar was, maar er bestond in ieder geval meer speelruimte voor het ontwerp van het gebouw, de inrichting van het terrein en daarmee ook in de mogelijkheden om het plan op een acceptabele manier in de omgeving in te passen. Bijvoorbeeld door hier met de positionering van het gebouw, het parkeren en het laden en lossen rekening mee te houden.

Op basis van bovenstaande afweging heeft de locatie aan de Boutlaan om ruimtelijk-kwalitatieve redenen de voorkeur gekregen. In het kader van de volledigheid is overigens wel onderzocht tegen welke prijs beide locaties bouwrijp gemaakt zouden kunnen worden. Dat er op de locatie aan de Dijkstraat met meerdere grondeigenaren onderhandeld moest worden en er bovendien bestaande bebouwing gesloopt moest worden, zorgde er echter voor dat ook dit aspect van de planvorming in het voordeel sprak van de Boutlaan.

Bovenstaande afweging is de verantwoording waarom vervolgens verder is ingezet op planvorming aan de Boutlaan. De onderbouwing dat het plan op deze locatie ook daadwerkelijk uitvoerbaar is, blijkt uit de onderbouwing en onderzoeken zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

Voor de begrenzing van het 'bestaand bebouwd gebied' geldt voor deze locatie dat de grens net achter de naastgelegen brandweerkazerne ligt. De beoogde ontwikkeling past daar ongeveer voor de helft binnen en voor de andere helft dus niet.

Gelet op bovenstaande afweging, waaruit is gebleken dat er geen geschikte locatie is die volledig binnen het 'bestaand bebouwd gebied ligt, kan de locatie aan de Boutlaan als passende locatie worden aangemerkt. Het betreft een locatie waar voldoende mogelijkheden zijn voor de beoogde ontwikkeling en waar tegelijkertijd aansluiting behouden blijft met de (bebouwings)structuur van het dorp. Door de ligging aan de kruising Boutlaan-Akkerbloemstraat is de locatie uitstekend bereikbaar voor de bewoners van de kern alsmede voor de bevoorrading. Dat de locatie aan de rand ligt hoeft voor de inwoners geen bezwaar te zijn, omdat de supermarkt momenteel ook erg excentrisch ligt.

Ontwikkeling van deelgebied Boutlaan en voorkomen (her)vestiging (grotere) detailhandel elders

De beschikbaarheid van ruimte op de locatie Boutlaan biedt de mogelijkheid om een aantrekkelijke en toekomstbestendige locatie voor de Plus-supermarkt, Mikado te realiseren: klantvriendelijk opgezette winkelruimten, goede, ruime parkeervoorzieningen, scheiding van bevoorradings- en consumentenstromen en voldoende manoeuvreerruimte voor vrachtwagens.

Ontwikkeling van de locatie Boutlaan dient wel gepaard te gaan met het voorkomen van (her)vestiging van detailhandel op de vrijkomende locaties. Het deelgebied Dorpsstraat wordt na verplaatsing geherstructureerd tot een gemengd gebied met een recreatief karakter, bestemd voor onder andere kleinschalige horeca en detailhandel aan de Dorpsstraat en recreatieappartementen erboven en erachter aan een binnenterrein. De vestiging van detailhandel van grote(re) omvang wordt planologisch uitgesloten door de omvang van het vlak waarbinnen deze functie wordt toegestaan en de bepaling dat detailhandel hier uitsluitend op de begane grond wordt toegestaan. Gelet op de beperkte marktruimte is tot slot bepaald dat sprake dient te zijn van detailhandel die is gerelateerd aan de recreatieve voorzieningen, zodat beide functies elkaar kunnen versterken.

Trede 3. Bereikbaarheid

De locatie Boutlaan is goed bereikbaar voor alle vervoerswijzen, waarbij bovendien de bevoorrading van de winkel en het parkeren geen overlast meer bezorgen in de kern. Door de ligging aan de kruising Boutlaan-Akkerbloemstraat is de locatie uitstekend bereikbaar voor de bewoners van de kern, zowel lopend, per fiets of met de auto. De Akkerbloemstraat is samen met de Platteweg namelijk van oudsher een stedenbouwkundige drager voor Scharendijke, waar een groot deel van het dorp op ontsloten wordt en die ook de verschillende voorzieningen (horeca Dorpsstraat, maatschappelijke voorzieningen Bethlehemplein, detailhandel Boutlaan) met elkaar verbindt.

De locatie is via de Elkerzeeseweg en de Boutlaan eenvoudig bereikbaar voor de vele toeristen die gedurende het zomerseizoen in de verschillende campings en vakantieparken bij Scharendijke verblijven. Gelet op het hoofdzakelijk lokale verzorgingsgebied is openbaar vervoer in dit geval minder belangrijk voor een dorpse voorziening.

Conclusie

De planvorming past binnen de duurzaamheidsladder.

Hoofdstuk 5 Milieu- en duurzaamheidskader

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de milieugevolgen van alle ontwikkelingen behandeld die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Daarbij wordt opgemerkt dat deze onderzoeken in de voorontwerp- en ontwerpfase van het bestemmingsplan zijn uitgevoerd. Op dat moment was er nog sprake van nieuwbouw ten behoeve van drie winkels, te weten de Plus en de Mikado - die nu nog steeds onderdeel van het plan zijn - en de Country Garden die vanaf zijn huidige locatie aan de Elkerzeeseweg zou meeverhuizen. Deze laatste winkel verhuist uiteindelijk niet mee en de bestemmingslegging is dan ook zodanig aangepast dat alleen de twee resterende winkels, de Plus en Mikado, mogelijk worden gemaakt. Dit leidt ertoe dat bepaalde onderzoeken een bredere scope kennen dan de mogelijkheden die het bestemmingsplan uiteindelijk biedt.

In de hierna volgende paragrafen zijn de teksten zoveel mogelijk aangepast, waarbij passages over de Country Garden en de Elkerzeeseweg zijn komen te vervallen. In enkele externe onderzoeken, opgenomen in de bijlagen bij dit bestemmingsplan, komen deze winkel/locatie echter nog wel aan bod aangezien de meeste onderzoeken niet opnieuw zijn uitgevoerd.

Om de onderzoeken niet opnieuw uit te voeren, is gekozen nadat uit een controle van de onderzoeken is gebleken dat de conclusies daarvan in stand konden blijven - ook na het inhoudelijk wijzigen van de beoogde ontwikkeling. Van deze controle is een overzicht opgenomen in bijlage 22.

Voor drie aspecten bleek bovenstaande manier van verwerking niet toereikend. De resultaten van die onderzoeken bleken niet zonder meer houdbaar. Het betreft de onderzoeken naar luchtkwaliteit, geluid en stikstofdepositie, die in sterke mate samenhangen met de toekomstige verkeerssituatie. Omdat als gevolg van de tussentijdse aanpassing van het plan ook de verkeerscijfers zijn gewijzigd, is voor de drie genoemde onderzoeken een herberekening uitgevoerd. Het overzicht van (toekomstige) verkeersbewegingen, zoals opgenomen in bijlage 4, is een geactualiseerd overzicht dat is afgestemd op de definitieve plannen. Dit overzicht heeft basis gediend voor herberekening van deze drie onderzoeken. Bij alle drie de onderzoeken bleek ook na herberekening dat het voorliggende plan uitvoerbaar is, wat nader zal worden toegelicht in de betreffende paragrafen.

5.2 Bedrijven en milieuzonering

5.2.1 Toetsingskader

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG-handreiking) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).

De VNG-handreiking bevat een lijst met bedrijven waaraan, afhankelijk van de mate waarin de in de lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), een categorie wordt toegekend. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot de woongebieden. Per bedrijfstype wordt zo een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en de gevel van een woning gelegen in een rustige woonwijk. Wanneer er geen sprake is van een rustige woonwijk, maar van een gemengd gebied, kan één afstandsstap worden teruggedaan. Een bedrijf dat 50 meter afstand tot een rustige woonwijk moet aanhouden, mag zich hierdoor op 30 meter van een gemengd gebied vestigen.

Onder een rustige woonwijk wordt verstaan een woongebied met weinig verkeer en praktisch geen bedrijven en/of winkelcentra. Gemengde gebieden zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Naast wonen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en bedrijvigheid. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct naast de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Voor dergelijke gebieden kunnen de richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Milieucategori e   Minimale richtafstand tot een rustige woonwijk   Minimale richtafstand tot gemengd gebied  
1   10 m   Niet van toepassing  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  

Milieucategorieën en richtafstanden (bron: Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009, VNG)

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief worden gezien. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

5.2.2 Toetsing

Boutlaan

De Plus-supermarkt en Mikado betreffen bedrijven waarvoor een richtafstand geldt. De gevoelige functies in de omgeving bestaan uit woningen (aan de noordzijde) en recreatiewoningen (aan de oostzijde).
Omdat de functies in de omgeving vrijwel uitsluitend uit deze twee functies bestaan, wordt de omgeving aangemerkt als 'rustige woonwijk'

Uit onderstaand overzicht blijkt in welke milieucategorie de nieuwe functies vallen en wat de bijbehorende richtafstand betreft. Vervolgens is in figuur 6 inzichtelijk gemaakt tot waar die richtafstanden reiken.

functie   SBI   milieucategorie   richtafstand (m)  
Supermarkt   471   1   10  
Mikado   47   2   10  
parkeerplaats   5221   2   30  

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0010.jpg"

Figuur 6 - projectie richtafstanden voor ontwikkeling Boutlaan

De richtafstanden zijn in deze figuur vanaf de buitenzijde van het bouwvlak gemeten. De rode lijn beeldt daarbij de richtafstand van 10 m uit, behorende bij de winkels. Deze richtafstand is gemeten vanaf de buitenzijde van het bouwvlak.

Voor het parkeerterrein is de zone van 30 m aangeduid met de paarse lijn, gemeten vanaf de buitenzijde van het bestemmingsvlak (met uitzondering van het bouwvlak).

Op basis van deze zonering blijkt dat de richtafstanden behorende bij de functies op het terrein niet reiken tot aan gevoelige functies.

Dorpsstraat

Aan de Dorpsstraat geldt de milieuzonering in twee richtingen. Er worden namelijk nieuwe functies met een richtafstand mogelijk gemaakt aan de Dorpsstraat, waarvan onderzocht moet worden of deze niet van invloed zijn op het woon- en leefklimaat van gevoelige functies in de directe omgeving.

Daarnaast worden er binnen het plangebied zelf ook gevoelige functies mogelijk gemaakt in de vorm van recreatiewoningen en maximaal twee reguliere woningen. Hiervan is onderzocht of deze niet binnen de richtafstand van bestaande, omliggende bedrijven liggen.

Tot slot is het van belang dat de functies binnen het plangebied, die dus zowel bestaan uit gevoelige functies als functies met een aan te houden richtafstand, elkaar niet belemmeren.

Gelet op deze veelzijdigheid aan functies die binnen de Dorpsstraat en haar directe omgeving aanwezig zijn, wordt de omgeving in dit geval aangemerkt als 'gemengd gebied'. Op basis daarvan kunnen de te hanteren richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind.

- Dorpsstraat: afstand plangebied tot omliggende bedrijven

In de eerste plaats wordt gekeken of de planontwikkeling, met gevoelige functies, voldoende afstand houdt tot reeds bestaand functies. Indien dit niet het geval is, zou de planontwikkeling leiden tot een beperkende werking op de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven.

Op basis van de vigerende bestemmingslegging zijn meerdere functies toegestaan in de Dorpsstraat, wat ook blijkt uit de aanwezige functies. In de Dorpsstraat zijn eetcafé's, restaurants, een café en een cafetaria/snackbar gehuisvest. Hoewel deze in de VNG-publicatie niet allemaal onder dezelfde noemer te scharen zijn, vallen ze wel allemaal in de zelfde milieucategorie met een richtafstand van 10 m. Met de aftrek van één afstandsstap, resulteert dit binnen 'gemengd gebied' in een afstand van 0 m. De gevoelige functies die binnen het plangebied worden mogelijk gemaakt, leiden niet tot beperking van de bestaande bedrijven in de Dorpsstraat.

Achter de bebouwing van de Dorpsstraat, zowel aan de noord- als zuidzijde, zijn twee percelen bestemd voor bouw-/aannemersbedrijven. Aan de noordzijde, op de hoek Dijkstraat/Baken betreft het het voormalige bedrijf Louwerse, wat nog wel de bestemming heeft voor een bouwbedrijf. Aan de zuidzijde, tegenover het parkeerterrein aan de Dijkstraat, is dit het perceel van aannemersbedrijf Verjaal. Op basis van de VNG-publicatie worden beide bedrijven aangemerkt als 'aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²', vallend in categorie 2 met een richtafstand van 30 m. Binnen 'gemengd gebied' resulteert dit in een richtafstand van 10 m, waar ruimschoots aan voldaan wordt. Bovendien zijn er tussen beide bedrijfspercelen en het plangebied nog andere woningen gelegen, waar bij bedrijfsvoering op de betreffende bedrijfspercelen rekening mee gehouden moet worden. De nieuwe functies binnen het plangebied vormen ook geen belemmering voor deze twee bedrijfspercelen.

- Dorpsstraat: afstand plangebied tot omliggende woningen

Naast gevoelige functies, omvat het plan ook functies die zelf een richtafstand kennen. Het plan dient hier rekening mee te houden ten opzichte van bestaande woningen in de omgeving.

Hieronder zijn de bedrijfsmatige activiteiten genoemd die binnen het plan mogelijk worden gemaakt, met daarbij hun richtafstand zoals opgenomen in de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering 2009'.

Functie in bestemmingsplan   SBI   milieu-
categorie  
richtafstand op basis van VNG (m)   richtafstand 'gemengd gebied' (m)  
verblijfsrecreatie   5510   1   10   0  
horeca cat. 1 en 2   561 / 563   1   10   0  
kantoren   div.   1   10   0  
dienstverlening   div.   1   10   0  
detailhandel   div.   1   10   0  

Gelet op de afstandsstap die binnen 'gemengd gebied' in mindering kan worden gebracht, geldt voor al deze functies een richtafstand van 0 m. Dit houdt in dat deze functies direct naast woningen toelaatbaar zijn. Op basis hiervan vormen de nieuwe functies die binnen het plangebied worden mogelijk gemaakt geen aantasting van het woon- en leefklimaat in de directe omgeving.

- Dorpsstraat: onderlinge afstand tussen functies in plangebied

Ook binnen het plangebied dient voorkomen te worden dat de nieuwe functies elkaar belemmeren, gelet op de richtafstanden. In bovenstaande tabel is reeds aangetoond dat de functies binnen het plangebied, uitgaande van het omgevingstype 'gemengd gebied', een richtafstand van 0 m kennen. Er bestaat geen belemmering tussen deze functies en de gevoelige functies die eveneens binnen het plangebied voorzien worden.

Zowel voor de omliggende woningen, als voor de twee woningen die binnen het plangebied worden toegestaan, vormen de overige functies die binnen het plangebied worden toegestaan geen belemmering.

5.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Toetsingskader

Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect stof niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.

Regelgeving

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk vijf (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer (hierna Wm), ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd (hierna Wlk). Het doel van de Wlk is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De in de Wlk vastgestelde normen voor luchtkwaliteit mogen niet overschreden of, in geval van een bestaande overschrijding, mag een eventuele toename niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitsnormen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of
  • een project per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of
  • een project slechts in 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging; of
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL); of.
  • een project een ander project van gelijke of grotere omvang vervangt.

Niet in betekenende mate

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet In Betekenende Mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Een geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als:

  • het valt onder de beschrijving in de tabellen met categorieën van gevallen in de 'Regeling Niet In Betekenende Mate', of
  • het bevoegd gezag aannemelijk kan maken, bijvoorbeeld door berekeningen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op die locatie de vestiging van een gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone.

5.3.2 Toetsing

Wanneer de ontwikkelingen los worden gezien, geldt dat voor de planologische mogelijkheden aan de Dorpsstraat geen onderzoek naar luchtkwaliteit nodig is. Er worden immers geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de genoemde zones en bovendien blijven de ontwikkelingen op deze locaties onder de drempelwaarde van 3%.

De ontwikkelingen dienen echter in samenhang te worden bezien, aangezien de ontwikkelingen direct met elkaar samenhangen en ook de verkeersbewegingen veranderen op basis van de twee ontwikkelingen samen.

Om die reden is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd, waarvan de rapportage is opgenomen in bijlage 6. Dit betreft het oorspronkelijke onderzoek, waarbij nog sprake was van verplaatsing van drie in plaats van twee winkels.

Uit dit onderzoek blijkt dat de maximaal te verwachten concentraties voldoen aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit. De gecumuleerde bijdrage met de achtergrondconcentratie ligt voor zowel NO2 als PM10 ruim onder de vigerende grenswaarden van 40 µg/m3. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit op basis van artikel 5.16 lid 1a van de Wet luchtkwaliteit.

Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 de volgende grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens: 25 µg/m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie. De resultaten in tabel 2 laten zien dat de maximaal berekende concentratie PM10 20,9 µg/m3 is. Hiermee wordt met zekerheid aan de norm voldaan, waarbij het tevens bekend is dat de fractie PM2,5 in PM10 ruwweg 65% is.

Oplegnotitie

Nadat de plannen tussentijds gewijzigd zijn en er nog sprake is van twee winkels op de locatie aan de Boutlaan, te weten de Plus en de Mikado, is het oorspronkelijke onderzoek herberekend. De bevindingen hiervan zijn opgenomen in een oplegnotitie, die is opgenomen in bijlage 7 bij dit bestemmingsplan. De notitie toont aan dat ook na herberekening, op basis van de definitieve situatie, het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van de plannen.

5.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.4 Geur

5.4.1 Toetsingskader

Algemeen

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken. Bij geur gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting (immissie) veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. Geur heeft dus gevolgen voor het leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de ruimte.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect geur niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.

Regelgeving bedrijven

In Nederland is er geen wetgeving voor geur van bedrijven. Voor een aantal bedrijven die onder een algemene maatregel vallen zoals het Activiteitenbesluit, zijn er verplichtingen ten aanzien van te treffen maatregelen. Voor omgevingsvergunningplichtige bedrijven geldt de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) als toetsingskader voor het beoordelen van eventuele geurhinder. Wel is in beleid vastgelegd wat een tegen geur te beschermen object is. Naast woningen kunnen dit ook andere locaties zijn waar mensen zich gedurende langere tijd bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden, zoals ziekenhuizen, bejaarden- en verpleegtehuizen en recreatiegebieden. Hoewel in principe alle geurgevoelige objecten moeten worden beschermd tegen geuroverlast, kunnen wel verschillen in het niveau van bescherming worden gehanteerd. Voor een bedrijfswoning kan bijvoorbeeld een lager beschermingsniveau en dus een hogere geurbelasting gehanteerd worden dan voor aaneengesloten woonbebouwing.

Regelgeving veehouderijen

Vergunningplichtige veehouderijen moeten voor wat betreft geur van dierenverblijven voldoen aan de Wet geurhinder en veehouderij. Verder dienen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de beste beschikbare technieken te worden toegepast. Veehouderijen die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen, moeten voldoen aan de in dat besluit genoemde minimaal aan te houden afstand tot geurgevoelige objecten. Het Besluit landbouw milieubeheer geeft ook minimaal aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten voor opslagen van veevoeder en mest.

Zowel in het Besluit landbouw als in de Wet geurhinder en veehouderij is ook vastgelegd wat een geurgevoelig object is. Volgens de Wet geurhinder en veehouderij is dat een gebouw, bestemd voor menselijk gebruik, waar zich gedurende langere periode mensen bevinden. In het Besluit landbouw zijn categorieën van objecten gedefinieerd waartoe een minimaal te houden afstand dient te worden aangehouden.

5.4.2 Toetsing

De wettelijke regeling heeft alleen betrekking op veehouderijen, waar in dit bestemmingsplan geen sprake van is.

Voor overige bedrijvigheid in het algemeen is in paragraaf 5.2 reeds aangetoond dat de beoogde ontwikkelingen voldoen aan de richtafstanden zoals die zijn vastgelegd in de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering 2009'. Deze richtafstanden zijn mede gebaseerd op het aspect 'geur', voor zover dat voor specifieke bedrijfstypen relevant is. Met de conclusie dat de ontwikkelingen voldoen aan de richtafstanden, is dus ook geborgd dat de ontwikkelingen niet tot onevenredige geurhinder zullen leiden.

Zoals in paragraaf 5.2 ook reeds vermeld, wordt de uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving verder geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

5.4.3 Conclusie

Het aspect geur staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.5 Geluid en stilte

5.5.1 Toetsingskader

Algemeen

Een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige functies (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van o.a. wegverkeerlawaai en industrielawaai door middel van zonering.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect geluid niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht,

Regelgeving

- Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 Wet geluid hinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Tevens zijn in de Wgh onderzoekszones opgenomen waarbinnen onderzoek moet worden uitgevoerd naar de gevolgen van wegverkeerslawaai op een geluidsgevoelige bestemming. Deze onderzoekszones bedragen voor het stedelijk gebied voor wegen met 1 of 2 rijstroken 200 meter en voor het buitenstedelijk gebied 250 meter voor wegen met 1 of 2 rijstroken. Voor gezoneerde wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De grenswaarde ligt tussen de 53 dB en 68 dB, afhankelijk van de ligging en of het een nieuwe of bestaande situatie betreft.

Een geluidsbelasting hoger dan deze grenswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de grenswaarde is de geluidbelasting alleen toepasbaar na een afwegingsproces in de vorm van een procedure hogere grenswaarde.

- Industrielawaai

In de Wgh wordt verhoudingsgewijs maar een klein gedeelte van het industrielawaai gereguleerd, namelijk alleen voor bedrijven gelegen op een gezoneerd industrieterrein. De geluidsruimte is voor een deel van de bedrijven vastgelegd in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Een groot deel van de bedrijven valt onder een algemene maatregel van bestuur. Hierin zijn o.a. voor geluid voorschriften opgenomen. Deze voorschriften kunnen bepalend zijn voor de benodigde afstand tussen het bedrijf en gevoelige functies in de omgeving. Daarnaast moet bij de afweging in het kader van het bestemmingsplan ook rekening worden gehouden met geluidsemissies die niet geregeld zijn in het kader van de milieuwetgeving zoals laden en lossen, verkeersaantrekkende werking of menselijk stemgeluid.

- Menselijk stemgeluid

Bestemmingen waarbij menselijk stemgeluid in de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening een rol kan spelen, zijn onder andere bedrijven (horeca), sportvelden of speelplaatsen/hangplekken. Getoetst moet worden of het stemgeluid niet leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat

5.5.2 Toetsing

Boutlaan

Voor de Boutlaan is akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarvan de onderzoeksrapportage is opgenomen in bijlage 8. De resultaten van dit onderzoek worden in deze paragraaf beschreven.

Daarbij wordt opgemerkt dat dit onderzoek is uitgevoerd op het moment dat er nog sprake was van een plan met drie winkels aan de Boutlaan. Na een tussentijdse wijziging van de plannen zullen alleen de Plus en de Mikado naar de Boutlaan verhuizen. In algemene zin kan gesteld worden dat het geluidseffect op de omgeving door deze planwijziging kleiner wordt dan dat uit het oorspronkelijke onderzoek naar voren kwam. Dit blijkt ook uit een aanvullende berekening die nadien is uitgevoerd, met de definitieve situatie (2 winkels) als uitgangspunt. De resultaten daarvan worden na de resultaten van het oorspronkelijke onderzoek weergegeven.

Wegverkeerslawaai

De functies die aan de Boutlaan gerealiseerd worden, zijn zelf niet als geluidgevoelige functies aan te merken. De ontwikkeling zorgt echter voor een verkeerstoename over de Boutlaan en gelet op de omliggende woningen en recreatiewoningen is onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd om te kunnen onderbouwen dat er sprake is en blijft van een 'goed woon- en leefklimaat'.

De Boutlaan kent als 30 km-zone geen wettelijk toetsingskader. Om te onderbouwen dat er sprake blijft van een 'goed woon- en leefklimaat', is een kwalitatieve beoordeling uitgevoerd van de rekenresultaten, waarbij de geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai in de nieuwe situatie is afgezet tegen de geluidbelasting in de autonome situatie. Hieruit blijkt dat het plan leidt tot een toename van 1,4 dB. Bij de afweging of deze toename van de geluidbelasting past binnen een 'goed woon- en leefklimaat', is meegewogen dat:

  • de toename dusdanig beperkt is dat deze voor het menselijk oor niet waarneembaar is;
  • het plan inspeelt op het behoud c.q. de versterking van de detailhandelsstructuur, wat op zich zelf als bijdrage aan het woon- en leefklimaat kan worden gezien;
  • de uiterste grenswaarde van 63 dB uit de Wgh niet wordt overschreden zoals die wordt toegepast voor situaties waarbij wettelijke toetsing verplicht is (50 km/u wegen);
  • op basis van de Milieukwaliteitsmaat volgens de methode Miedema, waarin geluidbelasting in stappen van 5 dB wordt onderscheiden en wordt beoordeeld, de geluidbelasting na planontwikkeling in dezelfde categorie valt als in de huidige situatie het geval is.

Gelet op deze onderbouwing, wordt de toename van 1,4 dB in dit geval aangemerkt als acceptabel binnen een 'goed woon- en leefklimaat'.

Deze afweging geldt tevens als uitgangspunt om af te wijken van het gemeentelijk beleid. In algemene zin speelt daarbij bovendien mee dat de huidige situatie aan de Dorpsstraat geen gelukkige locatie is, zowel wat betreft het laden en lossen als het parkeren. De verplaatsing van de supermarkt naar de Boutlaan is in zoverre een verbetering. De locatie aan de Boutlaan is goed bereikbaar voor zowel bezoekers als bevoorradingsverkeer en is akoestisch gezien de meest gunstige locatie. Een toename van de geluidsbelasting op de gevels van de woningen aan de Klaverstraat en Korenbloemstraat is daarmee, in afwijking van het gemeentelijk beleid en om redenen als hiervoor genoemd, niet onevenredig.

Industrielawaai

Het onderzoek gaat daarnaast in op industrielawaai, waarin de geluidseffecten als gevolg van het algemeen functioneren van de detailhandelsvestigingen aan de Boutlaan aan bod komen. Hiervoor is het te verwachten langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, het maximaal geluidniveau en de indirecte hinder (verkeers aantrekkende werking) getoetst aan de richtlijnen uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

- Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Uit de rekenresultaten blijkt dat de richtlijn van 40 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, zijnde 45 dB(A) in de dag-, 40 dB(A) in de avond- en 35 dB(A) in de nachtperiode, wordt overschreden ter plaatse van de woningen aan de Korenbloemstraat 34 en Klaverstraat 77, met respectievelijk 2 dB(A) en 1 dB(A) in de avondperiode.

Uit de berekening voor het wegverkeerslawaai zoals hiervoor omschreven, is reeds gebleken dat de geluidbelasting op de gevels van deze twee woningen in de avondperiode respectievelijk 58 dB en 56 dB bedraagt inclusief planontwikkeling. Exclusief planontwikkeling ligt dit niveau 1,4 dB lager, maar nog altijd boven de 42 dB(A) en 41 dB(A) als gevolg van industrielawaai (overschrijding in de avondperiode).

Het onderzoek gaat nader in op beide typen geluidbelasting door na te gaan of daarbij cumulatie optreedt. Dit laatste blijkt niet het geval. De geluidbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai is om die reden maatgevend. De ontwikkeling zorgt dus wel voor een toename op het gebied van industrielawaai waar bovendien een overschrijding van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de avondperiode mee gemoeid is van 2 dB(A) en 1 dB(A), maar gelet op de geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai zorgt deze toename echter niet voor een verslechtering van het woon- en leefklimaat.

- Maximaal geluidniveau

Uit de rekenresultaten blijkt dat de richtlijn van 65 dB(A) in de dag-, 60 dB(A) in de avond- en 55 dB(A) in de nachtperiode uit de VNG-brochure voor het maximaal geluidniveau wordt overschreden ter plaatse van:

  • de Korenbloemstraat 34 met 6 dB(A) in nachtperiode;
  • de Klaverstraat 77 met 5 dB(A) in de nachtperiode;
  • de Klaverstraat 75 met 2 dB(A) in de nachtperiode;
  • een vakantiehuisje met 1 dB(A) in de nachtperiode.

Deze overschrijding wordt veroorzaakt door het optrekken van een kleine vrachtwagen / bestelauto vóór 7.00 uur, die wordt ingezet voor een tijdige levering van brood in de ochtend. Omdat de geluidbelasting in de nachtperiode optreedt, geldt dat een goed woon- en leefklimaat in de woning/vakantiehuisje moet worden beschermd. Om voldoende bescherming te bieden, is aangesloten bij artikel 2.17 uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hier wordt als geluidnorm voor het LAmax = 45 dB(A) in de nachtperiode gehanteerd. Bij een geluidbelasting van ten hoogste LAmax = 61 dB(A) zoals uit de berekeningen naar voren komt, dient de geluidwering 16 dB(A) te zijn om een binnenniveau van 45 dB(A) te garanderen. Op grond van het Bouwbesluit bedraagt de geluidwering van een woning minimaal 20 dB(A). Ook bij een woning van vóór inwerkingtreding van het Bouwbesluit zal in ieder geval een geluidwering van 16 dB(A) worden gehaald. Hiermee is het binnenniveau gegarandeerd.

In het verlengde van deze berekeningen, zijn de onderzoeksresultaten op het gebied van industrielawaai ook direct getoetst aan het Activiteitenbesluit. Hierbij treedt er alleen een normoverschrijding op van 1 dB ter plaatse van de Korenbloemstraat 34. Dit is middels een maatwerkvoorschrift met de hierboven beschreven onderbouwing op te lossen.

- Indirecte hinder

Uit de rekenresultaten blijkt dat er bij de woningen voldaan wordt aan de richtlijn van 50 dB(A) etmaalwaarde voor de indirecte hinder. Het equivalent geluidniveau van de indirecte hinder vormt vanuit akoestisch oogpunt geen belemmering voor de planontwikkeling.

Menselijk stemgeluid
Gelet op de andere geluidsbronnen waar in het bovengenoemde onderzoek rekening mee is gehouden, is het menselijk stemgeluid niet maatgevend voor de geluidseffecten op de omgeving. Volstaan wordt met de conclusie uit het akoestisch onderzoek dat het plan geen aantasting vormt van een 'goed woon- en leefklimaat' voor de omgeving.

Aanvullende berekening

Zoals aan het begin van deze paragraaf al is aangegeven, zijn de plannen tussentijds gewijzigd en is om die reden nadien nog een herberekening uitgevoerd. Deze herberekening is toegespitst op de definitieve situatie, waarin niet langer drie maar twee winkels naar de Boutlaan zouden verhuizen. Om die reden wordt het winkelpand kleiner en zal er ook sprake zijn van minder verkeer en bezoekers dan in eerste instantie berekend. Dat daarmee ook het geluidseffect op de omgeving kleiner wordt blijkt uit de oplegnotitie die is opgenomen als bijlage 10. De conclusies uit deze oplegnotitie, bevestigen de conclusies uit het oorspronkelijke onderzoek dat het geluidsaspect voor de plannen aan de Boutlaan geen belemmering vormt.

Dorpsstraat

Voor de Dorpsstraat is eveneens akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarvan de onderzoeksrapportage is opgenomen in bijlage 9. De resultaten van dit onderzoek worden in deze paragraaf beschreven.

Zoals bij het onderzoek naar de Boutlaan al is aangegeven, zijn na het uitvoeren van de onderzoeken de plannen nog gewijzigd. Hoewel de ontwikkeling aan de Dorpsstraat daarbij niet is gewijzigd, zijn de verkeersaantallen voor de Elkerzeeseweg wel gewijzigd als gevolg van de verschuivingen aan de Boutlaan. Om die reden is ook bij dit onderzoek voor de Dorpstraat, waarbij het verkeer op de Elkerzeeseweg van invloed is, een herberekening uitgevoerd. De resultaten daarvan worden na de resultaten van het oorspronkelijke onderzoek weergegeven.

Wegverkeerslawaai

Het onderzoek naar wegverkeerslawaai voor de locatie aan de Dorpsstraat, focust zich op de geluidbelasting binnen het plangebied door de gezoneerde wegen in de omgeving. In dit geval betreft dat alleen de Elkerzeeseweg. De huidige verkeersintensiteit bedraagt hier 9.600 mvt/etmaal. Het onderzoek houdt daarbij ook rekening met de ontwikkelingen uit dit bestemmingsplan en de gevolgen die dit heeft voor de verkeersbewegingen op de wegen in de omgeving. Als gevolg hiervan zal het aantal mvt/etmaal op het deel van de Elkerzeeseweg ter hoogte van de Dorpsstraat toenemen met 384 mvt/etmaal. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van 9600 + 384 = 9984 mvt/etmaal.

Op basis van de berekeningen uit het onderzoek, blijkt dat op de voorste grenzen van het plangebied (gezien vanaf de Elkerzeeseweg) ruimschoots voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. In de rest van het plangebied wordt op die manier ook aan deze waarde voldaan.

Hoewel de Dorpsstraat zelf een 30 km-zone betreft en zodoende geen wettelijke geluidszone kent, zijn in het akoestisch onderzoek ook de gevolgen voor de Dorpsstraat zelf doorgerekend. Daarbij is rekening gehouden met een afname aan verkeersbewegingen door de verplaatsing van de supermarkt en Mikado en een toename van verkeer als gevolg van de nieuwe invulling aan de Dorpsstraat. Per saldo neemt het aantal verkeersbewegingen hierdoor sterk af. In het onderzoek is de geluidbelasting in de huidige situatie afgezet tegen die in de toekomstige situatie, waaruit blijkt dat het plan zorgt voor een afname van circa 2 dB. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de plannen ter plaatse voor een verbetering van het woon- en leefklimaat zorgen.

Industrielawaai en menselijk stemgeluid

Volstaan wordt met de onderbouwing van de milieuzonering in paragraaf 5.2. Daaruit blijkt dat het plan voldoet aan de richtafstanden uit de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering 2009'. Deze richtafstanden zijn mede gebaseerd op het aspect 'geluid', voor zover dat voor specifieke bedrijfstypen relevant is. Met de conclusie dat de ontwikkelingen voldoen aan de richtafstanden, is dus ook geborgd dat de ontwikkelingen niet tot onevenredige geluidhinder zullen leiden.

Zoals in paragraaf 5.2 ook reeds vermeld, wordt de uiteindelijke afstemming tussen de hinder van de definitieve functies en de bijbehorende inrichting enerzijds en de omgeving anderzijds verder geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Aanvullende berekening

Net als voor de locatie aan de Boutlaan, wordt in de oplegnotitie in bijlage 10 ook de situatie aan de Dorpsstraat herberekend. De conclusies uit deze oplegnotitie, bevestigen de conclusies uit het oorspronkelijke onderzoek dat het geluidsaspect voor de plannen aan de Dorpsstraat geen belemmering vormt.

5.5.3 Conclusie

Het aspect geluid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.6 Externe veiligheid

5.6.1 Toetsingskader

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.

Op grond van de provinciale Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  • a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
  • b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag), of
  • c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is.

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

Voor een aantal categorieën van risicovolle inrichtingen is een standaardbenadering voor het omgaan met risico's voorgeschreven in het Bevi. Deze benadering is uitgewerkt in een aantal veiligheidsafstanden die zijn opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). De categorieën van inrichtingen waarop het Revi van toepassing is, betreffen onder meer lpg-tankstations en opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen die voldoen aan de PGS 15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen). Propaantanks van meer dan 13 m³ vallen onder de werkingssfeer van het Bevi.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen worden overgenomen in een tweetal Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Het gaat om het Besluit transportroutes externe veiligheid transportroutes (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Als voorbode van deze AMvBs is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Het Bevb is op 1 januari 2011 gedeeltelijk in werking getreden (zie hierna). De inwerkingtreding van het Btev wordt in 2012 verwacht.

Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Daarnaast geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Basisnet

Op dit moment wordt het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen ontwikkeld. Voor de basisnetten Water, Weg en Spoor wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn voorlopige indelingen gemaakt. Hier kunnen nog geen rechten aan ontleend worden.

Het streven is het basisnet voor de modaliteiten spoor, weg en water tegelijk vast te stellen. In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev, een wijziging gepubliceerd van de CRVGS3. Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Weg respectievelijk het Basisnet Water.

Basisnet Weg

Het Basisnet Weg moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen voor wat betreft de gevaarlijke stoffen. Daarnaast moeten ruimtelijke ontwikkelingen langs het hoofdwegennet op verantwoorde wijze mogelijk blijven. Dit alles binnen de normen van externe veiligheid.

Het Basisnet Weg bestaat uit twee kaarten: een kaart met de veiligheidszones en een kaart met de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) en een tabel. In de gemeente Schouwen-Duiveland gaat het om de N256, rijksweg N57 en de rijksweg N59. In de tabel is aangegeven hoe groot de zone voor elk wegvak is en met welke vervoergegevens de gemeente groepsrisicoberekeningen moet maken.

Basisnet Water

Het Basisnet Water moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen waarbij ook de ruimtelijke ontwikkeling langs het water op verantwoorde wijze mogelijk blijven.

In het Basisnet Water is gebruik gemaakt van CEMT-klassen die in Europa gelden. Opgenomen zijn de vaarwegen met CEMT-klasse 2 en hoger. Vaarwegen die zijn ingedeeld in een lagere CEMT-klasse, maken geen onderdeel uit van het Basisnet. Op die vaarwegen (en alle andere vaarwegen die niet tot het Basisnet behoren) vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen in bulk plaats. Af en toe vaart er een bunkerschip van maximaal 300 ton voor de bevoorrading van brandstofstations langs de vaarweg. Opname in het Basisnet van deze vaarwegen heeft geen effect op de veiligheid. Zij zijn daarom buiten beschouwing gelaten.

De opgenomen vaarwegen zijn in 3 typen routes verdeeld zijn:

  • I. Zeevaartroutes (rood): dit zijn alle vaarwegen vanaf zee naar zeehavens (gebruikt door grote zeeschepen en binnenvaartschepen), zoals in Zeeland de Westerschelde.
  • II. Binnenvaartroutes met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart): dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met het achterland en de Noord-Zuid verbindingen. Dit zijn tevens de vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt, zoals het Zijpe.
  • III. Binnenvaartroutes zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (groen): overige vaarwegen waar weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt (bijvoorbeeld minder dan 1 geladen benzinetanker per dag). Voor Schouwen-Duiveland gaat het dan om de Grevelingen en vaarroutes op de Oosterschelde.

Per route geeft het Basisnet Water een gebruiksruimte aan door langs alle vaarwegen een maximale ligging van deze PR10-6 contour vast te stellen. Voor groene vaarwegen geldt dat er geen PR10-6 contour is (ook niet op het water zelf) en naar verwachting zelfs bij voortgaande groei ook niet zal komen. Voor zwarte vaarwegen komt de PR10-6 contour maximaal tot de oeverlijn.

Na inwerkingtreding van het Basisnet moeten gemeenten bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening houden met de maximale risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten geheel niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Binnen deze belemmeringenstrook mogen geen nieuwe bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken toestaan; met een afwijkingsbevoegdheid kan bouwen voor aanwezige positief bestemde functies worden toegestaan, mits het geen kwetsbare objecten betreft. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze strook, dient aan een vergunningenstelsel te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven.

Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Op grond van artikel 12 van het Bevb dient het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding te worden verantwoord.

Tussen een bestaand gasontvangstation (GOS) en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden aan te houden veiligheidsafstanden volgens de Wet Milieubeheer. Afhankelijk van de inlaatdruk worden nadere eisen gesteld.

5.6.2 Toetsing

Risicovolle inrichtingen

Een uitsnede van de provinciale risicokaart is opgenomen in figuur 7, waarop de risicobronnen in de omgeving van het plangebied zijn weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0011.png"

Figuur 7 - Uitsnede provinciale risicokaart

Uit deze figuur valt af te leiden dat er nabij de Dorpsstraat geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

Nabij de locatie aan de Boutlaan zijn twee risicovolle inrichtingen aanwezig. Het betreffen de bovengrondse propaantanks bij Camping De Vliedberg en Camping Grevelingen. De risicocontouren van deze inrichtingen vallen niet buiten de perceelsgrenzen. Gelet op de afstand, het type inrichting en de zeer beperkte reikwijdte van de risicocontouren, vormen deze ook voor de ontwikkeling aan de Boutlaan geen belemmering.

Transportroutes

- Buisleidingen

De provinciale risicokaart geeft aan dat er geen buisleidingen in of nabij de locaties van het plangebied aanwezig zijn die vanuit het aspect externe veiligheid een beperking op kunnen leveren voor de beoogde ontwikkeling.

- Verkeersroutes gevaarlijke stoffen

Met de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (1 januari 2010) maakten de ministers van VenW en BZK en de staatssecretaris van VROM hun beleid bekend over de af-weging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in rela-tie tot de omgeving. Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Met deze circulaire wordt dit beleid verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Qua methodiek sluit de circulaire aan op het Bevi (het hanteren van plaatsgebonden risico en groepsrisico).

De rijkswegen N57, N59 en N256 zijn aangewezen als transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De wegen N59 en N256 liggen op een zodanig grote afstand dat de invloedsgebieden niet over het plangebied reiken. De meest nabijgelegen weg betreft de N57, deze ligt op een afstand van circa 1000 meter vanaf de Dorpsstraat en op een afstand van ruim 1.400 meter van de locatie aan de Boutlaan.

Dit betekent dat de invloedsgebieden afkomstig van deze weg wel over het plangebied reiken. Echter de afstand in combinatie met de planontwikkeling is zodanig groot dat dit geen effect meer heeft op de hoogte van het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Uit het Basisnet Weg en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) blijkt dat voor de voornoemde wegen geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied en evenmin van een veiligheidszone; er is geen maatgevende contour voor het PR (de contour met kans 10-6 ligt op de weg, niet erbuiten).

Grondgebonden risico

Ook blijkt uit het Basisnet Weg dat voor de betreffende wegvakken in de huidige situatie sprake is van een zeer laag GR )kleinder dan 0,1 maal de oriënterende waarde). De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs de genoemde wegen niet overschreden. Ook ligt de ontwikkeling buiten de zone van 200 meter, afkomstig uit het Basisnet. Hierin wordt gesteld dat geplande bebouwing buiten deze zone beperkte invloed kan hebben op de hoogte van het groepsrisico. De beoogde ontwikkeling zal vanwege de afstand van de twee locaties geen gevolgen hebben voor de afstand van het groepsrisico.

5.6.3 Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. Andersom zorgt de ontwikkeling niet voor een beperking van Bevi-inrichtingen en een verhoging van het groepsrisico op de rijkswegen N256, N57 en N59.

5.7 Bodem

5.7.1 Toetsingskader

Milieuhygiënische bodemkwaliteit

Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht.

Een belangrijk basis vormt de Wet bodembescherming (Wbb) en daarnaast zijn het Besluit bodemkwaliteit en de Waterwet van toepassing. Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het Besluit bodemkwaliteit omvat de regels rond grondverzet, bouwstoffen en een stuk kwaliteitsboring.

5.7.2 Toetsing

Boutlaan

Door Sagro Milieu Advies is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 11 opgenomen. De conclusies hieruit worden in de onderstaande tekst verwoord.

In zowel de boven als ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Het grondwater is matig tot sterk verontreinigd met barium. Formeel gezien is nader grondwateronderzoek nodig, echter komen ter plaatse van Scharendijke vaker hogere concentratie barium in het grondwater voor. Er is geen duidelijke bron aan te wijzen. Vooralsnog gaat het om een natuurlijk verhoogde achtergrondconcentratie. Nader onderzoek is in dit geval niet noodzakelijk.

Overigens is het onderzoek uitgevoerd op het moment dat er nog sprake was van een eerdere versie van het plan. De strook grond achter de brandweerkazerne is om die reden niet in het onderzoek meegenomen. Voor deze strook grond geldt dat de grond uitsluitend gebruikt zal worden om er een parkeerterrein aan te leggen. Omdat deze functie (als onderdeel van het totale plan) niet milieugevoelig is, staat het aspect bodem ook de definitieve versie van het plan niet in de weg.

Dorpsstraat

Door Sagro Milieu Advies is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 12 opgenomen.

In het onderzoek is uitgegaan van de hypothese verdacht. Deze hypothese dient op grond van de onderzoeksresultaten te worden aangenomen.

De grond direct onder de slakkenverharding op het buitenterrein bevat matig verhoogde gehalten aan lood. In de bovengrond worden maximaal licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK geconstateerd. In de ondergrond worden geen verhoogde gehalten met de geanalyseerde parameters geconstateerd. In het grondwater worden geen verhoogde concentraties met de geanalyseerde parameters geconstateerd.

De op de onderzoekslocatie geconstateerde licht tot matig verhoogde gehalten in de grond geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek. In de separaat geanalyseerde deelmonsters zijn geen overschrijdingen van de interventiewaarde aangetroffen. 

Op de locatie is geen geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig waardoor er op grond van de Wet Bodembeheer geen saneringsplicht van toepassing is. De locatie is hiermee geschikt voor de beoogde ontwikkeling.

Er dient wel rekening mee gehouden te worden dat (ook licht) verontreinigde grond niet zonder meer mag worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie. De eventuele mogelijkheden dienen in overleg met het bevoegd gezag te worden bepaald.

5.7.3 Conclusie

Het aspect bodem staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.8 Water

5.8.1 Toetsingskader

Algemeen

In ruimtelijke plannen moet voldoende aandacht besteed worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk.

Regelgeving

In de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw tussen rijk, provincies, Waterschappen en gemeenten (d.d. 14 februari 2001) is overeengekomen dat vanaf de ondertekening van deze overeenkomst op alle voor de waterhuishouding relevante nieuwe ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden. Concreet betekent de invoering van de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.6 lid 1, sub b Bro.

In artikel 3.1.1. van het Bro is vastgelegd dat bij het opstellen van het bestemmingsplan overleg dient plaats te vinden met de waterbeheerder. Water dient in een zo vroeg mogelijk moment in de planvorming te worden meegenomen. Bij voorkeur in de initiatieffase.

Grondwateronttrekking

Zorgvuldig omgaan met grondwaterwinning beperkt het risico op verzilting van het vaak schaarse zoete grondwater. Door verzilting neemt het zoutgehalte van het (grond)water en de bodem toe. Verzilting kan tot schade leiden voor de landbouw, omdat het grondwater minder of ongeschikt wordt voor beregeningsdoeleinden. Winning van grondwater kan verlaging van de grondwaterstand en daarmee verdroging van gebieden tot gevolg hebben.

Om verdroging tegen te gaan zijn in kwetsbare gebieden, bijvoorbeeld (natte) natuurgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, alleen grondwaterwinningen op basis van een melding toegestaan als ze kortdurend zijn (maximaal 6 maanden) en een laag debiet hebben (maximaal 100 m3 per uur en maximaal 1.000 m3; per maand) hebben. Voor alle andere grondwateronttrekkingen is altijd een vergunning van het waterschap of de provincie vereist.

5.8.2 Toetsing

Er is aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen nagegaan of het voorliggende plan strijdig is met de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

Grondwatersysteem

Het grondwatersysteem in het plangebied is in te delen in het type 'Dun zoet'. Bij dit watersysteemtype is een dunne zoete bel aanwezig in percelen of in grotere eenheden, die echter niet kunnen worden gewonnen in verband met verziltingsgevaar. Het oppervlaktewater is brak tot zout.

Oppervlaktewatersysteem

Het plangebied maakt deel uit van het waterafvoergebied Schouwen.

De wijze waarop bij de planvorming verder rekening is gehouden met het aspect water, is uitgewerkt per locatie en wordt in de navolgende tabel omschreven. Voor de locatie Dorpsstraat is sprake van de herontwikkeling van een thans volledig verhard privaat gebied naar een in de nieuwe situatie ook volledig verhard privaat gebied. De koppeling aan het rioleringssysteem wordt in samenspraak met gemeente en waterschap bij de vergunningverlening verder uitgewerkt. Andere wateraspecten zijn op deze locatie niet in het geding. De keur die over een klein deel van het plangebied reikt, leidt niet tot beperkingen.

Voor de locatie Boutlaan is wel sprake van een nieuwe situatie met een toename van het verhard oppervlak van 8.225 m². Extra waterberging wordt gerealiseerd door aan de west- en zuidzijde een nieuwe sloot aan te leggen met in de zuidoosthoek een vijver. De grondwaterstand wordt niet aangepast. Verder wordt een gescheiden riolering aangelegd die wordt aangesloten op het rioolstelsel van Scharendijke. Er wordt niet met uitloogbare materialen gewerkt.

Thema   Waterdoelstelling   Toetsing Boutlaan   Toetsing Dorpsstraat  
Veiligheid/
Waterkering  
Waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte   Het plangebied ligt niet binnen een zone van een primaire waterkering.   Beschermingszone B van de waterkering langs de Grevelingen reikt net over de noordoostzijde van de locatie aan de Dorpsstraat. Van de beperkingen die voor deze zone in de Keur zijn vastgelegd is bij de uitvoering van dit plan geen sprake.
 
Wateroverlast (vanuit oppervlakte-
water)  
Voldoende ruimte voor vasthouden/ bergen/afvoeren van water. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem   De toename van het verhard oppervlak bedraagt circa 8.225 m² (2.725 m2 gebouw + 5500 m2 terrein). Om het hemelwater van dit oppervlak op te kunnen vangen is extra waterberging noodzakelijk. Rekening houdend met toekomstige klimaatontwikkelingen dient bij nieuw te ontwikkelen verhard oppervlak per m² 75 mm te worden geborgen. Voor de uitbreiding komt dat neer op (8.225 m² x 75 mm) 617 m³ waterberging. De ondergrond ter plaatse is niet geschikt voor infiltratie (bron: provinciale waterkansenkaart). Langs de west- en zuidzijde van het plangebied wordt een nieuwe sloot aangelegd, met in de zuidoostelijke hoek een vijver. De gezamenlijke oppervlakte hiervan bedraagt 639 m2, Met als grondslag een waarde van 1 m als verschil tussen zomerpeil (ca. NAP -2,5m) en T100-peil (ca. NAP -1,4m) is hiermee sprake van voldoende waterbergend vermogen.   Het plangebied aan de Dorpsstraat is in de bestaande situatie al geheel verhard. Het verhard oppervlak neemt niet toe. Er is geen extra waterberging nodig.

 
Water-
voorziening/
-aanvoer



 
Het voorzien van de bestaande functie van water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.
 
De watervoorziening is niet in het geding.   De watervoorziening is niet in het geding.
 
Volks-
gezondheid  
Minimaliseren risico water gerelateerde ziekten en plagen; Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte   Er worden nieuwe sloten aangelegd, die aansluiten op het bestaande watersysteem, waarvan geen berichten bekend zijn over ziekten en/of plagen.
 
Er is geen water in het plangebied aanwezig, noch wordt er water aangelegd.
 
Riolering/
RWZI
 
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische belasting RWZI; rekening houden met (ook eventuele filter)ruimte daarvoor   Er zal een gescheiden rioolstelsel worden aangelegd. Deze wordt aangesloten op het bestaande rioolstelsel van Scharendijke.   De herontwikkeling in de Dorpsstraat zal net als in de bestaande situatie aansluiten op het bestaande rioolstelsel van Scharendijke.
 
Bodemdaling   Voorkómen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken   Er zullen geen veranderingen in het peilregime plaatsvinden die voor bodemdaling zorgen.   Er zullen geen veranderingen in het peilregime plaatsvinden die voor bodemdaling zorgen.  
Grondwater
Overlast  
Tegengaan/Verhelpen van grondwateroverlast   De grondwaterstand hoeft niet te worden aangepast.   De grondwaterstand hoeft niet te worden aangepast.
 
Oppervlakte
waterkwaliteit  
Behoud/Realisatie van goede waterkwaliteit voor mens en natuur   Geen gebruik zal worden gemaakt van uitloogbare materialen. De beoogde uitbreiding heeft geen negatieve invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit.   Geen gebruik zal worden gemaakt van uitloogbare materialen. De beoogde uitbreiding heeft geen negatieve invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit.
 
Grondwater
Kwaliteit  
Behoud en realisatie van goede waterkwaliteit voor mens en natuur   Er wordt niet gebouwd in een natuurgebied, (specifiek daarvoor bedoeld) infiltratiegebied en/of gebied voor drinkwatervoorziening.   Er wordt niet gebouwd in een natuurgebied, (specifiek daarvoor bedoeld) infiltratiegebied en/of gebied voor drinkwatervoorziening.
 
Verdroging   Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden   Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het specifiek infiltreren van grondwater met als doel het later weer op te pompen in het plangebied, dus verdroging is hier niet aan de orde.   Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het specifiek infiltreren van grondwater met als doel het later weer op te pompen in het plangebied, dus verdroging is hier niet aan de orde.
 
Natte Natuur   Ontwikkeling & bescherming van een rijke, gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur   Er bevindt zich geen natte natuur in het plangebied.   Er bevindt zich geen natte natuur in het plangebied.  
Onderhoud
(mogelijkheid) waterlopen  
Oppervlaktewater dient adequaat onderhouden te worden.   De sloten aan de noord- en oostzijde blijven ongewijzigd. Voor de nieuwe watergangen aan de zuid- en westzijde is zowel aan de zijde op eigen terrein, als aan de overzijde (op agrarische grond) voldoende ruimte voor het beheer en onderhoud. Hiertoe wordt op de gronden aan de overzijde van de watergang een recht van overpad opgenomen op de agrarische gronden.
 
Er zijn geen waterlopen in het geding.
 
Waterschaps-wegen   Binnen het plangebied komen geen waterschapswegen voor   Er liggen geen waterschapswegen binnen het plangebied.   Er liggen geen waterschapswegen binnen het plangebied.  
5.8.3 Conclusie

Met de omschreven inrichting en maatregelen past het plan binnen het beleid en de bijbehorende toetsingskaders. Het aspect water staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.9 Flora en fauna

5.9.1 Toetsingskader

Algemeen

In deze paragraaf wordt het toetsingskader op het vlak van ecologie beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming.

Regelgeving

Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998 en Ecologische Hoofdstructuur

Voor alle bestemmingsplannen geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd naar mogelijke gebiedsbescherming in of nabij het plangebied. Bij ruimtelijke ingrepen dient in kaart te worden gebracht of er effecten zijn op beschermde gebieden.

De gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet en de regelgeving rondom de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet dan wel de EHS de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn door het ministerie van EL&I de volgende gebieden aangewezen:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde Natuurmonumenten;
  • Gebieden die de minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), zoals Wetlands.

Per gebied worden in een aanwijzingsbesluit de instandhoudingdoelstelling voor bepaalde soorten of habitattypes bepaald. Hiertoe behoren in ieder geval de instandhouding van natuurlijke leefgebieden van beschermde vogelsoorten (Vogelrichtlijngebieden) en de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van kenmerkende soorten van deze habitattypen (Habitatrichtlijngebieden). De instandhoudingdoelstelling kan echter ook betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurschoon of natuurwetenschappelijke waarden.

Zonder vergunning en motivatie is het niet mogelijk nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken in het bestemmingsplan als sprake is van negatieve effecten op gebieden waar gebiedsbescherming via de Natuurbeschermingswet aan de orde is.

De EHS is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheergebieden en ecologische verbindingszones waarbinnen de natuur in stand wordt gehouden. Het beleid is gericht op het beschermen en ontwikkelen van natuurwaarden. De gebieden behorend tot de EHS worden beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening. Het rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van de EHS is vastgelegd in de Nota Ruimte. Het beleid is vertaald in regelgeving in het Bro en per provincie uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening.

Het is zonder motivatie niet mogelijke nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS mogelijk te maken in het bestemmingsplan als sprake is van significant negatieve effecten op de gebiedsafhankelijke kenmerken en waarden van de EHS.

Stikstofdepositie

Als een bestemmingsplan een mogelijke toename van de stikstofemissie toestaat, moet in het plan gemotiveerd worden hoe de depositie eruit ziet en hoe zich dat verhoudt tot de kritische depositiewaarde en de achtergrondwaarde.

Soortbescherming

Voor alle bestemmingsplannen geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd naar mogelijke beschermde soorten die in het plangebied voorkomen. Bij ruimtelijke ingrepen dient in kaart te worden gebracht of de actuele beschermde natuurwaarden van de locatie worden bedreigd.

De bescherming van soorten is verankerd in de Flora- en faunawet, die op 1 april 2002 van kracht is geworden. In de Flora- en faunawet zijn verbodsbepalingen opgenomen die bijvoorbeeld het doden of verwonden van dieren en het aantasten van vaste rust- of verblijfplaatsen strafbaar stellen. Artikel 75 van de wet biedt echter de mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen voor bepaalde activiteiten die leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen.

Op 23 februari 2005 is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) inzake artikel 75 van de Flora- en faunawet in werking getreden. In deze AMvB worden de onder de Flora- en faunawet beschermde soorten planten en dieren onderverdeeld in drie verschillende beschermingscategorieën :

  • algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten);
  • strikt beschermde soorten (tabel 3-soorten);
  • overige beschermde soorten (tabel 2-soorten).

De indeling van de beschermde soorten in verschillende beschermingscategorieën heeft met name invloed op het beschermingsregime dat ten aanzien van de betreffende soort geldt. Het is niet mogelijk om zonder onderzoek en zonder motivatie ruimtelijke nieuwe ontwikkelingen juridisch mogelijk te maken via het bestemmingsplan, waarbij sprake is van aantasting van belangrijke leefgebiedsfuncties. Voor soorten die beschermd zijn via de Habitatrichtlijn (deze soorten staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn) is het niet mogelijk om ontheffing te verlenen voor ruimtelijke ingrepen (recente jurisprudentie), tenzij tevens sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang.

5.9.2 Toetsing

Gebiedsbescherming

De locaties aan de Boutlaan ligt op redelijk grote afstand van beschermingszones van gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet. Het betreft een minimale afstand van 650 m.

De Dorpsstraat ligt op aanzienlijk kortere afstand. De afstand bedraagt hier ca. 100 m. Tussen de deelgebieden en de Natura2000-gebieden ligt het bebouwd gebied van Scharendijke. De ontwikkelingen hebben geen directe invloed op de Natura2000-gebieden in termen van verstoring. Ook watergerelateerde effecten zoals vernatting en verdroging zijn niet aan de orde. Externe werking als gevolg van stikstofdepositie is apart onderzocht

Verder liggen de locaties op flinke afstand van beheersgebieden die deel uitmaken van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Voor de Dorpsstraat betreft dit ca. 600 m en voor de Boutlaan ca. 700 m. De afwegingszone van 100 meter ten opzichte van natuurgebieden (gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland) is in het onderhavige geval niet van toepassing.

Stikstofdepositie

De beoogde ontwikkelingen hebben effect op de verkeersbewegingen in en rond Scharendijke. Daarom dient het effect op de stikstofdepositie bepaald te worden. Per 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking en dienen de effecten van een project op stikstofdepositie in Natura2000-gebieden met behulp van AERIUS Calculator in beeld gebracht te worden. Omdat dit bestemmingsplan gericht is op een zeer concrete ontwikkeling, is deze ontwikkeling als project ingevoerd in de AERIUS Calculator om de haalbaarheid te kunnen beoordelen.

In het kader van de PAS is landelijk de beschikbare depositieruimte onderzocht per Natura2000-gebied. Dat wil zeggen de ruimte die aan economische ontwikkelingen geboden kan worden zonder de natuurdoelstellingen van de PAS negatief te beïnvloeden. Bij de ruimte die vervolgens aan ecomische ontwikkelingen geboden kan worden, worden verschillende categoriën onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0012.png"

Soorten ontwikkelingen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof

De eerste categorie betreft autonome ontwikkelingen, zoals de toename van bevolking of wegverkeer. Daarnaast is er de categorie ' onder grenswaarde', die van toepassing is op projecten die maximaal 1 mol per hectare per jaar stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied veroorzaken waar zich gevoelige habitattypen bevinden. Deze twee categoriën kunnen zonder vergunning worden uitgevoerd.

De tweede andere categoriën bestaan uit op voorhand aangewezen projecten waarvoor reeds ruimte is gereserveerd en de overige projecten (> 1 mol/ha/jr) waar dan nog ruimte voor is.

De PAS voorziet met AERIUS in een wettelijk en uniform rekenprogramma, waarmee bovendien de administratie van vergeven ontwikkelingsruimte kan worden bijgehouden.

Gelet op de onderzoeksresultaten uit bijlage 13, blijft de stikstofdepositie onder de drempelwaarde van 1 mol/ha/jr. Verdere toetsing op dit gebied en daarbij behorende vergunningverlening is zodoende niet aan de orde. Er wordt volstaan met een melding van de rekenresulaten in AERIUS.

Soortenbescherming

- Boutlaan

Door Bureau Woets' Insecten is op 5 februari 2014 een Quick scan uitgevoerd volgens de Flora- en faunawet. Het rapport hiervan is opgenomen in bijlage 14. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen plantensoorten zijn waargenomen die vallen onder de Flora- en faunawet. Er zijn geen sporen aangetroffen van wettelijk beschermde diersoorten, wel enkele muizengaten in het sloottalud. Overigens duiden deze muizengaten in dit geval niet op de aanwezigheid van de beschermde Noordse woelmuis. Deze komt in Zeeland voor in enkele moerassige terreinen. Uit bouw- en grasland is hij verdrongen door de aardmuis en de veldmuis, welke twee soorten de gaten hebben gegraven in het sloottalud van de bouwlandpercelen.

Op het sloottalud domineren kropaar en glanshaver met pollen fluitenkruid; hier en daar staat smalle weegbree. Het slootwater vertoont het beeld van grote belasting door uitgespoelde kunstmest, d.w.z. alleen enkele plukjes van soorten eendenkroos zijn waargenomen op het water en geen planten, die in het water groeien. Het slootwater is daarmee zelfs ongeschikt voor de weinig eisen stellende soorten, zoals Stekelbaars, Gewone pad en Bruine kikker.

Omdat na de onderzoeksdatum de plannen zijn aangepast, is het rapport nadien aangevuld. Hieruit blijkt dat bovenstaande bevindingen ook voor de strook grond achter de brandweerkazerne van toepassing zijn.

Bij de voorgenomen werken moeten de volgende aspecten van de Flora- en faunawet in acht worden genomen.

  • Nestelende en broedende vogels moeten worden ontzien. De vogelbroedtijd loopt wettelijk van 15 maart tot 15 juli, maar ook eerder aangevangen broedgevallen en nog later voorkomende moeten worden ontzien. Als is vastgesteld dat er geen broedende vogels zijn op het perceel, inclusief het sloottalud, mag het voorgenomen werk ook worden begonnen in de periode tussen 15 maart en 15 juli.
  • De 'muisachtige' soorten (micromammalia) van het sloottalud mogen door werkzaamheden worden verdreven en per ongeluk gedood.
  • Bij mogelijke slootcorrecties (dempen en verleggen) hoeft geen rekening te worden gehouden met de wettelijk beschermde soorten van het waterige milieu.

- Dorpsstraat

Door Sagro Milieu Advies is een Quick scan uitgevoerd volgens de Flora- en faunawet. Het rapport hiervan is opgenomen in bijlage 15.

In het plangebied zijn:

  • potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig.
  • potentieel geschikte jaarrond beschermde voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en functioneel leefgebied voor huismus aangetroffen.
  • en potentieel geschikte jaarrond beschermde voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen voor gierzwaluw aangetroffen.

Gelet op het feit dat voor de beoogde ontwikkeling de bestaande bebouwing gesloopt moet worden, is nader onderzoek uitgevoerd naar deze specifieke soorten. De onderzoeksrapportage daarvan is opgenomen in bijlage 16. Uit dit onderzoek blijkt dat er gerichte maatregelen nodig zijn voorafgaand aan de sloop om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen. De maatregelen zijn specifiek benoemd en bestaan uit het aanbrengen van nieuwe verblijfplaatsen voor de huismus en het ongeschikt maken van de bebouwing voor de huismus en kauw, dit alles voorafgaand aan de sloop. Daarnaast dient er rekening te worden gehouden met de juiste seizoenen en zijn er in de nieuwe situatie verblijfplaatsen en beschuttingsmogelijkheden voor de huismus nodig.

Doordat deze maatregelen goed uitvoerbaar zijn, staat de uitvoerbaarheid van het plan niet ter discussie.

In het plangebied is verder broedhabitat aangetroffen voor vogelsoorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn en van algemene vogelsoorten. Ter voorkoming van schadelijke effecten kunnen mitigerende maatregelen worden getroffen door rekening te houden met het broedseizoen.

In het plangebied is geschikte habitat voor overige beschermde soortgroepen afwezig of worden deze soorten op grond van de bekende verspreiding niet verwacht.

5.9.3 Conclusie

Zowel op het gebied van gebiedsbescherming, stikstofdepositie als soortenbescherming staat het aspect flora en fauna de uitvoering van de plannen niet in de weg. Wel dient bij de locaties Dorpsstraat en Boutlaan rekening gehouden te worden met de aanbevelingen uit de quick-scans en het aanvullend onderzoek.

5.10 Licht en duisternis

5.10.1 Toetsingskader

Algemeen

Kunstmatige verlichting komt voor bij (autosnel)wegen, (fiets)paden, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, recreatieterreinen, glastuinbouwbedrijven, sportterreinen (maneges, golfbanen, tennisbanen, voetbalvelden, e.d.). Mogelijk negatieve effecten van lichthinder worden bepaald door enerzijds de aard, intensiteit en duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling, die gerelateerd is aan de omgeving en de leefwijze van mens en dier.

Regelgeving

De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Voor vergunningplichtige bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2.1 lid 1 onder e Wabo). Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een omgevingsvergunning. In plaats van een omgevingsvergunning kan ook een Algemene Maatregel van Bestuur gelden voor een bedrijf (8.40 Wet milieubeheer). Dit houdt concreet in dat voor een aantal bedrijven van rechtswege het een en ander (onder andere lichthinder) geregeld is.

5.10.2 Toetsing

De plannen voor de supermarkt zijn dusdanig uitgewerkt, dat hiervan ook een inrichtingsplan beschikbaar is waarop onder andere de verlichting is ingetekend. Deze tekening is opgenomen als bijlage 18. Ook is een verlichtingsplan opgenomen in bijlage 17.

Lichtmasten zijn daarbij verspreid over het buitenterrein aanwezig en zullen in de uiteindelijke situatie omringd worden door bomen, die stelselmatig op het terrein zullen worden geplaatst. Deze inrichting van het voorterrein met bomen zorgt deels voor de inpassing van het winkelpand, waardoor licht vanuit het gebouw eveneens gebroken wordt. De achterzijde en de oostelijke zijgevel van het pand bestaan uit gesloten materiaal, waardoor lichthinder in die richting per definitie uitgesloten is. De westelijke zijgevel kent een groot oppervlak aan glas, waardoor licht naar buiten kan stralen. Aan deze zijde wordt het aangrenzende terrein, net als aan de voorzijde, ingericht met parkeerplaatsen en bomen. Ook hier vindt dus inpassing van het gebouw plaats, die er mede voor zorgt dat licht vanuit het gebouw gebroken wordt.

Voor de Dorpsstraat geldt dat er sprake is van de herontwikkeling van een thans verlicht gebied midden in de kern naar een ook in de nieuwe situatie verlicht gebied midden in de kern. Aan de zijde van de Dorpsstraat wordt qua functie aangesloten bij de reeds aanwezige functies en wordt de verlichte ruimte geconcentreerd. Door de opzet met een binnenterrein is er aan de andere zijden van het deelgebied geen extra lichthinder naar buiten toe mogelijk.

5.10.3 Conclusie

Het aspect licht staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.11 Energie en klimaat

5.11.1 Toetsingskader

Algemeen

Energiebesparing en het gebruik van duurzame energie is een belangrijk thema in het nationale klimaatbeleid. In het bestemmingsplan gaat het er bij het thema energie om dat rekening gehouden wordt met duurzaamheidsaspecten bij het ontwikkelen van een plangebied.

Regelgeving

Alleen via het Bouwbesluit geldt een wettelijke verplichting om bij bestemmingsplannen aandacht te besteden aan (duurzame) energie. Door bij de opstelling van een bestemmingsplan al rekening te houden met bijvoorbeeld een zongerichte situering van woningen, kan al in een vroeg stadium van een planontwikkeling worden bewerkstelligd dat de mogelijkheden voor efficiënt gebruik van energie en de inzet van nieuwe energiebronnen kunnen worden benut. In het bestemmingsplan kunnen geen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot energie van niet stedenbouwkundige aard.

5.11.2 Toetsing

Op de locatie Boutlaan wordt uitgegaan van de samenvoeging van twee detailhandelsfuncties in één gebouw. De vorm is rechthoekig, zodat er sprake is van een energie-efficiënt gebouw. Op de locatie Dorpsstraat wordt de bestaande bebouwing waarvan de isolerende waarde beperkt is, vervangen door nieuwbouw die voldoet aan het Bouwbesluit. Ook hier is sprake van een verbetering van het energiegebruik.

5.11.3 Conclusie

Het aspect energie en licht staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.12 M.e.r.-beoordeling

5.12.1 Toetsingskader

Algemeen

De bedoeling van de Mer regelgeving is om (in een aantal gelimiteerde gevallen) milieu een volwaardige plaats in de besluitvormingsprocessen van een groot aantal wetten, waaronder de Wro, te geven.

Regelgeving

De basis voor de regelgeving met betrekking tot de MER wordt gevormd door de Europese richtlijn voor milieueffectrapportage (85/337/EEG) en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (2001/42/EG). Beide richtlijnen zijn in de Wet milieubeheer (Hoofdstuk 7) en het Besluit milieueffectrapportage in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.

De MER-regelgeving maakt onderscheid tussen plannen en besluiten en geeft hiervoor verschillende procedurele verplichtingen. Uitgangspunt van de MER-regelgeving is dat de procedure van het betreffende plan of besluit, waarbij het milieueffectrapport wordt opgesteld wordt gevolgd.

De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid tussen:

  • 1. een m.e.r.-plicht voor plannen (plan-m.e.r.);
  • 2. een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor projecten (project-m.e.r.);
  • 3. een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor projecten die als activiteit genoemd zijn in het Besluit m.e.r., ook al blijven zij onder de genoemde drempelwaarden.

Dit betekent dat het bevoegd gezag ook bij deze kleinere activiteiten (die niet aan de drempelwaarden voldoen), na moet gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Als uit de (vormvrije) m.e.r-beoordeling blijkt dat geen MER behoeft te worden opgesteld of uit de MER blijkt dat er als gevolg van het plan geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen, kan het plan worden uitgevoerd.

5.12.2 Toetsing

Op basis van de locatie, aard en de omvang van de ontwikkeling zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn beschreven in de voorgaande paragrafen. Van al deze onderzoeken is de conclusie dat het betreffende aspect de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Daarbij valt op te merken dat diverse onderzoeken separaat uitgevoerd voor de afzonderlijke locaties. Om die reden is een punt van aandacht dat ook rekening wordt gehouden met de cumulatieve effecten voor die aspecten waarbij de locaties onderling op elkaar van invloed zijn of met elkaar van invloed zijn op de omgeving. Voor de aspecten archeologie, cultuurhistorie, water, bodemverontreiniging, externe veiligheid, geluidhinder en milieuhinder is cumulatie niet aan de orde.

Voor verkeer geldt dat de twee locaties (Boutlaan, Dorpsstraat) in de nieuwe situatie niet van invloed op elkaar zijn, maar wel een gezamenlijk effect op de omgeving hebben. Doordat op twee locaties een wijziging plaatsvindt, verandert hiermee ook de verkeersaantrekkende werking in de omgeving. In dat licht zijn bij de onderzoeken naar luchtkwaliteit en stikstofdepositie de ontwikkelingen aan de Dorpsstraat en Boutlaan reeds in samenhang bezien. Uit de betreffende onderzoeken blijkt dat ook wanneer rekening wordt gehouden met het cumulatieve effect, de plannen niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor de omgeving leiden.

5.12.3 Conclusie

Op basis van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd dat voor dit plan geen MER opgesteld hoeft te worden. Belangrijke nadelige gevolgen voor de omgeving zijn in dit hoofdstuk afdoende uitgesloten.

5.13 Conclusie

Gelet op de paragrafen uit dit hoofdstuk en de onderliggende onderzoeken, wordt het plan - met ontwikkelingen op twee verschillende locaties en gelet op de samenhang daartussen - uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 6 Planuitwerking

6.1 Inleiding

In de eerdere hoofdstukken is uitgebreid stilgestaan bij het beleidskader, de ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke en functionele karakteristieken en de kaders voor wat betreft milieu en duurzaamheid. In dit hoofdstuk wordt de planuitwerking voor de twee deelgebieden beschreven.

6.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden

6.2.1 Uitgangspunten Boutlaan

De locatie aan de Boutlaan zal als eerste ontwikkeld moeten worden om de uitwisseling van functies op gang te krijgen. De volgende uitgangspunten zijn geformuleerd voor de ontwikkeling aan de Boutlaan:

  • 1. Programma:
    • a. Full-service supermarkt maximaal 1.250 m2 BVO
    • b. Geen geschikte locatie/ruimte voor realisatie (zelfservice)tankstation
    • c. De detailhandelsontwikkeling moet passen binnen de uitgangspunten van de in 2013 vastgestelde gemeentelijke detailhandelsstructuurvisie (DSV);
    • d. Voor de Mikado is in de DSV geen m2 vastgelegd, wel dient de behoefte aangetoond te worden;
  • 2. Verkeer en parkeren
    • a. Voor de totale m2 detailhandel geldt dat voldaan moet worden aan de CROW 2012: minimaal 68-93 parkeerplaatsen voor de totale ontwikkeling aan Boutlaan;
    • b. Het laad- en losverkeer vinden plaats via een aparte expeditieroute, dit is noodzakelijk voor de veiligheid van de bezoeker;
    • c. Eventuele opslagruimtes en de voorzieningen voor het laden en lossen bevinden zich op de aparte expeditieroute aan de achterkant van de bebouwing, buiten het zicht van de bezoekers;
    • d. Confrontatie van expeditieverkeer en autoverkeer met langzaam verkeer moet zoveel mogelijk vermeden worden;
    • e. Realisatie van een veilig kruispunt en veilige oversteek Boutlaan/Akkerbloemstraat voor voetgangers en fietsers conform de uitgangspunten van het programma Duurzaam Veilig (30 km-zone).
    • f. Het terrein in bijzonder het parkeerterrein wordt voorzien van een sociaal veilige en duurzame verlichting.
  • 3. Stedenbouw en beeldkwaliteit
    • a. Het gebouw heeft een moderne, eigentijdse uitstraling die recht doet aan de locatie en de positie van de Boutlaan;
    • b. Om verdere versnippering tegen te gaan in het open (buiten)gebied is het noodzakelijk om de meerdere functies in één gebouw te realiseren;
    • c. Het gebouw moet passen binnen de schaal en maat van Scharendijke (één bouwlaag met een maximale hoogte van 5 meter), met uitzondering van ondergeschikte delen van bv entreepartijen;
    • d. Voorkeur voor een plat dak;
    • e. Werken met terughoudende kleurstelling en duurzame materialisatie, zoals baksteen, glas en staal. Aanvullend is een houten gevelbekleding denkbaar.
    • f. Het gebouw moet duidelijk afleesbaar zijn. Entreepartijen worden geaccentueerd en moeten goed bereikbaar zijn.
    • g. De zijde van het gebouw aan de kant van het recreatiepark moet zoveel mogelijk gesloten zijn om zo de overlast te minimaliseren voor de bewoners van het park.
    • h. De overige gevels dienen zoveel mogelijk open en transparant te zijn, met uitzondering van de achterkant waar het laden en lossen is voorzien.
    • i. Het ontwerp moet zijn afgestemd op de schappen in de supermarkt (geen schappen voor de raampartijen).
    • j. Reclame en naamgeving zijn integraal onderdeel van de architectuur;
    • k. Technische installaties (luchtbekabeling, cv etc) worden in de vormgeving van het gebouw georiënteerd;
    • l. Verlichting is een onderdeel van de architectuur van het gebouw en ;
    • m. Zonwering wordt daar waar nodig, opgenomen in het ontwerp;
    • n. Voor het perceel is een groene inpassing nodig. Deze is nodig om het zicht te ontnemen van eventuele buiten opslag en de expeditie. Tevens draagt deze deels bij als geluidsdemping voor de dichtstbijzijnde (recreatie)woningen.
  • 4. Techniek
    • a. Rekening houden met het aanwezige ondergronds bergbezinkbassin. Boven de leiding mag een open verharding aangebracht worden (=straatwerk). De grondbelasting op de leiding mag niet toenemen ten opzichte van de bestaande situatie.
    • b. Rekening houden met onderhoudsstroken (van 5 meter breed, gemeten van de insteek) ten aanzien van het oppervlaktewater. Deze zone obstakelvrij houden.
6.2.2 Uitgangspunten Dorpsstraat

De locatie aan de Dorpsstraat kan herontwikkeld moeten worden als de supermarkt en de Mikado verplaatst zijn naar de Boutlaan. De volgende uitgangspunten zijn geformuleerd voor de herontwikkeling van de Dorpsstraat:

  • 1. Programma
    • a. Herontwikkeling Dorpsstraat met een vernieuwend recreatief concept bestaande uit commerciële functies (waaronder horeca, maatschappelijk en/of detailhandel) gelegen aan de Dorpsstraat en recreatie-appartementen, waarvan een gedeelte op de begane grond en een gedeelte boven de commerciële ruimten;
    • b. De horecavoorziening moet een aanvulling zijn op het bestaande aanbod in de Dorpsstraat;
    • c. Nieuwe horecafuncties moeten voldoen aan de voorwaarden uit de vastgestelde ontwikkelingsvisie Horeca;
    • d. Het realiseren van nieuwe woningen aan de Dorpsstraat is niet mogelijk gelet op de vastgestelde Woonvisie;
    • e. De recreatieappartementen moeten voldoen aan de uitgangspunten uit de vastgestelde Nota Recreatiewoningen.
    • f. Hervestiging van een supermarkt en andere detailhandel van enige omvang (meer dan 100 m2 bvo) wordt in het bestemmingsplan uitgesloten.
  • 2. Verkeer en parkeren
    • a. Voor de parkeerbehoefte is het toegestaan dat dit in de openbare ruimte plaatsvindt waarbij de initiatiefnemer een parkeervergoeding per parkeerplaats aan de gemeente betaalt. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald op basis van de CROW-norm (Handboek ASVV 2012).
    • b. De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer ten behoeve van de nieuwe functies wordt ontsloten via de Dijkstraat, zodat er geen extra verkeersbewegingen via de Dorpsstraat ontstaan.
  • 3. Stedenbouw en beeldkwaliteit
    • a. De straatwand van de Dorpsstraat zoveel mogelijk gesloten houden. Geen openbare langzaam verkeerverbinding door het gebied heen. Het binnengebied dient een privaat karakter te hebben en alleen toegankelijk te zijn voor de gebruikers van de recreatieappartementen. Stimuleren dat vooral de ruimte aan de Dorpsstraat als openbaar verblijfsgebied gebruikt wordt. Uiteraard moet het wel mogelijk zijn voor de gebruikers van de recreatie-appartementen om ook aan de zijde van de Dorpsstraat (via een poort of hek) de locatie te verlaten.
    • b. Aan de zijde van de Dorpsstraat aansluiten op de bestaande korrel en massa van de bebouwing in deze omgeving. Dit betekent een bebouwing in 1 laag met een kap. Om de kleinschaligheid van de stedenbouwkundige structuur te ondersteunen wordt er gewerkt met een verspringende rooilijn en goot/nokhoogte. Verdere uitwerking van de architectuur baseren op het vergroten van de individualiteit van de panden aan de Dorpsstraat. De studio's die achter de eerste bebouwingsschil aan de Dorpsstraat liggen, mogen qua vormgeving duidelijk afwijken. Omdat het hier een nieuwe toevoeging aan de stedenbouwkundige structuur van Scharendijke betreft, mag dit tot uitdrukking komen in de gekozen vormgeving van de panden. Ook hier wel uitgaan van maximaal 2 bouwlagen.
    • c. De afstanden tussen de zij- en voorgevels in het binnengebied, vanuit ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en veiligheid, dienen minstens 5 meter te zijn. Hierdoor wordt de ruimtelijke kwaliteit voor zowel de panden als de buitenruimte vergroot. Ook de bereikbaarheid (bijvoorbeeld bij calamiteiten) wordt hiermee geborgd.
    • d. In het binnengebied uitgaan van ten minste 2 meter tussen de nieuwe panden en de perceelsgrens en met raamopeningen/buitenruimtes rekening houden met de privacy van de buurpanden. Uitzondering geldt voor bergingen, deze kunnen op de perceelsgrens worden gebouwd omdat het één bouwlaag betreft en er geen raamopeningen aanwezig zijn.

6.3 Streefbeelden

6.3.1 Streefbeeld Boutlaan

De verhuizing van de twee winkels naar de Boutlaan zal als eerste plaatsvinden, om de herontwikkeling aan de Dorpsstraat 9-17 verder in gang te kunnen zetten.

In de hierna volgende tabel is een overzicht opgenomen van de bestaande en de nieuwe situatie in vierkante meters winkelvloeroppervlakte. Omdat in veel onderzoeken gerekend wordt met bedrijfsvloeroppervlakte is in dezelfde tabel ook aangegeven welke maatvoering in het bouwplan is gehanteerd en welke maximale maat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd.

functie   Winkelvloeroppervlakte (wvo) in m²   Maximaal aantal m² bvo  
  bestaand   nieuw   toe- of afname   bouwplan   bestemmingsplan  
Supermarkt Plus   600 m²   1.037 m²   + 437 m²   1.250 m2    1.250 m2   
Mikado   300 m²   584 m²   + 284 m²   1.112 m2    1.150 m²  
Totaal   900 m²   1.621 m²   - 34 m²   2.362 m²   2.400 m²  

Opgemerkt wordt dat een klein deel van de vloeroppervlakte zich bevindt op de verdieping. De footprint van het gebouw kent een oppervlakte van 2.261 m2.

Een totaaloverzicht van het terrein is weergegeven in figuur 8. Dit inrichtingsplan is eveneens opgenomen in bijlage 18.

Qua footprint is sprake van een vrijwel rechthoekig gebouw, waarbij het gebouw voor het grootste deel in één platte bouwlaag van 5 meter wordt uitgevoerd. De voorgevel van het gebouw is daarbij naar de Boutlaan gericht. Aan die zijde wordt ook in een deel van de parkeerplaatsen voorzien. Met de verdere inrichting van parkeerplaatsen is rekening gehouden met het verschil in drukte tussen het zomer- en winterseizoen. In rustiger perioden, als er logischerwijs ook minder parkeerplaatsen nodig zijn, zou het voorterrein afdoende moeten zijn. De overige parkeerplaatsen zijn aan de zijkant van het perceel gesitueerd, waar ze achter de brandweerkazerne gelegen zijn. Dit voorkomt dat er bij een lage bezetting een verlaten sfeer ontstaat. Bovendien leidt deze 'hoekopstelling' ertoe dan het gebouw niet onnodig ver naar achter geplaatst hoeft te worden. Verspreid over het parkeerterrein zijn winkelwagenstallingen (bestaande uit een overkapping van circa 11,5 m²) voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0013.png"

Figuur 8 - beoogde terreininrichting Boutlaan

Tussen de twee delen van het parkeerterrein door ligt de centrale verkeersas over het terrein. Deze is direct in het verlengde van de aansluiting op de Boutlaan gelegen en ook recht tegenover de Akkerbloemstraat. Via deze routering op het terrein kan bevoorradingsverkeer eenvoudig naar de achterzijde van het terrein rijden en op die manier de laad- en loskuil inrijden. Voor voetgangers wordt er, ten oosten van het kruispunt van de Boutlaan met de Akkerbloemstraat en de inrit van het parkeerterrein, voorzien in een oversteekplaats over de Boutlaan. Met een loopbrug over de begeleidende sloot, komen voetgangers vervolgens recht voor de ingang van het gebouw uit. Een weergave van de verkeerssituatie is opgenomen in bijlage 19.

Het perceel zal groen worden ingericht. Zo zullen de bestaande bomen evenwijdig aan de Boutlaan behouden blijven, uitgezonderd daar waar de entree wordt gerealiseerd. Op deze wijze wordt de groensingel van de Boutlaan niet verstoord. De oude toegang tot het kavel wordt verwijderd. Over het terrein verspreid zullen bomen worden geplant. Aan de zuidoostzijde van het terrein zal een groen talud worden gemaakt om het gebouw. Langs de zuidkant zal dit talud een hoogte kennen van 1,5 meter, aflopend naar 1 meter hoogte op de punt van het perceel. Langs de oostkant van het gebouw loopt het talud vervolgens verder af tot 0,8 meter. Aan de noordzijde, parallel aan de Boutlaan en gelegen langs de watergang, zal eveneens een talud worden aangelegd ter afscherming. Dit loopt op van 0,4 meter bij de entree voor autoverkeer, tot 1,5 meter aan de uiterste oostzijde van het perceel. De taluds zullen met opgaande onderbeplanting worden beplant. Het gebouw wordt hiermee niet volledig afgeschermd, maar hierdoor wordt de functionaliteit van de detailhandel met de parkeerplaatsen in de omgeving ingepast.

Drie aanzichten van het gebouw zijn opgenomen in figuur 9, waaruit ook blijkt dat het gebouw één hoogte-accent kent. Aan de voorzijde wordt namelijk op de hoek van het gebouw een tweede bouwlaag geplaatst die ruimte biedt voor de bijbehorende kantoorfunctie. Ter plaatse kent het gebouw een bouwhoogte van 8 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0014.png"

Figuur 9 - beoogde gevelaanzichten winkels Boutlaan

6.3.2 Streefbeeld Dorpsstraat

De Dorpsstraat ontleent haar karakteristiek aan de kleinschalige invulling van losse en geschakelde panden met een zadeldak en overwegend rode dakpannen, soms afgewisseld met een kap met gesmoorde blauwe pannen. Opvallend is dat het prettige straatbeeld niet negatief beïnvloed wordt door de veelheid van stijlen en de verschillende leeftijden van de gebouwen. Blijkbaar is niet de historiciteit bepalend voor de sfeer, maar de korrel van de gebouwen en de subtiele verstaffeling ten opzichte van elkaar. Daarenboven geeft de lichte stijging van de Dorpsstraat het typische Zeeuwse gevoel van een oude kern achter de dijk gebouwd op een voormalige kreekrug met de omliggende bebouwing in de polder. In de tijd dat er nog weinig autoverkeer was en veel te voet werd afgelegd, waren er ook allerlei kleine paden en doorsteken, die nu nog steeds in de structuur van de kern te vinden zijn. De combinatie van de kleinschalige bebouwing in de kern, die vaak nog bestaat uit de originele arbeiderswoningen en de informele paden die kronkelend tussen de huizen door het omringende gebied verbindt met de Dorpsstraat, is een thema dat ingezet wordt als ontwikkelingsstrategie voor de Dorpsstraat en directe omgeving. Aan de hand van deze eigenschappen uit de omgeving, is een stedenbouwkundig plan opgesteld dat inspeelt op een passende ontwikkeling. Dit plan is opgenomen in bijlage 20.

Het ontwerpconcept komt er op neer alle ontwikkelingen in het kleine gebied van de kern een compacte opzet te geven, waarbij de voetganger het primaat heeft en de auto uit het gebied wordt geweerd. In het gebied wordt gewoond en gerecreëerd, maar het is tegelijkertijd ook het gezellige uitgaanscentrum. Grootschalige ontwikkelingen en autoverkeer worden uit het gebied verbannen naar de randen. De Dorpsstraat kan daardoor autoluw worden. De informele wandelpaden en 'kruip-doorsluip- door' paden moeten zoveel mogelijk worden benut en waar mogelijk uitgebreid. Een verbetering van de aansluiting op nieuw ontwikkelingen buiten de Zeedijk en bij de jachthaven ligt in de rede.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0015.jpg"

Figuur 10 - beoogde ontwikkeling Dorpsstraat en omgeving

Het gebied aan de Dorpsstraat dat vrijvalt na de verplaatsing van de supermarkt en de Mikado, laat zich uitstekend ontwikkelen tot een kwalitatieve invulling in de verblijfsrecreatie sfeer. De bestemming sluit aan op het beleid van de gemeente Schouwen-Duiveland. Met verschillende ervaringsdeskundigen in de recreatie op het eiland (waaronder de Nederlandse Onderwatersport Bond e.d.) zijn gesprekken gevoerd. Daarbij wordt aangegeven dat dit soort recreatieve 'binnendorpse voorzieningen' op het eiland niet aanwezig zijn, en daarmee dus zeer kansrijk in de ontwikkeling. Er is met name in de duikwereld grote belangstelling voor dit type voorzieningen kort in de nabijheid van de bekende duiklocaties. Er ontstaat daarmee een robuust cluster dat jaarrond voor reuring in het dorp blijft zorgen. Duikers zijn er immers het gehele jaar.

In het stedenbouwkundig plan is uitgegaan van drie (desgewenst uit te breiden naar vier) commerciële ruimtes in de plint aan de Dorpsstraat. Deze commerciële ruimtes hebben een omvang van 50 tot maximaal 200 m² bvo. Het front van deze ruimtes is naar de Dorpsstraat gericht, waar ze een synergetisch effect hebben met de reeds aanwezige (grotendeels horeca)functies.

Boven de commerciële ruimtes aan de Dorpsstraat zijn vier appartementen gepositioneerd. Twee daarvan hebben conform de huidige situatie de mogelijkheid om als permante c.q. reguliere woning gebruikt te worden. De appartementen worden met een trap bereikt die aan de achterzijde van de commerciële ruimtes aan een binnenhofje zijn gesitueerd. Toegang tot het binnenhofje wordt verkregen via een smalle informele toegang tussen twee commerciële ruimtes. Aan het hofje zijn aan de zijden van de belendende percelen 15 studio's van een laag met een kap gesitueerd. Primaire doelgroep voor de studio's zijn recreanten uit de duikwereld die vaak gebruik maken van de befaamde duiklocaties in de omgeving van Scharendijke. Gedacht wordt aan kleine studio's van 50 tot 100 m² gericht op een doelgroep die ook veel moet investeren in apparatuur. Door de studio's beperkt van omvang te houden, blijven de investeringen in de bouw beperkt en wordt het aanbod midden in het dorp bereikbaar voor een breed publiek, waaronder met name duikers. De studio's staan op een afstand van minimaal twee meter uit de erfgrens. Tussen de studio's en de erfgrens is ruimte voor het situeren van bergingen met een maximale hoogte van 3 meter die bedoeld zijn voor het opslaan en reinigen van duikapparatuur en -kleding. De hoofdtoegang tot het binnenhofje, waarbij de maatvoering geschikt is voor betreding door de hulpdiensten in geval van calamiteiten, is gelegen aan de Dijkstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0016.png"

Figuur 11 - Stedenbouwkundig plan

Ten opzichte van de bestaande situatie waarin de supermarkt en de Mikado met een bouwhoogte van 4 tot 4,5 meter op de perceelsgrens staan, ontstaat op deze wijze een ontspannen stedenbouwkundige situatie. Met een doelgroep die binding voelt met (de directe omgeving van) Scharendijke. En in een (historische) setting die niet na te bootsen is op welk vakantiepark dan ook. Daarmee wordt een uniek recreatieconcept toegevoegd aan het gedifferentieerd aanbod aan verblijfsrecreatie op Schouwen-Duiveland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0017.jpg"

Figuur 12 - Doorsnede

De parkeerbehoefte van de huidige functies (supermarkt, Mikado) bedraagt conform de maximale CROW-normen 54 parkeerplaatsen. Volgens dezelfde normen is de maximale parkeerbehoefte voor de voorgestelde functiewijziging (waarbij voor de plint aan de Dorpsstraat wordt uitgegaan van een mix van horeca en commerciële dienstverlening) eveneens 54 parkeerplaatsen. Er verandert zodoende niets aan de parkeerbehoefte. Omdat er met de herontwikkeling van deze locatie wel een aantal extra parkeerplaatsen wordt aangelegd, zal de parkeersituatie per saldo alleen maar verbeteren. De kwaliteitswinst ontstaat verder door de invulling van de openbare ruimte in Dorpsstraat en de beeldvorming van de wanden van die Dorpsstraat.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop het ruimtelijk en functioneel beleid voor het plangebied in het bestemmingsplan is vertaald. Bij het opstellen van de juridische regeling heeft het uitgangspunt centraal gestaan dat de nieuwe regeling de beoogde ontwikkeling in het plangebied mogelijk maakt.

7.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels, een verbeelding en een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Hierna volgt een toelichting op de afzonderlijke onderdelen. De verbeelding is een kaart van het plangebied waarop onder andere te zien is waar, welke bestemming geldt en waar bouwvlakken liggen waarbinnen gebouwen opgericht dienen te worden. Op de verbeelding zijn de volgende hoofdgroepen opgenomen:

  • Enkelbestemmingen;
  • Dubbelbestemmingen;
  • Gebiedsaanduidingen;
  • Functieaanduidingen;
  • Bouwvlakken;
  • Bouwaanduidingen;
  • Maatvoeringen.

Uit de bestemmingsregels blijkt hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingsplanregels bestaan altijd uit de volgende vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

De opzet van de verbeelding en regels sluit aan op de wettelijk vastgelegde Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Verder zijn de bestemmingen zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gronden.

In de toelichting wordt gemotiveerd waarom er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridische plangedeelte, dient het wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels.

7.3 Toelichting op de regels

7.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels staan in hoofdstuk 1 (artikel 1 en 2) van de regels.

Artikel 1 Begrippen

In artikel 1 van de regels worden diverse begrippen die in de planregels voorkomen nader omschreven. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis, ook als in het normale spraakgebruik of bijvoorbeeld in een encyclopedie andere, afwijkende definities voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Artikel 2 geeft aan hoe hoogte-, oppervlakte- en andere maten moeten worden gemeten.

7.3.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 (met de artikelen 3 tot en met 7) zijn de bouw- en de gebruiksregels opgenomen van de op de verbeelding opgenomen (enkel)bestemmingen en dubbelbestemmingen.

Artikel 3 Detailhandel

De locatie aan de Boutlaan is bestemd als Detailhandel. Daarbij is het bouwvlak niet strak om het gebouw heen geprojecteerd zoals dat nu in de bouwplannen is uitgewerkt. Dit om in het bestemmingsplan enige flexibiliteit te houden. Overigens zit de extra ruimte van het bouwvlak alleen aan de zuid- en westkant van het bouwvlak, zodat het gebouw in geen geval dichter bij de bebouwing aan overzijde van de Boutlaan of het recreatiepark aan de oostkant gebouwd kan worden.

Het feit dat het bouwvlak enige flexibiliteit biedt, houdt niet in dat hiermee ook de winkels verder kunnen uitbreiden. Het bruto vloeroppervlak is immers vastgelegd, waarbij in totaal 2.400 m2 bvo aan detailhandel wordt toegestaan. Binnen deze kaders is verder gespecificeerd dat er één supermarkt is toegestaan met een maximum bruto vloeroppervlak van 1.250 m2 en dat overige detailhandel gezamenlijk niet meer dan 1.150 m2 aan bruto vloeroppervlak mag omvatten.

Een aantal specifieke voorwaarden die nauw samenhangen met de onderbouwing van het project, zijn als voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dit betreft onder andere het voorzien in voldoende parkeergelegenheid (op basis van CROW2012, zoals omschreven in paragraaf 6.2.1), de aanleg van landschappelijke inpassing, de situering van de laad- en losvoorziening aan de achterzijde en de beëindiging van de activiteiten van de bestaande winkels.

Tot slot zijn ongewenste vormen van gebruik, waaronder een aantal specifieke soorten van detailhandel, via de specifieke gebruiksregels in het artikel uitgesloten.

Artikel 4 Groen

De groene inpassing langs de buitenrand van het detailhandelsterrein aan de Boutlaan is voorzien van de bestemming Groen. Hierbinnen zijn in ieder geval groen en water toegestaan, evenals bijbehorende voorzieningen zoals bermen, waterhuishoudkundige voorzieningen, paden en nutsvoorzieningen.

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie

De locatie aan de Dorpsstraat is bestemd als Recreatie - Verblijfsrecreatie, waarbinnen diverse functies worden toegestaan.

In de eerste plaats betreft dit verblijfsrecreatie, waarbij het maximum aantal eenheden op 19 is gesteld. Deze functie is in het gehele bestemmingsvlak toegestaan, met dien verstande dat deze functie aan de zijde van de Dorpsstraat alleen op de verdieping toegestaan wordt.

De plint aan de Dorpsstraat is namelijk voorbehouden aan commerciële functies, om zo voor inpassing in de functionele structuur van de Dorpsstraat te zorgen. De commerciële functies die mogelijk gemaakt worden, zijn horeca (max. cat. 2), kantoren, dienstverlening en detailhandel (gerelateerd aan recreatief concept). Deze zijn op hun beurt uitsluitend op de begane grond toegestaan. Als laatste functie is er de mogelijkheid voor twee reguliere woningen, die uitsluitend als bovenwoning aan de Dorpsstraat gerealiseerd kunnen worden.

Qua bouwmogelijkheden is een globaal bouwvlak opgenomen. Door de vorm van het bouwvlak is bebouwing alleen uitgesloten binnen een strook van 5 m breed die vanaf de Dijkstraat als toegang tot het binnenterrein dient.

De vorm die dit oplevert voor het bouwvlak, vormt de speelruimte om een architectonisch ontwerp uit te werken. Dit wil niet zeggen dat dit vlak ook volledig bebouwd wordt, wat mede wordt gereguleerd doordat gebouwen onderling 5 m afstand aan moeten houden als ze niet aaneen worden gebouwd. Ook is de oppervlakte per recreatieve verblijfseenheid nader vastgelegd op 75 m2, met uitzondering van een beperkt aantal groepsaccommodaties.

Om de uitstraling naar de omgeving toe te reguleren, is om te beginnen een gevellijn opgenomen aan de zijde van de Dorpsstraat. Hiermee wordt aansluitende bebouwing verplicht gesteld om op die manier een dichte gevelwand te garanderen in het beeld van de Dorpsstraat. Tussen deze bebouwing wordt één doorsteek toegestaan naar het achterterrein/binnenterrein.

Daarnaast is de maximum goot- en bouwhoogte vastgelegd, die aan de voorzijde (aan de Dorpsstraat) een fractie hoger mag zijn dan achter op het perceel. Een andere bepaling die ervoor zorgt dat bij de bebouwing op het achterterrein rekening gehouden wordt met de aangrenzende achtererven, is dat er binnen een strook van 2 m van de perceelsgrenzen (aangegeven op de verbeelding) uitsluitend bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een hoogte van 3 m. Daarbij is bovendien bepaald dat als er daadwerkelijk in die zone wordt gebouwd, deze bebouwing in de perceelsgrens gebouwd moet worden om op die manier onbruikbare reststroken tegen te gaan. Ten opzichte van de huidige situatie waarin tot 4 m hoog op de erfgrens kan worden gebouwd, is er sprake van een verbeterde situatie.

Via specifieke gebruiksregels worden verdere regels ten aanzien van het gebruik gesteld. Zo worden net als binnen de bestemming Detailhandel ongewenste vormen van detailhandel uitgesloten en wordt ten aanzien van de recreatie-eenheden bepaald dat permanente bewoning is uitgesloten.

Peil

Bij de bestemmings Recreatie - Verblijfsrecreatie is een bijzondere bepaling voor het peil van toepassing. Dit hangt samen met het feit dat het perceel aan de Dorpsstraat richting de Dijkstraat een groot verloop in hoogte kent (1,20 m). Voor de beoogde bebouwing aan de Dorpsstraat levert dit geen problemen op, aangezien de goot- en bouwhoogte ter plaatse aan het niveau van de Dorpsstraat worden gerefereerd.

Voor het achterterrein ligt dit lastiger, aangezien het huidige perceel gaandeweg afloopt en er dus een nieuw maaiveld aangelegd zal worden. Om toch een 'harde' goot- en bouwhoogte vast te kunnen leggen die rechtszeker is voor de omgeving, is in de definitie van 'peil' bepaald dat ook voor deze gebouwen het niveau van de Dorpsstraat als peil geldt.

Overigens betekent dat wel dat er een verrekening heeft plaatsgevonden van de maten die op de verbeelding zijn aangegeven. De maatvoering op de verbeelding heeft op basis van de definitie voor het peil (Dorpsstraat) namelijk alleen betrekking op dat deel van een gebouw dat het niveau de Dorpsstraat overstijgt. De maatvoering op de verbeelding is daarom lager dan de maatvoering van het volledige gebouw. Hier zal bij het lezen van de verbeelding rekening mee gehouden moeten worden. De opzet van deze regeling is gevisualiseerd in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0018.png"

Figuur 13 - visualisatie hoogteregeling achterterrein Dorpsstraat

Artikel 6 Verkeer

Het artikel Verkeer is opgenomen om de auto-ontsluiting van de winkels aan de Boutlaan mogelijk maken. Bovendien wordt hiermee rechtszekerheid geboden doordat hiermee ook de locatie van de ontsluiting verankerd is.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 6

De twee locaties binnen het plangebied zijn gelegen binnen Archeologisch Onderzoeksgebied A. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 6 sluit hierbij aan. Zowel voor bouwwerkzaamheden als voor verschillende soorten (graaf)werkzaamheden die dieper gaan dan 50 centimeter en tegelijk een oppervlakte bestrijken van 2.500 m², moet eerst de archeologische waarde van het betreffende terrein worden vastgesteld en eventuele waarden worden veilig gesteld.

Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de mogelijkheid te bieden om de dubbelbestemming te laten vervallen voor die percelen waarop na onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

7.3.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.

Artikel 8 Algemene bouwregels

In dit artikel is de bestaande maten regeling opgenomen. Dit zijn regels voor - legale - bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels uit het vorige hoofdstuk. Eventueel afwijkende hoogte-, inhouds- hellings- en oppervlaktematen gelden voor die bouwwerken als (maximale/minimale) maat, ook als sprake is van vervangende nieuwbouw.

Verder is een regeling opgenomen die vanwege de ruimtelijke kwaliteit een beperking oplegt aan het aantal vlaggenmasten en een regel die vanwege het gemeentelijk beleid gericht op behoud van duisternis, het naar boven toe verlichten van reclame-uitingen verbiedt.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Om een aantal ondergeschikte veranderingen aan gebouwen mogelijk te maken in de gevallen dat ze niet rechtstreeks aan de bouwbepalingen van de verschillende bestemmingen voldoen, zijn een algemene afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Toepassing geven aan deze bevoegdheden is alleen mogelijk als het stedenbouwkundig passend is, de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloed wordt en als het niet te grote nadelen oplevert voor naastgelegen percelen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Naast een verbod om gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken is in dit artikel een aantal specifieke gebruiksverboden opgenomen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Om een aantal functioneel en architectonisch ondergeschikte bouwwerken mogelijk te maken die net buiten de 'eigen' bestemmingsgrens vallen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De stedenbouwkundige passendheid en het niet mogen veroorzaken van substantiële nadelen voor naastgelegen percelen zijn ook hier een voorwaarden waaraan voldaan moet worden om toepassing te kunnen geven aan deze flexibiliteitsbepaling.

Een wijziging is verder alleen mogelijk indien dit niet eerder al is toegepast voor eenzelfde soort bouwwerk. Een wijziging voor bijvoorbeeld een entreepartij is dus eenmalig mogelijk.

Artikel 12 Overige regels

In dit artikel is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel voorkomt dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als een deel van een bouwperceel van eigenaar wisselt, terwijl diezelfde gronden bij een al eerder verleende omgevingsvergunning zijn meegeteld bij het bepalen van de maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel waartoe het behoorde. Het is dus niet mogelijk de gronden in te zetten voor twee verschillende bouwpercelen om op die manier een omgevingsvergunning voor het bouwen te verkrijgen.

Van de wettelijke regelingen waar in het bestemmingsplan naar verwezen wordt, wordt in dit artikel bepaald dat hiermee de wettelijke regeling bedoeld wordt zoals deze luidt op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan.

Tot slot is een bepaling opgenomen waarmee de bepalingen die gekoppeld zijn aan de archeologische dubbelbestemming en de molenbiotoop, prevaleren boven de (overige) bestemmingsregels.

7.3.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

In het overgangsrecht is ten aanzien van bestaand gebruik en bestaande bebouwing welke in strijd zijn met dit nieuwe bestemmingsplan, maar al aanwezig was ten tijde van voorgaande plannen, dat dit onder voorwaarden in stand mag blijven (bebouwing) dan wel mag worden voorgezet (gebruik). Gebruik en bebouwing dat voorheen al illegaal was, wordt met deze bepaling niet gelegaliseerd.

Artikel 14 Slotregel

Met de slotregel wordt de citeerregel voor dit bestemmingsplan vastgelegd.

7.4 Handhaving

7.4.1 Handhaving en bestemmingsplannen

Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn.

De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.

De term handhaving wordt vaak beperkt uitgelegd als uitsluitend het toepassen van handhavingsinstrumenten, zoals de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Deze vorm van handhaving is overwegend repressief van aard. Handhaving bestaat echter ook uit het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door enkele ingrijpende incidenten is de handhaving van wet- en regelgeving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels.

De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt daartoe in beginsel een plicht tot handhaving aan. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

7.4.2 Handhavingsbeleid gemeente

Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland wordt er zo veel mogelijk planmatig gehandhaafd. Hiertoe wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Daarnaast is er ook de nodige ruimte om te kunnen handhaven op incidenten en klachten.

In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. De zogenaamde beginselplicht tot handhaving. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder vergunning en het optreden daar waar sprake is van afwijking van reeds verleende vergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel.

7.4.3 Handhaving onrechtmatig gebruik van recreatiewoningen

Recreatieverblijven worden veelvuldig onrechtmatig gebruikt. Van onrechtmatig gebruik is sprake wanneer het gebruik in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van de recreatieve bestemming. Hierbij gaat het niet om de duur van het strijdig gebruik, maar om de strijdigheid van de activiteit met de geldende planvoorschriften. Zo is het permanent (laten) bewonen van een recreatieverblijf en het recreatieverblijf (laten) gebruiken ten behoeve van het huisvesten van (buitenlandse) werknemers in strijd met de bestemmingsvoorschriften van de recreatieve bestemming. Het onrechtmatig gebruik van recreatieverblijven wordt binnen de gemeente Schouwen-Duiveland als een knelpunt ervaren.

Om het oneigenlijk gebruik van recreatieverblijven terug te dringen, heeft de gemeenteraad van de gemeente Schouwen-Duiveland in 2003 de uitvoeringsnota "Verbod op permanente bewoning van recreatiewoningen" vastgesteld. In deze nota worden de uitgangspunten voor het handhavings- en gedoogbeleid met betrekking tot de permanente bewoning van recreatieverblijven aangegeven. De gemeenteraad heeft toen besloten dat aan alle permanente bewoners van een recreatiewoning op de peildatum 28 mei 2003, ongeacht de duur van de permanente bewoning, een gedoogbeschikking wordt verstrekt. De bewijslast voor de bewoners om aan te tonen dat zij voor de peildatum reeds woonachtig waren in de recreatiewoning, is in 2004 nader uitgewerkt.

7.4.4 Uitvoering handhaving

De uitvoering van het handhavingsbeleid is vastgelegd in de hiertoe relevante handhavingprotocollen, het handhavingsplan en het daaruit voortvloeiende jaarprogramma. Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving om tot herstel van de rechtsorde te komen. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving is vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen.

Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

8.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie, de koppeling met het exploitatieplan en eventuele inschatting tegemoetkoming in planschade.

8.2 Toepassing Grondexploitatiewet

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Een exploitatieplan is niet nodig als het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Tevens is wettelijk geregeld dat voor onbenutte bouwruimte die al opgenomen was in een bestemmingsplan dat nog op basis van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was opgesteld en vastgesteld en bij de herziening van dat bestemmingsplan na 1 juli 2008 geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

De beoogde verplaatsing van de supermarkt en de Mikado naar de Boutlaan is een volledig particulier initiatief. De gronden op de Boutlaan zijn reeds in bezit van de initiatiefnemer. Er wordt een nieuw pand neergezet en de buitenruimte wordt ingericht voor het bedrijf. De totale investering in grondaankoop, bouwrijp maken en bouwen wordt gecompenseerd door de jaarlijkse huursom van de twee detailhandelsbedrijven. Er ligt een berekening aan ten grondslag op grond waarvan voor de Plus-supermarkt en de Mikado door de accountant aangegeven dat de begrote jaarhuur op te brengen is.

De gronden aan de Dorpsstraat zijn eveneens in bezit van initiatiefnemer. Hier wordt het bestaande pand gesloopt en wordt een nieuw complex met maximaal 4 commerciële ruimtes, maximaal 19 recreatieappartementen en maximaal 2 reguliere woning neergezet. De totale investering in boekwaarde van de gronden, bouwrijp maken en bouwen wordt gecompenseerd door verkoop en/of verhuur van de recreatieappartementen, de commerciële ruimten en de woningen. Ook hier ligt een berekening aan ten grondslag waarmee de financiële uitvoerbaarheid van het plan Dorpsstraat is aangetoond.

Van een vereveningsbijdrage is in dit geval geen sprake. Er is sprake van wisselwerking tussen de twee locaties aan de Boutlaan en de Dorpsstraat. Een deel van de locatie Boutlaan valt buiten de begrenzing van de bebouwde kom. Er is hier sprake van een “uitbreidingslocatie van de kern”. Daarvoor is reeds een vorm van verevening toegepast, doordat hiermee een herstructurering elders kan worden bereikt (Dorpsstraat) en doordat hiermee het voorzieningenniveau op peil kan worden gehouden (behoud van detailhandel voor Scharendijke). De herstructurering van de Dorpsstraat gaat daarenboven gepaard met een opwaardering van het gebied rond de Dorpsstraat en een verbetering van de aansluiting naar het Grevelingenmeer. Daarmee wordt voldaan aan het principe van verevening zoals in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 is opgenomen.

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan financieel haalbaar is.

8.3 Conclusie

Omdat het plan een particulier initiatief betreft zijn er voor de gemeente Schouwen-Duiveland geen financieel-economische consequenties aan verbonden. De uitvoeringsrisico's liggen bij de initiatiefnemer. Eventueel benodigde onderzoeken ten behoeve van het bestemmingsplan zijn afgerond. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Schouwen-Duiveland is op 6 juli 2015 een exploitatieovereenkomst afgesloten voor het voorgenomen initiatief waarin de (financiële) afspraken zijn vastgelegd. Het verhalen van planschade maakt onderdeel uit van deze overeenkomst, eventuele planschade komt geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee voldoende verzekerd en er kan daarom worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

9.1 Inleiding

Gedurende de voorbereiding van het bestemmingsplannen, zijn belanghebbenden en geïnteresseerden en belanghebbende overheden en instanties op diverse manier ingelicht over het plan. Zij zijn in de gelegenheid gesteld op het plan te reageren en vragen te stellen. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de resultaten zijn van deze maatschappelijke consultaties.

9.2 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro heeft de gemeente Schouwen-Duiveland het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de volgende overheden en organisaties:

  • Provincie Zeeland;
  • Waterschap Scheldestromen;
  • Veiligheidsregio Zeeland;
  • Dorpsraad Scharendijke;
  • Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Midden en Noord Zeeland;
  • Recron;
  • Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland

Van de gelegenheid om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan is gebruik gemaakt dor Waterschap Scheldestromen en Provincie Zeeland.

In de antwoordnotitie, zoals opgenomen in bijlage 21, zijn de ontvangen overlegreacties samengevat weergegeven met daarbij een beantwoording van de gemeente. Tot slot wordt in de antwoordnotitie per overlegreactie aangegeven of deze tot aanpassing heeft geleid van het plan.

9.3 Inspraakprocedure

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening dient de gemeente de inwoners te betrekken bij de voorbereiding van grotere plannen op ruimtelijk gebied. Het voorontwerpbestemmingsplan Herontwikkeling Dorpsstraat-Boutlaan in Scharendijke heeft in verband daarmee van 16 februari 2015 tot en met 16 maart 2015 ter visie gelegen. Het plan kon zowel via de gemeentelijke website, via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl als op het gemeentehuis worden ingezien.

Op 19 februari 2015 heeft een informatieavond plaatsgevonden op het gemeentehuis. Tijdens deze avond is het plan gepresenteerd, konden vragen gesteld worden en konden er reacties gegeven worden.

In het Dorpshuis in Scharendijke is vervolgens op 12 maart nog een inloopbijeenkomst gehouden. Tijdens deze gelegenheid kon het plan worden ingezien en waren vertegenwoordigers van de gemeente en de initiatiefnemende partij aanwezig om het plan toe te lichten en vragen te beantwoorden.

Tijdens de 6 weken durende inspraakperiode, zijn uiteindelijk 7 inspraakreacties ontvangen.

In de antwoordnotitie, zoals opgenomen in bijlage 21, zijn de inspraakreacties samengevat weergegeven met daarbij een beantwoording van de gemeente. Tot slot wordt in de antwoordnotitie per inspraakreactie aangegeven of deze tot aanpassing heeft geleid van het plan.

9.4 Zienswijzen

In het kader van de vaststellingsprocedure heeft het ontwerpbestemmingsplan conform de wettelijke verplichtingen voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen, van 6 juli 2015 tot en met 17 augustus 2015. Het plan was te raadplegen via de gemeentelijke website, via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op het gemeentehuis.

Tijdens de 6 weken durende publicatietermijn zijn uiteindelijk 4 zienswijzen ingediend. De antwoordnotitie waarin deze zienswijzen behandeld zijn, is opgenomen als bijlage 23 bij dit plan, samen met het raadsvoorstel en het raadsbesluit.

Uit de antwoordnotitie blijkt dat de zienswijzen op onderdelen tot aanpassing van het plan leidden. In het raadsbesluit is conform het raadsvoorstel met deze wijzigingen ingestemd. De wijzigingen uit de antwoordnotitie zijn zodoende in het vastgestelde plan doorgevoerd.