direct naar inhoud van Bijlagen bij toelichting
Plan: Herontwikkeling Dorpsstraat-Boutlaan in Scharendijke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal, Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie zet het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Deze belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

1.2 Modernisering Monumentenzorg (MoMo) (2011)

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. De volgende regel is van kracht:

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Dit betekent dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het betrekken van cultuurhistorische waarden bij het opstellen van bestemmingsplannen en hierover verantwoording af te leggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreide eigen beleid.

1.3 Waterwet (2009)

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is ontstaan uit het samenvoegen van acht oude waterwetten. De Waterwet kent één watervergunning, voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. In de Keur heeft het waterschap regels opgenomen gericht op het veilig stellen van de water aan- en afvoer en de bescherming tegen wateroverlast.

1.4 Natura2000

Het aantal soorten planten en dieren in Europa gaat hard achteruit. De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument daarvoor is Natura2000: een samenhangend netwerk van bijzondere natuurgebieden van Europees belang. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen en ontwikkelen van de biodiversiteit in Europa. Nederland draagt met 162 gebieden bij aan Natura2000. Natura2000-gebieden zijn de gebieden waar aangewezen soorten (dieren en/of planten) in een bepaalde mate voorkomen. Natura2000 is vertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) wijst de gebieden aan. In een aanwijzingsbesluit beschrijft ze de natuurdoelen voor ieder gebied: welke natuurtypen en dier- en plantensoorten er in een bepaalde hoeveelheid en kwaliteit moeten blijven of - opnieuw - ontwikkeld worden. In Zeeland heeft de minister van EZ zestien Natura2000-gebieden aangewezen, waarvan de Voordelta, Kop van Schouwen, Oosterschelde en Grevelingen binnen de gemeentegrenzen zijn gelegen. Er is sprake van dat de Krammer-Volkerak later ook nog wordt aangewezen. Voor de Kop van Schouwen is de Provincie Zeeland verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen. Voor de overige gebieden blijft het Rijk zelf verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen.

Hoofdstuk 2 Provinciaal beleid

2.1 Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

In het Omgevingsplan wordt een nieuwe taakverdeling geïntroduceerd tussen Rijk, provincie, waterschap en gemeenten. In de nieuwe verdeling, gebaseerd op de beginselen van de Wet ruimtelijke ordening en het meest recente Rijksbeleid, beperkt de Provincie zich tot de kerntaken. De Provincie schept de kaders, gemeenten maken met elkaar afspraken over hoe deze kaders regionaal kunnen worden ingevuld.

In het Omgevingsplan komt naar voren dat Zeeland als 'Land in Zee' een onderscheidende karakteristiek heeft binnen Nederland. Zeeland is door de schaal, lage bevolkingsdichtheid en (eilanden)structuur in geografisch en bestuurlijk opzicht anders dan andere gebieden. De bijzondere positie en potentie van Zeeland, kenmerken en onderscheidende landelijke karakteristiek, geven een sterk concurrerend en aantrekkelijk vestigingsklimaat op het gebied van wonen, bedrijvigheid en recreatie. Voor een blijvend krachtig Zeeland zijn in de toekomst economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. Dit is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid:

  • Het bevorderen van een gezonde regionale economie;
  • Een goede woon- en werkomgeving;
  • Water en landelijk gebied met kwaliteit.

Het bevorderen van een gezonde regionale economie

De Provincie is samen met de gemeente verantwoordelijk voor het realiseren van Europese en nationale milieudoelstelling. Daarbij wordt toegezien op grote en risicovolle bedrijvigheid waarbij gemeenten op lichtere milieucategorieën. In het landelijk gebied en langs de hoofdwegen zorgt de Provincie voor het tegengaan van milieuhinder en veiligheidsregio's. Daarbij hebben de volgende zaken prioriteit:

  • Beter benutten van havengebieden en bedrijventerreinen;
  • Verdere ontwikkeling van de biobased economy;
  • Vernieuwing in de recreatie, visserij, schelp- en schaaldierensector en de landbouw.

Een goede woon- en werkomgeving

Voor een gezonde regionale economische ontwikkeling is een goede woon- en werkomgeving noodzakelijk. Een goed functionerende woningmarkt met voldoende aanbod aan toekomstbestendige woningen is daarvoor een eerste voorwaarde. Dit is van direct belang voor de bouw-, detailhandels- en financiële sector, maar ook voor goede huisvesting van alle werknemers in andere sectoren. Vanwege de grote economische belangen investeert de Provincie mee in de toekomstbestendige huisvesting en bewaakt de omvang en kwaliteit van regionale woningbouw en herstructurering. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop. Daarbij hebben de volgende zaken prioriteit:

  • Toekomstbestendige woningmarkt;
  • Een gezonde leefomgeving.

Water en landelijk gebied met kwaliteit

De Provincie bewaakt de kwaliteit van natuur en ontwikkelt natuurgebieden. Beheer van de natuurgebieden wordt door de Provincie gefinancierd en uitbesteed aan terreinbeheerders. Een goede kwaliteit en kwantiteit van oppervlaktewater en grondwater is voor alle inwoners en toeristen, en daarnaast ook voor de landbouw en de natuur van groot belang. Schoon water ontstaat niet vanzelf. De Provincie heeft de taak om dit te bewaken en toe te zien op correcte uitvoering van het waterbeheer door het waterschap. Daarbij hebben de volgende zaken prioriteit:

  • Europese Kaderrichtlijn water;
  • Integrale aanpak Deltawateren;
  • Afronden natuurontwikkeling.

Voorzieningen en Recreatie

In het Omgevingsplan worden verder diverse sectoren thematisch behandeld, waarvan Voorzieningen en Recreatie de meest relevante zijn. Hiervoor kent het Omgevingsplan de volgende beleidslijn.

Voorzieningen

Doelstelling van de provincie is: een goed voorzieningenniveau voor alle bewoners, toeristen en bedrijven, vanwege het grote belang voor de leefbaarheid en economie van Zeeland. Voorzieningen zijn betaalbaar, bereikbaar en divers.

Vanuit zorgvuldig ruimtegebruik, bundeling van functies en versterking van attractieve steden ziet de provincie (binnenstedelijke) kernwinkelgebieden als primaire vestigingsplaats voor detailhandel. Dagelijkse boodschappen worden hier niet direct onder gerekend.

Recreatie

De Provincie wil de toeristisch-recreatieve potenties van Zeeland optimaal benutten. Daarom is gekeken naar het marktperspectief voor de meest ruimtevragende verblijfsrecreatieve sectoren (kamperen, recreatiewoningen, hotellerie en watersport). Dit onderzoek heeft geleid tot een recreatiekansenkaart (zie kaart 3), die de onderlegger vormt voor het recreatiebeleid. Voor de geboden verblijfsrecreatieve ontwikkelingsmogelijkheden wordt onderscheid gemaakt in hotspots, kustzone, regionale ontwikkelingslocaties en overig Zeeland.

Scharendijke is daarbij aangemerkt als hotspot. Uitgangspunt voor de hotspots is dat meerdere kansrijke (verblijfs)recreatieve ontwikkelingen worden gecombineerd tot initiatieven met een economische meerwaarde voor het gebied. In de hotspots wil de provincie samen met gemeenten, bedrijven en (nieuwe) investeerders uitwerking geven aan een toekomstbestendig verblijfsrecreatief product. Per hotspot wordt op de recreatiekansenkaart inzichtelijk gemaakt welke kansen er voor het betreffende gebied liggen. Bij Scharendijke zijn dit de categorieën jachthaven, recreatiewoningencomplex, camping, dagrecreatie en hotel.

Ook andere ontwikkelingen die bijdragen aan het realiseren van een samenhangend verblijfsrecreatief product zijn mogelijk. Nieuwvestiging van bedrijven behoort tot de mogelijkheden.

2.2 Verordening Ruimte Provincie Zeeland

In de Verordening Ruimte Provincie Zeeland (VRPZ2012) zijn voor de belangrijkste provinciale beleidsthema's kaders vastgelegd, die een directe doorwerking moeten krijgen in onze bestemmingsplannen.

Detailhandel

In de verordening zijn belangrijke onderdelen van het detailhandelsbeleid verwoord. Behoud en versterking van het aanbod aan detailhandelsvoorzieningen alsmede een sterke concentratie die bijdraagt aan de vitaliteit van binnensteden en dorpscentra worden als elementen van provinciaal belang aangemerkt. Detailhandelsvoorzieningen dienen primair binnen de bestaande kernwinkelgebieden te worden gevestigd. Bij het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur en het toelaten van nieuwe detailhandelsvoorzieningen zijn compactheid, samenhang en de aanwezigheid van of het realiseren van een verbindende looproute belangrijke voorwaarden. Een beperkte uitbreiding of een nieuwvestiging van beperkte omvang vergt geen uitvoerige motivering. Bij het toelaten van detailhandelsvoorzieningen binnen een kernwinkelgebied is geen motivering per individuele winkel noodzakelijk maar kan worden volstaan met een algemene motivering die betrekking heeft op het desbetreffende gebied.

Recreatie

Naast de duurzaamheidsladder, gelden ook voor recreatie enkele specifieke bepalingen die aanvullend van kracht zijn. Deze zijn vastgelegd in artikel 2.5. van de verordening. Deze bepalingen zijn echter uitsluitend van toepassing op recreatieterreinen en kleinschalige kampeerterrein.

In meer algemene zin, ook relevant voor de beoogde ontwikkeling, wordt bepaald dat recreatievoorzieningen niet permanent bewoond mogen worden.

Landschap en Erfgoed

In de toelichting van het bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de landschappelijke respectievelijk cultuurhistorische waarde van de gronden of elementen die zijn benoemd in bijlage 5 van de verordening of zijn aangegeven op kaart 11 behorende bij de verordening. Het bestemmingsplan behoort regels te bevatten ter behoud en bescherming van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Ecologische Hoofdstructuur

In een bestemmingsplan wordt voor de op kaart 8, behorende bij de verordening, aangegeven gebieden met de aanduiding Bestaande natuur, primair de bestemming Natuur, Bos, Beschermde of Waardevolle dijk aangewezen. Bestaand gebruik en bestaande bebouwing mogen positief worden bestemd. Het bestemmingsplan mag in beginsel geen regels bevatten die de wezenlijke kenmerken of waarden van de benoemde gebieden per saldo significant aantasten.

2.3 Handreiking verevening 2012-218

Het provinciaal beleid is gericht op clustering van ruimtelijke ontwikkelingen binnen het bestaand bebouwd gebied. Sommige functies zijn echter specifiek gerelateerd aan het buitengebied, zodat dergelijke ontwikkelingen juist daarom daar plaats moeten vinden. Ook kan het zijn dat er voor een ontwikkeling geen passende ruimte is binnen het bestaand bebouwd gebied, waardoor er onderbouwd voor een locatie aan de rand van een kern wordt gekozen.

Omdat deze ontwikkelingen ofwel in het buitengebied liggen of dit direct raken, is het provinciaal beleid erop gericht hierbij verevening toe te passen. Afhankelijk van het type ontwikkeling en de omvang daarvan, dient de ruimtelijke kwaliteit gecompenseerd c.q. versterkt te worden door de aanleg van groen in de omgeving. Verevening kan eveneens plaats vinden op basis van maatwerk, waarbij op een andere manier kwaliteitswinst wordt geboekt voor de directe omgeving.

De handreiking onderscheid echter ook een aantal ontwikkelingen, waarop het principe van verevening niet van toepassing is, te weten:

  • 1. de ontwikkeling van aquacultuur in een natuurlijke omgeving, een agrarisch vijverlandschap en/of in de door gemeenten nader begrensde clusteringsgebieden bij Bruinisse, Colijnsplaat en Yerseke.
  • 2. de ontwikkeling van nieuwe uitleg- of uitbreidingslocaties van kernen en de ontwikkeling van nieuwe of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen (zowel binnen als buiten de grenzen bestaand bebouwd gebied). Bij deze ontwikkelingen wordt reeds een vorm van verevening toegepast, doordat wordt bijdragen aan verbeteringen binnen het bestaand bebouwd gebied (herstructurering, voorzieningenniveau etc.) of dat er, via de regionale bedrijventerreinenprogramma's, een relatie wordt gelegd met de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.
  • 3. Er géén extra ontwikkelingsruimte wordt geboden ten opzichte van de reeds in het vigerende bestemmingsplan of de bestemmingsregeling geboden planologische ontwikkelingsmogelijkheden.

Belangrijk uitgangspunt is zodoende dat ontwikkeling van nieuwe uitleg- of uitbreidingsloaties van kernen, ook als deze tot buiten de grens van het bestaand bebouwd gebied reikt, geen verevening van toepassing is. De motivatie hiervoor zit in het uitgangspunt dat dergelijke ontwikkelingen reeds als een vorm van kwaliteitswinst gezien moeten worden, bijvoorbeeld doordat hiermee een herstructurering elders kan worden bereikt of doordat hiermee het voorzieningen niveau op peil kan worden gehouden.

2.4 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Zeeland 'Mobiliteit op maat' (2008)

De nationale planstructuur voor verkeer en vervoer is vastgelegd in het Nationale Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). Op grond van de Planwet dient de Provincie te voldoen aan haar planverplichting een Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) op te stellen. Het PVVP gaat in op de essentiële onderdelen uit het NVVP en besteedt aandacht aan de afstemming met andere beleidsterreinen als ruimtelijke ordening, economie en milieu. De provincie is verplicht de meest belanghebbende bestuursorganen bij de planvoorbereiding te betrekken. Het PVVP zet in op een optimaal verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in goede verhouding staat tot de kwaliteit van de samenleving als geheel, en dat recht doet aan de verschillende functies in de gebieden. Het basisbeleid, de elementen die voor heel Zeeland gelden, is gerelateerd aan de verschillende beleidssectoren en vertaald in verkeerskundige termen. Deze elementen zijn:

  • Duurzaam Veilig verkeer;
  • bereikbaarheid per auto, Openbaar Vervoer en fiets;
  • leefbaarheid.

Gezien de gebiedsspecifieke situaties is er aanleiding geweest om in het PVVP lokaal of in een bepaald gebied accenten aan te brengen in het basisbeleid.

2.5 Zeeuwse Nota Waterkeringen (2010)

Met de Zeeuwse Nota Waterkeringen 2010 stelt het Zeeuws Overlegorgaan Waterkeringen (ZOW) een gezamenlijk beleidskader en een gezamenlijke ambitie voor de waterkeringzorg vast. Het ZOW speelt hiermee in op nieuwe ontwikkelingen, regelgeving en beleid en neemt een standpunt in over de Zeeuwse uitwerking van het advies van de Deltacommissie en het Nationaal Waterplan. De nota geeft bovendien een eerste aanzet voor de gebiedsvisie voor de Zeeuwse kust, die is aangekondigd in het Nationaal Waterplan. Meer in detail heeft de Zeeuwse Nota Waterkeringen de volgende doelen:

  • waarborgen dat het waterkerend vermogen en de stabiliteit van de waterkeringen aan de normen blijft voldoen;
  • inspelen op specifieke kenmerken en gebruik van Zeeuwse kusten en oevers;
  • richting geven aan integraal kustbeheer;
  • anticiperen op ontwikkelingen op lange termijn;
  • sturing geven aan de Beheerplannen waterkeringen;
  • innovaties in de bescherming tegen overstromingen stimuleren.
2.6 Natuur- en landschapsbeleid

De Provincie Zeeland is verantwoordelijk voor praktisch het hele natuurbeleid op basis van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet, de Boswet en de Wet inrichting landelijk gebied (WILG). De Provincie stelt de beleidskaders vast, verleent ontheffingen en vergunningen, voert budgetbeheer, heeft de regie over de uitvoering, monitoring en toezicht (handhaving). Daarnaast wil de Provincie dat natuurgebieden en het platteland voor het publiek ontsloten worden: bekend, vindbaar, bereikbaar, toegankelijk en beleefbaar met daarbij speciale aandacht voor mensen met een functiebeperking.

De Zeeuwse natuur wordt goed en actief beheerd. De Provincie stelt de doelen vast middels het Natuurbeheerplan Zeeland en stuurt het beheer van de natuurorganisaties en particuliere (agrarische) beheerders aan op basis van de Subsidieregeling Natuur en Landschap.

Het Natuurbeheerplan Zeeland bevat het provinciale beleid voor begrenzing, verwerving, omvorming, inrichting en beheer van natuurgebieden en agrarische beheergebieden van de Zeeuwse Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurbeheerplan wordt jaarlijks gewijzigd. Op 29 september 2009 is het Natuurbeheerplan Zeeland 2009 vastgesteld, in 2010, 2011, 2012 zijn kleine planwijzigingen doorgevoerd. In 2013 is een grote planwijziging doorgevoerd, vanwege de landelijke herijking van de EHS. Daarbij ligt het accent nu meer op inrichting dan verwerving en wordt er gestreefd naar een koppeling met Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water. Voor Zeeland betekent dit een kleinere EHS. Begrensde natuurontwikkelingsgebieden worden via een waarborgingbeleid planologisch beschermd tegen onomkeerbare ingrepen.

2.7 Beleidsvisie Externe Veiligheid 2012-2018

Als vervolg op de provinciale beleidsvisie externe veiligheid ‘Risico’s InZicht’ heeft de provincie Zeeland de nieuwe beleidsvisie ‘Verantwoorde risico’s’ opgesteld. Bij het opstellen van deze beleidsvisie heeft afstemming plaatsgevonden met de voorbereiding van het nieuwe Omgevingsplan dat naar verwachting in 2012 zal worden vastgesteld. Met de Beleidsvisie externe veiligheid wordt het beleid van de afgelopen jaren op hoofdlijnen voortgezet. De doelstelling is het realiseren van een veilige woon-, werk- en recreatieomgeving.

De Provincie richt zich op het voorkomen van ongevallen door het zoveel mogelijk beperken van risico’s waaraan burgers worden blootgesteld die verbonden zijn aan de productie, de verwerking en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid in stedelijk gebied is primair de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het provinciaal externe veiligheidsbeleid rust op twee pijlers:

  • 1. De effectieve en efficiënte uitvoering van wet- en regelgeving.
  • 2. Invulling van de eigen beleidsvrijheid met locatiebeleid als belangrijkste instrument.

Om de doelstelling te realiseren worden de volgende drie sporen gevolgd:

  • Brongericht beleid. Via vergunningverlening en handhaving worden de oorzaken van risico’s aangepakt.
  • Omgevingsgericht beleid. Door ruimtelijke inrichtingsmaatregelen wordt gezorgd voor een zo veilig mogelijke leefsituatie. In dit beleid staat een gebiedsgerichte benadering centraal.
  • Rampenbestrijding. Hierbij gaat het om de voorbereiding op (de bestrijding van) calamiteiten. Dit is primair het domein van de Veiligheidsregio. De Commissaris van de Koningin heeft een coördinerende taak bij de rampenbestrijding.

Hoofdstuk 3 Regionaal beleid

3.1 Waterbeheerplan 'Met het water mee II' (2010-2015)

In het waterbeheerplan staat het beleid van het waterschap voor oppervlaktewater en waterkeringen. Het waterbeheerplan bevat de ambities en uitvoeringsprojecten voor een planperiode. Het waterbeheerplan wordt vergeleken met een structuurvisie van de gemeente.

3.2 Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen (2011)

In de Keur heeft het waterschap regels opgenomen gericht op het veilig stellen van de water aan- en afvoer en de bescherming tegen wateroverlast.

Hoofdstuk 4 Gemeentelijk beleid

4.1 Strategische visie 'Tij van de Toekomst 2011-2040' (2011)

De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien.

In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'.

In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Hierna zijn de strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.

Strategische doelen: werken

  • De economie van Schouwen-Duiveland is sterk watergerelateerd;
  • Landbouw en aquacultuur zijn geïnnoveerd en verweven met andere functies;
  • Kleinschalige bedrijvigheid floreert, optimaal gestimuleerd en gefaciliteerd;
  • Vraag en aanbod van de arbeidsmarkt zijn in balans;
  • Schouwen-Duiveland is krachtig gepositioneerd als toonaangevend in water en veelzijdig vakantie-eiland.

Strategische doelen: wonen

  • De gemeente heeft een kwalitatief goed en realistisch voorzieningenniveau;
  • In de gemeente wordt prettig en naar behoefte gewoond;
  • De leefbaarheid en sociale samenhang in de kernen is groot. Inwoners zijn actief en betrokken;
  • Er is een goed en betaalbaar aanbod van zorg en welzijn dat vraaggestuurd tot stand komt.

Strategische doelen: verblijven

  • De bijzondere kwaliteiten (water, natuur, cultuur) maken Schouwen-Duiveland tot een aantrekkelijk vakantie-eiland;
  • Het eiland Schouwen-Duiveland heeft een krachtig en duidelijk herkenbare toeristische hoofdstructuur. We benutten de daaraan verbonden potenties;
  • De kwaliteit en diversiteit van de toeristische sector is groot. We maken gebruik van de unieke mogelijkheden die het water biedt;
  • Schouwen-Duiveland is een aantrekkelijk vakantie-eiland door de bloeiende watersport en de vele watergerelateerde activiteiten en evenementen.
4.2 Landschappelijk Raamwerk (2007)

Het bestaande landschap is een belangrijk vertrekpunt bij het bepalen van de ontwikkelruimte voor het buitengebied. Om optimaal recht te doen aan dit uitgangspunt is het Landschappelijk Raamwerk als zelfstandig toetsingskader opgesteld. Daarbij is uitsluitend gekeken naar de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het landschap ("met oogkleppen op"), zonder daarbij te letten op de aard van mogelijke ontwikkelingen (zoals de uitbreiding van een agrarisch bedrijf of vestiging van een nieuw landgoed).

In het Landschappelijk Raamwerk wordt geconcludeerd dat het landschap van Schouwen-Duiveland karakteristiek is en in het algemeen hoog wordt gewaardeerd. Daarnaast wordt geconcludeerd dat het landschap een "robuust" karakter heeft. Daarmee wordt bedoeld dat het de nodige ruimtelijke ontwikkelingen kan opvangen, zonder dat de algemene kenmerken van het gebied (de omgevingskwaliteiten) daardoor onevenredig worden aangetast. Met behoud van het karakter op hoofdlijnen biedt het landschap de nodige ontwikkelruimte voor de gebruiksfuncties van het buitengebied. In het Landschappelijk Raamwerk worden de Schouwen-Duivelandse omgevingskwaliteiten op gemeentelijk niveau benoemd. Op basis van deze omgevingskwaliteiten wordt voorts de landschappelijke ontwikkelruimte bepaald.

4.3 Structuurvisie Brouwersdam-Zuid (2012)

De Brouwersdam heeft afgelopen jaren volop in de belangstelling gestaan. Met de Economische Visie Brouwersdam hebben de gemeenten Schouwen-Duiveland en (toenmalig) Goedereede, de provincies Zeeland en Zuid-Holland en Natuur- en recreatieschap De Grevelingen te kennen gegeven de Brouwersdam te willen ontwikkelen tot een (toeristische) bestemming van (inter)nationale allure.

De Structuurvisie Brouwersdam-Zuid dient in dat licht gezien te worden als kader waarin de gemeente haar ruimtelijke voornemens vastlegt en bekend maakt hoe zij om wil gaan met ruimteclaims, hoe zij ruimtelijk relevante ontwikkelingen wil sturen en welke ontwikkelingen in een gebied juist niet gewenst zijn. De structuurvisie is voor de gemeente een beleids- en beoordelingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen.

De visie geeft aan dat in het gebied meer samenhang bereikt kan worden door de kern Scharendijke sterker te verbinden met het Grevelingenmeer. Dit geldt zowel vanuit een ruimtelijk perspectief als vanuit een economisch perspectief. Vanuit ruimtelijk oogpunt liggen de aandachtspunten met name bij het waarborgen van de bereikbaarheid van Scharendijke (ook voor wandelaars en fietsers), de wijze waarop de kern zich richting het Grevelingenmeer profileert en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit economisch oogpunt ligt de aandacht met name bij het in stand houden dan wel versterken van het voorzieningenniveau van de kern in relatie tot de invulling van de initiatieven. De ontwikkeling van nieuwe initiatieven ziet de gemeente voornamelijk als kans om deze verbinding vorm te geven.

4.4 Detailhandelsstructuurvisie (2013)

In oktober 2008 heeft de gemeenteraad de detailhandelsstructuurvisie voor de gemeente Schouwen-Duiveland vastgesteld. Na 2008 hebben zich echter ontwikkelingen voorgedaan die vragen om een evaluatie en aanpassing van de detailhandelsstructuurvisie. Het betreft de volgende ontwikkelingen:

  • Diverse supermarkten hebben plannen ingediend die niet (geheel) passen in de detailhandelsstructuurvisie van 2008.
  • De gemeenteraad heeft in oktober 2011 de strategische visie 2040 ‘Tij van de Toekomst’ vastgesteld. Hierin is vastgelegd te komen tot een evenwichtige, duurzame ontwikkeling van economie, vestigingsklimaat en ruimtelijke kwaliteit. Zierikzee is het aantrekkelijk en toekomstbestendig centrum van Schouwen-Duiveland. Het belang van Zierikzee als de dragende kern van het eiland is in de strategische visie nadrukkelijk benoemd. Detailhandel vormt de motor van wonen, werken en verblijven in de binnenstad: een goed voorzieningenniveau voor bewoners, het verhogen van de attractiewaarde en een belangrijke functie voor werkgelegenheid.
  • In het verlengde van de Strategische Visie wordt momenteel hard gewerkt aan het Programma Zierikzee. De meer integrale aanpak en het leggen van verbindingen tussen projecten brengt nieuwe en andere inzichten met zich mee. Ook op het gebied van de detailhandelsstructuur.
  • De visie op het gebied Haringvlietplein / Boerenweg, de Gasthuisboomgaard en de ontwikkeling en inrichtingsopgave van de Zuid-Oostflank van Zierikzee-centrum (de Stadsentree Havenpoort) vormen specifieke onderdelen van het Programma Zierikzee. Een herontwikkelingsopgave dient zich aan. Voor alle drie de locaties is het belangrijk om meer gericht in beeld te brengen welke rol detailhandel in dit perspectief kan spelen.

In de nieuwe Detailhandelsstructuurvisie (vastgesteld op 28 maart 2013), wordt, rekening houdend met bovengenoemde ontwikkelingen, een geactualiseerde ruimtelijke visie op de detailhandelsstructuur voor Schouwen-Duiveland gegeven.

Het detailhandelsbeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft de volgende hoofddoelen:

  • komen tot een goede verzorgingsstructuur voor haar inwoners en de toeristen in het gebied
  • komen tot een duurzame voorzieningenstructuur en een sterk ondernemersklimaat voor haar ondernemers.

Om de consument zo goed mogelijk te bedienen, wordt gestreefd naar sterke winkelconcentraties die elkaar aanvullen. Aan de ondernemers wordt bovendien zo veel mogelijk ruimte binnen de gestelde kaders geboden om in te kunnen blijven spelen op de dynamiek in de detailhandel (vernieuwing).

Over Scharendijke in het bijzonder wordt uitgesproken dat de markt redelijk goed in evenwicht is. Mocht de supermarkt willen uitbreiden, dan kan hier vanuit het argument van het bieden van een goede consumentenverzorging (groter assortiment, ruimere opzet) medewerking aan worden verleend tot een maximale maat van circa 1.250 m² bvo (circa 1.000 m² wvo). Eventuele uitplaatsing uit het centrum in Scharendijke kan aan de orde zijn, omdat de synergie met de omliggende functies momenteel al zeer beperkt is. Hier is met name horeca gevestigd.

Het winkelaanbod in de kleinere kernen in de gemeente Schouwen-Duiveland kan profiteren van extra bestedingen door dag- en verblijfstoeristen. Hierdoor kan een extra omzet worden gegenereerd waardoor winkels toch kunnen blijven bestaan.

4.5 Ontwikkelingsvisie horeca (2007)

De Ontwikkelingsvisie horeca is een uitwerking van het actieprogramma 'Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme' uit 2004. Het doel van de ontwikkelingsvisie horeca is om kaders aan te geven waarbinnen horecaontwikkelingen mogelijk zijn op Schouwen-Duiveland. Deze kaders dienen als richtlijn bij het maken van ruimtelijke afwegingen, onder meer bij de actualisering van bestemmingsplannen. Daarnaast heeft het tot doel het signaleren van trends waarop de Gemeente Schouwen-Duiveland haar beleidskeuzes kan baseren. De Ontwikkelingsvisie horeca stelt ruimte voor ontwikkeling centraal en wil daarbij kaders geven waarbinnen ondernemers ruimte krijgen om te ondernemen. De ondernemer heeft daarbij de verantwoordelijkheid om de behoefte van de markt te bepalen. Deze kaders zijn richtinggevend bij de actualisatie van bestemmingsplannen. De gemeente wil daarmee een bijdrage leveren aan de diversiteit en kwaliteit van de horeca en duidelijkheid bieden voor ondernemers.

In de visie wordt onderscheid gemaakt in enerzijds verblijfsrecreatieve horeca (zoals hotel, pension en Bed & Breakfast) en anderzijds consumptieve horeca (zoals café, discotheek, restaurant). Bij deze tweedeling is gekeken naar het oorspronkelijke doel van de horecagelegenheid: het aanbieden van overnachtingen of het aanbieden van consumerende goederen.

In deze ontwikkelingsvisie wordt slechts zeer beknopt ingegaan op Scharendijke. Aangegeven wordt dat de Dorpsstraat is aangewezen als horecaontwikkelingsgebied.

Terrasoverkappingen

De gemeente wil inspelen op de trend in de consumptieve horeca tot het overkappen van terrassen. De laatste jaren komen er steeds meer verzoeken voor het geheel of gedeeltelijk overkappen van terrassen, over het algemeen in de vorm van aan weerszijden van een stalen frame uitschuifbare zonneschermen. De gemeente wil hieraan, waar mogelijk, medewerking verlenen ter bevordering van jaarrondexploitatie van terrassen en daarmee seizoensverlenging.

Omdat terrasoverkappingen omgevingsvergunningplichtige bouwwerken zijn, heeft de gemeente hiervoor welstandscriteria geformuleerd in de 'Beleidsregels terrassen Schouwen-Duiveland'.

4.6 Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme (2012)

Evaluatie 2008-2011 en Herijking Beleidsvoornemens 2012 tot en met 2015

Wat betreft economische ontwikkelingen zijn de volgende zaken van belang:

  • de gevolgen van de (wereldwijde) economische crisis;
  • de demografische ontwikkelingen (vooral meer ouderen);
  • het belang van ecologie;
  • de digitale innovaties;
  • het belang van watersport in Nederland (en voor Schouwen-Duiveland).

Het advies van Buck Consultants International 2011, uitgebracht voor de Strategische visie: 'Tij van de Toekomst 2011 - 2040', luidt: 'Toerisme blijft belangrijk, maar groeit niet meer: boor nieuwe toeristische bronnen aan zoals wellness'.

Op het gebied van toerisme moet de gemeente zich richten op drie aandachtspunten:

  • ontwikkelen visie Toeristische Hoofd Structuur;
  • herstructurering (Westhoek);
  • ondersteunen ondernemers in nieuwe concepten.

Wat betreft de economische doelstellingen kiest de gemeente voor:

  • behoud van het huidige niveau van werkgelegenheid;
  • streven naar behoud en, zo mogelijk, verhogen van de (totale) bestedingen;
  • meer seizoensspreiding van de toeristenstroom en meer bereik van gezinnen met (jonge) kinderen en senioren (vitale 50+'er).
4.7 Nota Recreatiewoningen (2011)

Om te komen tot een algemeen toetsingskader dat de gemeente kan gebruiken bij de toetsing van initiatieven tot het ontwikkelen en bouwen van recreatiewoningen, heeft de gemeente Schouwen-Duiveland in 2011 een 'Behoefteonderzoek recreatiewoningen Schouwen-Duiveland' laten uitvoeren.

Op basis van de belangrijkste conclusies uit het behoefteonderzoek zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • Herstructurering van recreatiewoningen(terreinen) gaat voor nieuwbouw;
  • De gemeente en belangenorganisaties voor recreatie en toerisme stimuleren de herstructurering van bestaande recreatie(woningen)terreinen en maken hierover nader afspraken.

Het toetsingskader bevat richtinggevende uitspraken, waaraan nieuwe initiatieven worden getoetst. Er wordt getoetst op kwantitatieve en kwalitatieve aspecten. Een plan moet een gedegen en complete ontwikkelingsvisie bevatten met niet alleen een focus op het terrein zelf, maar ook een beschrijving van de relatie met de omgeving. Indien noodzakelijk kan het Kwaliteitsteam Buitengebied om een (onafhankelijk) advies worden gevraagd over de ontwikkelingsvisie.

4.8 Watersportvisie (2009)

De watersport is voor Schouwen-Duiveland, vanwege de unieke ligging tussen de Grevelingen en de Oosterschelde en de centrale positie in het Deltagebied, een belangrijke economische drager. De Watersportvisie moet bijdragen aan versterking van de watersport(sector) door watersport in al zijn vormen te sturen en faciliteren. De Watersportvisie bevat allereerst een uitgebreide analyse van vraag, aanbod en beleid in de watersportsector. Op grond van deze analyse is de kern van de Watersportvisie gevormd. Die kern bestaat uit na te streven hoofddoelen en zes uitgangspunten die leiden tot een samenhangende visie op watersport.

Hoofddoelstellingen voor de watersport zijn:

  • Economische impact;
  • Bijdrage aan andere sectoren binnen de economie;
  • Bijdrage aan het imago van Schouwen-Duiveland;
  • Bijdrage aan het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid.

Hieruit zijn vervolgens de volgende uitgangspunten gefilterd:

  • Watersport verankeren in het 'droge' toerisme.
  • Nieuwe doelgroepen aantrekken.
  • De sterke concurrentiepositie van de watersport handhaven.
  • Knelpunten, vooral betreffende capaciteit in de havens, oplossen.
  • Beleid voor het land vertalen naar beleid voor het water.
  • Watersport als smaakmaker positioneren.

De visie bevat eveneens een toetsingskader voor initiatieven van derden. Centraal staat daarin de bijdrage die een initiatief levert aan geformuleerde doelstellingen. De mate waarin een initiatief bijdraagt aan een doelstelling, het belang van die doelstelling en het aantal doelstellingen waaraan een bijdrage geleverd wordt, geven met elkaar een indruk van de wenselijkheid van een initiatief.

4.9 Woonvisie 2013-2022 (2013)

De gemeente heeft de ambitie om minimaal te kunnen voorzien in de opvang van de natuurlijke groei in de kernen. Verder wordt ruimte gegeven aan de woningbehoefte van permanente en tijdelijke vestigers, door aantrekkelijke woonmilieus in zowel de bestaande voorraad als ook in de nieuwbouw.

Ambities

Deze Woonvisie moet er voor zorgen dat tot 2022 de juiste keuzes te maken om in 2040 het strategische doel te hebben bereikt: 'We wonen prettig naar wens en behoefte'. Deze doelstelling tot 2022 is uitgesplitst in de volgende ambities/beleidsaccenten:

  • kwantitatieve ambities voor eigen behoefte;
  • kwalitatieve ambities voor eigen behoefte;
  • pakken van woonkansen voor vestigers.

Kwantitatieve ambities voor eigen behoefte tot 2022

  • Uitgegaan wordt van een kwantitatieve woningbehoefte van 450 woningen voor eigen huishoudens. Prognoses geven voor de komende tien jaar nog een groei aan met ongeveer 450 huishoudens. Daarna slaat de huishoudensgroei om in huishoudensafname.
  • Aanpakken van de te grote plancapaciteit: deze wordt de komende jaren in evenwicht gebracht met de kwantitatieve woningbehoefte. De netto plancapaciteit ligt op ongeveer 1.250 woningen en is aanzienlijk meer dan de gemeentelijke woningbehoefte tot 2022. De instroom van vestigers is veel te beperkt om het overige deel van de plannen in te vullen.
  • Onderzoeken of er een relatie gelegd kan worden tussen de verdiencapaciteit van nieuwbouwplannen en herstructurering. Door de beperkte eigen woningbehoefte kan nieuwbouw niet langer worden gezien als financieringsinstrument voor onrendabele investeringen. Er zal niet altijd meer sprake zijn van een verdiencapaciteit van nieuwbouwplannen. Of er nog mogelijkheden zijn om een relatie te leggen tussen deze twee aspecten zal per plan nader onderzocht moeten worden.

Kwalitatieve ambities voor eigen behoefte tot 2022

  • Kwaliteit verbeteren en herstructureren van de bestaande woningvoorraad. Te kleine en niet functionele koop- en huurwoningen, die niet meer voldoen aan de huidige kwalitatieve woonwensen, moeten worden aangepast of vervangen.
  • Nieuwbouw in beginsel in elke kern toestaan: de behoefte moet vanuit de kern worden aangetoond. Op voorhand wordt geen enkele kern van nieuwbouw uitgesloten, mits de plannen passen binnen het kwantitatief en kwalitatief woningbouwkader per woonmilieu en ze voldoen aan de kwalitatieve accenten.
  • Inspelen op de kwalitatieve behoefte van de diverse doelgroepen en realiseren aanvullend nieuwbouw: zoals voldoende huurwoningen voor huishoudens met een laaginkomen, starters in beginsel bedienen in de bestaande woningvoorraad, maatregelen om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en stimuleren spreiding van wonen met zorg. Naast het bouwen van levensloopgeschikte woningen ook inspelen op de vraag naar middeldure huur (€574 - €681) en dure huur (> €681) en eengezinswoningen tussen de €180.000 en €250.000.
  • Realiseren nieuwbouw binnen de contouren van de kernen: inbreiding gaat voor uitbreiding. Er is ruim voldoende plancapaciteit aanwezig en het buitengebied moet niet onnodig geschaad worden.

Pakken van woonkansen voor vestigers tot 2022

Ruimte geven aan de woningbehoefte van tijdelijke en permanente vestigers. Wonen op Schouwen-Duiveland spreekt veel mensen aan: de rust, ruimte en veiligheid. Bouwen voor vestigers wordt gezien als een kans. Kwantitatief wordt er een limiet gesteld van maximaal 200 nieuwbouwwoningen voor vestigers. Voor deze extra ambitie worden wel eisen gesteld dat het moet gaan om niches in de woningmarkt: creatieve nieuwbouwconcepten die aantrekkelijk zijn voor vestigers op de juiste locatie. Hierbij leggen we de focus op het woonmilieu 'Wonen aan de kust' en in mindere mate aan 'Zierikzee' en 'Dorpswonen'.

Onderscheid naar woonmilieu

In de woonvisie is een onderscheid gemaakt in woonmilieus vanwege de diversiteit. Waar nodig wordt bij de diverse beleidsonderdelen onderscheid gemaakt naar de verschillende woonmilieus.

Wonen aan de kust  (Burgh-Haamstede, Ellemeet, Noordwelle, Renesse en Scharendijke). De focus ligt hier (steeds meer) op herstructurering en transformatie van de bestaande voorraad. Vanwege vergrijzing en krimp in deze dorpen is in beginsel beperkt ruimte nodig voor uitbreiding van de woningvoorraad. Door de aantrekkelijkheid van dit woonmilieu, ook voor de lokale behoefte, is er nog ruimte om 30 woningen toe te voegen. In deze kernen is het bouwen op maat, waarbij het accent ligt op de doelgroep ouderen en levensloopgeschikt bouwen.

Dorps wonen (Bruinisse, Brouwershaven, Nieuwerkerk, Oosterland, Dreischor, Kerkwerve, Noordgouwe, Ouwerkerk, Serooskerke, Sirjansland, Zonnemaire). Er is ruimte in dit woonmilieu om ca. 100 woningen toe te voegen. De kernen in dit woonmilieu zijn relatief jong in leeftijdsopbouw en kennen nog enige groei de komende jaren. Het is belangrijk om in deze lokale behoefte te voorzien. Kansen om vestigers aan te trekken zijn in dit woonmilieu beperkter. Voor Bruinisse, als centrumkern binnen dit woonmilieu, zijn 60 woningen gepland en wordt een richting gegeven aan de verhouding voor huur-koop en eensgezinsappartementen. Voor de overige kernen is het bouwen op maat / rekening houden met de huidige grootte (aantal huishoudens) en te verwachten ontwikkeling daarin. In totaliteit komt het aantal per saldo toe te voegen woningen in deze kernen tezamen niet boven de 40 uit. Ook binnen dit woonmilieu geldt dat het vizier zich langzaam gaat richten op herstructurering en transformatie van de bestaande woningvoorraad.

Zierikzee De focus ligt voor Zierikzee op gedifferentieerd bouwen. Zierikzee neemt als centrumstad het leeuwendeel van de gemeentelijke woningbehoefte voor zijn rekening: voor de komende 10 jaar wordt uitgegaan van een toevoeging van ongeveer 320 woningen aan de woningvoorraad. In de kwalitatieve toedeling wordt rekening gehouden met de trends en opgaven in de woonbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0019.png"

Strategie

Het strategisch uitgangspunt is gericht op kwaliteit!: de juiste woningen realiseren op de juiste plaats en veel aandacht hebben voor de fysieke omgevingskwaliteiten. Het gaat om minder en kwalitatief betere nieuwbouw en om veel aandacht voor de vitaliteit van de bestaande voorraad. De woonkwaliteit wordt integraal benaderd; de kwaliteit van de woning en de woonomgeving zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en staan centraal! Het gaat om lange termijn kwaliteit en niet om de kwaliteit die vandaag verkoopt in de nieuwbouw. Dus: kiezen tussen plannen en alleen de beste mogen door.

Deze strategie is uitgewerkt aan de hand van de volgende speerpunten:

  • 1. Woonkwaliteiten toevoegen in de nieuwbouw
    Vanwege de economische crisis en de stagnatie op de woningmarkt heeft de nieuwbouwmarkt het moeilijk. Het is daarom belangrijk dat wat we nieuw bouwen aansluit op de eigen behoefte (afzetbaar op korte en langere termijn) en tegelijkertijd toekomstwaarde (duurzaam toegevoegde waarde op langere termijn) heeft.
  • 2. Plancapaciteit in evenwicht brengen met de kwantitatieve woningbehoefte
    De plancapaciteit moet sterk verminderd worden om risico's van leegstand en afzet te voorkomen.
  • 3. Herstructureren van de bestaande woningvoorraad
    Na 2022 is er alleen nog sprake van vervangingsbehoefte. Daarom wordt voorgesorteerd op de periode na 2022, waarin alleen sprake is van herstructurering en transformatie van de bestaande voorraad.
  • 4. Kansen pakken als het gaat om het aantrekken van vestigers
    Schouwen-Duiveland heeft aantrekkelijke woonmilieus voor vestigers. Woonkwaliteiten kunnen beter worden benut.

De strategie is uitgewerkt in een actieprogramma om het de uitvoering van het beleid te waarborgen. Daarnaast leidt de visie tot het herprogrammeren van de plancapaciteit.

Herprogrammeren plancapaciteit

In totaliteit is de plancapaciteit momenteel bijna 3x zo groot als de totale gemeentelijke behoefte. Dit brengt risico's met zich mee, zoals exploitatietekorten, schaderisico's, stedenbouwkundig onafgemaakte plannen, zeer langdurige bouwlocaties, verkoop- en verhuurbaarheid van delen van de bestaande voorraad komt onder druk te staan. Er moet een nieuw evenwicht komen tussen de omvang van de plancapaciteit, de eigen woningbehoefte, de kansen op instroom van elders en de mate waarin woningen worden onttrokken uit de bestaande woningvoorraad.

Voor de (her)programmering van de nieuwbouw zijn de volgende acties aangegeven.

  • De gemeente hanteert de woningbouwkaders per woonmilieu en per kern als richtsnoer voor de woningbouw in kwalitatieve en kwantitatieve zin. De gemeente hanteert een onderscheid tussen de harde en zachte plancapaciteit.
  • Het College gaat de (mis)match in beeld brengen tussen kaders en plancapaciteit en doet een prioriteringsvoorstel en bijbehorende woningbouw(her)programmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00136BphSD-va01_0020.png"

  • De Gemeente gaat na vaststelling van de herprogrammering samen met ontwikkelende partners aan de slag met implementeren van de herprogrammering, en waar nodig instrumentarium inzetten dat bijdraagt aan een beter evenwicht tussen de woningbouwkaders en plancapaciteit.
4.10 Regionale woningmarktafspraken 2014-2023 (2014)

De gemeentelijke Woonvisie 'We wonen prettig, naar wens en behoefte' uit 2013 speelt in op de uitdagingen op het gebied van wonen in Schouwen-Duiveland. Door de beperkte huishoudensgroei en de veranderende samenstelling van de bevolking is het aanbod van de (nieuwe)woningen onvoldoende afgestemd op de toekomstige behoefte. Daarom heeft het college in opdracht van de gemeenteraad de mismatch tussen de woonbehoefte en het aanbod van woningbouwplannen binnen de gemeente in kaart gebracht en keuzes gemaakt. Op 18 maart heeft B&W de regionale woningmarktafspraken 2014-2023 vastgesteld. Daarmee is duidelijk geworden welke stappen we moeten nemen om regie te kunnen pakken en te sturen op de ontwikkelingen op de woningmarkt in Schouwen-Duiveland.

Minder en anders

Uit de inventarisatie is gebleken dat we te maken hebben met een kwalitatieve mismatch (behoefte sluit niet aan bij de vraag), een grote overcapaciteit (meer woningbouwplannen, dan behoefte) en te weinig spreiding (te veel plannen in bepaalde kernen/woonmilieus). De gezamenlijke opgave is minder en andere woningen!

Voor alle woonmilieus Zierikzee, Dorpswonen en Wonen aan de kust zijn keuzes gemaakt om zo veel mogelijk aan de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte te voldoen voor eigen inwoners en vestigers. Er is echter veel harde plancapaciteit (85%), waardoor er op dit moment weinig (kwalitatieve) keuzes gemaakt kunnen worden en er ook weinig ruimte is voor nieuwe initiatieven. De gemeente heeft in eerste instantie alleen ruimte gemaakt door zachte plannen te schrappen of deze door te schuiven tot na 2024. En er zijn keuzes gemaakt om minder of geen woningen te realiseren in eigen gemeentelijke plannen. Hiermee willen we het goede voorbeeld geven. Echter het kan niet zo zijn dan alleen de gemeente werkt aan het beter in balans brengen van plannen op vraag en aanbod en daarvoor de financiële consequenties draagt. Wij doen nadrukkelijk ook een beroep op andere (markt)partijen om daaraan ook een bijdrage te leveren.

Vervolgstap

Met het vaststellen van de regionale woningmarktafspraken hebben we duidelijkheid gegeven over gewenste en ongewenste ontwikkelen op basis van de prognoses uit de Woonvisie. Ook vormt dit document de basis om met marktpartijen en corporaties, die plannen hebben voor woningbouw en die zijn opgenomen in het woningbouwprogramma, in gesprek te gaan. Wij willen in overleg met hen kijken of er mogelijkheden zijn om bestaande plannen kwalitatief aan te passen, zodat we de juiste woningen op de juiste plaats kunnen realiseren. Hiermee willen we bovendien ook bereiken dat de concurrentie tussen plannen vermindert, zodat de gewenste woningen echt gerealiseerd worden. Dit is een eerste stap om erop te sturen dat we nu, maar ook in de toekomst op Schouwen-Duiveland naar wens en behoefte kunnen wonen.

4.11 Welstandsnota 2012

De gemeentelijke overheid heeft de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving in het algemeen en de visuele- of beeldkwaliteit in het bijzonder. In de Woningwet (vanaf 1 januari 2003) wordt de gemeenteraad verplicht:

  • burgers, ruim voordat ruimtelijk planvormingsprocessen worden afgesloten, concreet duidelijk te maken wat het wettelijk criterium 'redelijke eisen van welstand' inhoudt;
  • ruim vooraf een zo concreet mogelijk inhoudelijk toetsingskader te bieden dat door B&W en de welstandscommissie bij de uitoefening van hun wettelijke taken moet worden gehanteerd.

Dergelijke criteria dienen te worden opgenomen in een gemeentelijke welstandsnota. Voordat het gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld wordt, is het echter van belang te beschikken over een beleidskader inzake de ruimtelijk-visuele kwaliteit van het gehele gemeentelijk grondgebied.

Middels een uitgebreide inventarisatie en analyse van zowel de bestaande beleidsstukken als van de ruimtelijke structuur van het gemeentelijke grondgebied, is gebleken dat Schouwen-Duiveland onder te verdelen is in een aantal gebieden en/of clusters van gebieden met gelijke kenmerken en eigenschappen op stedenbouwkundige, architectonische, functionele en/of thematische gronden.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Schouwen-Duiveland. Het gaat met name om criteria ter beoordeling van regulier bouwvergunningplichtige (volgens Wabo: omgevingsvergunningplichtige) bouwwerken. Daarnaast omvatten de gebiedsuitwerkingen (eventueel ??) ook criteria voor de veel voorkomende kleine bouwplannen, aanvullend op de sneltoetscriteria. Gebaseerd op de ruimtelijke opbouw is onderscheid gemaakt naar een vijftal verschillende gebiedscategorieën (thema's) onderverdeeld in 19 deelgebieden met overeenkomstige kenmerken en eigenschappen.

De volgende gebiedscategorieën zijn aangegeven:

  • 1. Dorpskernen;
  • 2. Planmatige uitbreidingen;
  • 3. Bedrijfs- en haventerreinen;
  • 4. Sport en recreatie;
  • 5. Buitengebied.

Binnen het selectieve gebiedsgerichte welstandsbeleid is het van belang om vast te stellen in welke gebieden meer regulering gewenst is en in welke gebieden minder. Dit is inzichtelijk gemaakt door het vastleggen van zogenaamde welstandsniveaus. In Schouwen-Duiveland wordt gebruik gemaakt van een viertal welstandsniveaus:

  • I. Beschermde stads- en dorpsgezichten (extra bescherming gericht op consolidatie van historische context);
  • II. Bijzondere welstandsgebieden (extra inspanning tot voordeel van de bestaande of gewenste ruimtelijke kwaliteit);
  • III. Reguliere welstandsgebieden (normale inspanning gericht op het handhaven van de basiskwaliteit);
  • IV. Welstandsvrije gebieden (geen welstandstoetsing).

Het straatdorp Scharendijke valt onder welstandsniveau 2; bijzonder welstandsgebied. De volgende criteria zijn van toepassing op het plangebied:

Algemeen

  • Behouden/respecteren van de cultuurhistorische waarde van het historische deel van de kern en/of dorpen.
  • Respecteren van het groene, overwegend besloten karakter van de bosrijke omgeving met de landgoederen als enclave in het omliggende open polderlandschap.
  • Respecteren van de diversiteit in het bebouwingsbeeld van vrijstaande panden in een groene omgeving.
  • Respecteren van de individuele herkenbaarheid van bebouwing binnen het samenhangende gevelbeeld.
  • Respecteren van het formele en veelal besloten karakter van kerkring.
  • Behouden van de visuele relatie tussen bovendijkse en benedendijkse bebouwing.
  • Streven naar zachte overgang van kern en/of dorp naar buitengebied.
  • Vormgeving van de kern en/of dorpsranden in relatie tot het omliggende landschap.
  • Het is wenselijk voorafgaand aan een bouwplan bouw- en/of kleurhistorisch onderzoek te verrichten.

Plaatsing

  • Respecteren van diversiteit in positionering van de vrijstaande bebouwing.
  • Streven naar positionering van het hoofdgebouw op de kavel op enige afstand van het openbare gebied.
  • Respecteren van de bestaande rooilijnen of bij verspringing binnen de uitersten van de belendingen.
  • Behouden van besloten gevelwanden.
  • Behouden/Respecteren van de oorspronkelijke positie en oriëntatie bij renovatie en (vervangende) nieuwbouw.

Massa en vorm

  • Respecteren van de verscheidenheid in bouwhoogte en volume, waarbij kapvorm en –richting van ondergeschikt belang zijn.
  • Streven naar uitvoeren van voorgevels als top- of lijstgevel.
  • Streven naar individualiteit per gebouw in massa en vorm.
  • Bouwmassa wat betreft maat en schaal afstemmen op belendingen.
  • Streven naar afdekking met kap.
  • Respecteren van de meest voorkomende kapvormen, zijnde het (gecombineerde) zadeldak zonder wolfseinden en schilddaken met wisselende kaprichtingen.
  • Streven naar het uitvoeren van voorgevels als individuele gevels.
  • Bij bebouwing aan de kerkring streven naar situering van de ontsluiting minimaal aan de voorzijde.
4.12 Actualisatie integraal verkeer- en vervoersplan (2008)

Deze actualisatie legt de verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland voor de komende jaren in hoofdlijnen vast. Ook voor het regionaal beleid wordt met het gewenst fysiek netwerk en de opdeling van de gemeente in gebiedsprofielen een duidelijke visie gegeven wat betreft de infrastructuur. In deze actualisatie wordt uitgegaan van een andere benadering van het mobiliteitsvraagstuk. In plaats dat alleen van de gedachte wordt uitgegaan dat mobiliteit een voorwaarde is voor economisch functioneren en deelnemen aan maatschappelijke processen, wordt de aandacht voor een groot deel gericht op het faciliteren. Met andere woorden: De bestaande verkeersstructuur en gebiedsprofielen moeten voor een belangrijk deel richting gevend zijn voor verdere ontwikkelingen en economische ontwikkelingen om geen nodeloze extra mobiliteit te genereren. Hierbij spelen de Ruimtelijke/strategische Visie Schouwen-Duiveland en bestemmingsplannen een belangrijke rol.

Op basis van het gewenst fysiek netwerk willen wij in samenhang met de andere wegbeheerders knelpunten aanpakken om daarmee de veiligheid en bereikbaarheid te verbeteren. Via gebiedsgerichte aanpak zal de afstemming plaatsvinden van de netwerken van de verschillende wegbeheerders. Daarbij zal differentiatie in bereikbaarheid plaatsvinden al naar gelang de functie en betekenis van het gebied.

Nieuwe uitbreidingsplannen en inbreidingen worden ingericht conform de uitgangspunten van "Duurzaam Veilig" en aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van het CROW. Dit betekent dat voor uitbreidingsplannen een 30km-regime geldt en de gebieden als zodanig worden ingericht.

Op het gebied van verkeersveiligheid richten wij ons voor de korte termijn op een sobere en kosteneffectieve aanpak van verkeersonveilige situaties. De financiële mogelijkheden om onze doelstellingen en ambities te realiseren zijn beperkt.

4.13 Nota integraal Erfgoedbeleid Schouwen-Duiveland 2012-2018 (2012)

'DE SCHATKAMER VAN SCHOUWEN-DUIVELAND, BEHOUDEN...BELEVEN, BENUTTEN'

Schouwen-Duiveland is trots op haar rijke geschiedenis. We koesteren de honderden monumenten als getuigen van deze geschiedenis en ons landschap met veel historische kenmerken. Het erfgoed geeft karakter en identiteit aan onze leefomgeving. Bovendien geeft het herkenning voor bewoners en verrast het bezoekers. De geschiedenis en het grote aantal monumenten maken Schouwen-Duiveland aantrekkelijk als woon-, werk- en vakantie-eiland. Ons erfgoed is een fundament om op te bouwen. De gemeente Schouwen-Duiveland zet met de erfgoednota in op het behouden, het beleven en het benutten van haar Cultuur-Historisch Erfgoed.

Behouden: behoud van al het erfgoed dat als waardevol en belangrijk voor de samenleving geacht wordt (Archeologie, cultuurlandschap, beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten). Behoud gaat in de nota hand in hand met ontwikkeling. Cultureel erfgoed kan ook een belangrijke inspiratiebron zijn voor het verbinden van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de vorm en geschiedenis van de bestaande omgeving. Ruimtelijke kwaliteit en identiteit wordt hiermee verder versterkt. Behoud is een randvoorwaarde om te kunnen beleven en benutten. Behouden doen we vooral door: de wettelijke bescherming van monumenten, gemeentelijke monumenten, erfgoed in bestemmingsplannen, herbestemming van monumenten en subsidiëring.

Beleven, benutten: door het beleven en benutten van ons erfgoed komt onze geschiedenis tot leven. Beleven en benutten is dan ook een meer actieve vorm van omgaan met onze monumenten, cultuurlandschappen en verhalen. Het zien en beleven van erfgoed maakt dat burgers en bezoekers ons eiland nog meer gaan waarderen. Maar erfgoed zien is goed (leren) kijken. De gemeente kan burgers en bezoekers hierbij helpen. Door erfgoed, in de meest brede zin van het woord, meer onder de aandacht te brengen en beter toegankelijk te maken. Hierdoor kan een groter of juist een specifieker publiek bereikt worden. Beleven en benutten doen we vooral door: educatie, versterking van het toeristisch-recreatief product, versterking samenwerking, toegankelijke informatie en de ontwikkeling van gerichte producten.

De gemeente Schouwen-Duiveland zet met het erfgoedbeleid 2012-2017 verder in op:

  • Het aanbrengen van focus in wat we (vooral) willen 'behouden ...beleven en benutten' (water, door tijd en ruimte heen, de iconen van het eiland, de bakens van veiligheid en vertrouwen, de verhalen achter het erfgoed, het door water gevormde cultuurlandschap en de verborgen schatten, mijlpalen in de tijd: de late Middeleeuwen (15e eeuw) en de watersnoodramp, de Atlantikwall, typisch Schouwen-Duivelandse gebruiken en tradities);
  • Connectie in plaats van collectie;
  • Samenwerking;
  • Haalbaar en betaalbaar.

Onder het motto 'van collectie naar connectie' wordt de zorg voor het cultureel erfgoed verbonden met andere (ruimtelijke) ontwikkelingsopgaven. Ons cultureel erfgoed is geen stoffige verzameling historische elementen maar leeft en wordt beleefd. We verbinden ons erfgoed met de verhalen en de ontwikkelingen. Dat betekent een ander manier van kijken en een ander manier van omgaan met het erfgoed. Dit verlangt een reikwijdte die verder gaat dan onze wettelijke taken en bevoegdheden. Collectie blijft altijd de basis voor ons erfgoed beleid. Immers zonder collectie geen connectie. Behoud, beleven en benutten gaan echter hand in hand.

Samenhang en samenwerking zijn sleutelwoorden van onze integrale erfgoednota. We kiezen ook hier voor connectie in de vorm het aangaan van waardevolle allianties. We zetten in op haalbare en realistische ambities, creativiteit en slimme constructies. Belangrijk onderdeel van de Erfgoednota vormt het Erfgoed 10 punten plan. Hierin zijn de prioriteiten voor de periode 2012-2017 vastgelegd. Het oprichten van een Erfgoedplatform heeft prioriteit.

4.14 Beleidsplan Archeologie (2008)

In het gemeentelijke Beleidsplan Archeologie is voor het gehele eiland vastgelegd welke archeologische verwachtingswaarden er zijn. Dit archeologiebeleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, die een overzicht geeft van gekende en te onderzoeken waarden. Hieraan zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen bestemmingsplannen. De beleidskaart is gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).Er wordt onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen, van archeologische monumenten tot gebieden waar geen enkele archeologische verwachtingswaarde is. Voor ieder gebiedstype gelden eigen uitgangspunten, randvoorwaarden en drempelwaarden.

4.15 Milieubeleidsplan

Het milieubeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland is vastgelegd in het milieubeleidsplan. Het beleid wordt besproken en vastgelegd in een aantal modules die elke een apart milieuthema behandelen. Hierna worden de belangrijkste aandachtspunten uit de diverse modules genoemd.

Module Geluid en Stilte (2008)

Schouwen-Duiveland is niet of nauwelijks bekend met het fenomeen geluidhinder. Toch zijn er gebieden op het eiland waar het nodige geluid wordt geproduceerd, zoals recreatiegebieden en langs hoofdwegen. De gemeente wil voorkomen dat de geluidsruimte die er is, gestaag dichtslibt. Het doel is om ook voor de toekomst een veilig, ruim en rustig werk- en leefklimaat te behouden, en waar nodig te versterken. Daarbij moet tevens ruimte zijn voor economische ontwikkeling. Met het geluidbeleid richt de gemeente zich onder andere op de onderwerpen: rust en stilte, ecologische situatie, evenementen en verkeer. Zo komen er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen op geluidsbelastende locaties.

Module Licht en Duisternis (2009)

Op Schouwen-Duiveland is nog echte duisternis te ervaren. Mensen, dieren en planten varen wel bij een goede balans tussen licht en donker. Deze kwaliteit dient te worden gewaarborgd, want hij staat onder druk. Duisternis is te behouden door een viertal instrumenten toe te passen; preventie (niet verlichten), duurzaam verlichten (milieubewuster), gericht verlichten en bewust verlichten. Het duisternisbeleid richt zich op openbare verlichting, verlichting bij bedrijven, terreinverlichting, monumentenverlichting en bewustwording bij de burger. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat bij ontwikkelingen om een lichtplan wordt gevraagd.

Module Energie en Klimaat (2009)

De uitstoot van fossiele brandstoffen versterkt het natuurlijke broeikaseffect, waardoor het op aarde steeds warmer wordt en het klimaat verandert. De gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee het eiland klimaatbestendig en energieneutraal wordt. Dat kan op twee manieren:

  • 1. De klimaatbestendige aanpak. Dit houdt in dat er bij het bestemmen, inrichten en beheren van gebieden nadrukkelijk en telkens weer rekening gehouden moet worden met drie kernkarakteristieken: de weerstand, de veerkracht en het aanpassingsvermogen van gebieden.
  • 2. Broeikasreductie. Dit is te bereiken door energie te besparen en de energievraag te beperken, als dat mogelijk is duurzame energiebronnen te benutten en het zo efficiënt mogelijk gebruiken van fossiele brandstoffen, indien niet anders kan.

Bij de aanpak staan verduurzaming en energiezuinigheid voorop. De gemeente richt zich op onder andere de volgende sectoren:

  • Gebouwen: hanteren van een 10% strengere EPC norm en het energiezuinig ontwerpen van gebouwen. Voor gemeentelijke gebouwen geldt een 20% strengere EPC norm.
  • Opzetten van een energiemanagementsysteem voor gemeentelijke gebouwen;
  • Verkeer en vervoer: stimuleren van gebruik van het openbaar vervoer en de fiets;
  • Duurzame energie: kansen onderzoeken om energieneutraal te worden. Gebruik maken van deze kansen, zoals warmtekoude opslag;
  • Duurzame bedrijven: bij bedrijven en bedrijvigheid gaan voor duurzaamheid;
  • (Energie)verspilling voorkomen.

Module Luchtkwaliteit (2008)

De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie moet behouden blijven. Waar mogelijk moet er naar gestreefd worden om de luchtkwaliteit zelfs nog te verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen. Autoverkeer is een belangrijke vervuilingsbron. De volgende instrumenten worden hiertoe gehanteerd: stimuleren van andere en schonere vervoerswijzen, een betere doorstroming van het verkeer en stimuleren van duurzame energie. In het uitvoeringsprogramma wordt met name genoemd dat het fietsverkeer gestimuleerd kan worden door de realisatie van extra fietspaden en goede fietsenstallingen.

Module Bodem (2010)

Iedere bodem heeft zijn kwaliteiten. Hier liggen kansen en knelpunten. Door in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen deze kwaliteiten in beeld te brengen, zijn knelpunten vroegtijdig in beeld en kunnen kansen optimaal benut worden, waardoor er optimaal recht wordt gedaan aan de aanwezige bodemkwaliteiten. Hierdoor worden ook toekomstige beheerskosten beter in beeld gebracht en kunnen ze deel uitmaken van de afwegingen die leiden tot het definitieve plan.

Module Externe Veiligheid (2010)

Externe veiligheid betreft de maatregelen die moeten voorkomen dat er buiten de poort van een bedrijf/inrichting slachtoffers vallen, als er door het betreffende bedrijf wordt gewerkt met of opslag plaatsvindt van gevaarlijke stoffen. Daarbij wordt gedoeld op omwonenden maar ook op recreanten op kampeerterreinen of in jachthavens. Schouwen-Duiveland moet een plek zijn waar het veilig werken, wonen, winkelen en recreëren is. Toch blijft de gemeente ruimte bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven/inrichtingen die veiligheidsrisico's met zich meebrengen. Deze risico's dienen echter wel aanvaardbaar te zijn, en minimaal te voldoen aan de landelijke voorschriften. Het bestemmingsplan moet ervoor zorgen dat er geen ongewenste ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid kunnen voordoen. Dat gebeurt door:

  • Externe veiligheid te betrekken bij actualisering van bestemmingsplannen;
  • Externe veiligheid vroegtijdig te betrekken bij nieuwe ontwikkelingsplannen;
  • Het hanteren van afstandseisen ten opzichte van gevaarlijke stoffen binnen een inrichting;
  • Inrichtingseisen te stellen aan kampeerterreinen en jachthavens.

Concreet wordt het volgende nagestreefd:

  • Bestemmingsplannen voorzien van risicocontouren bij BEVI-inrichtingen en bij propaantanks met een inhoud die groter zijn dan 13 kubieke meter;
  • Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de veiligheidseffectrapportage (v.e.r.) toepassen.

De activiteiten die in het kader van bovengenoemde milieumodules moeten worden opgestart en uitgevoerd, staan beschreven in een uitvoeringsprogramma. In dit programma, dat is onderverdeeld in thema's, is aandacht voor het doel van de activiteiten, de rol van de gemeente, de externe partijen waarmee de gemeente de activiteit wil uitvoeren, het betreffende gebied en een tijdsplanning.

4.16 Nota hogere waarden wegverkeerslawaai (2008)

Volgens de wet geluidshinder dienen nieuwe woningen te voldoen aan een maximale geluidsbelasting door het wegverkeer van 48 dB op de gevel. Als de belasting hoger is dan kan het college hier een hogere grenswaarde voor vaststellen. Wanneer de gemeente hieraan mee werkt is vastgelegd in de Nota “Hogere Waarden Wegverkeerslawaai” van 2009. In principe wil de gemeente zo min mogelijk situaties waar de geluidsbelasting niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Daarom is het verlenen van een ontheffing voor het buitengebied slechts in grote uitzondering. Er is voldoende ruimte in het buitengebied om locaties te kiezen waar geen overschrijding van de voorkeurgrenswaarde nodig is. Binnen de bebouwde kom is het ontheffingenbeleid wat ruimhartiger bij het invullen van “open plekken”. De nieuw te realiseren woning mag echter niet een grotere geluidsbelasting hebben dan de bestaande woningen.

4.17 Waterplan Schouwen-Duiveland (2007)

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft samen met het toenmalige Waterschap Zeeuwse Eilanden en de provincie Zeeland een waterplan opgesteld voor het binnendijkse gebied van de gemeente. Dit waterplan geeft de kaders aan hoe de komende jaren tot 2015 omgegaan zal worden met water. Het beleid is gericht op een grotere belevingswaarde van water, een betere waterkwaliteit, geen overlast van water en meer rekening houden bij ontwikkelingen met water.

4.18 Beleidsvisie externe veiligheid (2005)

De gemeente Schouwen-Duiveland wil enerzijds de kwaliteit van de woonomgeving verbeteren en anderzijds de (economische) vitaliteit versterken. Omdat bij veel activiteiten gevaarlijke stoffen worden gebruikt, is de combinatie van wonen en werken alleen mogelijk als we een bepaald risiconiveau accepteren. Welk risiconiveau aanvaardbaar is verschilt per situatie en vraagt om een zorgvuldige afweging. Het doel van het externe veiligheidsbeleid is het beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum. Het externe veiligheidsbeleid bestaat uit drie sporen:

  • 1. Brongericht beleid: daarmee worden de oorzaken van risico's aangepakt, door vergunningverlening en handhaving;
  • 2. Omgevingsgericht beleid: door ruimtelijke inrichtingsmaatregelen zorgt de gemeente voor een zo veilig mogelijke leefsituatie;
  • 3. Rampenbestrijding. hierbij gaat het om de voorbereiding op (de bestrijding van) calamiteiten.

Uitgangspunt voor het externe veiligheidsbeleid is dat altijd eerst brongerichte maatregelen worden onderzocht en daarna pas maatregelen in het kader van omgevingsgericht beleid en rampenbestrijding, voor zover nodig. Ook als de wettelijke grenswaarden niet worden overschreden vraagt de gemeente aandacht voor bronmaatregelen. Hierbij wordt gestreefd naar het beste resultaat binnen wettelijke, technische en financiële mogelijkheden. Zo blijft het indirect ruimtebeslag zo klein mogelijk.