|
Aanleiding
In 2011 is het besluit genomen om de verschillende regionale politiekorpsen samen te voegen tot het korps Nationale Politie. Door het samenbrengen van alle mensen en middelen in één organisatie kan er effectiever, efficiënter, uniformer en meer in samenhang gewerkt worden aan opdrachten die het gezag haar geeft en aan het verbeteren van haar prestaties.
In 2013 is het strategisch huisvestingsplan 2013-2025 korps Nationale Politie ontwikkeld als taakstellend kader voor de realisatie van een passende huisvestingportefeuille ter ondersteuning van de operatiën van het korps Nationale Politie. De ambitie voor het korps Nationale Politie op het gebied van huisvesting is het realiseren van een compacte portefeuille die bijdraagt aan:
Land Forum
In 2019 is, in samenwerking met de gemeente Eindhoven, gestart met een marktscan naar potentieel geschikte locaties. Op basis van deze marktscan en een kwalitatieve analyse heeft de politie een voorkeur uitgesproken voor het perceel Land Forum.
In het verlengde van de keuze voor Land Forum heeft de politie een grondreserveringsovereenkomst afgesloten met de gemeente Eindhoven en heeft de Politiebouwmeester een inpassingsstudie opgesteld. Deze inpassingsstudie had als doel om inzicht te geven in de ontwikkelpotentie van het perceel, rekening houdend met kaders vanuit de gemeente, eigenschappen van het perceel en (ruimtelijke) kaders van de politie. Het betreft een richtinggevend document voor de ontwikkeling van Land Forum en vormt de basis voor het op te stellen masterplan.
Op basis van de inpassingsstudie is geconcludeerd dat het perceel geschikt is om het beoogde programma te faciliteren.
Bestemmingsplan
De politie is voornemens de locatie Land forum te ontwikkelen tot een multifunctionele politielocatie waar diverse eenheden en faciliteiten zullen worden gehuisvest. Dit biedt mogelijkheden tot synergie en biedt de Politie voldoende mogelijkheden om haar taken ook in de toekomst succesvol uit te voeren. Daarvoor is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Deze ontwikkeling is aangewezen als experimenteergebied onder de Crisis- en herstelwet en het betreft een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte.
Het bestemmingsplan "Land Forum (politielocatie)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
Het plangebied is onderdeel van de wijk Meerhoven. Meerhoven bestaat uit o.a. Grasrijk, Zandrijk, Bosrijk, Waterrijk, Meerrijk, Park Forum en Flight Forum. Het plangebied is gelegen aan de zuidoostkant van Meerhoven, tussen de wijk Grasrijk en de N2-A2. Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door de Meerhovendreef, aan de noordzijde door bebossing en de kruising tussen de Slifftersestraat en het fietspad. Het plangebied heeft een omvang van circa 10 hectare.
Figuur 1.1: Ligging plangebied Land Forum (binnen rode lijn).
Binnen het plangebied zijn, voorafgaand aan dit bestemmingsplan, diverse bestemmingsplannen van kracht, namelijk:
Door middel van onderhavig bestemmingsplan "Land Forum (politielocatie)" worden bovenstaande bestemmingsplannen partieel herzien. Dat betekent dat, uitsluitend ter plaatse van het plangebied, bovenstaande plannen geheel worden vervangen door onderhavig bestemmingsplan Land Forum (politielocatie).
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin wordt een beschrijving van het plangebied, het planvoornemen en de randvoorwaarden gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Sliffert
Ter plaatse van het plangebied lag vroeger de kleine plaats Sliffert. Omstreeks 1925 was Sliffert slechts een gehucht gelegen in het buitengebied tussen Eindhoven en Veldhoven. Sliffert lag aan de Sliffertsestraat, die de verbinding vormde tussen Zeelst en Welschap. Ter hoogte van Sliffert takte de verbindingsweg richting Eindhoven hierop aan. Ten noorden van het Welschap lag de Kempische Heide.
De Sliffertsestraat is nog een deel van een oude historische wegenstructuur van voor 1900 die Zeelst met het Welschap verbond. Vandaar dat de Sliffertsestraat op de cultuurhistorische waardenkaart is aangeduid als waardevolle structuur. De structuur is inmiddels doorbroken door o.a. de Meerhovendreef.
Beatrixkanaal
In 1930 is gestart met de aanleg van het Beatrixkanaal, een zijkanaal dat het industrieterrein ‘de Hurk’ in het zuiden van Eindhoven verbindt met het Wilhelminakanaal.
Vliegveld Welschap
In 1932 werd het vliegveld onder de naam Welschap als grasbaan ingericht bij het kerkdorp Zeelst, dat in 1921 opgegaan was in Veldhoven. In april 1939 werd het vliegveld gevorderd vanwege algemene mobilisatie. De oorlog maakt een einde aan de ontwikkelingen van vliegveld Welschap want binnen twee dagen werd Eindhoven bezet en nam de Luftwaffe het veld over. De naam werd veranderd in Fliegerhorst Eindhoven en de Duitsers begonnen direct met de uitbreidingen met 3 geplaveide startbanen, 130 opstelplaatsen en 53 hangars. Om het vliegveld heen werden bunkers gebouwd, soms gecamoufleerd als huizen. Het poortgebouw aan de Sliffertsestraat is daar een voorbeeld van dat tot op heden behouden is gebleven.
In het begin van de jaren 1980 werd, ter beperking van de regionale geluidsoverlast, een nieuwe startbaan van het vliegveld Welschap aangelegd. Deze nieuwe baan heeft een andere geografische ligging dan de oude baan. Op de locatie van de oude startbaan staat nu de woonwijk, Meerhoven. Omstreeks deze tijd is de Noord-Brabantlaan verlengd met de Heerbaan als westcorridor vanuit Eindhoven richting Veldhoven.
Omliggende wegen
Rond 1960 is het A2 traject aangelegd rondom Eindhoven. Rond 1970 is de Noord-Brabantlaan als koppeling aangelegd tussen de A2 en het centrum van Eindhoven. Aan de zijde van Veldhoven sloot de A2 nog aan op de oude wegenstructuur, de Sliffertsestraat en daarmee de verbinding via Zeelst naar Veldhoven.
Stadswijk Meerhoven
Begin jaren ‘90 is de planvorming begonnen voor een grote Vinex uitbreidingslocatie tegen het Beatrixkanaal ten westen van Eindhoven. In het kader van de ontwikkeling ‘westcorridor’ werd Meerhoven een volwaardige stadswijk aan de westzijde van Eindhoven met 6.900 woningen, werkgebieden een eigen centrum, voorzieningen, scholen, groen en water. Meerhoven werd een woon-, werk- en recreatiegebied dat binnen Eindhoven een heel eigen karakter heeft, namelijk dat van een stedelijk podium gericht op het landschap van de Kempen.
Meerhoven werd een tuinstad die zorgvuldig ingebed is in het Kempische landschap. Meerhoven werd gerealiseerd in een open bos op een zodanige manier dat op elke plek het ‘wonen en werken in een bossfeer’ voelbaar is. Het bos geeft Meerhoven een samenbindend thema en geeft Meerhoven op regionaal niveau een meerwaarde.
Meerhoven werd met de verbinding van een Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) gekoppeld aan Eindhoven en Veldhoven. De ontsluiting voor auto’s vindt plaats vanaf een ringweg, de Meerhovendreef rond de wijk waar vandaan alle woon- en werkgebieden rechtstreeks werden ontsloten.
Land Forum bevindt zich op het snijvlak van twee belangrijke regionale ontwikkelingsassen: de westcorridor en de Brainportavenue A2/N2. Hier vindt de ruimtelijke en functionele verknoping plaats tussen de A2-zone en de omliggende woon- en werkgebieden.
Historische kaarten
Onderstaande kaarten weergeven de historische ontwikkeling van het plangebied van 1960 tot 2020:
Figuur 2.1: Plangebied Land Forum (centraal in de kaarten gelegen) en diens omgeving door de jaren heen (Bron: Topotijdreis, bewerking Royal HaskoningDHV).
Het plangebied wordt in de huidige situatie voornamelijk gebruik voor (semi-)agrarische doeleinden. Het gebied wordt in de richting noord-zuid doorkruist door de Sliffertsestraat. Aan de Sliffertsestraat zijn nog enkele woonpercelen gelegen. Het gaat om één vrijstaand pand aan de Sliffertsestraat 18-20 die gekoppeld is aan de doorgaande structuur en een cluster van woningen aan de Sliffertsestraat 30, 30a, 34, 36, 38 en 38a die gelegen zijn aan een doodlopend deel van de Sliffertsestraat. Het pand aan de Sliffertsestraat 30, 30a, 34 en 36 was een hoofdpoortgebouw van Fliegerhorst Eindhoven. Het pand is eigendom van de gemeente Eindhoven. Sliffertsestraat 18-20, 38 en een ongenummerd perceel aan de Sliffertsestraat zijn in eigendom van derden. Tegen de A2 ligt een volkstuinencomplex.
In de richting oost-west loopt de (Oude) Rundgraaf dwars door het plangebied heen. Dit betreft een A-watergang in beheer van Waterschap De Dommel. Het noordelijk deel van het plangebied bevat een kleinschalig bos.
Figuur 2.2: Luchtfoto 2020 met aanduidingen (bron: Cyclomedia, bewerking: Royal HaskoningDHV).
Stedenbouwkundige context
De wijk Meerhoven is vormgegeven als een tuinstad ingebed in het Kempische landschap. De wijk is gerealiseerd in een open bos waardoor het 'wonen en werken in een bossfeer' voelbaar is. Plassen en vennen zijn karakteristiek voor de Kempen en dit komt terug in de wijk. Meerhoven bestaat uit drie grote woonwijken; Waterrijk, Zandrijk en Grasrijk, gelegen rondom de centrale voorzieningen in Meerrijk.
De woonwijken kennen een duidelijke afbakening van een groen tapijt als contrast tussen bebouwing en groen. Bosrijk is een grensgebied tussen de wijken, heeft geen dichte bebouwingsstructuur, is groener en kent woonconcepten die de omgeving respecteren. De bebouwing is hier te gast in het landschap.
Land Forum moet een eigen identiteit aannemen die los staat van Grasrijk.
Tussen de wijken Grasrijk en Land Forum ligt de Sliffertsestraat. De Sliffertsestraat is de verbindingsweg tussen de Meerhovendreef en Bosrijk.
Karakteristieken Land Forum
Land Forum ligt langs de A2/N2, aan de zuidoostzijde van Meerhoven, naast de wijk Grasrijk.
In de huidige situatie loopt de Sliffertsestraat door het te ontwikkelen gebied heen. De huidige Sliffertsestraat maakt onderdeel uit van een oude historische wegenstructuur en is op de cultuurhistorische kaart als waardevol geduid. Mede na consultatie van de omgeving heeft de gemeente het besluit genomen om de Sliffertsestraat te herpositioneren naar de westelijke rand van het ontwikkelgebied. De functie van de Sliffertsestraat als verbindingsroute naar het noordelijk gelegen Bosrijk blijft behouden.
Door het ontwikkelgebied loopt de Oude Rundgraaf. Deze A-watergang verbindt de wijk Meerhoven en het Beatrixkanaal voor wat betreft de waterhuishouding. De functie van de A-watergang dient behouden te blijven, de positie kan indien nodig worden gewijzigd.
Er is sprake van een risicocontour vanaf de A2, welke invloed heeft op de inpassing. Binnen een straal van 200 meter van de snelweg mogen geen functies met verminderd zelfredzame personen worden gerealiseerd zoals een cellencomplex.
2.4 Planvoornemen
De gemeente heeft een gebied van ca. 11,7 ha aangewezen voor de ontwikkeling van Land Forum. Binnen dit exploitatiegebied zal de politie een ontwikkelgebied afnemen voor de ontwikkeling van de politie locatie. In het exploitatiegebied worden o.a. de ontsluiting van de Sliffertsestraat en de groene zone richting de woonwijk opgelost (donkergrijs gearceerd in figuur 2.3). De drie percelen die nog moeten worden verworven binnen het exploitatiegebied zijn in onderstaande afbeelding ook donker grijs gekleurd.Het ontwikkelgebied dat door de politie in eigendom wordt verworven betreft ca. 65 % van het exploitatiegebied.
Figuur 2.3: Begrenzing van het exploitatiegebied en het ontwikkelgebied (ontwikkelgebied lichtgrijs gekleurd met daarin te verwerven percelen in donkerder grijs).
Land Forum: een multifunctionele politielocatie voor de huisvesting van meerdere diensten
Ter plaatse van Land Forum is de Politie voornemens een multifunctionele politielocatie bestaande uit zes clusters te realiseren welke diverse diensten en faciliteiten van de Politie huisvest. Denk aan een ME-opkomstlocatie, opleidings- en trainingscentra, een cellencomplex, een lab ten behoeve van forensische opsporing et cetera.
Momenteel is nog niet volledig in kaart gebracht welke diensten exact zullen worden ondergebracht op de locatie Land Forum. Vanzelfsprekend betekent dit dat de exacte inrichting van het terrein ook nog niet bekend is.
Verdere uitwerking van het voornemen door middel van randvoorwaarden en een nader beoordelingsmoment
Dit bestemmingsplan voorziet in een globale regeling, waarin uitsluitend randvoorwaarden zijn vastgelegd. Zodoende kan de exacte uitwerking van het voornemen in een later stadium plaatsvinden, mits wordt voldaan aan de in dit plan opgenomen randvoorwaarden. Als gevolg van de aanwijzing als experimenteergebied onder de Crisis- en herstelwet kan door middel van dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte namelijk in een nader beoordelingsmoment worden voorzien. Uitgewerkte voornemens kunnen uitsluitend worden gerealiseerd met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit, waarbij toetsing plaatsvindt aan de in dit plan gestelde criteria. Deze criteria worden toegelicht in paragraaf 2.5 van deze toelichting en zijn tevens opgenomen in artikel 5.3.2 van de planregels.
Verleggen Sliffertsestraat
Momenteel loopt de Sliffertsestraat in noord-zuidelijke richting dwars door het plangebied. Vanuit het oogpunt van veiligheidsbeheersing binnen de politielocatie is dit onwenselijk. De politie is voornemens om een grote diversiteit aan diensten en faciliteiten te huisvesten op Land Forum waarvan diverse onderdelen in extra beveiligde zones moeten worden gesitueerd. Dit resulteert in een verzamellocatie die niet openbaar toegankelijk is. Daarom besloot het college van burgemeester en wethouders in juni 2021 om de Sliffertsestraat te verleggen voor deze ontwikkeling. Vervolgens heeft er in het laatste kwartaal van 2021 participatie plaatsgevonden over de vraag of deze straat verlegd moet worden naar de oostzijde (zijde N2/A2 c.q. Beatrixkanaal) of westzijde (zijde Grasrijk) van Land Forum. Eind 2021 heeft het college besloten om de Sliffertsestraat te verleggen in westelijke richting, tussen de wijk Grasrijk en de beoogde politielocatie. Daartoe is besloten vanwege argumenten met betrekking tot verkeer en parkeren, financiën, milieu en het programma van de politie. Een aantal argumenten zijn hieronder kort samengevat.
- De weg is directer en korter, dat is gunstig voor de bereikbaarheid van de wijk Bosrijk en is een voordeel op het gebied van luchtkwaliteit en stikstof.
- Half verdiept parkeren is alleen mogelijk in de westelijke variant. Bij de oostvariant is er minder plek op de kavel en dus ook minder plek voor parkeren onder kantoren. Hierdoor is een apart parkeergebouw aan de zijde van Grasrijk noodzakelijk.
- De westelijke variant is financieel gunstiger.
- Bij de westelijke variant kunnen alle gebouwen en functies beter worden ingepast omdat er meer ruimte is.
Tijdens het participatietraject bleek dat er geen doorslaggevende voorkeur was voor een verlegging naar de oostzijde of westzijde van Land Forum. Voor zowel de westzijde als voor de oostzijde werden voor- en nadelen genoemd. Buurtbewoners noemden als voordelen van de oostzijde onder meer: minder verkeersoverlast voor aanwonenden, een geluidsbuffer tussen snelweg en wijk, voorkomt sluipverkeer en betere fietsveiligheid. Als voordelen van de westzijde werden genoemd: behoud van meer bomen en groen, kortere route, geen noodzaak voor hoogbouw of een parkeergebouw aan de kant van de woningen en het complex ligt verder weg van de wijk.
De verlegging van de Sliffertsestraat wordt nader uitgewerkt. Daarom is in dit bestemmingsplan een reservering opgenomen waarbinnen de Sliffertsestraat zal worden verlegd (aanduiding 'overige zone - reservering verlegging Sliffertsestraat').
Alvorens tot aanleg kan worden overgegaan is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist. De beoordelingscriteria hiervoor zijn vastgelegd in artikel 12.2.3 van de planregels.
Figuur 2.4: Verbeelding met in donkergroene/grijze (ten dele dubbele) arcering (aanduiding: overige zone - reservering verlegging Sliffertsestraat) de zone aangegeven waarbinnen de Sliffertsestraat wordt verlegd. Deze zone ligt direct naast de bestemming 'Groen', die aan de westzijde van het plangebied ligt.
Inpassing A-watergang
Momenteel loopt er een A-watergang (de Oude Rundgraaf) in oost-westelijke richting, dwars door het plangebied en de beoogde politielocatie. De Politie past deze watergang in bij het stedenbouwkundig ontwerp. Als (beperkte) verlegging van de watergang vanuit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk blijkt, wordt de waterhuishoudkundige functie van de watergang geborgd. Dit gebeurt in afstemming met het waterschap.
Verwerving particuliere gronden
Niet alle gronden binnen het plangebied zijn op dit moment in bezit van de gemeente Eindhoven en/of de Politie. De gemeente is in gesprek met grondeigenaren, met als doel om deze gronden minnelijk te verwerven. Als minnelijke verwerving niet haalbaar blijkt zal een onteigeningsprocedure worden gestart (zie par. 3.5).
De ontwikkeling van de politielocatie is gebonden aan een aantal randvoorwaarden van verschillende aard. De randvoorwaarden zijn mede in samenspraak met de omgeving tot stand gekomen en zijn gestoeld op twee hoofduitgangspunten:
Of enige vorm van hinder "aanvaardbaar" dan wel "onaanvaardbaar" is verschilt per persoon en per situatie. De in uitgangspunt 2 benoemde "onaanvaardbare" hinder wordt gedefinieerd als een overschrijding van een op dat moment geldende (wettelijke) norm.
Naast de karakteristieken van de locatie zijn er door de gemeente ruimtelijke kaders en ambities voor de locatie omschreven. Deze ruimtelijke kaders en ambities dienen ook meegenomen te worden bij de inpassing van het terrein.
Ruimtelijke kaders
- Groene zone tussen Grasrijk en Land Forum: De identiteit van Meerhoven, een wijk ingebed in het Kempische landschap, moet behouden blijven. Om dit karakter te behouden wordt er een groene zone tussen Grasrijk en Land Forum gecreëerd waardoor beide identiteiten in het landschap afleesbaar zijn en een eigen identiteit aannemen. De westelijke rand tussen de politielocatie en Grasrijk wordt ingericht als groene zone van minimaal 25 meter breed die dient als verblijfsruimte voor de buurt en deels als waterberging kan worden ingezet. Een uitzondering op deze minimale maat van 25 meter kan enkel gemaakt worden ter hoogte van de bosbestemming tussen de huidige Sliffertsestraat en de Nieuwe Sliffertsestraat aan de noordzijde van de politielocatie. De uitwerking van het wegprofiel van de verlegde Sliffertsestraat is hierbij maatgevend. De afstand van de woningen in Grasrijk tot de kavelgrens van de politie komt op circa 60 meter.
- Hoogteaccent aan de zuidzijde van Land Forum: Enerzijds heeft Land Forum een landelijk karakter, mede door de ligging aan de groene rand en het Beatrixkanaal. Anderzijds heeft Land Forum door zijn ligging direct aan de (op- en afrit) van de A2/N2, wel de potentie om als zichtlocatie te fungeren. Dit laatste kan enkel als er hoger gebouwd wordt dan het bestaande geluidsscherm.
In het hoogbouwbeleid zijn de woongebieden van Meerhoven aangeduid als laagbouwmilieu. Dat wil zeggen dat er maximaal vijf bouwlagen (categorie S) hoog gebouwd mag worden. Daarmee blijft de afstand tot de woningen en de woonomgeving acceptabel. Land Forum bevindt zich op een unieke positie in de oksel van twee belangrijke regionale ontwikkelingsassen: de westcorridor inclusief HOV-lijn (maar ook de Meerhovendreef als hoofdontsluiting voor Meerhoven) en de Brainportavenue A2/N2. Dit geeft aanleiding om een intensivering mogelijk te maken, eventueel in de vorm van hogere bebouwing. Hier kan hogere bebouwing als buffer dienen voor (verkeers-)lawaai richting achtergelegen woonwijken. Daar staat tegenover dat de ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit en vergroening. En er dient aandacht te zijn voor de effecten op de directe omgeving, zoals schaduw, inkijk, uitzicht en eventuele windhinder.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 1 juni 2021 besloten dat een hoogteaccent aan de zuidzijde van de locatie Land Forum mogelijk is met een maximale hoogte van 45 meter (Hoogbouwbeleid categorie M).
De schaal van de bebouwing loopt af richting de woonwijk om geen blok te vormen langs de groene zone. Met het oog op het besluit van het college van B&W kan langs de Meerhovendreef in het zuiden de hoogte wel opgezocht worden. Hier kan een representatieve gevel met eventueel hoogteaccent de politielocatie uitstralen naar buiten toe. Hier kan verdicht worden om meer oppervlakte te creëren, maar er moet wel een passende afstand van de Meerhovendreef worden gehouden. Bovendien moet rekening worden gehouden met de waterberging die eventueel anders c.q. elders gelocaliseerd moet worden.
- Verkeersontsluiting: De Sliffertsestraat wordt verlegd in westelijke richting, tussen de wijk Grasrijk en de beoogde politielocatie. Aan de bestaande verkeersfunctie van de Sliffertsestraat verandert niets. De hoofdontsluiting van de politielocatie komt aan de zuidzijde van Land Forum, op de nog nieuw in te richten kruising Graslook-Sliffertsestraat. Het is onwenselijk om een extra aansluiting voor de politielocatie te creëren op de bestaande turborotonde N2-Meerhovendreef. Dit is vanwege de verkeersveiligheid en om een goede doorstroming op de doorgaande routes te waarborgen (zie ook par. 3.7 bij 'Verkeersgeneratie Land Forum' in deze toelichting). Ten noorden van de politielocatie komt een secundaire in- of uitgang.
- Parkeren: Er moet bij deze planontwikkeling in principe worden voldaan aan het gemeentelijk parkeerbeleid- en de parkeernormering (Actualisatie Nota Parkeernormen 2019). Burgemeester en wethouders hebben op 1 juni 2021 besloten voor deze ontwikkeling af te wijken van de actuele gemeentelijke parkeernormen voor de specifieke opleidingsfuncties zoals deze zijn voorzien op Land Forum. Dit omdat op basis van een 'expert opinion' is geconcludeerd dat er meer parkeerplaatsen voor deze specifieke opleidingsfuncties nodig zijn dan de normen voor standaard opleidingsfuncties die het gemeentelijk parkeerbeleid toestaat (zie par. 3.7 van deze toelichting). Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de stalling van politie- en dienstvoertuigen.
Verder wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de politie gratis parkeren (voor werknemers en bezoekers) op eigen terrein realiseert. Dit om parkeeroverlast te voorkomen in de nabijgelegen woongebieden.
- Externe veiligheid: Er zijn geen functies met verminderd zelfredzame personen toegestaan binnen 200 meter van de A2. Het door de politie voorziene cellencomplex is daarom niet toegestaan binnen deze zone.
- Erf- of perceelafscheiding of omheining van het ontwikkelgebied politie:
Vanuit het oogpunt van veiligheidsbeheersing binnen de politielocatie moeten diverse onderdelen in extra beveiligde zones worden gesitueerd en moet het terrein in geval van crisis als geheel afsluitbaar zijn. Daarom is in de regels (artikel 13.1) de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden erf- of perceelafscheidingen te realiseren tot maximaal 2,5 meter of 4 meter hoog.
De hoogte van erf- of perceelafscheidingen mag worden vergroot tot 2,5 meter mits deze erf-of perceelafscheidingen:
Bij punt 1 kan worden gedacht aan gebruik van hetzelfde materiaal als het totale plan, gebruik van de zelfde kleurstelling, aansluiten op hoogte die reeds aanwezig zijn in bebouwing (architectuur) of bebouwingslijnen.
De hoogte van erf- of perceelafscheidingen mag worden vergroot tot 4 meter mits deze erf- of perceelafscheidingen:
Figuur 2.5: Blauwe lijn is indicatief de oostzijde van het ontwikkelgebied waar onder voorwaarden erf- of perceelafscheidingen tot 4 meter hoog mogen.
Ambities
De volgende stedenbouwkundige ambities zijn geformuleerd;
De volgende ambities ten aanzien van groen zijn geformuleerd;
Figuur 2.6: Visuele weergave van de basisprincipes voor het exploitatiegebied.
Bij de stedenbouwkundige uitwerking van de politielocatie worden geluid producerende functies zoveel mogelijk oostwaarts gericht, in de richting van de snelweg. Geluidhinder van activiteiten richting Grasrijk als gevolg van activiteiten binnen de politielocatie wordt zoveel mogelijk beperkt. Desondanks zijn veiligheidsoverwegingen primair bij de stedenbouwkundige inrichting van het terrein.
Op basis van bovenstaande uitgangspunten, ruimtelijke kaders en ambities is de ontwikkeling van de multifunctionele politielocatie gebonden aan diverse voorwaarden, welke beoordelingscriteria vormen voor een aanvraag omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit (welke benodigd is alvorens de politielocatie op grond van dit bestemmingsplan ontwikkeld kan worden). Onderstaande opsomming biedt hiervan een overzicht, welke tevens zijn geborgd in artikel 5.3.2 van de regels van dit bestemmingsplan. Er moet worden voldaan aan de bouwregels in artikel 5.2 van de regels en er moet, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende worden gemotiveerd dat het voornemen aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van:
In Bijlage 4 bij de regels is benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dit aspect kan worden gemotiveerd.
8. ecologie waarbij:
In Bijlage 5 bij de regels is benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dit aspect kan worden gemotiveerd.
9. er moet in voldoende mate in parkeergelegenheid op eigen terrein worden voorzien overeenkomstig de 'Actualisatie Nota Parkeernormen 2019' en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 1 juni 2021. Daarbij is het uitgangspunt dat gratis parkeren (voor werknemers en bezoekers) op eigen terrein wordt gerealiseerd. In Bijlage 6 bij de regels is benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dit aspect kan worden gemotiveerd;
10. er moet in voldoende mate in fietsparkeergelegenheid op eigen terrein worden voorzien overeenkomstig de 'Actualisatie Nota Parkeernormen 2019' en de 'Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen'. In Bijlage 6 bij de regels is benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dit aspect kan worden gemotiveerd;
11. windhinder, waarbij voor gebouwen moet worden voldaan aan de 'Beleidsregel gemeentelijke normen windhinder'. In Bijlage 7 bij de regels is benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dit aspect kan worden gemotiveerd;
12. bezonning, waarbij voor gebouwen hoger dan 15 meter een bezonningsstudie moet worden opgesteld. Daarbij moet worden voldaan aan de in 2017 vastgestelde 'beleidsregels voor bezonning woningen' of een opvolger daarvan. In Bijlage 8 bij de regels is benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dit aspect kan worden gemotiveerd;
13. voor bouwwerken hoger is dan NAP + 65 meter een motivering dat de IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een schriftelijk advies van de beheerder van het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface), te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf. In Bijlage 9 bij de regels is benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dit aspect kan worden gemotiveerd;
14. stedenbouwkundige inpasbaarheid. Daarbij moet worden voldaan aan de ruimtelijke kaders ten aanzien van (a) de groene zone tussen Grasrijk en Land Forum, (b) het hoogteaccent aan de zuidzijde van Land Forum en (c) de verkeersontsluiting zoals vermeld in Bijlage 10 in de regels.
Het maximale programma (in m2 bvo's) is een resultante van de twee uitgangspunten en de daartoe verrichte onderzoeken in het kader van dit bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat realisatie van dit programma enerzijds voldoet aan de wensen van de Politie, waarbij onaanvaardbare hinder voor de omgeving anderzijds kan worden voorkomen. De overige randvoorwaarden komen namelijk voort uit sectorale wetgeving met betrekking tot milieuaspecten. In het kader van dit bestemmingsplan is de aanvaardbaarheid op hoofdlijnen onderzocht (waarbij het criterium is dat het plan niet evident onuitvoerbaar mag zijn). In de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 komen de verschillende milieuaspecten aan bod. De verrichte onderzoeken worden daar besproken, gevolgd door een beschrijving van de onderzoeksvereisten in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit. Deze zijn ook toegevoegd als bijlagen bij de regels. Voor sommige aspecten uit artikel 5.3.2 is in bijlagen bij deze regel benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dat aspect kan worden gemotiveerd.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de
Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt
Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van
ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech
systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast
zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster
in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek
belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. Hieronder wordt ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd en per 1 oktober
2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen (artikel
3.1.6, lid 2). Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe
stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan
die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten
het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk
gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Stedelijke ontwikkeling
Toepassing van de ladder is verplicht voor opgaven die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk moeten maken. Of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, hangt af van de omvang en de gebruiksmogelijkheden, maar ook van de huidige gebruiksmogelijkheden op basis van het vigerende bestemmingsplan. Ter plaatse van Land Forum geldt een uit te werken bestemming met ruime ontwikkelmogelijkheden voor stedelijke functies (o.a. kantoren en grootschalige regionale voorzieningen). Gelet op de omvang van het voornemen in relatie tot de uitwerkingsplicht van het vigerende bestemmingsplan kan worden gesteld dat er met onderhavig bestemmingsplan een “nieuwe” stedelijke ontwikkelingn mogelijk wordt gemaakt en de laddertoets moet worden doorlopen.
Bestaand stedelijk gebied
Het plangebied bevindt zich te midden van de woonwijk Grasrijk, het Beatrixkanaal en de snelweg A2/N2. Op basis van het vigerende bestemmingsplan "Meerhoven" bevat het gebied grotendeels de bestemming "Kantoren en regionale voorzieningen". Zodoende is er zonder meer sprake van ligging in bestaand stedelijk gebied.
Behoefte
Dit plan gaat uit (en is begrensd) op een programma van maximaal 50.000 m2 bvo aan gebouwen ten behoeve van politiegerelateerde functies, exclusief parkeervoorzieningen.
De Politie is zowel initiatiefnemer als eindgebruiker van de voorgenomen ontwikkeling en voorziet zodoende in de eigen behoeften en doelen. Eén van de voornaamste doelen van het voornemen is bovendien duurzaam en efficiënt ruimtegebruik door op termijn diverse politiefuncties vanuit de regio op één locatie te bundelen.
De huidige huisvesting van de politie sluit niet meer aan (zowel kwalitatief als kwantitatef) op de eisen en wensen die vanuit de operatie (het primaire proces) hieraan wordt gesteld. Daarbij is de politie op een groot aantal locaties gehuisvest hetgeen de samenwerking niet bevordert. Een aantal van deze locaties zijn ook niet meer geschikt te maken om de huisvesting aan te laten passen aan de behoefte vanuit de operatie. In dat kader heeft de Nationale Politie het voornemen om een verzamellocatie te realiseren. Met het realiseren van de verzamellocatie worden 11 locaties elders in Noord-Brabant afgestoten en vindt er een reductie plaats van het aantal reisbewegingen van politiemedewerkers doordat deze op één locatie samen werken. Als gevolg van synergie zal het totale ruimtegebruik van de politie per saldo zelfs afnemen.
Conclusie
Het voornemen tot de ontwikkeling van een multifunctionele politielocatie op Land Forum betreft een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied. De behoefte is zowel kwalitatief als kwantitatief ruimschoots aanwezig. Het initiatief strookt zodoende met de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.
De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.
Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Nationaal NatuurNetwerk (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNN vormen worden bij provinciale Interim Omgevingsverordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.3) waarmee het NNN een provinciaal belang is geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.
In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied is het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Dit gebied is op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 3.2.5 wordt hier nader op ingegaan. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.
Figuur 3.1: Militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)
Bron: http://wetten.overheid.nl
In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.
Het beperkingengebied bestaat uit:
Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.
Figuur 3.2: Kaart beperkingengebied, plangebied aangegeven met rode stip.
De obstakelbeheergebieden
Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS.
Vliegfunnel
De vliegfunnel wordt bepaald door de start- en landingsbaan en het verlengde daarvan.
Hier gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van obstakels. Het plangebied
bevindt zich buiten de vliegfunnel. Dit vormt dan ook geen beperking.
IHCS
Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het
circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen
hoge objecten. Dit plangebied (rode stip) is gelegen in de zone waar een hoogtebeperking
geldt van NAP +65 m. Dit betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal
dus 45 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane
bouwhoogte geleidelijk omhoog. Het plangebied bevindt zich binnen de IHCS-zone. Het
maaiveld ligt tussen de circa NAP +17,5 en 21 meter. De maximale bouwhoogte aan de
noordzijde van het plangebied is 15 meter, waardoor in dit deel van het plangebied
aan de hiervoor genoemde hoogtebeperking wordt voldaan. De maximale bouwhoogte aan
de zuidzijde van het plangebied bedraagt 45 meter, waardoor in dat deel van het plangebied
niet zonder meer aan deze hoogtebeperking wordt voldaan.
Dit bestemmingsplan voorziet in een globale regeling, waarin voor het bouwen en gebruik van bouwwerken randvoorwaarden zijn vastgelegd. Gebouwen kunnen uitsluitend worden gerealiseerd met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit, waarbij toetsing plaatsvindt aan de in dit plan gestelde criteria (zie artikel 5.3 van de regels). In deze criteria is bepaald dat indien een bouwwerk hoger is dan NAP + 65 meter vooraf bij de beheerder van het IHCS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies moet zijn ingewonnen. Uit dit advies moet blijken dat de IHCS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed door deze bouwhoogte.
In de regels (artikel 13.1, sub a) is verder de mogelijkheid opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van deze maximale bouwhoogte tot maximaal 10% mits bij de beheerder van het IHCS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de IHCS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
Ook in de 'wijze van meten' (Artikel 2) van de regels, bij de definitie van de bouwhoogte van een bouwwerk, is hiermee rekening gehouden.
Figuur 3.3: Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS, plangebied aangegeven met rode stip.
ILS Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding). Het plangebied bevindt zich buiten het ILS-verstoringsgebied. Dit vormt dan ook geen belemmering.
Figuur 3.4: Kaart ILS-verstoringsgebied, plangebied aangegeven met rode stip
Het vogelbeheersgebied
Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
Het plangebied ligt binnen het vogelbeheersgebied. Bovengenoemde functies worden echter niet gerealiseerd.
Figuur 3.5: Kaart Vogelbeheersgebied, plangebied aangegeven met rode stip
Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met een baken van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Baken luchthaven Eindhoven
Nabij de luchthaven Eindhoven is een baken (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:
De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties. Bouwwerken hoger dan NAP + 90 meter zijn op basis van dit bestemmingsplan immers niet toegestaan.
Figuur 3.6. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF.
Radarverstoringsgebied Volkel
Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen dit radarverstoringsgebied.
Figuur 3.7: Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Met de “outer-horizontal” moet rekening worden gehouden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hoge objecten door de “outer-horizontal” kunnen leiden tot aanpassing van de vliegprocedures wat het, bijvoorbeeld, minder goed mogelijk maakt om het vliegverkeer van- en naar Eindhoven te spreiden. Deze “outer-horizontal” heeft een radius van 15 km rondom het midden van de start- en landingsbaan en ligt op een hoogte van 150 meter boven maaiveld (gerelateerd aan de baan). Objecten hoger dan 150 meter zijn toelaatbaar indien aangetoond is dat deze geen impact hebben op het vliegverkeer. Op de hieronder ingevoegde kaart is aangegeven binnen welke gebieden hoogbouw/windturbines kansrijk (=groen gekleurd), kansarm (= oranje gekleurd) of onmogelijk (=rood gekleurd) zijn. In de oranje gekleurde gebieden kan vooraf advies worden gevraagd bij de luchtverkeersleiding van de vliegbasis of de hoogbouw/winturbines op die locatie mogelijk worden geacht.
Dit plan maakt geen gebouwen/windturbines hoger dan 150 meter mogelijk en vormt zodoende geen belemmering voor de outer-horizontal.
Figuur 3.8: Uitsnede uit kaart Outer horizontals luchthavens Oost Brabant. Oranje= gebied kansarm voor hoge obstakels. Groen= gebied kansrijk voor hoge obstakels. Rood= gebied ongeschikt voor hoge obstakel
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2022 wordt ingevoerd.
In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen
gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie
bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met
aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel
landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar
ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden,
groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht
wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid
en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De
provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te
beschermen en te stimuleren.
Figuur 3.9: Uitsnede visualisatie Structuurvisie.
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze
vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:
1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur
in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is
hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk
en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden
om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.
2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur.
Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw,
natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en
tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele
gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk
gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.
3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie
kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar
de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking
op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden.
Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien
van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen,
spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur
maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa.
De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische
clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het
OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de
te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt
voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht)
van de Brabantse steden.
Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.
Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:
Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving).Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.
In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema’s rechtsreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.
Binnen het plangebied zijn voor de volgende werkingsgebieden rechtstreekse regels van toepassing:
Boringsvrije zone
Doel van de regels in boringsvrije zone is het beschermen van de diepere watervoerende pakketten door te voorkomen dat de beschermende kleilaag wordt doorboord. Binnen boringsvrije zone gelden geen absolute verboden. Vanuit het doel zijn wel voorwaarden gesteld aan activiteiten die een risico geven voor schade aan de beschermende kleilaag. Het verrichten van werkzaamheden in de bodem op een diepte van tien meter of meer onder maaiveld is in de Boringsvrije Zone toegestaan tot de diepte zoals weergegeven op de kaart 1 "Rechtstreeks werkende regels: milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen" van de Interim omgevingsverordening, zie hiervoor onderstaande afbeelding. Voor het grootste gedeelte van het plangebied geldt een boringsvrije zone met een maximale boordiepte van 90 meter. Voor een klein deel (ter plaatse van de bestaande volkstuinen) geldt een boringsvrije zone met een maximale boordiepte van 80 meter.
Figuur 3.10: Uitsnede kaart 1 'Rechtstreeks werkende regels: milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen'.
Waterwinning voor menselijke consumptie
Hierbij is sprake van een zorgplicht. Als een activiteit binnen de beschermingszone risico's voor de kwaliteit van het grondwater met zich meebrengt, mag de activiteit niet worden uitgevoerd.
Diep grondwaterlichaam
Dit werkingsgebied is in dit plangebied relevant voor de rechtstreeks werkende regels ten aanzien van grondwater. In dit plangebied is de onconventionele winning van koolwaterstoffen verboden. Hiervan is geen sprake met de voorgenomen ontwikkeling van de Politie.
Stalderingsgebied & Verbod uitbreiding veehouderij
Een veehouder mag binnen een stalderingsgebied uitsluitend nieuwe hokdierhouderijen bouwen, uitbreiden of omschakelen als binnen datzelfde gebied hokdierverblijven worden gesaneerd. De voorgenomen ontwikkeling maakt geen landbouw mogelijk, daarom zijn deze werkingsgebieden niet relevant.
Figuur 3.11: Uitsnede Kaart 2 'Rechtstreeks werkende regels: landbouw'.
Stedelijk gebied & Concentratiegebied
Dit werkingsgebied is relevant voor de rechtstreeks regels ten aanzien van landbouw. Binnen het plangebied is geen landbouw aanwezig of toegestaan. Om die reden is dit werkingsgebied voor dit plangebied niet relevant. Ook betreft dit werkingsgebied regels voor de bouw van een windturbine binnen stedelijk gebied en regels voor een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen.
Figuur 3.12: Uitsnede Kaart 3 'Instructieregels gemeenten: stedelijke ontwikkeling en erfgoed'.
Norm wateroverlast Stedelijk gebied
Binnen stedelijk gebied geldt als norm een overstromingskans van 1/100 per jaar voor gebieden die in een ruimtelijk plan bestemd zijn voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen
Figuur 3.13: Kaart 8 'Instructieregels voor waterschappen: watersystemen, -veiligheid en -berging'.
Instructieregels
Dit zijn de regels die tot voor kort waren opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant.
Voor het onderhavige plangebied gaat het om de volgende thema:
Boringsvrije zone
Dit thema is vertaald in de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan doordat de gebiedsaanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' is opgenomen.
Stedelijke ontwikkeling.
Op deze themakaart staat o.a. het Stedelijk Gebied aangeduid met daarbinnen het concentratiegebied of landelijke kern. Het plangebied is aangeduid als 'concentratiegebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden.
Het plangebied ligt ter plaatse van Land Forum dat onderdeel is van Meerhoven. Meerhoven is een stadswijk aan de westzijde van Eindhoven met een aantal woonwijken, werkgebieden, een eigen centrum, voorzieningen, scholen, groen en water. Land Forum bevindt zich op het snijvlak van twee belangrijke regionale ontwikkelingsassen: de Westcorridor en de Brainportavenue A2/N2. Hier vindt de ruimtelijke en functionele verknoping plaats tussen de A2-zone en de omliggende woon- en werkgebieden.
In het voorgaande ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Meerhoven' waren de gronden ter plaatse van het plangebied vooral bestemd voor 'kantoren en regionale voorzieningen (KRV)'. Deze gronden zijn primair bedoeld voor doeleinden van handel en bedrijf in de vorm van instellingen, kantoren, al dan niet voor de dienstverlening aan derden, en bedrijven in hoogwaardige technologie alsmede voor (recreatieve) grootschalige regionale voorzieningen. Omdat de voorgestane vestiging van de Politie niet past binnen deze bestemming moet het bestemmingsplan worden gewijzigd.
Deze bestemmingsplanherziening past binnen de regels van de Interim omgevingsverordening die gelden voor het Stedelijk Gebied.
De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze heeft vanaf 9 april 2021 ter inzage gelegen voor de duur van zes weken.
In het ontwerp van de omgevingsverordenig Noord-Brabant zijn geen wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied.
Op 11 maart 2022 hebben Provinciale Staten de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Deze verordening treedt gelijktijdig met de nieuwe Omgevingswet in werking. PS hebben ook een wijziging van de huidige interim Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin zijn diverse maatwerkbepalingen opgenomen. Deze 'interim-Omgevingsverordening, actualisatie 2022' treedt medio april 2022 in werking.
Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.
De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.
Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken.
Brainportregio
De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.
Ambitie
Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:
Van ambitie naar stedelijke opgaven
Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.
De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen. Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen
de Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen de Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen. Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied.
De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.
Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woning- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:
Samen werken aan de stedelijke opgaven
Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de ontwikkelingen ten opzichte van de ruimtelijke hoofdstructuur. Met andere woorden de kaart geeft de ontwikkelingen aan binnen de hoofdstructuur. Het plangebied (rood omcirkeld) ligt binnen 'bebouwd gebied'. Het bestemmingsplangebied ligt buiten een transformatiegebied.
Figuur 3.14: Ruimtelijke hoofdstructuur Interimstructuurvisie Eindhoven, het plangebied is aangegeven met een rode cirkel.
De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik. Het plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' aangeduid als 'Werken'. Hieronder vallen werkgerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid, dienstverlening. Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen (o.a. parkmanagement).
Figuur 3.15: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven.
Midden door het plangebied in noord-zuidelijke richting loopt de Sliffertsestraat. Vanuit het oogpunt van veiligheidsbeheersing binnen de politielocatie is dit onwenselijk. Daarom besloot het college van burgemeester en wethouders eind 2021 de Sliffertsestraat te verleggen in westelijke richting, tussen de wijk Grasrijk en de beoogde politielocatie. De bestaande verkeersfunctie van de Sliffertsestraat, als verbindingsroute naar het noordelijk gelegen Bosrijk, blijft behouden voor de verlegde Sliffertsestraat.
Aan de Sliffertsestraat, die grotendeels onbebouwd is, liggen nog enkele woonpercelen. Het gaat om één vrijstaand pand aan de Sliffertsestraat 18-20 dat gekoppeld is aan de doorgaande structuur. Daarnaast ligt er een cluster van woningen aan de Sliffertsestraat 30, 30a, 34, 36, 38, 38a. Deze woningen liggen aan een doodlopend deel van de Sliffertsestraat.
Vanuit het oogpunt van veiligheidsbeheersing binnen de politielocatie is het onwenselijk om bestaande gebouwen te behouden die voor andere functies worden gebruikt. Daarom is het voor de realisatie van de politielocatie noodzakelijk om alle bestaande gebouwen binnen het plangebied te slopen. Sliffertsestraat 18-20, 38 en een ongenummerd perceel aan de Sliffertsestraat (kadastraal bekend gemeente Strijp, sectie G, nummer 30) zijn in eigendom van derden. Deze percelen worden aangekocht voor de ontwikkeling van de politielocatie. Als minnelijke verwerving van deze gronden niet leidt tot het gewenste resultaat zal het instrument van onteigening worden ingezet. De overige gronden die nodig zijn voor de ontwikkeling van de politielocatie zijn eigendom van de gemeente Eindhoven.
Figuur 3.16: Kaart met rood omlijnd het plangebied en met rode vlakken zijn de te verwerven percelen binnen het plangebied aangeduid.
Figuur 3.17: Verbeelding met rode vlakken de te verwerven percelen binnen het plangebied.
Ter plaatse van het plangebied met de bestemming 'Maatschappelijk-Politie' ligt ook de aanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied politielocatie Land Forum'. Ter plaatse van deze aanduiding kunnen uitsluitend functies worden ontwikkeld voor een multifunctionele politielocatie. Binnen dit ontwikkelgebied van de Politie is het vanuit veiligheidsbeheersingsoverwegingen niet wenselijk dat er particulier eigendom aanwezig is.
Nationaal beleid
Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is vertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit zal na inwerkingtreding van de Omgevingswet overgaan in het omgevingsplan.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale
en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven
en Helmond 2008-2012', dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente
neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren
in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse
tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis
van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot
belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen
in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart uit 2008, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische (te verwachten) waarden in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.
Op de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart is het plangebied niet aangeduid als een archeologisch waardevol of verwachtingsgebied of als een gebied dat op de landelijke Archeologische Monumentenkaart voorkomt. Het gebied is ook niet aangeduid als archeologisch onderzocht gebied. Dit betreft de archeologische waardenkaart zoals die in werking was ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan (mei 2022).
Figuur 3.18: Fragment gemeentelijke archeologische waardenkaart.
Geactualiseerde archeologische verwachtingen- en waardenkaart
Sinds 2008 zijn er vele archeologische onderzoeken uitgevoerd die nieuwe inzichten geven in de bewoningsgeschiedenis en daarmee de archeologische verwachtingen. Actualiseren van de Archeologische Waardenkaart was noodzakelijk vanwege ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening en de komst van de nieuwe Omgevingswet. In 2022 is de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart geactualiseerd in de vorm van een archeologische verwachtingen- en waardenkaart en betreft een bureauonderzoek op gemeentelijk schaalniveau.
Op de nieuwe archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn verschillende gebieden/zones aangegeven waarvoor per zone verschillende vrijstellings- of ondergrenzen kunnen gelden ten aanzien van archeologie in relatie tot geplande bodemingrepen. De vrijstellingsgrenzen zijn bepaald voor zowel de diepte-ingreep als de oppervlakte-ingreep. Archeologisch (voor)onderzoek wordt in het kader van de aan te vragen omgevingsvergunning en afwijking of wijziging van het bestemmingsplan/omgevingsplan noodzakelijk geacht, zodra beide vrijstellingsgrenzen worden overschreden. Is de oppervlakte of diepte van het gebied waar bodemingrepen plaatsvinden kleiner dan de ondergrens, dan is een archeologisch (voor)onderzoek niet nodig. De archeologische verwachtingen- en waardenkaart bevat gebieden die overgenomen kunnen worden in de bestemmings-/ omgevingsplannen (middels de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' en gekoppelde (maatwerk)regels). Op basis van het ontwikkelde verwachtingsmodel worden binnen het grondgebied van de gemeente Eindhoven acht zones van archeologische verwachtingen of waarden onderscheiden die zijn omgezet in beleidscategorieën. Omdat de archeologische verwachtingszones zijn aangepast, evenals de archeologisch waardevolle gebieden, is kritisch gekeken naar de eerder vastgestelde oppervlakte- en dieptegrenzen per categorie verwachting en waarde. Voor de acht verschillende beleidscategorieën worden bijgestelde ondergrenzen gehanteerd. Binnen de bestemmingsplangrens bevinden zich op de verwachtingen- en waardenkaart verschillende beleidscategorieën (zie figuur 3.19).
Figuur 3.19: Per categorie van archeologische verwachtingen of waarden is aangegeven vanaf welke ondergrens van oppervlakte en diepte het noodzakelijk wordt geacht om archeologisch (voor)onderzoek uit te laten voeren.
Tot de vaststelling van de geactualiseerde kaart gold de 'oude' Archeologische Waardenkaart uit 2008. De gemeenteraad heeft op 29 november 2022 de geactualiseerde archeologische verwachtingen- en waardenkaart vastgesteld. Vanaf die datum geldt de nieuwe kaart als onderlegger van bestemmingsplannen.
Figuur 3.20: Uitsnede van de geactualiseerde verwachtingen- en waardenkaart waarop het plangebied is aangeduid met een blauwe contour.
Om zicht te krijgen op het risico van verstoring van archeologische waarden is in april 2022 door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (Odzob) een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ("Archeologisch bureauonderzoek Bestemmingsplan Landforum, gemeente Eindhoven", projectnr. 294045, d.d. 10-05-2022, Bijlage 1 bij deze toelichting). Of er van het bodemarchief nog resten aanwezig zijn, is niet op basis van dit bureauonderzoek vast te stellen. Daarom wordt door de Odzob geadviseerd in de op figuur 3.21 met rood aangeduide gebieden voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan een archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van waarderende proefsleuven conform het protocol proefsleuven uit de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 4.1). Op basis van de uitkomsten kan in beginsel een beslissing worden genomen over de behoudenswaardigheid van archeologische resten binnen het plangebied en eventueel overgaan tot maatregelen voor behoud in situ of het veiligstellen van de archeologische informatie door middel van vervolgonderzoek. Voor de in rood aangeduide gebieden in figuur 3.21 binnen het plangebied met de bestemming 'Maatschappelijk - Politie' wordt archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd voordat deze gronden bouwrijp worden gemaakt.
Figuur 3.21: Advieskaart voor vervolgonderzoek uit Archeologisch bureauonderzoek Bestemmingsplan Landforum d.d. 15-04-2022
Er geldt ten aanzien van archeologie te allen tijde een wettelijke meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens eventuele grondwerkzaamheden archeologische resten (vondsten, grondsporen et cetera) worden aangetroffen, dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht volgens artikel 5.10 Erfgoedwet 2016) direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en bij de (afdeling Omgevingskwaliteit) gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.
Op 29 november 2022 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven geactualiseerd. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart bestaat uit twee deelwaardenkaarten, te weten de waardenkaart historisch cultuurlandschap en de waardenkaart historische stedenbouw en erfgoed.
Op de waardenkaart historisch cultuurlandschap zijn aangegeven en gewaardeerd de historische landschappelijke gebieden (incl. historische nederzettingslocaties) en elementen (landschapselementen infrastructuur, waterstaat, opgaand groen, religie en funerair erfgoed en reliëf), die belangrijk zijn voor de herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van Eindhoven
Op de waardenkaart historische stedenbouw en erfgoed zijn aangegeven de beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, gemeentelijke archeologische monumenten, cultuurhistorisch waardevolle objecten, historisch waardevolle kunstwerken, historische wegen en waterlopen, historisch-stedenbouwkundige structuren en waardevol aangelegd groen en bomen, die belangrijk zijn voor de herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van Eindhoven.
Onderstaande afbeelding betreft een uitsnede van de waardenkaart historische stedenbouw en erfgoed van de gemeente Eindhoven. De Sliffertsestraat is nog een deel van een oude historische wegenstructuur van voor 1900. Het plangebied ligt niet in beschermd stadsgezicht of een historisch landschap.
Verder liggen er op basis van de monumentenkaart van gemeente Eindhoven geen Rijks- of gemeentelijke monumenten binnen het plangebied. Ook zijn er geen aangewezen cultuurhistorische panden aanwezig.
Figuur 3.22: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart gemeente Eindhoven.
Daarnaast is een cultuurhistorisch onderzoek naar de relicten van het prestedelijk landschap in het stedelijk gebied van de gemeente Eindhoven uitgevoerd (rapport "Het landschap onder de stad", RAAP-Rapport 3398, d.d. 1 februari 2019). Dit onderzoek is toegevoegd aan Bijlage 2 bij deze toelichting. De kaartbijlagen behorende bij dit onderzoek geven een overzicht van de ‘afgedekte cultuurlandschappen’ met de bestaande en verdwenen landschapselementen (bijlage 3, de mate van herkenbaarheid van het prestedelijk landschap in de afzonderlijke deelgebieden (bijlage 4 en de onderbouwde waarde van nog bestaande prestedelijke objecten en structuren binnen het stedelijk gebied (bijlage 5).
Prestedelijke kenmerkenkaart
Op basis van de prestedelijke kenmerkenkaart is het plangebied gecategoriseerd als 'kampontginningen met plaatselijk essen'. Meer specifiek is dat Ka2 'akker met zichtbare perceelsscheidingen' en Kk2 'droge kampontginning met bebouwing'. In het zuidwesten van het plangebied is het gebied gecategoriseerd als beekdal met strookvormige verkaveling (Bs1 - in blauw). De blauwe stippellijn geeft de ligging aan van een oude beek, die nu niet meer aanwezig is. In het zuiden van het plangebied zijn ook historische nederzettinglocaties aangegeven, waaronder woonhuizen van voor 1832 en bijgebouwen. In onderstaande uitsnede is de sliffertsestraat aangegeven als 'weg van voor 1832'.
In het noorden van het plangebied is een bosperceel aangegeven van voor 1843. In de verbeelding van voorliggend plan is dat perceel als bestemming 'bos' aangeduid en blijft dus behouden. Verder zijn in het plangebied geen monumentale bomen aanwezig. Wel is een rij bomen zichtbaar die als 'basis' zijn beschouwd (aangegeven met groene bolletjes). Deze hebben dus geen monumentale waarde.
Figuur 3.21: Uitsnede uit de Prestedelijke kenmerkenkaart. Bron: RAAP-rapport 3398 'Het landschap onder de stad' Gemeente Eindhoven, kaartbijlage 1 (2019).
Herkenbaarheid prestedelijk landschap
Het vaststellen van de herkenbaarheid is een middel om na te gaan in welke mate de kenmerken van het prestedelijk landschap nu nog in het stedelijk weefsel doorklinken. Op basis van onderstaande uitsnede is aangegeven dat een groot deel van het plangebied een hoge herkenbaarheid van prestedelijk landschap heeft (donker paars).
Figuur 3.22: Uitsnede uit de kaart Herkenbaarheid prestedelijk landschap, Bron: RAAP-rapport 3398, Het landschap onder de stad, Gemeente Eindhoven, kaartbijlage 2 (2019).
Waarderingskaart landschapselementen
Volgens de waarderingskaart landschapselementen heeft de Sliffertsestraat een 'pluswaarde' (groene lijn). Dit is geen hoge waarde. Wat betreft het opgaand groen heeft het bosperceel in het noorden een 'middenwaarde' en de bomenrij richting dit bosperceel heeft een 'middenwaarde' (gele stippellijn).
Op de kaart is ook een aftakking van de Sliffertsestraat aangegeven als 'zeer hoge waarde' (rode lijn). Vanwege deze 'zeer hoge waarde' van het paadje ten zuiden van het bosgebiedje wordt een zo groot mogelijk deel daarvan geborgd in de regels. Dit gebeurt door een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' ter plaatse van dit pad op te nemen op de verbeelding. In de regels wordt bepaald dat daar zonder omgevingsvergunning geen werken of werkzaamheden (zoals bijv. het aanbrengen van (half)verhardingen) mogen worden uitgevoerd. Als op basis van de onderliggende andere bestemming(en) bouwwerken zijn toegestaan dan zijn deze ter plaatse van deze dubbelbestemming mogelijk, mits advies is ingewonnen bij de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit waaruit blijkt dat met het bouwen van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen. Als blijkt dat het bouwen van het bouwwerk leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.
De historische bomenrij ten zuiden van het bosgebiedje wordt zoveel als redelijkerwijs mogelijk is behouden bij de (her)inrichting van dit gebied. Ten aanzien van de locatie van de oorspronkelijke Sliffertsestraat wordt aan de politie meegegeven dat de ligging een 'pluswaarde' heeft in het kader van cultuurhistorie en dat er mogelijkheden zijn om de ligging landschappelijk herkenbaar te maken.
Figuur 3.23: Uitsnede uit de Waarderingskaart landschapselementen, Bron RAAP-Rapport 3398, 'Het landschap onder de stad', gemeente Eindhoven, kaartbijlage 3 (2019).
De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld en recent geactualiseerd (Actualisatie Eindhoven op weg 2022). Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen van Land Forum beschreven.
Autoverkeer
De wegencategorisering is in 'Eindhoven op Weg' geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie
opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en
buurtontsluitingsweg'.
Het plangebied wordt ontsloten door de (te verleggen) Sliffertsestraat, welke niet
specifiek is opgenomen in de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' en daarmee behoort
tot de erftoegangswegen. De Sliffertseslaat sluit aan de zuidkant vervolgens aan op
een gebiedsontsluitingsweg, namelijk de Meerhovendreef.
Figuur 3.27: uitsnede auto-infrastructuur Eindhoven (bron: Eindhoven op Weg, 2013).
Verkeersgeneratie Land Forum
Op basis van een verkeersberekening (Verkeersgeneratie politiehuisvesting Land Forum, d.d. 21-1-2021 van RoyalHaskoningDHV, Bijlage 6 bij deze toelichting) wordt als gevolg van de ontwikkeling van Land Forum tot de politielocatie een verkeersgeneratie van 3.233 motorvoertuigen per etmaal verwacht.
Onderzoeken (DTV Consultants, 'Politiehuisvesting Land Forum verkeersgeneratie, d.d. 25-09-2020, Bijlage 7 en ''Politiehuisvesting Land Forum Herijking verkeersgeneratie', DTV Consultants, november 2020, Bijlage 8) laten zien dat de ontwikkelingen niet direct gaan leiden tot verkeersknelpunten op de wegen en kruispunten in de omgeving van Land Forum. Als gevolg van de autonome groei worden er op langere termijn mogelijk wel knelpunten voorzien. De gemeente heeft hiervoor enkele mogelijke oplossingen in zicht zoals het anders afstellen van de verkeerslichten of het verlengen of toevoegen van de opstelstroken om af te slaan. Dit betreft vooral de met verkeerslichten geregelde kruising Meerhovendreef- Sliffertsestraat.
Rotonde Graslook-Sliffertsestraat en verlegging Sliffertsestraat
De politielocatie zal primair aan de zuidzijde ontsloten worden via de nog nieuw in te richten rotonde Graslook-Sliffertsestraat. Op dit moment is dit een T-kruising. Uit de Kruispuntverkenner van de CROW blijkt dat een enkelstrooksrotonde een zeer geschikte oplossing is voor deze nieuwe situatie dat ook verder in het ontwerpproces zal worden meegenomen.
Momenteel loopt de Sliffertsestraat in noord-zuidelijke richting dwars door het plangebied. Vanuit het oogpunt van veiligheidsbeheersing binnen de politielocatie is dit onwenselijk. Om de ontwikkeling van de politielocatie mogelijk te maken is het noodzakelijk om de Sliffertsestraat te verleggen. Daarom wordt de Sliffertsestraat verlegd in westelijke richting tussen de wijk Grasrijk en de beoogde politielocatie.
Ontsluiting politielocatie
De hoofdontsluiting van de locatie voor personeel, bezoekers en dienstvoertuigen komt aan de zuidzijde van Land Forum, op de nog nieuw in te richten rotonde Graslook-Sliffertsestraat. Aan de noordzijde van de locatie komt een secundaire in- of uitgang die gebruikt gaat worden voor een beperkt aantal functies.
Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie
'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat drie soorten fietsroutes.
In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire
fietsroutes.
Het plangebied is goed bereikbaar met de fiets als gevolg van diverse (snel)fietsroutes in de omgeving. Vanuit Land Forum loopt er een primaire fietsroute, alsmede twee secundaire fietsroutes in de richting oost-west. Daarnaast bevinden er zich twee snelfietsroutes in de nabije omgeving, namelijk de snelfietsroute "Veldhoven - Helmond" en de snelfietsroute "Slowlane".
Figuur 3.28: uitsnede fietsinfrastructuur Eindhoven (Bron: Eindhoven op Weg, 2013).
Openbaar vervoer
Eindhoven op Weg gaat uit van twee netwerken voor het openbaar vervoer: een Hoogwaardig
Openbaar Vervoer netwerk (HOV-netwerk) en een netwerk van ontsluitende buslijnen.
Het plangebied wordt aan de zuidzijde ontsloten door een HOV-netwerk, waar zich tevens
een P+R bevindt. Zodoende is Land Forum uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer.
Figuur 3.29: uitsnede OV-routes in Eindhoven (bron: Eindhoven op Weg, 2013).
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een nieuwe ontwikkeling eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Hierin zijn normen vastgelegd voor parkeren. Deze nota is inmiddels geactualiseerd door de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019. In de nota staat hoe we omgaan met parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in verschillende functies zoals woningbouw, scholen en bedrijven.
De politiefunctie is dermate uniek dat niet voor al die functies gemeentelijke parkeernormen bestaan. Eind 2020 is er een ‘expert opinion’ opgesteld ("Politiehuisvesting Land Forum Herijking expert opinion parkeren, DTV Consultants, Bijlage 9) over het parkeren voor de politiehuisvesting op Land Forum. Daarbij is gekeken naar hoe de gemeentelijke parkeernormen kunnen worden toegepast en in welke mate het aantal parkeerplaatsen voor de politie verlaagd kan worden vanwege de aanwezigheid van een HOV-verbinding.
De parkeerbehoefte is volgens deze ‘expert opinion’ ruimschoots hoger dan volgens de gemeentelijke parkeernormen. Dit komt vooral door de opleidingsfuncties (IBT/OBT en Politieacademie) die op de politielocatie komen. Op een IBT/ODT komen politiemensen 1 of 2 keer per jaar van ver en ze hebben vaak veel bagage bij zich. Daarom ligt het autogebruik relatief hoog. En het autobezit bij studenten van de Politieacademie ligt veel hoger dan bij een reguliere ROC. Het komt dichter bij het autobezit bij een avondopleiding.
Het voorstel voor IBT/OBT is bij:
Het voorstel voor politieacademie is bij:
Op basis van het (voorlopige) programma van de politie voor Land Forum gaat het om circa 650 parkeerplaatsen voor werknemers en bezoekers + circa 350 stallingsplaatsen voor politievoertuigen. Daarbij is voor de ME loods geadviseerd om geen parkeerbehoefte hiervoor op te nemen in de berekening. Dit wordt geadviseerd omdat rondom de ME loods alleen verkeersbewegingen plaatsvinden bij incidenten, welke zich doorgaans niet overdag (het moment waarop de parkeerbezetting het hoogst is) voordoen. Het toekennen van dagelijkse/wekelijkse parkeerbehoefte overdag is niet reëel.
Besluit burgemeester en wethouders afwijken gemeentelijke parkeernormen
In dit plan wordt, conform het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 1 juni 2021, afgeweken van de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019. Uit samenspraak met de omwonenden is namelijk gebleken dat zij parkeeroverlast vrezen. Door af te wijken van de parkeernormen voor de opleidingsfuncties, overeenkomstig de hierboven genoemde ‘expert opinion’ van DTV Consultants (Bijlage 9), worden er meer parkeerplaatsen toegestaan op Land Forum. Hierdoor kan de Politie op eigen terrein in de parkeerbehoefte voorzien. In dit plan wordt uitgegaan van een parkeerbehoefte van circa 1.000 parkeerplaatsen op Land Forum. Het plangebied biedt voldoende mogelijkheden om hierin te voorzien. Bovendien zijn (gebouwde) parkeervoorzieningen toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Politie' en maken die geen onderdeel uit van het maximale programma van 50.000 m2 bvo aan gebouwen. Hierdoor kan de Politie eenvoudig inspelen op de parkeerbehoefte.
In het kader van de nadere uitwerking van het planvoornemen zal er een mobiliteitsplan worden opgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 1 juni 2021 met betrekking tot afwijking van de parkeernormen uit de 'Actualisatie Nota Parkeernormen 2019' voor de opleidingsfuncties overeenkomstig de 'expert opinion' van DTV Consultants. Verder wordt daarbij het uitgangspunt gehanteerd dat de politie gratis parkeren (voor werknemers en bezoekers) op eigen terrein realiseert. Dit om parkeeroverlast te voorkomen in de nabijgelegen woongebieden.
Dat er in voldoende mate in parkeergelegenheid op eigen terrein moet worden voorzien overeenkomstig de 'Actualisatie Nota Parkeernormen 2019' en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 1 juni 2021, is in dit plan voorwaardelijk gesteld aan een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit. Deze is nodig voordat de Politie zich op Land Forum zich kan vestigen. Daarbij dient te worden aangetoond dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
In de 'Actualisatie Nota Parkeernormen 2019' zijn eveneens de fietsparkeernormen opgenomen, waarop uitgebreider zal worden getoetst en gehandhaafd. Bij besluit van 20 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders als uitwerking van de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) de Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen vastgesteld.
Het succes van een fietsenstalling hangt sterk af van de kwaliteit, de bruikbaarheid, sociale veiligheid en het comfort ervan. Er zijn voorbeelden van stallingen waar fietsers onvoldoende gebruik van maken, terwijl er in de omgeving toch grote behoefte aan fietsparkeerplaatsen is. De aanwezigheid van een fietsenstalling op zich is nog geen garantie dat hij goed wordt gebruikt. De belangrijkste kwaliteitseisen voor toegankelijkheid, inrichting en bruikbaarheid zijn om die reden vastgesteld.
Fietsparkeren maakt onderdeel uit van het door de Politie op te stellen mobiliteitsplan. Ook hier geldt de voorwaarde dat de Politie op eigen terrein in de fietsparkeerbehoefte moet voorzien overeenkomstig de 'Actualisatie Nota Parkeernormen 2019' en de 'Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen'. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat circa 25% van de gebruikers de fiets (of de scooter) gebruikt. Dit komt neer op circa 410 fiets-/scooterparkeerplaatsen, waarvoor één of meerdere inpandige stallingen zullen worden gerealiseerd.
Begin 2017 is een actualisatie van het Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.
Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.
Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.
In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Uitgangspunt is steeds kwalitatief en duurzaam groen en zo min mogelijk verharding. Het groenplan moet argumenten bevatten waarom verharding wordt toegepast. Als het groenplan niet voldoet wordt gezocht naar een passende oplossing en/of is de Beleidsregel Groencompensatie c.q. Regeling Groencompensatiefonds (zie paragraaf hierna) van toepassing.
Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur 3.30: Uitsnede Ruimtelijke Strategieënkaart.
Onderhavig plangebied is in het Groenbeleidsplan 2017 aangeduid als "Stad, groen beeldbepalend". De donkergroene gebieden hebben een natuurwaarde en zijn aangewezen als "natuur en landschap". In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategieen aangehouden:
Strategie 2: Stad, groen beeldbepalend
Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter. Deze gebieden maken ook onderdeel uit van de groene kaart (onderdeel verordening bomen en nadere regels). Voor de kap van bomen (met een omtrek van 45 centimeter op een stam hoogte van 130 centimeter) in deze gebieden geldt een vergunning verplicht. Uitzondering hierop vormt de taxus welke vanaf een omtrek van 30 centimeter een vergunningplicht kent. Deze vergunningplicht geldt niet voor het plangebied van Meerhoven, waarbinnen Land Forum ligt (zie par. 3.8.2).
Strategie 6: Natuur en landschap
In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.
De gebieden omvatten het door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Nederland en een nadere detaillering van de door het provincie aangegeven Natuur Netwerk Brabant, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).
Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.
Beleidsregel groencompensatie
Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist. De Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.
In deze beleidsregel wordt aangesloten bij het begrip ‘ruimtelijke ontwikkeling’ uit de provinciale omgevingsverordening. Een ruimtelijke ontwikkeling is een bouwactiviteit en/of planologische gebruiksactiviteit waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) een omgevingsvergunning is vereist. Het kan ook gaan om een gebruiksactiviteit waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, zoals de aanleg van parkeerplaatsen. Het betreft dus een bestemmingswijziging of afwijking van het planologisch gebruik voor een perceel (semi) openbaar groen, waarbij wordt uitgegaan van een ‘rode ontwikkeling’.
De Beleidsregel Groencompensatie is direct van toepassing op:
Voor de overige groene gronden zet de gemeente Eindhoven in op het stimuleren van en inspireren tot het zorgvuldig omgaan met groen.
Er is een aantal uitzonderingen op de compensatievereisten uit deze Beleidsregel. Ten eerste is de Beleidsregel niet van toepassing op bomen. Voor bomen is namelijk een andere juridische regeling van toepassing: de Bomenverordening en Nadere Regels. Ten tweede geldt de Beleidsregel niet bij locaties buiten het bestaand stedelijk gebied, zoals aangegeven in de kaart behorend bij de omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant. In dat gebied is de omgevingsverordening leidend voor natuurcompensatie. Ten derde geldt deze Beleidsregel niet voor bestaande economische ontwikkelgebieden. Economische ontwikkelgebieden zijn in dit verband:
Voorliggend plangebied in relatie tot Beleidsregel Groencompensatie
Het merendeel van het voorliggende plangebied was in eigendom van de gemeente Eindhoven en voornamelijk in gebruik voor (semi-)agrarische doeleinden, volkstuinen, openbaar groen, houtopstanden en infrastructuur. Verder is er nog een aantal percelen met bebouwing langs de Sliffertsestraat. De Beleidsregel Groencompensatie is van toepassing, tenzij één van de uitzonderingsgronden geldt. Voor onderhavige ontwikkeling geldt een uitzonderingsgrond omdat deze wordt aangemerkt als een economisch ontwikkelgebied als bedoeld in de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Dat onderhavig plangebied is aan te merken als een economisch ontwikkelgebied in die zin dat het is aan te merken als een braakliggend terrein (op grond van vigerende bestemmingsplan), wordt hieronder nader uitgelegd.
Het plangebied heeft op basis van het nu nog geldende bestemmingsplan "Meerhoven" de uit te werken bestemming 'kantoren en regionale voorzieningen (KRV)'. Deze gronden zijn o.a. bedoeld voor doeleinden van handel en bedrijf in de vorm van instellingen, kantoren, al dan niet voor de dienstverlening aan derden, en bedrijven in hoogwaardige technologie alsmede voor (recreatieve) grootschalige regionale voorzieningen. De nieuwvestiging van de politie past niet binnen deze bestemmingsomschrijving. Het begrip 'braakliggende terreinen' is niet gedefinieerd in dit bestemmingsplan. Ook uit de toelichting van dit bestemmingsplan blijkt niet dat deze gronden als 'braakliggend terrein' moeten worden aangemerkt. Aangezien het bestemmingsplan en de plantoelichting geen aanknopingspunten bieden voor de uitleg van het begrip 'braakliggende terreinen', kan volgens jurisprudentie voor de betekenis van dit begrip aansluiting worden gezocht bij hetgeen in het algemeen gangbare spraakgebruik daaronder wordt verstaan. De hedendaagse betekenis van het begrip "braakliggend terrein" is grond die op dat moment niet de beoogde functie (landbouw; stedenbouw) vervult. Het plangebied voldoet aan de bovengenoemde omschrijving van 'braakliggend terrein' en voldoet daarom aan de voorwaarden voor een economisch ontwikkelgebied als bedoeld in de 'Beleidsregel Groencompensatie'.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen
2021. Deze is op 6 april 2021 door de gemeenteraad vastgesteld en de verordening met
bijbehorende regels is op 23 april 2021 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking
daarvan in) nadere regels voor compensatie is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming
is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.
Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2021. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.
Het plangebied in relatie tot bomenbeleid
Bij de start van de ontwikkeling van Meerhoven is de beplanting van het projectgebied door de gemeente Eindhoven als één bosgebied aangemerkt en in behandeling genomen. Met de behandeling van alle bomen als één bosgebied werd gebruik gemaakt van de vrijstelling van het kapverbod. Een gefaseerde uitvoering van de werkzaamheden in Meerhoven heeft hierop geen invloed.
Op 26 augustus 1997 heeft Gedeputeerde Staten de “Notitie toepassing compensatiebeginsel Noord-Brabant 1997” vastgesteld. Op grond van deze Notitie moet voor het plangebied Meerhoven, op basis van de gehanteerde omrekenfactoren, circa 47 ha bos gecompenseerd worden. Op basis daarvan heeft de gemeente Eindhoven een bestuurlijke intentieverklaring met betrekking tot de boscompensatie aan het bestuur van Provincie Noord-Brabant kenbaar gemaakt. Met het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, gemeente Nuenen c.a. en gemeente Mierlo is een bestuursovereenkomsten getekend voor de feitelijke boscompensatie.
De gemeente Eindhoven compenseert circa 7 ha binnen het plangebied Meerhoven. De resterende 40 ha wordt gecompenseerd in het Vaarlese Bos, vastgelegd in het rapport “Bosplan Vaarle” d.d. 15 februari 2001, zoals in opdracht van SRE opgesteld.
Met ingang van 27 november 2018 is door de gemeenteraad van Eindhoven een nieuwe begrenzing van de Wet Natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Land Forum ligt buiten de bebouwde komgrens ingevolge de Wnb. Voor de gebieden waar in het kader van de ontwikkeling van Meerhoven in de toekomst nog bomen worden gekapt gelden de eerder gemaakte afspraken aangezien deze gebieden voorlopig nog vallen onder de Wnb.
De Wet natuurbescherming vervangt sinds 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Deze verandering maakt dat procedures zijn veranderd. Waar voorheen de kapmelding bij het ministerie moest worden gedaan moet deze sinds genoemde datum bij de provincie worden gedaan. De eerder genoemde vrijstelling blijft van kracht.
Groen in het plangebied
De gronden waren in het voorgaande bestemmingsplan bestemd voor kantoren en (recreatieve) grootschalige regionale voorzieningen. Aangezien de gronden reeds 30 jaar niet ontwikkeld zijn heeft groen de vrije ruimte gekregen. Het groen bepaalt tot 2022 het beeld van Land Forum en is om die reden in de strategische kaart van het Groenbeleidsplan 2017 als beeldbepalend stadsgroen aangeduid. De ambitie van de gemeente Eindhoven streeft naar de instandhouding van groen als beeldbepalende factor op deze locatie. De donkergroene gebieden op deze strategische kaart, natuur en landschap, hebben een natuurwaarde. Het Beatrixkanaal en de aangrenzende oever in zuidwestelijke richting (ca. 25 meter vanaf kanaal) is aangeduid als NNB-ecologische verbindingszone volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. De aangrenzende wijk (Grasrijk) in rood is ‘stadsrood beeldbepalend’, ofwel bebouwing en verharding heeft hier de overhand. Dit zijn groenarme gebieden. Voor deze groenarme gebieden is het van extra belang (leefbaarheid, klimaat, gezondheid) om op loopafstand voldoende groen in de omgeving te hebben.
In het kader van de nadere uitwerking van het planvoornemen zal er een groenplan worden opgesteld. Dit groenplan moet worden gebaseerd op de procesafspraken die daarover zijn gemaakt in het kader van het Groenbeleidsplan 2017.
Wanneer in het plangebied sprake is van activiteiten met betrekking tot het kappen van bomen, is de bescherming van bomen niet geregeld in het bestemmingsplan (zie hierboven onder kop: "Het plangebied in relatie tot bomenbeleid").
Een groot gedeelte van het plangebied bevat een maatbestemming onder de noemer "Maatschappelijk - Politie", specifiek bedoeld voor de ontwikkeling van een multifunctionele politielocatie. Het merendeel daarvan zal niet openbaar toegankelijk zijn (uitsluitend enkele onderdelen op afspraak).
Binnen de politielocatie zullen onder andere sportvoorzieningen worden gerealiseerd, uitsluitend ten dienste van (het opleidingscentrum van) de Politie. De groene overgangszone tussen Grasrijk en de politielocatie kan worden gebruikt voor recreatieve doeleinden.
Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het nieuwe horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. De nota is op 2 november 2016 gepubliceerd. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk. Om dit bewerkstelligen maakt het horecabeleidsplan onderscheid gebiedtypen en in typen horeca.
Typen horeca
Het horecabeleidsplan maakt onderscheid in twee typen horeca:
Nat & Droog
Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend.
Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf
geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte
horeca verstrekt alcoholische dranken.
Dag, Avond & Nacht
Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we
echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar
de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer
een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie
typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie
met nat of droog.
Regels over het schenken van alcohol en openingstijden zijn opgenomen in de drank- en horecawet en in de APV. In het bestemmingsplan worden hierover geen regels opgenomen. Wel wordt in het bestemmingsplan opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan.
Gebiedstypen
In het horecabeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in drie gebiedstypen:
Per deelgebied of cluster wordt aangegeven welk gebiedstype van toepassing is.
Het plangebied
Het plangebied valt in de toekomstige situatie het best te classificeren als een werklocatie. Het betreft zodoende een toelatingsgebied op basis van het horecabeleidsplan.
Figuur 3.31: Uitsnede gebiedstypen uit het horecabeleidsplan.
Werklocaties
De werkgelegenheidsstructuur van Eindhoven is de afgelopen decennia fundamenteel gewijzigd. Eindhoven is getransformeerd van een industriestad naar een stad waar de meeste mensen in een kantoor(achtige) omgeving werken. De werklocaties in de stad zijn dienovereenkomstig meeveranderd. Fabriekslocaties (vooral van Philips) hebben de laatste jaren plaats gemaakt voor moderne bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Geheel in lijn met de traditionele ruimtelijke ordeningskaders, zijn vanaf de jaren '80 de meeste van deze werklocaties monofunctioneel opgezet. Wonen, werken en recreëren zijn zoveel mogelijk gescheiden van elkaar gehouden. Mede ingegeven door Het Nieuwe Werken en bijbehorende technische ontwikkelingen op ICT-gebied, is de laatste jaren een weg ingeslagen waarbij werken steeds meer wordt vermengd met wonen en vrije tijd. Dit stelt andere eisen aan de werklocatie van de toekomst; monofunctionaliteit is 'uit'. Mensen willen juist in een multifunctionele omgeving werkzaam zijn, waarbij men de mogelijkheid heeft om onder werktijd - dan wel aansluitend daarop - een boodschap te doen, iets te gaan eten of drinken, mensen te ontmoeten, etc. Horecavoorzieningen kunnen zo van toegevoegde waarde zijn op een werklocatie. Het biedt mensen de mogelijkheid om elkaar zakelijk te ontmoeten, het kan bijvoorbeeld fungeren als 'aanlandplek' tussen twee afspraken. De High Tech Campus Eindhoven geldt in dat opzicht als een veel geprezen voorbeeld.
Het onderbrengen van een horecavoorziening op een werklocatie kan dus een meerwaarde hebben voor het gebied en zijn 'bewoners'. Het uitgangpunt is daarbij wel dat dergelijke horeca-inrichtingen alleen zijn toegestaan voor zover deze ondersteunend zijn aan de hoofdfunctie van het gebied. Door een plaats te creëren voor zakelijke ontmoetingen, lunches of avondeten, wordt ruimte geboden aan de hierboven genoemde nieuwe manier van werken. Voorwaarde is wel dat op de werklocatie zelf voldoende draagvlak aanwezig is om de voorziening draaiende te houden. Afhankelijk van de grootte van dat draagvlak, is er ruimte voor één of meer voorzieningen. Het is aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen. Avond- en nachthoreca heeft op een werklocatie géén toegevoegde waarde. Een horeca-inrichting op een werklocatie kan dus géén zgn. autonome (evenement)functie (of feestfunctie) hebben. Ook een logiesfunctie is normaal gesproken niet toegestaan. Werklocaties worden aangemerkt als toelatingsgebied.
Politielocatie Land Forum
In het horecabeleidsplan is deze locatie ook als een nieuw te ontwikkelen werklocatie genoemd. De voorgenomen politielocatie op Land Forum wordt een cluster van verschillende politiediensten. Ontmoeting staat hier centraal, waarbij een horecagelegenheid een uitstekende facilitator is. Op basis van dit plan is ondergeschikte horeca dan ook toegestaan.
De Kantorenstrategie 2012-2020 (vastgesteld op 26 juni 2012) van de gemeente Eindhoven is verschenen midden in de financiële crisis van 2008 tot circa 2014. Deze crisis liet onder andere zijn sporen na op de nationale vastgoedmarkt. De kantorenmarkt kende toen vrijwel overal een hoog leegstandscijfer, zo ook in Eindhoven. Vandaar dat toen een gemeentelijk kantorenbeleid is ontwikkeld dat zich niet alleen richt op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen geïntroduceerd om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij vooral een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is toentertijd afgestemd met de andere 'kantoorgemeenten' in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.
Op de bestaande kantorenmarkt ligt de focus op het goed op elkaar afstemmen van vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve én kwalitatieve zin. Op die manier ontstaat een goede balans met toekomstbestendige locaties die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio. Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet-duurzame c.q. niet-toekomstbestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is met inachtneming van de hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk op de geprioriteerde locaties.
De gemeente Eindhoven werkt, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, mee aan de transformatie van leegstaande kantoren op het moment dat het een 'kansarm' gebouw betreft. We spreken van 'kansarm' op het moment dat de kans dat het gebouw nog als kantoor verhuurd kan worden, niet groot is. Op die manier draagt het beleid bij aan een gezonde, Eindhovense kantorenmarkt.
Politielocatie Land Forum
Land Forum behoort niet tot de bovenstaande prioritaire gebieden. Desondanks zullen er op Land Forum onder andere kantoorfuncties ten dienste van de Politie worden gerealiseerd. Dit is immers noodzakelijk vanuit de gedachte om verschillende politiefuncties op één locatie te clusteren.
In het kader van dit bestemmingsplan is een klic-melding verricht, waaruit blijkt dat er diverse kabels en leidingen door het plangebied lopen (met name aan de randen en onder de Sliffertsestraat). Dit zijn reguliere kabels/leidingen waarvoor geen dubbelbestemming hoeft te worden opgenomen.
Op basis van artikel 3.1. Wet ruimtelijke ordening dient in het kader van de zorg voor een goede ruimtelijke ordening bij het opstellen van ruimtelijke plannen windhinder of windgevaar te worden meegenomen in de afwegingen, indien aard of omvang van de bebouwing en van de omgeving hiertoe aanleiding geeft.
Onderzoek
Er is een expert opinion uitgevoerd ter beoordeling van de verwachte windhinder rondom het nieuwbouwplan. Dit rapport is toegevoegd als Bijlage 10 bij deze toelichting.
Aan de zuidzijde van het plangebied is hoogbouw voorzien. De gemeente Eindhoven heeft op 1 juni 2021 het besluit genomen om aan de zuidzijde een hoogbouwaccent toe te staan.
In de hoogbouw worden de politiefuncties kantoor, forensische opsporing en een restaurant gehuisvest. De verwachte bouwhoogte wordt maximaal 45 meter (inclusief eventuele installaties op het dak), wat inhoudt dat volgens de norm NEN8100 een kwantitatief onderzoek noodzakelijk is. Verder wordt volgens de 'Beleidsregel gemeentelijke normen windhinder' van de gemeente Eindhoven elk hoog gebouw getoetst op verschillende aspecten, onder andere windhinder. Een goed klimaat is volgens dit beleid een absolute vereiste voor een verantwoorde toepassing van hoogbouw in Eindhoven.
Omdat het plan nog in een ontwikkelfase zit en nog een aantal varianten wordt onderzocht, is ten behoeve van de wijziging van het bestemmingsplan eerst een kwalitatief onderzoek uitgevoerd.
Het onderzoek toont aan dat er verschillende plaatsen in het plangebied zijn waar het windklimaat naar verwachting voor verbetering vatbaar is, maar dit is afhankelijk van de uiteindelijke uitwerking van het voornemen. Daarnaast wordt geconcludeerd dat er in verschillende delen van het zuidelijke plangebied een risico bestaat dat het windklimaat matig of slecht is volgens de toetsingscriteria zoals genoemd in de norm NEN8100 "Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving". In overweging kan worden genomen de windsnelheid af te remmen om het windklimaat te verbeteren. Het windklimaat kan naar verwachting verbeterd worden met het aanbrengen van windremmende obstakels in het plangebied.
Om de precieze windhinder beter weer te geven wordt in dit onderzoek geadviseerd om bij de nadere uitwerking van het voornemen een kwantitatief onderzoek uit te voeren om de windhinder en windgevaarkansen te bepalen. Op basis daarvan kunnen eveneens uitspraken worden gedaan over de noodzakelijkheid (en de effectiviteit) van eventuele maatregelen.
Conclusie en vervolg
Het planvoornemen kan mogelijk leiden tot een verslechtering van het windklimaat, maar dit is afhankelijk van de uitwerking. Voor het bouwen van gebouwen is, conform NEN8100:2006 en de 'Beleidsregel gemeentelijke normen windhinder' (Gemeenteblad 04-06-2020, nr. 141113) nader onderzoek noodzakelijk om te bepalen of het windklimaat in de nieuwe situatie aanvaardbaar is of dat hiervoor maatregelen noodzakelijk zijn. Dit is dan ook één van de beoordelingscriteria voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit.
Er bestaan geen wettelijke normen die zien op een minimum aantal zonuren per dag in een woning of op een balkon. De wetgever heeft ervoor gekozen regulering hiervan over te laten aan bestuursorganen. Dit betekent dat bestuursorganen op dit onderwerp beleidsruimte hebben. Deze beleidsruimte heeft de gemeente Eindhoven ingevuld door in 2017 de 'beleidsregels voor bezonning woningen' vast te stellen. Volgens deze beleidsregels is ten aanzien van zonlicht in de woning onder andere het volgende bepaald:
In de periode van 19 februari t/m 21 oktober moet minimaal 2 uur zonneschijn per dag aanwezig kunnen zijn op de gevel, ter hoogte van het midden van de vensterbank van het raam van de woonkamer.
In de gemeentelijke beleidsregels ten aanzien van zonlicht op het balkon is het volgende bepaald:
In de periode van 21 maart t/m 21 september moet minimaal 2 uur zonlicht aanwezig kunnen zijn op enig punt op het balkon. Zonlicht op het balkon mag in de nieuwe situatie in tijdsduur niet meer dan 50% verminderen dan in de bestaande situatie.
Beschouwing
Dit plan maakt twee maximale bouwhoogten mogelijk, namelijk 15 meter aan de noordzijde en 45 meter aan de zuidzijde van Land Forum. Met name de bebouwing hoger dan 15 meter zou kunnen leiden tot een afname van zonlicht op reeds aanwezige bebouwing. Het is daarom van belang om hier rekening mee te houden. Op voorhand gebeurt dit al door de groenbuffer, alsmede de (verlegde) Sliffertsestraat, tussen Grasrijk en de beoogde politielocatie. Anderzijds wordt hier bij de nadere uitwerking rekening mee gehouden.
Conclusie en vervolg
Een afname van bezonning vormt op voorhand geen belemmering voor het planvoornemen. Bij de nadere uitwerking is, ten aanzien van gebouwen hoger dan 15 meter een bezonningsstudie vereist in het kader van de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit. Daarbij moet worden voldaan aan de in 2017 vastgestelde 'beleidsregels voor bezonning woningen' of een opvolger daarvan.
Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.
Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.
De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:
De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.
In dit kader is 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. van belang. Het gaat daarbij om "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen". Daarbij gelden de volgende drempelwaarden alvorens het opstellen van een MER verplicht is:
Het voornemen bevindt zich (ruim) onder deze drempelwaarden, waardoor een MER niet
op voorhand verplicht is. Door middel van een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient beoordeeld
te worden of belangrijke nadelige milieueffecten op voorhand kunnen worden uitgesloten.
De aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling is bij deze toelichting (Bijlage 11) gevoegd.
Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aan de hand van de volgende aspecten te worden beoordeeld of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben:
Kenmerken van de activiteit
Het voornemen betreft de realisatie en exploitatie van een multifunctionele politielocatie, waarbinnen diverse politiediensten worden gehuisvest. Het brutovloeroppervlak aan bebouwing is door middel van dit bestemmingsplan begrensd op 50.000 m2 (excl. parkeervoorzieningen). Met het oog op deze ontwikkeling en de veiligheidsbeheersing binnen het uiteindelijke complex dient de Sliffertsestraat te worden verlegd. Verder loopt er een A-watergang (de Rundgraaf) in oost-westelijke richting, dwars door het plangebied en de beoogde politielocatie. De Politie past deze watergang in bij het stedenbouwkundig ontwerp. Als (beperkte) verlegging van de watergang vanuit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk blijkt, wordt de waterhuishoudkundige functie van de watergang geborgd. Dit gebeurt in afstemming met het waterschap.
Verder wordt de westelijke rand van het bestemmingsplangebied, tussen de politielocatie en Grasrijk, ingericht als groene zone van minimaal 25 meter breed die dient als verblijfsruimte voor de buurt en deels als waterberging kan worden ingezet. Aan de zuidzijde van het plangebied kan een hoogteaccent worden gerealiseerd (max. 45 meter). De exacte uitwerking van het algehele voornemen is op dit moment nog niet in detail bekend. Op grond van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is dat ook niet noodzakelijk.
De ontwikkeling wordt op grond van het bestemmingsplan begrensd op maximaal 50.000 m2 bvo aan politiegerelateerde activiteiten (excl. parkeervoorzieningen en functioneel terrein). Het gaat dan bijvoorbeeld om kantoor- en opleidingsfuncties, maar ook om ME- en opsporingsdiensten, een schietinrichting en een cellencomplex. In het kader van externe veiligheid wordt het cellencomplex beschouwd als een (zeer) kwetsbaar object waar verminderd zelfredzame personen verblijven. Daarom wordt in de regels opgenomen dat er geen functies met verminderd zelfredzame personen zijn toegestaan binnen 200 meter van de A2. Opleidingsfuncties (theorie-onderwijs) worden aangemerkt als geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder. Ten aanzien van de realisatie van gebouwen (of delen daarvan) waar theorie-onderwijs wordt gegeven, wordt in de planregels geborgd dat een akoestisch aanvaardbaar klimaat wordt gegarandeerd.
Op basis van een realistische invulling, waaronder de verkeersaantrekkende werking, is onderzocht of de ontwikkeling vanuit milieukundig oogpunt haalbaar is. Ten tijde van de vergunningfase dient, op basis van een uitgewerkt plan, nader gemotiveerd te worden dat er geen belangrijke negatieve effecten voor het milieu zijn. Dit wordt geborgd in de planregels bij het bestemmingsplan.
Locatie van de activiteit
Het plangebied bevindt zich binnen de wijk Meerhoven in het westen van Eindhoven en maakt onderdeel uit van de buurt Grasrijk. Het plangebied is gelegen tussen woonbebouwing in het westen en de snelweg A2 en het Beatrixkanaal aan de oostzijde. Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door de Meerhovendreef, aan de noordzijde door bebossing en de kruising tussen de Sliffertsestraat en het fietspad. Zodoende maakt het plangebied zonder meer onderdeel uit van het stedelijk gebied van de gemeente Eindhoven. Er bevinden zich geen gebieden behorende tot Natura 2000 in de nabije omgeving van het plangebied. Het plangebied is niet gelegen binnen het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Het Beatrixkanaal en de aangrenzende oever in zuidwestelijke richting (ca. 25 meter vanaf kanaal) is aangeduid als NNB-ecologische verbindingszone. Het planvoornemen voorziet niet in uitbreiding in het NNB-gebied, waardoor hierop geen sprake is van een directe invloed.
Mogelijke gevolgen van de activiteit
In de navolgende paragrafen en hoofdstukken (met name hoofdstuk 4) komen de milieuaspecten aan bod, waarbij onderscheid is gemaakt tussen (globale) onderzoeken die in het kader van dit bestemmingsplan zijn verricht en vervolgonderzoeken die (mogelijk) moeten plaatsvinden alvorens een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit kan worden verleend (welke noodzakelijk is voordat de politielocatie kan worden gerealiseerd). Het maximale programma is dusdanig afgebakend dat belangrijk negatieve milieueffecten niet worden voorzien. Bovendien is een ontwikkeling uitsluitend mogelijk als de aanvaardbaarheid van deze milieuaspecten wordt aangetoond ten tijde van de vergunningaanvraag. Zodoende zijn belangrijke nadelige milieueffecten als gevolg van het voornemen uitgesloten.
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Dit plan maakt een multifunctionele politielocatie mogelijk, op minimaal 50 meter afstand van de wijk Grasrijk (rekening houdend met de huidige infrastructuur, de groene overgangszone van minimaal 25 meter en de westelijke verlegging van de huidige Sliffertsestraat). Het is echter nog niet geheel bekend welke functies hier zullen worden gehuisvest en hoe deze zullen worden gepositioneerd op het terrein. Gelet op de afstand tussen de dichtstbijzijnde woningen en de politielocatie lijken functies tot en met categorie 3.1 in ieder geval aanvaardbaar, bezien vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering en een classificatie 'rustige woonwijk'.
De te vestigen functies op Land Forum kunnen echter variëren van kantoren ten behoeve van openbare dienstverlening (categorie 1) tot en met schietinrichtingen (binnenbanen behoren bijvoorbeeld tot categorie 4.1 met een richtafstand van 200 meter). Op basis van de grootte en de positionering van Land Forum is het mogelijk om al deze functies te huisvesten zonder dat dit tot onaanvaardbare hinder voor de omgeving leidt. Dit is geborgd door middel van een vereiste omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit. Bij de aanvraag hiervan dient te worden aangetoond dat het voornemen aanvaardbaar is conform VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
In het voorliggende plangebied bevinden zich momenteel enkele geluidsgevoelige bestemmingen (woningen). Deze worden niet ingepast binnen de politielocatie en worden zodoende niet meegenomen in het onderzoek. Binnen de politielocatie worden opleidingsfuncties gevestigd, zoals de Politieacademie en Integrale Beroepsvaardigheids Training (IBT) en Operationele Begeleiding en Training (OBT). Voor zover het theorielokalen betreft kunnen deze worden beschouwd als geluidgevoelige functies/ruimten. De exacte akoestische situatie kan echter het best worden beschouwd bij de nadere uitwerking. Daarom is de akoestische situatie als gevolg van wegverkeerslawaai in het akoestisch onderzoek geïnventariseerd en zijn er aanbevelingen gedaan.
In het plangebied ligt de Sliffertsestraat. Deze weg is nu voor een deel een 30 km/uur en voor een deel 50 km/uur. De Sliffertsestraat wordt verlegd in westelijke richting en wordt binnen het plangebied ten noorden van de nieuwe rotonde Sliffertsestraat-Graslook 30 km/uur. Daarom heeft dit deel van deze weg geen zone als bedoeld in de Wet geluidhinder. Ten zuiden van deze nieuwe rotonde geldt 50 km/uur.
Onderzoek
Door Royal HaskoningDHV is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (d.d. 18 februari 2023, Bijlage 20 bij deze toelichting), waarbij zowel naar wegverkeerslawaai als naar industrielawaai is gekeken op basis van een realistisch scenario. Concreet is aandacht besteed aan de volgende vier geluidsaspecten:
In de paragrafen hierna worden de onderzoeksresultaten van deze aspecten kort toegelicht. Tevens wordt ingegaan op luchtvaartlawaai.
Wegverkeerslawaai Sliffertsestraat op nabijgelegen woningen
Het planvoornemen maakt het noodzakelijk de Sliffertsestraat te verleggen. Het bestemmingsplan neemt hiervoor een reserveringsstrook op waarbinnen de Sliffertsestraat kan worden verlegd (aanduiding 'overige zone - reservering verlegging Sliffertsestraat' op de verbeelding). Voor de Sliffertsestraat gaat een maximumsnelheid van 30 km/u gelden, met uitzondering van het deel ten zuiden van de nieuwe rotonde (50 km/u). In de huidige situatie is de Sliffertsestraat een 50 km/u-weg (binnen het plangebied, aan de noordzijde is het reeds 30 km/u). Voor een 30 km-weg is toetsing aan de Wet geluidhinder niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting vanwege deze weg toch in beeld gebracht. Dit is ook in beeld gebracht omdat 30 km/u wegen onder de Omgevingswet wel moeten worden meegenomen bij het bepalen van de geluidaandachtsgebieden. Daarbij is het geluid van beide gedeeltes van de Sliffertsestraat gecumuleerd.
Er is gerekend met de gehanteerde worst-case verkeerscijfers voor het jaar 2030 (3.233 motorvoertuigbewegingen per etmaal), welke bestaan uit het autonome verkeer (incl. huidige woningbouwontwikkelingen in de nabije omgeving) en de verkeersaantrekkende werking vanwege de politielocatie. In de autonome situatie kan de akoestische kwaliteit als goed worden omschreven. Betreffende wegverkeerslawaai zijn er geen bezwaren voor de verlegging van de Sliffertsestraat.
Als gevolg van reflectie door dichte bebouwing van de politie kan de geluidsbelasting op woningen toenemen. De verwachting is dat deze toename beperkt is en maximaal 1 dB bedraagt.
Wegverkeerslawaai ter plaatse van (mogelijk) geluidgevoelige gebouwen/ruimten op de politielocatie
Op de politielocatie worden onderwijsfuncties gerealiseerd, waarbij onderwijsruimten waar theorieles wordt gegeven als geluidgevoelig worden beschouwd. Daarom is het noodzakelijk om de geluidsbelasting vanwege omliggende wegen te berekenen en hiermee rekening te houden bij de uitwerking van het voornemen. Vanwege omliggende wegen geldt de volgende hoogst toelaatbare geluidbelasting op basis van de Wet geluidhinder/Besluit geluidhinder:
Vanwege de A2/N2 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor het hele plangebied overschreden. Voor een groot deel van het plangebied wordt zelfs de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder overschreden. Dit betekent dat op die locaties maatregelen moeten worden getroffen aan de mogelijk te treffen geluidgevoelige onderwijsruimtes, zoals dove gevels of het benutten van afschermende bebouwing. Ten aanzien van de Sliffertsestraat en de Meerhovendreef is de overschrijding beperkt (alleen in het zuiden, waar een maximumsnelheid van 50 km/u zal gelden).
Uit het akoestisch onderzoek (zie Bijlage 20 bij deze toelichting) blijkt dat ruimten voor theorie-onderwijs mogelijk zijn, maar niet zonder meer op iedere locatie. Vanwege de A2/N2 wordt de maximale waarde overschreden. Realisatie van onderwijsfuncties (theorie) is hier alleen mogelijk als er hogere waarden worden vastgesteld en er maatregelen worden genomen. Om geluidgevoelige gebouwen/ruimten op de politielocatie mogelijk te maken wordt daarom ten aanzien van de A2/N2 hogere waarden vastgesteld tot 53 dB en ten aanzien van de Meerhovendreef en de Sliffertsestraat wordt hogere waarden vastgesteld tot 63 dB.
Het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet (art. 7c lid 9) maakt het mogelijk om hogere waarden in het bestemmingsplan vast te stellen. Hiervoor hoeft geen aparte hogere waardenprocedure op grond van de Wet geluidhinder te worden doorlopen. In het bestemmingsplan wordt hier met het oog op toekomstige ruimten voor theorie-onderwijs op Land Forum invulling aan gegeven door, met inachtneming van het gemeentelijk geluidbeleid, de volgende hogere waarden in het bestemmingsplan op te nemen:
Locatie | A2/N2 | Sliffertsestraat | Meerhovendreef |
Overige zone – ontwikkelgebied politielocatie Land Forum | 53 dB | 63 dB | 63 dB |
Mocht uit nader akoestisch onderzoek blijken dat bij de feitelijke invulling sprake is van lagere geluidniveaus op de gevels van de geluidgevoelige gebouwen/ruimten op de politielocatie, dan mag bij het bepalen van de vereiste geluidwering van de gevels in het kader van de omgevingsvergunning worden uitgegaan van deze lagere geluidniveaus.
Bij de nadere uitwerking van het voornemen is door middel van de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit geborgd dat ook in onderwijsruimten aan de geluidnormen wordt voldaan.
Industrielawaai richting nabijgelegen gevoelige functies (woningen)
Het uitvoeren van een gedetailleerd geluidsonderzoek voor industrielawaai is nu nog niet mogelijk, omdat het voornemen nog nader moet worden uitgewerkt. In het door Royal HaskoningDHV uitgevoerde geluidonderzoek (Bijlage 20) is wel een inschatting gemaakt van de effecten van de politielocatie op omliggende woningen, op basis van (1) de richtafstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering, (2) (inventariserend) geluidsonderzoek door Sweco en (3) het integraal ambitiedocument Land Forum (2021). Hieruit blijkt dat met name het cluster Trainen en Opleiden veel geluid produceert. Positionering aan de noord-/oostzijde ligt daarom het meest voor de hand. Ook ten aanzien van een beoogde schietinrichting (goed geïsoleerde binnenschietbaan) zijn er aandachtspunten, maar geen onoverkomelijkheden. In geval er bij de verdere uitwerking van het voornemen niet wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure “bedrijven en milieuzonering” (editie 2009), of er geen richtafstanden zijn waarbij aansluiting kan worden gezocht, dient op basis van nader akoestisch onderzoek te worden gemotiveerd dat er, ter plaatse van gevoelige objecten in de nabije omgeving, als gevolg van het industrielawaai op de politielocatie sprake is van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de planregels is dit geborgd door middel van een voorwaarde voor de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit.
Politiesirenes
In de berekeningen voor het wegverkeerslawaai is geen aandacht besteed aan het geluid van een politiesirene. In het kader van de beoordeling voor industrielawaai/indirecte hinder zijn hiervoor wel inschattingen gedaan, waaruit blijkt dat de geluidsbelasting fors zou kunnen toenemen (piekniveaus tot 83 dB(A) in de dagperiode en 73 dB(A) in de avond-/nachtperiode). Daarom is het wenselijk om de geluidhinder hiervan zoveel mogelijk te beperken door middel van maatregelen, echter wel rekening houdend met de maatschappelijke noodzaak. Denk bijvoorbeeld aan het beperken van het gebruik van de sirene, met name in de avond en de nacht, de sirene zo laat mogelijk aan te zetten (pas op de openbare weg), de sirene in de avond-/nachtperiode op een lager niveau af te stellen en indien mogelijk gebruik te maken van de calamiteitendoorgang tussen de oprit van de N2 en de Noord Brabantlaan (in plaats van door de wijk te rijden).
Zodoende hanteert de Politie de volgende werkinstructies voor de beoogde locatie op Land Forum:
- Algeheel verbod op gebruik geluidsdragers op eigen terrein;
- Optische en geluidssignalen (O&G) pas aanzetten op Meerhovendreef of bij oprijden van N2;
- Gebruik calamiteitendoorgang Noord-Brabantlaan.
Industrielawaai richting (mogelijk) geluidgevoelige gebouwen/ruimten op het politieterrein
Vanwege geluidproducerende activiteiten op het politieterrein kunnen relevante geluidsniveaus optreden op de gevels van de eigen gebouwen, bijvoorbeeld onderwijsgebouwen/-ruimtes of kantoren. Voor functies op eigen terrein gelden geen wettelijke eisen. Wel kan de politie zelf functionele eisen verbinden, bijvoorbeeld door aansluiting te zoeken bij de door de Rijksgebouwendienst opgestelde richtlijn ten aanzien van kantoorvertrekken. In deze richtlijn wordt gesteld dat het maximale achtergrondgeluidniveau in kantoorvertrekken voor geconcentreerd werken ten gevolge van de omgeving ten hoogste 40 dB(A) mag bedragen. Uitgaande van een verwachte geluidwering van de gevel van 25-30 dB(A) (uitgaande van mechanisch gebalanceerde ventilatie) geeft dit een ten hoogste gewenste geluidbelasting op de gevel van 65-70 dB(A).
Het plangebied ligt op enige afstand (ruim 2 kilometer) van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.
De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.
De ligging van de Ke contouren is opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven. In bijlage 7 is de 35 Ke contour voor het militaire luchtverkeer aangewezen en in bijlage 8 de contour van het commercieel burgerluchtverkeer. De cumulatieve Ke contouren staan in bijlage 3. De 35 Ke contour is tevens in het Barro en Rarro verwerkt. Hierbinnen zijn geen geluidsgevoelige objecten (woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede standplaatsen en ligplaatsen) toegestaan. Het plangebied ligt buiten deze geluidszone. Deze geluidszone werkt daarom (niet) belemmerend voor onderhavig plangebied.
Figuur 4.1: Cumulatieve Ke-contouren luchthaven Eindhoven zoals opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven.
Het aspect geluid vormt op voorhand geen belemmering voor het planvoornemen.
Nader onderzoek in vergunningfase
In het (geluids)onderzoek voor het bestemmingsplan is aangetoond dat het planvoornemen in principe kan voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Voor sommige geluidaspecten is geconcludeerd dat dit zonder meer het geval is, voor andere aspecten is geconcludeerd dat nader onderzoek in de vergunningfase noodzakelijk is (wanneer het voornemen is uitgewerkt). Op basis van nader onderzoek zijn mogelijk maatregelen noodzakelijk om aan de (op dat moment geldende) wet- en regelgeving te voldoen. Omdat het planvoornemen nog niet volledig is geconcretiseerd, is het niet mogelijk deze maatregelen in de bestemmingsplanfase al gedetailleerd vast te stellen. De benodigde uitwerking kan plaatsvinden bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit (artikel 7c, lid 14, Besluit Uitvoering Crisis- en Herstelwet).
Vanuit het aspect ‘geluid’ worden in de vergunningfase de volgende werkzaamheden nog voorzien:
1 Industrielawaai richting nabijgelegen woningen
In geval er op basis van het stedenbouwkundig ontwerp niet wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure “bedrijven en milieuzonering” (editie 2009), of er geen richtafstanden zijn waarbij aansluiting kan worden gezocht, dient op basis van nader akoestisch onderzoek te worden gemotiveerd dat er, ter plaatse van gevoelige objecten in de nabije omgeving, als gevolg van het industrielawaai op de politielocatie sprake is van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dit akoestisch onderzoek zal onder andere ook aandacht worden besteed aan - indien van toepassing - schietlawaai en het rijden van personenauto’s en vrachtwagens op het terrein van de inrichting. Mitigerende maatregelen kunnen bestaan uit het optimaal positioneren van de geluidsproducerende functies, het plaatsen van afscherming (bijvoorbeeld gebouwen) en/of het beperken van de bedrijfsduur en intensiteit van de geluidsproducerende activiteiten. Hierbij dient ook aandacht besteed te worden aan de politiesirenes op de openbare weg.
2 Geluidsniveau vanwege omliggend wegverkeerslawaai (onder andere A2/N2) op onderwijsruimtes
In de vergunningsfase zal het nodig zijn de geluidsbelasting ter plaatse van mogelijke geluidsgevoelige onderwijsruimtes opnieuw te berekenen, om vast te stellen of (met de geplande inrichting van het terrein) voldaan wordt aan de geldende geluidswaarden. Tevens zal een geluidsonderzoek naar de geluidwering van de gevels nodig zijn, om vast te stellen hoe voldaan kan worden aan de geluidseisen binnen de onderwijsruimtes, zoals weergegeven in het Bouwbesluit (onder Wet geluidhinder) danwel het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (onder Omgevingswet).
Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Sinds 1 januari 2015 moet worden voldaan aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.
Samengevat
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:
Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als 'gevoelige bestemmingen' worden mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
Het voornemen omvat de ontwikkeling van een multifunctionele politielocatie met een maximaal programma van 50.000 m2 bvo aan gebouwen (excl. parkeervoorzieningen), op minder dan 300 meter vanaf de snelweg A2. Het voornemen omvat geen gevoelige bestemmingen waarvoor luchtkwaliteitsonderzoek op voorhand noodzakelijk is. Wel is het van belang om te onderzoeken of het voornemen, en de extra verkeersgeneratie die daarmee gepaard gaat, significant negatieve effecten heeft op de luchtkwaliteit in de nabije omgeving.
Op basis van indicatief verkeersonderzoek (Verkeersgeneratie politiehuisvesting Land Forum, Bijlage 6) en de herijking door de Politie (d.d. februari 2022) wordt verwacht dat het voornemen zal leiden tot maximaal 2.955 extra verkeersbewegingen per etmaal in de nabije omgeving, waarvan 2,5% vrachtverkeer. De politielocatie wordt ontsloten via twee entrees aan de Sliffertsestraat, welke ten westen van de politielocatie zal worden verlegd.
Met de zogenaamde NIBM-tool (beschikbaar via Infomil) kan op eenvoudige wijze een berekening worden uitgevoerd om na te gaan of er sprake is van een 'niet in betekenende mate' plan. Het tool berekent een volledig worstcase-bijdrage aan luchtkwaliteit. Uit een berekening met de NIBM-tool (versie 06-04-2021) blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer mogelijk “in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtkwaliteit (uitgangspunt worst-case: ingebruikname in 2027). Nader onderzoek is zodoende noodzakelijk.
Figuur 4.2: Worst-case berekening via de NIBM-tool.
Onderzoek luchtkwaliteit
Door Royal HaskoningDHV is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (d.d. 6 mei 2022, Bijlage 21 bij deze toelichting) om de invloed van de beoogde activiteiten ten aanzien van de luchtkwaliteit in de omgeving inzichtelijk te maken. Uit de verspreidingsberekeningen blijkt dat het maximaal aantal overschrijdingsdagen voor PM10 (etmaalgemiddelde) kleiner is dan het maximaal toegestane aantal van 35 dagen per jaar. Voor NO2 doen zich ook minder overschrijdingen van de uurgemiddelde concentratie voor dan het maximaal toegestane aantal van 18 overschrijdingen per jaar. Ook ten aanzien van PM2,5 is de ontwikkeling ruimschoots aanvaardbaar. Hieruit volgt dat, gebaseerd op de uitgevoerde berekeningen, in de voorgenomen situaties door de politie activiteiten nergens de maximale toegestane overschrijdingsfrequentie van de grenswaarden uit de 'Wet luchtkwaliteit' wordt overschreden.
Op basis van de resultaten van het luchtkwaliteitsonderzoek wordt geconcludeerd dat de voorgenomen bedrijfssituatie van de politie op de locatie ruimschoots voldoet aan de wettelijke luchtkwaliteitseisen. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Nader onderzoek in de vergunningfase is niet nodig.
Externe veiligheid beschouwt de risico's voor de omgeving ten gevolge van een ongeval bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen en de kans dat daarbij dodelijke slachtoffers vallen.
In het kader van dit bestemmingsplan is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd, welke is bijgevoegd in Bijlage 24 van deze toelichting. Onderhavige paragraaf bespreekt dit onderzoek op hoofdlijnen, waarbij wordt ingegaan op de invloed van verschillende risicobronnen op het planvoornemen. Hierbij wordt allereerst een beschrijving gegeven van het wettelijk kader op gebied van externe veiligheid. Tot slot wordt het groepsrisico verantwoord.
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit
met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde
(PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede
een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen
kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt
een verantwoordingsplicht.
De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.
Door Royal HaskoningDHV is een rapportage Externe veiligheid (Bijlage 24) bij deze toelichting) opgesteld (d.d. 28-09-2022). Navolgend worden de hoofdlijnen hiervan toegelicht.
Het plangebied
Op basis van de Signaleringskaart is onderzocht welke risicobronnen in de omgeving
van het plangebied relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Onderstaande
afbeelding geeft de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied weer.
Figuur 4.3: Ligging risicobronnen ten opzichte van het globale plangebied, aangegeven in rood (bron: signaleringskaart-EV).
Onderstaande tabel geeft aan onder welke wetgeving de risicobron valt en of deze relevant is voor het planvoornemen. Een risicobron is relevant wanneer het invloedsgebied of de veiligheidsafstand over het plangebied valt. Dit is het geval wanneer de grootte van het invloedsgebied of veiligheidsafstand groter is dan de afstand tussen de risicobron en het plangebied.
Nr | Risicobron | Afstand tot plangebied [m] | Invloedsgebied/ veiligheidsafstand [m] | Wet- en regelgeving | Relevant? |
1 | Autosnelweg A2 (Traject afrit 30 Eindhoven-Centrum) - Knp. De Hogt | 60 | > 4.000 | Bevt | Ja |
2 | Aardgasleiding Z-506-01 | 290 | 140 | Bevb | Nee |
3 | Gasontvangstation Nederlandse Gasunie N.V. | 260 | 25 | Activiteitenbesluit | Nee |
4 | Aalberts Surface Treatment Eindhoven BV | 830 | 51 | Bevi | Nee |
5 | Air Liquide Eindhoven b.v. | 1.100 | 405 | Bevi | Nee |
6 | Riano Eindhoven B.V. | 1.400 | Niet bekend | Bevi | Niet bekend |
7 | Sonac Eindhoven BV | 1.200 | 60 | Activiteitenbesluit | Nee |
Buiten kaartbeeld | Autosnelweg A67 (Traject afrit 30 (Eersel) - Knp. De Hogt) | 3.600 | > 4.000 | Bevt | Ja |
Inrichtingen
Risicovolle inrichtingen vormen op gebied van externe veiligheid geen belemmeringen
voor onderhavig plan.
Transport
Voor het planvoornemen zijn de volgende risicobronnen relevant in het kader van externe
veiligheid:
Resultaten beoordeling risicobronnen
Buisleidingen
Buisleidingen vormen op gebied van externe veiligheid geen belemmeringen voor onderhavig
plan.
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan door de gemeenteraad dient het groepsrisico te worden verantwoord. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang van een ruimtelijke ontwikkeling en het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen. Voor de verantwoording dient de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld te worden een advies uit te brengen. Het groepsrisico moet verantwoord worden conform artikel 13 van het Bevi in geval van inrichtingen, artikel 8 van het Bevt in geval van transportroutes en artikel 12 van het Bevb in geval van buisleidingen.
De Rapportage externe veiligheid (Bijlage 24 bij deze toelichting) van Royal HaskoningDHV stelt dat een volledige verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is vanwege de ligging nabij de A2. Het rapport benoemt de elementen van de verantwoording groepsrisico en de mogelijke maatregelen (bron-, ruimtelijk en bouwkundig) en zelfredzaamheid om het effect van een ongeval met gevaarlijke stoffen te beperken. Het bevoegd gezag dient een advies te vragen aan de Veiligheidsregio, op basis waarvan een afweging kan worden gemaakt met betrekking tot externe veiligheid
Advies Veiligheidsregio
Het advies van de Veiligheidsregio is op 30 mei 2022 ontvangen. Samengevat luidt het advies als volgt:
Hieronder wordt ingegaan op het advies van de Veiligheidsregio.
1. De afstand voor een plasbrand bedraagt 30 meter. De ontwikkeling ligt op 60 meter en daarmee buiten de afstand voor een plasbrand. Voor het scenario toxisch geldt dat de ventilatie uitgezet dient te worden en dat er binnen kan worden geschuild. Een sloot wordt daarom niet zinvol geacht;
2. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe het terrein zal worden ingedeeld. Voor de berekening is derhalve uitgegaan van een spreiding van personen over het terrein. Bij de uitwerking zal worden bezien of de hogere dichtheid van personen zo ver mogelijk van de snelweg kunnen worden gesitueerd;
3. zie punt 2;
4. Het plangebied ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied;
5. Er is al een scherm langs de snelweg gelegen;
6. Conform artikel 3.31 van het Bouwbesluit 2012 dient mechanische ventilatie uitgezet te kunnen worden;
7. Bij de uitwerking van het plan zal hier rekening mee worden gehouden;
8. Dit zal moeten worden meegenomen in het BHV plan;
9. Zie punt 8;
10. Zie punt 8;
11. Bij de uitwerking van het plan zal rekening gehouden worden met de beleidsregels;
12. Zie punt 11;
13. De gemeente Eindhoven sluit aan bij de landelijke communicatie;
14. Zie punt 8.
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.
Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. De gemeenteraad heeft in het Klimaatplan 2021-2025 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.
1A) Aardgasloze verwarming
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.
In het Klimaatplan 2021-2025 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.
1B) Duurzame mobiliteit
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele
brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen
worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije
voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee
de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte
voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen,
autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.
1C) warmte- en energiebesparing
Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.
1D) duurzame energie opwekking
Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.
2 Circulaire Economie
Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.
2A) duurzame materialen
Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.
2B) geen afval
In 2050 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.
2C) flexibel en demontabel bouwen
Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.
2D) deeleconomie/ as a service concepten
De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.
Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.
3) Natuur
Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?
3A) biodiversiteit
Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.
3B) oppervlakte groen
We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.
4. Sociale basisbehoeften
The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).
4A) Klimaatadaptatie
Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.
4B) gezonde verstedelijking
Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte
4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen
We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.
Specifiek Eindhovens
Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk
verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de
verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening
met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders
(belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld
ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.
Ambitieweb duurzaamheid
De politie heeft een groot huisvestingsprogramma lopen waarin de juiste duurzame besluiten genomen moeten worden. Ter ondersteuning van deze besluitvorming is de Toolbox Duurzaam en Gezond gebouw ontwikkeld. Dit is een toolbox die ontwerpprocessen binnen de politie ondersteunt zodat duurzaamheid goed mee wordt genomen in de afwegingen en ontwerpkeuzes die gemaakt worden. Door duurzaamheid te vertalen in zes concrete thema's en door per thema ontwerpprincipes te duiden en implementeren wordt er een duurzamer ontwerp gemaakt dat in ieder geval voldoet aan de minimale duurzaamheidsambitie zoals vastgesteld door de politie. Op deze manier kan duurzaamheid concreet worden gemaakt in projecten en is dit ook meetbaar in het verdere ontwerpproces.
Toelichting ambitieweb
Het ambitieweb is een hulpmiddel voor het vastleggen en monitoren van de duurzaamheidsambities op gebiedsniveau voor de ontwikkeling van Land Forum. In het web zijn de zes thema's opgenomen die voor de politie relevant zijn. Op ieder thema wordt er vervolgens een ambitie bepaald.
Ambitieniveau Land Forum
De duurzaamheidsambitie voor Land Forum op gebiedsniveau is opgesteld aan de hand van het ambitieweb duurzaamheid. Voor de ontwikkeling van Land Forum als politielocatie hebben we op ieder thema een ambitieniveau bepaald. In het plaatje hieronder zijn de vastgestelde duurzaamheidsambities voor Land Forum zichtbaar.
Voor Land Forum is de toolbox nu gebruikt om ambities op gebiedsniveau te bepalen. De ambities op gebouwniveau worden in een later stadium bij de ontwikkeling van de gebouwen verder in detail uitgewerkt.
Figuur 4.4: De gestelde ambities voor de 6 duurzaamheidsthema's
Toelichting duurzaamheidsthema en ambitieniveau Land Forum
De zes thema's worden hier toegelicht uitgaande van de verschillende ambitieniveaus die er per thema voor Land Forum zijn vastgesteld.
1. Energie & CO2: ambitie 3 | WENG+ (leverend) + disbalans
WENG staat voor Werkelijk Energie Neutraal Gebouw en is een gestandaardiseerde methodiek voor het bepalen van een indicator voor de werkelijke energie-efficiëntie van een gebouw. Met WENG+ wordt bedoeld dat het gebouw energieleverend is. Dus naast dat het gebouw zichzelf en haar gebruikers voorziet van energie, levert het ook energie aan het energienet.
2. Klimaatadaptatie: ambitie 2 | Klimaatadaptief, geen gebouw gerelateerde operationele onzekerheid aanwezig
Klimaatadaptatie is de mate waarin de omgeving zich kan aanpassen aan klimaatverandering. Voor de gebouwde omgeving betekent dit dat gebouwen bestand moeten zijn tegen weersextremen die gepaard gaan met klimaatverandering. Klimaatadaptatie gaat over meer dan alleen heftige regenbuien, het gaat ook over extreme droogte, urban heating, stormen, hogere temperaturen, onweer e.d.. Het gebouw is bestendig tegen klimaatverandering en de getroffen maatregelen zorgen ervoor dat er geen gebouw gerelateerde operationele onzekerheid aanwezig is: de politie kan altijd uitrukken.
3. Circulariteit: ambitie 2 | >50% beter MPG score + >50% hergebruik + gebouwenpaspoort (>50% gebouwmassa)
MPG staat voor Milieu Prestatie Gebouwen. De MPG geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Voor kantoorgebouwen geldt een maximum MPG-grenswaarde van 1,0. Met "50% beter MPG-score" wordt bedoelt dat de MPG-score 50% beter is dan de wettelijke MPG-norm. Met "50% hergebruik" wordt bedoeld dat de helft van de toegepaste materialen hergebruikt / herbruikbaar zijn en dus circulair.
4. Mobiliteit en omgeving: ambitie 1 | Reduceer impact op omgeving
Door het ontwikkelen van Land Forum verandert er iets in de omgeving. Dit heeft invloed op het verkeer, de buurt en het aanzicht. De impact op de omgeving dient tot een minimum te worden beperkt. Het gebouw en haar terreinen gaan op in de omgeving.
5. Gezondheid & Welzijn: ambitie 3 | Platina WELL certificaat
WELL Building Standard is een keurmerk dat de gezondheid van een gebouw meet en monitort. Het doel van WELL is om een gezonde werkomgeving te creëren wat kan leiden tot hogere productiviteit en een lager ziekteverzuim. WELL kent elf thema's die de gezondheid in gebouwen bevorderen: lucht, water, voeding, licht, beweging, thermisch comfort, geluid, materialen, geestelijke gezondheid, sociale gezondheid en innovatie. WELL-certificering is te classificeren in zilver, goud en platina.
6. Natuur & Biodiversiteit: ambitie 3 | Natuur- / bio positief bouwen: positieve impact
Met natuur-/bio positief bouwen wordt bedoeld dat het gebouw en de omliggende omgeving een positieve impact heeft op de natuur en biodiversiteit. Er zijn maatregelen geïmplementeerd om meer natuur en biodiversiteit terug te brengen dan voor de bouw van Land Forum aanwezig was. Dit ambitieniveau is alleen haalbaar als het exploitatiegebied van de politie wordt opgenomen in het grotere plangebied. Daarbij zijn maatregelen nodig buiten het plangebied die op grond van derden liggen. De politie zal zich daarvoor inspannen maar is niet verantwoordelijk. Concreet: enorme kansen om ecologische structuren rondom het kanaal te verbinden met de woonwijk.
Deze ambities en KPI's zijn uitgewerkt in een aantal ontwerpprincipes duurzaamheid die bruikbaar zijn in het opstellen van het masterplan om dat optimaal te kunnen verduurzamen, deze dienen in het ontwerpproces meegenomen te worden.
In het verleden is de bodem door menselijk handelen verontreinigd geraakt. Dit zie je het meest in stedelijk gebied, waar de mens al eeuwenlang woont. De bodem kan verontreinigd zijn geraakt door bedrijvigheid zoals chemische wasserijen, metaalverwerkende bedrijven, maar ook door bijvoorbeeld stortplaatsen, het dempen van sloten of het gebruik van ondergrondse brandstoftanks.
In Meerhoven is in het verleden al een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Hieruit ontstaat het volgende beeld:
Ten behoeve van deze ontwikkeling is bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied ("Milieutechnisch onderzoek Land Forum te Eindhoven", d.d. 4 april 2022, documentkenmerk 2201/159/TB-01, Bijlage 12 bij deze toelichting). Op basis van de conclusies uit dit bodemonderzoek wordt op meerdere locaties binnen het onderzoeksgebied een aanvullend verkennend en/of nader bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. De overige resultaten van dit onderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen uitgifte van het terrein aan de politie en de toekomstige herontwikkeling.
Volgens de notitie 'Aanvulling bodemkwaliteitskaart gemeente Eindhoven voor PFAS-verbindingen en grondstromenbeleid PFAS-houdende grond', is PFAS voor een groot gedeelte van het Eindhovens grondgebied geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen.
De gemeente hanteert de 95-percentielwaarden van de betreffende bodemkwaliteitszone als gemeentelijke achtergrondwaarden voor PFAS-verbindingen. 95% van de analyseresultaten in het betreffende gebied ligt beneden deze waarde. De 95-percentielwaarde wordt aangeduid als de gebiedseigen kwaliteit. Gezien de vastgestelde licht verhoogde gehalten binnen de gemeente Eindhoven, vindt de gemeente de 95-percentielwaarde een voldoende kwaliteit om zonder risico's hergebruik van grond van buiten de gemeente Eindhoven in de gemeente toe te staan.
Onderstaande kaart is een uitsnede van de 'ontgravingskaart bodemlaag 0-0,5 m-mv en bodemlaag 0,5-1,0 m-mv'. Ter plaatse van het plangebied (aangegeven met rode cirkel) is de verwachte ontgravingsklasse "Landbouw/natuur + achtergrondwaarde PFAS gemeente Eindhoven". PFAS vormt hier dus geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Figuur 4.5: Ontgravingskaart bodemlaag 0-0,5 m-mv en bodemlaag 0,5-1,0 m-mv, plangebied aangegeven met rode cirkel
Gemeente Eindhoven beschikt over kaarten met de gebieden die verdacht zijn op het voorkomen van nge’s (niet gesprongen explosieven). In deze gebieden dient voorafgaand aan grondverzet explosieven onderzoek uitgevoerd te worden, in de vorm van een projectgebonden risicoanalyse (PRA) of een detectie onderzoek. Wanneer op basis van onderzoek nge’s worden aangetroffen worden deze geruimd.
Op basis van de kaart van de gemeente is het plangebied verdacht op niet gesprongen explosieven vanaf 0,5 m-mv (paars aangegeven op onderstaande afbeelding) met het soort explosieven: Afwerpmunitie, Geschutmunitie, Geweergranaten, Handgranaten, Klein-kaliber munitie, Munitie voor granaatwerpers, Ontstekingsinrichtingen en Submunitie. Voorafgaand aan grondwerkzaamheden dienen vervolgstappen te worden ondernomen in de explosievenopsporing. Hiervoor kan een Projectgebonden Risicoanalyse (PRA) plaatsvinden en/of er kunnen detectiewerkzaamheden worden uitgevoerd.
Figuur 4.6: uitsnede "Atlas van de ondergrond" van gemeente Eindhoven.
In opdracht van gemeente Eindhoven heeft de combinatie IDDS Explosieven B.V. en Bombs Away B.V. een Conventionele Explosieven (CE)-Bodembelastingkaart opgesteld voor het huidige grondgebied van de gemeente Eindhoven. De 'overall' resultaten van het hiertoe uitgevoerde vooronderzoek CE zijn opgenomen in het Definitieve rapport CE-Bodembelastingkaart gemeente Eindhoven d.d. 31 augustus 2019 met kenmerk P.129-162 (hoofdrapport).
Er zijn twee deelrapportages bekend ter plaatse van het plangebied, namelijk "RAP Vliegveld Eindhoven" van Bombs Away IDDS, d.d. 21-10-2019, en "RAP overige kraters" van Bombs Away IDDS, d.d. 21-10-2019.
Uit de beschikbare rapporten blijkt dat het projectgebied alleen verdacht is op afwerpmunitie (brisant) vanaf net onder het maaiveld tot een maximale diepte van 4,0 m-mv. Er zijn kraters afkomstig van afwerpmunitie waargenomen op luchtfoto's in het gebied (met name aan de noordzijde). Deze kunnen niet gekoppeld worden aan een specifiek bombardement. Mogelijkheden voor vervolgonderzoek zijn het uitvoeren van een plaatsgebonden risicoanalyse (PRA) of detectiewerkzaamheden (opsporingsonderzoek).
Bodemverontreiniging
Voor herontwikkeling zal bodemonderzoek noodzakelijk zijn om te onderzoeken of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functies. Op basis van de conclusies uit het in paragraaf 4.7.1 genoemde bodemonderzoek wordt op meerdere locaties binnen het onderzoeksgebied een aanvullend verkennend en/of nader bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Indien de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de beoogde functie dan zal de bodemkwaliteit geschikt moeten worden gemaakt middels het uitvoeren van bodemsanering.
PFAS
PFAS vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen. Vervolgonderzoek is niet nodig.
NGE / Ontplofbare oorlogsresten
Mogelijk zijn er ontplofbare oorlogsresten aanwezig binnen het plangebied. Voordat werkzaamheden worden uitgevoerd wordt nader onderzoek verricht (een projectgebonden risicoanalyse en/of detectiewerkzaamheden). Aanbevolen wordt om eerst een PRA voor het gebied uit te voeren, waarmee delen van het verdachte gebied mogelijk al kunnen worden vrijgegeven. Vervolgens kan, indien nodig, besloten worden tot het uitvoeren van opsporingsonderzoek.
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die op 1 januari 2023 in werking treedt. Met het van kracht worden van deze wet komen vrijwel alle verantwoordelijkheden bij de provincies te liggen.
De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor één vergunning- en ontheffingprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk. Zoals eerder al gezegd zijn de provincies in hoofdzaak verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid.
Gelijktijdig met de in werkingtreding van Wnb veranderen de lijsten met beschermde soorten. Zo zijn een aantal plantensoorten (o.a. orchideeën) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.
Door de integratie van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet in de nieuwe Wnb is er nog maar één natuurvergunning nodig van één bevoegd gezag.
Houtopstanden
De regeling zoals die was vervat in de voormalige Boswet is grotendeels ongewijzigd overgenomen in de Wet natuurbescherming en is gericht op het behoud van het bosareaal en is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de door de gemeenteraad in dat kader vastgestelde grenzen van de bebouwde kom, die een grotere oppervlakte beslaan dan 1.000 m2 en op rijbeplantingen van meer dan 20 bomen.
Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom (zie onderstaande afbeelding).
Figuur 4.7: Uitsnede bebouwde kom (in rood) Wet Natuurbescherming.
De Wnb (artikel 4.1) vindt geen toepassing als het gaat om onder andere:
Voor het (doen) vellen van een houtopstand (geheel of gedeeltelijk) die onder de Wnb valt, moet eerst een melding bij Gedeputeerde Staten worden ingediend. Verder moet de eigenaar (of degene die een beperkt genotsrecht heeft op de grond) er voor zorgdragen dat binnen drie jaar nadat tot velling is overgegaan het betreffende perceel opnieuw en op bosbouwkundig verantwoorde wijze is herplant. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen teneinde de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden.
Wnb en gebiedsbescherming
De Wnb gaat uit van vijf gebiedssoorten te weten: Natura 2000-gebieden, het Natuur Netwerk Nederland, bijzondere nationale natuurgebieden, nationale parken, bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen. De Wnb verplicht tot het tot stand brengen van het Natuur Netwerk Nederland en tot het aanwijzen van Natura 2000-gebieden, die beide van cruciaal belang zijn voor het nakomen van de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn. De verschillende Wnb gebiedssoorten kennen verschillende beschermingsregimes. Deze lopen via de Wnb (Natura 2000-gebieden) of via de Wro (overige natuurgebieden). Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen eventuele consequenties voor beschermde natuurgebieden in beeld te worden gebracht.
Wnb en soortbescherming
Naast gebiedsbescherming kent de Wnb ook soortenbescherming: de bescherming van verschillende soorten flora en fauna. Naast de mogelijke effecten op natuurgebieden, dienen voor ruimtelijke ontwikkelingen ook de mogelijke effecten voor beschermde soorten in beeld te worden gebracht.
In het kader van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in Meerhoven te Eindhoven, is door middel van een verkennend flora- en faunaonderzoek (quickscan) een beoordeling gemaakt van de mogelijke effecten die het plan kan hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving. De quickscan is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting (Bijlage 22). Op onderstaande afbeelding zijn de verschillende deelgebieden van de quickscan flora en fauna zichtbaar.
Land Forum betreft één van de deelgebieden uit de quickscan flora en fauna. Land Forum bestaat uit een graanakker, houtopstanden en bebouwing. Naast de Sliffertsestraat ligt een wateroppervlakte in de vorm van een poel. Tegen het oosten van dit deelgebied ligt een volkstuin. Het plangebied ligt in het gebied dat in de quickscan is aangeduid als Land Forum, maar óók een klein gedeelte in het gebied dat in de quickscan is aangeduid als Grasrijk Hooglanden (zuidwestelijke hoek van het plangebied). Het betreft een stuk weg en berm. Grasrijk Hooglanden is in hetzelfde rapport ook verantwoord en daarvoor gelden geen aanvullende adviezen. Vervolgens is door Cobra in het eerste kwartaal van 2023 een quickscan natuur uitgevoerd voor het plangebied van Land Forum (Bijlage 23). Daaruit blijkt eveneens dat de Wet natuurbescherming c.q. de beschermde soorten/soortgroepen de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg hoeft te staan.
Figuur 4.8: Ligging van de verschillende deelgebieden.
Toetsing gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is "Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux" op circa 4 km afstand ten zuiden van het plangebied en "Kempenland-West" op circa 6,7 km afstand ten westen van het plangebied. Mede gezien de afstand tot het plangebied zijn externe effecten als gevolg van aspecten als licht, geluid en trillingen uitgesloten. Bepaald moet worden of een verhoogde stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied aan de orde is. Voor het plangebied van Land Forum is door Royal HaskoningDHV (februari 2023) een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd (Bijlage 13). Hieruit blijkt dat voor de gebruiksfase (gerekend met drie rekenjaren: 2027, 2031 en 2035 vanwege gefaseerde ontwikkeling) geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar stikstofdepositiebijdrage optreden op omliggende Natura 2000-gebieden. Uit onderzoeken (Bijlage 14 en Bijlage 15) blijkt dat dit ook geldt voor de aanleg- c.q. bouwfase.
Figuur 4.9: Ligging Natura 2000-gebieden ten opzichte van het plangebied.
Het plangebied is niet gelegen binnen het Natuurnetwerk Brabant (NNB), zie hiervoor onderstaande afbeelding. Op circa 30 meter van het plangebied bevinden zich op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant gronden met de aanduiding Natuur Netwerk Brabant – ecologische verbindingszone. Deze aanduiding ligt ter plaatse van het Beatrixkanaal en met een breedte van 25 meter op de westelijke oever van het Beatrixkanaal. Langs de oostoever van het Beatrixkanaal ligt ook de aanduiding Natuur Netwerk Brabant (ca. 15 meter breed). Het planvoornemen voorziet niet in uitbreiding in het NNB-gebied, waardoor hierop geen sprake is van een directe invloed. Gelet op de aard van het voornemen en de gestelde ambities zullen de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNB niet worden aangetast.
Figuur 4.10: Ligging NNN (groen) ten opzichte van onderzoeksgebied quickscan flora en fauna 'Meerhoven'.
Toetsing beschermde houtopstanden
De bescherming van houtopstanden heeft betrekking op alle zelfstandige eenheden van bomen, boomvormers of struiken van een oppervlakte van minimaal 10 are of een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gelegen buiten de bebouwde kom. Wanneer houtopstanden worden geveld (niet vallende onder artikel 4.1 van de Wet natuurbescherming), geldt een meldingsplicht bij de Gedeputeerde Staten van desbetreffende provincie. Indien er geen bezwaar is om te kappen, is het verplicht (art. 4.2 Wet natuurbescherming) om binnen 3 jaar na het vellen de houtopstand op dezelfde grond opnieuw aan te planten. Er geldt een algehele vrijstelling van de herplantplicht voor houtopstanden die gekapt worden in het kader van natuurbeheer en natuurbehoud.
Met betrekking tot de kap van houtopstanden gelden binnen Meerhoven de afspraken zoals vastgelegd in de memo 'Kap bomen Meerhoven en Blixembosch' (Gemeente Eindhoven, 28 maart 2019). Overeenkomstig het bestemmingsplan Meerhoven, vastgesteld op 10 november 1997 is hier geen gemeentelijke kapvergunning of kapmelding noodzakelijk, indien deze worden gerooid voor ontwikkelingen overeenkomstig het bestemmingplan Meerhoven. Deze oppervlakte is in de beginfase reeds gecompenseerd. Bij het kappen van houtopstanden in alle deelgebieden is geen gemeentelijke kapvergunning of kapmelding nodig, met uitzondering van de gebieden die vallen binnen de 'Bebouwde kom voor houtopstanden' van de gemeente Eindhoven. Wel dient conform de afspraken Trefpunt Groen Eindhoven en de afdeling Vergunning, Toezicht & Handhaving op de hoogte te worden gesteld van de voorgenomen kap. Aangezien het plangebied buiten de bebouwde kom voor houtopstanden ligt, is geen gemeentelijke kapvergunning of kapmelding nodig.
Toetsing soortenbescherming deelgebied Land Forum
Vogels
Werkzaamheden die mogelijk van invloed zijn op, of tot verstoring lijden van, broedvogels dienen buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. De aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten binnen dit deelgebied wordt niet verwacht. De houtopstand aan de noordzijde van het plangebied zou eventueel wel een jaarrond beschermd nest kunnen bevatten. Mocht deze houtopstand binnen werkzaamheden worden betrokken, is vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van een jaarrond beschermd nest noodzakelijk.
Vleermuizen
Indien bomen gerooid worden binnen het deelgebied, binnen de zwart gearceerde gebieden in onderstaande afbeelding, is nader onderzoek naar de aanwezigheid van eventuele rust- of verblijfplaatsen van een vleermuissoort noodzakelijk. Licht uitstralend of gericht op opgaand groen of bosranden tijdens werkzaamheden dient te worden vermeden, om eventuele verstoring van vliegroutes of foerageergebieden te vermijden.
Grondgebonden zoogdieren
Met werkzaamheden binnen dit deelgebied gaan geen verblijfplaatsen of (essentieel) leefgebied van niet-vrijgestelde soorten verloren. Inbreuk op de gunstige staat van instandhouding van lokale populaties van soorten en overtreding van de Wnb is niet aan de orde. In het kader van de zorgplicht is het echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor (incidenteel) aanwezige individuen. Vervolgonderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.
Reptielen of amfibieën
Het plangebied zelf en de directe omgeving biedt geen geschikt habitat voor reptielen, noch amfibieën. De aanwezige oppervlaktewateren bieden geen geschikt habitat voor niet-vrijgestelde amfibiesoorten. In het kader van de algemene zorgplicht is het wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezigheid van eventuele vrijgestelde amfibieën. Vervolgonderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.
Vissen, ongewervelden of vaatplanten
De aanwezigheid van beschermde vissen, ongewervelden of vaatplanten binnen dit deelgebied kan redelijkerwijs worden uitgesloten. Vervolgonderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.
Figuur 4.11: Deelgebied Land Forum is rood omlijnd, aanwezige oppervlaktewateren zijn
blauw omlijnd, gebieden waar mogelijk vervolgonderzoek benodigd is zijn zwart gearceerd.
Gebiedsbescherming
Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Land Forum maakt geen deel uit van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). De wezenlijke kenmerken van het NNB worden niet aangetast als gevolg van het voornemen.
Natura 2000
Land Forum is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Wel bevinden er zich diverse Natura 2000-gebieden in de (wijde) omgeving. Vanwege de afstand tot Natura 2000-gebieden kunnen andere effecten dan stikstofdepositie bij voorbaat worden uitgesloten. Een Aeriusberekening is uitgevoerd om te bepalen of de ontwikkeling van Land Forum significante stikstofdepositie op deze Natura 2000-gebieden tot gevolg heeft. Hieruit blijkt dat zowel voor de bouw- als de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar stikstofdepositiebijdrage optreden op omliggende stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
Houtopstanden
Bij de start van de ontwikkeling van Meerhoven is de beplanting van het projectgebied door de gemeente Eindhoven als één bosgebied aangemerkt en in behandeling genomen. Met de behandeling van alle bomen als één bosgebied werd gebruik gemaakt van de vrijstelling van het kapverbod (zie ook par. 3.8.2 van deze toelichting). Overeenkomstig het bestemmingsplan Meerhoven, vastgesteld op 10 november 1997, is hier geen kapvergunning of kapmelding noodzakelijk, indien deze worden gerooid voor ontwikkelingen overeenkomstig het bestemmingplan Meerhoven. Deze oppervlakte is in de beginfase reeds gecompenseerd.
Met ingang van 27 november 2018 is door de gemeenteraad van Eindhoven een nieuwe begrenzing van de Wet Natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Land Forum ligt buiten de bebouwde komgrens ingevolge de Wnb. Voor de gebieden waar in het kader van de ontwikkeling van Meerhoven in de toekomst nog bomen worden gekapt gelden de eerder gemaakte afspraken aangezien deze gebieden voorlopig nog vallen onder de Wnb. De eerder genoemde vrijstelling blijft van kracht.
Soortbescherming
Op voorhand worden er geen onoverkomelijke belemmeringen voorzien vanuit soortbescherming. Ten aanzien van vogels en vleermuizen zijn er diverse aandachtspunten waar rekening mee moet worden gehouden:
Ten behoeve van (incidenteel) aanwezige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen.
Vervolgfase: omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit
Voor werkzaamheden of gebruikswijzigingen waarvoor op grond van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit is vereist dient de aanvaardbaarheid van het voornemen vanuit ecologisch oogpunt voldoende te worden gemotiveerd. Concreet betekent dit dat:
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.
Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening. Er is een verkennende watertoets uitgevoerd, welke is bijgevoegd in Bijlage 19 bij deze toelichting.
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).
Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.
Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.
Wettelijke taken
De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd.
Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt
de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten.
De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant
(ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie
bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Integrale en gezamenlijke aanpak
Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal).
De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over
doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk
vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De
provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders,
bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda
voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en
verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda
worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft
de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.
Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.
De provincie gaat verder met het Programma Duurzaam Door. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.
Het water- en bodemsysteem is onontbeerlijk voor een gezonde en leefbare ruimtelijke inrichting van Noord-Brabant. Meer dan ooit is het belangrijk om rekening te houden met het concept van de lagenbenadering om een toekomstbestendige leefomgeving te waarborgen. Door klimaatverandering en ruimtelijke druk, staat immers de veerkracht van het water en bodemsysteem onder druk. De lagenbenadering beschrijft de ruimte in drie lagen. De eerste laag bestaat uit de fysieke ondergrond, het water- en bodemsysteem. De tweede laag bevat netwerken van infrastructuur met onder meer wegen, spoorlijnen en waterwegen. Tot slot de derde laag met de menselijke activiteiten zoals wonen, werken en recreëren en de fysieke neerslag daarvan. Ruimtelijke planning en gebiedsontwikkeling is een proces waarin continu keuzes worden gemaakt. De lagenbenadering helpt in dit keuze- en afwegingsproces en dient als kwaliteitskader voor alle (ruimtelijke) plannen. Elke laag draagt bij aan de ontwikkeling. De lagenbenadering betekent wel dat een onderliggende laag voorwaarden stelt aan andere lagen. Zeker vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling zijn veerkracht en omkeerbaarheid van ingrepen belangrijke gegevenheden.
Met het Waterbeheerprogramma 2022-2027 start Waterschap De Dommel met de 'watertransitie'; op weg naar een toekomstbestendige waterhuishouding. Uiterlijk in 2050 is de waterhuishouding in ons hele beheergebied toekomstbestendig. Dit betekent een waterhuishouding die in een goede waterkwaliteit voorziet. En een waterhuishouding die robuust, wendbaar en in balans is met de omgeving. Zowel in het bebouwde als het landelijke gebied en van de beekdalen tot en met de hoge zandruggen. Het grond- en oppervlaktewatersysteem kan de grotere weersextremen opvangen door maximaal gebruik te maken van de dempende sponswerking van de bodem/ondergrond en de natuurlijke hoogteverschillen voor het vasthouden van water. We hanteren drie principes die inhoudelijke sturing geven aan de watertransitie:
We moeten ons, nog meer dan voorheen, aanpassen aan de veranderende leefomgeving en op zoek gaan naar nieuwe oplossingen en antwoorden. Juist de voor Midden-Brabant zo karakteristieke verwevenheid van bebouwing, landbouw en natuur is een kans om de wateropgaven slim in te passen. Dit vereist een integrale, gebiedsgerichte aanpak samen met alle partijen. Een gebiedsgerichte aanpak is alleen succesvol als naast de wateropgaven ook de opgaven vanuit natuur, stikstof, economie, landbouwtransitie, energietransitie, biodiversiteit, mobiliteit en woningbouw onderdeel van de aanpak zijn. Niet sectoraal, maar integraal. Alleen dan gaan we oplossingen vinden voor een leefbaar Midden-Brabant met een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem dat goed is voor inwoners, bedrijven, landbouw en natuur. De grote uitdaging zit hem vooral in de vraag hoe we dit gaan bereiken. Meer dan voorheen gaan we daarbij:
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.
Binnen de keur wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsplichtige- en de meldingsplichtige handelingen die binnen de algemene regels van het waterschap vallen. Bij de voorgenomen ontwikkeling valt een eventuele toename aan verhard oppervlak onder de vergunnings- of meldingsplicht.
In de Keur is aangegeven dat het verboden is zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Het waterschap verleent in enkele gevallen vrijstelling op dit verbod. Dit wordt gedaan indien:
Indien een voorziening nodig is, dan is de maximale toegestane afvoer uit een voorziening 2 l/s/ha bij een neerslagsituatie van 60 mm.
Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.
Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.
Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.
Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.
Het Water- en klimaatadaptatie Aanpak (WKA) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. In het WKA 2023-2026 wordt aangegeven op welke wijze er omgegaan wordt met de zorgplichten rondom afval-, hemel- en grondwater. Hiervoor zijn in het plan activiteiten opgenomen enerzijds gericht op het beheer en onderhoud en anderzijds op het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel.
Speerpunt van het WKA is het inspelen op de klimaatverandering welke extreme regenbuien, langdurige droogteperiodes en hittestress met zich meebrengt. Hiervoor zijn uitgangspunten, richtlijnen en ontwerpnormen uit het klimaatplan 2016-2020 en de hierin benoemde beleidsregel ´Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen´ nader uitgewerkt. Concreet betekent dit dat voor het aspect water bij nieuwe ontwikkelingen tot max. 75 mm berging gerealiseerd dient te worden over het totaal verhard oppervlak binnen het plangebied. Daarbij kan de waterbergingseis gereduceerd of verhoogd worden naargelang de hoeveelheid groen of grijs binnen datzelfde plangebied. Dit om overlast van hittestress, verdroging en biodiversiteit te beperken. Om initiatiefnemers te ondersteunen heeft de gemeente een website ontwikkeld waar de benodigde waterberging kan worden berekend en voorbeelden zijn beschreven om invulling te geven aan de waterklimaatopgave.
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.
Het klimaat verandert. Dat heeft gevolgen voor Eindhoven. We krijgen onder andere te maken met meer en hevigere buien, langere perioden van droogte en meer hitte(stress). Om in de toekomst prettig te wonen en te werken in onze groeiende stad, is het noodzakelijk nú maatregelen te nemen. Dit betekent dat we 'klimaatrobuust' te werk moeten gaan.
In samenwerking met Brabantse overheden en kennisinstellingen is een prototype klimaatadaptatie-toets ontwikkeld met richtlijnen en ontwerpnormen voor de (her)inrichting en ruimtelijke ontwikkeling van stedelijk gebied op straat- en wijkniveau.
De toets omvat 3 hoofdregels en deze vormen de basis voor het Eindhovens klimaatadaptatie beleid:
Voor de klimaatadaptatienormen en richtlijnen is een indeling gemaakt naar ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein (circa 60% van het areaal) en op publiek terrein (circa 40% van het areaal). In de binnenstad ligt deze verhouding zelfs op 80-20%. Bovenstaand is vertaald in een waterbergingsnorm.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op openbaar terrein moet minimaal 20 mm en mag tot 60 mm van de waterbergingsopgave ingevuld worden via primaire waterberging. Voorbeelden zijn waterpleinen, wadi's, watergangen, waterbergende funderingen of bakken. Eventuele resterende mm's (tot 40mm) van de waterbergingsopgave dient secundair te worden ingevuld. Denk daarbij aan parken, plantsoen c.q. grasvelden, parkeerplaatsen en wegen. Dit is acceptabel zolang er geen schade wordt veroorzaakt en/of dit niet ten koste gaat van andere primaire functies zoals op routes van hulpdiensten, markt- of evenement locaties. Als de secundaire waterbergings-opgave niet mogelijk is binnen de grenzen van de ruimtelijke ontwikkeling dan dient de waterbergingsopgave alsnog als primaire waterberging te worden ingevuld. Of er dienen maatregelen te worden genomen om de secundaire waterberging naar nabijgelegen ruimte te verplaatsen als dat hydraulisch mogelijk is.
Bij ontwikkelingen op privaat terrein ligt de verantwoordelijkheid voor het opvangen en verwerken van hemelwater in eerste instantie bij de eigenaar van het perceel waar de druppel valt. De landelijke voorkeursvolgorde '(her)gebruiken, vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren´ is van toepassing. Een voorbeeld van hergebruiken is hemelwater als spoelwater voor toiletten en een voorbeeld van vasthouden is infiltratie van hemelwater in de bodem.
Als hergebruik en vasthouden door lokale omstandigheden niet doelmatig is kan hemelwater worden geborgen en vertraagd worden afgevoerd. Dat is de waterbergingsopgave. Hiermee wordt het rioolstelsel bij piekbuien ontlast met als gevolg beperking van wateroverlast. Daarnaast wordt het oppervlaktewatersysteem gelijkmatiger belast. Als ondersteuning voor de berekening van de waterbergingsopgave op privaat terrein is een rekentool ontwikkeld, te vinden via de website rekentool.eindhovenduurzaam.nl/.
De waterbergingsopgave geldt voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein in Eindhoven. In gebieden waar vanuit het verleden afspraken over waterberging zijn gemaakt, wordt in overleg bepaald of en hoe de waterbergingsopgave in de ontwikkeling wordt verhoogd. Klimaatverandering kan namelijk ook in deze gebieden aanvullende waterberging noodzakelijk maken en daarmee het risico op waterschade aan (nieuw)bouw verlagen. Indien nodig worden hierover maatwerkafspraken gemaakt.
In het beleid 'Klimaatrobuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen' wordt onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingen met 150 m2 of meer verharding binnen het plangebied en kleinere ontwikkelingen tot 150 m² verharding binnen het plangebied. Voor de eerste groep geldt de eis tot 75 mm waterberging per m² verharding. Dit komt overeen met 75 liter waterberging per m2 of voor een bouwplan met 400 m² verhard oppervlak 30 m³ (ofwel 30.000 liter) waterberging. Voor de tweede groep is de eis tot 25 mm. Dit komt overeen met 25 liter waterberging per m² of voor een woning met 100 m² verhard oppervlak 2,5 m³ (ofwel 2500 liter) waterberging.
De ontwerpnormen ter voorkoming van wateroverlast betekenen voor particulieren, ontwikkelaars en de gemeente een opgave om klimaat adaptief te bouwen. Vanaf 1 januari 2020 geldt voor particulieren en ontwikkelaars een wateropgave om bij ruimtelijke ontwikkelingen klimaatadaptief te handelen. De datum van indiening van de omgevingsvergunning is leidend.
De gemeente Eindhoven draagt met het klimaatbeleid ook bij aan het verbeteren van de kwaliteit van een gezonde leefomgeving en meer biodiversiteit door de voorkeur te geven aan vergroenen als klimaatadaptieve maatregel.
Het beleid is zo opgesteld dat vergroening op privaat terrein bij nieuwbouw wordt gestimuleerd en beloond. Hoe groener een plangebied wordt ingericht hoe lager de waterbergingseis in mm wordt. Ook groene ontwikkelingen in groen arme buurten worden op deze manier gestimuleerd. De website geeft een overzicht van deze mogelijke beloningen via de 'rekentool'. De stimuleringsregeling waarbij méér groen een lagere waterbergingsopgave oplevert geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein.
Voor het plangebied is een verkennende watertoets uitgevoerd, deze is toegevoegd aan Bijlage 19 bij deze toelichting.
Checklist Watersysteem | |
Hoofdwatergang cq open water | A-watergang Oude Rundgraaf https://dommel.webgispublisher.nl/?map=vastgestelde-legger-oppervlaktewaterlichamen-2018 |
zijwatergang | B-watergang naar berging A2/N2 https://dommel.webgispublisher.nl/?map=vastgestelde-legger-oppervlaktewaterlichamen-2018 |
Keurgebied binnen plangebied? | 'Beperkt invloedsgebied Natura 2000' https://dommel.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=Keur_2015_ Beschermde_gebieden_keur_vastgesteld&profileName=Viewer# |
Binnen 25-100 jaarszone? | nee https://eindhoven.nazca4u.nl/Atlas/ en https://www.brabant.nl/actueel/regelingen/cvdr93465_8 |
Binnen boringsvrije zone? | ja https://eindhoven.nazca4u.nl/Atlas/ |
Ecologische verbindingszone? | nee http://www.natuurgebiedeninbrabant.nl/index.php/kaarten/natuurnetwerk kaartbank provincie buiten werking |
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? | nee https://dommel.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=Waterberging en is wel waterberging aanwezig https://eindhoven.nazca4u.nl/Atlas/ |
Attentiegebied EHS | nee http://www.natuurgebiedeninbrabant.nl/index.php/kaarten/natuurnetwerk |
Rioolwatertransportleiding | ja geofundament.ad.gemehv.nl |
Waterschap gemaal | nee https://dommel.webgispublisher.nl/?map=vastgestelde-legger-oppervlaktewaterlichamen-2018# |
Landelijke afvoernorm binnen plangebied | 2 l/s/ha https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR617365/2 |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Aan de rand van het gebied conform https://eindhoven.nazca4u.nl/Atlas/ |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Aanwezige leemlagen zijn een beperking (dinoloket.nl) |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | nee https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0772000066314-/v_NL.IMRO.0772000066314-.pdf |
De hoogte van het maaiveld op deze locatie varieert van ongeveer NAP +20,5m in het zuidwesten naar NAP +18,8m in het noordoosten (figuur 5.1). Over het algemeen is de hoogte van het maaiveld binnen het plangebied licht glooiend (hoogte verschillen binnen 0,5m), met verdiepingen van de kruisende watergang en aan de randen van het plangebied lokaal oplopend maaiveld.
Figuur 5.1: Huidige maaiveld op de projectlocatie conform de AHN3 (arcgisonline.nl).
In onderstaande afbeelding is het watersysteem weergegeven uit de legger van waterschap De Dommel. De A-watergang Oude Rundgraaf loopt door het plangebied en er is een waterberging aanwezig voor de N2/A2. Beide watergangen komen uit in het Beatrixkanaal. Als eerste indicatie voor maatgevende waterpeilen heeft waterschap De Dommel NAP +17,72 m aangegeven (scenario T100_2050_WH) voor de Oude Rundgraaf in het plangebied. Het waterschap heeft als maatgevende waterpeilen voorlopig alleen gegevens beschikbaar uit een regionaal model. Voor een vervolgfase heeft het waterschap aangegeven dat een nauwkeurigere berekening dient plaats te vinden (eventueel in combinatie met metingen). In het bijzonder als de watergangen aangepast worden in het kader van de voorliggende ontwikkeling.
Figuur 5.2: De legger van waterschap De Dommel in het projectgebied (dommel.webgispublisher.nl legger 2018).
Op dit moment is het gebied beperkt bebouwd. Het plangebied wordt in de huidige situatie voornamelijk gebruikt voor (semi-)agrarische doeleinden en voor een deel voor volkstuinen. De Sliffertsestraat loopt nu door het gebied heen, deze wordt verlegd richting het westen.
Op de projectlocatie is in Dinoloket een boormonster aanwezig (zie onderstaande figuur). Er zijn meerdere leemlagen aanwezig; een aandachtspunt voor de waterhuishouding in het geval dat infiltratie toegepast gaat worden. Ook als gekeken wordt naar de beschikbare dwarsdoorsnede van de ondergrond op Dinoloket is sprake van kleiige ondergrond.
Figuur 5.3: Boormonsterprofiel op Dinoloket.nl. De groene stip is de locatie van het boormonster.
Rond het plangebied zijn meerdere grondwatermetingen beschikbaar (zie onderstaande figuur). Een eerste indicatie voor de GHG (93 percentiel) varieert voor de bekeken grondwatermeetpunten tussen de NAP +16,9 m en NAP +17,7 m. In de omgeving van het projectgebied is ook een grondwatermodel beschikbaar, de toepasbaarheid zal in een vervolgfase gecontroleerd worden bij verdere grondwater detaillering.
Figuur 5.4: Beschikbare grondwatermetingen op Dinoloket.nl. Van B51D2024 zijn de 48 metingen van Dinoloket gebruikt, van B51D2075 en B51D2832 zijn de datasets (8973 en 2772 metingen) gebruikt via grondwater.webscada.nl/eindhoven.
De ontwikkellocatie wordt bouwrijp geleverd. Dat betekent dat het bestaande riool onder de Sliffertsestraat, dat van noord naar zuid dwars door de kavel loopt (figuur 5.5), wordt verwijderd. Het nieuw aan te leggen riool op de ontwikkellocatie wordt aan de zuidkant aangesloten op het bestaande riool. De woningen ten noorden van de ontwikkellocatie worden aangesloten op het bestaande riool van Grasrijk. Verder zijn er 'wees' riool persleidingen aanwezig die worden verwijderd.
Figuur 5.5: Bestaande riolering in het studiegebied, de rode lijn langs de Sliffertsestraat (via geofundament.ad.gemehv.nl).
Het plangebied is tevens gelegen in een 'boringsvrije zone'. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringsvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provinciale milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringsvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.
De hoeveelheid extra verharding als gevolg van het planvoornemen bedraagt circa 5,5 hectare.
In overleg met gemeente en waterschap is afgestemd dat de actuele gemeente-tool (rekentool.eindhovenduurzaam.nl) voor dit project gebied, zijnde uitgeefbare kavels aan de politie, leidend is. Voor de openbare ruimte, dienen de bestaande waterbergingen uit eerder afgegeven vergunningen in kwantiteit gehandhaafd te blijven. Wanneer het verhard oppervlak toeneemt in de openbare ruimte wordt de waterberging gecompenseerd volgens gemeentelijk beleid.
In bijlage 3 van de Verkennende watertoets Land Forum (Bijlage 19 van deze toelichting) zijn resultaten van de rekentool weergegeven:
Als alle daken (behalve parkeerdekken) worden voorzien van groene daken met 60mm berging: Er is geen extra berging nodig in het projectgebied. Dit geeft aan dat de ontwikkeling haalbaar is qua waterhuishouding. Als er geen groene daken worden toegepast maar alle berging wordt gecreëerd in open groene bergingen: 2.136 m3 waterberging is nodig. Om de gewenste hoeveelheid groene berging te halen is eerst een inschatting gemaakt van de maximale hoeveelheid berging per m2. Hiervoor is het verschil tussen het maatgevende (grond)waterpeil en het maaiveld gebruikt. Het maatgevende oppervlaktewaterpeil en grondwaterpeil zijn ongeveer NAP +17,7m. Het laagste maaiveld is ongeveer NAP +18,8m in de huidige situatie. Beide getallen zijn nog onzeker, maar als eerste inschatting kan gesteld worden dat 1m waterdiepte aan berging gecreëerd kan worden op maaiveld. Als gewerkt wordt met damwanden is dat te realiseren op iets meer dan 2.136 m2. Als met taluds gewerkt wordt is er een stuk meer ruimte nodig. Ook dient rekening gehouden te worden met een ledigingsconstructie en noodoverlaat. De huidige berging- en afvoercapaciteit van de Rundgraaf dient bij verlegging of aanpassing van de watergang gehandhaafd te blijven.
Voor de uiteindelijke uitvoering is een watervergunning nodig. In een waterhuishoudkundig plan wordt samen met gemeente en waterschap de waterhuishouding in meer detail uitgewerkt.
Het vuilwater vanuit de gebouwen (en eventueel bepaalde kolken waar bijvoorbeeld auto's gewassen worden) wordt in de toekomstige situatie gescheiden van het hemelwater ingezameld en afgevoerd naar het rioolstelsel van de gemeente. De afmeting, hoeveelheid afvalwater en definitieve ligging van de vuilwaterriolering worden in een latere fase van het project bepaald.
De bouwkavel wordt bouwrijp geleverd. Dat betekent dat het bestaande riool onder de Sliffertsestraat, dat van noord naar zuid dwars door de kavel loopt (figuur 3.10), wordt verwijderd. Het nieuw aan te leggen riool op de bouwkavel wordt aan de zuidkant aangesloten op het bestaande riool. De woningen ten noorden van de bouwkavel worden aangesloten op het bestaande riool van Grasrijk. Verder zijn er 'wees' riool persleidingen aanwezig die worden verwijderd.
In een volgende fase dienen de exacte gevolgen voor de gemeentelijke riolering in beeld gebracht te worden.
Het hemelwater van het dakoppervlak en andere verhardingen wordt gescheiden ingezameld en verwerkt van het vuilwater. Er zijn nog geen concrete plannen hoe het hemelwater wordt getransporteerd. Gezien de geplande groenstroken en berging op maaiveld lijkt afvoer over maaiveld een goede optie.
Naast de berging dient rekening gehouden te worden met een trage afvoer en eventuele infiltratie van het geborgen water. Als voor infiltratie gekozen wordt dient rekening gehouden te worden met de beperkte infiltratiecapaciteit van de aanwezige leemlagen. Het waterschap gaf aan kansen te zien voor een groen-blauwe structuur, in een vervolgfase wordt hier nader over afgestemd. Bebouwing dichtbij watergangen, eventuele verlegging van watergangen, nieuwe kunstwerken in watergangen dienen ook in de afstemming met het waterschap meegenomen te worden.
In de toekomstige situatie voert het hemelwater af naar bovengrondse bergingsvoorzieningen of groenstroken. Zover bekend zijn er geen aanvullende zuiverende voorzieningen nodig. Als er vanuit de gebruiksfunctie wordt verwacht dat er vuil hemelwater of bijzonder afvalwater wordt afgevoerd dient hier rekening mee gehouden te worden.
Gedurende het opstellen van de verkennende watertoets is overleg gevoerd met waterschap De Dommel, waardoor de ontwikkelkaders nu in beeld zijn. Het waterschap zal worden betrokken bij de verdere uitwerking van het planvoornemen, meer specifiek bij het opstellen van een waterhuishoudkundig plan.
In deze eerste verkennende watertoets is de ontwikkeling Politie Land Forum op hoofdlijnen bekeken in relatie tot het watersysteem en de bijbehorende randvoorwaarden. Het hoofddoel van deze notitie is om een inschatting te maken of de ontwikkeling haalbaar geacht wordt. Er zijn geen onoverkomelijke problemen geconstateerd.
Het belangrijkste criterium voor het ontwerp is om voldoende compenserende waterberging te maken. Conform de rekentool van gemeente Eindhoven kan de waterberging volledig plaats vinden in de groene daken exclusief parkeerdekken. Hiermee toont deze verkennende watertoets aan dat de waterberging voor deze ontwikkeling haalbaar is.
Als een groene waterberging op maaiveld gekozen wordt is de eerste inschatting dat 2.136 m3 waterberging nodig is die langzaam leegloopt. Dit dient nog verder uitgewerkt te worden in een volgende fase. Deze verkennende watertoets laat zien dat waterberging op maaiveld niveau mogelijk moet kunnen zijn.
Met deze twee oplossingsrichtingen laat de verkennende watertoets zien dat in vervolg fase kansen zijn om deze oplossingsrichtingen te combineren. Op het gebied van grondwater zijn nog geen grote effecten verwacht. Ook dit onderwerp dient onder de aandacht te blijven en wordt belangrijker als er bijvoorbeeld toch kelders komen. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de ontvangende riolering, A-watergang Rundgraaf en de dichtbijgelegen bestaande waterberging. Eventuele aanpassing van deze objecten mag niet leiden tot een verslechterde situatie en moet in goed overleg met het waterschap en gemeente ontworpen worden. Bij het concretiseren van de plannen is de richtlijn om ook rekening te houden met overlast door neerslag in extreme situaties (T=100). Mede omdat het politieterrein ook in extreme situaties ontsloten moet zijn. Als er meer bekend is kan dit op basis van expert judgement of in meer detail door modellering.
Vervolgfase
Voor werkzaamheden of gebruikswijzigingen waarvoor op grond van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit is vereist dient de aanvaardbaarheid van het voornemen vanuit waterhuishoudkundig oogpunt voldoende te worden gemotiveerd. Concreet betekent dit dat in een waterhuishoudkundig plan moet worden gemotiveerd dat:
Het bestemmingsplan "Land Forum (politielocatie)" is te typeren als een globaal bestemmingsplan. Het voornemen is in grote lijnen duidelijk en objectief begrensd, maar de exacte invulling is nog onbekend. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012, maar daar waar nodig is gebruikgemaakt van aanvullende mogelijkheden op basis van de Crisis- en herstelwet, zoals beschreven onder paragraaf 6.3.
Er is, conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Omdat de exacte invulling van het gebied nog niet bekend is, is het niet wenselijk c.q. mogelijk om gedetailleerde haalbaarheidsonderzoeken te verrichten op basis van maximale planologische mogelijkheden. Daarom biedt het bestemmingsplan geen directe titel voor het gebruik van de voorgenomen politielocatie en de verlegging van de Sliffertsestraat, maar dient eerst een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te worden verleend conform artikel 7c lid 14 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. De beoordelingscriteria voor deze omgevingsvergunning zijn genoemd in artikel 5.3.2 en artikel 12.2.3 van de regels. In de toelichting van dit bestemmingsplan wordt per milieu-/omgevingsaspect benoemd hoe de aanvaardbaarheid van een voornemen kan worden gemotiveerd.
Het plangebied is aangewezen als experimenteergebied onder de Crisis- en herstelwet. Dit betekent dat de mogelijkheden conform artikel 7c en artikel 7w van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet kunnen worden benut bij het opstellen van een zogenaamd “bestemmingsplan met verbrede reikwijdte”.
Voor onderhavig bestemmingsplan betekent dit het volgende:
Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn zoveel mogelijk ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in de legenda. Bij een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte onder de Crisis- en herstelwet, zoals onderhavig bestemmingsplan, mag echter worden afgeweken van de SVBP2012.
Ten slotte wordt opgemerkt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In "Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan kan worden onderzocht of de regels op andere wijze aanknopingspunten voor een definitie bevat. Die kunnen volgen uit de toelichting bij de regels en/of uit de systematiek van de regels zelf. Ontbreken dergelijke aanknopingspunten dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
In geval meerdere dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gelijktijdig van toepassing zijn op een gebied of in het geval dat er meerdere bepalingen van toepassing zijn binnen één bouwperceel, geldt dat deze bepalingen qua rangorde gelijk zijn aan elkaar. Dit betekent dat aan alle voorwaarden uit de relevante bepalingen voldaan moet worden. Logischerwijs heeft dit tot gevolg dat de meest beperkende bepaling geldt.
Het noordelijk deel van het plangebied bevat een bestemming 'Bos', vooral bedoeld voor de instandhouding van de daar aanwezige houtopstanden en het behoud, herstel en de ontwikkeling van de aanwezige aardkundige, natuurlijke en landschappelijke waarden. Gebouwen mogen hier niet worden gebouwd.
De circa 25 meter brede overgangszone tussen de wijk Grasrijk en de voorgenomen politielocatie is bestemd als 'Groen'. Hierbinnen zijn tevens andere functies toegestaan, zoals paden, speelvoorzieningen, waterpartijen, hondenuitlaatvoorziening en parkeervoorzieningen. Er is rekening gehouden met het bestaande parkeerterrein aan de noordzijde van deze bestemming en de bestaande verharde weg (de Graslook) die aan de zuidzijde door deze groenzone loopt richting de woonwijk Grasrijk.
Artikel 5 Maatschappelijk - Politie
De beoogde politielocatie is bestemd als 'Maatschappelijk - Politie'. Hier zijn diensten en activiteiten toegestaan behorende tot het takenpakket van de politie en politiegerelateerde activiteiten. In de bouwregels is bepaald dat het bouwen van een gebouw uitsluitend is toegestaan met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit, waarmee is geborgd dat de nadere uitwerking van het voornemen voldoet aan de in dit plan gestelde randvoorwaarden. Daarnaast is bepaald dat bouwwerken van de politie uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied politielocatie Land Forum'.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3, Artikel 7 Waarde - Archeologie - 4 en Artikel 8 Waarde - Archeologie - 5
Deze dubbelbestemmingen dienen ter bescherming van de archeologische belangen.
Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie - 2
Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Algemene gebruiksregels, de Algemene aanduidingsregels en de Algemene afwijkingsregels.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
In deze regels zijn algemene gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden. Op grond van de algemene gebruiksregels wordt algemeen ongewenst gebruik verboden, tenzij een bepaald gebruik juist bedoeld is toe te laten op grond van de bestemmingen, direct hetzij indirect.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel bevat diverse aanduidingen die binnen het plangebied van toepassing zijn, inclusief bijbehorende regels. Navolgend worden deze afzonderlijk toegelicht.
Artikel 12.1 'overige zone - ontwikkelgebied politielocatie Land Forum'
Deze aanduiding toont het ontwikkelgebied van de Politie en schept daarmee meer duidelijkheid voor de omgeving. Uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding zijn bouwwerken van de politie toegestaan. Als de aanduidingen 'overige zone - ontwikkelgebied politielocatie Land Forum' en 'overige zone - reservering verlegging Sliffertsestraat' elkaar overlappen dan mogen ter plaatse van die overlapping uitsluitend bouwwerken voor de politie worden gerealiseerd voor zover deze tenminste vijf meter uit de kant van de verharding van de verlegde Sliffertsestraat liggen.
Verder wordt door middel van deze aanduiding benadrukt dat het huidige grondgebruik afwijkt van het planvoornemen. Ter plaatse van deze aanduiding gelden hogere grenswaarden (conform artikel 7c, lid 9, Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet) op de gevel van ruimten voor theorie-onderwijs.
De bouwhoogte bedraagt maximaal 15 meter aan de noordzijde en maximaal 45 meter aan de zuidzijde van Land Forum, waarbij een maximum bruto vloeroppervlak (bvo) van 50.000 m2 aan gebouwen is toegestaan, uitgezonderd parkeergarages. Zo kan de Politie parkeergelegenheid toevoegen naar behoefte, zodat te allen tijde in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein kan worden voorzien.
Artikel 12.2 'overige zone - reservering verlegging Sliffertsestraat'
De Sliffertstestraat wordt in westelijke richting verlegd. De uitwerking ligt echter nog niet vast en kan samen met de omgeving worden bepaald. Deze aanduiding schept hiervoor de bandbreedte. Daarnaast wordt in de regels bepaald dat een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit is vereist alvorens de Sliffertsestraat kan worden gelegd. Zo wordt geborgd dat aan de milieukundige eisen zoals benoemd in lid 12.2.3 wordt voldaan.
Artikel 12.3 'milieuzone - boringsvrije zone'
Deze aanduiding is bedoeld ter behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Ter plaatse zijn eveneens de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.
Artikel 12.4 'veiligheidszone - invloedsgebied'
De veiligheidszone duidt een gebied aan waarbinnen geen (nieuwe) gebouwen zijn toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoort bijvoorbeeld het beoogde arrestantencomplex.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
De Algemene afwijkingsregels bevatten bepalingen op basis waarvan in bepaalde gevallen binnenplans kan worden afgeweken van de bepalingen uit de bestemmingsregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.
Deze regel bevat de citeerregel van het plan.
Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021
In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.
Uitgangspunten
Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
Prioritering
De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.
Uitvoeringsplan
In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:
Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.
Duidelijke regels
Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.
Chw-bestemmingsplan Land Forum (politieverzamellocatie)
In het kader van dit planvoornemen is het kostenverhaal anderszins geregeld en heeft de gemeente Eindhoven een overeenkomst gesloten met de Politie. Zodoende is het niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen. Bovendien kan een exploitatieplan, op grond van artikel 7c lid 10 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet op een nader moment worden vastgesteld (bij een omgevingsvergunning voor het bouwen).
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in het Gemeenteblad op 19 januari 2022, nr. 20524. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding van dit plan is overleg gevoerd met Trefpunt Groen Eindhoven, Veiligheidsregio Brabant Zuidoost, Gasunie, provincie Noord-Brabant, Rijkswaterstaat, Henri van Abbestichting, Stichting Behoud Wederopbouwerfgoed Eindhoven, gemeente Veldhoven en Defensie. Daarnaast is veelvuldig en voortdurend overleg met waterschap De Dommel. Voor zover relevant zijn hieronder de reacties vermeld en het gemeentelijk standpunt daarover.
Standpunt gemeente: De politie wordt gevraagd dit te betrekken bij de invulling van dit deel van het plangebied.
Standpunt gemeente: Uit het reeds uitgevoerde akoestisch onderzoek (Bijlage 20 bij deze toelichting) blijkt dat realisatie van geluidgevoelige (onderwijs)functies binnen het plangebied alleen mogelijk is als er hogere waarden worden vastgesteld en er maatregelen worden genomen. Daarom worden in dit bestemmingsplan ten aanzien van de A2/N2 hogere waarden vastgesteld tot 53 dB en ten aanzien van de Meerhovendreef en de Sliffertsestraat worden hogere waarden vastgesteld tot 63 dB. Het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet, dat van toepassing is op dit bestemmingsplan, maakt het mogelijk om hogere waarden in het bestemmingsplan vast te stellen. Hiervoor hoeft geen aparte hogere waardenprocedure op grond van de Wet geluidhinder te worden doorlopen.
Dit bestemmingsplan is aangewezen als experimenteergebied onder de Crisis- en herstelwet. Hierdoor kan het voorzien in een globale regeling waarin uitsluitend randvoorwaarden zijn vastgelegd. Uitgewerkte voornemens kunnen alleen worden gerealiseerd met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit, waarbij toetsing plaatsvindt aan de in dit plan gestelde criteria. In de vergunningsfase zal het nodig zijn de geluidsbelasting ter plaatse van mogelijke geluidsgevoelige onderwijsruimtes opnieuw te berekenen, om vast te stellen of (met de geplande inrichting van het terrein) voldaan wordt aan de geldende geluidswaarden.
Wat betreft onderzoek of wordt voldaan aan de geluidsnormen bij weerkaatsing van het geluid in de tegengestelde richting, kan het volgende worden vermeld. In theorie zou een beperkte toename van het geluidsniveau kunnen optreden. Er gelden hiervoor geen geluidsnormen. Deze zijn alleen van toepassing indien een wijziging optreedt aan de A2/N2. Wel kan een beoordeling plaatsvinden van de toename van het geluidsniveau, in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De verwachting is dat het effect van het realiseren van de nieuwe bebouwing beperkt is: mogelijk een (beperkte) toename van het geluidsniveau bij de woningen aan de overzijde van de A2/N2, maar ook een (beperkte) afname van het geluidsniveau bij de woningen in Grasrijk. Verwacht wordt dat de toename van het geluidsniveau bij de woningen aan de overzijde van de A2/N2 beperkt blijft tot maximaal circa 0,5 dB. Deze toename is beperkt en kan worden beschouwd als verwaarloosbaar en onhoorbaar.
Standpunt gemeente: In het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied Eindhoven 2022 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-weg' geen nieuwe bouwwerken zijn toegestaan, met uitzondering van met de Rijksweg verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het hiervoor bepaalde voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-weg', mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord. Omdat deze aanduiding 'vrijwaringszone-weg' over een deel van het ontwikkelgebied van de politie ligt wordt met Rijkswaterstaat spoedig een overleg gepland om te bezien of en hoe dit kan worden uitgewerkt voor dit plangebied.
Standpunt gemeente: De paragraaf in de toelichting over cultuurhistorie wordt uitgebreid met de informatie uit de RAAP rapporten voor het plangebied. Vanwege de 'zeer hoge waarde' van het paadje ten zuiden van het bosgebiedje wordt een zo groot mogelijk deel daarvan geborgd in de regels. Dit gebeurt door een dubbelbestemming ('Waarde - Cultuurhistorie - 2') ter plaatse van dit paadje op te nemen op de verbeelding. In de regels wordt bepaald dat daar zonder omgevingsvergunning geen werken of werkzaamheden (zoals bijv. het aanbrengen van (half)verhardingen) mogen worden uitgevoerd. Als op basis van de onderliggende andere bestemming(en) bouwwerken zijn toegestaan dan zijn deze ter plaatse van deze dubbelbestemming mogelijk, mits advies is ingewonnen bij de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit waaruit blijkt dat met het bouwen van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen. Als blijkt dat het bouwen van het bouwwerk leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.
De historische bomenrij ten zuiden van het bosgebiedje wordt zoveel als redelijkerwijs mogelijk is behouden bij de (her)inrichting van dit gebied. TGE zal bij de inrichting van dit gebied worden betrokken zodat zij hierover kunnen meedenken. Ten aanzien van de locatie van de oorspronkelijke Sliffertsestraat wordt aan de politie meegegeven dat de ligging een 'pluswaarde' heeft in het kader van cultuurhistorie en dat er mogelijkheden zijn om de ligging landschappelijk herkenbaar te maken.
Standpunt gemeente: De intentie is dat de Rundgraaf en oevers niet worden verhard en de oevers een groene inrichting krijgen. Dit geldt niet voor de hellingsbaan naar het verlaagde onderhoudspad en bij een overkluizing voor infrastructuur. Deze intentie wordt geborgd door dit op te nemen als een voorwaarde in de regels (artikel 5.3.2).
c. TGE geeft een aantal adviezen over "natuurinclusief ontwikkelen". Gevraagd wordt deze adviezen in het bestemmingsplan op te nemen.
Standpunt gemeente: Bij de ontwikkeling van de plannen wordt door de politie onder andere een ecologisch adviesbureau betrokken. De adviezen van TGE over "natuurinclusief ontwikkelen" worden meegegeven aan de politie zodat deze kunnen worden betrokken bij de planontwikkeling.
d. De huidige quickscan flora en fauna is van september 2020. Sinds die tijd zijn volgens TGE al meerdere ontwikkelingen in de omgeving gaande die de locatie beter geschikt maken voor kleine zoogdieren en amfibieën. TGE adviseert daarom de quickscan te actualiseren wanneer gestart wordt met ontwikkelingen.
Standpunt gemeente: Te zijner tijd moet de politie voldoen aan de zorgplicht uit de Wet natuurbescherming.
3. De Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven (SBWE):
De Stichting heeft in het verleden de gemeente verzocht een cultuurhistorisch onderzoek te doen naar de gebouwen van de voormalige marechausseekazerne. In de toelichting is niets terug te vinden van enig onderzoek dan wel van de waardering van de gebouwen. Derhalve is SBWE kritisch over dit plan.
Standpunt gemeente: In het verleden is dit pand verworven om de uitgifte van Land Forum mogelijk te maken. Daarna stond dit pand op de gemeentelijke slooplijst en afhankelijk van de planvorming moest de afweging worden gemaakt om te behouden of te slopen. Ondanks dat de geschiedenis van het pand enige betekenis heeft, heeft het pand geen bijzondere status. De politie heeft aangegeven het pand niet in te kunnen passen in hun plannen. Als het pand al zou worden gehandhaafd in deze ontwikkeling dan ligt dit in een afgesloten terrein. Gelet op hiervoor genoemde argumenten wordt aan de reactie van SBWE niet tegemoet gekomen.
4. Waterschap De Dommel:
Standpunt gemeente: Dit bestemmingsplan voorziet in een globale regeling, waarin uitsluitend randvoorwaarden zijn vastgelegd. Nieuwe bouw- of gebruiksactiviteiten van de politie kunnen uitsluitend worden gerealiseerd/gestart met een zogenoemde omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit. Bij deze omgevingsvergunning vindt toetsing plaats aan de in dit bestemmingsplan gestelde criteria (artikel 5.3.2). In deze criteria/regels is geborgd dat bij nieuwe bouw- of gebruiksactiviteiten overeenkomstig het beleid van de gemeente ('Klimaatrobuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen') voldoende waterbergingscapaciteit wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
Standpunt gemeente: Dit wordt voor kennisgeving aangenomen en betrokken bij de invulling van het plangebied.
Standpunt gemeente: Zoals bij punt a hierboven is vermeld kunnen nieuwe bouw- of gebruiksactiviteiten binnen het plangebied uitsluitend worden gerealiseerd/gestart met een zogenoemde omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit. Bij deze omgevingsvergunning vindt toetsing plaats aan de in dit bestemmingsplan gestelde criteria (artikel 5.3.2). In deze criteria/regels is geborgd dat bij nieuwe bouw- of gebruiksactiviteiten de waterhuishoudkundige functie van de huidige A-watergang (Oude Rundgraaf) binnen het plangebied in acht wordt genomen en ook bij verlegging of aanpassing van deze A-watergang moet worden geborgd.
Standpunt gemeente: Dit bestemmingsplan voorziet in een globale regeling, waarin uitsluitend randvoorwaarden zijn vastgelegd. Nieuwe bouw- of gebruiksactiviteiten van de politie, zoals aanleggen van (verharde) parkeerplaatsen, kunnen uitsluitend worden gerealiseerd/gestart met een zogenoemde omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit. Bij deze omgevingsvergunning vindt toetsing plaats aan de in dit bestemmingsplan gestelde criteria (artikel 5.3.2). In deze criteria/regels is geborgd dat bij nieuwe bouw- of gebruiksactiviteiten overeenkomstig het beleid van de gemeente ('Klimaatrobuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen') voldoende waterbergingscapaciteit wordt gerealiseerd en in stand gehouden. In de toelichting (par. 5.5.2) is vermeld dat daarbij de actuele gemeente-tool (rekentool.eindhovenduurzaam.nl) moet worden gebruikt.
Standpunt gemeente: Dit wordt voor kennisgeving aangenomen en de politie wordt ook gevraagd dit te betrekken bij de invulling van het plangebied. Het is noodzakelijk dat bij de eerste aanvraag omgevingsvergunning door de politie het waterhuishoudkundig plan wordt gevoegd. Bij wijzigingen in het plangebied moet het waterhuishoudkundig plan worden geactualiseerd.
Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming. In deze paragraaf van het bestemmingsplan staat hoe de samenspraak van gemeente Eindhoven is verlopen en wat de politie aan participatie heeft gedaan.
In december 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders de locatie Land Forum aangewezen als locatie voor de vestiging van een centrale huisvesting voor de politie. Vervolgens is de haalbaarheid van die locatie getoetst. Daarbij zijn naast een gemeentelijk projectteam en een projectteam van de politie ook bewoners uit de buurt betrokken.
In eerste instantie is een klankbordgroep met negen betrokken bewoners uit Meerhoven gevraagd mee te denken over de plannen. Met de klankbordgroep zijn acht bijeenkomsten georganiseerd tussen juni 2020 en maart 2021. In die tijd zijn ook diverse nieuwsbrieven zowel door de gemeente als de bewonersvereniging verspreid. Ook heeft de gemeente een projectpagina op de website ingericht waarop alle beschikbare stukken zijn gepubliceerd. In aanvulling daarop heeft het gemeentelijk projectteam in april 2020 alle bewoners gevraagd digitaal op de plannen te reageren. Daarop zijn bijna 500 reacties ontvangen. Uit al deze contacten met de buurt is een aantal zorgpunten gekomen:
In reactie op deze zorgpunten heeft het college in juni 2021 het volgende besloten:
Vanaf begin 2022 is de politie gestart met het informeren over en betrekken van de buurtbewoners bij de plannen van de politie. Daarvoor is in februari 2022 een digitale informatiebijeenkomst georganiseerd met 107 deelnemers, tijdens welke de stand van zaken over de huisvestingsplannen op Land Forum is toegelicht en vragen zijn beantwoord. Politie stuurt ook nieuwsbrieven uit over het project Land Forum. Daarnaast heeft de politie in het tweede kwartaal van 2022 zes (inloop)spreekuren gehouden in de wijk en heeft daarbij ruim 150 bewoners gesproken. In mei 2022 organiseerde de politie twee excursies naar andere politielocaties met meerdere functies.
In het tweede kwartaal van 2022 selecteert de politie een architect om de plannen in schetsen en ontwerpen uit te werken. Bij de ontwerpen zullen buurtbewoners worden betrokken. Tegelijkertijd gaat de gemeente het openbaar gebied ontwerpen waarin de Sliffertsestraat komt te liggen (start na zomer 2022). Ook daar worden aanwonenden bij betrokken om mee te denken over ontwerp en functies in het gebied.
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 30 juni tot en met woensdag 10 augustus 2022 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om digitaal, schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de editie van het Gemeenteblad van 29 juni 2022 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Tijdens de periode van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan is op 11 juli 2022 een inloopavond georganiseerd. Er konden vragen worden gesteld over het ontwerp bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure. De politie was tijdens de inloopavond ook aanwezig en beschikbaar voor vragen over de plannen van het politiecomplex.
het bestemmingsplan Land Forum (politielocatie) met identificatienummer NL.IMRO.0772.80420-0301 van de gemeente Eindhoven.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
Nota gepubliceerd op 3 oktober 2019 en in werking getreden op 4 oktober 2019.
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, met uitzondering van parkeergarages.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een gebruiksfunctie passend binnen een bestemming waarbij sprake is van een auto- en fietsparkeerbehoefte conform de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019).
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
normen windhinder, gepubliceerd op 4 juni 2020 (gemeenteblad van Eindhoven 2020, nr. 141113) en in werking getreden op 5 juni 2020.
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.
bij collegebesluit van 20 april 2021 vastgestelde nadere regels ter uitwerking van de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019).
het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.
diensten en activiteiten behorende tot het takenpakket van de Politie, alsmede activiteiten door andere handhavingsdiensten, zoals de Koninklijke Marechaussee.
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.
Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
Personen die in het algemeen alleen met individuele begeleiding een onveilige zone kunnen verlaten.
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
de toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk.
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte 45 m' geldt als bouwhoogte de hoogte vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, inclusief ondergeschikte bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
De voor `Bos´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat voor bouwwerken voor informatievoorziening, entreevoorziening dan wel schuilvoorziening een maximum bouwhoogte geldt van 3 meter; de maximum vloeroppervlakte per informatie-, entree- of schuilvoorziening is 10 m2.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.2 bepaalde en een bouwhoogte van 4 meter toestaan mits dit aantoonbaar noodzakelijk is voor het natuur-, landschaps- of bosbeheer.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming ´Bos` de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie. Daarbij gelden de volgende regels:
De voor 'Maatschappelijk - Politie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
met inachtneming van het volgende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 7c lid 14 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, een nieuwe bouw- of gebruiksactiviteit te starten en/of te veranderen ten behoeve van de in 5.1 onder a, f, h en j genoemde functies.
De omgevingsvergunning als bedoeld in 5.3.1 wordt verleend indien aan de bouwregels als bedoeld in 5.2 wordt voldaan en, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende wordt gemotiveerd dat het voornemen aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van:
In Bijlage 4 bij deze regels is benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dit aspect kan worden gemotiveerd.
In Bijlage 5 bij deze regels is benoemd hoe de aanvaardbaarheid ten aanzien van dit aspect kan worden gemotiveerd.
Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het borgen van de in lid 5.3.2 genoemde voorwaarden.
De voor Waarde - Archeologie - 3 (terrein van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Op de voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dieper dan 0,3 m onder maaiveld over een oppervlakte van 50 m2 of meer, uit te voeren:
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
De in lid 6.4.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat kan ontstaan, met dien verstande dat:
De voor Waarde - Archeologie - 4 (hoge archeologische verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Op de voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dieper dan 0,3 m onder maaiveld over een oppervlakte van 100 m2 of meer, uit te voeren:
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
De in lid 7.4.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat kan ontstaan, met dien verstande dat:
De voor Waarde - Archeologie - 5 (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Op de voor Waarde - Archeologie - 5 aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dieper dan 0,3 m onder maaiveld over een oppervlakte van 250 m2 of meer, uit te voeren:
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
De in lid 8.4.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat kan ontstaan, met dien verstande dat:
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied en/of de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden :
De in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen als bedoeld in lid 9.1 tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Locatie | A2/N2 | Sliffertsestraat | Meerhovendreef |
Overige zone- ontwikkelgebied politielocatie Land Forum | 53 dB | 63 dB | 63 dB |
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering verlegging Sliffertsestraat' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het verleggen van de Sliffertsestraat.
Werkzaamheden ten dienste van het verleggen van de Sliffertsestraat zijn uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit.
De omgevingsvergunning als bedoeld in 12.2.2 wordt verleend indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende wordt gemotiveerd dat het voornemen aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van:
Binnen de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' geldt als aanvullend doeleind van de andere daar voorkomende bestemming(en) het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Onverminderd de regels die gelden ten aanzien van de andere daar van toepassing zijnde bestemming(en) zijn de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.
Binnen de op de verbeelding aangegeven 'veiligheidszone - invloedsgebied' zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen, cellencomplexen of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen. Het wijzigen van bestaande gebouwen voor het gebruik voor verminderd zelfredzame personen is eveneens niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.
Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.