|
In deze regels wordt verstaan onder:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de eventueel daarbij behorende bijlagen.
Het bestemmingsplan 'Binnenstad, Valkenstraat-Boschstraat' met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2023201011- OV01 van de gemeente Breda.
Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
Een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Oppervlakte waarvan de neerslag tot afstroming komt met afvoer op riolering of oppervlaktewater. Naast hoofdgebouwen worden ook bijgebouwen, inritten en overige terreinverhardingen beschouwd als afwaterend verhard oppervlak als ze zijn voorzien van een afvoer. Dakoppervlakken worden horizontaal gemeten.
Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
Een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf al dan niet met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning.
Een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een bedrijventerrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
De totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
Elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons.
Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals musea, ateliers, galeries en yogastudio's. Hieronder worden niet verstaan casino's, speelautomatenhallen en seksinrichtingen.
Een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten behoeve van verkoop, verkopen, en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen.
Een gevel zonder te openen delen, met uitzondering van openingen die toegang bieden naar niet-geluidgevoelige ruimten.
Het in beginsel in stand houden en verbeteren van het watersysteem door infiltratie of verdamping en zuivering in een bovengronds systeem.
Een woning bestaande uit twee verdiepingen waarvan de woonkamer gelegen moet zijn op de begane grond.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder en in het Besluit geluidhinder.
Een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van minimaal 11 m2.
Een gevel die in beperkte mate door geluid wordt belast en waaraan ten minste één verblijfsruimte - met te openen delen - grenst. De gevelbelasting dient voor alle geluidsoorten aan de voorkeursgrenswaarden te voldoen.
Een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.
Een waterbergingsvoorziening in de vorm van een dak met dakbedekking waarop een laag is aangebracht die hoofdzakelijk bestaat uit substraat met levende planten waardoor de dakbedekking hemelwater bergt en vertraagd afvoert.
Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen.
Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden.
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Het verhuren van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal twee personen, door de volledige eigenaar/eigenaren van de woning of de hoofdhuurder van de woning van een woningcorporatie, die in dezelfde woning woont/wonen.
een samenlevingsvorm van een of meer personen, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
Een gebouw ten behoeve van een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatigverlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaanen geholpen.
Het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden, met dien verstande dat toepassing van de hospitaregeling niet als kamerverhuur wordt aangemerkt.
De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°.
Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen.
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
Een huurwoning voor middeldure huur zoals bedoeld in de Doelgroepenverordening gemeente Breda 2023.
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie.
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.
Bewoning door een of meerdere personen van een daarvoor bestemd gebouw als hoofdverblijf.
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Een door het bevoegd gezag genomen besluit op basis van het in het archeologische onderzoeksrapport opgestelde selectieadvies.
Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen.
Een huurwoning voor sociale huur zoals bedoeld in de Doelgroepenverordening gemeente Breda 2023.
Een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.
De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
De naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater in de bodem, zoals wadi’s, verlaging in het groen, waterbergende verharding, waterberging op het dak, grindkoffers, infiltratiekratten en/of het aanbrengen of vergroten van (bestaande) greppels, (zak)sloten, watergangen en vijvers.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel.
De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
Het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, railings en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat voor de meest voorkomende dakvormen in onderstaande afbeelding is aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald.
Vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
Vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, railings en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidgevoelig object wordt verleend als:
Het oprichten van bebouwing is uitsluitend toegestaan indien wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening met voldoende capaciteit. De capaciteit van de waterbergingsvoorziening wordt als volgt berekend:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen en andere functies kan alleen worden verleend wanneer is aangetoond dat behoud van het ondergrondse historische Oude Vestriool in voldoende mate is geborgd op basis van een door de gemeente goedgekeurd funderingsplan en risicobeheersplan.
Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - gemengd 1' en 'specifieke vorm van wonen - gemengd 2' mag het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m2, met dien verstande dat binnen dit oppervlakte maximaal 300 m2 aan verkoopvloeroppervlak voor detailhandel is toegestaan.
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 indien:
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en het herstel van actuele en het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden binnen het beschermd stadsgezicht.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen geldt voor het bouwen van bouwwerken dat het vergroten en/of veranderen van de bestaande bebouwing uitsluitend is toegestaan, indien de vergroting en/of verandering uitsluitend zichtbaar is ter plaatse van het achtererfgebied.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 teneinde:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en/of vernieuwd, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden vergroot.
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
In de gemeente Breda is, net als in de rest van Nederland, een grote behoefte aan woningen. Er zijn te weinig woningen om aan de vraag te voldoen en de woningen die wel beschikbaar zijn niet voor iedereen geschikt. Met name in het laagsegment (sociale huur) en middensegment is de vraag naar woningen het grootst. Uit de omgevingsvisie 'Breda, Sterk en Veerkrachtig' wordt duidelijk dat de gemeente een gedeelte van deze woningbouwopgave wil oplossen in het centrum van Breda. De transformatie van een binnenstedelijke locaties naar een hoogwaardig stedelijk woonmilieu draagt bij aan de kwaliteit van de bestaande leefomgeving. De hoogwaardige stedelijke woonmilieus dragen bij aan het karakter van Breda als internationaal knooppunt en als stad met een stedelijke allure.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 132 nieuwe wooneenheden, de functionele transformatie van een rijksmonument in het beschermde stadsgezicht naar 18 wooneenheden en ongeveer 1.000 m2 aan commerciële/kantoor ruimte mogelijk. In totaal gaat het om maximaal 150 wooneenheden. Het plangebied bevindt zich in de binnenstad van Breda en maakt stedenbouwkundige onderdeel uit van het bouwblok dat ligt tussen het park Valkenberg en de Boschstraat. Op dit moment is het terrein voor een groot deel braakliggend. Hier stond voorheen een ontmoetingsgebouw (Incom). Dit gebouw is inmiddels gesloopt. De bebouwing die aanwezig is op het terrein betreft het monumentale Raffypand (voormalig zorgcentrum) met verschillende uitbouwen en een diepe tuin en de panden van de kringloop genaamd 'Goedkoop & Zo'.
Onder de naam 'Central Park 076 Breda' is in samenwerking met de gemeente Breda gekomen tot een passende invulling van de locatie. De ontwikkeling voorziet in een zeer aantrekkelijke woonomgeving met extra aandacht voor duurzaamheid en biodiversiteit. Er is met de planontwikkeling nadrukkelijk een relatie gezocht met park Valkenberg, het cultuurhistorische verleden en het bijbehorende monumentale erfgoed.
De realisatie van de wooneenheden, commerciële ruimte en de transformatie van het erfgoed past niet in het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Binnenstad'. Om de plannen mogelijk te maken dient voor het plangebied een nieuw ruimtelijk en functioneel kader te worden vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van woningen gecombineerd met commerciële voorzieningen en het herontwikkelen van erfgoed mogelijk.
Het plangebied ligt tussen het Valkenberg park en de Boschstraat. Aan de westzijde wordt de locatie begrensd door de oude historische Bouwerijstraat en aan de noordzijde door de in de jaren '60 gerealiseerde Valkenstraat en J.F. Kennedylaan. Het plangebied wordt gevormd door de percelen gemeentecode BDA00, sectie B en nummers 7375, 7622, 7904, 7905, 7950 en een gedeelte van het perceel 8508. In totaal heeft het plangebied een oppervlakte van ongeveer 6.350 m2. De volgende afbeelding geeft de ligging en begrenzing van het plangebied weer.
Figuur 1.1: Ligging en begrenzing van het plangebied
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Binnenstad' dat op 30 oktober 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Breda. De volgende afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding.
Figuur 1.2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Central Park 076 Breda' (bron www.ruimtelijkeplannen.nl)
Het grootste gedeelte van het plangebied heeft de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Gemengd'. Een klein gedeelte van het plangebied heeft de bestemmingen 'Verkeer' en 'Bedrijf'. Daarnaast is het grootste gedeelte van het plangebied voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie' en 'Waarde – Beschermd stadsgezicht'. Deze laatstgenoemde dubbelbestemming is opgenomen in het bestemmingsplan 'Herziening Beschermd stadsgezicht'. De aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en herstel van actuele en het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden binnen het beschermd stadsgezicht. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan 'Herziening Beschermd stadsgezicht' nadere regels opgenomen.
Daarnaast zijn er nog een aantal parapluplannen vastgesteld namelijk: parapluplan 'Hospita en parkeren 2022' en het paraplubestemmingsplan 'Smart-, Grow- en Headshops en Belwinkels'. In het parapluplan 'Hospita en parkeren 2022' zijn aanvullende regels opgenomen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen, waarbij rekening gehouden wordt met de omvang van het gebouw en de activiteiten die plaats vinden in het gebouw. Het benodigde aantal parkeerplaatsen is vastgesteld aan de hand van de Nota Parkeernormen Breda 2021.
De beoogde ontwikkeling past qua gebruik en bouwmogelijkheden niet in het vigerende planologische kader. Om de voorgestane ontwikkeling mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld, dat voorziet in een passende planologische regeling voor de realisatie van de wooneenheden en commerciële voorzieningen.
Hoofdstuk 2 bevat de planbeschrijving waarin de bestaande en toekomstige situatie wordt beschreven. Vervolgens zijn de beleidskaders van de diverse overheden uiteengezet in hoofdstuk 3. De omgevingsaspecten met betrekking tot de ontwikkeling worden in hoofdstuk 4 besproken. In hoofdstuk 5 zijn de planregels nader toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt tot slot aandacht besteed aan de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.
Dit hoofdstuk vormt een beschrijving van het plangebied en haar omgeving. Vanuit de huidige situatie en ruimtelijke- en functionele structuur, is inzicht verkregen in de kaders die aan de basis hebben gestaan van de planontwikkeling. Hierop wordt vervolgens op het onderdeel 'toekomstige situatie' ingegaan.
Het plangebied ligt in de wijk 'Valkenberg', gesitueerd in het centrum van Breda. Het centrum van Breda wordt aan alle zijden begrensd door de rivier de Mark. Het plangebied maakt onderdeel uit van de binnenstad. Kenmerkend voor de wijk 'Valkenberg' is het stadspark Valkenberg, het Stedelijk Museum, voormalige gevangenis De Koepel, het grote parkeerterrein annex evenementen terrein 'Chasseveld' en Pathé Breda (bioscoop met aanverwante Leisure voorzieningen en appartementen). De wijk kent een goede ontsluiting voor zowel fiets, auto's als openbaar vervoer. Dit komt door de ligging nabij het centraal station, de Boschstraat als fietsstraat en de stadsring van Breda (John F. Kennedylaan). Onderstaande afbeelding toont een overzicht van het plangebied (nummer 5 op de kaart) en de omgeving.
Figuur 2.1: Plangebied in relatie tot de omgeving.
Omgeving plangebied
De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door het historische karakter van het centrum van Breda. De historische binnenstad met karakteristieke markt en de Grote Kerk van Breda liggen op ongeveer 450 meter afstand. De Boschstraat ligt aan de zuidzijde tegen het plangebied aan. In de straat zijn nog veel kenmerkende en historische panden aanwezig. Het stadspark Valkenberg ligt direct ten westen van de locatie. Het betreft een groot park met horecavoorzieningen, ruimte voor recreëren, verkoelende vijvers en het park geldt als verbinding tussen het Centraal Station en de binnenstad. Het centraal station ligt op ongeveer 450 meter vanaf het plangebied.
De hoge bebouwing van de John F. Kennedylaan vormt de oostelijk wand van het stadspark Valkenberg. Uit het stadsarchief van Breda blijkt dat vroeger ter plaatse van de John F. Kennedylaan historische panden stonden, die vermoedelijk zijn gesloopt in verband met de aanleg van de verkeersweg rond het stadshart. De John F. Kennedylaan is in de jaren '60 aangelegd om de verkeersstructuur rondom het centrum van Breda te verbeteren. De route is een belangrijke schakel in de verkeersstructuur aan de oostflank van het centrum in Breda.
De Boschstraat behoort tot één van de drie oudste routes naar het centrum van Breda. In de 13e eeuw mondde de straat uit in de Gasthuyspoort die toegang gaf tot de stad. De straat heeft door de eeuwen heen een mix gehad van bedrijvigheid en wonen. Daardoor is een karakteristieke typologie van 'poorthuizen' ontstaan. Naast de diverse steegjes naar de achterterreinen zijn er ook ongeveer 7 van deze poort-panden (zowel historische als nieuwe) nog aanwezig. De doorsteekjes naar het achterliggende gebied behoren tot de stedenbouwkundige typologie van een 'kamstructuur'. Onderstaande afbeeldingen tonen die stedenbouwkundige 'kamstructuur' en de bebouwing in de omgeving.
Figuur 2.2: Bovenaanzicht plangebied en impressies bebouwing in de omgeving
Grenzend aan het plangebied bevinden zich in oostelijke, westelijke en noordelijke richting diverse appartementencomplexen, waaronder de 'Poort van Breda'. Dit gebouw is omstreeks 1999 gebouwd en kenmerkt zich door de ronde toren als hoogte accent (40 meter) en eyecatcher. Het gebouw heeft een goothoogte van gemiddeld 12 meter. De overige appartementencomplexen zijn omstreeks 1970 en 1984 gebouwd en hebben een meer functionele uitstraling. Het plangebied wordt in het zuiden begrensd door de Brouwerijstraat, een historische zijstraat van de Boschstraat. Het smalle steegje vormt een verbinding voor langzaam verkeer tussen de Boschstraat en het stadspark Valkenberg.
Aan de Brouwerijstraat 8 was een moskee gevestigd, deze is verhuisd naar een locatie elders. De bebouwing is op dit moment functioneel niet in gebruik. Aan de zijde van de Bouwrijstraat is een wijktrafo aanwezig.
Plangebied
Kenmerkend voor het plangebied is de meerzijdige oriëntatie, monumentale waarde en de mix van functies en gebouwen. Het plangebied maakt ruimtelijk onderdeel uit van het bouwblok dat ligt tussen het stadspark Valkenberg en de Boschstraat.
Figuur 2.3: Bovenaanzicht plangebied
De bebouwing aan de Boschstraat heeft een vaste rooilijn, waardoor een begrenzing van de openbare ruimte in de vorm van een gevelwand ontstaat. De gevelwand bevat diverse doorsteken en openingen richting het park Valkenberg. De stedenbouwkundige ruimte aan de parkzijde is al een lange tijd niet in gebruik en vormt een rommelig aanzicht mede door het daarvoor gelegen parkeerterrein.
Aan de noordzijde van het plangebied, zijde Valkenstraat, wordt sinds 2014 het straatbeeld gekenmerkt door het kringloopcentrum 'Goedkoop & Zo' (Valkenstraat 8). Voorheen was de locatie in gebruik door een buitensportwinkel en tankstation. Naast de moskee stond in het verleden de 'Incom', een multicultureel centrum van de gemeente, die toegankelijk was via de moskee. Dit gebouw is in het jaar 2013 gesloopt.
Figuur 2.4: Aanzicht plangebied vanaf J.F. Kennedylaan
Het perceel aan de Boschstraat 57 staat beter bekend als 'Huize Raffy'. Het eigenlijke huis heeft een rechthoekige plattegrond en bestaat uit twee achter elkaar gelegen vleugels. Het pand heeft drie bouwlagen plus zolder. De tweede verdieping is in het recente verleden door horizontale splitsing van de zolder tot stand gekomen. De twee zadeldaken met topgevels liggen evenwijdig aan de Boschstraat. Het deel linksvoor heeft een kelder. Aan de noordzijde van aan de steeg (Duivelshoek) ligt haaks op het huis een veel jongere vleugel met drie lagen en plat dak. Ten westen van het huis staat een even jong pand dat eveneens tot het complex behoort. Het heeft weer drie lagen en plat dak. Hierachter is een volgend bouwdeel geplaatst. Tussen het oude huis en het jongere is een deel van de steeg opengelaten, maar wel overkapt door het dak van de binnenplaats die over één bouwlaag is dichtgezet. Deze overkapping sluit aan op de achtergevel van het oude huis.
Het gebouw is vanaf 1959 in gebruik geweest als verzorgingstehuis en heeft voor een lange periode deze maatschappelijke functie weten te behouden. Het pand is een Rijksmonument (nr. 10103) en heeft een diepe ommuurde tuin. Zowel de oorspronkelijke bouwmassa van het huis als delen van het interieur hebben een hoge monumentale waarde.
Figuur 2.5: Huize 'Raffy' (Boschstraat 57) en de Duivelshoek
De Duivelshoek is een historische steeg aan de noordzijde van de Boschstraat, tussen de huisnummers 53 en 57. Aan de Duivelshoek is 2014 een nieuw appartementencomplex gebouwd, waardoor de steeg ook een woonfunctie heeft.
Central Park 076 Breda is een plan nabij het stadspark Valkenberg en zorgt voor de afronding van het stedenbouwkundige bouwblok tussen de Valkenstraat, J.F. Kennedylaan, Bouwerijstraat en de Boschstraat. Het plan voorziet in een zeer aantrekkelijke woonomgeving met ruime aandacht voor biodiversiteit, gelokaliseerd nabij het station en de binnenstad van Breda. Voor de ontwikkeling is de onderstaande stedenbouwkundige uitgangspuntenkaart gehanteerd.
Figuur 2.6: De uitgangspuntenkaart stedenbouwkundig ontwerp
Op basis van deze stedenbouwkundige uitgangspuntenkaart is door Mecanoo een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarbij de uitgangspunten verder zijn beschreven. Dit beeldkwaliteitsplan is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Bebouwing is gegroepeerd aan een groen hof, met een meer pandsgewijze opbouw vanuit de historische 'kamstructuur' van het gebied achter de Boschstraat en een meer fors bouwblok aan de zijde van het park, de Valkenstraat en Bouwerijstraat. De navolgende afbeelding toont de uitwerking hiervan.
Figuur 2.7: Indicatief stedenbouwkundig ontwerp d.d. Mecanoo Architecten 2023
Een bijzondere gevel met extra aandacht voor de zichtlijnen richting het stadspark Valkenberg vormt de reflectie naar het park. Op de bovenste verdieping is ruimte voor een gemeenschappelijke daktuin, uniek voor Breda. De Boschstraat wordt een gebied dat een verdere upgrading gaat krijgen door diverse ontwikkelingen aan de oostflank. Door de activering van de omliggende verbindingsstraten worden het plan en de Boschstraat met elkaar verbonden. De aantrekkende werking en de zichtlijnen versterken deze verbindingen met de Boschstraat.
Het Rijksmonument op nummer 57 blijft ongewijzigd en het pand op nummer 59 wordt gerenoveerd. Ten behoeve van de functiewijziging van het pand worden wel interne verbouwingen uitgevoerd. Behoud van het pand en integratie in dit plan staat hierbij voorop (zie ook paragraaf 4.8 erfgoed). Dit draagt bij aan het behoud van het historische karakter van de locatie.
De bebouwing aan en om het park wordt gezien als verlengstuk van het stadspark Valkenberg, dat nieuwe aanknopingspunten voor verblijfskwaliteit, groen en functies voor de locatie toevoegt. De bebouwingswand aan de J.F. Kennedylaan versterkt deze omlijsting van het park en vervult daarmee een belangrijke rol voor het centrum van Breda. Het 'Central Park 076 Breda' ligt verankerd in het bestaande ruimtelijk weefsel en sluit het met de openbare ruimte goed aan op bestaande verbindingen en opeenvolgende hof structuren. Op de kop van het bouwblok aan de J.F. Kennedylaan heeft het gebouw een hoogteaccent met ruime, groene terrassen aan het park. Aan de Valkenstraat heeft het volume twee verdiepingen minder en een setback. Dit zorgt voor een prettiger verblijfsklimaat en sluit zo goed aan op de lagere, omliggende bebouwing.
De architectonische opgave is het vormgeven van het blok als één entiteit met het daklandschap als horizontaal element in samenhang met de omgeving en in relatie tot de gevels. Waarbij het daklandschap het hoogtepunt aan de hoek met de Bouwerijstraat heeft, een ruimte voor collectief gebruik integreert en een iconisch beeld oplevert.
Figuur 2.8: Inpassing van bebouwing in omgeving en aanzicht vanaf J.K. Kennedylaan toekomstige bebouwing. Bron: d.d. Mecanoo Architecten 2023
De daken zijn onderverdeeld in verschillende zones. Sommige daken worden hoofdzakelijk gebruikt voor energieopwekking al dan niet in combinatie met een groene laag. De daken aan de zijde van de J.F. Kennedylaan zijn hoofdzakelijk verblijfsruimtes met een groene uitstraling. Ook bevindt zich op het dak een gemeenschappelijke tuin, waar de bewoners van de Kennedylaan kunnen ontspannen. Uitbreiding van het voormalige Huize Raffy krijgt juist veel groen ten gunste van de biodiversiteit en waterretentie.
Vanwege het groenkompas (zie ook paragraaf 3.4.8) dient minimaal 35% van het plangebied te worden ingericht als (semi) openbaar gebied. Dit gebied is voor de bewoners van het (plan)gebied toegankelijk en met zoveel mogelijk aaneengesloten groen ingericht. Hiervan wordt de helft ingericht als biodiverse semi- openbare ruimte. De afbeelding hierna toont de inrichting van de openbare ruimte en het dakterras. In het plangebied is op de terrassen/balkons, groendaken, -gevels en geveltuintjes ruimte voor begroeiing. De daken zijn onderverdeeld in verschillende zones. Sommige daken worden hoofdzakelijk gebruikt voor energieopwekking (geel dak) al dan niet in combinatie met een groene laag. De daken aan de kant van de J.F. Kennedylaan krijgen hoofdzakelijk verblijfsruimtes en groene wandbekleding, zowel in de buitenruimte als op het dak.
Figuur 2.9: Integratie van planten in de buitenruimte inrichtingstekening Bron: d.d. Mecanoo Architecten 2022
De ontwikkeling van het Central Park 076 Breda is opgebouwd uit meerdere gebouwen, die als een geheel zijn ontworpen. In totaal worden er 132 nieuwe gestapelde wooneenheden gerealiseerd gecombineerd met ongeveer 1.000 m2 aan commerciële/maatschappelijke functies en 18 appartementen in het Rijksmonument Huize Raffy. De volgende tabel geeft een overzicht van het bouwprorgramma.
Figuur 2.10: Overzicht van het bouwprogramma uitgesplitst in bouwlagen, appartementen en bruto vloeroppervlak kantoor/commerciële ruimte in m2
Om te komen tot een gedifferentieerd en betaalbaar woonaanbod is de volgende verdeling gehanteerd in het voorlopige ontwerp:
Dit zijn totaal 75 eenheden in het betaalbare segment. Daarmee wordt voldaan aan de 50% betaalbaar, waarvan 20% sociale huur en 30% middeldure huur is. De overige woningen worden voorzien in de vrije koopsector. De ontwikkeling is hiermee in lijn met de doelgroepenverordening 2019 (zie ook paragraaf 3.4.6). In huize Raffy zijn bovendien maatschappelijke functies toegestaan. Ook voorzieningen ten behoeve cultuur en ontspanning, horeca 1, kantoren en detailhandel met een maximaal gezamenlijk oppervlakte van 150 m2 bevinden zich in het bestaande gebouw van Huize Raffy. In de plint van de bebouwing aan de J.F. Kennedylaan is ook ruimte voor commerciële functies. Het gaat hierbij om functies ten behoeve van cultuur en ontspanning, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en horeca 1. In totaal biedt dit gebouw ruimte voor gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlakte van ongeveer 550 m2. Het uitgangspunt bij de commerciële/ maatschappelijke voorzieningen is dat dit niet concurrerend is met de binnenstad.
De gebouwen krijgen diverse bouwhoogtes. De onderstaande afbeelding toont de hoogtes van de bebouwing, zoals wordt geborgd op de verbeelding van het bestemmingsplan. Er ontstaat een trapsgewijze opbouw van bouwhoogtes. Dit zorgt voor een dynamisch aanzicht, maar versterkt ook de relatie van het gebouw met de (semi)-openbare ruimte. In totaal worden maximaal 150 appartementen met bijbehorende voorzieningen gerealiseerd. Verschillende woningtypen en voorzieningen zijn gegroepeerd rondom een binnentuin. In het complex zijn de voorzieningen aan de Boschstraat overwegend maatschappelijk en de voorzieningen in de plint aan de J.F. Kennedylaan-Bouwerijstraat zijn deels commercieel. Gedeelde voorzieningen voor alle gebruikers van het complex bevinden zich in de plint, in de binnentuin (hof) en in het dakenlandschap. Uitwisseling tussen deze functies vindt plaats via de binnentuin, de plint en de verticale ontsluiting.
Het is erg belangrijk dat de ontwikkeling ervoor gaat zorgen dat de plek bijdraagt aan het behouden en aantrekken van bewoners en sociale klimmers, oftewel sociale duurzaamheid. Door in voldoende gedeelde, collectieve en publieke voorzieningen te voorzien, voor een diverse groep gebruikers, wordt gegarandeerd dat Central Park 076 Breda een plek van betekenis wordt voor verschillende mensen uit buurt, wijk en stad. Nu en in de toekomst. De volgende afbeelding toont de ruimtelijke interventies die ervoor gaan zorgen dat dit een hechte woongemeenschap wordt; een plek en bestemming waar men elkaar kan ontmoeten en waar echt samengeleefd wordt.
Figuur 2.11: Sociale duurzaamheid stedenbouwkundig ontwerp d.d. Mecanoo Architecten 2022
Sociale duurzaamheid wordt allereerst gestimuleerd door de locatie stedenbouwkundig te verbeteren. De volgende punten zijn de ruimtelijke interventies die ervoor moeten gaan zorgen dat de locatie beter verankerd ligt in het gebied. De verbinding van de Boschstraat met de omgeving krijgt een verbeterslag, waarbij ook de sociale veiligheid rondom het plangebied toeneemt onder andere door:
Central Park 076 Breda voorziet in een bestaande behoefte en biedt ruimte voor verschillende levensstijlen, door onder andere het realiseren van veelzijdige woningtypologieën. Dit maakt het plan inclusief, met een focus op divers palet aan doelgroepen. Door de variatie in woontypes is de ontwikkeling ook wooncarrièreproof: men kan eenvoudig doorgroeien binnen het complex.
Central Park 076 Breda wordt gekenmerkt door haar riante hof/ binnentuin en de goed bereikbare openbare ruimte. Het gehele gebied is semi-openbaar (overdag van 9:00 tot 18:00 geopend) en autoluw en vanuit drie kanten bereikbaar (vanuit de Bouwerijstraat, Duivelshoek of Valkenstraat). Bezoekers en bewoners kunnen zich vrij bewegen en elkaar ontmoeten. Mensen slecht ter been ervaren geen obstakels, want alle buitenplekken zijn rolstoeltoegankelijk. De afbeelding hieronder toont de routing van het plangebied. Gezien de ligging in de nabijheid van het centraal station, de binnenstad met haar voorzieningen, en de aanwezigheid van de fundamentele verkeersas voor bussen van de J.F. Kennedylaan is de verwachting dat bezoekers meer kiezen voor duurzame vormen van mobiliteit. Parkeren vindt plaats in de ondergrondse parkeergarage en een gedeelte in de omliggende openbare ruimte. Het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte volgt uit het parkeeronderzoek (zie ook paragraaf 4.2 mobiliteit). De in- en uitrit van de parkeergarage bevindt zich aan de oostzijde van het plangebied; aan de Valkenstraat. Het uitgangspunt is om het gebruik van de fiets te stimuleren boven het autogebruik. Bij de entrees van de woongebouwen worden kleinschalige fietsstallingen voor bewoners gerealiseerd en voor bezoekers zijn verspreid in de openbare ruimte een aantal fietsstallingen aanwezig. De route via de Duivelshoek, die in verbinding ligt met de fietsstraat Boschstraat, blijft enkel toegankelijk voor langzaam verkeer. Om comfortabel te kunnen verplaatsen is met een doorgang een directe voetgangers- en fietsverbinding door het bouwblok gerealiseerd.
Figuur 2.12: Mobiliteit en routing stedenbouwkundig ontwerp d.d. Mecanoo Architecten 2022
Het gehele hof is bereikbaar voor hulpdiensten. Er zijn drie mogelijke manieren om het hof te bereiken, namelijk via de Bouwerijstraat, de Valkenstraat en de Duivelshoek. Voertuigen kunnen zich in de Bouwerijstraat logischerwijs opstellen langs het gebouw dat voorheen de Moskee was, op de hoek van de Valkenstraat en voor Huize Raffy. Hulpverleners kunnen zich te voet vrij door het gehele gebied bewegen. Pakketbezorgers kunnen via de Bouwerijstraat tijdelijk parkeren bij de entree naast van de voormalige Moskee locatie. Ook is er de mogelijkheid om aan de voorzijde, langs de J.F. Kennedylaan een busje op te stellen of parallel aan de Duivelshoek naast huize Raffy.
In het kader van duurzaamheid geldt dat vanuit het stedenbouwkundig ontwerp verschillende maatregelen zijn toegepast om de gebruikskwaliteit en toekomstwaarde te vergroten. Deze maatregelen zijn onder andere genomen om aan te sluiten bij de duurzaamheidsambities die zijn gesteld in de duurzaamheidvisie Breda 2030 (zie ook paragraaf 3.4.8). De onderstaande afbeelding toont een aantal van deze duurzaamheidsmaatregelen.
Figuur 2.13: Duurzaamheid maatregelen ontwerp d.d. Mecanoo Architecten 2022
Een van deze maatregelen is het beoogde duurzame collectieve warmtesysteem voor Central Park 076 Breda. Het systeem bestaat uit een Warmte-koudeopslagsysteem (WKO). Met een warmte-en-koudeopslag wordt warmte en koude lokaal opgeslagen in de bodem. Zo gebruiken de toekomstige bewoners in de winter de opgeslagen warmte van de zomer, om de woning te verwarmen. In de zomer werkt het precies andersom en gebruiken de bewoners de opgeslagen koude van de winter om de woning te verkoelen. Daarnaast wordt een gedeelte van het dakoppervlakte gebruikt door PV-panelen. Ook worden maatregelen genomen om de energiebehoefte te beperken onder andere door hoge mate van isolatie en luchtdichting, passief verwarmen, toepassen van ledverlichting en warmwater besparingsmaatregelen. Bij het ontwerp van het nieuwe hof ontstaat een mooie kans voor een grootschalige hemelwaterberging op locatie. Regenwater wordt in de toekomst vastgehouden, waardoor het bij schaarste, bijvoorbeeld in tijden van droogte, weer kan worden teruggegeven. Dit gebeurt door gebruik te maken van een hemelwatercascade, waarin regenwater eerst wordt opgevangen, waar het vervolgens in het gebied kan worden vastgehouden en hergebruikt voor het bewateren van beplanting en te gebruiken voor afkoeling van de (openbare) ruimte. Voldoende beplantingsoppervlak in plaats van verharding op de kavel helpt daarnaast om hittestress tegen te gaan.
De herbestemming van de locatie zorgt ervoor dat een passende invulling wordt gegeven aan een centrum locatie met een cultuurhistorisch verleden en monumentale waarde. De ontwikkeling van de wooneenheden, gecombineerd met voorzieningen, past bij het karakter van de wijk en de stedenbouwkundige structuren ter plaatse. De ontwikkeling voorziet in een kwaliteitsimpuls voor de openbare ruimte en bebouwing, in combinatie met duurzaamheid en aandacht voor mobiliteit.
Dit hoofdstuk gaat in op het beleid dat de verschillende overheden voor ruimtelijke ontwikkelingen hebben opgesteld. De relevante beleidsstukken zijn beschreven, waarna is toegelicht in hoeverre onderdelen hiervan betrekking heeft op voorliggende ontwikkeling.
Toetsingskader
De Rijksoverheid werkt aan een nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook één Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale
Omgevingsvisie (NOVI). Met deze visie geeft het Rijk de hoofdlijnen van de gewenste kwaliteit van de leefomgeving, de voorgenomen ontwikkeling en het te voeren beleid. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe het Rijk samen met medeoverheden en de samenleving uitvoering geeft aan de NOVI. De NOVI wordt uitgewerkt in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma's, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling, die gebiedsgericht worden ingezet. Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld door de Tweede Kamer.
De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving tot 2050. Met de omgevingsvisie wordt richting gegeven aan de grote nationale opgaven. De NOVI benoemt nationale belangen, geeft richting op vier prioriteiten en maakt keuzes. Tevens is er ruimte voor regionaal maatwerk en een gebiedsgerichte uitwerking. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal de omgevingsvisie de status hebben van een Nationale Omgevingsvisie. Nationale belangen bestaan onder meer uit het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie en de ontwikkeling van een circulaire economie met behoud van onder meer biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
Beoordeling en conclusie
In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
Toetsingskader
In de Nationale Woon- en Bouwagenda worden de oorzaken van de wooncrisis, de doelstellingen en de programmatische aanpak voor de komende jaren geschetst. Het doel van de Nationale Woon- en Bouwagenda is het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Nederland. Er is een groot tekort aan woningen, er zijn niet genoeg betaalbare woningen en het aanbod van woningen sluit niet voldoende aan bij de wensen van mensen, met name in relatie tot hun levensfase en bijbehorende woonbehoefte. Om deze drie zaken te bevorderen zijn enkele doelen opgesteld. Tot 2030 moeten er 900.000 woningen worden bijgebouwd, waarvan twee derde betaalbaar. De regering verwacht dat in de periode tot 2030 ongeveer 250.000 sociale huurwoningen worden gebouwd door corporaties. Hierdoor ontstaan ook meer woningen waarbij de woonlasten beter aansluiten bij het inkomen van de mensen. Hierbij wordt met name gericht op jongeren, starters en personen met middeninkomens.
Aanvullend op de Agenda zijn nog enkele programma's opgesteld, waaronder het Programma Betaalbaar wonen. In eerste instantie richt dit Programma zich op de middeninkomens, maar in het Programma wordt ook gesteld dat mensen met een laag inkomen geen te hoge woonlasten mogen hebben.
Beoordeling en conclusie
Voorliggend plan voorziet in de ontwikkeling van 30 sociale huurwoningen (20%), 45 middeldure woningen (30%) en 75 woningen in het vrije segment (50%). Hiermee wordt een gedifferentieerd woningaanbod mogelijk gemaakt met een groot aandeel betaalbare woningen. De opgave van 70% betaalbare woningen (30% sociale huur en 40% goedkope koop/middeldure huur) is een gemeente-en stadsbrede opgave. De complexiteit van binnenstedelijke transformatielocaties vraagt om maatwerk bij ontwikkellocaties. Vanwege het vergevorderde stadium van de planvorming, waarover een haalbaarheidsbesluit genomen is, geldt dat voor deze ontwikkeling in overleg met de gemeente een uitzondering is gemaakt op de landelijke norm. Bovendien zorgt de ontwikkeling voor een meerwaardecreatie ter plaatse en draagt daarmee bij aan de leefbaarheid en veiligheid van de locatie. Er zijn daarin geen strijdigheden met de Nationale Woon- en Bouwagenda.
Toetsingskader
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) vormen de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd. Het Besluit en de Regeling bevatten regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming.
Beoordeling en conclusie
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening heeft geen betrekking op het voorliggend bestemmingsplan, aangezien het bestemmingsplan geen invloed heeft op nationale belangen, zoals deze zijn benoemd in het Barro.
Toetsingskader
Het Rijk heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
De ladder hoeft alleen te worden doorlopen indien sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Onder stedelijke ontwikkeling wordt gezien het bepaalde in artikel 1.1.1 Besluit ruimtelijke ordening: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' vallen onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en Indoor sport, leisure en accommodaties voor recreatie. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Beoordeling
In voorliggende situatie is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt in het bestaande stedelijk gebied. Er dient te worden aangetoond dat sprake is van een behoefte aan de nieuwe ontwikkeling. De realisatie van 150 appartementen in een mix van (sociale) huur en koop sluit aan bij de woningbehoefte voor de gemeente Breda en sluit aan bij de stedelijke uitbreidingsopgave van Breda. Ten behoeve van de ontwikkeling is door Stantec een ladder onderzoek opgesteld. Deze is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Hierna zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek opgenomen.
De gemeente Breda wil de komende jaren sterk inzetten op de ontwikkeling van een hoogstedelijk woonmilieu in het centrum van de gemeente. De realisatie van 150 appartementen past binnen deze wens van de gemeente. De ontwikkeling voldoet aan deze vraag. Verder voldoet de ontwikkeling aan de wens van de gemeente om minimaal 50% te realiseren in het betaalbare segment. De ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierbij is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
In het plangebied wordt ongeveer 1.000 m2 aan voorzieningen mogelijk gemaakt eventueel in combinatie met gedeelde kantoorruimtes, gezamenlijk dakterras, commerciële ontmoetingsruimtes, collectieve ruimte, een gezamenlijk hof, een gezamenlijke bibliotheek, detailhandel, horeca hotelkamer(s) en plekken voor zingeving en ontspanning. Door de realisatie van een hoog stedelijke woonomgeving in de binnenstad ontstaat een behoefte aan dergelijke functies. De toevoeging van deze functies zorgt niet voor leegstand elders, omdat het voorziet in een behoefte van mensen die in de binnenstad gaan wonen. Bovendien versterkt de mix van wonen, werken en ontspannen het stedelijke karakter van het woonmilieu en is vanwege het karakter niet concurrerend met de binnenstad.
Conclusie
Met de ontwikkeling wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Toetsingskader
In het Nationaal Milieuprogramma beschrijft het Kabinet hoe zij een gezonde, schone, veilige leefomgeving wil bereiken. Dat gebeurt in samenhang met andere grote opgaven, zoals klimaatverandering, natuurherstel en woningbouw. Het doel van het NMP is 'een gezonde, schone en veilige leefomgeving in 2050, waarbij milieurisico's verwaarloosbaar zijn'. Het Nationaal MilieuProgramma (NMP) is aangekondigd in de Nationale Omgevingsvisie en is een uitwerking van de visie die is opgenomen in het Nationaal Milieubeleidskader. De Rijksoverheid wil milieuproblemen niet doorschuiven naar toekomstige generaties of verplaatsen naar andere regio's. Daarom wil zij milieuproblemen voorkómen in plaats van genezen. De doelen van de Rijksoverheid zijn:
Beoordeling en conclusie
De bouwstenen in dit milieubeleidskader behoeven uitwerking en concrete toepassing. Dit kader is daarmee niet het laatste woord, maar eerder het begin van een proces waarin met elkaar de schouders wordt gezet onder de schone taak om een veilige, schone en gezonde leefomgeving te borgen. Voorliggende ontwikkeling is niet strijdig met de bouwstenen in het Nationaal Milieuprogramma.
Toetsingskader
De nieuwe Omgevingswet bundelt de wetten en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. De wet regelt zo het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. De provincie wil alvast gaan werken volgens de uitgangspunten van de nieuwe
Omgevingswet. De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving van de provincie voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
Beoordeling en conclusie
In de visie zijn door de provincie de doelen nog niet precies vastgelegd. Immers, diep, rond en breed kijken (zie hoofdstuk 4 in deze omgevingsvisie) is een centraal uitgangspunt bij het samenspel voor de uitwerking van de visie. Dat betekent dat de provincie volop ruimte biedt voor inbreng vanuit partijen en disciplines. De omgevingsvisie agendeert en nodigt uit om hier samen mee aan de slag te gaan. Daarvoor is een verdere uitwerking van de ambitie nodig in programma's. Die uitwerking is een opgave die uit de visie volgt en die in opeenvolgende bestuursperiodes de opdracht en de ruimte geeft om dat met eigen accenten in te vullen. Steeds anticiperend op veranderende omstandigheden en beweging in Brabant. Totdat de programma's zijn uitgewerkt, worden de initiatieven voorlopig nog getoetst aan de 'Structuurvisie 2010 - partiele herziening 2014'.
Toetsingskader
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 (SVRO) vastgesteld. De SVRO is opgebouwd uit twee onderdelen. In onderdeel A wordt de kern van de visie verwoord op ruimtelijke ontwikkelingen van Noord-Brabant. Het landschap en de wijze waarop dit moet worden versterkt, staan in dit onderdeel voorop. Deel B van de structuurvisie beschrijft de wijze waarop de provincie de visie uitwerkt in vier robuuste ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Beoordeling
Het plangebied ligt geheel binnen de stedelijke structuur. In het kader van zorgvuldig ruimtegebruik moeten nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken en voorzieningen binnen de stedelijke structuur worden gerealiseerd. Daarbij wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden voor intensiveringen of herstructurering. De ontwikkeling van 150 nieuwe wooneenheden met culturele/commerciële functies, ruimtes en maatschappelijke voorzieningen op een herstructureringslocatie binnen het bestaand stedelijk gebied past binnen dit beleid.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen het beleid van Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. In de Verordening ruimte is dit beleid verder uitgewerkt in bindende regels, die in acht genomen moeten worden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hierop wordt in de volgende paragraaf nader ingegaan.
Toetsingskader
De Interim omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. De Interim omgevingsverordening is op 1 oktober 2022 geconsolideerd. De regels hebben betrekking op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.
Beoordeling
Het plangebied is in de Interim omgevingsverordening aangewezen als 'Stedelijk gebied'. Volgens de verordening dient een stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen in beginsel plaats te vinden binnen het 'Stedelijk gebied'. De ruimte in deze gebieden dienen zo goed als mogelijk te worden benut. De ontwikkeling dient wel te passen binnen de regionale afspraken en het dient te gaan om een duurzame stedelijke ontwikkeling.
De gemeente Breda ligt binnen de regio West-Brabant van het Regionaal Ruimtelijk Overleg. Uit de beoordeling van de hierin vastgelegde afspraken (zie paragraaf 3.3), blijkt dat de beoogde ontwikkeling past binnen zowel de kwantitatieve als kwalitatieve afspraken die hierover zijn gemaakt.
Zorgvuldig ruimtegebruik is als basisprincipe opgenomen voor een duurzame stedelijke ontwikkeling vanuit de zorg voor een goede omgevingskwaliteit. Dat betekent onder andere dat de ruimte binnen het stedelijk gebied zo goed als mogelijk wordt benut. De transformatie van een braakliggend terrein naar woningen resulteert in een opwaardering van het stedelijk gebied ter plaatse en voldoet daarmee aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. De bestaande, verloederde, bebouwing wordt immers gesloopt en vervangen door in de omgeving passende nieuwbouw. Met de planvorming is op verschillende manieren rekening gehouden met klimaatverandering. Met het plan wordt voorzien in een duurzame stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de Interim omgevingsverordening.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan is in lijn met de regels, zoals gesteld in de Interim Omgevings- verordening
Toetsingskader
Het regionale perspectief op wonen en woningbouw sub regio Breda e.o. 2022 is opgesteld door de provincie samen met de regiogemeenten. In deze regionale Omgevingsagenda staan afspraken over duurzame verstedelijking. Hierbij is concentratie van verstedelijking een belangrijk provinciaal beleidsuitgangspunt. Dit betekent dat een belangrijk deel van de woningbouw gerealiseerd wordt in de stedelijke concentratiegebieden, maar ook in landelijke kernen met plannen die voorzien in een behoefte en bijdragen aan de versterking van de omgevingskwaliteit. De regionale woningbouwopgave biedt gemeenten in de regio een kader en de ruimte om woningbouwambities via de gemeentelijke woningbouwprogrammering en –planning nader in te vullen.
Beoordeling
Uit het perspectief wonen blijkt dat actief wordt ingezet op de ontwikkeling van binnen stedelijke transformatielocaties in het stedelijk gebied. Het plangebied ligt binnen de contouren van het stedelijk gebied en betreft de transformatie van een gedeeltelijk braakliggend terrein en monumentaal erfgoed naar woningbouw gecombineerd met kleinschalige maatschappelijke of commerciële functies. Door de enorme woningbouwopgave ligt het accent op de korte en middellange termijn oftewel de eerstkomende 10 tot 15 jaar. Hiervoor beschikken de gemeenten over een voldoende hard planaanbod. De ontwikkelingen van 150 wooneenheden passen binnen de plancapaciteit van de Breda (zie ook paragraaf 3.4). Voor de middellange en lange termijn is het uitgangspunt mee te ontwikkelen met de vraagzijde. De belangrijkste voorwaarde hierbij is dat de woningbouwprogrammering aansluit op de vraag van nu en straks.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 150 appartementen, waarvan 30% middeldure huur en 20% sociale huur. De woningen vormen een aanvulling op de harde plancapaciteit en zijn in overeenstemming met de regionale behoefte en passen binnen de regionale afspraken.
Toetsingskader
De Omgevingsvisie Breda 2040 beschrijft voor welke uitdagingen de stad komt te staan en wat daarbij de lokale en regionale belangen zijn en welke prioriteiten hierbij worden gesteld. Het uitgangspunt van de visie is om de Breda sterk en veerkrachtig te ontwikkelen. De omgevingsvisie is op 21 oktober 2022 vastgesteld en vormt de basis voor het toekomstige beleid. Het doel van de omgevingsvisie is om perspectief te bieden aan grotere opgaven, zoals klimaatverandering, woningbouw, voldoende werkgelegenheid en voorzieningen, energietransitie, gezondheid, circulaire economie, (internationale) bereikbaarheid. Samen wordt Breda sterk en veerkrachtig gemaakt.
Beoordeling
De gemeente zet in op de bouw van meer dan 25.000 woningen binnen de bebouwde kom, in het bijzonder hoogbouw. Met de ontwikkeling van 150 gestapelde woningen draagt deze bij aan de ambitie. Het project voegt daarnaast verschillende andere unieke functies toe waar een lokale behoefte aan is, zoals gedeelde kantoorruimtes, gezamenlijk dakterras, commerciële ontmoetingsruimtes, collectieve ruimte, een gezamenlijk hof, een gezamenlijke bibliotheek, hotelkamer(s) en plekken voor zingeving en ontspanning.
Wat betreft de functie wonen wordt benadrukt dat sprake is van een bevolkingstoename. Met name het aandeel ouderen en een- en twee persoonshuishoudens neemt toe. Als gevolg van demografische, sociaal-culturele en sociaaleconomische ontwikkelingen verandert de woonbehoefte van bewoners, onder andere in een toenemende behoefte aan woningen voor kleine huishoudens en geschikte woningen voor ouderen. Er wordt gestreefd naar een woningvoorraad die aansluit bij de woningbehoefte van de bewoners. Met aandacht voor een- en tweepersoonshuishoudens en ouderen en een geschikt wonen voor iedereen, kiest Breda voor de differentiatie in woonmilieus. Bij nieuwe woningen gaat het om een goede verdeling tussen kopen huurwoningen en de betaalbaarheid hiervan. Daarnaast moeten nieuwe woningen energiezuinig zijn en gebruik maken van groene energie. In de Woonvisie Breda (zie hierna) wordt nader ingegaan op de relatie van de plannen met het woningbouwprogramma. Om te voldoen aan de verwachte woningwens van de gemeente Breda is er een structurele verhoging van 1.500 woningen per jaar nodig om het woonaanbod te vergroten. Het plangebied bevindt zich binnen het bestaande stedelijk gebied van de gemeente Breda. Het initiatief sluit ruimtelijk en functioneel aan op de huidige stedelijke structuur. Daarmee wordt invulling gegeven aan een duurzame herontwikkeling binnen het stedelijk gebied. Aangezien er ook nog eens sprake is van sociale huurwoningen wordt bovendien het aanbod aan betaalbare woningen verhoogd.
Conclusie
Het plan is in lijn met de Omgevingsvisie en past binnen de gestelde kaders.
Toetsingskader
In de Hoogbouwvisie Breda staat aangegeven waar hoogbouw gewenst is en waar de gemeente Breda terughoudend wil zijn hierin. Hoogbouw biedt nieuwe mogelijkheden op het gebied van wonen, werken en recreatie, afzonderlijk en in combinatie met elkaar. De combinatie van de dichtheid van bebouwing, de menging van functies en hoogbouw zijn de basis ingrediënten voor hoogstedelijkheid. Dit speelt een belangrijke rol in het realiseren van intensief ruimtegebruik en het creëren van stedelijke allure. Hoogbouw levert onder meer een bijdrage aan het versterken van Breda als internationaal knooppunt, het realiseren van nieuwe woon- en werkmilieus en het vergroten van de regionale verscheidenheid aan vestigingsmilieus. In de Hoogbouwvisie worden vier mogelijkheden benoemd waar hoogbouw kansrijk is en een bijdrage kan leveren aan de doelen van deze Omgevingsvisie:
Beoordeling
Het 'Central Park 076 Breda' voorziet in de woonbehoefte door de bouw van maximaal 150 appartementen. Deze appartementen krijgen een hoogte van maximaal 22,5 meter, wat een positieve impact heeft op de ambitie van de gemeente Breda om de binnenstad meer allure te geven en hoog stedelijk te maken. De locatie ligt in de binnenstad van Breda, nabij het station en het park Valkenberg en zorgt voor een duidelijke markering van de plek. In de binnenstad is nieuwe hoogbouw voostelbaar, mits dit een bijdrage levert aan de afleesbaarheid van de bestaande stad en de historische waarden ervan respecteer. De plek is verbonden met de het historische verleden van de binnenstad (zie ook paragraaf 4.8 cultuurhistorie), maar heeft met de naastliggende bebouwing ook de potentie om de stedelijk allure te benadrukken. Voor de architectonische uitwerking wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waar specifiek aandacht is voor de hoogbouw en de daaraan verbonden thema's. Daarnaast is in de plint sprake van commerciële functies, waarbij aandacht is voor de sociale ordening van het gebouw en de interne relatie met de stedelijke context. Met name met het Valkenbergpark en de Boschsstraat is een nadrukkelijke verbinding gelegd. De ontwikkeling is hiermee in lijn met de hoogbouwvisie. In de paragrafen hierna zijn de onderdelen windhinder en bezonning nader onderbouwd.
Windhinder
Toetsingskader
Windhinder ontstaat vanaf een lokale windsnelheid van 5 m/s waarbij voetgangers last krijgen van hinder, zoals het verwaaien van haar, het wapperen van kleding, het opwaaien van stof en papier en het onregelmatige lopen. Dit geldt zowel voor mensen die lopen (weinig windgevoelige Activiteit) als zitten (erg windgevoelige activiteit). Windgevaar is het fenomeen dat mensen door de lokale windsnelheid slecht kunnen blijven staan. Dit ontstaat bij windsnelheden vanaf 15 m/s.
Beoordeling
Het toetsingskader voor windhinder wordt gevormd door de NEN 8100 - Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving'. Als een bestemmingsplan bebouwing mogelijk maakt van meer dan 30 meter, dient er een onderzoek plaats te vinden naar windhinder. Als er enkel lager dan 30 meter gebouwd wordt, zoals het geval van Central Park 076 Breda (maximaal 22,5 meter), volstaat een afweging of de bebouwing kan leiden tot windhinder.
Windhinder is een aspect van de fysieke leefomgeving (artikel 2.1 Omgevingswet) en treedt vooral op rond hoge gebouwen zoals kantoren, woontorens en hotels. De verhoogde windsnelheden kunnen hierbij leiden tot ongewenste effecten, zoals een onveilige of onaangename leefomgeving. Het project Central Park 076 Breda krijgt een geringe hoogte (maximaal 22,5 meter – waarvan 6 meter terras en stadspark) en ligt niet tegen gebouwen van hoger dan 30 meter. De snelheid van de wind die een plangebied inkomt, is afhankelijk van de afremming of versnelling die bovenwinds door grote waters, terreinhoogteverschillen, begroeiing, gebouwen en obstakels ontstaat. De aard van het aardoppervlak die de afremming of versnelling van de wind veroorzaakt, wordt ruwheid genoemd. Hoe groter de ruwheid, hoe meer afremming. Het plangebied bevindt zich midden in het stedelijk gebied. De rand van de stad bevindt zich op enige afstand, waardoor het terrein dus redelijk ruw is voor wind.
De bebouwing is qua hoogte gestroomlijnd met de omliggende gebouwen, het hoogste punt betreft de zogenaamde 'Poort van Breda' welke reikt tot een hoogte van 27 meter. Gezien het geringe hoogteverschil worden er dan ook geen overlast van windgevaar- of hinder verwacht in de nabije omgeving. De overige bebouwing ligt veelal op dezelfde hoogte of lager (zoals in de Brouwerijstraat – 14 t/m 19 meter of overige bebouwing in de Valkenstraat – 16 meter). Daarnaast is aan de voorzijde een kartelrand beoogd. Dit zorgt ervoor dat de windstromen worden onderbroken en afremt. Bovendien is ook de afstand tussen hoge bebouwing relevant voor (mogelijke) windoverlast. Tussen de 'Poort van Breda' en het toekomstige Central Park 076 Breda bevinden zich trottoirs aan beide zijden, beplanting (bomen), een parkeerplaats en een autoweg, wat in totaal uitkomt tot een afstand van 17 meter. Gezien de afstand en geringe hoogteverschillen worden de negatieve effecten van windhinder- en overlast als minimaal beschouwd. Voor het dakterras geldt vooralsnog dat geen belemmeringen te verwachten zijn.
Conclusie
Het aspect windhinder vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
Bezonning
Toetsingskader
De realisatie van de beoogde bebouwing heeft invloed op eventuele schaduwwerking op de omgeving. Door middel van een bezonningstudie kan worden gekeken hoe de bezonning ten opzichte van het huidige gebruik zich verhoudt ten opzichte van het nieuwe gebruik. De gemeente Breda hanteert hiervoor de 'lichte' TNO-normen als maatstaf, waarbij wordt uitgegaan van ten minste 2 mogelijke bezonningsuren, niet noodzakelijkerwijs aansluitend, per dag in de periode van 19 februari t/m 21 oktober (gedurende 8 maanden). Dit wordt gemeten in het midden van de vensterbank (binnenkant raam). Deze norm wordt toegepast op gevels die zon kunnen ontvangen. Omdat 19 februari en 21 oktober de zon het laagst staat zijn deze twee datums maatgevend en gehanteerd voor de simulatie.
Beoordeling
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er over het algemeen een lichte verslechtering van de bezonningssituatie op de gevels van de omliggende woningen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan plaatsvindt. De omliggende gevels bevinden zich aan de zogeheten 'Poort van Breda' (John F. Kennedylaan 40 t/m 102), de Valkenstraat 1 t/m 15, de Valkenstraat 14 t/m 200, de Boschstraat en de Brouwerijstraat (zie afbeelding 1).
De woningen aan de Valkenstraat 14 t/m 200 staan in noordelijke richting en worden derhalve niet relevant geacht voor de bezonningsstudie. Deze woningen krijgen immers nooit zonlicht en voldoen ook in de huidige situatie niet aan de TNO-norm. Hetzelfde geldt voor de woningen aan de Brouwerijstraat. De voorgevels van deze woningen staan in noordoostelijke richting waardoor ook deze woningen in de huidige situatie niet voldoen aan de TNO-norm. De achtergevels liggen echter op het zuiden waardoor er alsnog circa 5 uur zonlicht op de ramen valt. Aan deze situatie verandert het project Central Park 076 niets. De voorgevels van de woningen aan de Boschstraat staan in zuidelijke richting, deze ondervinden geen invloed van het project 'Central Park 076' en voldoen ruim aan de TNO norm. Voor de locatie 'Poort van Breda' wordt er daarnaast voldaan aan de lichte TNO-norm. Voor de periode 19 februari – 21 oktober krijgt de Poort van Breda 3 uur daglicht en de woningen in de Valkenstraat 1 t/m 15 minimaal 2 uur zonlicht. Er heeft een uitgebreide bezonningsstudie plaatsgevonden voor deze woningen om te garanderen dat er geen woningen onder de 2 uur daglicht krijgen. Deze is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Uit deze studie blijkt dat alle woningen verspreid over de dag minimaal 2 uur daglicht aan de binnenkant van de vensterbank krijgen waardoor gesteld kan worden dat alle omliggende woningen voldoen aan de lichte TNO-norm.
Afbeelding 3.1: De resultaten uit de bezonningsstudie weergeven op de kaart
Conclusie
De schaduwwerking van de toekomstige gebouwen zorgen voor geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
De Woonvisie 2030 speelt in op de laatste trends en ontwikkelingen wat betreft wonen. De visie geeft een beeld van wonen in Breda in de toekomst. Op 17 november 2016 is de aanvulling op de Woonvisie 2013 vastgesteld. De Woonvisie geeft aan dat Breda een complete woongemeente is met een voor iedereen passend en duurzaam (t)huis dat voldoet aan de wensen en behoeften en met ruimte voor maatwerk. De aanvulling op de Woonvisie, die in november 2016 is vastgesteld, voegt daaraan toe dat Breda een stedelijke uitbreidingsopgave heeft om 20% sociale huurwoningen en 10% middeldure huurwoningen toe te voegen.
Beoordeling
De ontwikkeling van de 150 woningen draagt bij aan de stedelijke uitbreidingsopgave voor de stad Breda. Er wordt een aantrekkelijk en betaalbaar woonmilieu gecreëerd in een prettige leefomgeving, waarbij sprake is van duurzaam wonen en leven. Ongeveer 20% van de woningen (30 stuks) wordt ontwikkeld voor de sociale huursector en ongeveer 30% (45 stuks) is ten behoeve van de middeldure huur. De overige 75 woningen bevinden zich in de vrije sector.
Conclusie
De ontwikkeling is in lijn met de Woonvisie en past binnen de gestelde kaders.
Toetsingskader
De doelgroepenverordening regelt dat er voldoende woningen in het sociale en middensegment worden gebouwd, stelt vast voor wie ze bestemd zijn en hoelang de woningen beschikbaar moeten blijven voor deze doelgroepen. De verordening is op 1 januari 2019 inwerking getreden en de gemeente geeft met de verordening uitvoering aan het gestelde artikel 1.1.1 lid, onder d en j van het Besluit ruimtelijke ordening. In de doelgroepverordening is afgesproken dat sociale huurwoningen minimaal 15 jaar sociale huur blijft. Daarnaast wordt het voor woningbouwers aantrekkelijker om betaalbare woningen te bouwen voor starters, senioren en studenten. Doordat de minimale vierkante meters voor sociale en middeldure huurwoningen meer marktconform worden. Per woningbouwlocatie wordt een afweging gemaakt ten aanzien van het aandeel/percentage sociale huurwoning en middeldure huurwoning dat wordt geëist. De realisatie en instandhouding zijn in de regels van het bestemmingsplan geregeld.
Beoordeling
Met voorliggende ontwikkeling wordt ongeveer 20% van de woningen (30 stuks) ontwikkeld voor de sociale huursector en ongeveer 30% (45 stuks) is ten behoeve van de middeldure huur. Voor de middeldure huurwoningen geldt dat de afmeting tussen de 50 m2 en 65 m2 gebruiksoppervlak (GBO) zijn. Dit is noodzakelijk om de betaalbaarheid te waarborgen. Aangezien in het gebouw sprake is van een ruim aantal gemeenschappelijke functies en ruimtes heeft de gemeente Breda hiermee ingestemd. In het bestemmingsplan zijn middels een voorwaardelijke verplichting bovenstaande percentages geborgd. Voor de begrippen sociale- en middeldure huur is aangesloten bij de begripsbepaling, zoals beschreven in de verordening.
Conclusie
De ontwikkeling is niet tegenstijdig met de doelgroepverordening en past binnen de woningbouwopgave van de gemeente.
Toetsingskader
De doelgroepenverordening regelt dat er voldoende woningen in het sociale en middensegment worden gebouwd, stelt vast voor wie ze bestemd zijn en hoelang de woningen beschikbaar moeten blijven voor deze doelgroepen. De verordening is op 26 mei 2023 inwerking getreden en de gemeente geeft met de verordening uitvoering aan het gestelde artikel 1.1.1 lid, onder d en j van het Besluit ruimtelijke ordening. In de doelgroepenverordening is afgesproken dat de instandhoudingstermijn van sociale huurwoningen minimaal 30 jaar is. De instandhoudingstermijn voor middeldure huurwoningen bedraagt 15 jaar. Daarnaast wordt het voor woningbouwers aantrekkelijker om betaalbare woningen te bouwen voor starters, senioren en studenten. Doordat de minimale vierkante meters voor sociale en middeldure huurwoningen meer marktconform worden. Per woningbouwlocatie wordt een afweging gemaakt ten aanzien van het aandeel/percentage sociale huurwoning en middeldure huurwoning dat wordt geëist. De realisatie en instandhouding zijn in de regels van het bestemmingsplan geregeld.
Beoordeling
Met voorliggende ontwikkeling worden 150 woningen gerealiseerd in verschillende typologieën. Hierover zijn tussen de gemeente en initiatiefnemer specifieke afspraken gemaakt. In voorliggend plan is sprake van 20% sociale huur en 30% middeldure huur. De overige 50% vallen in de vrije sector. Voor de middeldure huurwoningen geldt dat de afmeting tussen de 50 m2 en 65 m2 gebruiksoppervlak (GBO) zijn. Dit is noodzakelijk om de betaalbaarheid te waarborgen. Aangezien in het gebouw sprake is van een ruim aantal gemeenschappelijke functies en ruimtes heeft de gemeente Breda hiermee ingestemd.
Conclusie
De ontwikkeling is niet tegenstijdig met de doelgroepenverordening en past binnen de woningbouwopgave van de gemeente. In de doelgroepenverordening is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen en aangezien het plan al langer in ontwikkeling is qua verdeling aangesloten bij de eerder geldende doelgroepen verordening uit 2019.
Toetsingskader
Op 24 september 2019 zijn door het college het Perspectief wonen de bijbehorende Gebiedsprofielen vastgesteld. Het Perspectief wonen geeft op hoofdlijnen de gewenste inrichting aan van het wonen in de verschillende gebieden in Breda. Op basis van een analyse van gegevens wordt gekeken wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn waarop gebieden (Gebiedsprofielen) kunnen bijdragen aan het realiseren van al vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen voor wonen.
Beoordeling
Het plangebied valt onder het profiel 'Centrum' en ligt in de wijk Valkenberg. Voor het profiel centrum geldt dat er behoefte is aan meer centrumstedelijk wonen. Het Centrum biedt kansen voor stedelijk doelgroepen en er is een behoefte aan meer middeldure huurappartementen en (middel)dure koopappartementen. Er wordt ingezet op een mix van functies en nieuwe woonvormen. Onderhavig bestemmingsplan draagt bij aan de ontwikkeling van een stedelijk woonmilieu voor een stedelijke doelgroep. Door het programma ontstaat een gedifferentieerd aanbod met een mix van functies in een hoog stedelijk en dynamische leefomgeving.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het Perspectief wonen en de bijbehorende gebiedsprofielen.
Toetsingskader
De Duurzaamheidsvisie 2030 is vastgesteld in januari 2016 door de gemeente Breda. In de Duurzaamheidsvisie geeft de gemeente Breda aan hoe duurzaamheid wordt vormgegeven in verschillende aspecten. Het gaat om een evenwicht tussen sociale, milieu- en economische aspecten. Met name relevant voor de geplande ontwikkeling zijn de energietransitie en klimaatadaptatie en verschillende milieuaspecten als externe veiligheid, geluid, geur, natuur en ecologie, luchtkwaliteit en water. Relevant zijn ook de bij de Duurzaamheidsvisie behorende Actsheets, waarbij aan de hand van bepaalde thema's acties zijn uitgezet. Verschillende thema's komen daarbij aan bod, zoals geur, externe veiligheid, bodem, luchtkwaliteit en natuur en ecologie. Welke gevolgen deze thema's hebben komen met name in hoofdstuk 4 aan bod. Op 7 maart 2017 is in navolging van de Duurzaamheidsvisie het Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2020 vastgesteld. Daarin worden concrete doelen vastgesteld. De ambitie van de gemeente is om in 2044 klimaatneutraal te zijn.
Beoordeling
Duurzaamheid gaat dus niet alleen over 'het milieu', maar het gaat over mensen. Duurzame ontwikkelingen betekent dat wordt voorzien in de behoefte van de huidige generaties en de toekomstige generaties. Het doel is evenwicht tussen sociale, milieu en economische aspecten bij alle ontwikkelingen, waaronder de volgende aspecten:
Het uitgangspunt is evenwicht tussen norm en verstand boven de norm. Bij voorliggende ontwikkeling zijn in het stedenbouwkundige ontwerp verschillende maatregelen toegepast om de toekomstwaarde te vergroten en hierbij evenwicht te creëren tussen sociale, milieu en economische aspecten. (zie ook 2.2.4). Deze maatregelen zijn onder andere genomen in het kader van sociale duurzaamheid, klimaatadaptatie, energieneutraliteit, biodiversiteit en gezondheid. Zo is er op de locatie een kans voor grootschalige hemelwaterberging, waardoor het bij schaarste kan worden teruggegeven, en het zoveel mogelijk toepassen van oppervlakte beplanting in plaats van verharding helpt hitte-stress tegengaan.
Door de locatie te voorzien van een kwaliteitsimpuls wordt de sociale veiligheid verbeterd. Bovendien wordt er naast stedenbouwkundige interventies ook programmatisch gewerkt aan een toekomstbestendige woon- en leefomgeving. Een gemeenschappelijk leven als nieuwe levensstijl, waarbij gedeelde ruimtes en voorzieningen een belangrijke rol spelen. Door in voldoende gedeelde, collectieve en publieke voorzieningen te voorzien, voor een diverse groep gebruikers, kan worden gegarandeerd dat Central Park een plek voor betekenis wordt voor verschillende mensen uit buurt, wijk en stad. Nu en in de toekomst.
Om de doelen te behalen om klimaatneutraal te zijn dient de CO2-uitstoot te worden verminderd. Dit betekent dat woningen verduurzaamd dienen te worden, zowel in de bebouwing als daarbuiten, maatregelen moeten worden genomen om de effecten van klimaatverandering tegen te gaan en uitstoot te verminderen. Voor de ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van een duurzaam Warmte-koudopslagsysteem (WKO). Door aan te sluiten bij de BENG-eisen op het gebied van energiebehoefte, primair fossiel energieverbruik en aandeel hernieuwbare energie krijgt het gebouw een toekomstbestendige invulling. Daarnaast staat goed en gezond wonen centraal bij de ontwikkeling. Er wordt gezorgd voor veel lichtinval tot diep in de woningen. Bewoners hebben continue zicht op groen namelijk: in de gevels, dak, binnentuin en het park. In en om de gebouwen wordt door middel van beweeglogica (het logisch verbinden van routing en programma), de locatie van fietsenstallingen en verbinding van routing en programma gezondheid verder gestimuleerd.
Met de ontwikkeling wordt samen met de gemeente, initiatiefnemer, de toekomstige bewoners en gebruikers gewerkt aan duurzaamheid. Deze samenwerking zorgt voor een proactieve en gerichte aanpak, waarbij sprake is van meerwaardecreatie. Bovendien wordt met het toepassen van materiaalgebruik, groen en beplantingskeuze gewerkt aan het verbeteren van de biodiversiteit en een circulaire economie.
Conclusie
Het plan voldoet daarmee aan de ambities uit de Duurzaamheidsvisie.
Toetsingskader
Het is de ambitie van de gemeente Breda om in 2030 een “Stad in een park” te worden, door de hoeveelheid groen mee te laten groeien met de totale toename van het aantal bewoners. In het beleidsstuk “Bredaas Groenkompas” is de Bredase Groen- & Parknorm opgenomen om deze ambitie waar te maken. Daarin staat dat nieuwe ontwikkelingen in stedelijk gebied voor minimaal 20% tot 35% moeten worden ingericht als openbaar groen.
Beoordeling
Voor de vereiste oppervlakte groen binnen de ontwikkeling geldt dat minimaal 35% van het plangebied (semi) openbaar gebied wordt. Dit gebied moet voor aangrenzende bewoners toegankelijk en met zoveel mogelijk aaneengesloten groen ingericht zijn. Hiervan wordt de helft (50%) ingericht als biodiverse openbare ruimte. De invulling daarvan kan verschillen per gebiedstype. Het gebiedstype van het Central Park 076 Breda is het centrumgebied: kruidenrijke vegetaties, heggen en hagen. De afbeelding hieronder toont het groen in het plangebied. Het plangebied heeft een oppervlakte van 6.908 m2, hiervan is 2.690 m2 semi-openbaar gebied. Er wordt dus voldaan aan de inrichtingseis van minimaal 35%. Ook bestaat van deze openbare ruimte meer dan de helft uit hoogwaardig groen, namelijk 1.700m2. Er is ook de ambitie om de biodiversiteit en groen nog verder uit te breiden door ook zoveel mogelijke groene daken (al dan niet in combinatie met zonnepanelen) toe te passen. De oppervlakte aan daken met een potentiële groene invulling bedraagt 2.928 m2. De afbeelding hierna toont de semi-openbare ruimte, de groene ruimtes en de groene daken.
Figuur 3.2: Toets Bredaas Groenkompas ontwerp d.d. Mecanoo Architecten 2022
Conclusie
Met de ontwikkeling wordt voldaan aan de gestelde norm van minimaal 20 – 35% openbaar groen.
Toetsingskader
In 2017 heeft de gemeente Breda het 'Plan van Aanpak Leegstand en Transformatie' vastgesteld. Onder de werktitel '(On)Benut Breda' wordt hieraan invulling gegeven. Dagelijks werkt de gemeente met eigenaren, initiatiefnemers, ontwikkelaars en bouwers aan stedelijke ontwikkelingen. Het voorkomen en terugdringen van leegstand levert een essentiële bijdrage aan het tot stand brengen van een beter werkende vastgoedmarkt en een leefbare, duurzame en toekomstbestendige stad. Ook het terugdringen van de (bestemmings-)plancapaciteit en het opbouwen van duurzame vastgoedportfolio's draagt hieraan bij. Het doel van het beleid is een werkende vastgoedmarkt, die in speelt op de vraag, vooral in kwalitatieve zin, de (internationale) concurrentiepositie versterkt en zorgt voor waardecreatie op lange termijn. Daarbij richten de gemeente zich niet alleen op individuele vastgoedobjecten, maar veel meer op gebieden.
Beoordeling en conclusie
Op de overzichtskaart 'Breda Detailhandel' is de zijde van de Boschsstraat aangeduid als belangrijke aanloopstraat. De strategie hiervoor is het verruimen van de mogelijkheden in het bestemmingsplan en het vormt een aandachtsgebied voor transformatie. Met voorliggende ontwikkeling wordt een passende nieuwe invulling gegeven aan de locatie en bestaand monumentaal erfgoed. Het bestemmingsplan is voornamelijk gericht op woonfuncties, met daarbij commerciële ruimtes/maatschappelijke voorzieningen passend bij de locatie en bijbehorende karakter. Uitgangspunt van de commerciële functies/maatschappelijke voorzieningen is dat deze niet concurrerend zijn aan de binnenstad, maar juist het woonmilieu ter plaatse versterken. De transformatie zorgt ervoor dat de sociale veiligheid in het openbare gebied wordt vergroot.
Toetsingskader
Horeca is belangrijk voor een bourgondische stad als Breda. Het zorgt voor levendigheid in de stad, trekt meer bezoekers en biedt werkgelegenheid aan mensen. Bovendien wil Breda een belangrijke speler worden op het internationale speelveld van de horeca om nieuwe doelgroepen aan te spreken en om beter in te kunnen spelen op trends. In de binnenstad is vooral de relatie met de detailhandel (winkels) en overige voorzieningen van belang. Het doel van het beleid is om met de kracht van horeca de aantrekkelijkheid Breda te vergroten.
Beoordeling en conclusie
De bestaande horecastructuur is op orde en is ook het uitgangspunt van het beleid. In algemene zin gaat het om de consolidatie van deze horecastructuur. De gemeente is terughoudend bij nieuwe horecaontwikkeling, maar er zijn wel zeker kansen voor nieuwe horeca. Voor ontwikkelgebieden geldt dat onder voorwaarden nieuwe horeca mogelijk is ter versterking van de aantrekkelijkheid van het gebied. De aard en omvang is hierbij bepalend en mag niet concurrent zijn met de bestaande horeca in de binnenstad. Het gaat hierbij niet om 'veel van hetzelfde', maar juist ook het toevoegen van nieuwe vormen van horeca. De gemeente Breda heeft per deelgebied een onderzoek laten uitvoeren met hierin aanbevelingen voor het ontwikkelperspectief van horeca. Voor de Boschstraat geldt dat wordt ingezet op authentiek, uitdagend en multicultureel. Horeca kan divers en overwegend in het middensegment, waarbij soms een terras mogelijk is. Met voorliggende ontwikkeling wordt voor de locatie planologisch ruimte geboden voor het vestigen van daghoreca (horeca 1) aan de Boschstraat, in lijn met de gebruiksmogelijkheden voor de rest van de Boschstraat binnen het bestemmingsplan 'Binnenstad'.
De ontwikkeling past binnen het ontwikkelperspectief van het deelgebied en de gestelde beleidskoers. De ontwikkeling is in lijn met het horecabeleid.
Toetsingskader
De gemeente Breda heeft op 21 juli 2022 het detailhandelsbeleid 2022 vastgesteld. Het doel van deze detailhandelsvisie is een helder beleidskader te bieden met een onderbouwd en afgestemd toekomstbeeld voor de Bredase detailhandelsstructuur en de benodigde inpassing om deze gewenste structuur te realiseren. Concreet betekent dit dat de visie de volgende doelen heeft:
Breda beschikt over een zeer uitgebreid en divers winkelapparaat en een sterke complementaire structuur. Als centrumstad van de regio. Tegelijkertijd heeft ook Breda te maken met de dynamiek binnen de retail en zijn er diverse uitdagingen om het winkelapparaat en centrumgebieden vitaal en toekomstbestendig te maken én te houden. In West-Brabant heeft Breda een verzorgingsfunctie voor de hele regio. Voor winkels én centrumgebieden is het daarom van belang om toegevoegde waarde te behouden en onderscheidend te blijven. Innovatie en ondernemerschap zijn essentieel om in te blijven spelen op de behoefte van de consument, die enerzijds gericht is op gemak en anderzijds op beleving.
Beoordeling en conclusie
De Bredase detailhandelsstructuur in hoofdlijnen op orde, het is gelet op de dynamiek in de detailhandel noodzakelijk een duidelijke koers voor de toekomst te bepalen. Het detailhandelsbeleid is geen doel op zich, maar een middel dat bijdraagt aan een aantal ambities en doelen van de stad. De focus ligt hierbij op het concentreren van de bezoekersstromen in de binnenstad en Woonboulevard. Dit vraagt om een hoogstedelijke ontwikkeling van de binnenstad met een versterking van de aantrekkingskracht. Er vindt een verschuiving plaats van 'place to buy' naar 'place to be' met duidelijk geprofileerde deelgebieden. Om de gastvrijheid van de stad te vergroten wordt ruimte geboden aan lokale en startende ondernemers, onderscheidende retailconcepten en initiateven met als doel het beterberen van de klantreis. De winkels vormen hierbij onderdeel van het totaalpakket aan voorzieningen, waarbij de centrumgebieden ontmoetingsplekken zijn, die aanvullen in aanbod en functie. Voor de binnenstad geldt dat wordt ingezet op een compleet, gevarieerd en attractief pakket aan reacreatieve en doelgerichte winkels. Bovendien wordt ruimte geboden aan detailhandelsinitiatieven binnen de hoofdstructuur en onder voorwaarden als onderdeel van mixed-use gebiedsontwikkeling. Voorliggende locatie maakt onderdeel uit de van de binnenstedeijke stadstraten en is in lijn met het detailhandelsbeleid 2022.
Toetsingskader
Op 29 april 2021 heeft de gemeenteraad van gemeente Breda de Nota Parkeernormen Breda vastgesteld. In de Nota Parkeernormen heeft de gemeente kwantitatieve en kwalitatieve eisen opgenomen voor auto- en fietsparkeren. Deze eisen gelden voor zowel nieuwbouw-, uitbreidings- en transformatieontwikkelingen. Met parkeernormen wordt in nieuwbouw- en transformatie ontwikkelingen gewaarborgd dat in voldoende mate parkeerruimte voor auto en fiets beschikbaar is. Hierbij geldt dat een tekort evenals een overschot aan parkeerruimte tot ongewenste effecten leidt. Parkeernormen hebben een cruciale rol bij het ontwikkelen van een bereikbare, leefbare en duurzame stad.
In haar visie op auto- en fietsparkeren in ruimtelijke ontwikkelingen maakt de gemeente Breda onderscheid tussen drie kerndoelstellingen:
In de Nota is een mogelijkheid opgenomen om in bepaalde situaties af te wijken van de standaard parkeernormen. Zo kan in nieuwbouw- of transformatieontwikkelingen sprake zijn van afwijkende omstandigheden die ertoe leiden dat de toepassing van de parkeernorm(en) in de nota naar verwachting leiden tot een overschot aan parkeerplaatsen. Wanneer hier sprake van is, kan door een initiatiefnemer een mobiliteitscorrectie worden onderbouwd. Gemeente Breda heeft ervoor gekozen om de toepassing van mobiliteitscorrecties te laten lopen via de afwijkingsbevoegdheid. Dit betekent dat bij het toepassen van mobiliteitscorrecties sprake is van binnenplans afwijken. Het college beoordeelt of sprake is van een voldoende onderbouwde en gemotiveerde mobiliteitscorrectie die leidt tot een verlaging van de autoparkeerbehoefte. In paragraaf 4.2 wordt dit nader gemotiveerd.
Beoordeling en conclusie
Met de beooogde ontwikkeling wordt voldaan aan de nota Parkeernormen Breda 2021.
Voor het ontwikkelen en in stand houden van een leefbare en duurzame gemeente dient bij ruimtelijke planvorming rekening te worden gehouden met verschillende omgevingsaspecten. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden gegarandeerd voor nu en de toekomst. In dit hoofdstuk worden de verschillende omgevingsaspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.
In het kader van de ontwerpverkenningen en -uitwerkingen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd om inzicht te krijgen in de aspecten die bepalend zijn voor de haalbaarheid van het plan. Hierna wordt beknopt op de onderzoeken en de conclusies ingegaan. De onderzoeken zijn als bijlagen bij het bestemmingplan opgenomen.
Toetsingskader
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming is gelegen. De VNG publicatie gaat uit van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied of van een gemengd gebied.
Daarnaast is voor gebieden met functiemenging de zogenaamde A, B, C-lijst opgenomen. Hierbij gaat het om gebieden waar een variatie aan functies, zoals wonen, horeca en kleine bedrijvigheid, aanwezig is en waar de gemeente de bestaande functiemening wil behouden en versterken. Voorbeelden van dergelijke gebieden zijn o.a. stads- en winkelcentra en gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies.
Beoordeling
Het plangebied bevindt zich in de binnenstad van Breda. De gemeente streeft ter plaatse naar een hoogstedelijk milieu, waarin naast wonen ook enkele andere functies een plaats krijgen (zoals dienstverlenende functies en/of detailhandel). Ook in de omgeving van het plangebied komen tal van functies voor. Dit is kenmerkend voor de status die de Boschstraat/J.F. Kennedylaan als belangrijke toegangsweg tot de stad heeft. Gezien de uiteenlopende functies in de omgeving van het plangebied, kan de omgeving worden getypeerd als een gebied met functiemenging. De A, B, C-lijst kan daarom worden toegepast. Deze lijst maakt onderscheid in de volgende categorieën:
Met de ontwikkeling worden woningen en commerciële en maatschappelijke ruimten ontwikkeld. Het volgende dient daarom beschouwd te worden:
Invloed van omliggende voorzieningen en bedrijven -> nieuwe woningen
In de directe omgeving van het plangebied komen diverse bestemmingen voor waarbinnen milieubelastende functies mogelijk worden gemaakt. In hoofdzaak gaat dit om de bestemming 'Gemengd – 1' (met aanduiding horeca tot en met categorie 1), 'Maatschappelijk' en 'Cultuur en Ontspanning'. Binnen deze bestemmingen worden enkel functies mogelijk gemaakt binnen de categorieën A en B uit de A, B, C-lijst van de VNG-brochure. Al deze gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden van de woningen ter plaatse van het plangebied. Belemmeringen zijn daarom niet aanwezig.
Invloed van de nieuwe woningen -> bestaande voorzieningen
De nieuwe woningen zijn bouwkundig afgescheiden van bestaande voorzieningen. Daarom worden de bestaande voorzieningen in de omgeving niet beperkt in hun bedrijfsvoering.
Invloed van de commerciële ruimten -> nieuwe woningen
Ter plaatse van het plangebied worden in de plint van het te realiseren gebouw onder andere commerciële voorzieningen mogelijk gemaakt. Hierbij gaat het om gedeelde kantoorruimtes, commerciële ontmoetingsruimtes en kleinschalige bedrijvigheid en/of detailhandel op de begane grond. Op de verdiepingen boven en rondom de commerciële voorzieningen worden binnen het plangebied nieuwe woningen gerealiseerd. De bouwkundige afscheidingen tussen beide functies dienen zodanig te worden ontworpen dat hinder tussen beide functies voorkomen wordt.
Invloed van de commerciële ruimten -> omgeving
In de omgeving komen verschillende commerciële en maatschappelijke voorzieningen voor. Bovendien is voor de locatie in de bestaande situatie al reeds sprake van een gemengde bestemming, waarbij detailhandel is toegestaan. Er worden in de toekomstige situatie geen functies toegestaan die meer milieubelastend zijn. Daarom wordt de omgeving niet beperkt door de bedrijfsvoering van de nieuwe functies.
Conclusie
Met de plannen zijn de te realiseren woningen bouwkundig afgescheiden van de milieubelastende functies in de omgeving. De commerciële voorzieningen binnen het plangebied worden eveneens bouwkundig afgescheiden van al bestaande omliggende woningen.
Toetsingskader
In de Nota Parkeernormen Breda 2021 van de gemeente Breda staat omschreven dat Breda een stad is met een aanzienlijke omvang en dat de auto een belangrijk vervoersmiddel voor de Bredanaar is. Aan de randen van de stad vervult de auto een andere rol dan in het centrum. De mate waarin mensen afhankelijk zijn van de auto wordt door verschillende factoren bepaald.
Een aantal voorbeelden zijn: de nabijheid van dagelijkse voorzieningen, de concurrentiekracht van alternatieve vervoerswijzen (openbaar vervoer, fiets, lopen) en de stedenbouwkundige structuur van een wijk.
Beoordeling
Op basis van de berekeningen uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat het optredende aantal verkeersbewegingen op de aansluitende wegen voor de prognose 2033 (incl. de toekomstige planontwikkeling) binnen de bandbreedtes vallen die gelden voor een erftoegangsweg en gebiedsontsluitingsweg. Het extra verkeer door komst van de planontwikkeling geeft geen problemen voor de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid op de aansluitende wegen. Daarnaast is de verkeersafwikkeling op het T-kruispunt John. F. Kennedylaan-Valkenstraat berekend. Op basis van de berekening SLOP bedraagt de a waarde op de aansluitingen resp. 1,03. Dit betekent dat er geen aanvullende maatregelen op het kruispunt benodigd zijn.
Conclusie
Het aspect verkeer vormt geen belemmeringen.
Toetsingskader
Ten aanzien van parkeernormen geldt dat een hoge autoafhankelijkheid gepaard gaat met verhoudingsgewijs hoge parkeernormen. In de Nota Parkeernormen Breda 2021 wordt voor de autoparkeernormen onderscheid gemaakt tussen vijf verschillende gebieden. In ieder van deze gebieden gelden andere parkeernormen, passend bij de autoafhankelijkheid van het gebied. Het plangebied van de onderhavige ontwikkeling is gelegen in het zogenaamde Centrum 1 gebied. Ten behoeve van het bestemmingsplan wordt een parkeer- en verkeeranalyse opgesteld. Bovendien dient bij de ontwikkeling rekening te worden gehouden met ruimte voor het stallen van fietsen.
Beoordeling
Op basis van de parkeernormen gemeente Breda dienen er voor bewoners 89 parkeerplaatsen
binnen de toekomstige planontwikkeling aanwezig te zijn (POET). Binnen de toekomstige
planontwikkeling is een parkeerkelder voorzien met een capaciteit van 93 parkeerplaatsen.
Deze parkeerkelder beschikt daarmee over voldoende ruimte om het parkeren voor de
bewoners op te vangen. Omdat er binnen de planontwikkeling geen ruimte is om het parkeren
van bezoekers op te vangen dienen deze in de openbare ruimte te parkeren. Wanneer
er rekening wordt gehouden met dubbelgebruik bedraagt de openbare parkeerbehoefte
tijdens het maatgevend moment (koopavond) 18 parkeerplaatsen. Vanwege de toekomstige
ontwikkeling vervallen er op de hoek John. F.Kennedylaan/Valkenstraat 14 openbare
parkeerplaatsen en 10 parkeerplaatsen achter Duivelshoek3-5. Deze parkeerplaatsen
dienen elders in de omgeving te worden opgevangen. De totale restopgave voor het parkeren
komt hiermee op 18+14+10=42 parkeerplaatsen.
Onderzocht is of er rondom de planontwikkeling restcapaciteit aanwezig is in de openbare
ruimte om deze restopgave op te vangen. De directe omgeving (300 meter) in combinatie
met het parkeerterrein Chasséveld, welke op ca. 450 meter loopafstand van de planontwikkeling
is gelegen, beschikt over voldoende capaciteit om de 42 parkeerplaatsen op te vangen.
Het Chasséveld ligt binnen de maximale loopafstand van 600 meter die geldt voor de
functie 'overig', waar bezoekersparkeren onder valt. Deze parkeeroplossing voldoet
dan ook aan het gemeentelijk parkeerbeleid.
Conclusie
De parkeeroplossing voldoet aan het gemeentelijk parkeerbeleid. Het aspect parkeren vormt geen belemmeringen.
Toetsingskader
Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling met geluidsgevoelige functies (waaronder wonen), nieuwe wegen en de reconstructie van bestaande wegen dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh is alleen van toepassing binnen de wettelijk vastgestelde zone van een weg. Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh is alleen noodzakelijk wanneer de ontwikkeling plaatsvindt binnen een zone van een weg en waarbij sprake is van geluidgevoelige bestemmingen.
Beoordeling
Door Stantec B.V. is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op de gevels van de woningbouwlocatie tussen de Valkenstraat, Boschstraat en de John F. Kennedylaan. Het onderzoek is als bijlage opgenomen. Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting op de gebouwen hoger is dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Voor de realisatie van het plan is door de gemeente Breda een besluit tot het vaststellen van een hogere waarde genomen. In de regels van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting geluid opgenomen, waarin wordt verwezen naar het besluit hogere waarde. In de nadere uitwerking van het plan ten behoeve van de omgevingsvergunning voor bouwen, dienen de benodigde geluidswerende maatregelen te worden getroffen.
Conclusie
Ter plaatse van de ontwikkeling is het akoestisch klimaat inzichtelijk gemaakt en beoordeeld. Op basis van de onderzoeksresultaten is bij burgemeester en wethouders van de gemeente Breda een hogere waarde aangevraagd. Het besluit tot het vaststellen van hogere waarde wordt bij de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. Het aspect akoestiek vormt geen belemmeringen voor de haalbaarheid.
Toetsingskader
Luchtkwaliteit is geregeld in de Wet milieubeheer. Een specifiek onderdeel van deze wet is de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). Hierin is bepaald wanneer de mate van de bijdrage aan de luchtverontreiniging verwaarloosbaar klein is. In zo'n geval hoeft een project niet langer meer getoetst te worden, ongeacht of in de huidige situatie al sprake is van een overschrijding van grenswaarden. De NIBM-regeling van 3% is gekoppeld aan de vaststelling van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), omdat in dit programma hiervoor maatregelen tegenover staan die het tijdig behalen van de grenswaarden waarborgen.
Beoordeling
Met de NIBM-tool is hierna inzicht verkregen in de invloed van het plangebied op de luchtkwaliteit. Aan de basis hiervan staat de berekening van de toename van de verkeersgeneratie ten gevolge van voorliggende plannen. Een vergelijking is gemaakt tussen de huidige planologische situatie en de beoogde toekomstige situatie. Conclusie was dat de verkeersgeneratie met circa 600 verkeersbewegingen per etmaal toeneemt; dit betreft een worst-case benadering uitgaande van de maximale norm. Het aandeel vrachtverkeer is indicatief gesteld op 5% in verband met de commerciële ruimte (1.000 m2). Dit betreft ook een worst-case scenario, het daadwerkelijke aandeel van het vrachtverkeer wordt vele malen minder geschat voor een commerciële ruimte van deze grootte. In de praktijk zal dit naar alle waarschijnlijkheid dan ook lager uitvallen.
Als voorgaande gegevens in de NIBM-tool worden ingevoerd, dan blijkt de bijdrage als gevolg van de ontwikkeling 'niet in betekende mate bij te dragen' (zie de volgende figuur).
Figuur 4.1: Berekening NIBM
Conclusie
De beoogde ontwikkeling draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient ook beoordeeld te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan de ter plaatse bestaande luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project zelf 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur onder andere bij een woning, school of sportterrein. Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging wordt gebruik gemaakt van de, door het ministerie van Infrastructuur en Milieu, beschikbaar gestelde digitale monitoringstool. Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging wordt gebruik gemaakt van de, door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, beschikbaar gestelde digitale monitoringstool. Het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) heeft als doel luchtkwaliteitgegevens over Nederland voor iedereen op één plaats, uniform en laagdrempelig beschikbaar te stellen, en daarmee de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit (digitaal) te ondersteunen.
Beoordeling
Via de CIMLK-Monitoringstool (monitoringsronde 2022) zijn voorts de concentraties voor de jaren 2021 en 2030 afgelezen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt op basis van de gegevens van de CILM-monitoringstool. De J.F. Kennedylaan is opgenomen in deze monitoringtool. Deze waarden staan vermeld in de tabel hierna.
Figuur 4.2: Overzicht concentraties NO2, PM10 en PM2,5. Bron: Luchtmeetnet.nl
In 2020 heeft de gemeente Breda het Schone Lucht Akkoord (SLA) ondertekend. Door het SLA wijzigt het doel van het luchtkwaliteitsbeleid; van het behalen van de grenswaarden naar het streven van gezondheidsdoelen. De gemeente Breda streeft naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst voor iedereen te realiseren waarbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden voor NO2 en PM10 in 2030. Verder is het doel om landelijk in 2030 gemiddeld minimaal 50% gezondheidswinst ten opzichte van 2016 te behalen voor de negatieve gezondheidseffecten afkomstig van binnenlandse bronnen, zoals (weg)verkeer, mobiele werktuigen, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens. Uit de tabel blijkt dat geen van de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 & PM2,5) worden overschreden. Voor de WHO-advieswaarden van NO2 en PM10 is ook geen sprake van overschrijding
Conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ter plaatse van het plan de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald. Deze waarden zijn veel lager dan de gestelde grenswaarden en voldoen aan de WHO-advieswaarden. Vanwege de algemene trend dat de emissies en achtergrondconcentraties dalen, worden ook in de toekomst geen overschrijdingen verwacht.
Toetsingskader
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren:
rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
Beleid waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor de waterstaatkundige verzorging in de gemeente Breda. Haar taken zijn waterkwantiteits en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerprogramma 2022-2027. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Daarnaast heeft het waterschap, waar nodig, nog specifiek beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheerprogramma.
Naast het waterbeheerprogramma 2022-2027 heeft waterschap Brabantse Delta een eigen Keur, legger en verordeningen. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De Keur is onder andere te raadplegen via de website van waterschap Brabantse Delta. De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta, hebben hun keuren geharmoniseerd. Als onderdeel van dit harmonisatietraject hanteren de waterschappen sinds 1 maart 2015 dezelfde uitgangspunten voor het beoordelen van ruimtelijke (her)ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt, zoals het hydraulisch neutraal ontwikkelen.
Aanvullend op de Keur heeft het waterschap haar eigen algemene regels vastgelegd in de “Algemene regels waterschap Brabantse Delta”. De beleidsregels aanvullend op de Keur zijn verder vastgelegd binnen de “Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater” van waterschap Brabantse Delta. Aanvullend op de beleidsregel 13 is het stuk “Hydrologische uitgangspunten bij de keurregel voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen”. De waterschappen maken bij het beoordelen van het toegenomen verhard oppervlak onderscheid in de mate van toename van het verhard oppervlak.
De grenswaarden voor het toenemen aan verhard oppervlak waaraan getoetst wordt zijn:
Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat ruimtelijke (her)ontwikkelingen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal moeten worden uitgevoerd. Om aan dit uitgangspunt te kunnen voldoen wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen en afvoeren.
Beleid gemeente Breda
De gemeente Breda heeft zijn beleid van het stedelijk water opgenomen in het stedelijk waterplan 2019-2023; 'Breda water bewust'. Uit dit stedelijk waterplan volgen de voorwaarden bij aanpassingen van het watersysteem. Pas als de schop in de grond gaat, gelden extra eisen. Bij elke (her)ontwikkeling dient het water van kleine buien daar waar het valt te worden verwerkt (in plaats van directe afvoer naar de riolering). Voor een toename van verhard oppervlak gelden zwaardere eisen, ook extreem zware buien moeten ter plaatse kunnen worden opgevangen. Grondwater leidt niet tot structurele grondwateroverlast en vormt geen belemmering voor het grondgebruik. De systeemkeuze en uitgangspunten worden in een rapportage vastgelegd en onderbouwd.
De voorkeursvolgorde voor hemelwater in Breda is gericht op het zoveel mogelijk zichtbaar in de bodem brengen en vasthouden van schoon hemelwater, daar waar het valt. Dit betekent dat ten eerste wordt gestreefd naar infiltreren waar het kan, ten tweede bergen en vertraagd afvoeren waar infiltratie niet kan en als laatste afvoeren naar een andere bergings- afvoervoorziening. Deze voorkeursvolgorde geldt zowel bij een toename van het verhard oppervlak als bij geen toename van verhard oppervlak. Er is geen toename van verhard oppervlak bij het opbreken van bestrating, terugplaatsen van dezelfde of nieuwe bestrating en sloop-nieuwbouw van gebouwen. Verhard oppervlak wat niet afvoert op het riool of open water maar het water infiltreert in de bodem wordt gelijkgesteld aan onverhard oppervlak. Ook groene daken worden beschouwd als onverhard. In alle gevallen geldt, zuiveren waar nodig (afstromend regenwater van verontreinigde ondergronden).
De ontwikkelende partij moet op eigen terrein kleine buien op een zo natuurlijk mogelijke wijze verwerken en schone en vuile waterstromen gescheiden aanleveren tot aan de perceelsgrens. Als werknorm hanteert de gemeente 70 m³ per ha verhard oppervlak. Dit staat gelijk aan het lokaal verwerken van 7 mm neerslag. Bij een dergelijke hoeveelheid berging in de hemelwater verwerkende voorziening wordt, ten opzichte van gesloten verharding, jaarlijks ca. 80% van alle buien afgevangen en waar mogelijk geïnfiltreerd in de bodem. Om de bergingscapaciteit voor een volgende bui weer beschikbaar te hebben moet het hemelwater binnen 3 dagen (op natuurlijke wijze) zijn weggezakt in de bodem. Duurzame omgang met grondwater; de gemeente Breda streeft via het grondwaterbeleid naar een situatie waarbij het grondwater niet tot structurele grondwateroverlast leidt en geen belemmering vormt voor het gebruik van de grond. De ontwikkelende partij moet bij (her)inrichting van het terrein naast het Bouwbesluit in een zo vroeg mogelijk stadium rekening houden met grondwater. Dit betekent dat de toekomstige functies dienen te voldoen aan de minimale ontwateringsdiepte van 0,70 m–mv.
Beoordeling
Door Stantec B.V. is een waterparagraaf opgesteld voor de beoogd ontwikkeling. Door de (her)ontwikkeling ontstaat 813,5 m2 aan extra verhard oppervlak. Uitgaande van deze toename aan extra verhard oppervlak en gelet op het beleid van Waterschap Brabantse Delta, wordt geconcludeerd dat watercompensatie nodig is. De gemeente Breda hanteert een strenger beleid voor watercompensatie dan het Waterschap. Gekeken naar het bestaand verhard oppervlak van 4.764 m2, het extra verhard oppervlak en het beleid van gemeente Breda, wordt geconcludeerd dat een watercompensatie van 111 m3 aan traditionele waterberging of 96 m3 aan duurzame waterberging nodig is. Bij het toepassen van een niet duurzame waterberging is meer oppervlakte nodig om water te bergen. De definitieve uitwerking wordt te zijner tijd besproken met de gemeente.
Hiervoor is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. De binnentuin biedt voldoende ruimte om in de berging te voorzien.
Ten aanzien van het materiaalgebruik dient aandacht te worden geschonken aan het gebruik van milieuvriendelijk materialen. Verder mogen geen uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink, zachte PVC en geïmpregneerde materialen worden toegepast. Deze stoffen hopen zich op in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Om te voldoen aan de watertoets is deze waterparagraaf formeel ter beoordeling voorgelegd aan het waterschap Brabantse Delta en de gemeente Breda voor een wateradvies. Beide hebben een positief advies gegeven.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmeringen voor de haalbaarheid.
Toetsingskader
De natuurwet- en regelgeving kent twee sporen, namelijk een soortgericht spoor en een gebiedsgericht spoor. De bescherming van deze twee sporen is geregeld in de Wet natuurbescherming. Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de natuurwetgeving.
Beoordeling gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Het dichtstbijzijnde gebied dat behoort tot het NNB ligt op ongeveer 2 kilometer ten zuiden van het plangebied. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling geen directe relatie heeft met een gebied dat is aangewezen als NNB en geen verbindende functie vervult zijn negatieve effecten uit te sluiten. Van negatieve uitstralingseffecten door geluid, licht en verdroging op het NNB is met de voorgenomen planontwikkeling geen sprake.
Op een afstand 4 kilometer ten zuidoosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied “Ulvenhoutse bos” dat stikstofgevoelig is. Verstorende factoren zoals oppervlakteverlies, versnippering, verdroging en verstoring door trilling, licht en geluid zijn, gezien de afstand tot het Ulvenhoutse Bos, met de voorgenomen planontwikkeling niet van toepassing. Wel is onderzocht wat de gevolgen zijn van voorliggend plan op de stikstofdepositie op het Ulvenhoutse Bos.
Stikstofdepositie
Bijna in alle Natura 2000-gebieden zijn beschermde habitattypen aanwezig die gevoelig zijn voor stikstof. Handelingen of activiteiten binnen en buiten beschermde natuurgebieden die schadelijk kunnen zijn voor de doelstellingen van het gebied zijn verboden, tenzij door het bevoegd gezag hier vergunning voor is verleend. Stikstof vormt een van de grootste belemmeringen voor het behalen van de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen. Het plangebied bevindt zich in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen in het kader van de Wet natuurbescherming.
Door Stantec is een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd ten gevolge van de sloopfase van de bestaande bebouwing alsmede de bouw en het gebruik van appartementen en niet woonfuncties aan de Valkenstraat-Boschstraat te Breda.
Uit de voortoets blijkt dat op basis van objectieve gegevens er geen sprake is van stikstofdepositie; de depositie is 0,00 N mol/ha/jr. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen significant negatieve effecten zijn te verwachten voor de instandhoudingsdoelen van de betrokken Natura 2000- gebieden.
Een aantal aspecten dienen in acht te worden genomen om de haalbaarheid van het plan te garanderen. Dit betreft het gebruik van Adblue en de inzet van een elektrische torenkraan en pompbemaling (zoals gegeven in bijlage 1 van het onderzoek). Ook dienen de voertuigbewegingen tijdens de sloop- en bouwfase uitsluitend via de noordzijde plaats te vinden (zoals gegeven in bijlage 2 van het onderzoek).
Beoordeling soortenbescherming
Door Ekoza is een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd. Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage, hieronder worden kort de conclusies vermeld. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de beschermde soortgroepen die voorkomen of waarvan niet uitgesloten kan worden dat ze voorkomen op de locatie. In de tabel wordt aangegeven voor welke soorten maatregelen en of nader onderzoek van toepassing is.
Figuur 4.3: Samenvatting onderzoeksresultaten en maatregelen QuickScan Flora en Fauna. Bron: Ekoza (2022)
Door Ekoza is een aanvullend onderzoek naar de voornoemde beschermde soortgroepen uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Hierna zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek samengevat.
Steenmarter
Op basis van de resultaten wordt vastgesteld dat de steenmarter niet voorkomt binnen het plangebied. Hierdoor zijn negatieve effecten door de geplande werkzaamheden op de vaste rust- en verblijfplaatsen en het leefgebied van de steenmarter uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Huismus
Tijdens het veldwerk zijn geen verblijfplaatsen of duidelijk nest indicerend gedrag van huismussen waargenomen. De waarnemingen op 27 mei 2022 lijken gerelateerd te zijn aan de werkzaamheden in het stadspark, waar de huismussen uit het park richting het projectgebied gejaagd zijn. De mannetjes hadden geen duidelijke, langdurige zang en zaten ook niet op de dakrand bij de schuine daken, maar op plekken die ongeschikt voor nesten zijn. Er zijn ook geen nesten aangetroffen in het gebied. Ook bevestigd de afwezigheid van waarnemingen op andere dagen de afwezigheid van nestelende huismussen in het projectgebied. De aanwezigheid van verblijfplaatsen of essentieel foerageergebied van de huismus in het gebied is uitgesloten. Er zijn geen mitigerende maatregelen of een ontheffing noodzakelijk.
Gierzwaluw
Op basis van de waarnemingen wordt geconcludeerd dat er geen gierzwaluwen in het gebied nestelen en dat er geen essentieel foerageergebied verloren gaat.
Vleermuizen
De aanwezigheid van verblijfplekken, vliegroutes en essentiële foerageerplekken van vleermuizen in het projectgebied is uitgesloten. Wel zijn verblijfplaatsen van vleermuizen waargenomen in de omliggende bebouwing. Deze vallen buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Om verstoring door licht te voorkomen wordt geadviseerd tussen mei tot eind september vleermuisvriendelijke verlichting te gebruiken. Voorkom om na zonsondergang de werkzaamheden uit te voeren en minimaliseer zoveel mogelijk geluid en trilling nabij de bebouwing.
Overige soorten
Tijdens de onderzoeksperiode zijn andere diersoorten waargenomen. Zoals een verscheidenheid aan algemene vogels, egels en huiskatten. De meeste waarnemingen zijn gedaan door de wildcamera's. Deze dieren zijn vrijgesteld of vallen direct onder de algemene zorgplicht. Dat houdt in dat voorzichtig gehandeld dient te worden met alle voorkomende flora en fauna. In de bomen en struiken in de tuin van Huize Raffy en in de bomen ter plaatse van het grasveld kan de aanwezigheid van actieve nesten niet op voorhand worden uitgesloten. Bij kap- of sloopwerkzaamheden in het broedseizoen, worden mogelijk broedvogelnesten verstoord. Daarom is het noodzakelijk om de werkzaamheden buiten het broedseizoen van start te laten gaan.
Conclusie
Het aspect natuur vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij ruimtelijke ontwikkelingen de bodemkwaliteit te worden beschouwd. Bij ruimtelijke plannen met een functiewijziging dient te worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de functie die ter plaatse wordt beoogd.
Met een milieuhygiënisch vooronderzoek (bodem) wordt inzicht verkregen in de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de mogelijke aanwezigheid van verontreinigde stoffen in de grond of het freatisch grondwater. Op basis van de resultaten van het onderzoek kan worden vastgesteld of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem een belemmering vormt voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.
Beoordeling
Door Stantec is een verkennend bodemonderzoek uit gevoerd. Het hele onderzoek is als bijlage toegevoegd. Het plangebied is hierbij opgedeeld in verschillende deellocaties. Hieronder zijn de belangrijkste conclusies per deellocatie opgenomen.
Deellocatie A
De matig tot sterk verhoogde gehalten in de grond en het grondwater bij de ondergrondse tanks (meetpunt) komen overeen met de bekende grond- en grondwaterverontreiniging uit eerder uitgevoerde onderzoeken. De omvang van de verontreiniging is destijds in beeld gebracht. Voor zover bekend dateert het laatste onderzoek uit 1995 en zijn er geen gegevens over de actuele omvang van de verontreiniging bekend. Door het uit voeren van een nader onderzoek wordt de actuele omvang van de verontreiniging de verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten in de grond en het grondwater in beeld te brengen.
Deellocatie B
Middels een nader bodemonderzoek wordt de omvang van de verontreiniging met PAK in de grond nader in beeld te brengen.
Deellocatie C
Door een nader bodemonderzoek wordt de omvang van de verontreiniging met lood en zink in de grond nader in beeld te brengen.
Deellocatie D
Middels het verkennend bodemonderzoek is de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van deellocatie D in voldoende mate vastgesteld. De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt redelijkerwijs geen bezwaren met betrekking tot de voorgenomen herontwikkeling van de locatie te verwachten.
Conclusie
De bodem wordt voor de bouwwerkzaamheden van de uiteindelijke woonfunctie, culturele en commerciële functies geschikt gemaakt. Hiervoor worden verschillendere nadere bodemonderzoeken uitgevoerd en een saneringsplan opgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met mogelijke kosten voor het saneren. Belemmeringen voor de haalbaarheid worden niet verwacht.
Toetsingskader
In Grondstof voor de toekomst, programma erfgoed 2019-2025 is vastgesteld dat erfgoed wordt benut als onderlegger voor de (her)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. De erfgoedkaarten vormen nu letterlijk de onderlegger voor het handelen van de gemeente. Archeologie, historische geografie en gebouwd erfgoed vormen hierbij een belangrijk uitganspunt voor ontwikkelingen.
Archeologie is vastgelegd in de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 1 Archeologie, historische geografie en gebouwd erfgoed zijn vastgelegd in de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 2 Historische geografie en gebouwd erfgoed. De kaarten dienen, zoals vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening, als leidraad voor de erfgoedadvisering bij het opstellen of afwijken van bestemmingsplannen.
Toetsingskader
Om de archeologische waarden in het gebied te beschermen conform het vastgestelde beleid, is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen voor de gebieden die conform de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 1, Archeologie zijn gekenmerkt als gebieden met een archeologische verwachting anders dan laag. Hetzelfde geldt voor de gebieden van archeologische waarden en gemeentelijke archeologische monumenten. Ter plaatse van gronden met een dubbelbestemming dient voorafgaand aan ontwikkelingen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De resultaten van het archeologisch onderzoek worden door het bevoegd gezag, in deze de gemeente Breda, middels een selectiebesluit vervolgens vastgesteld.
Beoordeling
In het vigerende bestemmingsplan 'Binnenstad' uit 2013 is voor bijna het gehele plangebied de 'dubbelbestemming waarde archeologie' opgenomen. Daarbij geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte van 100 m2 of meer die de bodem dieper dan 30 cm beneden maaiveld gaan verstoren. Deze verplichting volgt uit de te behouden archeologische waarde enerzijds, en anderzijds de hoge archeologische verwachting die het plangebied heeft op de Archeologische Beleidskaart Breda. Door de herontwikkeling wordt de ondergrond geroerd en is een archeologisch onderzoek formeel verplicht. Overeenkomstig het gemeentelijk archeologisch beleid is in het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde–Archeologie' opgenomen vanwege de hoge archeologische verwachting in het gebied. Er is een archeologisch onderzoek verplicht bij de bouw of uitbreiding van bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m2. Het toetsen van zo'n hoge archeologische verwachting gebeurt in de gemeente Breda doorgaans door middel van een proefsleuvenonderzoek. Voor een proefsleuvenonderzoek dient een programma van eisen (PvE) te worden opgesteld. Dit PvE en het bijbehorende archeologische onderzoek wordt in een later stadium uitgevoerd.
Conclusie
Tot het archeologisch onderzoek gereed is en de gronden vrijgegeven zijn van archeologische waarde, is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen.
Op de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed 2 is nauwkeurig vastgelegd hoe binnen de gemeente met het bovengrondse erfgoed moet omgegaan. Op verschillende schaalniveaus is er een waardering gegeven aan al het erfgoed in Breda. Op deze kaart is het plangebied aangeduid met een hoge cultuurhistorische waarde.
Figuur 4.4 Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Breda
Een gedeelte van het plangebied heeft een lage cultuurhistorische waarde (geel op de afbeelding). Het overige gedeelte heeft een hoge cultuurhistorische waarde (blauw op de afbeelding) en is er sprake van een rijksmonument (huize Raffy paars op de afbeelding). Bij een wijziging dient rekening te worden gehouden met de karakteristieken, met de historische ontwikkeling, de samenhangende ruimtelijke structuur en de architectonische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke kwaliteit.
Breda is een oude vestingstad die een sterke relatie heeft met defensie en rijk is aan cultuurhistorisch erfgoed. Een groot gedeelte van het plangebied maakt onderdeel uit van de Boschsstraat. Deze straat is aangemerkt als 'Breda tot 1870'. Voor gronden met een hoge cultuurhistorische waarde geldt dat behoud van de ruimtelijke kwwaliteit het uitgangspunt is. Met de ontwikkeling wordt rekening eghouden met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en de architectonische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke kwaliteit. De cultuurhistorische waarde is hierbij sturend. Met de ontwikkeling wordt geen afbreuk gedaan aan deze waarde.
In het plangebied is het historische stadsriool gelegen. Deze bevindt zich ongeveer op de scheidslijn tussen de voormalige Incomlocatie en de huidige parkeerplaats aan de JF Kennedylaan. Het stadsriool is nu nog in gebruik. Het stadsriool is niet te ervaren op straatniveau en onttrekt zich aan latere bovengrondse structuren. Dit riool is in 1864 gemetseld in de gedempte middeleeuwse stadsgracht. Tot die tijd was het een waterverbinding (en rioolverbinding) tussen de uitlopers van de haven aan de Markendaalseweg en de Singel ter hoogte van de Sophiastraat. De aanleg van het riool bracht meer hygiëne en zorgde voor minder stank in de binnenstad. Daarnaast bood het weer nieuwe mogelijkheden voor de aanleg van straten en nieuwe bebouwing in die tijd. De aanwezigheid van het historische riool is een belangrijk archeologisch gegeven. Ondanks dat het riool geen monumentenstatus heeft, is er stedenbouwkundig gekozen voor een parkfront dat het riool deels overkruist, zodat het riool wel in functie en toegankelijk blijft. De nieuwe bebouwing zal daarmee verankerd zijn in het verleden.
Conclusie
Bij een wijziging dient rekening te worden gehouden met de karakteristieken, met de historische ontwikkeling, de samenhangende ruimtelijke structuur en de architectonische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke kwaliteit.
Rondom het plangebied bevinden zich een aantal van de oude panden, waaronder de Boschstraat 57 (het voormalige huize Raffy). Dit pand is aangeduid als Rijksmonument. Het eigenlijke huis heeft een rechthoekige plattegrond en bestaat uit twee achter elkaar gelegen vleugels. Het pand heeft drie bouwlagen plus een zolder. De tweede verdieping is in het recente verleden door horizontale splitsing van de zolder tot stand gekomen. De twee zadeldaken met topgevels liggen evenwijdig aan de Boschstraat. Het deel linksvoor heeft een kelder. Linksachter het huis ligt haaks erop en aan de steeg (Duivelshoek) een veel jongere vleugel met drie lagen en plat dak. Rechts van het huis staat een even jong pand dat eveneens tot het complex behoort. Het heeft weer drie lagen en plat dak. Hierachter is een volgend bouwdeel geplaatst. Tussen het oude huis en het jongere is een deel van de steeg opengelaten, maar wel overkapt door het dak van de binnenplaats die over één bouwlaag werd dichtgezet. Deze overkapping sluit aan op de achtergevel van het oude huis. Voor dit pand door Dröge Bureau voor Bouwhistorie een bouwhistorische verkenning uitgevoerd ten behoeve van de verbouwing in 2008. Deze is al bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het aspect cultureel erfgoed vormt geen belemmering voor onderhavig plan. Er is geen
sprake van aantasting van waardevol gebouwd erfgoed. Voorliggend plan vormt, een nieuw
uniek stedelijk woonmilieu, die recht doet aan het monumentale karakter en de locatie
zichtbaar, leesbaar en beleefbaar maakt. De voormalige kringloopwinkel wordt gesloopt.
Dit gebouw heeft ook geen historische waarde. Daarnaast is het plangebied aangeduid
als Beschermd stadsgezicht. Doel van deze aanwijzing is het beschermen van de historische
structuur van het gebied en het daarbij horende karakter.
Toetsingskader
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels over externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
Beoordeling
Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan is door Stantec een memo externe veiligheid opgesteld. Deze is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Hieronder is de conclusie opgenomen.
Op ruimte afstand van het bouwplan vindt transport plaats via de Noordelijke Rondweg, de spoorlijn Breda – Tilburg en de Rijksweg A16. Het bouwplan ligt niet binnen 200 meter van deze transportroutes. Daarom is het inzichtelijk maken van de hoogte en toename van het risico niet nodig. Het bouwplan ligt wel in het invloedsgebied van toxische stoffen die over de transportroutes worden vervoerd. Op basis van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes is een motivering opgesteld die ingaat op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De gemeente Breda beschikt over een standaardadvies externe veiligheid (opgesteld door de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant). Voor het bouwplan is dit standaardadvies van toepassing. Deze is als bijlage 1 aan de memo toegevoegd.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
Begin 2017 heeft het gemeentebestuur het Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2020 (UP Klimaat) vastgesteld. De gemeente Breda heeft zich ten doel gesteld om in 2044 een CO2-neutrale stad te zijn. In de Nota: “Steek positieve energie in het klimaat, uitvoeringsprogramma Klimaat 2009 - 2012” zijn doelen en tussendoelen geformuleerd. Daarop is in 2012 de “Strategie duurzame energietransitie gemeente Breda” opgesteld. Daarin wordt een analyse gemaakt van de energiehuishouding van de stad, en worden transitiepaden aangegeven naar de toekomst. De strategie is de basis geweest voor het Uitvoeringsprogramma Klimaat van 2013 tot en met 2016.
Naast doelen voor energiebesparing en CO2-reductie streeft de gemeente naar een combinatie met lastenverlaging voor burgers en gebruikers, comfort verhoging en een beter binnenklimaat. Er is tussen 2013 en 2016 een groot aantal projecten geformuleerd en uitgevoerd. Dat heeft geleid tot een CO2-reductie van 21,0 k ton CO2 per jaar over de afgelopen periode. Om structureel aan de doelstellingen te kunnen (blijven) werken, heeft Breda behoefte aan een update van de energiestrategie voor de gehele stad. Deze update van de energiestrategie sluit aan bij de uitvoering van het huidige klimaatbeleid, en dient als input voor het klimaatuitvoeringsprogramma 2017 – 2020.
Energietransitie vraagt om een stedelijke strategie en afstemming voor toepassing van energiebesparing en duurzame energievoorziening voor wijken (woningen, zakelijke markt) industrie en mobiliteit. Energietransitie heeft bijzondere ruimtelijke consequenties en daarom is ook de aansluiting gezocht met de Omgevingsvisie Breda 2030.
Beoordeling
Ruimtelijke adaptatie is de borging voor een integrale aanpak van een gezonde, groene en robuuste stad. Mensen moeten meer buiten gaan bewegen en kunnen gaan genieten van groen en water. Breda moet ook aantrekkelijk zijn bij hitte en hevige neerslag.
Binnen de planontwikkeling zijn verschillende toepassingsmogelijkheden onderzocht die een positieve bijdrage leveren aan het toekomstig woon- en leefklimaat. De realisatie van de Central Park 076 Breda krijgt een groene en klimaatbestendige inrichting. Daarnaast worden verschillende duurzaamheidsmaatregelen genomen die een positieve impact hebben op het reduceren van het toekomstige CO2 gebruik (zie ook paragraaf 2.2.4 Duurzaamheid).
Het groen en de waterbergingsvoorziening werkt bevorderlijk voor de verkoeling van het gebied en heeft een positieve invloed op de luchtkwaliteit. Secundair biedt de beleving van de groene uitstraling gecombineerd met de architectuurstijl en het sociale karakter van het hof extra bewustwording en sociale cohesie.
Conclusie
Bij nieuwe ontwikkeling wordt gestreefd aandacht te besteden aan de energie-infrastructuur, hittebestendigheid en het anders omgaan met hemelwater. Voor de nieuwbouw geldt een BENG-norm vanuit het Bouwbesluit. Voorkeur hierbij is om toevoeging en vervangende nieuwbouw meteen energieneutraal te realiseren, of ervoor te zorgen zonder desinvesteringen aan de wettelijke BENG-norm wordt voldaan.
Toetsingskader
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten het betreft.
In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling verplicht is als deze de daarin genoemde grenswaarde overschrijden.
Voor activiteiten beneden de gestelde grenswaarden geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. De m.e.r.-beoordelingsplicht is van toepassing zodra:
Beoordeling
De voorgenomen ontwikkeling en realisatie van 150 appartementen in combinatie met culturele voorzieningen en bedrijvigheid in het gebied bekend als Central Park 076, kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals omschreven in het Besluit milieueffectrapportage onder D 11.2. Weliswaar blijft de omvang ervan onder de aangegeven drempelwaarden uit kolom 2, maar op grond van het Besluit m.e.r. is alsnog een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk.
Conclusie
Voor de voorgenomen ontwikkeling is een mer-notitie opgesteld. In deze notitie is aangetoond dat vanwege het ontbreken van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de criteria uit bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling, geen m.e.r.-procedure hoeft te worden doorlopen. De mer-notitie is toegevoegd als bijlage bij dit bestemmingsplan. De conclusie is dat een verdere MER-beoordeling niet aan de orde is.
Een bestemmingsplan bestaat uit planregels, een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. In de toelichting is gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De indeling en inhoud van dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de systematiek van de gemeente Breda. De systematiek van de regels sluiten aan bij de systematiek zoals deze wordt gehanteerd in de regels van het bestemmingsplan 'Binnenstad' en de standaardregels van de gemeente Breda. Voor het overige is de plansystematiek gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkebare Bestemmingsplan) en IMRO20212 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening).
Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten.
Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Ook maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:
In dit bestemmingsplan komen de volgende (dubbel)bestemmingen voor:
Artikel 3: Verkeer
Een gedeelte van de openbare ruimte in het plangebied is bestemd als 'Verkeer' en is bedoeld voor langzaam verkeer. Het gebied wordt autoluw ingericht. De gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor straten en paden, groen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – overhangende bouwdelen' mogen bij het gebouw behorende balkons worden opgericht.
Artikel 4: Wonen
Het gebruik van de bestemming 'Wonen' richt zich op de gronden waar 150 woningen worden gerealiseerd en de aangrenzende openbare ruimte. Al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, fietsenstallingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. In de regels is ook vastgelegd hoeveel procent van de woningen voor sociale huur en middeldure huur moeten worden gerealiseerd.
Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' is op de begane grond functies ten behoeve van cultuur en ontspanning, kantoren, horeca 1, en detailhandel toegestaan. Hierin is ook het maximaal aantal vierkante meters aan bedrijfsvloeroppervlakte geborgd. Daarnaast zijn ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' aanvullend zorgvoorzieningen toegestaan (op de verdiepingen). Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' is een (dak)tuin toegestaan. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage inclusief berging toegestaan. Voor de duplexwoning is een aanduiding opgenomen, zodat ter plaatse deze typologie uitsluitend gebouwd kan worden.
Gebouwen zijn enkel binnen het bouwvlak toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding vastgelegd, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- balustrades' 1,5 meter extra bouwhoogte is toegestaan ten behoeve van de balustrades met een open constructie. Voor de overhangende bouwdelen (balkons) geldt dat de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overhangende bouwdelen' is opgenomen.
Artikel 5: Waarde - Archeologie
De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' geldt voor het gehele plangebied. Deze bestemming is erop gericht de archeologische belangen op adequate wijze te beschermen. Bodemingrepen zijn op deze gronden in principe niet toegestaan; als een ingreep dieper gaat is een omgevingsvergunning verplicht. De resultaten van het onderzoek worden door het bevoegd gezag (de gemeente Breda) met een selectiebesluit vastgesteld. Als uit onderzoeken blijkt dat geen sprake (meer) is van archeologische waarden of voldoende maatregelen zijn genomen om de archeologische waarden te beschermen, dan is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
Artikel 6: Waarde - Beschermd stadsgezicht
In deze bestemming zijn de regels opgenomen ten behoeve van de bescherming van het beschermd stadsgezicht. Naast een verbod om te bouwen, mits de vergroting uitsluitend zichtbaar is ter plaatse van het achtererfgebied en/of geen afbreuk wordt gedaan aan de samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht.
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zeker stellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Als het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
Initiatiefnemer en andere de grondeigenaren hebben afspraken gemaakt met over het plangebied en de bijbehorende gronden. Initiatiefnemer is daardoor toekomstig eigenaar van de gronden. Alle voorbereidings- en uitvoeringskosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente Breda en de ontwikkelende partij is een anterieure overeenkomst gesloten. Het plan is voor de gemeente Breda daarom een kostenneutrale ontwikkeling. Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het opstellen van een exploitatieplan achterwege kan blijven. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.
Naast de wettelijke procedures, besteedt de initiatiefnemer aandacht aan de communicatie met belanghebbenden middels een omgevingsdialoog. Omwonenden en omliggende bedrijven wordt de gelegenheid geboden om bezwaren en suggesties naar voren te brengen. Op 4 juli 2019 heeft de gemeenteraad van Breda een participatieleidraad vastgesteld die op 1 augustus 2019 in werking is getreden (Gemeenteblad 2019, 187638). Waar voorheen de gemeente de meeste communicatie richting de omgeving van een initiatief verzorgde, is op basis van de participatieleidraad nu de initiatiefnemer aan zet. In deze leidraad zijn de verschillende participatie niveaus benoemd. In overleg met de gemeente is voor de locatie afgesproken om uit te gaan van participatie niveau 2: adviseren. Om dit te borgen is in samenwerking de gemeente Breda een participatieplan gemaakt en een Omgevingsdialoog uitgevoerd. Het participatieverslag is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Hierin staan ook de verschillende participatiestappen uitgeschreven. Bovendien is de initiatiefnemer voornemens om gedurende de planologische procedure minimaal één, maar mogelijk ook twee extra inloopbijeenkomsten te organiseren.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het onderhavige bestemmingsplan aan de daarvoor in aanmerking komende instanties toegezonden. De provincie heeft gereageerd dat er geen sprake is van een provinciaal belang en ook het waterschap heeft positief gereageerd. Hierbij is door het waterschap verzoek richting initiatiefnemer ingediend met betrekking tot de bouwmethode van de parkeerkelder. De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft ook positief gereageerd, maar hierbij wel een verzoek ingediend om vooruitlopend op het proces van vergunningverlening in overleg te treden over de nadere uitwerking van de (brand)veiligheid.
Het ontwerp bestemmingsplan is volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegd, waarbij de gelegenheid is geboden tot het indienen van zienswijzen. Gedurende deze periode zijn er vier zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn in de Nota beantwoording Zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Deze nota is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan. In de Staat van wijzigingen in de Zienswijzennota zijn de doorgevoerde (ambtshalve) wijzigingen beschreven.
Daarnaast is tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan een informatieavond georgainiseerd over het ontwerp bestemmingsplan, het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundige plan. Het participatieverslag van deze bijeenkomst is in de bijlage opgenomen.