Plan: | Sluiskil-Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0715.BPKGP04-VG99 |
Bodemkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Heros
Het terrein van de voormalige cokesfabriek ACZC op het zuidelijk deel van het bedrijventerrein en de gronden van het voormalige woonbuurtje op het noordelijk deel zijn de afgelopen jaren volledig onderzocht. De grond van de voormalige cokesfabriek is ernstig verontreinigd met ondermeer PAK en minerale olie, en ook het grondwater is verontreinigd (zie paragraaf 4.7.2). Hiervoor is in 1998 en 2004 een beschikking in het kader van de Wet bodembescherming afgegeven en zijn beheersmaatregelen getroffen (zie eveneens paragraaf 4.7.2). In het saneringsplan is, in overleg met de gemeente Terneuzen, een bouwparagraaf opgenomen inzake toekomstige nieuwbouw. Een element hieruit is vrijstelling van nader toekomstig bodemonderzoek.
Op het noordelijk deel is in 2002 een verontreinigde spot aangetroffen van minerale olie. Deze verontreiniging is in 2007 verwijderd. De bodem is thans geschikt voor industrieel gebruik.
Yara
Het terrein waarop de huidige fabrieken van Yara staan is gedeeltelijk verontreinigd. Bij nieuwbouw dient altijd aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd. Indien daaruit ernstige grondverontreinigingen aan het licht komen, worden deze in de regel verwijderd en vervangen door schone grond. De provincie geeft hiervoor de benodigde beschikkingen af dan wel kan volstaan met een zogenaamde BUS-meldingen.
Het uitbreidingsterrein ten zuiden van de fabrieksinstallaties is onbebouwd en voor zover bekend al decennia lang in gebruik voor landbouwdoeleinden. Hier worden geen verontreinigingen verwacht in de grond. Wel zou het grondwater in meer of mindere mate verontreinigd kunnen zijn als gevolg van mogelijk verspreiding van de aangetroffen grondwaterverontreiniging op het bestaande fabrieksterrein.
Voor de nieuwe activiteiten geldt als randvoorwaarde dat ze geen (ernstige) bodemverontreinigingen mogen veroorzaken (zorgplichtbeginsel uit de Wet bodembescherming). Alle nieuw te ontstane verontreinigingen dienen te worden verwijderd tot aan de streefwaarde (geheel schoon) op kosten van de veroorzaker. Voorschriften in de benodigde vergunning moeten voldoende waarborgen voor bescherming van de bodemkwaliteit bieden.
Voormalige regionale vuilstortplaats
In paragraaf 4.7.2 is al aangegeven dat het grondwater onder de voormalige regionale vuilstortplaats aan de Koegorsstraat is verontreinigd. Dit geldt daarmee ook voor de bodem. Om contact met de verontreinigingen te voorkomen, is de stortplaats afgedekt.
Conclusie
De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is voldoende vastgelegd. Deze vormt geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.
Leidingen
Normstelling en beleid
Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante (buis)leidingen worden aangemerkt zoals hierna genoemd, voor zover deze geen deel uitmaken van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer :
Niet-planologisch relevante leidingen vervullen een functie voor de aanwezige functies en behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.
In de ontwerp Structuurvisie Buisleidingen 2011 – 2035 wil het Rijk ruimte bieden aan toekomstige buisleidingen en zorg dragen voor het vrijhouden van ruimte voor de hoofdverbindingen van buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen. Deze vrij te houden leidingstroken zijn vastgelegd op de visiekaart behorende bij de Structuurvisie.
De op de visiekaart opgenomen leidingenstrook door de Koegorspolder ligt ruim 400 m ten noorden van het plangebied van dit bestemmingsplan.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied bevinden zich veel leidingen en hoogspanningsverbindingen. Een groot aantal daarvan is planologisch relevant. In tabel 4.5 is een nadere specificatie van deze leidingen (leidingbeheerder, druk en diameter opgenomen. Voor solitaire planologisch relevante leidingen geldt dat deze in het bestemmingsplan geregeld moeten worden.
Tabel 4.5. Overzicht planologisch relevante buisleidingen en hoogspanningskabels in het plangebied
soort leiding | diameter en maximale werkdruk / spanning | leidingbeheerder | belemmeringenstrook gemeten vanaf hart leiding in meters |
Hoogspanningsverbinding | 50 kV | Delta N.V. | |
Hoogspanningsverbinding | 150 kV | Delta N.V. | |
Etheen-/propeenleiding | 6,61 inch/16,8 cm, 100 bar | Shell | |
Etheen-/propeenleiding | 6,61 inch/16,8 cm, 100 bar | Dow Benelux N.V. | |
Stikstof-/zuurstofleiding | 10,75 inch/27,3 cm, 100 bar | Air Products | |
Stikstof-/zuurstofleiding | 12,75 inch/32,4 cm, 30 bar | Air Products | |
Hoofdtransportleiding aardgas (Z-555-13) | 12 inch/30,5 cm, 36,5 bar | Gasunie | 4 |
Hoofdtransportleiding aardgas | 12 inch/30,5 cm, 40 bar | Gasunie | 4 |
Hoofdtransportleiding aardgas (A530-09) | 16 inch/40,6 cm, 66,2 bar | Gasunie | 5 |
Hoofdtransportleiding aardgas (A-642-01) | 16 inch/40,6 cm, 66,2 bar | Gasunie | 5 |
Hoofdtransportleiding aardgas (A-642-05) (ligt geheel op terrein Yara) | 12,8 inch/32,4 cm, 80 bar | Gasunie | 5 |
Hoofdtransportleiding aardgas (Z-555-01) | 8,6 inch/21,9 cm, 40 bar | Gasunie | 4 |
Hoofdtransportleiding aardgas (Z-552-02) | 18 inch/45,7 cm, 80 bar | Gasunie | 4 |
Koelwaterleiding | 82,7 inch/210 cm | Yara Sluiskil B.V | |
Hoofdtransportleiding water (2x) | > 15,7 inch/40 cm | Delta N.V. | |
Hoofdtransportleiding water met industriële restwarmte (2x) | > 15,7 inch/40 cm | WarmCO | |
Kooldioxideleiding | 14 inch/35,5 cm, 7 bar | WarmCO |
Voor en aantal van deze leidingen gelden op grond van wetgeving op het gebied van externe veiligheidsafstanden (zie paragraaf 4.4).
Archeologie
Beleid
In de ruimtelijke ordening, milieueffectrapportages, bouwactiviteiten en andere ingrepen in een gebied moet rekening worden met het archeologisch erfgoed (Verdrag van Valletta, Monumentenwet 1988, Wet op de archeologische monumentenzorg). Een belangrijk uitgangspunt, is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van een gebied of locatie dient aan 5 criteria te worden getoetst.
Door Gedeputeerde Staten van Zeeland zijn in mei 2001 de Zeeuwse AMK en IKAW als archeologisch toetsingskader bij de beoordeling van de ruimtelijke plannen en projecten vastgesteld.
Erfgoedverordening Terneuzen 2011 en beleid archeologie
De gemeenteraad heeft op 27 januari 2011 de Erfgoedverordening Terneuzen uit 2008 geactualiseerd en in samenhang daarmee de beleidsnota 'De onderste steen boven?' vastgesteld met daarin het beleid voor het beleidsveld archeologie. In deze beleidsnota wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid eigen beleid te voeren voor archeologie, in afwachting van het beleid dat voor alle Zeeuwse gemeenten wordt opgesteld. Het beleid is van kracht totdat het aspect archeologie goed is geregeld in de bestemmingsplannen. In bijlage 1 is een stroomschema opgenomen dat dient te worden afgelopen bij het opstellen van ruimtelijke plannen, de behandeling van aanvragen om omgevingsvergunning in het kader van de Erfgoedverordening.
Onderzoek
In het onderhavige gebied bevindt zich geen (deel van een) terrein, dat op de AMK voor Zeeland aangegeven staat als een terrein van enige vastgestelde archeologische waarde. Op de IKAW is het plangebied grotendeels aangegeven als zijnde van een lage archeologische verwachtingswaarde, een kleiner deel zelfs van zeer lage verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat er een lage en zeer lage trefkans is op de aanwezigheid van archeologische resten.
Toetsing van het plangebied aan gegevens in de database van ARCHIS en ZAA levert het volgende beeld op:
Figuur 4.10. Fragment kaart uit Archis 2.
In Archis 2, de nationale database voor vindplaatsen in Nederland, staan geen Archiswaarnemingen en/of vondstmeldingen in het plangebied weergegeven (zie figuur 4.10). Wel zijn er enkele in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied, te weten:
Uit de geologische kaart van Van Rummelen blijkt dat het plangebied zich deels bevindt in een gebied met afzettingen van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op Hollandveen op Pleistoceen. Dit geldt voor het noordwestelijke en oostelijke deel van het plangebied. Voor andere delen (zuidoosten en midden) zijn er afzettingen van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op zwak geërodeerd pleistoceen aanwezig (DPo.3b).
Voor het overige bestaat het plangebied uit kreekafzettingen van Duinkerke IIIb (Do.3b). Verwezen wordt naar figuur 4.11.
Figuur 4.11. Uitsnede kaart van Van Rummelen.
Op luchtfoto's zijn geen aanwijzingen voor archeologische resten zichtbaar. Voor het plangebied is het zodoende op grond van bovengenoemde constateringen niet noodzakelijk archeologisch onderzoek uit te voeren in het kader van de planontwikkeling.
Niettemin is de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van het inrichtingsplan aan het licht komen. Binnen het plangebied kunnen namelijk bewoningssporen uit het vroeg Mesolithicum (8.800 - 7.100 vC) tot op een diepte van 18 m voorkomen. Concrete gegevens over eventuele diepe archeologische sporen zijn niet beschikbaar.
Indien archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen, dan geldt daarvoor een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Eventuele archeologische vondsten en / of sporen tijdens de werkzaamheden dienen onverwijld te worden gemeld bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) te Middelburg en de gemeente Terneuzen.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Er behoeft geen archeologische bestemming met bijbehorende beschermde regeling te worden opgenomen.
Overige cultuurhistorische waarden
Het met bomen beplante dijkrestant in het zuiden van het plangebied, parallel aan de Industrieweg bij het Zijkanaal C, herinnert aan de ontstaansgeschiedenis van het gebied en heeft een cultuurhistorische waarde. Er is voor gekozen om de dijk te behouden en te voorzien van een beschermde regeling.
In het gebied komt één rijksmonument voor (op het terrein van Yara Sluiskil). Voor het overige zijn in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen aanwezig.
Aardkundige waarden
Er komen in het plangebied geen bijzondere aardkundige waarden voor.
Geurhinder
De opslag en het proces van de via vrijstelling geregelde activiteiten bij Heros Sluiskil B.V. vinden geheel luchtdicht plaats. Daardoor ontstaat er geen emissie en kan er ook geen geur worden verspreid. De aard van de toegepaste en geproduceerde stoffen zijn ook niet relevant voor het ontstaan van geur rondom de installatie of de inrichting.
Voor Yara Sluiskil B.V. zijn nog geen definitieve plannen bekend voor het gedeelte ten zuiden van de Kruisweg. Er kunnen dan ook nog geen uitspraken worden gedaan over eventuele gevolgen voor de geurbelasting in de omgeving. Deze is sterk afhankelijk van de activiteiten ter plaatse van toekomstige bedrijfsactiviteiten en eventuele hinderbeperkende maatregelen die worden getroffen.
Wegverkeerslawaai
Er worden binnen het plangebied geen geluidgevoelige objecten (onder andere woningen) mogelijk gemaakt. Binnen het plangebied worden ook geen nieuwe wegen of reconstructies van wegen voorzien.
De verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied zal beperkt zijn. Om deze reden is er geen sprake van een relevante toename van de geluidsbelasting langs de ontsluitende wegen en van de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen.
Spoorweglawaai
De in het plangebied aanwezige spoorlijn is niet opgenomen in het zogenaamde Akoestisch spoorboekje. Derhalve gelden er geen geluidsnormen vanwege spoorweglawaai zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.