direct naar inhoud van 4.9 Overige milieuthema's
Plan: Sluiskil-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPKGP04-VG99

4.9 Overige milieuthema's

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Heros

Het terrein van de voormalige cokesfabriek ACZC op het zuidelijk deel van het bedrijventerrein en de gronden van het voormalige woonbuurtje op het noordelijk deel zijn de afgelopen jaren volledig onderzocht. De grond van de voormalige cokesfabriek is ernstig verontreinigd met ondermeer PAK en minerale olie, en ook het grondwater is verontreinigd (zie paragraaf 4.7.2). Hiervoor is in 1998 en 2004 een beschikking in het kader van de Wet bodembescherming afgegeven en zijn beheersmaatregelen getroffen (zie eveneens paragraaf 4.7.2). In het saneringsplan is, in overleg met de gemeente Terneuzen, een bouwparagraaf opgenomen inzake toekomstige nieuwbouw. Een element hieruit is vrijstelling van nader toekomstig bodemonderzoek.

Op het noordelijk deel is in 2002 een verontreinigde spot aangetroffen van minerale olie. Deze verontreiniging is in 2007 verwijderd. De bodem is thans geschikt voor industrieel gebruik.

Yara

Het terrein waarop de huidige fabrieken van Yara staan is gedeeltelijk verontreinigd. Bij nieuwbouw dient altijd aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd. Indien daaruit ernstige grondverontreinigingen aan het licht komen, worden deze in de regel verwijderd en vervangen door schone grond. De provincie geeft hiervoor de benodigde beschikkingen af dan wel kan volstaan met een zogenaamde BUS-meldingen.

Het uitbreidingsterrein ten zuiden van de fabrieksinstallaties is onbebouwd en voor zover bekend al decennia lang in gebruik voor landbouwdoeleinden. Hier worden geen verontreinigingen verwacht in de grond. Wel zou het grondwater in meer of mindere mate verontreinigd kunnen zijn als gevolg van mogelijk verspreiding van de aangetroffen grondwaterverontreiniging op het bestaande fabrieksterrein.

Voor de nieuwe activiteiten geldt als randvoorwaarde dat ze geen (ernstige) bodemverontreinigingen mogen veroorzaken (zorgplichtbeginsel uit de Wet bodembescherming). Alle nieuw te ontstane verontreinigingen dienen te worden verwijderd tot aan de streefwaarde (geheel schoon) op kosten van de veroorzaker. Voorschriften in de benodigde vergunning moeten voldoende waarborgen voor bescherming van de bodemkwaliteit bieden.

Voormalige regionale vuilstortplaats

In paragraaf 4.7.2 is al aangegeven dat het grondwater onder de voormalige regionale vuilstortplaats aan de Koegorsstraat is verontreinigd. Dit geldt daarmee ook voor de bodem. Om contact met de verontreinigingen te voorkomen, is de stortplaats afgedekt.

Conclusie

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is voldoende vastgelegd. Deze vormt geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

Leidingen

Normstelling en beleid

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante (buis)leidingen worden aangemerkt zoals hierna genoemd, voor zover deze geen deel uitmaken van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer :

  • Hoogspanningsverbindingen met een spanning van 50 kV en hoger.
  • Buisleidingen voor transport van aardgas vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 50 mm;
  • Buisleidingen voor transport van aardolieproducten met een druk vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 70 mm.
  • Buisleidingen voor het transport van andere stoffen dan aardgas en aardolieproducten, die risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken.
  • Buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter buiten de bebouwde kom.
  • Buisleidingen voor transport van afvalwater tussen de afvalwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap aan de Frankrijkweg en het lozingspunt in de Westerschelde.

Niet-planologisch relevante leidingen vervullen een functie voor de aanwezige functies en behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

In de ontwerp Structuurvisie Buisleidingen 2011 – 2035 wil het Rijk ruimte bieden aan toekomstige buisleidingen en zorg dragen voor het vrijhouden van ruimte voor de hoofdverbindingen van buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen. Deze vrij te houden leidingstroken zijn vastgelegd op de visiekaart behorende bij de Structuurvisie.

De op de visiekaart opgenomen leidingenstrook door de Koegorspolder ligt ruim 400 m ten noorden van het plangebied van dit bestemmingsplan.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied bevinden zich veel leidingen en hoogspanningsverbindingen. Een groot aantal daarvan is planologisch relevant. In tabel 4.5 is een nadere specificatie van deze leidingen (leidingbeheerder, druk en diameter opgenomen. Voor solitaire planologisch relevante leidingen geldt dat deze in het bestemmingsplan geregeld moeten worden.

Tabel 4.5. Overzicht planologisch relevante buisleidingen en hoogspanningskabels in het plangebied

soort leiding   diameter en maximale werkdruk / spanning   leidingbeheerder   belemmeringenstrook gemeten vanaf hart leiding in meters  
Hoogspanningsverbinding   50 kV   Delta N.V.    
Hoogspanningsverbinding   150 kV   Delta N.V.    
Etheen-/propeenleiding   6,61 inch/16,8 cm, 100 bar   Shell    
Etheen-/propeenleiding   6,61 inch/16,8 cm, 100 bar   Dow Benelux N.V.    
Stikstof-/zuurstofleiding   10,75 inch/27,3 cm, 100 bar   Air Products    
Stikstof-/zuurstofleiding   12,75 inch/32,4 cm, 30 bar   Air Products    
Hoofdtransportleiding aardgas (Z-555-13)   12 inch/30,5 cm, 36,5 bar   Gasunie   4  
Hoofdtransportleiding aardgas   12 inch/30,5 cm, 40 bar   Gasunie   4  
Hoofdtransportleiding aardgas (A530-09)   16 inch/40,6 cm, 66,2 bar   Gasunie   5  
Hoofdtransportleiding aardgas (A-642-01)   16 inch/40,6 cm, 66,2 bar   Gasunie   5  
Hoofdtransportleiding aardgas (A-642-05) (ligt geheel op terrein Yara)   12,8 inch/32,4 cm, 80 bar   Gasunie   5  
Hoofdtransportleiding aardgas (Z-555-01)   8,6 inch/21,9 cm, 40 bar   Gasunie   4  
Hoofdtransportleiding aardgas (Z-552-02)   18 inch/45,7 cm, 80 bar   Gasunie   4  
Koelwaterleiding   82,7 inch/210 cm   Yara Sluiskil B.V    
Hoofdtransportleiding water (2x)   > 15,7 inch/40 cm   Delta N.V.    
Hoofdtransportleiding water met industriële restwarmte (2x)   > 15,7 inch/40 cm   WarmCO    
Kooldioxideleiding   14 inch/35,5 cm, 7 bar   WarmCO    

Voor en aantal van deze leidingen gelden op grond van wetgeving op het gebied van externe veiligheidsafstanden (zie paragraaf 4.4).

Archeologie

Beleid

In de ruimtelijke ordening, milieueffectrapportages, bouwactiviteiten en andere ingrepen in een gebied moet rekening worden met het archeologisch erfgoed (Verdrag van Valletta, Monumentenwet 1988, Wet op de archeologische monumentenzorg). Een belangrijk uitgangspunt, is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van een gebied of locatie dient aan 5 criteria te worden getoetst.

  • 1. De Archeologische Monumentenkaart (AMK). Deze kaart geeft de wettelijk beschermde archeologische monumenten weer en de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) gewaardeerde gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde.
  • 2. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Deze kaart geeft de verwachtingswaarde weer voor de bovenste (bovenste 1,2 m), dagzomende, bodemlaag.
  • 3. ARCHIS (Archis2). Dit is de landelijke database waarin alle recent uitgevoerde archeologische onderzoeken en vondsten worden opgeslagen. Deze database geeft een indicatie van de vondsten die gedaan zijn. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde.
  • 4. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA). In dit archief berusten de verslagen van alle in het verleden in Zeeland uitgevoerde bodemonderzoeken, gegevens over losse vondsten en dergelijke. Dit archief geeft een indicatie van de vondsten die in het verleden gedaan zijn. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde.
  • 5. Aan de hand van de geologische kaart kan nagegaan worden welke geologische, voor de archeologie relevante, bodemlagen aanwezig zijn, namelijk:
    • a. pleistoceen: vanaf de Steentijd;
    • b. hollandveen: vanaf de IJzertijd en Romeinse tijd;
    • c. Duinkerke II: vanaf de Middeleeuwen
    • d. Duinkerke III; vanaf de Nieuwe tijd, lage of zeer lage trefkans.

Door Gedeputeerde Staten van Zeeland zijn in mei 2001 de Zeeuwse AMK en IKAW als archeologisch toetsingskader bij de beoordeling van de ruimtelijke plannen en projecten vastgesteld.

Erfgoedverordening Terneuzen 2011 en beleid archeologie

De gemeenteraad heeft op 27 januari 2011 de Erfgoedverordening Terneuzen uit 2008 geactualiseerd en in samenhang daarmee de beleidsnota 'De onderste steen boven?' vastgesteld met daarin het beleid voor het beleidsveld archeologie. In deze beleidsnota wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid eigen beleid te voeren voor archeologie, in afwachting van het beleid dat voor alle Zeeuwse gemeenten wordt opgesteld. Het beleid is van kracht totdat het aspect archeologie goed is geregeld in de bestemmingsplannen. In bijlage 1 is een stroomschema opgenomen dat dient te worden afgelopen bij het opstellen van ruimtelijke plannen, de behandeling van aanvragen om omgevingsvergunning in het kader van de Erfgoedverordening.

Onderzoek

In het onderhavige gebied bevindt zich geen (deel van een) terrein, dat op de AMK voor Zeeland aangegeven staat als een terrein van enige vastgestelde archeologische waarde. Op de IKAW is het plangebied grotendeels aangegeven als zijnde van een lage archeologische verwachtingswaarde, een kleiner deel zelfs van zeer lage verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat er een lage en zeer lage trefkans is op de aanwezigheid van archeologische resten.

Toetsing van het plangebied aan gegevens in de database van ARCHIS en ZAA levert het volgende beeld op:

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPKGP04-VG99_0014.jpg"

Figuur 4.10. Fragment kaart uit Archis 2.

In Archis 2, de nationale database voor vindplaatsen in Nederland, staan geen Archiswaarnemingen en/of vondstmeldingen in het plangebied weergegeven (zie figuur 4.10). Wel zijn er enkele in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied, te weten:

  • Archiswaarnemingsnr. 426937, dat grenst aan de noordzijde van het plangebied, en betreft de vondst van zeer kleine vuursteensplinters. Deze zijn in 2008 tijdens een booronderzoek van de Universiteit Gent in de boor aangetroffen (op het kaartje staan de cijfers van deze waarneming door elkaar met de cijfers van een onderzoeksmeldingsnr.).
  • Archiswaarnemingsnr. 408626 langs de Koegorsstraat heeft betrekking op de vondst van diverse bomen uit het prehistorische bos van Terneuzen.
  • Archiswaarnemingsnr. 428401 betreft de vondst van een stenen kruik (in 1970) op een diepte van 2,2 meter.

Uit de geologische kaart van Van Rummelen blijkt dat het plangebied zich deels bevindt in een gebied met afzettingen van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op Hollandveen op Pleistoceen. Dit geldt voor het noordwestelijke en oostelijke deel van het plangebied. Voor andere delen (zuidoosten en midden) zijn er afzettingen van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op zwak geërodeerd pleistoceen aanwezig (DPo.3b).

Voor het overige bestaat het plangebied uit kreekafzettingen van Duinkerke IIIb (Do.3b). Verwezen wordt naar figuur 4.11.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPKGP04-VG99_0015.jpg"

Figuur 4.11. Uitsnede kaart van Van Rummelen.

Op luchtfoto's zijn geen aanwijzingen voor archeologische resten zichtbaar. Voor het plangebied is het zodoende op grond van bovengenoemde constateringen niet noodzakelijk archeologisch onderzoek uit te voeren in het kader van de planontwikkeling.

Niettemin is de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van het inrichtingsplan aan het licht komen. Binnen het plangebied kunnen namelijk bewoningssporen uit het vroeg Mesolithicum (8.800 - 7.100 vC) tot op een diepte van 18 m voorkomen. Concrete gegevens over eventuele diepe archeologische sporen zijn niet beschikbaar.

Indien archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen, dan geldt daarvoor een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Eventuele archeologische vondsten en / of sporen tijdens de werkzaamheden dienen onverwijld te worden gemeld bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) te Middelburg en de gemeente Terneuzen.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Er behoeft geen archeologische bestemming met bijbehorende beschermde regeling te worden opgenomen.

Overige cultuurhistorische waarden

Het met bomen beplante dijkrestant in het zuiden van het plangebied, parallel aan de Industrieweg bij het Zijkanaal C, herinnert aan de ontstaansgeschiedenis van het gebied en heeft een cultuurhistorische waarde. Er is voor gekozen om de dijk te behouden en te voorzien van een beschermde regeling.

In het gebied komt één rijksmonument voor (op het terrein van Yara Sluiskil). Voor het overige zijn in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen aanwezig.

Aardkundige waarden

Er komen in het plangebied geen bijzondere aardkundige waarden voor.

Geurhinder

De opslag en het proces van de via vrijstelling geregelde activiteiten bij Heros Sluiskil B.V. vinden geheel luchtdicht plaats. Daardoor ontstaat er geen emissie en kan er ook geen geur worden verspreid. De aard van de toegepaste en geproduceerde stoffen zijn ook niet relevant voor het ontstaan van geur rondom de installatie of de inrichting.

Voor Yara Sluiskil B.V. zijn nog geen definitieve plannen bekend voor het gedeelte ten zuiden van de Kruisweg. Er kunnen dan ook nog geen uitspraken worden gedaan over eventuele gevolgen voor de geurbelasting in de omgeving. Deze is sterk afhankelijk van de activiteiten ter plaatse van toekomstige bedrijfsactiviteiten en eventuele hinderbeperkende maatregelen die worden getroffen.

Wegverkeerslawaai

Er worden binnen het plangebied geen geluidgevoelige objecten (onder andere woningen) mogelijk gemaakt. Binnen het plangebied worden ook geen nieuwe wegen of reconstructies van wegen voorzien.

De verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied zal beperkt zijn. Om deze reden is er geen sprake van een relevante toename van de geluidsbelasting langs de ontsluitende wegen en van de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen.

Spoorweglawaai

De in het plangebied aanwezige spoorlijn is niet opgenomen in het zogenaamde Akoestisch spoorboekje. Derhalve gelden er geen geluidsnormen vanwege spoorweglawaai zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.