direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Projectvestiging glastuinbouw
Plan: Wijzigingsplan Windpark Zuid-Dintel
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9930.ipafc09wijz01wind-va01

Artikel 4 Agrarisch - Projectvestiging glastuinbouw

4.1 Bestemmingsregels

De voor Agrarisch - Projectvestiging glastuinbouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. glastuinbouwbedrijven met bijbehorende bedrijfsbebouwing met een minimale perceelsoppervlakte van 4 ha;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen in de zin van interne ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, fietspaden en taluds;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterstaatkundige doeleinden in de vorm van berging, retentie en ont- en/of afwatering;
  • f. gietwaterbassins met een inhoud van ten minste 1.750 m³ per hectare kassen;
  • g. recreatief medegebruik;
  • h. een of meer voorziening(en) voor warmteafvang, warmtetransport en warmteopslag voor levering aan kassen of derden;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de zuivering, opslag en distributie van aanvullend gietwater;
  • j. één gasontvangststation;
  • k. gasontvangstvoorzieningen welke zijn aangesloten op het distributienetwerk ten dienste van de ontvangst van gas of het verlagen of verhogen van de druk van dit gas op de individuele bedrijven;
  • l. één 150 KV station, zonder bovengrondse lijn buiten het station;
  • m. voorzieningen ten behoeve van het opslaan, distribueren en in druk verhogen en/of verlagen van CO2 en perslucht, al dan niet door middel van hogedrukleidingen;
  • n. transformatiestations ten behoeve van een distributienetwerk voor elektriciteit, zonder bovengrondse lijn buiten het station;
  • o. instandhouding en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone alsmede tevens de bescherming van de betreffende gronden als waterbergingsgebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - ecologische verbindingszone en waterberging";
  • p. landschappelijke inrichting van de beeldkwaliteitzones overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.2;
  • q. de instandhouding en bescherming van het radarveiligheidsnetwerk van Defensie binnen het radarverstoringsgebied;
  • r. windturbines, ter plaatse van de aanduiding 'windturbinepark';
  • s. opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 opstelplaats per windturbine is toegestaan, met de daarbij behorende voorzieningen zoals verkeersvoorzieningen, ter plaatse van of direct grenzend aan de aanduiding 'windturbinepark';

met de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor Agrarisch - Projectvestiging glastuinbouw aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.
  • b. Ondergronds bouwen is toegestaan, indien is aangetoond dat de waterhuishouding niet wordt aangetast.
  • c. Bebouwing is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - ecologische verbindingszone en waterberging".
  • d. Gebouwen mogen niet worden gerealiseerd binnen een afstand van 8 meter uit de te realiseren hoofdontsluitingsweg.

4.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, mag per glastuinbouwbedrijf maximaal 1.000 m² per ha bij dat bedrijf behorende kassen bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 13 meter;
  • d. de afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2,5 meter;
  • e. voor zover gebouwen worden opgericht op gronden waar de bestemming "Agrarisch - Projectvestiging glastuinbouw" direct grenst aan de bestemming "Bedrijventerrein" dienen gebouwen op één zelfde rooilijn te worden gebouwd, zodat een strakke gevellijn ontstaat;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'windturbinepark' mogen geen gebouwen worden opgericht anders dan bedoeld in lid 4.2.3.

4.2.3 Windturbines

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende bouwregels:

  • a. windturbines worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'windturbinepark';
  • b. per aanduidingsvlak 'windturbinepark' mag niet meer dan 1 windturbine worden geplaatst;
  • c. de ashoogte van een windturbine mag niet meer dan 110 m bedragen;
  • d. de rotordiameter van een windturbine mag niet meer dan 101 m bedragen;
  • e. de tiphoogte van een windturbine mag niet minder dan 140 m en niet meer dan 150 m bedragen;
  • f. de windturbines bevatten 3 wieken;
  • g. de afstand tussen de windturbines mag niet meer dan 450 m bedragen;
  • h. de draairichting van de windturbines dient gelijk te zijn: vanaf de voorzijde met de wijzers van de klok mee;
  • i. de maximale hoogte van gebouwen bedraagt 3 m;
  • j. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m² .

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde windturbines, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 1 m en elders niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat terreinafscheidingen bij hoogspanningsinstallaties een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 2,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met reclame-uitingen mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van gietwaterbassins mag, inclusief grondwal, niet meer bedragen dan 6,5 meter, waarbij geldt dat de gietwaterbassins aan alle zijden dienen te zijn omgeven door een grondwal;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bedrijfsfunctie mag niet meer bedragen dan 30 meter;
  • e. voor bouwwerken voor nutsvoorzieningen geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter;
  • f. de afstand van enig punt van een bouwwerk, geen gebouw zijnde tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2,5 meter, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen;
  • g. de inhoud voor gietwaterbassins dient ten minste 1750 m³ te bedragen per ha glas.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. het gebruik van gronden, kassen en/of bedrijfsgebouwen om te voorkomen dat daardoor de belendende percelen worden belemmerd in een efficiente en effectieve benutting van de beschikbare gronden voor projectvestiging glastuinbouw zoals de stand van de techniek vereist.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 sub c teneinde bebouwing op te richten ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van natuur - ecologische verbindingszone en waterberging", mits:
    • 1. de functie van de ecologische verbindingszone niet wordt aangetast;
    • 2. de waterbergende functie niet wordt aangetast;
  • b. lid 4.2.2 sub a teneinde de maximaal toelaatbare oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, per glastuinbouwbedrijf te verhogen tot maximaal 2.000 m² per ha kassen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. deze grotere oppervlakte is noodzakelijk voor een goede bedrijfsvoering;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de in de directe omgeving gesitueerde percelen.
  • c. lid 4.2.2 sub b teneinde de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen te verhogen tot 10 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. deze hogere gebouwen, zijn noodzakelijk voor een goede bedrijfsvoering;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de in de directe omgeving gesitueerde percelen.
  • d. lid 4.2.2 sub c teneinde de maximaal toelaatbare bouwhoogte van gebouwen te verhogen tot 14 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. deze hogere gebouwen zijn noodzakelijk voor een goede bedrijfsvoering;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de in de directe omgeving gesitueerde percelen.
  • e. lid 4.2.4 sub d teneinde hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te laten, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 40 meter;
    • 2. deze hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn noodzakelijk voor een goede bedrijfsvoering en voor innovatieve ontwikkelingen;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de in de directe omgeving gesitueerde percelen.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 Gebruik
  • a. Het beleid ten aanzien van glastuinbouwbedrijven met bijbehorende bebouwing is erop gericht om ter plaatse een volwaardige geconcentreerde projectvestiging glastuinbouw te realiseren, door middel van projectmatige kassenbouw en symbiose tussen bedrijven binnen het plangebied.
  • b. Voor de interne ontsluitingswegen geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan indien zij 2 rijstroken bevatten en de profielbreedte niet meer dan 16 meter bedraagt.
  • c. Parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein en/of op (een) door bedrijven gezamenlijk ingericht(e) parkeerterrein(en).

4.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor de uitoefening van overige handels-, detailhandels- en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van de functies genoemd in lid 4.1, de verkoop in het klein als niet zelfstandig onderdeel van het glastuinbouwbedrijf, mits dit beperkt blijft tot agrarische producten die op het eigen bedrijf zijn geproduceerd of bewerkt, met dien verstande dat het maximale verkoopvloeroppervlak 100 m² mag bedragen;
  • b. het gebruik van assimilatieverlichting in kassen, tenzij de kas is voorzien van afdekschermen. Hierbij dient de zijafscherming te bestaan uit materiaal dat zorgt voor een afscherming van 100% en de bovenafscherming dient te bestaan uit materiaal dat zorgt voor een afscherming van ten minste 98;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca, behoudens ondergeschikte kantine-activiteiten;
  • d. het gebruik van assimilatiebelichting in kassen, indien meer dan 5% van het totale glasareaal in het plangebied geen gebruik maakt van het onder b voorgeschreven afschermingsmateriaal, een en ander onverminderd het bepaalde in het Besluit glastuinbouw.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 sub a teneinde een bouwperceel van minder dan 4 ha toe te staan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. op het desbetreffende perceel wordt een volwaardig glastuinbouwbedrijf uitgeoefend; dit betekent dat ten minste één persoon zijn hoofdberoep op het bedrijf heeft c.q. de omvang van het bedrijf ten minste één volwaardige arbeidskracht bedraagt;
    • 2. de beperkte oppervlakte doet geen afbreuk aan een doelmatige duurzame en projectmatige inrichting van het glastuinbouwgebied.
      Het bevoegd gezag vraagt, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, advies aan bij een onafhankelijke terzake deskundige.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7.1 Verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, afgraven, egaliseren, beschadigen of verwijderen van de naar de plangrens gekeerde grondwallen (voor zover het betreft de grondwallen met de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - beeldkwaliteitzone 3" en "specifieke vorm van agrarisch - beeldkwaliteitzone 4" die conform het bepaalde in artikel 10.2gerealiseerd zijn.
  • b. het verder ophogen van grondwallen dan voorgeschreven in artikel 10.2.

4.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 4.7.1 is niet van toepassing op:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
  • c. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • d. de aanleg van grondwallen en werkzaamheden ten behoeve van het behoud van grondwallen ter plaatse van de op de verbeelding aangeduide beeldkwaliteitzones;
  • e. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.

4.7.3 Criteria omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een omgevingsvergunning voor de werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.7.1

mag slechts worden verleend indien door deze werken of werkzaamheden geen

schade wordt toegebracht aan de beeldkwaliteit; hiertoe wordt tevoren advies

ingewonnen van een gekwalificeerd landschapsarchitect.

4.7.4 Strafregel

Overtreding van het bepaalde in lid 4.7.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a

onder 2 van de Wet op de economische delicten.