Plan: | Bestemmingsplan Entreegebied Kinderdijk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1978.BPEntreeKDD-ON01 |
Kinderdijk is wereldwijd beroemd om zijn molens. Het netwerk van waterlopen, dijken, gemalen, sluizen en negentien windmolens is van grote cultuurhistorische waarde. Deze waarde is zelfs dusdanig groot dat UNESCO de molens van Kinderdijk-Elshout in 1997 heeft uitgeroepen tot werelderfgoed. Door deze status en de toenemende groei van toerisme is het belangrijk dat de locatie toekomstbestendig wordt ingericht. Om het gebied toekomstbestendig te maken dient met name het entreegebied aangepast te worden. Dit betreft vooral verbetering van de verkeerskundige situatie, verhoging van het voorzieningenniveau en behoud en verbeteren van de landschappelijke waarden. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in deze herinrichting en opwaardering van het entreegebied aan de hand van het voor het gebied opgestelde stedenbouwkundige visie.
Het plan kan opgedeeld worden in acht onafhankelijke maar onderling samenhangende ontwikkelingsgebieden:
Voor een uitgebreide toelichting op de plannen wordt verwezen naar Hoofdstuk 2.
Het plangebied ligt aan de Molenstraat te Kinderdijk en aan de Lekkade. In figuur 1.1 zijn de ligging en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven. Het plangebied wijkt af van het gebied waarvoor de stedenbouwkundige visie is opgesteld. In paragraaf 2.3.1 wordt dit nader toegelicht.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (bron: Arcgis, bewerkt Rho adviseurs).
Een deel van het plangebied ligt in het vigerende bestemmingsplan 'Werelderfgoed Kinderdijk - Elshout' dat is vastgesteld op 4 juli 2017. In figuur 1.3 is de uitsnede opgenomen van de digitale verbeelding. Voor de andere delen van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Nieuw-Lekkerland en Kinderdijk' dat is vastgesteld op 28 juni 2012 te zien in figuur 1.2.
Bestemmingsplan 'Bebouwde kom Nieuw-Lekkerland en Kinderdijk'
Vanuit het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Nieuw-Lekkerland en Kinderdijk' (vastgesteld op 28 juni 2012) gelden de bestemmingen 'Wonen', 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Bedrijf' en 'Horeca' (met aanduiding detailhandel) voor het plangebied, zoals te zien in figuur 1.2. Binnen de bestemmingen zijn de bouwmogelijkheden begrensd.
Daarnaast gelden de diverse dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en de dubbelbestemming Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed. Ten slotte is het rijksmonument van een bouwaanduiding voorzien.
Figuur 1.2. Uitsnede van het bestemmingsplan Bebouwde kom Nieuw-Lekkerland en Kinderdijk en het bestemmingsplan Werelderfgoed Kinderdijk - Elshout
(bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerkt door Rho adviseurs)
Bestemmingsplan 'Werelderfgoed Kinderdijk - Elshout'
Vanuit het bestemmingsplan 'Werelderfgoed Kinderdijk - Elshout' gelden de bestemmingen 'Gemengd', 'Bedrijf', 'Verkeer', 'Groen', 'Wonen', 'Tuin', 'Agrarisch' en 'Water', zoals te zien in figuur 1.2. Binnen de bestemmingen zijn de bouwmogelijkheden begrensd en het toegestane gebruik nader geduid.
Er gelden over het gehele gebied een aantal dubbelbestemmingen. Diverse dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Deze laatste dubbelbestemming zorgt voor het behoud, het herstel en het benutten van de cultuurhistorische waarden. De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering ligt over het dijkgebied naast de Lek, over de Nederwaard en de Overwaard. De dubbelbestemming Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed ligt over een deel van de Lek. Daarnaast ligt de dubbelbestemming Leiding - Riool over een deel van de werkeilanden, het Rietsnijder eiland en het Educatie eiland.
Voor het plangebied bevinden zich diverse aanduidingen waaronder de aanduiding 'milieuzone - boringsvrijezone'. Het zuiden van de Werkeilanden, het Rietsnijdereiland en het Educatie-eiland bevinden zich binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400m'.
De ontwikkelingen en de vigerende bestemmingsplannen
De beoogde ontwikkelingen passen deels wel binnen de vigerende bestemmingen, maar deels ook niet. Vanwege de strijdigheden is een nieuw bestemmingsplan voor het opwaarderen van het entreegebied opgesteld.
De opbouw van de toelichting is als volgt:
Wettelijke vereisten | Waar in dit document? |
Een beschrijving van het project | Hoofdstuk 2 |
De conclusies van toetsing aan het beleid | Hoofdstuk 3 |
De conclusies van de onderzoeken naar de omgevingsaspecten | Hoofdstuk 4 |
De juridische planbeschrijving | Hoofdstuk 5 |
Een beschrijving van de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid | Hoofdstuk 6 |
Achter de plantoelichting zijn de onderzoeken als bijlagen opgenomen.
Het plangebied bevindt zich aan de rivier de Lek en ligt onder zeeniveau. Hierdoor hebben bewoners van het molengebied bij Kinderdijk en de omgeving door de tijden heen maatregelen moeten treffen om hier toch te kunnen wonen. Eerst werd er gebruik gemaakt van zandduinen om huizen op te bouwen, maar naar mate er steeds meer mensen gebruik wilden maken van de vruchtbare grond dichtbij de welvarende handelssteden, werden er dijken aangelegd. De ontwatering begon in de 10e eeuw en duurde tot de 13e eeuw, waarbij veenriviertjes het water naar grote rivieren leidden. De afwatering van Alblasserwaard vond plaats bij Kinderdijk, omdat dit het laagste punt in het gebied was. Later bleken de afwateringskanalen niet genoeg te zijn, waardoor rond het midden van de 18e eeuw is besloten om molens te gebruiken om Kinderdijk droog te pompen. Het water werd naar hoge boezems toe gepompt, en bij laagtij werd dit water naar de rivier de Lek geleid. Er zijn toen twintig molens gebouwd: acht bakstenenmolens bij de Nederwaard, acht rietbedekte molens bij de Overwaard, drie achtkanten windmolens bij Nieuw-Lekkerland en één wipmolen bij Blokweerd. Deze molens zijn allemaal, op één windmolen bij Nieuw-Lekkerland na, bewaard gebleven. Ondertussen zijn de molens niet functioneel meer in gebruik en hebben moderne gemalen de taak van het watermanagement overgenomen (Boogaard, 2015)Hollands Glorie: de windmolens in Kinderdijk (dreamtheworld.nl).
Het dorp Kinderdijk is niet ontstaan rondom de molens, maar vanwege de scheepsbouw. Hierdoor heeft het dorp zijn eigen identiteit. Het Potterrein was bijvoorbeeld ooit onderdeel van het bedrijf van de ondernemende gebroeders Pot, uitvinders van de potroede. Eeuwenlang lag op deze plek een scheepswerf; het was een dynamische plek in het dorp.
In 1997 is het molengebied op de Unesco werelderfgoed lijst geplaatst, mede door de symbolische betekenis van de strijd tegen het water. Het gebied geeft de technische ontwikkelingen in de waterbouw in Nederland weer door een unieke samenstelling van architectonische objecten en cultuurlandschap, wat sinds de 18e eeuw bewaard is gebleven. Alle elementen die van belang waren voor dit systeem, zoals polders, gemalen, boezems en molens, zijn nog steeds zichtbaar. De Outstanding Universal Values (OUV) die het gebied een werelderfgoed maken, kunnen worden samengevat in de volgende drie kernkwaliteiten met de daarbij behorende beschrijving. In de daarna opgenomen figuur 2.1 is de begrenzing van het tot werelderfgoed aangewezen gebied weergegeven.
het ingenieuze hydrologische systeem
Kinderdijk is een ingenieus hydraulisch systeem bedoeld voor de afwatering, dat functioneert tot op de dag van vandaag. Het bestaat uit hoge en lage polders, met de afwateringskanalen, kades en dijken, 19 molens, 3 gemalen, 2 sluizen en 2 waterschapshuizen. Het laat de Nederlandse technische ontwikkeling van de afwatering zien, die is gekopieerd en toegepast op veel plekken in de wereld
het ritme van 18e-eeuwse molens
Kinderdijk wordt gekenmerkt door het verticale ritme van het molensysteem gelegen aan de beide afwateringskanalen (Groote of Achter Waterschap, Nieuwe Waterschap). Het molennetwerk van negentien molens vormt gezamenlijk een groep monumenten. Daarbij zijn drie typen molens te onderscheiden: 8 ronde bakstenen grondzeilers, 10 achtkantige rietgedekte molens en 1 wipmolen.
het typische door de mens gemaakte Nederlandse landschap
De site en omgeving bestaan uit een uitgestrekt typisch Nederlands landschap, dat is gecreëerd sinds de Middeleeuwen en in het bijzonder gedurende de eerste helft van de 18de eeuw. Kenmerkend zijn de historische ‘hoog en laaggelegen polders met een natuurlijke afwatering’, waterlopen, molens en afwateringskanalen. Het landschap is in het oog springend door het samenspel van de horizontale elementen, gevormd door afwateringskanalen, kades, wei- en rietlanden en het verticale ritme van het molensysteem.
Figuur 2.1 Begrenzing werelderfgoed Kinderdijk-Elshout
Het gebied uit figuur 2.1. is tevens aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De molens zijn daarnaast ieder afzonderlijk als Rijksmonument aangewezen en rondom ieder van de molens zijn cirkels met een straal van 400 m als molenbiotoop aangewezen om het zicht op en de windvang van de molens te waarborgen. In het entreegebied zijn ook de volgende objecten als Rijksmonument aangewezen:
Figuur 2.2 Rijksmonumenten entreegebied
De boezems van de Nederwaard en de Overwaard behoren tot beschermd Natura 2000 gebied. De rietmoerassen geven een plek voor bijzondere plantensoorten, veel vogelsoorten en andere zeldzame dieren.
Een nadere beschrijving van hoe bij de beoogde plannen rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden, is opgenomen in paragraaf 4.4.
Kinderdijk-Alblasserdam ligt in de regio Alblasserwaard, provincie Zuid-Holland. Het ligt ten oosten van Rotterdam en ten noorden van Dordrecht, vanuit beide steden is het gebied goed bereikbaar. De rivier de Lek grenst aan de noordzijde van het molengebied en aan de westzijde grenst de rivier de Noord.
Figuur 2.3 laat de bereikbaarheid en verschillende vervoerswijzen van het gebied zien: openbaar vervoer (buslijnen), auto (wegen naar A15 en parkeerplekken), fietsroutes, wandelroute en waterroutes.
Zowel Alblasserdam als Kinderdijk zijn goed bereikbaar met openbaar vervoer. Er is tevens sprake van openbaar vervoer over water door middel van waterbussenlijnen, seizoensdiensten en veerverbindingen. Een waterbus gaat tussen Rotterdam en Dordrecht op en neer, waarbij Alblasserdam een tussenhalte is. Daarbij is er een seizoensdienst waarmee Kinderdijk direct bereikbaar is vanuit Rotterdam. Meer oostelijk aan de Lekdijk bevinden zich bij Kinderdijk ook een aantal aanlegsteigers voor riviercruisers. Vanuit deze plek leidt een directe brug naar de groepsentree.
In het gebied zelf bevinden zich meerdere fiets- en wandelroutes. Op de dijk zelf ligt ondertussen een bijna-ononderbroken, vrij liggend fietspad. Langs het fietspad, gescheiden door een groenstrook, ligt een wandelpad.
De parkeerdrukte en verkeersafhandeling zijn een punt van zorg en aandacht, vooral in de toeristische seizoenen. De smalle dijkweg (de Lekdijk), die gebruikt wordt door zowel beroepsverkeer als toeristen en bewoners, kent een hoge verkeersintensiteit. Vrachtwagens, landbouwverkeer, touringcars en auto's proberen elkaar te passeren op wegen die smal zijn en een aantal vernauwingen hebben, wat moeilijkheden veroorzaakt. Het parkeerterrein bij Kinderdijk is daarnaast ook te klein voor het aantal auto's dat daar gebruik van wil maken. Al deze problemen leveren voor de bewoners in het dorp overlast op (zoekverkeer, parkeeroverlast).
Figuur 2.3 kaart bereikbaarheid Kinderdijk-Alblasserdam (bron: Defacto Stedenbouw)
Het plangebied vormt het entreegebied van het werelderfgoed Kinderdijk en kan ingedeeld worden in acht deelgebieden (figuur 2.4):
1. Voorkamer
2. Lekdijk
3. Middelkade
4. Werkeiland Nederwaard
5. Werkeiland Overwaard
6. Educatie-Eiland
7. Rietsnijder-Eiland
8. Potterrein
Figuur 2.4 Overzichtskaart indeling gebieden (bron: SVP)
De Voorkamer bevindt zich aan het begin van het molengebied en is openbaar toegankelijk. Dit is de plek waar bezoekers na aankomst het gebied betreden en hun eerste blik op het werelderfgoed werpen. De Voorkamer bestaat uit twee gedeeltes: een gebouwd gedeelte, bestaande uit het Waardhuis ensemble, Windkracht 4 en twee woningen. Het ensemble van het historische Waardhuis, wat de overgang vormt tussen het dorp en het werelderfgoed, is nu nauwelijks zichtbaar en wordt overschaduwd door Windkracht 4. Dit gebouw blokkeert ook het zicht op Kinderdijk.
Het tweede gedeelte van de Voorkamer is de parkeerplaats, waar zich ongeveer 50 parkeerplekken bevinden. De weg die naar deze parkeerplaats leidt is ook de weg die door wandelaars wordt gebruikt om naar het molengebied te komen. Door deze combinatie van gebruik komt de entree onduidelijk of onwelkom over.
De Lekdijk bevindt zich aan de noordzijde van het gebied waar bezoekers aankomen en waar meerdere vervoerswijzen samen komen. Ten eerste bevindt zich aan de waterkant een steiger waar boten aanmeren, er komen wandelaars en fietsers aan, er is een bushalte en ten slotte komen er auto's en andere gemotoriseerde voertuigen aan. Dit leidt tot een onveilig kruispunt met veel kruisende verkeersbewegingen. Vanaf de steiger gaat er een waterbus van en naar Rotterdam, er is nu plaats voor één verbinding.
Aan de oostzijde, verder op de Lekdijk, bevindt zich ook nog een entree voor groepen. Hier kunnen cruiseschepen aanmeren en worden grote groepen via een aparte ingang naar het gebied geleid.
De Middelkade is de centrale as van het werelderfgoed. Vanuit de Voorkamer is de Middelkade bereikbaar via een brug die gedeeld wordt door auto's, fietsers en wandelaars. Op dit moment staat er een gebouw halverwege de kade dat gebruikt wordt als bezoekerscentrum. Hier bevindt zich een kassa, souvenirshop, horeca, toiletten en educatieve functies. Aan de buitenkant van het bezoekerscentrum ligt los van het gebouw een terras dat nogal rommelig overkomt. Tegenover het gebouw bevinden zich parkeerplaatsen. De aanwezigheid van auto's en de combinatie van verschillende vervoerswijzen zorgt voor een conflict tussen fietsers, wandelaars en auto's.
Aan beide zijden van de Middelkade bevinden zich werkeilanden. Het werkeiland aan de westelijke kant ligt in de Nederwaard. Dit werkeiland is niet toegankelijk voor bezoekers, hier wordt namelijk gewerkt. Het JU Smit gemaal staat aan het begin van het eiland en voorkomt dat bezoekers verder het eiland oplopen. Verder staan er enkele machinistenwoningen en een schuur.
Het werkeiland aan de andere zijde van de Middelkade ligt in de Overwaard. Aan de andere kant van het eiland ligt het Kokgemaal en verder bevinden er zich nog een schuurtje, een parkeerplaats en machinistenwoningen.
Het Educatie-Eiland bevindt zich aan de zuidelijke kant van het werkeiland Overwaard. Op het eiland zijn enkele gebouwen aanwezig, waarvan één gebruikt wordt voor ontvangst van groepen. Aan de Lekdijk is een stopplek voor bussen voor groepen (dus geen openbaar vervoer). Vanaf hier leidt een directe brug naar de groepsentree. Het Wisboomgemaal, een 19e-eeuws gemaal, ligt aan de noordkant van het Educatie-Eiland. Vanuit het eiland is er ook nog een brug naar de Middelkade.
Rietsnijder-Eiland ligt in het verlengde van werkeiland Nederwaard. Op het noordelijke gedeelte van het eiland bevinden zich nu enkele losse gebouwen, die bij een woonerf horen. Het zuidelijke gedeelte is nog onbebouwd.
Het Potterrein ligt tegen de rivier de Lek aan en is in het bezit van de Stichting Werelderfgoed Kinderdijk (SWEK) en wordt momenteel gebruikt voor opslag en parkeren. Midden op het terrein staat een oude scheepsbouwloods.
Ondanks alle beperkingen door corona, is in de afgelopen jaren met molenbewoners, inwoners van het dorp en vertegenwoordigers van de Stichting Werelderfgoed Kinderdijk (SWEK), de provincie Zuid-Holland, het Waterschap Rivierenland, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de gemeentes Molenlanden en Alblasserdam gezamenlijk en gedragen een visie ontwikkeld. Op 19 april 2022 is de stedenbouwkundige visie voor het entreegebied unaniem aangenomen door de gemeenteraad van Molenlanden.
De stedenbouwkundige visie focust op vier verschillende onderwerpen:
Het entreegebied van het werelderfgoed in Kinderdijk is een onoverzichtelijk, onveilig en laagwaardig ingericht gebied waar de honderdduizenden bezoekers per jaar vaak moeilijk hun weg kunnen vinden. Kinderdijk is over land alleen via smalle dijklinten bereikbaar die niet geschikt zijn voor grote stromen gemotoriseerd verkeer. Op drukke dagen leidt dat regelmatig tot opstoppingen en onveilige situaties op de smalle Lekdijk en tot overlast in het dorp Kinderdijk zelf. Daarom zullen een aantal ingrepen gedaan worden om de verkeerssituatie te verbeteren.
Het landschap met zijn lange lijnen en de reeks van molens is van een unieke kwaliteit. Er zijn echter veel storende elementen in het landschap zoals enkele gebouwen in zichtlijnen, borden, parkeerplaatsen, hekken, en reclame-uitingen.
Concreet moet het plan leiden tot:
De mogelijkheid voor bezoekers om te parkeren binnen het Werelderfgoed komt te vervallen. Hierdoor is het molengebied voor bezoekers niet meer direct bereikbaar met de auto. Bezoekers, die met de auto komen, worden gestimuleerd om gebruik te maken van het Transferium (dicht bij de snelweg) en een weekendparkeerterrein bij IHC, zolang IHC daar toestemming voor geeft. Vanaf hier kan men met de pendelbus, fiets dan wel lopend bij de ingang van Kinderdijk komen. Daarnaast is de waterbus/-taxi beschikbaar. Touringcars kunnen parkeren bij parkeerterrein Westrand. Voor bewoners en enkele medewerkers van de SWEK, waterschap en leveranciers blijft het gebied wel toegankelijk met de auto. Verder blijft parkeren mogelijk voor mindervaliden, bewoners van de molens, enkele medewerkers van de SWEK en van het waterschap. Door de maatregelen zal de overlast voor bewoners in en rond het plangebied verminderen maar Kinderdijk blijft voor bezoekers goed bereikbaar. Op de verkeerseffecten van de plannen wordt in paragraaf 4.7 nader ingegaan.
De Voorkamer wordt getransformeerd naar een aantrekkelijke ontvangstplek met een nieuw ontvangstgebouw. De Middelkade vormt de centrale drager, waardoor de lange lijnen van het landschap beleefd kunnen worden. Een scheiding in verkeersstromen nabij de entree zorgt bovendien voor een betere sturing van de bezoekers. Dit is vooral zichtbaar bij de Voorkamer en de Lekdijk, maar ook op de Middelkade is een scheiding aanwezig. De overgang tussen de Middelkade en de Voorkamer bestaat uit twee bruggen, waarvan één brug enkel gebruikt zal worden door voetgangers. De tweede brug wordt vooral gebruikt door fietsers, maar auto's van o.a. bewoners, logistiek en bevoorrading maken hier ook gebruik van. Er rijden geen particuliere auto's.
Aan de hand van de verschillende deelgebieden wordt het plan in paragraaf 2.3.3 verder toegelicht.
Figuur 2.5 Stedenbouwkundige visie entree Kinderdijk-Elshout (bron: SVP, Bosch Slabbers)
Het gebied waarop de stedenbouwkundige visie betrekking heeft is groter dan het bestemmingsplangebied (zie figuur 2.6.). De gebiedsdelen binnen de stedenbouwkundige visie die in het geheel niet vragen om aanpassing van de geldende bestemmingsplannen, zijn buiten het plangebied van het bestemmingsplan gehouden. Aanpassingen die daar zijn voorzien zijn dus reeds planologisch toegestaan.
Figuur 2.6. plangebied t.o.v. stedenbouwkundige visie
Het plangebied is opgedeeld in 8 deelgebieden, weergegeven in figuur 2.7. Voor elk deelgebied worden hieronder de plannen kort toegelicht.
Figuur 2.7 Ingrepen per deelgebied (bron: SVP)
Om het monumentale Waardhuis zichtbaarder te maken en de uitstraling van dit gebied te verbeteren, wordt het gebouw Windkracht 4 gesloopt. Hierdoor krijgen bezoekers een open zicht over het gebied.
De woonbestemming op de woningen achter de gebouwen zal komen te vervallen en de twee aanwezige woningen worden gesloopt. Het bestaande restaurant Buena Vista, zal aan de achterzijde worden uitgebreid met een terras en een uitbreiding krijgen aan de achterkant van het gebouw. Aan de voorkant verdwijnt een deel van het terras. Aan de andere kant van het terras staat een tweede gebouw voor een mobiliteitshub voor langzaam verkeer. Dit gebouw krijgt een essentiële functie ten behoeve van het bezoekersmanagement. Bezoekers kunnen hier de fiets die ze bij het transferium gehuurd hebben weer inleveren of juist hier een fiets huren om het gebied en de Alblasserwaard verder te verkennen. In het gebouw komt een informatiepunt ten behoeve van bezoekers aan de Alblasserwaard. Het gebouw vormt een natuurlijke afscheiding tussen de drukte aan de kant van het ontvangstgebouw en de relatieve rust van het waardhuisensemble.
Op de plek van de huidige parkeerplaats zal een nieuw ontvangstgebouw worden gebouwd voor tickets en informatie. Hiermee wordt een duidelijke entree voor het gebied gecreëerd. Daarnaast fungeert dit gebouw ook als uitzichtpunt. Er zal een duidelijke route zijn voor de bezoekers, waarbij een splitsing wordt gemaakt tussen voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer. Vanwege het doortrekken van de Middelkade (zie onder 3) sluiten de steigers van de waterbus/-taxi aan op het entreegebied.
Figuur 2.8 plan Voorkamer, onder verdeeld in uitsnede Waardhuisensemble (boven) en Ontvangstzone (onder) (bron: SVP, Bosch Slabbers)
Om een veilige omgeving te creëren voor alle bezoekers worden verkeersstromen gescheiden. Hiervoor wordt onder meer een middenberm gerealiseerd ter hoogte van de Middelkade. De rechte lijn van de Middelkade die vanuit de Voorkamer komt wordt nog verder doorgetrokken naar de waterbus/-taxi steiger. De capaciteit van deze steiger gaat van één naar twee verbindingen. Daarnaast wordt er meer ruimte gecreëerd voor bushaltes.
Bij de groepsentree aan de oostelijke kant wordt de landschappelijke kwaliteit verbeterd en tevens een middenberm toegevoegd. Door het centreren van paden vanaf de riviervoeten en de toevoeging van de middenberm is de oversteek voor groepen veiliger. Omdat er bij dit oostelijk deel geen sprake is van strijdigheden met het nu geldende bestemmingsplan, maakt het oostelijk deel van de Lekdijk geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Figuur 2.9 plan Lekdijk (bron: SVP, Bosch Slabbers)
Met de toevoeging van het Dijkgebouw en de ticketverkoop in dit gebouw ontstaat er in het bezoekerscentrum meer ruimte voor horeca om de verschillende doelgroepen te bedienen.
De parkeerplaats wordt opgeheven. Op de kade worden wandelaars en fietsers gescheiden. Tussen het fietspad en het terras bevindt zich een fietsenstalling. Aan het begin van de Middelkade wordt een brug toegevoegd, hiermee wordt verbinding vanuit de waterbus/-taxisteiger doorgetrokken voor voetgangers.
Figuur 2.10 plan Middelkade (bron: SVP, Bosch Slabbers)
Aan het werkeiland zelf wordt niet veel veranderd. Wel wordt een bestaande schuur gesloopt waardoor de kwaliteit van het groen kan worden verbeterd. De randen en oevers van dit werkgebied worden groen en natuurvriendelijk ingericht. Daarnaast worden er voorbij het JU Smitgemaal een aantal parkeerplaatsen gemaakt voor medewerkers.
Figuur 2.11 plan werkeiland Nederwaard (bron: SVP, Bosch Slabbers)
Voor dit eiland is het plan om de bijgebouwen te slopen en het gebied groener te maken. Dit wordt bereikt door randen te creëren met bomen en landschappelijke oevers en parkeerplaatsen met open verharding. De machinistenwoningen krijgen naast de woonbestemming een kantoorbestemming.
Figuur 2.12 plan werkeiland Overwaard (bron: SVP, Bosch Slabbers)
De huidige functies van het Educatie-eiland worden overgenomen en daarbinnen zullen kwalitatieve verbeteringen aan gebouwen en buitenruimte worden toegepast. Het werkschuurgedeelte van het gebouw blijft aanwezig, hier kan ook het verhaal van Kinderdijk worden verteld. Bij het gebouw komt een informele zitgelegenheid voor wachtende groepen. Het gebouw dat zuidelijker op het eiland ligt biedt ruimte voor een geschiedenisspel of theatervoorspelling, wat bijdraagt aan de educatieve functie van het eiland. Het eiland wordt groener gemaakt door knotwilgen en fruitbomen toe te voegen, waarbij het aantal picknicktafels wordt uitgebreid.
Figuur 2.13 plan Educatie-Eiland
Op Rietsnijder-Eiland wordt de kwaliteit van het groen verbeterd door middel van extra beplanting langs de oevers en het woonerf. Ook de uitstraling van de kade van de Nederwaard zou verbeterd kunnen worden door een stevigere beplanting. Daarnaast zijn zuidelijk van het rietsnijdersbedrijf twee nieuwe schuren voorzien: één rietsnijdersschuur en één werkschuur die zal dienen als opslagplaats voor de Stichting Werelderfgoed Kinderdijk (SWEK). Tevens kan het eiland in de toekomst bereikbaar gemaakt worden via een pontje.
Figuur 2.14 Plan Rietsnijder-Eiland
Het doel is om het Potterrein meer bij het dorp te laten horen, en niet zo zeer enkel onderdeel van het toeristische molengebied. Het doel is om van het terrein een ontmoetingsplaats te maken voor verschillende doelgroepen, een plek die bijdraagt aan biodiversiteit. De kwaliteit van het groen wordt verbeterd met onder meer een pluktuin en groene inkleding van het parkeren. Deze parkeergelegenheid bestaat uit ongeveer 25 parkeerplekken en wordt gebruikt door de vrijwilligers van de SWEK en mogelijke andere bezoekers van het dorp.
De scheepbouwloods wordt opgeknapt en als werkschuur voor de SWEK gebruikt.
De wens is om in het gebied een tiny house te realiseren, hiervoor zal een afzonderlijke aanvraag worden ingediend.
Figuur 2.15 plan Potterrein(bron: SVP, Bosch Slabbers)
De beeldkwaliteit moet aansluiten op het landschap van de omgeving, zodat het beeld niet verstoord wordt door nieuwe bebouwing. Een voorbeeld van een plek waar het landschap wordt verbeterd zijn de randen van Nederwaard. Door deze oever om te vormen naar een natuurlijkere plek, wordt het zicht vanaf de Middelkade verbeterd.
De hoeveelheid bebouwing die wordt toegevoegd is minimaal en sluit aan op de aanwezige bebouwing. Dit gebeurt op twee manieren: enerzijds met moderne en lichte gebouwen die subtiel en harmonisch in het landschap wegvallen, anderzijds donkere houten gebouwen die terughoudend overkomen. Op deze manier blijven de nieuwe gebouwen ondergeschikt aan de bestaande historische en technische bouwwerken, die betrekking hebben op het waterbeheersysteem.
Van de bomen in het gebied wordt de toekomstwaarde bepaald en er wordt rekening gehouden met toepassing van bomen die van nature in het gebied thuis horen. Lange lijnen met riet op de oevers en knotwilgen worden gereconstrueerd en krijgen de ruimte.
De verharding van het entreeplein sluit aan bij het karakter van het dorp en bevat groene eilanden met zitelementen als rand. Al het meubilair in het gebied krijgt een natuurlijke uitstraling. Daarbij sluiten de trappen in de dijk aan bij de architectuur van het toekomstige ontvangstgebouw. Vlonders en terrassen worden gemaakt met natuurlijke en duurzame materialen.
Om de fietspaden en -straten herkenbaar te maken wordt er gebruik gemaakt van een bruinrode kleur. Daarnaast krijgen voetpaden ook een natuurlijke kleur, en zal half-verharding worden toegepast op plekken waar minder wandelaars komen. Op deze manier passen ook de voetpaden in het landschap.
De in dit hoofdstuk beschreven bouw- en inrichtingsplannen worden nog nader uitgewerkt. Om de uiteindelijke plannen nader te kunnen beoordelen vanuit kwalitatief oogpunt, is parallel aan dit bestemmingsplan het Kwaliteitskader Entree Kinderdijk-Elshout opgesteld. Dit kader is opgenomen als bijlage 14 bij dit plan en zal daarnaast als onderdeel bij de Welstandsnota opgenomen worden.
Dit Kwaliteitskader omvat kaders waar bij de uitwerking van de verdere bouw- en inrichtingsplannen rekening mee gehouden dient te worden. Deze kaders zijn ingegeven vanuit de 5 pijlers waar dit Kwaliteitskader op gebaseerd is, te weten:
Vanuit een integrale gebiedsbeschrijving op basis van de bovengenoemde pijlers, zoomt het Kwaliteitskader vervolgens in op de afzonderlijke deelgebieden en geeft daarvoor kwalitatieve ontwikkelkaders aan. Dit Kwaliteitskader is in overleg met de gemeentelijke Adviescommissie Omgevingskwaliteit tot stand gekomen. Dit is de commissie die in maart 2022 is ontstaan uit een samenvoeging van de Welstandscommissie en de Monumenten/Erfgoedcommissie.
In de regels van dit bestemmingsplan is eveneens een relatie gelegd met dit Kwaliteitskader (in het artikel Waarde - Cultuurhistorie) zodat bij de vergunningverlening aan dit Kwaliteitskader getoetst kan worden. Op dat moment zal ook een advies afgegeven moeten worden door een aangewezen Kwaliteitsteam op de betreffende aanvraag.
In de tabel hieronder staan de bestaande bebouwing en de toekomstige bebouwing per deelgebied weergegeven.
Gebied | Functies | Bestaand m2 BVO | Plan m2 BVO |
Voorkamer | Horeca (Buena Vista + bijgebouwen) | 330 m2 | 490 m2 |
Windkracht 4 (commercieel) | 672 m2 | - | |
2 woningen (1 laag + kap) | 180 m2 | - | |
Bijgebouwen (mobiliteitshub voor langzaam verkeer + trafo + kantoor) | 170 m2 | 300 m2 | |
Dijkgebouw (ontvangst) | - | 260 m2 | |
Lekdijk | - | - | - |
Middelkade | Bezoekerscentrum | Kelder 220 m2, begane grond 490 m2 | Kelder 220 m2, begane grond 490 m2 |
Dakterras 375m2 Horecaterras op maaiveld ca. 200m² | Dakterras 375m2 Horecaterras op maaiveld ca. 190m² | ||
Werkeiland Nederwaard | Woningen | 300 m2 | 300 m2 |
Schuren bij woningen | 100 m2 | 100 m2 | |
Werkschuur | 300 m2 | - | |
Werkeiland Overwaard | Machinisten woningen (SWEK) | 240 m2 | 240 m2 |
Schuren | 53 m2 | - | |
Educatie-Eiland | Filmhuis | 178 m2 | 178 m2 |
Natuurhuis | 107 m2 | 107 m2 | |
Ontvangstgebouw (balie + winkel + workshop) | 320 m2 | 320 m2 | |
Rietsnijder-Eiland (Exclusief woonerf) | -- | -- | -- |
Potterrein | Werkschuur/maatschappelijk | 265 m2 | 265 m2 |
Het bestemmingsplan moet worden getoetst aan het huidige beleid op rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Hieronder is dit beleid nader beschreven en wordt de ontwikkeling hieraan getoetst.
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) formuleert het Rijk een nieuwe integrale aanpak waarin samen met andere overheden en organisaties optimaal kan worden gewerkt aan behoud van een gezond, leefbaar en economische sterk Nederland. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen spelen de volgende vier prioriteiten de komende jaren een grote rol in de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving van Nederland:
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
De NOVI is vertaald in het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Deze gaat echter pas in zodra de Omgevingswet in werking treedt. De voorloper van het BKL is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
De Lek aan de Noordzijde van het plangebied is in het Barro aangewezen als rivierbed en als stroomvoerend deel van het rivierbed. Hier gelden de volgende regels:
Artikel 2.4.3 (rivierbed)
Artikel 2.4.4 (stroomvoerend deel rivierbed)
Figuur 3.1 Stroomvoerend deel rivierbed (Bron: Barro)
Werelderfgoed en nationaal landschap
In paragraaf 5.1.5.5 en afdeling 7.2 van het BKL is het Werelderfgoed via instructieregels beschermd met het oog op behoud ervan. In titel 2.13 van het huidige Barro is het werelderfgoed beschermd. De bescherming vindt verder plaats via de provinciale verordening. Het plangebied bevindt zich tevens in nationaal landschap Groene Hart. Ook hiervoor geldt dat bescherming plaatsvindt via het provinciaal beleid.
Toetsing
Het NOVI kenmerkt zich door een hoog abstractieniveau en bevat geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. De nadere bescherming ter behoud van het werelderfgoed vindt plaats via de provinciale verordening. In het stroomvoerend deel van de Lek wordt de steiger vergroot en verplaatst. De steiger is noodzakelijk voor een betere en veilige afwikkeling van de (beroeps)recreatievaart (openbaar vervoer over water). De afvoercapaciteit van de rivier vermindert niet.
In de Erfgoedwet is vastgesteld waar de verantwoordelijkheden voor het erfgoed liggen en wie er toezicht uitoefent.
Toetsing
Kinderdijk-Elshout is Unesco werelderfgoed en is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het doel is om de karakteristieke, ruimtelijke kwaliteit ook in de toekomst te handhaven. Nieuwe ingrepen blijven mogelijk, maar hierbij moet zorgvuldig worden gekeken naar bestaande kwaliteiten en hoe ontwikkelingen hierop afgestemd worden. Hieraan wordt voldaan met de voorgestelde ingrepen in de stedenbouwkundige visie Entree Kinderdijk-Elshout. Zie voor een nader toelichting ook paragraaf 4.4 cultuurhistorie.
Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument met het doel efficiënt ruimtegebruik te bevorderen. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
De toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in bijlage 3. Hierna volgt een samenvatting van de resultaten.
Het bestemmingsplan maakt diverse wijzigingen mogelijk. Per saldo is binnen het plangebied sprake van de volgende planologische wijzigingen:
Horeca: toename 180 m2 + 48 m2 terrassen
Commercieel/detailhandel: afname 112 m2
Kantoren: toename maximaal 240 m2 (of behoud van 1 of 2 woningen)
Bedrijfsfuncties: afname 198 m2
Maatschappelijk: toename 265 m2
Wonen: afname 2 woningen.
De overige functies zijn geen stedelijke ontwikkelingen. De totale bebouwingsmogelijkheden in het gebied nemen niet toe.
Wel of geen nieuwe stedelijke ontwikkeling
De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat een functiewijziging groter dan 500 m2 of het toevoegen van meer dan 500 m2 bebouwing wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Er wordt per saldo geen nieuwe bebouwing toegevoegd groter dan 500m2 . Hoewel de functiewijzigingen individueel kleiner zijn dan 500 m2 m, is de optelsom van alle wijzigingen groter dan 500 m2. Om deze reden is sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Wel of geen bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”. Hieruit volgt dat de Voorkamer en het Potterrein onderdeel zijn van het bestaand stedelijk gebied, de overige deelgebieden niet. Dit is ook in lijn met de aanduiding landelijk gebied zoals vastgelegd in de omgevingsverordening Zuid-Holland en de aanduiding steden en dorpen op de Kwaliteitskaart Zuid-Holland.
Figuur 3.2 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën:
landelijk gebied, grotendeels kroonjuweel cultureel erfgoed
Figuur 3.3 Kwaliteitskaart Zuid-Holland: steden en dorpen / stads- en dorpsranden
Omdat sprake is van een stedelijke ontwikkeling en enkele ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk worden gemaakt is hierna de behoefte in de relevante regio beschreven en de locatiekeuze gemotiveerd.
Relevante regio
Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de stedelijke ontwikkeling bepaalt tot welk gebied de beschrijving van de behoefte zich moet uitstrekken. De begrenzing van de regio is dus afhankelijk van de aard en omvang het programmaonderdeel dat als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Kinderdijk is een internationale toeristische bestemming. Daarnaast is het een werkgebied en een gebied met een verzorgingsfunctie voor het dorp Kinderdijk.
Beschrijving behoefte
Het entreegebied van het werelderfgoed in Kinderdijk is momenteel een onoverzichtelijk, onveilig en laagwaardig ingericht gebied waar de honderdduizenden bezoekers per jaar vaak moeilijk hun weg kunnen vinden. Kinderdijk is over land alleen via smalle dijklinten bereikbaar die niet geschikt zijn voor grote stromen gemotoriseerd verkeer. Op drukke dagen leidt dat regelmatig tot opstoppingen en onveilige situaties op de smalle Lekdijk en tot overlast in het dorp Kinderdijk zelf. Het landschap met zijn lange lijnen en de reeks van molens is van een unieke kwaliteit. Er zijn echter veel storende elementen in het landschap zoals enkele gebouwen in zichtlijnen, borden, parkeerplaatsen, hekken, en reclame-uitingen.
Samen met bewoners, ondernemers, overheden en andere partners in het gebied is de stedenbouwkundig visie Entree Kinderdijk-Elshout (februari 2022) ontwikkeld om het entreegebied de uitstraling te geven die het verdient. Door het entreegebied volgens de voorstellen uit deze visie te ontwikkelen, krijgt het de uitstraling die past bij de status van één van bekendste UNESCO Werelderfgoederen ter wereld. De aanpassingen zijn nodig om de authenticiteit en de kwaliteit van het eeuwenoude, typisch Hollandse werklandschap te versterken en de autonome groei van het aantal bezoekers in goede banen te kunnen leiden. In het molengebied wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Het is een leefgebied, geen attractiepark. Vanaf de steiger van de waterbus tot aan het bezoekerscentrum moet een overzichtelijk en aantrekkelijk groengebied worden gerealiseerd, waar toeristen als vanzelf hun weg het molengebied in kunnen vinden. Dorp en molengebied moeten veel natuurlijker met elkaar worden verbonden, zodat het dorp kan blijven profiteren van het toerisme.
Landschappelijke waarden
Het zicht op het molengebied wordt nu nog belemmerd door het gebouw Windkracht 4 (souvenirwinkel) uit de jaren '90. Door de sloop van dit gebouw ontstaat tussen beide historische Waardhuizen een open, overzichtelijk en aantrekkelijk ontvangstgebied met mogelijkheden voor een extra ontvangstgebouw, horeca en een mobiliteitshub voor langzaam verkeer. Wandelaars en fietsers kunnen dan veel veiliger oversteken en de toegang tot het gebied wordt geschikt gemaakt voor mensen met een beperking. Fietsers en wandelaars krijgen een gescheiden ingang.
Verkeer
Omdat de Lekdijk niet geschikt is voor grote stromen gemotoriseerd verkeer is het noodzakelijk verkeer eerder op te vangen en met groepsvervoer te verplaatsen of mensen te fiets hun weg te laten vervolgen. Bezoekers worden daarom op het transferium in Alblasserdam opgevangen en kunnen daar overstappen op de fiets of op een shuttlebus. Hierdoor neemt het aantal autobewegingen in het gebied af. Het aantal parkeerplaatsen in het gebied kan hierdoor worden verminderd zodat autobezoek wordt ontmoedigd en de verblijfskwaliteit toeneemt.
Steeds meer bezoekers komen via het water naar het werelderfgoed. Daarmee neemt de overlast die veroorzaakt wordt door verkeer over de dijk af. De halte van de waterbus moet worden uitgebreid om het toenemende vervoer over het water te faciliteren en te stimuleren. Er komt een ruimere steiger voor de waterbus, met twee bruggen. Eén van die bruggen sluit direct aan op de Middelkade, die recht doorgetrokken wordt richting de dijk. Daarmee worden de eeuwenoude landschapslijnen, die bij de aanleg van de nieuwe spuisluis in de jaren '90 zijn verdwenen, in oude luister hersteld.
Voorzieningen
Om de bezoekers in goede banen te leiden is niet alleen een betere infrastructuur nodig, maar zijn ook ruimere voorzieningen noodzakelijk. Er is meer ruimte voor horeca, ondergeschikte detailhandel en fietsvoorzieningen nodig. Dit kan deels binnen de huidige bestemmingsmogelijkheden en deels is uitbreiding van de planologische mogelijkheden noodzakelijk. Het risico op (onaanvaardbare/langdurige) leegstand is door de toevoeging nihil.
Om de groeipotentie voor horeca in de gemeente Molenlanden in te schatten is deze gemeente vergeleken met het gemiddelde in Nederland en met drie andere gemeenten met een internationale toeristische bestemming: de gemeente Zaandam met de Zaanse Schans, gemeente Edam-Volendam met de haven van Volendam en gemeente Steenwijkerland met Giethoorn. De toeristische attracties in de drie vergeleken gemeenten trekken jaarlijks meer bezoekers, maar gelet op het gemiddelde in Nederland en de autonome groei van het aantal bezoekers in Kinderdijk is er potentie voor meer horeca. In de gemeente Molenlanden zijn nu 55 horecavestigingen en in totaal een aanbod van 6.875 m2 vvo. Op basis van de benchmarks is er potentie voor een groter aantal vestigingen en een groter oppervlak.
Om de werkfuncties beter te scheiden van de toeristen is een herschikking in werkruimte nodig. Ook is er de mogelijkheid om de machinistenwoningen als kantoor te gebruiken. Tot slot krijgt de scheepsbouwloods op het Potterrein een maatschappelijke bestemming als werkschuur bij een pluktuin. Hiermee krijgt dit terrein weer een belangrijke betekenis voor het dorp.
Conclusie behoefte
Er is behoefte aan kwaliteitsverbetering van het entreegebied van werelderfgoed Kinderdijk en een betere aansluiting op het dorp Kinderdijk. Om de bezoekers in goede banen te leiden is een herschikking van functies nodig en vooral uitbreiding van de mogelijkheden voor horeca en overige toeristische voorzieningen voor de autonome groei van het aantal bezoekers. De meeste aanpassingen zijn van infrastructurele aard om de bezoekersstromen beter te leiden en autobezoek te ontmoedigen. De verkeershinder op de Lekdijk kan hierdoor afnemen, de verkeersveiligheid verbeteren en door afname van het aantal parkeerplaatsen in het gebied is een veel aantrekkelijkere inrichting mogelijk.
Waarom niet binnenstedelijk
Bij stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.
In dit geval is sprake van kwaliteitsverbetering van het entreegebied van het werelderfgoed in Kinderdijk. De verbeteringen zijn daarmee locatiegebonden en kunnen niet ergens anders (binnen bestaand stedelijk gebied) worden gerealiseerd. De grootste programmawijzigingen vinden plaats in deelgebied Voorkamer en het Potterrein. Deze locaties liggen binnen bestaand stedelijk gebied. In de locaties buiten bestaand stedelijk gebied betreft het vooral verschuiving van werkfuncties binnen de bedrijfsbestemming.
Conclusie locatiekeuze
Het is niet mogelijk om alle programmawijzigingen in het entreegebied van Kinderdijk binnenstedelijk te faciliteren. Er is behoefte aan scheiding van werkfuncties en toeristische functies. De wijzigingen zijn locatiegebonden en kunnen niet op een andere plek binnenstedelijk worden gerealiseerd. Met de beoogde aanpassingen is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Toekomstige beleidsvernieuwing biedt kansen voor verbeteringen in Zuid-Holland. De provincie heeft hiervoor 7 vernieuwingsambities geformuleerd. Deze ambities dienen als stip op de horizon:
Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving. Voor de beoogde ontwikkeling zijn de volgende opgaven relevant:
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie stuurt op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar (of bewust tijdelijk) en in hun uiterlijke verschijning op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juiste plek voor nieuwe ontwikkelingen.
Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie.
Beleven en benutten van erfgoed
De kern van het erfgoedbeleid van Zuid-Holland is het behoud van erfgoed door het beschermen, beleven en benutten van erfgoed. Deze beleidskeuze is gesplitst in twee hoofdthema's:
A. Beschermen van erfgoed
1. Behouden en versterken werelderfgoed
2. Behouden en verbeteren kroonjuwelen cultureel erfgoed
3. Garanderen van windvang en zicht op historische windmolens
4. Instandhouden en verbeteren van de omgeving van landgoederen en kastelen
B. Beleven en benutten van erfgoed
1. Erfgoedlijnen ontwikkelen en beleefbaar maken
2. Restaureren en herbestemmen Rijksmonumenten
3. Onderhouden en laten draaien van historische windmolens.
Toerisme in balans
De doelstelling is dat in 2030 elke Zuid-Hollander profiteert van toerisme. Om dat te bereiken zal toerisme en de maatregelen die er genomen worden, moeten bijdragen aan de provinciale en maatschappelijke opgaven. Daarmee worden de kansen benut die het toerisme in Zuid-Holland biedt en wordt de overlast die het kan veroorzaken beperkt.
Toerisme is geen doel op zich, maar wordt ingezet als middel dat bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- werk en leefklimaat in Zuid-Holland. Vanuit een toeristische invalshoek kunnen economie, cultureel erfgoed, (recreatieve) infrastructuur, groengebieden en recreatie met elkaar verbonden en versterkt worden.
Veiliger verkeer
De provincie omarmt de landelijke ambitie van nul verkeersslachtoffers in 2050. Het streven is elk jaar minder verkeersslachtoffers door een aanpak op drie terreinen: infrastructuur, educatie en handhaving.
Toetsing
In dit geval is sprake van 'aanpassing'. Dit betreft een ontwikkeling die sterk aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap en het dorp. De beleefbaarheid van het erfgoed wordt sterk verbeterd. De ontwikkeling is gebiedseigen, passend bij de maat en de aard van de bestaande kenmerken van een gebied. Het speelt zich echter af op meerdere kavels en voorziet in aanvullingen en verbeteringen op structuurniveau. Er wordt voldaan aan de richtpunten. Het plan is gericht op kwaliteitsverbetering en een betere geleiding van de autonome groei van het aantal toeristen. Met het plan is ook sprake van een verbetering in de verkeersveiligheid en een betere toeristische koppeling met het dorp. Voor een nadere toetsing aan de cultuurhistorische waarden wordt verwezen naar paragraaf 4.4.
In samenhang met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. Voor de beoogde ontwikkeling zijn de onderstaande artikelen relevant.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
Artikel 6.9g Beschermingscategorie 1 Kroonjuwelen Cultureel Erfgoed
Artikel 6.9a Beschermingscategorie 3 Buitengebied
Toetsing Artikel 6.9 , 6.9g en 6.9a
Het grootste deel van het plangebied is aangemerkt als beschermingscategorie 1 kroonjuweel cultureel erfgoed. Hier zijn alleen ontwikkelingen beoogd die de kwaliteit van het gebied vergroten of die noodzakelijk zijn voor het beheer van het gebied of het geleiden en faciliteren van de toeristen. De beoogde ontwikkeling geeft ook invulling aan de ambities uit het gebiedsprofiel Alblasserwaard-Vijfheerenlanden.
De entree ter hoogte van de steiger is aangemerkt als categorie 3 Buitengebied. Hier komt een nieuw entreegebouw. Dit gebouw wordt in één laag in het dijklichaam gerealiseerd, waarmee de openheid van het gebied behouden blijft en de vergezichten worden versterkt.
Een deel van deelgebied Lekdijk, het Potterrein en de Voorkamer vallen niet onder een beschermingscategorie. Deze deelgebieden vallen onder bestaand stads- en dorpsgebied.
Figuur 3.6 Kaart 14: Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën (Bron: Omgevingsverordening Zuid-Holland)
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het natuurnetwerk.
Figuur 3.7 Kaart 7: Natuurnetwerk Nederland (Bron: Omgevingsverordening Zuid-Holland)
Kwaliteitskaart
De kwaliteitskaart is opgebouwd uit vier lagen: de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving. Voor het plangebied zijn de volgende richtpunten relevant:
Laag van de ondergrond
Rivierdeltacomplex, Jonge zeeklei:
Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
Veen(weide)landschap:
Rivierdijken:
Laag van de stedelijke occupatie
Steden en dorpen:
Stads en dorpsranden
Laag van de beleving
Kroonjuweel en werelderfgoed Kinderdijk:
Toetsing kwaliteitskaart
Met de beoogde kwaliteitsverbetering van het entreegebied wordt invulling gegeven aan de ambities uit de kwaliteitskaart. De molens, boezems en gemalen van Kinderdijk zijn van grote betekenis als historisch-waterstaatkundig ensemble en als Hollands cultuurlandschap bij uitstek. Kernkwaliteiten van dit werelderfgoedcomplex Kinderdijk zijn naast de molens en boezems ook de zichtlijnen van en naar het complex Kinderdijk. Door de zichtlijnen te versterken en een verbinding te leggen tussen historisch en hedendaags waterbeheer wordt de kwaliteit van het complex versterkt.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Toetsing Artikel 6.10
De ontwikkeling is in paragraaf 3.2.3 getoetst aan de Ladder. De horecatoevoeging kan worden gezien als stedelijke ontwikkeling, hoewel de hoeveelheid bebouwing niet toeneemt. Deze ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stads- en dorpsgebied.
Artikel 6.10d Bereikbaarheid
Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.
Toetsing Artikel 6.10d
De ontwikkeling is erop gericht de autonome groei van het aantal bezoekers in goede banen te leiden en de kwaliteit van het entreegebied te verbeteren. De bereikbaarheid wordt voor groepsvervoer en fietsverkeer verbeterd. Autoverkeer in het plangebied wordt ontmoedigd. Hiermee blijft het plangebied goed bereikbaar maar verminderd de overlast van het toeristisch verkeer voor de omgeving.
Artikel 6.25 Bescherming molenbiotoop
Toetsing Artikel 6.25
Over het plangebied liggen meerdere molenbiotopen. Daarvan is de molenbiotoop van Nederwaard Molen 1 maatgevend. De reikwijdte van deze molenbiotoop is weergegeven in figuur 3.8. Het bestemmingsplan voorziet met artikel 23.4 in een regeling, waarmee de hoogtebeperkingen voor zowel bebouwing als beplanting binnen een molenbiotoop geborgd zijn.
Binnen de molenbiotopen zijn op het Rietsnijderseiland twee nieuwe schuren voorzien. Bij de uitwerking van het bouwplan voor deze schuren zal rekening gehouden moeten worden met de maximale hoogtemaat die op basis van deze regeling ter plaatse van toepassing is.
Figuur 3.8 Kaart 15: Cultureel erfgoed (Bron: Omgevingsverordening Zuid-Holland)
Artikel 6.22 Regionale waterkeringen
Toetsing Artikel 6.22
De regionale waterkeringen in het plangebied zijn via een dubbelbestemming beschermd. Daarnaast zijn er in het plangebied ook primaire waterkeringen aanwezig, deze vallen niet onder artikel 6.22 van de verordening. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het aspect water, waarbij ook de waterkeringen nader beschreven zijn.
Figuur 3.9 Kaart 3: Regionale waterkeringen (Bron: Omgevingsverordening Zuid-Holland)
Artikel 6.20 Bescherming recreatietoervaartnet
Een bestemmingsplan voor gronden waarbinnen een recreatieve vaarverbinding ligt, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 12 in bijlage II, kan voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voor zover:
Toetsing Artikel 6.20
Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de bevaarbaarheid verminderen. De nieuwe steiger voor de waterbus/-taxi levert en positieve bijdrage aan de bereikbaarheid van Kinderdijk.
Figuur 3.10 Kaart 12: Recreatietoervaartnet (Bron: Omgevingsverordening Zuid-Holland)
Artikel 6.35a risico's van klimaatverandering
In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico's van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico's ten aanzien van:
alsmede de effecten van de bovengenoemde risico's op het risico van bodemdaling.
Voor zover risico's zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico's.
Toetsing Artikel 6.35a
In de waterparagraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het aspect klimaatverandering. De planontwikkeling heeft geen invloed op de risico's die samenhangen met klimaatverandering.
Artikel 2.3 Aanwijzing milieubeschermingsgebieden grondwater
Het gehele gebied is aangemerkt als milieubeschermingsgebied voor grondwater en als boringsvrije zone.
Toetsing aan artikel 2.3
De planontwikkeling vormt geen potentiële bedreiging voor het grondwater. Van boringen is geen sprake.
Deze visie is in april 2022 vastgesteld door de gemeenteraad van Molenlanden. Samen met bewoners, ondernemers, overheden en andere partners in het gebied is de stedenbouwkundig visie Entree Kinderdijk-Elshout ontwikkeld om het entreegebied te uitstraling te geven die het verdient. Door het entreegebied volgens de voorstellen uit deze visie te ontwikkelen, krijgt het de uitstraling die past bij de status van één van bekendste UNESCO Werelderfgoederen ter wereld.
De aanpassingen zijn nodig om de authenticiteit en de kwaliteit van het eeuwenoude, typisch Hollandse werklandschap te versterken en de autonome groei van het aantal bezoekers in goede banen te kunnen leiden.
Toetsing
Met dit bestemmingsplan worden de beoogde aanpassingen mogelijk gemaakt. Hier is uitgebreid op ingegaan in paragraaf 2.3.
De gemeente Molenwaard is in 2013 ontstaan uit een samenvoeging van de gemeenten Graafstroom, Liesveld en Nieuw-Lekkerland. In deze visie specificeert de gemeente de ambities en doelen voor dit nieuwe gebied. De doelen bestaan uit de onderwerpen wonen, economische dragers, ondersteuning, voorzieningen en landschap.
Het unieke polderlandschap met de vele molens bieden kansen op economisch vlak; recreatie en toerisme kunnen inwoners werk en inkomen verschaffen door deze economische drager verder te ontwikkelen. Hierbij speelt Kinderdijk een centrale rol. Molenwaard wil het gebied toeristisch aantrekkelijker maken, door onder andere de toegankelijkheid van Werelderfgoed Kinderdijk te verbeteren. Daarbij wordt er ingezet op het opwaarderen van het toeristisch product Kinderdijk en het verleiden van bezoekers om langer in het gebied te blijven. Er komt zowel aandacht voor het unieke veenweide landschap als voor de vele molens van Molenwaard.
Toetsing
Dit bestemmingsplan maakt de beoogde verbetering van de toeristische aantrekkelijkheid van Kinderdijk mogelijk en geeft daarmee invulling aan de ambities in de Toekomstvisie.
De relevante thema's uit de structuurvisie van de voormalige gemeente Nieuw-Lekkerland zijn:
Water
Water is zowel symbolisch als praktisch een belangrijk thema. Kinderdijk ligt op het laagste punt van de Alblasserwaard. Daarnaast is sprake van grote landschappelijke waarden. De waterwegen dienen daarom optimaal te worden beheerd en mogen niet worden gedempt.
Open landschap
Een open landschap is belangrijk thema in de structuurvisie. Om een open landschap te handhaven dient inbreiding boven uitbreiding te gaan. Nieuwe bebouwing moet voldoen aan de eisen van beeldkwaliteit ter versterking van het natuurlijke en authentieke karakter.
Natura 2000
De boezems bij Kinderdijk zijn natte gebieden die tot de Vogelrichtlijngebieden behoren. Deze moeten in stand gehouden worden. Om deze reden is bebouwing in Natura 2000 gebieden (buiten het plangebied) in beginsel niet toegestaan.
Molens
In het gebied komen molens voor die bijdragen aan het authentieke karakter van het gebied. De molens bevinden zich meestal in een beschermingszone. Het behoud van de molen als cultuurhistorisch waardevol object is belangrijk. Ruimtelijke ontwikkelingen binnen molenbiotopen zijn bespreekbaar. Wanneer herbestemming van de molen nodig is of een positieve bijdrage levert aan het behoud van de molen, is dat mogelijk.
Entreegebied Kinderdijk
Vanwege haar werelderfgoedstatus heeft het molencomplex Kinderdijk een verbetering van het entree nodig. De plek moet aantrekkelijk blijven voor toeristen, door bijvoorbeeld voorzieningen toe te voegen. Daarnaast kan een verbetering van het gebied leiden tot een betere geleiding van verkeersstromen.
Toetsing
Dit bestemmingsplan maakt de beoogde verbetering van de toeristische aantrekkelijkheid mogelijk met behoud van het erfgoed en geeft daarmee invulling aan de ambities uit de Structuurvisie.
Toetsingskader
De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In het Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is.
Toetsing en conclusies
Een m.e.r.-beoordeling is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r.. Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D is er sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Bij een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage 4 van het Besluit m.e.r. Voor de ingrepen in het entreegebied van Kinderdijk volstaat een vormvrije m.e.r. beoordeling.
Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling (bijlage 1 ) blijkt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen relevante effecten optreden, dan wel dat deze effecten met mitigerende maatregelen worden beperkt, zodat voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving. Het opstellen van een milieueffectrapport is dan ook niet aan de orde.
Ondanks het feit dat een passende beoordeling is opgesteld is geen plan m.e.r. aan de orde. Op grond van 7.2.a Wet milieubeheer geldt een plan m.e.r. niet voor plannen met enkel kleine wijzigingen en waarvoor eveneens aangetoond is dat er geen aanzienlijke milieueffecten optreden.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Ten behoeve van de ontwikkeling is er door Antea group een milieuhygiënisch vooronderzoek uitgevoerd (Antea group, Milieuhygiënisch vooronderzoek Entree Kinderdijk - Elshout, 0479411.100, 18 oktober 2022). Dit onderzoek is te vinden in bijlage 4 .
Het vooronderzoek is uitgevoerd overeenkomstig aan de NEN 5725: 2017 (Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek). Het vooronderzoek is uitgevoerd voor de acht deellocaties. Onderstaand worden de conclusie van het vooronderzoek, per deelgebied, weergegeven.
Deellocatie 1: Voorkamer
De tuin ter plaatse van de Molenstraat 234 is vanwege een loodverontreiniging grotendeels gesaneerd. Het verharde gedeelte van de tuin dient nog gesaneerd te worden. Bekend is dat op Molenstraat 226, 228a en 228b sprake is van een diffuse loodverontreiniging. Deze verontreiniging met lood wordt gerelateerd aan een ophooglaag met bodemvreemde bijmengingen. Daarnaast zijn in het gebied plaatselijk ook sterke verontreinigingen aangetoond met cadmium, koper, nikkel en zink. De grond ter plaatse van Molenstraat 234 is op basis van PFOA geclassificeerd als 'Niet toepasbaar'. Tijdens de onderzoeken op de percelen van Molenstraat 226, 228a, 228b en 234 is een bodemvreemde bijmenging aangetroffen, welke vermoedelijk de demping betreft. Hierin zijn zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetoond. Op het overige deel van de onderzoekslocatie wordt deze demping ook verwacht en een heterogene verontreiniging met zware metalen.
Deellocatie 2: Lekdijk
Tijdens het verkennend bodemonderzoek (Antea Group, kenmerk: 412807) op het meest oostelijke deel van het terrein zijn geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen. In zowel de boven- als ondergrond zijn maximaal licht verhoogd gehalte aangetoond. Het grondwater is destijds niet onderzocht. In de tuinen van de direct aangrenzende percelen van Molenstraat 155F, 226, 228a, 228b en 234 is een ophooglaag met bodemvreemde bijmengingen aangetoond. In deze laag is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen. Daarnaast zijn hier ook sterk verhoogde gehalten aan lood en/of zink aangetroffen. Tevens zijn in het gebied plaatselijk sterk verhoogde gehalten aan cadmium, koper, nikkel en zink gemeten. Vermoedelijk is op het westelijke deel van 'deellocatie 2: Lekdijk' de ophooglaag nog aanwezig.
Deellocatie 3: Middelkade
Het verkennend bodemonderzoek (Antea Group, kenmerk: 412807) heeft rondom het Bezoekerscentrum plaatsgevonden. Ter plaatse van het Bezoekerscentrum zijn sporen puin aangetroffen. Zowel zintuiglijk als analytisch is geen asbest aangetoond. In zowel de boven- als ondergrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan PCB, minerale olie, zware metalen en/of PAK aangetoond. In het grondwater is een matig verhoogde concentratie aan barium en zijn licht verhoogde gehalten aan xylenen en naftaleen gemeten.
Deellocatie 4: Werkeiland Nederwaard
Een sterke verontreiniging met zink is aanwezig ten westen van het gemaal. Het is onduidelijk waardoor de verontreiniging is ontstaan. Er is geen sprake van een geval van bodemverontreiniging. Uit de bekende gegevens blijkt dat de verontreiniging nog niet is gesaneerd. Echter tijdens de terreinverkenning was ten westen van het gemaal een werkterrein aanwezig, dit in verband met werkzaamheden aan het gemaal. Onduidelijk is of ter plaatse van het werkterrein ook graaf- en/of saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd. Ter plaatse van de te slopen schuur zijn geen gegevens bekend.
Deellocatie 5: Werkeiland Overwaard
Op de locatie zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd en geen bodembedreigende activiteiten bekend. In de grond worden maximaal licht verhoogde gehalten verwacht.
Deellocatie 6: Groepsentree
Het verkennend bodem- en asbestonderzoek (Antea group, kenmerk: 431106, d.d. 30-01-2018 / Antea Group, kenmerk: 29-03-2019, d.d. 412807) heeft op de gehele deellocatie plaatsgevonden. Hierbij zijn in zowel de boven-, ondergrond als het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten/concentraties aan PCB, OCB, minerale olie, zware metalen en/of PAK aangetoond.
Deellocatie 7: Rietsnijder-Eiland
Het noordelijke deel is onderzocht in 2003 en 2004 (Inpijn-Blokpoel Arkel, kenmerk: MA-2554) waarbij in de bovengrond maximaal licht verhoogde gehalten aan lood, zink, EOX, PAK zijn aangetoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten. In het grondwater is een matig verhoogd concentratie aan lood aangetoond. Tevens zijn licht verhoogde concentraties aan arseen, cadmium, chroom, koper, nikkel en zink gemeten. Tijdens de herbemonstering van het grondwater is geen verhoogde concentratie aan lood meer aangetoond. Daarnaast wordt een groot deel van de locatie gebruikt als opslagterrein van onder andere bouwmaterialen, containers en depots.
Deellocatie 8: Het Potterrein
De locatie is gelegen aan een gedempte watergang en is vermoedelijk in gebruik geweest als scheepswerf. Deze activiteiten worden als bodembedreigende beschouwd. Tijdens een onderzoek in 2005 (Optifield, kenmerk: AA057100195) zijn in de grond van Molenstraat 115F maximaal licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood, zink. minerale olie, PAK en/of EOX aangetoond. In het grondwater zijn geen verhoogde concentratie gemeten.
Aanvullend (verkennend) bodemonderzoek
Onderstaand is per deellocatie weergegeven of een aanvullend (verkennend) bodemonderzoek noodzakelijk wordt geacht.
Deellocatie 1: Voorkamer, deellocatie 2: Lekdijk en deellocatie 8: Het Potterrein
Voor de bestemmingswijziging van 'deellocatie 1: Voorkamer' is er ter plaatse van Molenstraat 234 een restverontreiniging met sterk verhoogde gehalten aan lood aanwezig. Indien graafwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de isolerende voorzieningen of de leeflaag, dient voorafgaand aan de werkzaamheden overlegd te worden met het bevoegd gezag. De werkzaamheden op het oostelijke deel van 'deellocatie 2: Lekdijk' (hier vindt een wegreconstructie plaats) kunnen binnen 5 jaar na de recente onderzoeken op basis van de huidige resultaten worden uitgevoerd. Indien tijdens de graafwerkzaamheden grond wordt afgevoerd van de locatie, dan is aanvullend onderzoek naar PFOA nodig.
Het overige deel van 'deellocatie 1: Voorkamer', het westelijke deel van 'deellocatie 2: Lekdijk' en 'deellocatie 8: Potterrein'
De locaties zijn verdacht op aanwezigheid van sterk verhoogde gehalten aan zware metalen in de grond. Deze deellocaties hebben de kwaliteitsklasse Industrie heterogeen. Voor de toekomstige ontwikkelingen (wegreconstructie, nieuwe functies) is dan ook een nader verkennend bodemonderzoek nodig, omdat er mogelijk sprake is van een sterke verontreiniging met zware metalen. Indien tijdens graafwerkzaamheden grond wordt afgevoerd van de locatie, dan is aanvullend onderzoek op PFOA nodig. Ten slotte mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door het grondverzet (voorkomen verspreiding). Dit nader onderzoek kan plaatsvinden voorafgaand aan de werkzaamheden.
Deellocatie 3: Middelkade en deellocatie 6: Groepsentree – Educatie Eiland
Op de deellocaties vinden wegreconstructies plaats. Deze deellocaties hebben kwaliteitsklasse Achtergrondwaarde. De voorgenomen wegreconstructies (infrastructuur) vallen binnen kwaliteitsklasse Industrie. Het reeds uitgevoerde onderzoek is afdoende indien de werkzaamheden binnen 5 jaar na de onderzoeken worden uitgevoerd. Wel dient nog bodemonderzoek naar PFOA uitgevoerd te worden als de grond wordt afgevoerd van de locatie. Ten slotte mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (voorkomen verspreiding).
Deellocatie 4: Werkeiland Nederwaard en deellocatie 5: Werkeiland Overwaard
Op de deellocaties is sprake van sloop, herinrichting van het parkeerterrein en verbetering van de groenkwaliteit. Ter plaatse van het parkeerterrein op deellocatie 4: Werkeiland Nederwaard is een asfaltverharding aanwezig. Voor de werkzaamheden bij het J.U. Smit gemaal geldt dat als het parkeerterrein naar de voormalige situatie wordt gebracht, er geen nader verkennend bodemonderzoek nodig is. Ter plaatse van de te slopen schuren en het parkeerterrein van deellocatie 5: Werkeiland Overwaard zijn geen gegevens over de bodemkwaliteit bekend. Voor de werkzaamheden op deze deellocaties is een verkennend bodemonderzoek nodig, omdat er te weinig bekend is over de bodemkwaliteit ter plaatse. Indien tijdens graafwerkzaamheden grond wordt afgevoerd van de locatie, dient onderzoek naar PFOA plaats te vinden. Daarnaast mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.
Deellocatie 7: Rietsnijder – Eiland
Voor de werkzaamheden en functies (verbetering van groen en de bouw van twee schuren) is verkennend bodemonderzoek nodig. Ter plaatse is te weinig bekend over de bodemkwaliteit. Indien tijdens graafwerkzaamheden grond wordt afgevoerd van de locatie, dient ook onderzoek naar PFOA plaats te vinden. Daarnaast mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.
Conclusie
Voorafgaand aan de werkzaamheden of omgevingsvergunning moeten enkele aanvullende bodemonderzoeken worden uitgevoerd. Uit het reeds uitgevoerde vooronderzoek is geen informatie naar voren gekomen waardoor de gewenste ontwikkeling niet mogelijk wordt geacht. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling of vaststelling van dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Voor archeologie geldt nationale wetgeving die afkomstig is uit Europees beleid. Het Verdrag van Valletta (of wel: 'Verdrag van Malta') regelt hoe er omgegaan moet worden met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland heeft het verdrag in 1992 mede ondertekend. De uitgangspunten van dit Europese verdrag zijn in de Nederlandse wet- en regelgeving verankerd door middel van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Sinds de invoering van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Vanaf 1 juli 2016 is dit op dezelfde wijze als via de Wamz verwerkt in de Erfgoedwet. Tot de Omgevingswet ingaat gelden voor onderdelen, die gaan over de fysieke leefomgeving, de bepalingen uit de Monumentenwet. Dit is opgenomen in de overgangsregeling van de Erfgoedwet.
Het uitgangspunt is dat rekening wordt gehouden met het behoud van het archeologisch erfgoed in de bodem. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden door middel van archeologisch onderzoek. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Op deze wijze is de zorg voor archeologische monumenten geregeld in het proces van de ruimtelijke ordening. Zo is onder andere bepaald dat gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten, archeologische waarden.
Archeologiebeleid 2021
De gemeente Molenlanden heeft in haar 'Archeologiebeleid 2021' vastgelegd hoe in de gemeente Molenlanden wordt omgegaan met archeologische waarden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is met name de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart relevant. Deze kaart is gebaseerd op een analyses van bureau RAAP over zaken als historisch grondgebruik, bodemtypen, latere ingrepen en bekende archeologische vindplaatsen.
Op basis van deze analyse zijn op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart zones vastgelegd, die weergeven hoe hoog de archeologische verwachting van een bepaald gebied is en vanaf welke omvang er archeologisch onderzoek nodig is bij bodemingrepen. Logischerwijs is er in een hoger gewaardeerd gebed eerder onderzoek nodig (d.w.z. reeds bij kleinere ingrepen is onderzoek nodig) dan bij een lager gewaardeerd gebied.
Op de uitsnede zijn de volgende zaken herkenbaar:
Deze zones zijn ook als zodanig vastgelegd met een dubbelbestemming in dit bestemmingsplan, zodat de archeologische bescherming en verplichting tot onderzoek is geborgd.
Onderzoek
Ten behoeve van de ontwikkeling is er door Antea group een archeologisch onderzoek uitgevoerd (Antea group, Archeologie 2022/160, 0479411, 23 aug 2022). Dit onderzoek is te vinden in bijlage 5.
Het onderzoek concludeert dat het plangebied oorspronkelijk in een moerassig gebied heeft gelegen. In de middeleeuwen is extra vernatting ontstaan als gevolg van het inperken van de rivieren door middel van de aanleg van dijken. Om deze extra vernatting tegen te gaan is er drooggemalen met behulp van molens. Deze moerassige grond was ongeschikt voor akkerbouw, maar is naar alle waarschijnlijkheid als hooiland gebruikt. Het drooggemalen poldergebied kent naar alle waarschijnlijkheid weinig tot geen sporen van bewoning, maar rondom de Lekdijk zijn sporen van een sluis aangetroffen. Het is niet uit te sluiten dat er op de dieper gelegen lagen (circa 4 meter onder NAP) sporen bewaard zijn gebleven van het neolithicum tot de bronstijd en mogelijk ijzertijd. Hoewel in het gebied in de loop van de tijd diverse bouw en infrastructurele werken zijn uitgevoerd, kunnen er sporen in of net onder het bouwvoor zitten die duiden op middeleeuwse of nieuwetijdse activiteit.
De conclusies van het archeologisch onderzoek worden geformuleerd aan de hand van de acht deellocaties:
1. Voorkamer
In de Voorkamer vinden bodemingrepen plaats waarvoor eerst verkennende archeologische boringen nodig zijn, om zo eventuele archeologische vindplaatsen te kunnen lokaliseren.
2. Lekdijk
Bij de Lekdijk vinden geen bodemverstorende activiteiten plaats die groter zijn dan 250m2 en 30cm onder maaiveld. Hier is geen nader onderzoek nodig.
3. Middelkade
Voor de werkzaamheden aan de kop van de geplande brug en de bestaande brug is een verkennend booronderzoek nodig indien de werkzaamheden in de bodem groter zijn dan 100 m2 en 30 cm onder maaiveld. Juist rondom de Lekdijk kunnen sporen van Middeleeuwse bewoning aanwezig zijn.
4. Werkeiland Nederwaard
Gelet op de aard van de werkzaamheden (ruimte voor groen, sloop en aanleg van een parkeerterrein) is verstoring niet aannemelijk. Er is geen vervolgonderzoek nodig.
5. Werkeiland Overwaard
Gelet op de aard van de werkzaamheden (groen krijgt meer ruimte , sloopwerkzaamheden) is verstoring niet aannemelijk. Er is geen vervolgonderzoek nodig.
6. Groepsentree/Educatie
Er is geen sprake van bodemingrepen. Er is geen vervolgonderzoek nodig.
7. Rietsnijderseiland
Er vinden naar verwachting geen werkzaamheden in de bodem plaats die groter zijn dan 10.000 m2 en 30 cm diep. Indien dit wel het geval is dienen de werkzaamheden onder archeologische begeleiding plaats te vinden.
8. Potterrein
Bij de werkzaamheden op het Potterrein zijn geen bodemingrepen van meer dan 100 m2 voorzien. Er is geen nader onderzoek nodig.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wel is voorafgaand aan sommige werkzaamheden nader onderzoek nodig. De archeologische waarden zijn voor toekomstige ontwikkelingen of ingrepen in de bodem beschermd door middel van de dubbelbestemmingen Waarden-archeologie (en bijbehorende vergunningplicht) in dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Beleid Provincie Zuid-Holland
Het gebied wordt aangeduid als kroonjuweel binnen het provinciaal beleid. Voor kroonjuwelen geldt de algemene sturingsrichtlijn: behoud van uitzonderlijke kwaliteit. Dit betekent dat bij voorgenomen ontwikkelingen cultuurhistorie dé drager van de ruimtelijke ontwikkeling moet zijn.
Het uitgangspunt is om bij toekomstige ontwikkelingen: zowel de structuur als de fysieke elementen (gebouwen, waterlopen, kades, e.d.) te behouden en versterken door het herkenbaar houden van de ruimtelijke kenmerken (zoals verkavelingspatroon, openheid, bebouwingsstructuur, profiel van kades, wegen en waterlopen).
Dit betekent ook dat bij ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met het genoemde uitgangspunt, de cultuurhistorische en landschappelijke belangen in principe prevaleren boven andere belangen. Ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met het genoemde uitgangspunt zijn in principe uitgesloten tenzij sprake is van een groot openbaar/maatschappelijk belang. Ruimtelijke ontwikkelingen die passen binnen genoemd uitgangspunt zijn in principe mogelijk.
Figuur 4.1 Kroonjuweel Kinderdijk
Onderzoek
Het plangebied is onderdeel van Kinderdijk als UNESCO werelderfgoed. Kinderdijk staat symbool voor de strijd tegen het water in Nederland. Het is daarom belangrijk om de cultuurhistorische en landschappelijke waarden zo veel mogelijk te behouden. Er is kwalitatief getoetst aan het provinciaal beleid. In het cultuurhistorisch onderzoek heeft dit plaatsgevonden aan de hand van de acht deellocaties (bijlage 13).
Bijlage bij het cultuurhistorisch onderzoek vormt een Heritage Impact Assessment (HIA) op hoofdlijnen. Deze HIA beoordeelt het effect van de voorgenomen ontwikkelingen in het entreegebied op de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed. De conclusies uit deze HIA zijn betrokken bij de beschrijving van de effecten op cultuurhistorische waarden van het plangebied in brede zin. In de HIA komen een aantal bestaande knelpunten van het Werelderfgoed aan de orde. De planontwikkeling biedt voor deze knelpunten een oplossing. Denk hierbij aan de onveilige verkeerssituatie, een onheldere en verrommelde entree en routing van/naar het Werelderfgoed, spanning tussen bezoekers en bewoners van het dorp en de molens.
Voorkamer
Het nieuwe ontvangstgebouw kan impact hebben op de continuïteit van de dijk. Het ontwerp, waarbij het ticketgebouw opgaat in de dijk, heeft beperkte invloed. Vanaf het uitzichtspunt op het dak kan de (versterkte) zichtlijn van de Middelkade beter worden beleefd. De exacte vormgeving is wel bepalend voor het effect op de landschapsbeleving. Zolang het gebouw ondergeschikt is aan zijn omgeving zal het effect minimaal zijn. In het kwaliteitskader en het bestemmingsplan zijn randvoorwaarden vastgelegd ten aanzien van de hoogte, de vormgeving en de te gebruiken materialen.
Het versterken van het waardhuizenensemble gebeurt onder andere door de sloop van het
huidige ticketgebouw Windkracht 4. Dit gebouw is gebouwd in de jaren ’90 van de vorige eeuw, heeft een afwijkende maat, schaal en vormentaal, en is hiermee geen onderdeel van de Outstanding Universal Values (OUV) van het Werelderfgoed. De sloop van het gebouw zal een positieve invloed hebben op de visuele integriteit van het gebied en versterkt de relatie tussen de twee waterschappen door het herstel van zichtlijnen in het symmetrische landschap. Daarnaast ontstaat vrij zicht vanaf de dijk op de gemalen.
Het gebied rond het voormalige waardhuis van de Nederwaard met horeca Buena Vista wordt heringericht. Het nieuwe terras zal worden begrensd door een nieuw schuurachtig gebouw. Wanneer dit gebouw goed wordt ingepast in de omgeving zal dit een beperkte toevoeging zijn met weinig impact op het Werelderfgoed. Het openen van de achterzijde zal echter een nieuwe zichtlijn creëren waardoor de beleving van het Werelderfgoed
positief wordt beïnvloed.
Ook wordt achter het voormalige waardhuis een woning gesloopt (Molenstraat 232). De woning dateert uit het begin van de 20 ste eeuw, heeft geen monumentenstatus en maakt geen onderdeel uit van de OUV. Wel is de woning onderdeel van het beschermd dorpsgezicht. Op deze locatie wordt één centraal verhuurpunt voor fietsen ontwikkeld die de verschillende verhuurpunten die momenteel door het dorp verspreid zijn zal vervangen. Door het creëren van een ‘mobiliteitshub’ ontstaat een meer opgeruimde situatie en een beter ‘tourist management’. Wel heeft de sloop van de woning en de bouw van een nieuw gebouw effect op de herkenbaarheid van de kade. Daarom wordt aanbevolen de mogelijkheden voor het transformeren van het huidige gebouw tot mobiliteitshub te overwegen. Mocht dit niet mogelijk zijn dan dient zo goed mogelijk aangesloten te worden bij het bestaande lint. Het effect van een nieuw gebouw is grotendeels afhankelijk van
het ontwerp en de materialisering. Dit wordt in de vergunning en het kwaliteitkader geborgd.
Tot slot draagt het verbeteren van de verkeerssituatie, met name ter plaatse van de Voorkamer en Lekdijk, bij aan een veilig, bereikbaar en toegankelijk Werelderfgoed. De entree van het gebied wordt verduidelijkt door het rechttrekken van de Middelkade voor voetgangers tot aan de Lekdijk (langs het nieuwe ontvangstgebouw). De helling die het hoogteverschil tussen de Middelkade en de Lekdijk overbrugt, wordt een gecombineerde verkeersstroom voor zowel fietsers, rolstoelrijders en (incidenteel) werkverkeer. Dit heeft geen invloed op de OUV of het beschermde dorpsgezicht . Het herstellen van de oorspronkelijk rechte Middelkade heeft een positief effect op de visuele integriteit en versterkt de beleefbaarheid van de twee gescheiden waterschappen en het zicht over de Middelkade. Van belang is dat er een continu profiel over de gehele lengte van de Middelkade ontstaat. Ook het hoogteverschil tussen polder en Lekdijk blijft beleefbaar door de trap vanaf de dijk en daarmee is de leesbaarheid van het hydrologisch systeem gewaarborgd.
Lekdijk
Het verbeteren van de verkeersveiligheid gebeurt onder andere door het centreren van paden vanaf de rivierboten (hiervoor wordt de steiger voor de Waterbus verplaatst en verbreed) en door het toepassen van een middenberm. Deze aanpassingen vereisen een verbreding van de dijk, dit heeft een effect op de continuïteit van het dijkprofiel en daarmee de leesbaarheid van het hydrologisch systeem. Om het dijkprofiel met lintbebouwing en het werklandschap intact te houden wordt aanbevolen verdere uitbreiding van een verkeersplein te beperken. Verzwaring van de dijk heeft over de loop van de eeuwen plaatsgevonden, van belang is dat de vormgeving van de infrastructuur het lijnvormige karakter van de dijk zo min mogelijk beïnvloedt.
Middelkade
Bij de herprofilering van de Middelkade blijft de historische tweedeling van de kade behouden en de oorspronkelijke hoogteopbouw behouden. Deze dragen bij aan de historische waarden van de Middelkade. Verder worden langs de kade rietkragen en knotwilgen toegevoegd die de beleving van het (polder)karakter versterken.
Voor de centrale horeca geldt dat dit een zelfstandige horecaruimte met een groter terras aan de voorzijde en op het dak kan worden. Het beoogde terras aan de voorzijde heeft een negatief effect op de continuïteit van de lange zichtlijnen die door het rechttrekken van de Middelkade juist worden hersteld. Aanbevolen wordt met de terrasuitlijning de zichtlijnen juist te versterken en hierbij (niet-oorspronkelijke) hoogteverschillen te beperken.
De voorgenomen herinrichting van de buitenruimte met meer groen in de vorm van rietkragen en knotwilgen, het gebruik van meer natuurlijke materialen en minder asfalt en een strakkere vormgeving hebben een positief effect op de beleving van het (polder)landschap.
Werkeiland Nederwaard
Op het werkeiland Nederwaard ligt de focus op het vergroenen en opruimen van het eiland. Dit gebeurt door middel van het groen en natuurlijk inrichten van de randen en oevers van het gebied en het planten van fruitbomen. Deze ingrepen hebben enkel een positief effect op het (polder)karakter van het gebied.
Werkeiland Overwaard
Op het werkeiland Overwaard is sprake van herinrichting , waarbij de bijgebouwen op het eiland worden gesloopt. Daarnaast is ook het principe van vergroenen en opruimen hier
van toepassing. Het groen en natuurlijk inrichten van de randen van dit erf en de parkeerplaatsen en de sloop van de bijgebouwen hebben enkel een positief effect op het (polder)karakter.
Educatie-eiland
Op het educatie-eiland is de groepsentree het uitgangspunt voor de ontwikkeling, waarbij een souvenirwinkel en zitgelegenheid worden toegevoegd. Zolang toevoegingen sober en doelmatig worden ingepast in het karakter van Kinderdijk hebben deze weinig invloed op de cultuurhistorische waarden van dit gebied. Ook wordt het eiland vergroend door middel van het doortrekken van de knotwilgenrijen en het toevoegen van fruitbomen. Het vergroenen heeft enkel een positieve invloed op het (polder)karakter.
Rietsnijderseiland
Voor het rietsnijderseiland zijn herinrichting en twee schuren voorzien en het verbeteren van de beeldkwaliteit door middel van gebiedseigen beplanting. Het opschonen houdt onder andere de sloop van de huidige werkschuur in. De verrommeling op het eiland zorgt momenteel voor een minder sterke beleving van de kernkwaliteiten. Het herinrichten en bouwen van twee schuren kunnen daarom een positief effect hebben op de beleving van het (polder)karakter. In de visie wordt ook de optie gegeven om het gebied open te stellen voor bezoekers en bereikbaar te maken door middel van een pontje. Belangrijk hierbij is echter dat het karakter van het werkeiland bewaard blijft, en de focus op toerisme niet de overhand krijgt.
Potterrein
Het Potterrein wordt heringericht hierbij wordt de oude loods opgeknapt. De huidige parkeerplaatsen en opslag worden geminimaliseerd waardoor ruimte ontstaat voor een (pluk)tuin. Het Potterrein ligt buiten het Werelderfgoed en is dan ook geen onderdeel van de OUV. Wel is er sprake van een loods met historische betekenis vanwege de productie van pot-roedes (voor molenwieken) die hier plaatsvond. De loods blijft behouden. Voor de eventuele toepassing van zonnepanelen geldt het advies deze zodanig te plaatsen dat zij zeer beperkt tot niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Het vergroenen met een (pluk)tuin en het verwijderen van verharding hebben een positief effect op de waarden van het gebied.
Molens en molenbiotopen
De ontwikkelingen waarbij sprake is van nieuwe bebouwing vinden grotendeels plaats buiten de zones van de molenbiotoop en hebben geen negatieve invloed op de beleving van de molens maar versterken juist de beleving van Kinderdijk en haar molens. Overigens betreft het ontwikkelingen die nu niet met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.
Figuur 4.2 Molenbiotoop en nieuwe bebouwing binnen de molenbiotoop
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat gelet op de beschermingsregimes vanuit de Erfgoedwet (rijksmonumenten, UNESCO Werelderfgoed) en de provincie (kroonjuwelen, erfgoedlijnen, molens en molenbiotopen) de ingrepen geen significant negatief effect op de beschreven waarden hebben. De meeste ingrepen versterken juist de kernkwaliteiten van het gebied. Wel gelden hierbij een aantal randvoorwaarden.
De ingrepen die aandacht behoeven vanwege een mogelijk negatief effect op de kernkwaliteiten zijn:
Voor deze toevoegingen geldt dat deze op een sobere, bescheiden en ondergeschikte manier moeten worden ingepast om zo het karakteristieke landschap beleefbaar te houden en te voorkomen dat het toeristisch-recreatieve karakter te groot wordt. Hieraan wordt al op een passende manier bijgedragen door het meer beleefbaar maken van de Middelkade, het verwijderen van diverse bebouwing en het vergroenen van het gebied. Met inachtneming hiervan is geen sprake van significante negatieve effecten.
De gebouwde rijksmonumenten worden niet gewijzigd en de ontwikkeling heeft geen directe invloed op de kwaliteit van deze monumenten. De aangepaste landschappelijke inrichting, de aanpak van verrommeling en relatief recent toegevoegde gebouwen en het versterken van de landschappelijke structuren, draagt bij aan de kwaliteit van de rijksmonumenten. De meer heldere landschappelijke inrichting leidt tot het beter uitkomen van de monumenten en een logische samenhang tussen het landschap en de monumenten. Daarmee heeft het plan ook een positieve invloed op de monumenten.
Ten aanzien van de landschappelijke wijzigingen zijn hiervoor per deelgebied
aandachtspunten benoemd. Deze aandachtspunten worden deels met de regeling in het bestemmingsplan geborgd (bouwregels) en deels door een passende uitvoering en materialisering van de ingrepen.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen.
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van de beoogde ontwikkelingen is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de gemeente en het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
• Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
• Nationaal Waterplan (NW)
• Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
• Waterwet
Provinciaal:
• Provinciaal Waterplan
• Provinciale Structuurvisie
• Verordening Ruimte
Waterschapsbeleid
Waterschap Rivierenland heeft het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vastgesteld, met als titel Versterken, verbinden en vergroenen. Met dit waterbeheerprogramma zijn de opgaves vastgesteld en is aangegeven hoe dit bereikt kan worden. Met dit waterbeheerplan wordt geen nieuw beleid geschreven maar wordt de gewenste uitvoering beschreven. Vanuit de Visie2050 zijn principes opgesteld hoe dit toekomstbeeld bereikt kan worden.
De principes bestaan uit het volgende:
Met elkaar zorgen we voor een toekomstbestendig rivierengebied.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024
Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) beschrijft hoe de gemeente invulling geeft aan de wettelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. In het GRP vertaalt de gemeente de ambities voor klimaatadaptatie en rioleringszorg naar concrete doelen, een adequate strategie, de benodigde activiteiten en de benodigde middelen. De algemene uitgangspunten voor hemelwater zijn:
Onderzoek
Ten behoeve van de ontwikkeling is er door Antea group een watertoets uitgevoerd. De rapportage daarvan is te vinden in bijlage 6. Onderstaande watertoets is een beknopte weergave daaruit.
Huidige situatie
Ondergrond
De maaiveldhoogte ter plaatse van het plangebied heeft een grote variatie door de aanwezigheid van een primaire waterkering. Het varieert tussen NAP -0,3 m en NAP +5,5 m. De ondergrond bestaat tot een diepte van circa 15 m-mv uit Holocene deklaag. De deklaag bestaat uit afwisselend slecht en goed doorlatende lagen. Onder de deklaag wordt een zandige eenheid aangetroffen vanaf ca. 15 m-mv tot ca. 30 m-mv. Volgens het REGIS II-model wordt de horizontale doorlatendheid geschat tussen 50 m/d en 100 m/d. Tussen 30 m-mv en 40 m-mv ligt een kleiige eenheid. Volgens het REGIS II-model wordt de weerstand (c-waarde) geschat tussen 100 en 500 dagen.
Grondwater
Ter plaatse van het plangebied zijn geen grondwaterstandsmetingen beschikbaar van actuele of historische peilbuizen (DINOloket). Vanuit provincie Zuid-Holland blijkt dat de GHG tussen 0,0 m en 0,5 m onder maaiveld ligt en de GLG dieper dan 0,5 m onder maaiveld.
Op basis van de WKO-tool zijn in de omgeving van het plangebied meerdere grondwateronttrekkingen aanwezig. De dichtstbijzijnde grondwateronttrekking bevindt zich op ca. 150 m noordwest van de locatie. Het hele gebied valt in een grondwaterbeschermingsgebied. Dit betekent dat het gebied moet voldoen aan extra
eisen vanuit het waterschap en de provincie.
Oppervlaktewater
Het plangebied ligt grotendeels binnendijks, echter het deelgebied Potterrein ligt buitendijks. Kinderdijk is begrenst door de Lek. Bovenstrooms van het plangebied bevinden zich de oppervlaktewatermeetpunten Krimpen a/d Lek. Ter plaatse van meetpunt Krimpen a/d Lek fluctueert de gemiddelde dagelijkse waterhoogte in een normale situatie tussen NAP +0,10 m en NAP +0,26 m (10- en 90-percentiel respectievelijk).
Het plangebied (binnendijks) valt in het beheersgebied van het waterschap Rivierenland en kent diverse waterpeilen. Volgens de legger van het waterschap is in de omgeving van het plangebied op een aantal plaatsen oppervlaktewater aanwezig. De watergangen betreffen wateren van de categorie primair en tertiair.
Natuur
In het natuurbeheerplan van provincie Zuid-Holland is te zien dat het natuurgebied ‘Boezems Kinderdijk’ grenst aan het projectgebied. Het gebied omvat de hoge boezems van de Nederwaard, de Overwaard en Nieuw Lekkerland.
Klimaatscan
Om inzicht te krijgen in de huidige stand van het klimaat in de omgeving van het plangebied zijn de kaarten uit de klimaateffectatlas geraadpleegd.
Toekomstige situatie
Watercompensatie
Het plangebied beslaat in totaal circa 71.807 m2. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een onverhard oppervlak en het watersysteem, dit betreft circa 57% van het totale gebied. Het plangebied is voor circa 43% verhard. Bij de herontwikkeling van Kinderdijk moet worden voldaan aan de eisen van het waterschap en de gemeente voor voldoende waterberging in relatie tot de hoeveelheid verhard oppervlak die aanwezig is. Met de ontwikkeling van de nieuwbouw en de herinrichting van de bestaande locaties neemt het verharde oppervlak met circa 3.783 m2 af ten opzichte van de huidige situatie. Geconcludeerd kan worden dat er geen compensatie door toename verharding nodig is.
Om de waterbergingsopgave te bepalen, is gekeken naar de opgaves vanuit het beleid van het waterschap en vanuit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen. Het is de ambitie van de provincie dat de herontwikkeling aan het Convenant Klimaatadaptief Bouwen voldoet. Bij het opstellen van deze watertoets is nog niet bekend op welke locaties de hiervoor benodigde waterberging is voorzien binnen het plangebied.
Grondwatersysteem
In het Convenant Klimaatadaptief Bouwen Zuid-Holland staat een ambitie met betrekking tot infiltratie. Het is wenselijk dat 50% (450 mm) van de jaarlijkse neerslag wordt geïnfiltreerd. In totaal moet het voorgenomen watersysteem 1.766 m3 per jaar kunnen infiltreren.
Op basis van de beschikbare informatie er wordt geconcludeerd dat door hoge grondwaterstanden in de winterperiode infiltratie niet mogelijk is. In dit geval kan de ambitie om hemelwater te infiltreren het risico op grondwateroverlast vergroten.
Oppervlaktewatersysteem en waterkwaliteit
Voor het toekomstige watersysteem geldt het uitgangspunt ‘hydrologisch neutraal ontwikkelen’. Dit geldt voor zowel het oppervlakte- als grondwatersysteem. Het binnendijks watersysteem is van belang voor de gehele Alblasserwaard; bij Kinderdijk wordt het overtollig water uitgeslagen naar de Lek.
Buitendijks zijn op een aantal plaatsen watergangen aanwezig. Door de herontwikkeling van de Potterrein worden geen wijzingen in de bestaande waterberging of negatieve effecten verwacht. Voor het aanleggen en behouden van een steiger in een oppervlaktewaterlichaam of beschermingszone, zijn de volgende eisen/uitgangspunten onder meer van toepassing:
Het hemelwater moet conform het GRP van Molenlanden te worden afgevoerd. Hierbij geldt het principe vasthouden- bergen- afvoeren. Gelet op de ondiepe grondwaterstanden is infiltratie minder geschikt. Gedacht kan worden aan retentie op daken of gebruik van wadi's.
Waterveiligheid en overstroming
Het plangebied is kwetsbaar voor overstroming en water op straat. In buitendijkse gebieden is de gemeente verantwoordelijk voor de waterveiligheid. De verantwoordelijkheid beperkt zich tot een goede ruimtelijke ordening en hoogwatercommunicatie. Gebruikers van het buitendijks gebied zijn zelf verantwoordelijk voor overstromingsschade en moeten om deze te beperken zelf maatregelen treffen.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Wettelijke geluidzone wegen
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Onderzoek
Ten behoeve van de ontwikkeling is er door Anteagroup een onderzoek naar geluid uitgevoerd; Memo akoestische beschouwing BP Kinderdijk (Akoestische beschouwing BP Kinderdijk, 0479411.100, 17 oktober 2022). Dit onderzoek is te vinden in bijlage 7.
Verkeer van en naar de inrichting
Uit de memo 'Verkeer Kinderdijk, d.d. 20 oktober 2022' bijlage 8 Rho Adviseurs blijkt dat de beoogde herinrichting van het entreegebied van Kinderdijk beperkte invloed zal hebben op de verkeersgeneratie, omdat de herinrichting van het gebied niet zal leiden tot hogere bezoekersaantallen ten opzichte van de autonome situatie. De enige ingreep die kan zorgen voor een toename in het gegenereerde verkeer is de horeca-uitbreiding. De overige nieuwbouw ingrepen hebben geen verkeersaantrekkende functie, los van de toeristische attractie van Kinderdijk. De uitbreiding van de restaurantfuncties zal 150 motorvoertuigen per etmaal extra opleveren. De 150 motorvoertuigen als gevolg van de horeca-uitbreiding is slechts een fractie van het toekomstig aantal motorvoertuigen per etmaal. De extra verkeeraantrekkende werking als gevolg van de uitgebreide horecavoorziening, vormt op het gebied van geluid geen belemmering.
Conclusie
Het aspect geluid vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Wettelijk kader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor ruimtelijke besluiten. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat nieuwe activiteiten mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid.
Verkeersgegevens
Als basis voor het onderzoek naar de verkeerskundige effecten van de planontwikkeling is gebruik gemaakt van de memo “Verkeer Kinderdijk” van Rho adviseurs, zoals opgenomen in bijlage 8.
Dit betreft een memo waarin op basis van het stedenbouwkundig plan, een verkeersstromenonderzoek en verkeersprognoses, uitspraken zijn gedaan over de toekomstige verkeersintensiteiten op wegen in de omgeving van het entreegebied van Kinderdijk.
Onderzoek Huidige situatie
Verkeersstructuur
Gemotoriseerd verkeer
Om het plangebied te bereiken kan het gemotoriseerde verkeer gebruik maken van drie ontsluitende routes.
De westelijke ontsluitingsroute loopt via de Molenstraat en West Kinderdijk en gaat verder langs de Noord, om uiteindelijk aan de westzijde van Alblasserdam via de Oost Kinderdijk, de Cortgene, de Haven, de Dam en de Helling aan te sluiten op de Grote Beer. Alle genoemde wegen zijn gebiedsontsluitingswegen met een maximum snelheid van 50 km/u. Langs bijna de gehele route is dicht langs de rijbaan bebouwing aanwezig. Het gaat hierbij om woningen die vanaf het eigen terrein veelal direct op de rijbaan ontsluiten. Door het smalle meanderende wegprofiel van de wegen in combinatie met de directe erfontsluiting, voldoen de wegen langs de westelijke route niet volledig aan de richtlijnen van duurzaam veilig.
Dan is er een ontsluiting via de Veerdam. Deze verbindt de veerdienst Kinderdijk – Krimpen aan de Lek met de Molenstraat. De Veerdam is een erftoegangsweg met een maximum snelheid van 30 km/u. Hier is sprake van een smal wegprofiel waar parkeren langs de rijbaan niet is toegestaan. Verder zijn op de route wegversmallingen aanwezig.
En tenslotte is er een oostelijke ontsluitingsroute die loopt van Kinderdijk naar Nieuw-Lekkerland. De route maakt gebruik van de Lekdijk en de Schoonenburglaan in Nieuw-Lekkerland om vervolgens ten zuiden van Nieuw-Lekkerland over te gaan in de N480. De Lekdijk is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom en heeft een maximum snelheid van 60 km/u. Ter hoogte van de komgrens met Nieuw-Lekkerland gaat de Lekdijk over in een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. De maximum snelheid bedraagt hier 50 km/u. Uiteindelijk gaat de Lekdijk over in de Schoonenburglaan. Ook dit is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Via deze route zijn grofweg de kernen ten westen van de A27 en ten zuiden van de Lek te bereiken. Dit gebied heeft een zeer lage stedelijkheidsgraad waardoor deze route ten opzichte van de andere routes het minst wordt gebruikt.
Parkeren
Het parkeren van bezoekers gebeurt op dit moment onder andere ter hoogte van de aansluiting Molenkade en de Molenstraat. Op deze locatie komen veel verkeersstromen samen, waaronder fietsers die uit het Molengebied komen, voetgangers die van de watertaxi komen en naar het Molengebied gaan, bezoekers die per bus komen en uitstappen bij de halte. Deze drukke situatie komt de overzichtelijkheid en daarmee de verkeersveiligheid op deze locatie niet ten goede.
Fietsers en voetgangers
Langs de westelijke en oostelijke ontsluitingsroute maken fietsers gebruik van de rijbaan. Langs de Noord en de Lek ligt tevens een onverplicht fietspad, wat betekent dat fietsers niet verplicht zijn van het fietspad gebruik te maken. Fietsers die gebruik maken van de rijbaan doen dat veelal om dat ze een herkomst of bestemming hebben bij de woningen langs die direct langs deze wegen zijn gesitueerd en worden ontsloten. De combinatie van het smalle meanderende wegprofiel met het feit dat ook fietsers de rijbaan gebruiken leidt in de autonome situatie soms tot verkeersonveilige situaties.
Verder loopt er over de Middelkade een fietspad wat fietsers door het Molengebied heen leidt. Fietsers komen ter hoogte van het entreegebied samen met verschillende andere verkeerstromen, waaronder parkerende personenauto's en overstekende voetgangers die naar de Watertaxi gaan. De aansluiting van deze fietsroute op de Molenkade is dan ook een erg onoverzichtelijke situatie en daarmee potentieel verkeersonveilig in de autonome situatie.
Ten zuiden van het bezoekerscentrum maken fietsers en voetgangers gebruik van de Middelkade. De inrichting van de Middelkade voor beide groepen (fietsers en voetgangers) is onduidelijk waardoor fietsers soms gebruik maken van het voetpad en andersom. Dit leidt tot verkeersonveilige situaties.
Openbaar vervoer
Ter hoogte van de Voorkamer (entreegebied) zijn bushaltes aanwezig. De bus halteert hier in de ene richting in een haltekom in de andere richting halteert de bus op de rijbaan.
Beoogde ontwikkeling
Voor het aspect verkeer en parkeren dient gekeken te worden naar onderdelen van het plan die invloed hebben op de verkeersomvang en verkeersstromen. Het plan voorziet voor een belangrijk deel in het verbeteren van de verkeerskundige situatie rondom de entree. Deze verkeerskundige ingrepen hebben invloed op de verkeersomvang en verkeersstromen. Hierna volgt een overzicht van de beoogde verkeerskundige ingrepen.
Realiseren van een transferium en Westrand
Bezoekers die per auto komen zullen in de toekomst niet meer naar het entreegebied rijden. Er komt een transferium vlakbij de aansluiting met de A15 in Alblasserdam. Vanaf dit transferium gaan bezoekers per fiets, watertaxi of shuttlebus naar het Molengebied. Hiermee komt een aanzienlijke stroom verkeer te vervallen, daarvoor in de plaats zal het aantal pendelbussen toenemen die de bezoekers vanaf het transferium naar het entreegebied brengen. De tourbussen zullen parkeren op de nieuwe parkeerplaats Westrand.
Herinrichting Lekdijk ter hoogte van de entree
Een groot knelpunt in de bestaande situatie is de onoverzichtelijke situatie ter hoogte van de entree van het Molengebied als gevolg van de vele verkeerstromen die hier samenkomen. Om de situatie overzichtelijker te maken wordt onder meer een middenberm aangelegd. Langs beide kanten van de middenberm worden haltes voor de shuttlebussen aangelegd om bezoekers die gebruik maken van het transferium te laten in- of uitstappen. Ook is op deze locatie nog ruimte voor het halteren van de gewone OV bus. De shuttlebussen kunnen verderop ter hoogte van de halteplaats voor de touringcars veilig keren met voldoende zicht op het verkeer op de Lekdijk.
Figuur 4.3 Mogelijke uitwerking halteren OV bussen en shuttlebussen (bron: stedenbouwkundige visie Kinderdijk-Elshout)
Fietsstraat Voorkamer
Om fietsers en enkele personenauto's (gehandicapten) die aankomen vanaf de Molenstraat veilig te begeleiden naar de entree, wordt een fietsstraat aangelegd. Omdat de aantallen gemotoriseerd verkeer vele malen lager zijn dan het aantal fietsers is een fietsstraat een goede oplossing om beide modaliteiten op een verkeersveilige manier te ontsluiten.
Scheiding fietsers en voetgangers Middelkade
Er komt een betere logischere scheiding van fietsers en voetgangers ter hoogte van het bezoekerscentrum waardoor de kans op onveilige situaties tussen fietsers en voetgangers wordt verkleind. Zie onderstaande figuren.
Figuur 4.4 Mogelijke scheiding verkeerstromen entreegebied (bron: Stedenbouwkundige visie Kinderdijk - Elshout)
Figuur 4.5 Mogelijke scheiding verkeerstromen entreegebied (bron: Stedenbouwkundige visie Kinderdijk - Elshout)
Een verdere uitwerking van het wegontwerp op basis van deze uitgangspunten is opgenomen in figuur 4.6.
Figuur 4.6 Voorlopige uitwerking wegontwerp
Verkeersgeneratie
Het plan behelst verkeerskundig gezien vooral een verplaatsing van verkeerstromen als gevolg van de eerder beschreven verkeerskundige ingrepen met name gebruik van het transferium. Daarnaast voorziet het plan nog in de uitbreiding van een horecabestemming. Het gaat hier op een zeer beperkte toename van verkeer van 150 mvt/etmaal.
Verkeersintensiteiten
Het plan voorziet dus met name in een verplaatsing en een betere scheiding van verkeersstromen van de bezoekers. Een belangrijk onderdeel daarvan is de verplaatsing van het bezoekersparkeren van de entree van het Molengebied naar het transferium nabij de A15. Uitgezonderd invalide parkeren zullen er na realisatie van het plan geen bezoekers meer per auto naar het plangebied rijden.
Onderstaande tabel geeft aan wat het effect is van het plan op de verkeersomvang op de omliggende wegen. De tabel geeft het aantal gemotoriseerde ritten van bezoekers van Kinderdijk weer in de autonome situatie en de situatie na realisatie van het plan. De nummers in de tabel corresponderen met de nummers uit afbeelding 1.5.
Tabel Verkeersgeneratie autonoom vs plan op een piekdag in 2024 (bron: Verkeer Kinderdijk, Rho Adviseurs)
Figuur 4.7 Locaties thermometerpunten
Te zien is dat de totale verkeerstoename zeer gering is. Het gaat slechts om tientallen ritten op een piekdag (etmaal). Ook op de Lekdijk is slechts sprake van een zeer beperkte verkeerstoename van 51 mvt/etmaal ten opzicht van de autonome situatie op een piekdag in 2024. De totale verkeersintensiteit op de Lekdijk komt in 2034 uit op 1.293 mvt/etmaal op een piekdag. Het aandeel van de toename van het verkeer als gevolg van het plan is dermate laag dat dit geen nadelige gevolgen heeft voor zowel de verkeersafwikkeling als de verkeersveiligheid op de Lekdijk.
Daarnaast is een juist een flinke afname van het aantal ritten te zien ter hoogte van het entreegebied, onder andere als gevolg van de realisatie van het transferium. Per saldo is er dus sprake van een grotere afname van verkeer dan van dat het verkeer in intensiteit toeneemt.
Verkeersafwikkeling en Verkeersveiligheid
De verkeersafname op de omliggende ontsluitingswegen in combinatie met een overzichtelijkere verkeerssituatie rondom het entreegebied zorgt ervoor dat het plan de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling op de omliggende wegen verbetert. De verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid zijn dan ook geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Parkeren
Met het verplaatsen van de verkeerstromen worden ook de parkeervoorzieningen verplaatst. Het overgrote deel van de parkeercapaciteit wordt verplaatst naar het transferium. Daarnaast kunnen touringcars parkeren op Westrand. Daar zal voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn om de parkeervraag op te vangen. Ook het aspect parkeren werkt daarmee niet belemmerend voor de realisatie van het plan.
Conclusie
Door de planontwikkeling is sprake van een afname van (zoek)verkeer in de dorpen en een verbetering van de verkeersveiligheid door het scheiden van verkeerstromen. De toekomstige mobiliteitsontwikkeling is gericht op meer gebruik van openbaar vervoer en het terugdringen van het autoverkeer.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusie
Ten behoeve van de ontwikkeling is er door Antea group een beoordeling van het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd (Antea group, Beoordeling van het aspect luchtkwaliteit, 20220816-479411-rev01, 21 oktober 2022). Dit onderzoek is te vinden in bijlage 9. Onderstaand betreft de uitkomsten van dit onderzoek.
De horeca- uitbreiding zorgt voor een verkeerstoename van 150 mvt/etmaal. Op basis van de CROW is bepaald dat het aandeel vrachtverkeer 1,8% is. Met de NIBM-tool (versie 2022) is de maximale toename van de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 berekend als gevolg van dit extra verkeer. De NIBM-tool gaat uit van de voor luchtkwaliteit meest ongunstige situatie en berekent daardoor het maximale effect. In onderstaande figuur is de berekening met de NIBM-tool opgenomen.
Figuur 4.8 Berekening bijdrage ontwikkeling met de NIBM-tool.
Uit de berekening met de NIBM-tool volgt dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit kan achterwege blijven en het aspect luchtkwaliteit staat verdere besluitvorming niet in de weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2021 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Molenstraat. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen voor deze weg bedroegen in 2020; 20.2 µg/m3 voor NO2, 16.5 µg/m3 voor PM10 en 9.0 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6.0 dagen. Aangezien direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
• overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn.
Gedeputeerde Staten kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. Ook hiervan kan ontheffing worden verleend en bij verordening vrijstelling worden verleend. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Onderzoek
Soortenbescherming
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is door Ecoresult B.V. een quickscan beschermde planten- en dierensoorten uitgevoerd. Dit onderzoek is in de bijlage 10 toegevoegd. Uit het onderzoek blijkt het onderstaande:
Potentieel geschikte voortplantingsplaatsen of vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel leefgebied van soorten met jaarrond beschermde nesten in bebouwing zijn in het plangebied aanwezig. Gierzwaluw en huismus kunnen in de daken van de bebouwing in de Entreezone tot broeden komen. Door de voorgenomen herinrichting van de Entreezone kunnen permanente schadelijke effecten optreden op eventueel aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen en functioneel leefgebied van huismus en gierzwaluw. Nader veldonderzoek is nodig om te onderzoeken of voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen en functioneel leefgebied van deze soorten in het plangebied aanwezig zijn.
Het plangebied is potentieel geschikt voor vaste rust- en verblijfplaatsen vogels met niet-jaarrond beschermde nesten. Schadelijke effecten op Categorie 5 soorten vogels door uitvoering van de werkzaamheden op bezette nesten zijn te voorkomen (in gebruik zijnde vogelnesten mogen in principe nooit worden verstoord) door buiten het broedseizoen te werken (buiten grofweg de periode 1 maart – 15 augustus). Werken binnen het broedseizoen is enkel mogelijk indien er geen bezette nesten worden verstoord. Indien er binnen het broedseizoen gewerkt wordt is voorafgaand aan de werkzaamheden een controle door een deskundig ecoloog noodzakelijk.
Het plangebied en de directe omgeving van het plangebied is potentieel geschikt als voortplantingsplaats voor algemene vogels. Nesten van algemene vogels vallen alleen tijdens het broedseizoen onder de bescherming van de wet. Schadelijke effecten door uitvoering van de werkzaamheden op bezette nesten van algemene vogels zijn onder andere te voorkomen (in gebruik zijnde vogelnesten mogen in principe nooit worden verstoord) door buiten het broedseizoen te werken (buiten grofweg de periode 1 maart – 15 augustus), of een inspectie te laten uitvoeren door een ecologisch deskundige.
Het plangebied en haar directe omgeving kan functioneren als vliegroute en foerageergebied voor vleermuizen. Aanwezigheid van vleermuizen in gebouwen (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, kleine dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis) is in deelgebied Entreezone binnen het plangebied niet uit te sluiten. Deze soorten kunnen verblijfplaatsen in de spouw of het dak van een aantal panden in dit deelgebied. De werkzaamheden (sloop en nieuwbouw) kunnen invloed hebben op mogelijk aanwezige verblijfplaatsen. Nader onderzoek wordt uitgevoerd om te bepalen of voortplantingsplaatsen en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, kleine dwergvleermuis, laatvlieger en/of meervleermuis aanwezig zijn in gebouwen. Nader onderzoek is nodig naar vliegroutes en foerageergebied.
Het plangebied is geschikt voor steenmarter (op het Rietsnijderseiland) en waterspitsmuis (langs de Molenkade). Nader onderzoek is daarom noodzakelijk om te bepalen of er sprake is van vaste rust- en verblijfplaatsen voor deze soorten. Vaste rust- en verblijfplaatsen van bever zijn in het plangebied niet aanwezig. Een enkel passerend dier is niet uit te sluiten. Aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van noordse woelmuis op de zuidelijke punt van het Rietsnijderseiland en in de rietkraag langs de Molenkade is niet op voorhand uit te sluiten. Met de werkzaamheden kan leefgebied van noordse woelmuis worden weggenomen. Met de (mogelijk in de toekomst) rietsnijder experience op de zuidelijke punt van het eiland, evenals bij het aanleggen van een separaat wandelpad langs de Molenkade gaat potentieel geschikt leefgebied verloren. Nader onderzoek is daarom noodzakelijk om te bepalen of voortplantingsplaatsen en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van Noordse woelmuis aanwezig zijn. Nader onderzoek is ook nodig indien vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn en de verblijfplaatsen door de werkzaamheden niet kunnen worden ontzien dient een ontheffing of vergunning in bezit te zijn voordat met verstorende werkzaamheden kan worden gestart.
Negatieve effecten op platte schijfhoren zijn op voorhand uit te sluiten indien de watergangen ongemoeid blijven. Indien bij de werkzaamheden de smalle watergangen op de zuidzijde van het Rietsnijderseiland worden gedempt is er echter mogelijk sprake van een negatief effect op vaste rust- en verblijfplaatsen van platte schijfhoren. Nader onderzoek is daarom noodzakelijk om te bepalen of vaste rust- en verblijfplaatsen en functioneel leefgebied van platte schijfhoren binnen het plangebied aanwezig zijn. Indien vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn en de verblijfplaatsen door de werkzaamheden niet kunnen worden ontzien dient een ontheffing of vergunning in bezit te zijn voordat met verstorende werkzaamheden kan worden gestart. Tevens dienen dan mitigerende maatregelen te worden getroffen, zoals het realiseren van vervangend leefgebied.
Voor de aanpassingen van het buitenterrein bij het JU Smitgemaal is een separate natuurtoets uitgevoerd (bijlage 11). Op basis van deze natuurtoets is een ontheffing Wnb aangevraagd en verleend voor deze werkzaamheden.
Conclusie
Op basis van de quick scan wordt vervolgonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten. Zo nodig worden mitigerende maatregelen getroffen en ontheffing aangevraagd. Vervolgonderzoek wordt zo veel mogelijk voor vaststelling van het bestemmingsplan uitgevoerd. Ontheffingen worden aangevraagd voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden.
Gebiedsbescherming
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in Boezems Kinderdijk, onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Een deel van de werkzaamheden in deelgebieden Lekdijk (vernieuwing aanlegsteiger Driehoeksveer), Rietsnijderseiland (de mogelijk toekomstige oversteek van Rietsnijder experience naar Molenkade) en Molenkade (het doortrekken van het separaat wandelpad) vindt plaats binnen de begrenzing van het NNN. De Molenkade valt binnen de Ambitiekaart en heeft beheertype N05.03 Veenmoeras aangewezen. Met het doortrekken van het wandelpad zal een deel van dit gebied worden weggenomen. Hierdoor is mogelijk sprake van een (tijdelijke) negatieve impact op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN-gebied. Nader onderzoek in de vorm van een “Nee, tenzij”-toets is noodzakelijk en mogelijk dient een vergunning in het kader van de Omgevingsverordening Zuid- Holland te worden aangevraagd. Er is een voortoets (bijlage 2) door Antea uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen sprake is van aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN. Derhalve zijn er geen vervolgstappen aan de orde.
Natura 2000
Het plangebied ligt direct naast het Natura 2000-gebied 'Boezems Kinderdijk', dit gebied is niet stikstofgevoelig. Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk is niet aangewezen voor habitattypen, maar wel voor de broedvogelsoorten purperreiger, porseleinhoen, zwarte stern en snor en de niet-broedvogelsoorten smient, krakeend en slobeend. Gezien de ligging van het plangebied direct grenzend aan en deels binnen het Natura 2000-gebied, is een Voortoets noodzakelijk om mogelijke effecten van de
werkzaamheden op deze soorten uit te sluiten. Uit de voortoets blijkt dat met uitzondering van vermesting en verzuring (stikstofdepositie) significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen die gelden voor het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk worden uitgesloten. Voor de storingsfactoren verontreiniging, licht en verstoring door geluid en trillingen geldt dat deze kunnen worden voorkomen door een aantal maatregelen te treffen.
De maatregelen zijn in de realisatiefase:
De maatregelen zijn in de gebruiksfase:
Ook de Natura 2000-gebieden 'Donkse Laagten' op circa 7,1 km en 'Oude Maas' op 8,1 km zijn niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is de 'Biesbosch' op circa 11,3 km. Al deze Natura 2000-gebieden zijn weergegeven in onderstaande figuur. Middels de rode ovaal is het plangebied van onderhavige ontwikkeling weergegeven. De paarse cirkel betreft het transferium.
Figuur 4.9 Plangebied en Natura 2000 gebieden
Ten behoeve van de ontwikkeling is vanwege mogelijke stikstofdepositie door Antea group een passende beoordeling opgesteld welke te vinden is in bijlage 2. Geconcludeerd wordt dat het voornemen tot aanpassing van het entreegebied Kinderdijk geen significant (negatieve) gevolgen heeft voor enig Natura 2000-gebied. De Wet natuurbescherming, onderdeel gebiedsbescherming, staat besluitvorming niet in de weg.
Ten aanzien van stikstofdepositie zijn in de passende beoordeling met behulp van AERIUS Calculator, versie 2022, de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden berekend. Deze berekeningen zijn zowel voor de gebruiksfase als voor de realisatiefase uitgevoerd. Hiervoor zijn als uitgangspunten jaartallen aangehouden waarin diverse ingrepen en ontwikkelingen worden uitgevoerd c.q. gerealiseerd. Dit kan ook in zijn geheel later in de tijd plaatsvinden. Zolang de verdeling over de verschillende jaren niet wijzigt, heeft dit geen invloed op de resultaten van de uitgevoerde berekening.
Gebruiksfase
AERIUS Calculator (2022) berekent voor de gebruiksfase geen bijdrage aan de stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied. De AERIUS-Pdf met de uitgangspunten en resultaten is als bijlage 5 bij de passende beoordeling toegevoegd.
Omdat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats ten gevolge van de gebruiksfase, kunnen significante (negatieve) gevolgen ten aanzien van stikstofdepositie vanwege deze gebruiksfase worden uitgesloten.
Realisatiefase
AERIUS Calculator (2022) berekent voor de realisatiefase geen bijdrage aan de stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied. De AERIUS-Pdf met de uitgangspunten en resultaten is als bijlage 6 bij de passende beoordeling toegevoegd.
Omdat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats ten gevolge van de realisatiefase, kunnen significante (negatieve) gevolgen ten aanzien van stikstofdepositie vanwege deze realisatiefase worden uitgesloten.
Conclusie:
Het aspect natuur staat het bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
Ten behoeve van de ontwikkeling is door Antea onderzoek uitgevoerd omtrent bedrijven en milieuzonering (memo akoestische beschouwing BP Kinderdijk). Dit onderzoek is te vinden in bijlage 7.
Het plangebied bevindt zich in het landelijk gebied ten noordoosten van Ridderkerk. Het plangebied is direct gelegen aan waterweg de Lek. In de omgeving van het plangebied bevinden zich bedrijven, water, horeca, groen en natuur.
Bedrijvigheid rondom het plangebied
Rondom het plangebied bevinden zich verschillende bedrijven. Een overzicht van de relevante nabijgelegen functies is weergegeven in tabel 4.5.1 (met de milieucategorie op basis van de huidige bedrijfsactiviteiten).
Tabel 4.5.1 Relevante nabijgelegen functies
Uit de VNG-brochure volgt ten aanzien van de omliggende functies een maximale indicatieve richtafstand van minimaal 0 tot maximaal 500 meter (op basis van een 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'). Het aspect geluid is bepalend voor de milieuhinder en het plangebied. Het plangebied ligt niet binnen de maximale indicatieve richtafstanden van de bedrijven in de omgeving. Nader akoestisch onderzoek is niet nodig.
Bedrijvigheid binnen het plangebied
In het plangebied is een tweetal gemalen aanwezig welke milieuhinder (geur en geluid) kunnen veroorzaken. Omdat het gaat om een bestaande situatie in de omgeving waarvan geen nieuwe gevoelige functies worden geprojecteerd, staan de gemalen de planontwikkeling niet in de weg.
Middelkade
Het is desgewenst mogelijk om op het terras van het huidige bezoekerscentrum te gaan benutten als horeca terras. Tevens is het plan een terras aan de westzijde van het Kinderdijk-café te realiseren. Onderstaande afbeelding toont het planconcept.
Figuur 4.10 Ontwerp en ligging horeca terras in deelgebied Middelkade
Het dakterras past binnen het vigerende Bestemmingsplan Werelderfgoed Kinderdijk – Elshout (2017). Het gebouw bevindt zich binnen de enkelbestemming 'Gemengd', waarbij ondersteunde horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan. Het terras aan de westkant valt echter buiten deze bestemming en wordt binnen het huidige bestemmingsplan gerealiseerd op gronden bestemd voor 'verkeer'. Het plangebied kan, gezien de functiemenging, worden gezien als gemengd gebied. De richtafstanden voor een café/restaurant (met terras) in een gemengd gebied is 0 meter. Er bevinden zich geen geluidgevoelige objecten in de nabije omgeving. Er wordt voldaan aan de richtafstand. Een akoestisch onderzoek in het kader van een goede ruimtelijke ordening is niet noodzakelijk.
Voorkamer
Binnen het deelgebied de ‘Voorkamer’ is men voornemens een extra bijgebouw voor de horeca aangelegenheid Buena Vista te realiseren. De locatie voor het nieuwe gebouw wordt gebouwd op gronden met enkelbestemming ‘Horeca’ conform het bestemmingsplan Bebouwde kom Nieuw – Lekkerland en Kinderdijk (2012). De bouw is echter in strijd met
het bestemmingsplan omdat ter plaatse van het beoogde gebouw geen bouwvlak is gelegen. De richtafstanden voor een café/restaurant m.b.t. geluid voor gemengd gebied is 0 meter. Op korte afstand bevinden zich woningen. Gelet op het feit dat de richtafstand 0 meter is, kan het beoogde type horeca voldoen aan de richtafstand op deze plek. Dit maakt dat in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek is gedaan.
Er zijn bij het opstarten van en nadien bij het uitvoeren van een horecabedrijf andere instrumenten (expoitatievergunning en Activiteitenbesluit) die kaders stellen aan de feitelijke bedrijfsvoering, waaronder ook het aspect geluid. In dat verband wordt de akoestische situatie nader in beeld gebracht en worden zo nodig maatregelen getroffen.
Het nieuwe dijkgebouw wordt gerealiseerd binnen het vigerende Bestemmingsplan Werelderfgoed Kinderdijk – Elshout (2017). Het dijkgebouw wordt gedeeltelijk gerealiseerd op gronden waar nu een verkeersbestemming ligt. De realisatie van het dijkgebouw is derhalve strijdig met het bestemmingsplan. Het nieuwe dijkgebouw zal worden gebruikt om gasten te ontvangen. Er is geen specifieke omschrijving binnen de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ voor een ontvangstgebouw. Gezien de functie van het gebouw kan deze worden ingedeeld in de categorie ‘bibliotheken, musea, ateliers e.d.’. Voor deze categorie geldt een richtafstand van 10 meter voor gemengd gebied. De twee woningen Molenstraat 232 en 234 worden gesloopt. Derhalve bevinden zich in de nieuwe situatie geen geluidgevoelige objecten binnen 10 meter van het nieuwe dijkgebouw. Er kan worden aan de richtafstand. Een nader akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Figuur 4.11 Ontwerp en ligging dijkgebouw in deelgebied Voorkamer
Rietsnijdereiland
Op het ‘Rietsnijderseiland’ kunnen twee nieuwe schuren worden gebouwd, waarvan één werkschuur voor het rietsnijdersbedrijf en één werkschuur die zal dienen als opslagplaats voor de Stichting Werelderfgoed Kinderdijk (SWEK). Hier zijn twee vlakken voor opgenomen, waarvan nog niet vast ligt welke schuur in welk vlak zal worden gerealiseerd.
Een werkschuur voor het rietsnijdersbedrijf valt in de categorie ‘kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken’ conform de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’. Voor het
milieuaspect geluid geldt een richtafstand van 10 meter. De werkschuur voor de SWEK zal dienen als opslagplaats voor de Stichting Werelderfgoed Kinderdijk (SWEK). Voor opslaggebouwen geldt voor geluid een richtafstand van 10 meter.
Op het eiland bevinden zich een tweetal woningen. Hoewel nog niet vast staat welke schuur in welk vlak wordt gerealiseerd, bevinden beide vlakken zich op meer dan 10 m afstand van de twee woningen. Aan de richtafstand voor beide functies wordt zodoende voldaan. Een nader akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Figuur 4.12 Ontwerp en ligging Rietsnijderseiland
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen de maximale indicatieve richtafstanden van omliggende bedrijven. Tevens geldt voor de diverse functies binnen het plangebied dat kan worden voldaan aan de richtafstanden. Naar de potentiële geluiduitstraling van nieuwe horeca op omliggende woongebieden is desondanks nog nader onderzoek gedaan. Bij de nadere invulling van deze horeca wordt de potentiële geluiduitstraling betrokken.
Het aspect bedrijf en milieuzonering vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Onderzoek
Er worden geen risicobronnen toegevoegd met de beoogde ontwikkeling(en). Er worden een aantal beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt; horeca en restaurants.
Ten behoeve van de ontwikkeling is er door Anteagroup een onderzoek naar de externe veiligheid uitgevoerd (externe veiligheid en bedrijven en milieuzonering 0479411.100, 18 augustus 2022/20 oktober 2022). Dit onderzoek is te vinden in bijlage 12.
Op grond van de professionele risicokaart, waarin relevante risicobronnen getoond worden, blijkt in de nabije omgeving van het plangebied één risicovolle bron is gelegen. Daarnaast vindt binnen en nabij het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water. Er worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het spoor of door buisleidingen.
Risicovolle inrichting: Biokaas Kinderdijk
Ten zuiden van het plangebied ligt op circa 1.000 meter de risicovolle inrichting 'Biokaas Kinderdijk'. Op dit perceel is een bovengrondse propaantank gevestigd met een inhoud van 7,2 m3m³. Opgenomen conform Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een invloedsgebied aanwezen van 160 meter. Het invloedsgebied van de risicobron valt hiermee niet over het plangebied en vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water: Corridor Amsterdam-Rijn
Direct grenzend aan het plangebied ligt de vaarweg Corridor Amsterdam-Rijn. Over deze vaarweg vindt het transport van gevaarlijke stoffen plaats. De vaarweg maakt onderdeel uit van het Basisnet (corridor Amsterdam- Rijn). De ligging van de vaarweg ten opzichten van het plangebied is weergegeven in Figuur 4.13.
Figuur 4.13 Risicobron waterweg Amsterdam- Rijn in relatie tot het plangebied (bron: signaleringskaart)
Deze vaarweg heeft geen risico contour binnen het plangebied. Daarmee wordt voldaan aan de norm- en richtwaarden ten aanzien van het plaatsgebonden risico uit het Bevt.
Het plangebied ligt binnen de 200 meter-zone van de vaarweg, daarom moet het groepsrisico inzichtelijk worden gemaakt. De vaarweg maakt onderdeel uit van het Basisnet. Er is gebruik gemaakt van de transportaantallen in de Regeling basisnet. De vaarweg kent ter hoogte van het plangebied bevaarbaarheidsklasse 6, langs een dergelijke vaarweg wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden. Wel is een beperkte verantwoording van het groepsrisico (beschouwen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid) conform het Bevt verplicht.
De beperkte verantwoording van het groepsrisico is vinden in het onderzoek externe veiligheid & bedrijven en milieuzonering (bijlage 12) Hoofdstuk 5 Verantwoording van het groepsrisico.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de vaarweg Corridor Amsterdam-Rijn. Hierbij wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden. Uit de beknopte verantwoording groepsrisico blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied voldoende is. Het aspect externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied ligt één planologisch relevante leiding, te weten een rioolleiding. Deze leiding is in het bestemmingsplan bestemd en zodoende is de ongestoorde ligging verzekerd.
In dit hoofdstuk wordt de juridische regeling van het bestemmingsplan toegelicht. Eerst wordt de opzet van het plan en de planvorm besproken en onderbouwd (paragraaf 5.2). In paragraaf 5.3 volgt een artikelsgewijze toelichting op de regels uit de planregeling. Hierbij wordt per onderwerp aangegeven hoe in de planregeling met de randvoorwaarden uit de stedenbouwkundige visie, het beleidskader en de sectorale wet- en regelgeving rekening is gehouden.
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)
Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. SVBP2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de nieuwe Wro en Bro moeten worden gemaakt. Hiervoor bevat de SVBP standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Bestemmingsplannen zijn hierdoor op vergelijkbare wijze opgebouwd en op eenzelfde manier verbeeld.
Vanwege de status als werelderfgoed en de daaraan gewenste borging van de ruimtelijke kwaliteit, is er sprake van een gedetailleerd bestemmingsplan, waarbij de gebruiks- en bouwmogelijkheden gedetailleerd zijn bepaald. Toch is er op onderdelen sprake van enige flexibiliteit om de uiteindelijke inrichting van het gebied goed vorm te kunnen geven. Dit betreft de inrichting van de openbare ruimte, maar bijvoorbeeld ook de bouwmogelijkheden in de Voorkamer, die in een interactief proces met de omgeving nader vorm gegeven wordt. Op de verbeelding en de planregels zijn echter duidelijke randvoorwaarden ten aanzien van onder andere hoogte en begrenzing van bouwvlakken opgenomen.
Artikel 1 Begrippen
De begripsbepalingen uit artikel 1 zijn hoofdzakelijk overgenomen uit de SVBP2012. Alleen daar waar specifieke of andere begrippen worden gebruikt in dit bestemmingsplan, zijn die in dit artikel opgenomen en worden ze hierna kort toegelicht.
Artikel 2 Wijze van meten
De wijze van meten uit artikel 2 is hoofdzakelijk overgenomen uit de SVBP2012. In verband met de gewenste nieuwbouw in de Voorkamer en gelet op de aanwezige hoogteverschillen, is voor het deelgebied Voorkamer het peil specifiek bepaald ten opzichte van NAP. Op de verbeelding zijn hiertoe aanduidingen opgenomen en in artikel 2 is het peil behorende bij de aanduidingen opgenomen.
Artikel 3 Agrarisch
Het meest zuidelijk deel van het Rietsnijderseiland heeft, evenals in het voorgaande bestemmingsplan, de bestemming Agrarisch gekregen. Hier zijn in beginsel alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan.
Daarnaast zijn twee vlakken aangeduid voor de bouw van twee nieuwe werkschuren. Daarvan kan er één benut worden voor een werkschuur voor de SWEK en de andere voor het naastgelegen rietsnijdersbedrijf. Welke schuur in welk vlak wordt gerealiseerd is qua functie uitwisselbaar. Wel zijn er in de regels bepalingen vastgelegd over de maximum oppervlakte per schuur en de toegestane hoogte.
Artikel 4 Bedrijf
De aanwezige bedrijven in het gebied zijn specifiek aangeduid. Dit wil zeggen dat uitsluitend de aangeduide bedrijfsvorm is toegestaan. Het betreft onder andere een gemaal, een rietsnijdersbedrijf en een werkschuur op het Potterrein. De bouwmogelijkheden zijn middels bouwvlakken en hoogtebepalen op verbeelding en in de regels begrensd.
Artikel 5 Gemengd
Deze bestemming is toegekend aan toeristische, culturele en educatieve functies in het gebied. Het betreft hier onder andere het ontvangstgebouw, het horecagebouw en de gebouwen op het Educatie-Eiland. In deze gebouwen is ook aan de genoemde functies ondergeschikte detailhandel toegestaan, zoals een souvenirshop. Ook horeca is toegestaan uit ten hoogste categorie 2 (tot maximaal 23.00 uur), zoals een restaurant.
De bouwmogelijkheden zijn middels bouwvlakken en hoogtebepalen op verbeelding en in de regels begrensd. De bouwvlakken voor het dijkgebouw en het nieuwe bijgebouw voor Buena Vista in de Voorkamer kennen enige flexibiliteit voor wat de situering. Om te voorkomen dat deze volledig worden bebouwd is een maximum bebouwd oppervlak aangegeven.
Artikel 6 Groen
Deze bestemming is toegekend aan de gebieden binnen het entreegebied die hoofdzakelijk, ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit, groen moeten blijven. Wandel- en fietspaden zijn wel toegestaan, maar wegen niet. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is wel een ontsluiting toegestaan voor de bereikbaarheid van onder andere de woning op het werkeiland Overwaard. Op het Potterrein is voorts een aanduiding voor een parkeerterrein opgenomen. Hier wordt een parkeervoorziening met een groene uitstraling gerealiseerd. Tot slot is de huidige opstapplaats voor boten aan de Middelkade specifiek aangeduid.
Artikel 7 Horeca
Deze bestemming is gegeven aan Buena Vista. Hier is horeca toegestaan uit ten hoogste categorie 2 (tot maximaal 23.00 uur), zoals een restaurant. De locatie van de terrassen is specifiek aangeduid. Om te voorkomen dat er te veel bezoekers kunnen komen, is bepaald dat slechts de helft van de oppervlakte van de aanduiding bedoeld is voor het plaatsen van tafels en stoelen.
De bouwmogelijkheden zijn middels bouwvlakken en hoogtebepalingen op verbeelding en in de regels begrensd op basis van de stedenbouwkundige visie.
Artikel 8 Natuur
De groene randen van het gebied die grenzen aan Natura 2000 gebied zijn bestemd voor Natuur. Hier zijn niet alleen bouwwerken, maar ook bepaalde werken en werkzaamheden aan een vergunningplicht en randvoorwaarden verbonden.
In deze randen bevinden zich een aantal bestaande, recreatieve voorzieningen zoals (vis)stijgers en aanlegplaatsen. Deze zijn via een algemene bepaling toegestaan, en dus niet specifiek aangeduid.
Artikel 9 Tuin
Deze bestemming is toegekend aan de tuinen bij de woningen in het gebied. Uitsluitend beperkte bouwwerken, geen gebouwen zijn de zijn toegestaan.
Artikel 10 Verkeer
De Lekdijk, maar ook de entreezone en de doorgaande structuren in het plangebied hebben de bestemming Verkeer. Voor een goede uitwerking is hier flexibiliteit nodig. Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde n nutsvoorzieningen toegestaan,
Artikel 11 Water
Binnen deze bestemming, welke is toegekend aan het gedeelte van de Lek wat binnen het plangebied valt, is een specifieke aanduiding opgenomen voor het gebied waarbinnen (de nieuwe) steigers zijn toegestaan.
Artikel 12 Wonen
De woningen in het gebied hebben de bestemming Wonen gekregen. De woningen op het werkeiland Overwaard zijn tevens aangeduid voor 'kantoren' welke naast de woonfunctie ter plaatse zijn toegestaan. Aangeduid is op de verbeelding hoeveel woningen zijn toegestaan. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' is uitsluitend een bijgebouw toegestaan.
Artikel 13 Leiding-Riool (dubbelbestemming)
Door het plangebied loopt een drukriolering van het waterschap, deze is op de verbeelding opgenomen door middel van de dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’ met een beschermingszone aan weerzijden. In deze beschermingszone gelden beperkingen voor
het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.
Artikel 14, 15 en 16 Waarde - Archeologie – 2, -4, en -8 (dubbelbestemmingen)
Deze dubbelbestemmingen beschermen de archeologische verwachtingswaarden op de gronden in het plangebied. Archeologisch onderzoek is nodig voordat werkzaamheden worden uitgevoerd, afhankelijk van de omvang en diepte en afhankelijk van de verwachtingswaarden van de verschillende gronden.
Artikel 17 Waarde-Cultuurhistorie (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie” is opgenomen voor het UNESCO werelderfgoed ‘De molens van Kinderdijk – Elshout’. Ter plaatse van deze dubbelbestemming zijn de gronden primair bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden, alsmede het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden. Op basis van deze dubbelbestemming gelden voor het bouwen, slopen en het uitvoeren van (een aantal) werken en werkzaamheden aanvullende regels met het oog op de cultuurhistorische waarde. Bij de beoordeling of deze handelingen toegestaan kunnen worden, is een relatie gelegd met het Kwaliteitskader en dient er advies ingewonnen te worden van het aangewezen Kwaliteitsteam.
Artikel 18 Waterstaat- Stroomvoerend rivierbed (dubbelbestemming)
Voor het stroomvoerend rivierbed van de Lek is een dubbelbestemming opgenomen.
Middels deze dubbelbestemming is geregeld dat in het stroomvoerend deel van het rivierbed niet gebouwd mag worden zonder toestemming van de waterbeheerder.
Artikel 19 Waterstaat- Waterkering (dubbelbestemming)
Ter bescherming van de aanwezige waterkeringen is de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering” opgenomen. Op deze gronden is de keur van het Waterschap Rivierenland van toepassing. Binnen deze gronden mogen slechts bouwwerken worden opgericht indien waterschapsbelangen zulks gedogen. Om dit goed te kunnen beoordelen dient, bij de boordeling van bouwaanvragen, advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 20 Antidubbeltelregeling
Het Bro stelt de verplichting de anti-dubbeltelregel over te nemen in het bestemmingsplan. Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruikgemaakt.
Artikel 21 Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen dat voor alle bestemmingen kan gelden. Het gaat bijvoorbeeld om het overschrijden van bouwgrenzen ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen en het toelaten van bouwwerken met een afwijkende maatvoering. Tevens zijn algemene bouwregels opgenomen met betrekking tot de herbouw van (bedrijfs)woningen en ondergronds bouwen.
In de algemene bouwregels is tevens een voorwaardelijke verplichting in verband met de Wet natuurbescherming opgenomen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien vooraf vaststaat dat beschermde soorten niet in het geding zijn.
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
Dit artikel is een aanvulling op de specifieke gebruiksregels uit de bestemmingen. In het
artikel is een aantal algemene gebruiksregels opgenomen voor het gebruik van onbebouwde gronden, ondergeschikte bouwdelen en bouwwerken. Daarnaast zijn gebruiksregels opgenomen ten aanzien van bestaand gebruik.
In de algemene gebruiksregels is tevens een voorwaardelijke verplichting in verband met de Wet natuurbescherming opgenomen. Inrichtingswerkzaamheden en werken zijn uitsluitend toegestaan indien vooraf vaststaat dat beschermde soorten niet in het geding zijn.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Aanvullend op de (algemene) bouwregels gelden enkele bijzondere bouwbepalingen die met een aanduiding in de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven, waaronder voor de aanwezige boringsvrije zone, grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied. Daarnaast is voor de molens van Kinderdijk – Elshout een vrijwaringszone opgenomen. Deze regeling voorkomt dat binnen een afstand van 400 meter tot het middelpunt van de molen geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.
Tot slot zijn vrijwaringszones opgenomen voor de beschermingszones van de waterkering. Bouwen binnen de zone -dijk-1 is uitsluitend toegestaan na advies van de waterbeheerder. De zone -dijk-2 betreft de buitenbeschermingszone en is uitsluitend opgenomen als signaalfunctie. Hier zijn geen specifieke regels van toepassing.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Afwijken van de bouwregels is op onderdelen mogelijk. Onder andere een afwijking van 10% voor de maatvoering.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
De bepalingen in lid 10.1 en 10.2 zijn conform het Bro en SVBP2012 overgenomen. Het betreft de algemene en wettelijk voorschreven regeling voor het overgangsrecht voor met dit bestemmingsplan strijdige bouwwerken en strijdig gebruik.
Artikel 26 Slotregel
Dit is de slotregel met de naam van het bestemmingsplan.
Wettelijke vereisten
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de toelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat op grond van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Toetsing bestemmingsplan
Er is een financieringsstrategie afgestemd tussen onder meer verschillende overheden, waaronder de gemeenten Molenlanden en Alblasserdam, regiopartners en de SWEK. Deze strategie wordt momenteel nader uitgewerkt, waarmee duidelijk moet worden welke projecten door welke partij gefinancierd zullen worden.
In dat kader is ook gesproken met een aantal publieke partners van de gemeente
Molenlanden:
• De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE);
• De Provincie Zuid-Holland;
• Het Waterschap Rivierenland
Op basis van het leidend principe Duurzaam Toerisme in Kinderdijk wordt gestreefd naar de inzet van bestaand beleid en middelen om de benodigde ingrepen te realiseren.
Ten aanzien van het gemeentelijk kostenverhaal wordt opgemerkt dat de gronden grotendeels in eigendom zijn bij de overheid: het waterschap en de gemeente. Bovendien
is de wettelijke verplichting op grond van de Wro en het Bro om het kostenverhaal te regelen er niet, omdat de bouw- en inrichtingsplannen waarvoor het bestemmingsplan wordt vastgesteld, geen aangewezen bouwplannen zijn zoals genoemd in artikel 6.12, eerste lid Wro en artikel 6.2.1 Bro
Vooroverleg
Het concept van het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan alle relevante overlegpartners en overheidsinstanties. De resultaten van het vooroverleg zijn in de Nota overleg, opgenomen in bijlage 15, samengevat en van beantwoording voorzien. Opgemerkt wordt dat diverse overlegpartners, zoals de provincie en het waterschap, reeds nauw betrokken zijn bij de totstandkoming van de stedenbouwkundige visie en het bestemmingsplan.
Participatie
De stedenbouwkundige visie die aan dit bestemmingsplan ten grondslag ligt is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met alle betrokken partijen, naast de overheidspartijen en de SWEK, betreft dit ook de bewoners van het gebied en omwonenden. Verdere uitwerking van de plannen vindt eveneens plaats in overleg met alle partijen, afgestemd op de specifieke opgave. Zo worden bij de uitwerking van de plannen voor de Voorkamer in een interactief proces, omwonenden betrokken.
Voorts zal in de periode van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan een inloopavond voor alle geïnteresseerden worden gehouden.