Plan: | TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22c Woningbouw Mearswei Nijewier |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1970.TAMopNwMearswei-ON01 |
De gemeente Noardeast-Fryslân wil de woningvoorraad in het dorp Nijewier uitbreiden en heeft daarom een stedenbouwkundige verkenning uitgevoerd om inzicht te krijgen in mogelijke uitbreidingslocaties in en bij het dorp. Daarin zijn verschillende opties voor uitbreidingslocaties onderzocht. Eén van deze locaties is de bietenopslaglocatie aan de Mearswei. Deze locatie, ten noorden van de sportvelden, is als meest geschikte locatie uit de bus gekomen. Hier wil de gemeente maximaal 4 woningen realiseren.
De locatie, het plangebied, is planologisch geregeld in het bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel. Dit bestemmingsplan maakt deel uit van het (tijdelijke) Omgevingsplan Noardeast-Fryslân. De beoogde ontwikkeling is niet mogelijk op basis van (het tijdelijke deel van) het Omgevingsplan van de gemeente Noardeast-Fryslân. In paragraaf 1.3 wordt ingegaan op de strijdigheid met het omgevingsplan.
De gemeente wil door een wijziging van het omgevingsplan de beoogde ontwikkeling mogelijk maken. Een onderdeel van de wijziging is een goede motivering waaruit moet blijken dat de activiteiten in overeenstemming zijn met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en dat de activiteiten ook uitvoerbaar zijn. Hiervoor is deze motivering opgesteld.
Het plangebied ligt aan de Mearswei en grenst aan de noordoostrand van het dorp Nijewier. Het plangebied bestaat uit het perceel E 1.193 Nijkerk Friesland en een deel van de percelen E 770 Nijkerk Friesland, E 772 Nijkerk Friesland en E 773 Nijkerk Friesland. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1. Liging plangebied Nijewier
Het omgevingsplan bestaat uit alle ruimtelijke regels die nu zijn opgenomen in bestemmingsplannen, beheersverordeningen, inpassingsplannen, exploitatieplannen, voorbereidingsbesluiten, hogere waarde besluiten, vastgestelde veiligheidscontouren, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen. Tevens bestaat het tijdelijk deel van het omgevingsplan uit een aantal regels die voorheen geregeld waren op rijksniveau. Deze regels zijn voor een deel afkomstig uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Wabo.
De volgende bestemmingsplannen zijn van toepassing in het plangebied.
De beoogde ontwikkeling betreft het bouwen van woningen in het plangebied. De woningen worden nabij een agrarisch bedrijf met recreatieve activiteiten gerealiseerd. Deze activiteiten (camperplaatsen en verblijfsrecreatie) worden ook meegenomen bij deze wijziging van het omgevingsplan. In paragraaf 2.2.1 wordt ingegaan op deze plannen.
Zoals aangegeven is de ontwikkeling op basis van de regels die op grond van het omgevingsplan voor het plangebied gelden, strijdig met het Bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel.
De volgende regels zijn van toepassing in het plangebied:
Het plangebied heeft de enkelbestemmingen ‘Verkeer’, ‘Groen’ en 'Agrarisch'. Bovendien is op een klein gedeelte de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol terrein' van toepassing. Ter plaatse van het agrarisch bouwperceel is de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf' van toepassing. Een deel van het agrarisch bouwperceel is voorzien van een bouwvlak.
In figuur 1.2 is de plankaart van het voormalige bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.2. Uitsnede bestemmingsplankaart Bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel
De verkeersbestemming geldt voor het gedeelte dat verhard is ten behoeve van de opslag van suikerbieten. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wegen en straten en mogen ter plaatse van het plangebied niet worden bebouwd. De gronden met de groenbestemming zijn bestemd voor onder meer groenvoorzieningen, bosschages, bebossing en beplanting. Ter plaatse van het plangebied heeft het groen als doel de bietenopslagplaats af te schermen. Ook binnen de groenbestemming mag niet worden gebouwd. De gronden met de agrarische bestemming zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik. Ter plaatse van de functieaanduiding is alleen een grondgebonden agrarisch bedrijf mogelijk. Bovendien mag op de gronden met de agrarische bestemming alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak ten behoeve van de agrarische bestemming. De gronden met de archeologische dubbelbestemming zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
In paragraaf 1.1 is aangegeven dat er om de beoogde ontwikkeling te realiseren sprake is van strijdigheid met de regels van het Bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel. Het is namelijk niet mogelijk om woningen te bouwen op gronden met een groenbestemming, een verkeersbestemming of een agrarische bestemming.
Bovendien is het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een standplaats voor kampeermiddelen binnen de agrarische bestemming niet toegestaan. Ook het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden is niet toegestaan.
Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken wordt het omgevingsplan van de gemeente Noardeast-Fryslân gewijzigd.
Het plangebied bestaat uit een voormalige bietenopslagplaats, een deel van het aangrenzend agrarisch perceel en het agrarisch bedrijfsperceel grenzend aan de opslagplaats. De opslagplaats is deels verhard en deels voorzien van beplanting in de vorm van bomen en struiken. Het agrarisch perceel dat deel uitmaakt van het plangebied is in gebruik als grasland. De bedrijfsgebouwen (kassen) op het agrarisch bouwperceel worden deels gebruikt als caravan- en camperstalling. Grenzend aan de bedrijfsbebouwing bevinden zich aan de noord- en westzijde camperplaatsen. Een op het erf aanwezige (kap)schuur is in gebruik als opslag van kuubskisten. Tegen de bedrijfswoning aan staat een loods. Op het agrarisch perceel bevindt zich ook een bedrijfswoning. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan de Mearswei, op de grens van de bebouwde kom van het dorp Nijewier en het buitengebied. Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich de dorpsbebouwing. De komgrens ligt ter hoogte van de opslagplaats. Op de Mearswei is ter hoogte van het plangebied een maximum snelheid van 30 km/uur toegestaan. Buiten de bebouwde kom is een 60 km/uur regiem van toepassing. Langs de weg staat een transformatorhuisje.
Ten noorden en ten noordwesten van het plangebied zijn agrarische percelen gelegen. Tussen de aangrenzende agrarische percelen bevindt zich de Grientereed, een onverharde weg tussen Nijewier en de N358.
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het kaatsveld 't Mearsfjild.
In figuur 2.2 is een foto van de huidige situatie weergegeven, waarbij het plangebied zich aan de rechterzijde van de weg bevindt.
Figuur 2.2 Huidige situatie
De beoogde ontwikkeling op de huidige opslagplaats bestaat uit de bouw van maximaal 4 woningen. Hierbij wordt gedacht aan twee-onder-een-kapwoningen en/of vrijstaande woningen. In figuur 2.3 wordt één van de mogelijke situatieschetsen voor de inrichting van de voormalige opslagplaats weergegeven.
Figuur 2.3 Situatieschets plangebied
Op grond van de planologische mogelijkheden van het agrarisch bedrijf, is er sprake van een hindercirkel waarbinnen een woonfunctie niet aanvaardbaar is. In de feitelijke situatie is de agrarische bedrijfsvoering beperkt ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden. Daarom is het agrarisch bouwperceel ook meegenomen in deze wijziging van het omgevingsplan. De bedrijfsgebouwen worden niet meer intensief gebruikt voor een agrarische bedrijfsvoering, maar er is sprake van extensief agrarische gebruik. Verder wordt een deel van de bedrijfsgebouwen gebruikt voor onder meer voor caravanstalling. Dit wordt in de nieuwe situatie geregeld. Bovendien worden 10 camperplaatsen mogelijk gemaakt aan de noord- en westkant van de bedrijfsbebouwing. In de bestaande situatie was al sprake van het gebruik van een deel van de gronden voor het kamperen met een camper.
De komgrens en de verkeersdrempel zullen worden verplaatst zodat de gehele uitbreiding binnen de kom komt te vallen.
Het uitbreidingsplan wordt, samen met de bestaande boerderij en het kaatsveld, de nieuwe entree van het dorp vanaf de oostzijde. Om het dorpse karakter te versterken zal er licht worden gevarieerd in de rooilijn. In paragraaf 5.4 wordt ingegaan op de ruimtelijke uitgangspunten voor de omgevingskwaliteit. De huidige entree van het dorp valt onder het welstandsregime 'buitengebied terpengebied (bijzonder)', met ten westen 'lintbebouwing (regulier)' en ten zuiden 'sport en groen (regulier)'. De terp (wierde) ten zuidwesten is aangemerkt als 'Dorpskernen (bijzonder)'.
Ten aanzien van de plaatsing van de nieuwe woningen wordt in het stedenbouwkundig plan het volgende opgemerkt: 'Het is wezenlijk dat de woningen licht verspringen in rooilijn waarbij een lichte hoekverdraaiing tot de mogelijkheden behoort om het dorpse karakter van Nijewier te versterken. Er wordt dan ook voorgesteld om de woningen minimaal 10 meter uit de as van de weg te plaatsen, te weten minimaal twee meter achter de kavellijn van de trafo. Voor het beeld is het belangrijk dat de woningen minimaal 0,5m van elkaar verspringen.'
'Het uitgangpunt voor de architectuur is dat er een ambachtelijke en klassieke vormgeving wordt gevraagd die past bij het traditionele dorpse karakter. Een hedendaagse woning met een moderne interpretatie van de lokale stijlkenmerken is ook mogelijk indien de architectuur van bovengemiddelde kwaliteit is. De basis van elk ontwerp dient te zijn dat een positieve bijdrage wordt geleverd aan de omgevingskwaliteit van het dorp. Daarvoor is het wezenlijk om de kwaliteiten van het bestaande dorp te analyseren en zowel qua positionering, hoofdvorm, vormgeving van de gevels alsmede de kleur- en materiaalkeuze alsook de detaillering een passend ontwerpidee consequent uit te werken. De tuininrichting is bovendien een wezenlijk punt om de omgevingskwaliteit op een hoger plan te brengen. Vergroening dient daarbij de basis te zijn, waarbij erfverharding beperkt dient te blijven.'
Per woning moeten minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het toepassen van halfopen verharding of halfverharding wordt aanbevolen.
Om de gewenste kwaliteit in het plangebied te bereiken heeft de gemeente criteria opgesteld ten behoeve van de omgevingskwaliteit. Deze zijn opgenomen in bijlage 1. De gemeenteraad heeft deze criteria bij wijze van nieuw welstandsregime op 13 februari 2024 vastgesteld.
De beoogde ontwikkeling sluit aan op de bestaande dorpsstructuur. Door de inrichting van het plangebied ontstaat een aantrekkelijke entree aan de oostkant van het dorp Nijewier. Bij de inrichting van het plangebied wordt het dorpse karakter versterkt. Met de beoogde ontwikkeling, die het best getypeerd kan worden als lintbebouwing, ontstaat een duidelijke overgang van het groene open en agrarische landschap naar het dorp. Een groenstructuur moet deze overgang tussen het buitengebied en de bebouwde kom verzachten. Realisatie van de structuur zal als voorwaardelijke verplichting worden opgenomen.
In het kader van een goede ruimtelijke inpassing wordt met de kopers van de percelen afspraken gemaakt over de plaatsing van bomen achterop de kavels. In figuur 2.4 is de plaatsing van de bomen weergegeven.
Figuur 2.4 Gewenste verkaveling inclusief plaatsing bomen (bron: gemeente Noardeast-Fryslân)
Naar aanleiding van de uitkomsten van de woonenquête die de gemeente Noardeast-Fryslân heeft uitgevoerd, heeft participatie plaatsgevonden. Uit de enquête is gebleken dat in Nijewier behoefte is aan woningen. In het volgende overzicht zijn deze particpatiemomenten opgenomen:
Datum | Participatiemomenten |
1 juni 2023 | Overleg Dorpsbelang Nijewier – gemeente Besproken: uitkomsten enquête wonen en woonbehoefte, waarbij een inschatting gemaakt is van het aantal woningen en soort woningen waar behoefte aan is, locaties woningbouw, proces rond woningbouw en rol Dorpsbelang. |
30 okt. 2023 | Overleg Dorpsbelang Nijewier – gemeente Besproken: de opgestelde stedenbouwkundige verkenning, proces en verdere stappen, beantwoorden van vragen. |
1 mei 2024 | Uitnodiging inloopbijeenkomst + reactieformulier verstuurd naar alle inwoners van Nijewier en Wetsens. |
16 mei 2024 | Inloopbijeenkomst over nieuwbouw in Nijewier Presentatie schetsen locatie nieuwbouwkavels. Ongeveer 30 aanwezigen. 6 reactieformulieren ingestuurd. Naar aanleiding hiervan is een definitief stedenbouwkundig ontwerp gemaakt. |
8 juli 2024 | Nieuwsbrief over woningbouw verstuurd naar degenen die belangstelling voor nieuwbouw getoond hebben + naar Dorpsbelang Nijewier |
In verband met de ligging van de woningen in de nabijheid van een agrarisch bouwperceel, hebben ook afstemmigsmomenten tussen de gemeente en de eigenaar van het agrarisch bedrijf plaatsgevonden. Met de eigenaar van de boerderij Mearswei 1 is afgesproken dat de schuren en loodsen op zijn terrein niet agrarisch gebruikt mogen worden om hinder voor de nieuwe woningen te voorkomen. De caravanstalling en de camperplaatsen krijgen een plaats in het nieuwe omgevingsplan dat de nieuwe woningen mogelijk maakt. Om het plan mogelijk te maken ruilt hij een stuk grond met de gemeente.
Onder de Omgevingswet is informeel vooroverleg over plannen mogelijk. Het vooroverleg voor wijzigingen van het omgevingsplan is in de Omgevingswet juridisch niet geregeld. Het vooroverleg is vormvrij. Door bij ruimtelijke ontwikkelingen in een vroeg stadium met elkaar op te trekken, kunnen knelpunten in een vroeg stadium worden gesignaleerd.
In het kader van de woningbouwplannen waarbij de locatie buiten bestaand stedelijk gebied van het dorp Nijewier is gelegen, heeft de gemeente reeds contact gehad met de provincie.
Op 2 oktober 2023 heeft de provincie gereageerd op het woningbouwplan. Desgevraagd heeft de gemeente onder andere aanvullend gemotiveerd waarom inbreiding in Nijewier geen optie is en waarom de locatie aan de Mearswei te verkiezen is boven enkele andere locaties. Op 15 november 2023 heeft de provincie met instemming gereageerd op de aanvullingen van de gemeente.
De gemeente heeft ook met Wetterskip Fryslân overleg gehad over het aspect water in het kader van de beoogde ontwikkeling. Het Wetterskip heeft een advies uitgebracht dat in paragraaf 5.16 aan de orde komt.
De gemeente Noardeast-Fryslân heeft naast provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân ook Brandweer Fryslân, Liander, TenneT, Vitens en de GGD in het kader van het vooroverleg op de hoogte gebracht van de beoogde ontwikkeling. Naar aanleiding daarvan zijn reacties gekomen van Wetterskip Fryslân, Provincie Fryslân, GGD en Brandweer. De reacties en de gemeentelijke reactie daarop zijn opgenomen in de reactienota (Bijlage 2.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Opgave
Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI gaat uit van de volgende vier prioritaire opgaven:
In de visie worden de nationale belangen genoemd die gewaarborgd moeten worden in het beleid voor de fysieke leefomgeving.
Principes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. De volgende drie inrichtingsprincipes worden gehanteerd om een zorgvuldige weging tussen nationale belangen te maken in het geval van botsende belangen bij een specifieke casus of gebied:
In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
Wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Het rijk heeft de volgende inhoudelijke keuzes vastgelegd in de NOVI:
De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale belangen als opgenomen in de NOVI. Er is sprake van een ruimtelijke ontwikkeling waarvan de beleidsvrijheid bij de gemeente en de provincie ligt. Er wordt richting gegeven aan 'concentratie van stedelijke ontwikkeling en behoud van openheid van het landschap'. De beoogde ontwikkeling betreft een kleine dorpsuitbreiding ten behoeve van woningbouw. Gezien de huidige functie van het plangebied wordt geen aanspraak gemaakt op het open landschap.
Er zijn geen nadelige gevolgen voor de doelstellingen van het Rijk. De ontwikkeling past binnen de kaders van het rijksbeleid.
Omgevingswet
De Omgevingswet bundelt en moderniseert de wetten voor de leefomgeving, zoals bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. Deze wet is op 1 januari 2024 ingegaan en werkt door in vier algemene maatregelen van bestuur:
Omgevingsbesluit
Dit besluit bevat regels over het bevoegd gezag voor omgevingsvergunningen, procedures, handhaving en uitvoering. Het regelt ook het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Bal stelt algemene regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. Het bepaalt of een melding of omgevingsvergunning nodig is en bevat rijksregels voor diverse activiteiten. Deze regels richten zich direct op burgers en bedrijven. Gemeenten mogen onder voorwaarden aanvullende regels in het omgevingsplan opnemen of afwijken van het Bal. Deze afwijkingen mogen het beschermingsniveau van het Bal niet verlagen. Dit is alleen toegestaan als het Bal dit uitdrukkelijk toestaat via maatwerkregels of -voorschriften.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Bkl bevat regels over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels en monitoring. Deze regels gelden voor gemeenten, provincies en waterschappen bij het opstellen van omgevingsplannen en verordeningen. Hoofdstuk 5 van het Bkl bevat instructieregels die een omgevingsplan minimaal moet bevatten voor een evenwichtige toedeling van functies.
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Het Bbl regelt veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid van bouwwerken. Het bevat ook regels voor de staat en het gebruik van bouwwerken en voor bouw- en sloopwerkzaamheden. Deze regels richten zich op burgers en bedrijven. Het Bbl behandelt de technische aspecten van bouwwerken, terwijl het ruimtelijke deel van bouwen in het omgevingsplan staat.
Voor de woningbouwontwikkeling in Nijewier moet beoordeeld worden welke omgevingswaarden, instructie- en beoordelingsregels relevant zijn en vertaald worden naar de planregels. De wijziging van het omgevingsplan voor deze locatie bevat regels om aan de instructieregels te voldoen. In hoofdstuk 5 van deze motivering worden de verschillende thema's verder uitgewerkt en wordt beoordeeld met welke instructieregels rekening dient te worden gehouden.
Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele
Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030-2050 is uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud.
Als uitgangspunt geldt dat veranderingen niet tegen moeten worden gehouden, maar dat ambities worden gerealiseerd door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.
De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd buiten bestaand stedelijk gebied, waarbij de omgevingskwaliteit als basis voor het ontwerp wordt toegepast. Hierbij wordt de situering en maatvoering van de nieuwbouw afgestemd op de al aanwezige bebouwing in de directe omgeving.
Verder wordt in de omgevingsvisie ingezet op natuurinclusief ontwerpen bij nieuwe ontwikkelingen. Dit is mogelijk als in het ontwerp rekening wordt gehouden met maatregelen die een positief ecologisch effect sorteren. Bij de uitwerking van de bouwplannen wordt ingezet op natuurinclusief bouwen.
Omgevingsverordening Provincie Fryslân
Op 8 februari 2024 is de Omgevingsverordening in werking getreden. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Artikel 2.1 Omgevingskwaliteiten als basis
Het plangebied is gelegen buiten bestaand stedelijk gebied. In lid 2 is aangegeven dat moet worden gemotiveerd op welke wijze het plan rekening houdt met de landschappelijke- en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zoals omschreven in Grutsk op 'e Romte. De kernkwaliteiten moeten zoveel mogelijk behouden blijven en waar mogelijk versterkt.
Kernkwaliteiten zijn ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen. Met de beoogde ontwikkeling wordt de landschappelijke structuur gehandhaafd en wordt aangesloten op de bestaande bebouwing.
Artikel 2.2 Koppelen en verbinden
Het plangebied is gelegen buiten bestaand stedelijk gebied. In artikel 2.2 is aangegeven dat bij nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies buiten het bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd hoe nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden in het plan bijdragen aan één of meerdere opgaven voor de leefomgeving, zoals energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, werkgelegenheid of het versterken van de biodiversiteit, door het maken van slimme combinaties en het benutten van koppelkansen.
Gelet op de beperkte omvang van het plangebied worden er geen nieuwe voorzieningen toegevoegd. Het idee is nadrukkelijk om aan te sluiten op de bestaande kern. Dit blijkt onder andere uit de aansluiting op de bestaande ontsluitingsweg.
Te verwachten valt dat de nieuwe bewoners, zeker gelet op de lokale verbondenheid, een positieve bijdrage zullen leveren aan zowel de sociale cohesie als de bestaande voorzieningen in en rondom Nijewier.
Uitgangspunt bij de inrichting en ontwikkeling van een dergelijke locatie is het principe van de "integrale duurzaamheid". Dit is een breed begrip dat in grote lijnen inhoudt dat er gebouwd wordt voor nu en in de toekomst, waarbij de woon- en leefkwaliteit behouden blijft. De woningen moeten energiezuinig en gasloos gebouwd worden.
Artikel 2.3 Zuinig en meervoudig ruimtegebruik
In lid 1 van artikel 2.3 is aangegeven dat een ruimtelijk plan dat voorziet in nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies buiten het bestaand stedelijk gebied moet voorzien in een onderbouwing van het principe van zuinig- en meervoudig ruimtegebruik waaruit ten minste blijkt dat:
In lid 2 is aangegeven dat indien een nieuwe stedelijke functie wordt toebedeeld buiten het bestaand stedelijk gebied, moet worden onderbouwd waarom die functie redelijkerwijs niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
In paragraaf 5.3 wordt ingegaan op de behoefte aan woningen in de kern Nijewier. Er heeft een locatiestudie plaatsgevonden met alternatieve bouwlocaties in Nijewier. Het plangebied is daarbij als voorkeurslocatie naar voren gekomen.
Artikel 2.6 Bundeling stedelijke functies
In dit artikel is aangegeven dat, in ruimtelijke plannen op gronden buiten het bestaand stedelijk gebied, nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden mogen worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies, indien deze aansluiten op het bestaand stedelijk gebied en wat betreft aard en schaal passen bij de stad of het dorp.
De uitbreiding van Nijewier is met deze ontwikkeling kleinschalig en sluit qua bebouwingsvorm en gebruik aan op de bestaande aangrenzende bebouwing.
Artikel 2.7 Programmering woningbouw
In dit artikel is aangegeven dat een ruimtelijk plan nieuwe woningen kan bevatten, wanneer deze passen binnen de regionale woningbouwafspraken.
Er heeft een kwantitatieve afweging plaatsgevonden. In paragraaf 5.3 wordt hierop ingegaan. Hieruit blijkt dat de beoogde nieuwbouw aansluit bij de behoefte en is opgenomen in de regionale woningbouwafspraken.
Artikel 2.14 Kleinschalige recreatieve voorzieningen
In dit artikel is aangegeven dat buiten bestaand stedelijk gebied op, of in aansluiting op een agrarisch bouwperceel, kleinschalige recreatieve voorzieningen worden toegestaan. Het gaat hierbij om een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 25 kampeerplaatsen. Deze kampeerplaatsen zijn ook bestemd voor campers. De beoogde ontwikkeling waarbij onder andere 10 camperplaatsen mogelijk worden gemaakt is niet in strijd met de provinciale verordening.
Artikel 3.7 Kans op overstroming vanuit regionale wateren
In dit artikel is aangegeven dat voor de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, de omgevingswaarden gelden zoals opgenomen in de verordening. In artikel 3.9 is aangegeven dat voor het gebied, waar ook het plangebied in is gelegen, de omgevingswaarde 'Overstromingskans bebouwd gebied' geldt voor de kans op overstroming vanuit regionale wateren. Voor deze overstromingskans geldt dat eens in de 100 jaar, nul procent van het oppervlak een grotere overstromingskans mag hebben. In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op het waterschapsbeleid en in paragraaf 5.16 hoe met het aspect water wordt omgegaan in het plangebied.
Artikel 3.8 Instructieregel Waterschap
In dit artikel is aangegeven dat het waterschap de omgevingswaarden uitwerkt op de gebiedsnormenkaarten en dat de omgevingswaarden in acht worden genomen in het waterbeheerprogramma. De omgevingswaarden voor kans op overstroming vanuit regionale wateren zoals bedoeld in artikel 3.9, zijn inspanningsverplichtingen.
Met Wetterskip Fryslân worden afspraken gemaakt met betrekking tot het aspect water. In paragraaf 5.16 wordt hierop ingegaan.
Wetterskip Fryslân is verantwoordelijk voor de veiligheid (sterke dijken), het bewaken van de waterkwaliteit, een goed waterpeil, voldoende water en het zuiveren van afvalwater. Hierbij wordt rekening gehouden met klimaatverandering. Het beheergebied is de provincie Fryslân en een deel van het Groninger Westerkwartier.
In 2023 heeft het Wetterskip de toekomstvisie vastgesteld. De visie geeft inhoud voor het Fries Programma Landelijk Gebied en de Provinciale Omgevingsvisie. Voor het ontwikkelen van beleid en plannen over water, bodem en ruimte is de visie de basis. Wetterskip Fryslân gebruikt de visie ook om bestaande plannen, zoals het Waterbeheerprogramma 2022-2027, te herzien. Dit Waterbeheerprogramma 2022-2027 is nu nog het geldende plan en geeft inzicht in de maatregelen en ruimtelijke keuzes om onder meer klimaatverandering op te kunnen vangen.
Dit programma is in samenwerking met de Provincie Fryslân opgesteld. De provincie is verantwoordelijk voor het Regionaal Waterprogramma 2022/2027 dat het kader is voor het waterbeheerprogramma.
Het Regionaal Waterprogramma 2022/2027 is op 30 november 2022 vastgesteld door Provinciale Staten. In dit programma legt de provincie het beleid voor waterbeheer vast voor de planperiode. In de omgevingsverordening Fryslân zijn regels opgenomen die gaan over veiligheid en water. Dit is uitgewerkt in paragraaf 4.2.
Het hoofddoel is dat de provincie Fryslân in 2050 zoveel mogelijk waterrobuust en
klimaatbestendig is ingericht. In het Waterprogramma zijn de doelen in programmalijnen opgenomen voor klimaatadaptatie, waterveiligheid, voldoende water en waterkwaliteit. De uitwerking vindt plaats door de waterschappen.
De waterschapsverordening Wetterskip Fryslân bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die het Wetterskip stelt binnen haar beheersgebied.
Wetterskip Fryslân heeft ervoor gekozen om met de inwerkingtreding van de Omgevingswet beleidsluw over te gaan. Dit houdt in dat de waterschapsverordening qua vorm en opzet volledig voldoet aan de uitgangspunten van de Omgevingswet.
In de Omgevingsverordening provincie Fryslân zijn in hoofdstuk 3 de instructieregels met betrekking tot water opgenomen. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op het wateraspect in het provinciaal beleid. In paragraaf 5.9 wordt ingegaan op het wateraspect met betrekking tot de beoogde ontwikkeling.
Beleidsregels logiesaccommodaties
De raad van Noardeast-Fryslân heeft in september 2024 de Beleidsregels logiesaccommodaties vastgesteld. Daarin wordt aangegeven dat kamperen bij de boer onder de volgende voorwaarden mogelijk is:
Met deze wijziging van het omgevingsplan worden naast de agrarische functie camperplaatsen toegestaan. Daarbij zijn de uitgangspunten uit de beleidsregels van toepassing.
Woonvisie 2020-2025
De Woonvisie van de gemeente Noardeast-Fryslân legt op hoofdlijnen vast wat in de komende vijf jaar de basis is voor verder uitgewerkte woonplannen en -afspraken . De hoofdlijnen worden uitgewerkt in een woonagenda.
De woonvisie bevat de volgende speerpunten:
Op basis van de woonvisie wordt de uitvoeringsagenda vastgesteld.
De woonvisie is een dynamisch document waarbij aan de hand van het woonprogramma, de woningbouwprogrammering, de prestatieafspraken en overleg met de stakeholders jaarlijks zal worden bepaald of en op welke onderdelen een actualisatie nodig is. Mede gezien de actuele ontwikkelingen op de woningmarkt is deze actualisatie extra urgent en noodzakelijk. Op basis van de nieuwe Woonvisie zal het college ook de woningbouwprogrammering heroverwegen en bijstellen. Deze programmering moet aansluiten op de doelen in de eigen woonvisie en op de regionale woningbouwafspraken die de regiogemeenten en de provincie Fryslân hebben gemaakt. Daarbij worden het reeds aanwezige Afwegingskader voor bouwplannen en de woningmarktmonitor gebruikt als hulpmiddelen. De gemeente Noardeast-Fryslân heeft samen met de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel en Tytsjerksteradiel zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau structureel afstemming over het woningbouwprogramma. De uitwerking krijgt een plek in de Woonagenda.
Voor de ontwikkeling in Nijewier zijn vooral speerpunt 2 en 7 van de Woonvisie van toepassing. In speerpunt 2 wordt aangegeven dat in de woonkernen altijd ruimte is voor nieuwbouw. Dit moet wel op maat, passend bij de schaal en de behoefte in het dorp zijn. De ontwikkeling betreft de bouw van maximaal 4 woningen in het dorp Nijewier. In Nijewier worden weinig woningen gebouwd, terwijl er wel behoefte aan woningen is. Bovendien is de behoefte aan de woningen gebleken naar aanleiding van een woonenquête. Dit sluit aan op speerpunt 7.
Woonzorgvisie
De visie wonen, zorg en welzijn is een belangrijk middel om te komen tot verdere verbinding tussen gemeenten, corporaties, welzijns- en zorgorganisaties. Bij de lokale prestatieafspraken moeten conform het programma ‘Een Thuis voor iedereen’ ook de zorg- en welzijnsorganisaties worden betrokken. De gemeente maakt hier een begin mee in 2025, aansluitend op de uitvoeringsagenda wonen, zorg en welzijn
In de woonzorgvisie is Nijewier aangemerkt als basisdorp. Uit de meest recente woningmarktanalyse blijkt dat er geen behoefte is aan specifieke woningen voor ouderen met een zorgvraag. De behoefte is afgestemd met het dorp en in lijn met de woningmarktanalyse.
Afwegingskader
Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningbouwinitiatieven aansluiten bij de actuele, kwalitatieve woningbehoefte en de volkshuisvestelijke ambities van de gemeente, willen de regio Noordoost-Friesland en de provincie de komende jaren sturen op basis van een gezamenlijke set van criteria. Hiervoor is in regionaal verband als werkdocument een Afwegingskader opgesteld waarmee nieuwe woningbouwinitiatieven op kwaliteit worden getoetst. Aan de hand van dit Afwegingskader wordt gekeken in hoeverre nieuwe plannen aantoonbaar inspelen op de kwalitatieve woningbehoefte en of zij bijdragen aan andere kwalitatieve ambities, zoals langer zelfstandig wonen, verduurzamen of het oplossen van een ruimtelijk knelpunt. Het plangebied is gelegen in het gebied Metslawier e.o. In het afwegingskader wordt aangegeven dat in dit gebied behoefte is aan koopwoningen, waaronder 2 onder 1 kap en vrijstaand. Hierdoor voldoet de beoogde ontwikkeling aan het Afwegingskader.
Woonprogramma
De gemeente Noardeast-Fryslân heeft een woonprogramma opgesteld waarin de woningbouwprojecten en -initiatieven in Noardeast-Fryslân zijn opgenomen. In november 2021 heeft de provincie Friesland hierop akkoord gegeven.
Woningmarktanalyse Noordoost-Fryslân en Woningmarktmonitor
In 2020 is een woningmarktanalyse opgesteld om op regionaal niveau inzicht te krijgen in de woningbouwbehoefte. Samenwerking binnen de regio, zowel tussen gemeenten als tussen dorpen, is van belang bij het vaststellen van de woonprogrammering. De woningmarktanalyse biedt een kwalitatief afwegingskader waar gemeenten gebruik van kunnen maken bij het ontwikkelen van woningbouwplannen. De provincie Fryslân vraagt de regio om een offensieve regionale visie te maken. Dat betekent dat er geen dorp op slot wordt gezet en dat er ruimte is voor toekomstbestendig en zorgvuldig toevoegen van woningen. Daarbij houdt de provincie vast aan de lijn "binnendorps vrij, buitendorps beperkt". In de woningmarktanalyse is per dorp inzichtelijk gemaakt hoe de woningmarkt er nu voor staat en welke ontwikkelingen er te verwachten zijn. Op deze manier kan snel worden ingespeeld op ontwikkelingen.
Het dorp Nijewier is bij de analyse meegenomen bij het dorp Metslawier en omstreken. Uit de analyse blijkt dat er een totale behoefte is aan maatwerk.
In de woningmarktanalyse wordt aangegeven dat zachte plannen ook van meerwaarde kunnen zijn voor dorpen. Er wordt ook aangegeven dat in veel kleinere kernen meer plannen voor vrijstaande koopwoningen zijn opgenomen dan waaraan behoefte is. Hierbij wordt wel aangegeven dat goed moet worden gekeken naar de reële vraag en af te stemmen op het aanbod in de omliggende dorpen. In Nijewier zullen maximaal 4 woningen op de voormalige opslag worden gerealiseerd. Door het aantal te realiseren woningen niet exact vast te leggen is flexibiliteit mogelijk in vorm (vrijstaand of twee-onder-een-kapwoning) en aantal.
De beoogde ontwikkeling is van invloed op de fysieke leefomgeving. De aard, omvang en locatie van de ontwikkeling zijn de reden dat het omgevingsplan moet worden gewijzigd. Dit betekent dat de omgevingsaspecten en andere thema's onderzocht moeten worden om te beoordelen of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL) als de gewenste ontwikkeling is uitgevoerd.
De beoogde ontwikkeling wordt in dit hoofdstuk getoetst aan onder meer de instructieregels uit het Bkl (Besluit kwaliteit leefomgeving). In het Bkl is namelijk aangegeven dat daar waar een nieuwe activiteit milieuruimte inneemt, aandacht nodig is voor de gevolgen van deze activiteit op de omgeving maar ook voor de gevolgen die de omgeving heeft op deze nieuwe activiteit.
Toetsingskader
In Bijlage V van het Omgevingsbesluit (Ob) is aangegeven welke projecten in het kader van een wijziging van het omgevingsplan project-mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Projecten die zijn genoemd in kolom 1 zijn mer-plichtig als wordt voldaan aan de drempelwaarden uit kolom 2 en mer-beoordelingsplichtig in gevallen als genoemd in kolom 3. In kolom 4 staat aangegeven bij welk besluit de mer(beoordelings)-plicht geldt.
Voor mer-beoordelingsplichtige activiteiten moet worden onderzocht of deze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. De criteria om dit vast te stellen zijn genoemd in bijlage III van Richtlijn 2011/92/EU (richtlijn m.e.r.). Samengevat zijn dit de kenmerken van een project, de locatie van een project en soort en kenmerken van de verschillende milieueffecten.
Bij het bevoegd gezag, (het college van B&W) moet een mededeling (de aanmeldnotitie) worden gedaan waarin een beschrijving van het plan, de locatie en de mogelijke milieueffecten zijn opgenomen. Het bevoegd gezag beslist binnen zes weken of sprake is van aanzienlijke milieueffecten.
Toetsing
Een stedelijk ontwikkelingsproject, waar woningbouw onder valt, is een activiteit uit kolom 1 van bijlage V van het Ob en valt onder categorie J11. Het mogelijk maken van een permanente kampeerplaats valt onder categorie M4 ‘de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- of caravanterreinen’. Voor beide categorieën geldt vanuit kolom 2 dat de mer-plicht niet van toepassing is. De mer-beoordelingsplicht uit kolom 3 is wel van toepassing. Op grond van artikel 16.43, lid 1, sub a moet worden beoordeeld of de ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Om deze reden is er een aanmeldnotitie opgesteld, zie Bijlage 3.
Conclusie
Uit de aanmeldnotitie blijkt dat het plan niet gelegen is in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Het project leidt niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige mer-procedure is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
De Ladder voor duurzame verstedelijking (vaak kortweg aangeduid als Ladder) is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt beoordeeld of de behoefte aanwezig is en of de ontwikkeling binnen het stedelijk gebied kan.
In artikel 5.129g Besluit kwaliteit leefomgeving staat de instructieregel dat de Ladder wordt toegepast bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een stedelijke ontwikkeling is de ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelsvoorziening of een andere stedelijke voorziening die voldoende substantieel is.
Toetsing
Artikel 5.129.g van het Bkl bepaalt dat de Ladder betrekking heeft op een stedelijke ontwikkeling die voldoende substantieel is. De aard en omvang van het woningbouwplan in relatie met de omgeving bepaalt of het plan voldoende substantieel is. Artikel 5.129.g Bkl geeft geen ondergrens aan. In uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn hiervoor lijnen uitgezet. Bij woningbouw is vanaf 12 woningen sprake van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.
De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van maximaal 4 woningen waardoor er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. De Ladder is dus niet van toepassing. Wel moet de evenwichtige toedeling van functies aan locaties worden gemotiveerd. Voorliggende onderbouwing voorziet hierin.
Onderbouwing programma
De woningbouwontwikkeling in Nijewier is één van de projecten die de gemeente Noardeast-Fryslân gaat realiseren. Per project is een intensief traject doorlopen om de volkshuisvestelijke behoefte op lokaal niveau scherp te krijgen. Er is gebruik gemaakt van verschillende gegevens. Allereerst is de woningmarktanalyse van KAW geraadpleegd. Ten tweede is de meest recente versie van de woningmarktmonitor geraadpleegd. Zoals aangegeven in paragraaf 3.1 is een enquête, opgesteld door de gemeente, verspreid door Doarpsbelang. De resultaten van deze enquête zijn besproken met Doarpsbelang. Hierbij is met name aandacht geweest voor de combinatie van stijgende bouwkosten en toegenomen rentepercentages. Hierop is een beoogd programma vastgesteld. Daarin is de invulling van de locatiezoektocht meegenomen. Het resultaat is besproken met de bewoners van Nijewier om te toetsen of het een programma is wat goed aansluit op de lokale behoefte. Deze behoefte heeft geleid tot deze planontwikkeling.
Aandeel betaalbare woningen
Dit is afhankelijk van de uiteindelijke prijzen en de definitie van betaalbaarheid op het moment van bouwen. Dat is ten tijde van het opstellen van de wijziging van het omgevingsplan nog onbekend. Het is wel aannemelijk dat vrijstaande woningen buiten dit segment vallen, terwijl dit voor 2/1-kappers afhankelijk zal zijn van de marktomstandigheden. Hoe dan ook valt het aandeel betaalbaar te verantwoorden in de bouwstroom in de volledige gemeente. Per dorp is hier dus ruimte om af te wijken.
Aandeel corporatiewoningen
De corporaties hebben aangegeven geen financiële investeringsruimte te hebben om nog extra locaties in de betreffende dorpen in te vullen. De woningen in Nijewier worden allemaal koopwoningen.
Wonen en zorg voor ouderen
Er wordt nog gewerkt aan een woon-/zorgvisie. Er is dan ook nog geen beeld bij de behoefte aan zorg- en woon-/zorgvormen in de toekomst in Nijewier. Gezien de grote druk op de woningmarkt is deze specifieke vorm van wonen daarom buiten beschouwing gelaten. Wel is de behoefte aan levensloopbestendige woningen nadrukkelijk meegenomen. Die zijn goed te realiseren binnen de beoogde woningbouwontwikkeling. In Nijewier wordt dit niet als specifiek programma onderdeel opgenomen.
Regionale woondeals
De projecten van het programmabureau zijn opgenomen in de regionale woondeals als sleutelproject. Daar valt het plan, waaronder de woningbouw in Nijewier, ook onder. Het opgevoerde aantal in de regionale woondeals is een streefgetal en zoals gezegd: De flexibiliteit die is meegenomen in de plannen geeft hierbij enige speelruimte om in te spelen op de lokale behoefte.
Hoeveelheid woningen
Gezien de stormachtige ontwikkelingen op de woningmarkt is het lastig om een exact en hard aantal te relateren aan kleine projecten. Dát vernieuwing en doorstroming op de woningmarkt nodig is, staat buiten kijf. Voor zowel de leefbaarheid van de dorpen als voor de behoefte aan een passende mix aan woningtypen. Volgens de eerder geschetste aanpak is in samenspraak met het dorp en de beschikbare gegevens en onderzoeken gekeken naar wat de exacte behoefte is. Zicht op realisatie is hierbij van belang. In principe is het zo dat de projectmatige (buitenstedelijke) opgave van deze dorpen hiermee geborgd is voor komende jaren. De woningbouwontwikkeling met maximaal 4 woningen in Nijewier is een positieve impuls voor het dorp. De kavels worden door de gemeente uitgegeven en de woningen worden door bewoners zelf of in koppels ontwikkeld.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er behoefte is aan de woningen. Het project voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Toetsingskader
Bij nieuwbouw of verbouw beoordeelt de gemeente met een welstandstoets of het bouwwerk past in de omgeving. De regels voor een welstandstoets zijn opgenomen in artikel 22.7 en 22.29 van de bruidsschat. Daarmee maken deze regels deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Met de welstandstoets beoordeelt de gemeente of het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Toetsing
Er worden in de Welstandsnota Noardeast-Fryslân 12 welstandsgebieden onderscheiden. Het plangebied ligt in het welstandsgebied 'Buitengebied (terpengebied)'. Zoals aangegeven in paragraaf 2.2.2 wordt ruimtelijk gezien het best worden aangesloten op het welstandregiem 'lintbebouwing (regulier)', omdat de woningen ten westen van het plangebied hier ook toe behoren. Op 13 februari 2025 heeft de gemeenteraad een nieuw welstandsregime, op grond van artikel 4.19 van de Omgevingswet, voor dit woningbouwplan vastgesteld.
Na de wijziging van het omgevingsplan worden de woningen waarvoor een vergunning wordt aangevraagd beoordeeld op basis van de nieuw vastgestelde welstandscriteria. Deze beoordeling gebeurt door de Adviescommissie Omgevingskwaliteit. De commissie geeft hierover advies waarmee het college van B en W rekening houdt bij de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning.
Toetsingskader
Hoofdstuk 5 van het Bkl bevat geen instructieregels met betrekking tot mobiliteit en parkeren. Echter, bij het toelaten van een nieuwe ontwikkeling zal met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aangetoond moeten worden wat het effect is op de bereikbaarheid, verkeersafwikkeling en parkeerdruk.
Toetsing
Verkeer
Het plangebied wordt ontsloten via de Mearswei, de Terpstrjitte en de Auck Doniastrjitte. Via de Mearswei wordt het plangebied in oostelijke richting via het buitengebied ontsloten richting Mitselwier. Via de Auck Doniastrjitte wordt het plangebied in westelijke richting ontsloten en via de Terpstrjitte in zuidelijke richting. De ontsluitingswegen in westelijke en zuidelijke richting zijn gelegen binnen het dorp Nijewier.
Nieuwbouw woningen
Op basis van maximaal 4 vrijstaande woningen bedraagt het aantal lichte verkeersbewegingen 33 per etmaal (weekdag). Dit is berekend op basis van het CROW-kengetal van 8,2 motorvoertuigen per etmaal voor vrijstaande woningen (publicatie 744). Het totale aantal verkeersbewegingen van zware motorvoertuigen bedraagt afgerond 0,08 mvt/etmaal.
Bedrijfswoning
De bedrijfswoning heeft een verkeersgeneratie van 9 op basis van het CROW-kengetal van 8,2 motorvoertuigen per etmaal. Het totale aantal verkeersbewegingen van zware motorvoertuigen bedraagt afgerond 0,02 mvt/etmaal.
Camperplaatsen
Met de beoogde ontwikkeling wordt een camperplaats voor 10 campers mogelijk gemaakt. Uitgaande van een verkeersgeneratie van 0,44 voor standplaatsen op een camping op basis van de CROW-norm, betekent dit 4,4 mvt/etmaal. De camperplaats is in de periode van 15 maart tot 1 november in gebruik. Dit betekent dat gedurende een periode van 7,5 maanden de camperplaats beschikbaar is en dat in die periode met de verkeersgeneratie rekening moet worden gehouden.
Caravanstalling
In de caravanstalling is plaats voor maximaal 40 caravans, campers en dergelijke. Er van uitgaande dat deze jaarlijks worden gebruikt, betekent dit 80 verkeersbewegingen (1 keer ophalen en 1 keer stallen) in de periode tussen maart en november.
Het plangebied is goed ontsloten. De toename van verkeer is beperkt en kan zonder problemen worden opgevangen.
Parkeren
Nieuwbouw woningen
Voor de parkeerbehoefte zijn de parkeerkencijfers uit de CROW publicatie 744 gehanteerd. Hieruit blijkt dat voor de bouw van vrijstaande woningen 2,2 parkeerplaatsen per woning en voor twee-onder-een kapwoningen 2,1 parkeerplaatsen per woning moeten worden gerealiseerd. Uitgaande van een maximale ontwikkeling van 4 vrijstaande woningen zijn er maximaal 9 parkeerplaatsen nodig in het plangebied. Het uitgangspunt is dat het op eigen terrein wordt gerealiseerd. De gemeente heeft al aangegeven dat op elke bouwkavel 2 auto's kunnen worden geparkeerd.
De gemeente legt tussen de nieuwbouwkavels en de bestaande weg een strook graskeien aan waarmee extra parkeerruimte wordt gecreëerd zodat in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
Bedrijfswoning
De parkeernorm voor de vrijstaande bedrijfswoning is 2,2 op basis van de CROW publicatie 744. Bij deze woning is voldoende ruimte op het eigen terrein om te parkeren.
Camperplaatsen en caravanstalling
Het aspect parkeren voor camperplaatsen en caravanstalling is niet aan de orde.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling veroorzaakt geen capaciteitsproblemen op het bestaande wegennet. Bovendien is er in voldoende mate ruimte om aan de parkeerbehoefte te voldoen.
Toetsingskader
Ter bescherming van de natuur zijn in het Bkl diverse regels opgenomen. Het gaat hierbij in de eerste plaats om regels voor de gebiedsbescherming van aangewezen Natura 2000-gebieden, regels voor de soortenbescherming van te beschermen planten diersoorten (waaronder vogels) en regels ter bescherming van houtopstanden. Het gebieds- en soortenbeschermingsregime vloeit voor een belangrijk deel voort uit twee Europese richtlijnen, te weten de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG).
Gebiedsbescherming
De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn beschermt Natura 2000-gebieden. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wijst de Natura 2000-gebieden aan. Op grond van artikel 2.43 Omgevingswet legt hij ook de instandhoudingsdoelstellingen vast.
Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze bij de voorbereiding van een omgevingsplan in kaart te worden gebracht en beoordeeld. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Mocht het plan gevolgen hebben voor houtopstanden buiten de bebouwingscontour houtkap (dat wil zeggen: er moeten bomen worden geveld), gelden rijksregels uit het Bal. Bij vellen hoort een herplantingsplicht maar hierop bestaan uitzonderingen (zie artikel 11.111 Bal). Als de rijksregels voor vellen van toepassing zijn, is het vellen van houtopstanden verboden zonder eerst een melding te doen.
Soortenbescherming
Onder de Omgevingswet zijn veel dier- en plantsoorten beschermd. De bescherming richt zich op soorten van Europees belang, die onder de reikwijdte van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen, en om bepaalde soorten van nationaal belang. Soortenbescherming vindt plaats binnen en buiten het natuurnetwerk Nederland. Het kan de vorm hebben van wet- en regelgeving, maar ook van fysieke maatregelen die bescherming, vestiging of uitbreiding van een soortenpopulatie stimuleren. Op grond van artikel 2.18 lid 1 sub f Omgevingswet zijn in beginsel de provincies hiervoor verantwoordelijk.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het plangebied ligt op circa 5 kilometer van het Natura 2000-gebied de Waddenzee en op circa 7 kilometer van het Lauwersmeer. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
De ontwikkeling in het plangebied zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. De ontwikkeling betreft nieuwbouw van woningen en het mogelijk maken van een caravanstalling en 10 camperplaatsen. De woningen worden gasloos gebouwd. Door verkeersbewegingen en de inzet van materieel is het mogelijk dat de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden toeneemt. Om de stikstofdepositie inzichtelijk te maken is een stikstofonderzoek uitgevoerd welke is opgenomen in Bijlage 4. Hieruit blijkt dat er geen relevant effect is, waardoor negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring niet aan de orde zijn.
Als er een (deel van een) houtareaal wordt gekapt van meer dan 10 are (1.000 m2) of een (deel van een) bomenrij van meer dan 20 bomen buiten de bebouwingscontour houtkap kan er sprake zijn van een meld- en/of herplantingsplicht. Binnen het plangebied zullen bomen worden gekapt om woningbouw mogelijk te maken. Als de abelen die onderdeel zijn van de bomenlaan langs de weg worden gekapt, is er sprake van een bomenrij van meer dan 20 bomen die wordt gekapt. Ook is het houtareaal in het plangebied mogelijk groter dan 1.000 m2 in oppervlak.
Het plangebied valt binnen de bebouwingscontour houtkap, zie figuur 5.1. Er is geen sprake van een meld- en/of herplantingsplicht.
Figuur 5.1: Overzicht bebouwingscontour houtkap (bron: Omgevingsloket)
Soortenbescherming
Om in beeld te brengen of er beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, is een ecologische quickscan uitgevoerd waarvan de resultaten zijn opgenomen in Bijlage 5.
Hieruit blijkt het volgende:
Algemene broedvogels
Binnen en buiten het plangebied kunnen vogelsoorten tot broeden komen waarvan de nesten geen jaarronde bescherming genieten, maar wel beschermd zijn tijdens het broedproces. Er wordt geadviseerd om de bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen van 15 maart-15 juli uit te voeren.
Jaarrond beschermd boomnest
De aanwezigheid van een jaarrond beschermd boomnest vlak buiten het plangebied, maar binnen de invloedssfeer van het planvoornemen kan niet op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten de broedperiode (grofweg 15 maart – 15 juli) uit te voeren. Indien dit niet mogelijk is, wordt nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van een jaarrond beschermd nest aan de hand van een drietal gerichte veldbezoeken in het voorjaar.
In de loop van 2025 zal dit nader onderzoek worden uitgevoerd. Indien een jaarrond beschermd nest wordt vastgesteld zal voor de desbetreffende soort een vergunning worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, de provincie Fryslân. Deze wordt in de regel afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.
Jaarrond beschermde nesten en de kerkuil
De aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten (huismus, ringmus en gierzwaluw) in de woning en loods wordt niet uitgesloten. Ook wordt de aanwezigheid van de kerkuil in de kapschuur niet op voorhand uitgesloten. De zojuist genoemde gebouwen worden niet gesloopt of aangepast. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Vleermuizen
De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in de woning en loods in het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Het gaat om mogelijke zomer-, kraam-, paar- en/of winterverblijven. Nader onderzoek is niet noodzakelijk, aangezien deze gebouwen niet worden gesloopt.
Kleine marterachtigen (bunzing, wezel en hermelijn)
Het voorkomen van (leefgebied van) kleine marterachtigen in het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geadviseerd om op basis van nader onderzoek vast te laten stellen of deze soorten inderdaad van het plangebied gebruik maken of om een mitigatieplan op te stellen. Initiatiefnemer heeft besloten om dit met onderzoek inzichtelijk te maken.
Specifieke zorgplicht
Er kunnen soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ingrepen. Voor deze soorten geldt een specifieke zorgplicht (art. 11.27 Bal). Deze specifieke zorgplicht schrijft voor dat men bijvoorbeeld verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen.
Nader ecologisch onderzoek
Naar aanleiding van de resultaten van de quickscan is nader onderzoek nodig naar beschermde boomnesten en naar kleine marterachtigen. Het nader onderzoek naar kleine marterachtigen is in het najaar van 2024 uitgevoerd. Daarbij zijn een wezel en een bunzing aangetroffen. Er dient een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit te worden aangevraagd. Vooruitlopend daarop is met de provincie afgestemd dat er compenserende maatregelen worden getroffen voor kleine marterachtigen. De concept rapportage van het nader onderzoek is opgenomen als Bijlage 6. Deze wordt nog aangevuld met de resultaten van het nader onderzoek naar boomnesten dat in juni 2025 wordt afgerond.
Conclusie
Negatieve effecten van de woningbouwontwikkeling op de aanwezigheid van wezel en bunzing kunnen worden uitgesloten vanwege het treffen van compenserende maatregelen. In het voorjaar van 2025 wordt nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van een jaarrond beschermd boomnest in de invloedsfeer van het plangebied.
Toetsingskader
Bij ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit. In het Bkl zijn per 1 januari 2024 de normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Vooral in en nabij de aandachtsgebieden moeten overheden toetsen aan de rijksomgevingswaarden voor luchtkwaliteit.
Onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit is niet nodig als de activiteit niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan of activiteit draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentratie NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof)niet hoger is dan 1,2 µg/m3. Dat is 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentraties. Ook zijn er een aantal standaardactiviteiten genoemd die niet in betekende mate bijdragen. Als een activiteit niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, dan is het omgevingsaspect luchtkwaliteit geen belemmering.
Er zijn een paar situaties, die de overheid nog wel in het hele land moet beoordelen:
Toetsing
In totaal betreft het initiatief de realisatie van maximaal 4 woningen en het mogelijk maken van een caravanstalling en 10 camperplaatsen. Er wordt geen activiteit mogelijk gemaakt zoals benoemd in artikel 5.50 Bkl en het plangebied bevindt zich niet binnen een aandachtsgebied voor stikstofdioxide en fijnstof. Met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit is de beoogde ontwikkeling in overeenstemming met de instructieregels van het Bkl.
Naast een beoordeling van de bijdrage aan de luchtkwaliteit door de activiteit zelf is het ook nodig om te beoordelen of de nieuwe functie aan de betreffende locatie kan worden toegewezen gelet op de achtergrondconcentratie van luchtverontreinigende stoffen. Dit kan worden beoordeeld met behulp van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK). Uit de kaart blijkt dat in 2022 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof in het plangebied ruimschoots onder de omgevingswaarden (genoemd in Artikel 2.4 en Artikel 2.5 van het Bkl) lag. De luchtkwaliteit ter plaatse is aanvaardbaar.
Conclusie
De kwaliteit van de buitenlucht is aanvaardbaar en de voorgenomen ontwikkeling draagt in niet betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Toetsingskader
Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied van wegen, spoorwegen en/of industrieterreinen dient de geluidbelasting te worden beoordeeld. De instructieregels in het Bkl bevatten waarden en eisen voor het beoordelen van geluid.
Toetsing
Woningen zijn geluidgevoelige gebouwen. De camperplaatsen zijn niet geluidgevoelig, gezien de logiesfunctie. De toetsing aan de standaard- en grenswaarden wordt in eerste instantie beperkt/afgebakend door het geluidaandachtsgebied behorend bij een weg. Dit is het gebied waar de standaardwaarde kan worden overschreden. Voor gemeentewegen dient het geluidaandachtsgebied te worden berekend op basis van de uiterlijk in 2026 vast te stellen basisgeluidemissie (BGE). Op basis van artikel 17.5 van de Omgevingsregeling geldt er overgangsrecht en zijn aan gemeentewegen geluidaandachtsgebieden toegekend op basis van vaste afstanden. De beoogde woningen vallen onder het aandachtsgebied van de Mearswei, de Terpstrjitte en de Auck Doniastrjitte.
De FUMO heeft akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd, zie Bijlage 7. Er is een akoestisch rekenmodel opgesteld, waarbij rekening is gehouden met alle relevante gebouwde ruimtelijke objecten in de omgeving. Vervolgens is de geluidbelasting op de gevels van de beoogde woningen berekend. Uit het onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de standaardwaarde op geluidsgevoelige gebouwen van 53 dB Lden (gemeentelijke wegen).
De woningen zullen op een minimale afstand van 6 meter vanaf de as van de weg gerealiseerd moeten worden.
Er is geen sprake van geluid door spoorwegen en industrieterreinen.
Conclusie
Het aspect geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
In een omgevingsplan wordt rekening gehouden met het geluid door activiteiten op geluidgevoelige gebouwen en wordt erin voorzien dat het geluid door een activiteit aanvaardbaar is. De instructieregels in het Bkl bevatten waarden en eisen voor het beoordelen van geluid.
Toetsing
Woningen zijn geluidgevoelige gebouwen. De camperplaatsen zijn niet geluidgevoelig, aangezien ze worden getypeerd als logiesfunctie.
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een relatief kleinschalig sportveld (kaatsveld) zonder tribune. De afstand tussen de gevel van de beoogde woningen en het sportveld bedraagt circa 15 meter. De kantine van het sportveld ligt op ruim 100 meter van het plangebied. Aan de zuidzijde van het sportveld ligt een bestaande woning op een kortere afstand van het sportveld. Het sportveld wordt niet beperkt door de beoogde woningen. Daarnaast wordt het plangebied afgeschermd door een bomenrij. Gezien de kleinschaligheid van het sportveld, de afstand en de afscherming door een bomenrij wordt aangenomen dat ter plaatse van de woningen een aanvaardbare situatie is.
Verder geldt tussen een woonactiviteit en een agrarische activiteit (met uitzondering van het houden van vee) op grond van de publicatie Activiteiten en milieuzonering een richtafstand van 30 meter voor geluid. De maximale afstand tussen de agrarische bestemming en de woonbestemming is 3 meter waarmee niet aan de richtafstand wordt voldaan. Gezien het huidige extensieve agrarische gebruik is het agrarisch gebruik van de bestaande schuur en loods uitgesloten. De agrarische opstallen worden voornamelijk gebruikt ten behoeve van caravanstalling. Verder zijn de mogelijkheden voor agrarische bedrijfsvoering ingeperkt. Daarmee is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect geluid door activiteiten vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
De gemeente moet in het omgevingsplan rekening houden met de geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen. Dit volgt uit artikel 5.92, eerste lid, van het (Bkl). In de Omgevingswet staat dat de overheid bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening moet houden met het belang van het beschermen van de gezondheid (artikel 2.1 lid 4 Ow). Hierbij moet de gemeente rekening houden met de lokale specifieke omstandigheden en de gevolgen van de activiteiten voor de gezondheid van haar burgers (artikel 2.1 en 2.4 Ow). Dit is bijvoorbeeld ook cumulatie van geur van bedrijven.
Rekening houden met geur werkt 2 kanten op:
De gemeente moet dus overwegen wat de beste locatie is voor een activiteit. Of de beste locatie voor een geurgevoelig gebouw. Geur wordt geregeld in § 5.1.4.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
Toetsing
Een woning is een geurgevoelig gebouw. De agrarische bedrijfsgebouwen worden enkel nog extensief gebruik voor agrarische doeleinden. Het houden van vee, vergisting, houtteelt, bosbouw en fruitteelt, boomteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen is daarom niet meer toegestaan. Voor een agrarisch bedrijf waar het houden van vee niet is toegestaan, geldt op basis van de publicatie 'Activiteiten en milieuzonering' tussen agrarische bedrijven en woningen alleen een richtafstand voor geluid en dus niet voor geur.
Met deze wijziging van het omgevingsplan worden een caravanstalling en 10 camperplaatsen mogelijk gemaakt. De 'Verordening geurhinder en melkveehouderij Noardeast-Fryslân 2022' schrijft een minimale afstand van 50 meter tussen een veehouderij en geurgevoelig object voor. De dichtstbijzijnde veehouderij ligt op ruim 200 meter van de beoogde planlocatie. Er kan geconcludeerd worden dat in de omgeving van de woningen geen geurveroorzakende activiteiten aanwezig zijn.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het belang van een veilige leefomgeving. Het gaat daarbij om:
Activiteiten met externe veiligheidsrisico's zijn risicobronnen. Deze risicobronnen zijn van belang voor de regels over het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden en hiermee moet rekening worden gehouden. Het gaat om de volgende soorten activiteiten:
Er zijn 3 categorieën gebouwen en locaties die worden beschermd: zeer kwetsbaar (alleen gebouwen), kwetsbaar (gebouwen en locaties) en beperkt kwetsbaar (gebouwen en locaties).
Een gebouw is 'zeer kwetsbaar' als het een gebouw is voor mensen die zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen. Het gaat daarbij onder meer om de volgende gebouwen: woonfunctie voor 24-uurszorg, basisscholen en kinderopvang.
Kwetsbare gebouwen zijn alle gebouwen met een woonfunctie (niet verspreid liggende bebouwing) en locaties bestemd voor grote evenementen of voor recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen. Gebouwen en locaties zijn ook kwetsbaar als er veel personen een groot deel van de dag aanwezig zijn. Het gaat bijvoorbeeld om: een woonfunctie, bijeenkomstfunctie, kantoorfunctie en sportfunctie.
De overige gebouwen en locaties zijn beperkt kwetsbaar. De nadruk ligt op de bescherming van de kwetsbare gebruiksfunctie van een gebouw.
Gebouwen worden alleen beschermd voor de gebruiksfunctie van dat gebouw.
Toetsing
Met de beoogde ontwikkeling worden kwetsbare gebouwen en locaties mogelijk gemaakt. Om zicht te krijgen op de omgevingsveiligheid is de EV Signaleringskaart geraadpleegd, zie figuur 5.2. In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen waarvan de aandachtsgebieden en PR 10-6 contouren over het plangebied liggen.
Figuur 5.2: Omgevingsveiligheid (bron: EV Signaliseringskaart)
Conclusie
Het aspect omgevingsveiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wel wordt ter hoogte van Mearswei 1 met het oog op de camperplaatsen een extra brandkraan gerealiseerd.
Toetsingskader
Op grond van artikel 5.83 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) moet bij het wijzigen van een omgevingsplan rekening worden gehouden met trillingen door activiteiten in trillingsgevoelige ruimten van trillingsgevoelige gebouwen; het plan moet erin voorzien dat deze trillingen aanvaardbaar zijn. Het toepassingsbereik van deze instructieregel omvat alle activiteiten die met het omgevingsplan zijn toegestaan, met uitzondering van de activiteit wonen. In artikel 5.86 van het Bkl is aangegeven dat hieraan wordt voldaan als aan het omgevingsplan standaardwaarden voor continue trillingen en herhaald voorkomende trillingen worden verbonden.
In § 5.1.4.4 van het Bkl zijn de instructieregels met betrekking tot trillingen opgenomen. Daarbij gaat het onder andere om het toelaten van een trillinggevoelig gebouw waarop trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz worden veroorzaakt door een activiteit. Deze instructieregels gelden niet voor trillingen door doorgaand verkeer op wegen, vaarwegen en spoorwegen. Gemeenten kunnen in die gevallen zelf bepalen of en zo ja, welke regels zij voor trillingen van activiteiten in het omgevingsplan opnemen in het kader van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Voor de beoordeling van trillingen kan bijvoorbeeld de SBR-richtlijn en de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen worden gebruikt. De instructieregels van het Bkl zijn overigens wel van toepassing als in het omgevingsplan een trillingaandachtsgebied langs het spoor is vastgelegd. Daarvan is vooralsnog nog geen sprake.
Toetsing
De te realiseren woningen zijn trillinggevoelige gebouwen. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen functies die trilling veroorzaken. Hierdoor vormt het aspect trillingen ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkellocatie.
Conclusie
Het aspect trilling staat de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties dient te worden aangetoond dat geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor het windklimaat in de directe omgeving en de bezonningssituatie ter plaatse van eventueel aanwezige bestaande woningen. De rijksoverheid heeft voor dit aspect van de fysieke leefomgeving geen instructieregels opgesteld. Daarom heeft de gemeente de vrijheid om deze zelf in te vullen.
Toetsing
Dit milieuaspect speelt vooral bij hoogbouw. Met de bouw van maximaal 4 woningen zoals beoogd is dit omgevingsaspect niet aan de orde.
Conclusie
Het aspect licht en windhinder vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
Wat onder cultureel erfgoed wordt verstaan is opgenomen in bijlage A (begrippen) van de Omgevingswet. Het gaat hierbij om monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten, cultuurlandschappen en ander cultureel erfgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bevat de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. Het is op basis hiervan verplicht om de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Voor de bescherming van het landschap geldt voor Nederland het Europees landschapsverdrag. Dit verdrag erkent dat landschappen een onderdeel zijn van de fysieke leefomgeving. In artikel 1.2 lid 1 sub g Omgevingswet worden 'landschappen' als onderdeel van de fysieke leefomgeving aangemerkt. Het landschapsbeleid kan door Rijk, provincie of gemeente in een omgevingsvisie zijn vastgelegd. Deels zijn landschapswaarden in instructieregels van het Bkl verankerd.
Voor het bepalen van cultuurhistorische waarden gebruikt de gemeente de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota waarin wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waarvan ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel uitmaakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.
Toetsing
Archeologie
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden hanteert de provincie Friesland de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Voor de beoogde ontwikkeling zijn de archeologische kaarten van FAMKE geraadpleegd. Deze kaarten geven de actuele status op het gebied van archeologie weer. Uit de advieskaart blijkt dat voor de periode ijzertijd-middeleeuwen diverse verwachtingswaarden gelden: waarderend onderzoek (terpen), karterend onderzoek 1 (middeleeuwen) en karterend onderzoek 2 (middeleeuwen). Voor de steentijd-bronstijd gelden geen archeologische verwachtingswaarden.
Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 8. Tijdens het veldwerk zijn zes boringen uitgevoerd. In het plangebied bestaat de bodem vanaf het maaiveld uit:
In de kwelderwalafzettingen zijn geen vegetatiehorizonten waargenomen. In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
De bodem in het plangebied is op de meeste plekken tot meer dan een halve meter onder maaiveld verstoord. Alleen in de noordwestelijke hoek, die bestaat uit een klein stuk weiland, is de bodem slechts tot 40 centimeter onder het maaiveld verstoord. In de onderliggende kwelderwalafzettingen zijn geen vegetatiehorizonten aangetroffen die duiden op een periode dat de zee rustig was, zodat hier een vegetatielaag kon groeien en de kwelderwal bewoonbaar was. Verder zijn ook geen archeologische indicatoren aangetroffen die erop duiden dat het plangebied in het verleden door de mens bewoond is geweest. De kans dat archeologische waarden zullen worden verstoord door de voorgenomen werkzaamheden is daardoor klein. Verder archeologisch onderzoek is hier niet noodzakelijk. Aangezien geen archeologische indicatoren aanwezig zijn en geen verstoring wordt verwacht voorzover archeologische waarden nog wel aanwezig zijn is het toekennen van een bestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol terrein' niet meer nodig.
Als bij toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, dan dient daarvan direct melding te worden gemaakt bij de minister conform de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10 en 5.11.
Cultuurhistorie
Ten behoeve van de boogde ontwikkeling is de cultuurhistorische kaart geraadpleegd. Er zijn cultuurhistorische waarden binnen of nabij het plangebied.
Landschap
Het plangebied kent geen bijzondere landschappelijke waarden waarmee bij de planontwikkeling rekening moet worden gehouden. Wel wordt met de beoogde groenstructuur bij de dorpsentree van Nijewier de overgang van buitengebied naar bebouwde kom verzacht. Het realiseren van die structuur wordt voor zover mogelijk (afhankelijk van de eigendomssituatie) als voorwaarde aan de ontwikkeling gesteld.
Conclusie
Vanuit de aspecten archeologie, cultuurhistorie en landschap zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie worden opgenomen in het definitieve omgevingsplan (art. 5.89i Bkl). Deze waarden kunnen per gebied of per gebruiksfunctie verschillen. Bij een overschrijding van een vastgestelde waarde (zie art. 5.89i Bkl) is het bouwen van een bodemgevoelig gebouw alleen toegelaten als de in het omgevingsplan voorgeschreven sanerende of andere beschermende maatregelen worden getroffen (art. 5.89K Bkl, art. IIIa onder 2 Aanvullingsbesluit Bodem).
Een bodemgevoelig gebouw is:
Daarnaast zijn er specifieke regels over bodem opgenomen in het Aanvullingsbesluit Bodem en de activiteiten opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving, waaronder regels over nazorg van de bodem na saneren, regels over graven in de bodem en regels over activiteiten op een locatie met historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico.
Toetsing
Met de beoogde ontwikkeling worden bodemgevoelige gebouwen mogelijk gemaakt. Ten behoeve van de ontwikkeling is bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 9.Hieronder worden de resultaten besproken.
Onder de asfaltverharding van het parkeerterrein bevindt zich een sterke verontreiniging met minerale olie en PAK. De sterke verontreiniging is binnen de grenzen van de onderzoekslocatie voldoende afgeperkt. Het totaal bodemvolume sterk verontreinigde grond binnen het onderzoeksgebied wordt geschat op 186 m3. Bij graafwerkzaamheden ter plaatse van de sterke verontreinigingen moet rekening worden gehouden met het melden van deze werkzaamheden bij het Omgevingsloket. De saneringswerkzaamheden moeten door een BRL 7000 erkende aannemer uitgevoerd worden en de milieukundige begeleiding door een BRL 6000 erkende aannemer.
Verder blijkt uit de resultaten dat zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest is aangetoond. Derhalve is het niet noodzakelijk om een asbestonderzoek conform NEN 5707 uit te voeren.
Conclusie
Voorafgaand aan de ontwikkeling moet de bodem worden gesaneerd om deze geschikt te maken voor de beoogde woonfunctie.
Toetsingskader
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen. Daarbij moet het verantwoordelijke Wetterskip worden betrokken. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijke voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Bij ontwikkelingen moet 'weging van het waterbelang' plaatsvinden. De 'weging van het waterbelang' heeft met ingang van de Omgevingswet de watertoets vervangen. De digitale watertoets wordt nog wel gebruikt. De 'weging van het waterbelang' zorgt ervoor dat bij alle ruimtelijke projecten in een vroeg stadium aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit en kwantiteit van het water. Gezien het belang van het water wordt het wateraspect ook sturender bij ontwikkelingen.
Toetsing
Voor de ontwikkeling aan is het Wateradvies (de watertoets) uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn opgenomen in Bijlage 10. Hieruit blijkt dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat het project invloed heeft op de wateraspecten in de omgeving. Voor de normale procedure verstrekt het waterschap standaard een wateradvies. Dit wateradvies geeft handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten mee te nemen in het opstellen van het ruimtelijke plan of besluit.
Veilig
Uit de check bij het wateradvies blijkt dat er geen laag met primaire waterkeringen, regionale en/of lokale waterkeringen, hoofdwateren, rioolwaterpersleidingen, grondwaterbeschermingsgebieden, vrij voor de boezem gebieden en waterzuiveringsobjecten worden geraakt.
Waterkwantiteit
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan (tijdelijke omgevingsplan), maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 1.500 m2 onverharde grond in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard (10%-compensatieverplichting). De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Hiervoor dient afstemming plaats te vinden met Wetterskip Fryslân.
In de huidige situatie is er circa 940 m2 verharding (asfalt bietenopslag) aanwezig. De beoogde woningen zullen een afwaterend oppervlak van 450 m2 hebben. Het perceel is circa 1.924 m2 groot. Er wordt aangenomen dat 50% van deze oppervlakte verhard wordt en dus 962 m2 van de tuinen verhard is. Op dit punt zijn geen compensatiemaatregelen nodig, omdat dit binnen de grens voor landelijk gebied valt (<1.500 m²). Wel worden er watergangen gedempt, wat verder wordt toegelicht in de volgende alinea.
Na overleg met het Wetterskip zijn zowel de benodigde compensatie als de aanvullende maatregelen bepaald. In onderstaand figuur 5.3 is aangegeven welke bestaande watergangen worden gedempt. Deze watergangen worden volledig gecompenseerd door het verbreden van de watergang aan de noordzijde van het plangebied. In totaal wordt ter
compensatie van de toename aan verharding 370 m2 water toegevoegd. Er wordt hiermee voldaan aan de compensatie-plicht. In bijlage 11 is uitgewerkt hoe deze berekening tot stand is gekomen.
Figuur 5.3: Dempen en graven Nijewier (bron: Wetterskip Fryslân)
In het advies van het Wetterskip (d.d. 29-08-2024) wordt het volgende geconcludeerd: "In het kader van de gevoeligheid van de omliggende sloten is het wenselijk om een duiker aan te leggen aan de oostelijke zijde van de 'nieuw te graven' watergang, naar de schouwwatergang die zuidoostelijk ligt van de 'nieuwe' watergang."
In het overleg (05-09-2024) is aangegeven dat er voor een duiker aan de oostelijke zijde over het perceel van een naastgelegen eigenaar moet worden gewerkt, dit is onwenselijk voor de gemeente. Na de situatie nogmaals hebben te bekeken is een goede oplossing in dit geval om de duiker onder de openbare weg door te leggen. De openbare weg zal worden opengebroken voor de plannen, hierdoor is er ook ruimte om de duiker aan te leggen (zie figuur 5.3 'nieuw aan te leggen duiker'). De duiker zal dan zo'n lengte van +/- 40 meter hebben, hiermee wordt ook de aanleg van een put voorkomen. De duiker is voor de doorstroming van het watersysteem en of de aan-/en afvoer te borgen.
Eind april/begin mei 2025 heeft nader overleg plaatsgevonden tussen gemeente en waterschap. Afgesproken is om op verzoek van het waterschap een duiker aan te leggen tussen een nieuwe en een bestaande watergang. Deze levert een belangrijke bijdrage aan de lokale waterhuishouding, aangezien de schouwwatergang naar het noorden te krap is. De aanvankelijk geprojecteerde duiker van 315 mm wordt een duiker van 500 mm. Daarmee is al met al voldoende oppervlaktewater gecompenseerd.
De duiker aan de oostzijde (buiten het plangebied, zie figuur 5.3) is van metselwerk en is in slechte staat. De doorstroming is hier behoorlijk gevoelig door verlanding, gedateerde wegduiker en klimaatgevoeligheid. Door de woningbouw zal er meer water doorheen gaan stromen. In de vergunning zal komen te staan dat mocht deze duiker in de toekomst problemen op gaan leveren, het de verantwoordelijkheid is van de wegbeheerder, wegens ligging onder openbare weg. De onderhoudsplicht bestaat uit het in goede staat houden van de constructie en het te allen tijde gangbaar maken van het doorstroomprofiel (beleidsregels integrale legger).
Grondwater
Het plangebied bevindt zich buiten de waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Ook zijn in het plangebied geen problemen te verwachten met de grondwaterstand. Daarnaast heeft de voorgenomen ontwikkeling geen invloed op het grondwater.
Bodem
Het Wetterskip adviseert de woningen aan te leggen op minimaal +0,03 m NAP. Hier is de verwachte bodemdaling door gaswinning niet in meegenomen.
Voldoende
In het kader van klimaatadaptatie adviseert het waterschap om bij de inrichting van het plangebied te anticiperen op hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en mogelijk overstroming door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Met dit aspect is rekening gehouden door maximaal 30% van het voorerf te verharden. Daarnaast is een groen beplante inrichting van de tuinen, zowel naar de straatzijde als richting het landschap, essentieel.
Schoon
Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater afgevoerd op de bestaande rioleringsaansluiting. Hemelwater wordt afgevoerd op het oppervlaktewater.
Waterkwaliteit
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water is het van belang om milieuvriendelijke, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Conclusie
Uit de waterparagraaf blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Ten behoeve van de aanpassingen in de waterhuishouding is op 22 mei 2025 een vergunning verleend door het Wetterskip.
Toetsingskader
De Omgevingswet biedt geen specifiek toetsingskader voor duurzaamheid. Wel is duurzaamheid een belangrijk thema waarmee gemeenten bij het opstellen van hun omgevingsplan rekening moeten houden.
Toetsing
De woningen worden gasloos gebouwd. De woningen worden binnen de bestaande landschappelijke structuren gerealiseerd. Bij de bouw wordt aangesloten op het principe van natuurinclusief bouwen waarbij de relatie tussen de bebouwing en de natuurlijke omgeving kan worden versterkt.
Conclusie
Het aspect 'duurzaamheid' vormt voor de uitvoering van het project geen maatgevend aspect voor de evenwichtige toedeling van functies
Toetsingskader
Doel van de Ow is ook het beschermen van de gezondheid (artikel 2.1, lid 3, onder b). In lid 4 benadrukt de wet dat bij het stellen van regels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening wordt gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid.
Toetsing
Een deel van de hiervoor beschreven omgevingsaspecten heeft een gezondheidscomponent, waarbij het in de meeste gevallen gaat om gezondheidsbescherming. Meetbaar is onder andere de bodemkwaliteit. Na de bodemsanering zijn er geen belemmeringen voor de woningbouw op de planlocatie (zie ook paragraaf 5.15.
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is het gebruik van de aangrenzende agrarische percelen in beeld gebracht. Het aangrenzende agrarische perceel bij de beoogde woningen is in gebruik als agrarisch grasland. Ten noordwesten van het plangebied is een agrarisch perceel gelegen dat in gebruik is als tijdelijk grasland en akkerbouwland.
Percelen die agrarisch in gebruik zijn, kunnen worden bespoten met gewasbeschermingsmiddelen. Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet, bij ontwikkelingen in de omgeving van agrarische gronden waar gewasbeschermingsmiddelen (kunnen) worden gebruikt, worden aangetoond dat geen sprake is van onaanvaardbare gezondheidsgevolgen. De rijksoverheid heeft voor dit aspect van de fysieke leefomgeving geen instructieregels opgesteld. Als vuistregel geldt dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, niet onredelijk wordt geacht. Op grond van rechtspraak is het mogelijk om deze afstand te verkleinen indien daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt. Die motivering moet gebaseerd zijn op zorgvuldig locatiespecifiek onderzoek.
Het plan betreft een woningbouwlocatie. Een woning is een gevoelige functie die bescherming tegen de drift van gewasbeschermingsmiddelen behoeft. Op de aangrenzende percelen, die worden beheerd als grasland, is gezien het gebruik een eventuele blootstelling aan schadelijke stoffen zeer beperkt. Op percelen die agrarisch in gebruik en als zodanig zijn bestemd (de bestemming grenzend aan het plangebied is 'Agrarisch') wordt ten behoeve van akkerbouw mogelijk wel gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen, met deze planologische mogelijkheid moet rekening worden gehouden. De gronden binnen de agrarische bestemmingen mogen echter niet gebruikt mogen worden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, boomteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen. Dit betekent dat de teelt van gewassen waarbij sprake is van hoge drift niet is toegestaan op de aangrenzende percelen.
Dit betekent dus niet dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de gronden is uitgesloten. Indien gebruik van gewasbeschermingsmiddelen plaatsvindt, moet voldaan worden aan de daarvoor geldende wetgeving waarbij onder meer de zorgplicht voor mens, dier, plant en water in acht moet worden genomen. Bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen moet altijd driftarme apparatuur worden gebruikt. Daarnaast worden vanuit het Bal eisen gesteld aan de voorwaarden van toepassing (onder andere windkracht). Bovendien dragen nieuwe driftreducerende spuittechnieken bij aan verbeteringen op het gebied van milieu, waterkwaliteit, voedselzekerheid, menselijke gezondheid en arbeidsomstandigheden.
Voor agrariërs gelden teeltvrije zones langs watergangen. De breedte van een dergelijke zone is afhankelijk van het gewas en in deze zone mogen geen meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. In dit geval zijn rond de agrarische percelen watergangen aanwezig, ook aan de zijde van de beoogde woningbouw. Door de teeltvrije zone is de afstand tussen de woonactiviteit en de zone waar eventueel gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, al ingeperkt.
Rekening houdend met een overwegend heersende zuidwestelijke windrichting en de aanwezigheid van teeltvrije zones, en met het oog op de wetgeving op het gebied van (gebruik van) gewasbeschermingsmiddelen en de afstand van de woningen tot het akkerbouwperceel is er in het kader van de spuitzonering een beperkt risico.
Conclusie
Het aspect gezondheid staat de ontwikkeling niet in de weg.
Met deze wijziging van het omgevingsplan worden de bestaande juridisch planologische mogelijkheden en de regels uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan gemeente Noardeast Fryslân vervangen door deze wijziging van het omgevingsplan. Deze wijziging voldoet aan de Omgevingswet, de instructies vanuit het Rijk en van de provincie Fryslân.
Deze wijziging van het omgevingsplan vervangt niet alle regels die onderdeel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan zoals dat op 1 januari 2024 geldt. De bruidsschat (inclusief vangnetregeling) en de gemeentelijke verordeningen die onderdeel uitmaken van de het tijdelijk omgevingsplan worden niet gewijzigd. Wel heeft afstemming plaatsgevonden op de bruidsschat en waar nodig zijn bruidsschatregels opgenomen die niet van toepassing zijn op het nieuwe deel van het omgevingsplan. Deze regels waren alleen van toepassing op het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Om ze ook van toepassing te laten zijn op deze wijziging moeten ze worden opgenomen, de bruidsschat (dus het tijdelijke deel van het omgevingsplan voor dit deel) zelf wordt hiermee dus niet gewijzigd. Het is geen verplichting om deze regels uit de bruidsschat ook voor deze locatie te laten gelden, maar om uniformiteit in de regeling te behouden voor de gemeente is de keuze gemaakt om ze ook in dit wijzigingsbesluit op te nemen.
Dit geldt voor:
In het toepassingsbereik is opgenomen welke regels worden gewijzigd met dit wijzigingsbesluit.
De begripsbepalingen uit de bijlage van de Omgevingswet zijn van rechtswege van toepassing op het wijzigingsbesluit en hoeven dus niet bij de begrippen te worden opgenomen. Dit geldt onder meer voor de begrippen gebouw, bouwwerken en bouwen deze zijn opgenomen in de begripsbepalingen bij de Ow.
De begripsbepalingen uit het Bbl, Bkl en Bal en de Omgevingsregeling zijn niet van van rechtswege van toepassing op het TAM-omgevingsplan. Daarom is in de begrippen hierop aangesloten door deze van toepassing te verklaren. In de begripsbepalingen hoeven daarom bijvoorbeeld geen begrippen meer opgenomen voor bijbehorend bouwwerk, hoofdgebouw, achtererfgebied en gebouwerf te worden opgenomen. Deze begrippen komen terug in het Bbl. Tevens zijn de aanvullende begrippen opgenomen die nodig zijn voor het wijzigingbesluit.
In het algemene verbod is opgenomen dat alle niet genoemde functies en activiteiten die in strijd zijn met dit TAM-omgevingsplan niet zijn toegestaan. Het algemene verbod zorgt ervoor dat alleen de genoemde functies en activiteiten zijn toegestaan. Wanneer sprake is van bestaande functies en activiteiten die niet zijn genoemd in de bestemmingen, dan zijn deze wel toegestaan. Het begrip bestaand is opgenomen in de begripsbepalingen, waarbij het gaat om legale situaties ten tijde van het inwerking treden van dit TAM-omgevingsplan.
Een omgevingsplan moet technisch voldoen aan de Omgevingswet standaarden STOP/TPOD. De wetgever heeft tot 1 januari 2026 gemeenten de mogelijkheid geboden om een omgevingsplan onder de Omgevingswet op te stellen op basis van de RO standaarden 2012 en te publiceren via www.ruimtelijkeplannen.nl en de overbruggingsfunctie van het Informatiehuis Ruimte naar het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het omgevingsplan conform TAM maakt juridisch onderdeel uit van het omgevingsplan, maar wordt technisch in de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl geplaatst.
Bij het opstellen van een TAM-omgevingsplan, waarbij gebruik wordt gemaakt van de RO standaarden 2012 kan nog gebruik worden gemaakt van bestemmingen. Dit voorliggend TAM-omgevingsplan bevat bestemmingen. Voor de inhoud van de juridische regeling wordt aangesloten op de regels uit bestemmingsplan Doarpen en bestemmingsplan Bûtengebied Dongeradeel.
De bestemmingen bevatten gebruiksregels, bouwregels en aanlegregels (vergunningsplichten voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Agrarisch
Binnen de agrarische bestemming is een beperkt agrarisch gebruik toegestaan. De uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan met dien verstande dat het houden van vee, vergisting, houtteelt, bosbouw en fruitteelt, boomteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen niet is toegestaan. Dit komt overeen met het bestaande, extensieve agrarische gebruik van het perceel. Bebouwing is toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf'.
Het stallen van camperplaatsen wordt mogelijk gemaakt binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - camperplaatsen'. Het maximaal aantal campers is bepaald op een aantal van 10 campers. Het kamperen is enkel toegestaan tussen 15 maart en 1 november.
De stalling van caravans is toegestaan op voorwaarde dat deze stalling inpandig plaatsvindt. Met deze regeling wordt het gebruik zoals dat al plaatsvindt, juridisch-planologisch geregeld.
Binnen de bestemming is een bedrijfswoning aanwezig, deze wordt geregeld binnen de bestemming met de daarbij behorende bouwregels. Bij het wonen in de bedrijfswoning is een aan-huis-verbonden beroep toegestaan.
Een aanlegvergunningplicht is opgenomen voorhet aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen en het wijzigen van de profielindeling van wegen en paden. Normaal onderhoud is hiervan uitgesloten evenals werkzaamheden die al worden uitgevoerd op basis van een geldende vergunning.
Groen
De bestemming 'Groen' zorgt voor een groene en bebouwingsvrije zone tussen het agrarische bedrijf met de daarbij behorende activiteiten en nevenactiviteiten en de nieuwe woningbouw. Naast groenvoorzieningen, bosschage, bebossing en beplanting, waterlopen en waterpartijen en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van groengebied zijn ook voet- en rijwielpaden en speelvoorzieningen toegestaan. Er mogen enkel overige, bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd ten behoeven van deze functies.
Wonen
De bestemming 'Wonen' maakt het wonen mogelijk binnen de bestemmingsvlakken conform de gewenste woningbouwontwikkelingen. Tevens is het ondergeschikte gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep toegestaan.
Het bouwen van de hoofdgebouwen moet binnen de bouwvlakken plaatsvinden. Deze zijn zodanig gesitueerd dat wordt voldaan de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals opgenomen in paragraaf 2.2.2. Hetzelfde geldt voor de bouwregels. Het maximum aantal woningen is per bouwvlak aangegeven met een aanduiding op de verbeelding.
Binnen de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregels opgenomen. In het Bkl is geen plicht opgenomen tot het opnemen van een anti-dubbeltelregeling. Deze hoeft dus niet te worden opgenomen in dit TAM-omgevingsplan. De keuze is om deze wel mee te nemen om ongewenste bebouwingsmogelijkheden te creëren (voor bijvoorbeeld bijbehorende bouwwerken).
De aanvraagvereisten voor de aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, niet zijnde een bouwwerk of een werkzaamheid zijn opgenomen, de motivering daarvan is opgenomen in paragraaf 6.1.
De bestaande situatie is in de algemene bouwregels vastgelegd zodanig dat indien maatvoeringen en/of situeringen van een bestaand bouwwerk afwijken van de beoordelingsregels van het TAM-omgevingsplan gelden de bestaande maatvoeringen en situeringen als norm. In de algemene bouwregels zijn ook de regels over het uiterlijk van bouwwerken opgenomen. Deze regels zijn gekoppeld aan het nieuwe welstandsregime zoals dat is vastgesteld op 13 februari 2025 als beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken op grond van artikel 4.19 van de Omgevingswet. Een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, wordt alleen verleend indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan niet in strijd is met de omgevingskwaliteit, beoordeeld volgens het nieuwe welstandsregime '20240610 Nijewier omgevingskwaliteit 0108 aantal woningen', zoals vastgesteld op 13 februari 2025. Het is mogelijk om hiervan af te wijken door Burgemeester en Wethouders. Deze mogelijkheid is ook opgenomen in de planregels.
Om aan artikel 5.89l van het Bkl te voldoen moeten regels worden opgenomen ten aanzien van een melding voor een bouwactiviteit die niet bouwvergunningplichtig is. Deze zijn opgenomen in artikel 11.
Het opnemen van overgangsrecht is niet meer verplicht onder de Omgevingswet. In verband met de rechtszekerheid van bestaande rechten is ervoor gekozen om overgangsregels op te nemen. Deze overgangsregels zijn zowel voor bouwwerken als gebruik.
Economische uitvoerbaarheid
In deze paragraaf wordt getoetst of de betreffende ontwikkeling economisch uitvoerbaar is. Dit houdt in dat:
Financiële uitvoerbaarheid
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling betreft de bouw van maximaal 4 woningen op de opslaglocatie. De gemeente is grondeigenaar en geeft de kavels uit aan de ontwikkelende partijen. Dit zijn de toekomstige bewoners.
Op 8 mei 2025 heeft de gemeenteraad de exploitatie voor dit project vastgesteld. De voorbereidingskosten zijn gedekt uit het voorbereidingskrediet. Nu de raad op 8 mei jl. een grondexploitatie heeft vastgesteld wordt het voorbereidingskrediet opgenomen in de grondexploitatie. Het bouw- en woonrijp maken en alle andere kosten zoals personeelskosten worden gedekt uit de grondexploitaties. Ook de inkomsten komen ten gunste van de grondexploitatie.
De gemeente is de initiatiefnemer en realiseert deze ruimtelijke ontwikkeling voor eigen rekening en risico. De gemeente heeft middelen beschikbaar vanuit de grondexploitatie om de ontwikkeling te realiseren. Daarmee is aan de eerste vereiste voldaan.
Met de eigenaar van het aangrenzend agrarisch perceel sluit de gemeente een kostenverhaalsovereenkomst en een nadeelcompensatieverhaalsovereenkomst.
Kostenverhaal
Wie een woning, bedrijfspand of ander gebouw bouwt of verbouwt, moet hiervoor in veel gevallen een bijdrage betalen aan het bevoegd gezag. Deze bijdrage is onder andere voor de kosten van het opstellen van plannen, het aanleggen van openbare voorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte. Dit wordt kostenverhaal genoemd.
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling ziet toe op ontwikkeling van een woonbuurt voor maximaal 4 woningen. De beoogde ontwikkeling is op grond van artikel 8.13 van het Omgevingsbesluit aangewezen als kostenverhaalplichtige activiteit. Op grond van artikel 13.12 Ow is het verboden kostenverhaalplichtige activiteiten uit te voeren voordat de hiervoor geldende kostenverhaalbijdrages zijn betaald. Dit verbod geldt niet in het geval dat het kostenverhaal is verzekerd.
De gemeente heeft de gronden waarop de kostenverhaalplichtige activiteit mogelijk wordt gemaakt in eigendom. Hierdoor is het kostenverhaal niet aan de orde. De gemeente is zelf exploitant, waardoor de kosten voor rekening van de gemeente zijn. De gemaakte kosten worden bij grondverkoop via de grondprijs verhaald. Hiermee is ook aan de tweede vereiste voldaan en hieruit volgt dat de ruimtelijke ontwikkeling niet evident economisch onuitvoerbaar is.
In dit hoofdstuk wordt gemotiveerd of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties betekent dat er balans bestaat tussen het beschermen en benutten ten gevolge van de verschillende functies die locaties binnen een gebied kunnen vervullen. Het bevoegd gezag moet beoordelen of bij realisering van de aangevraagde activiteit(en) sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Om dit te kunnen beoordelen moeten alle voor de fysieke leefomgeving relevante aspecten zorgvuldig worden onderzocht en afgewogen. Dat is in de voorgaande hoofdstukken gebeurd.
Voor de beoordeling van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties zijn alle voor de fysieke leefomgeving relevante aspecten, voor zover betrekking hebbend op de gevraagde activiteit, nader onderzocht in deze motivering.
Afweging
De beoogde ontwikkeling betekent een uitbreiding van het woningaanbod in Nijewier. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de woningbehoefte van deze kern.
Verder is het project in overeenstemming met de relevante beleidsuitgangspunten/ instructieregels op provinciaal en gemeentelijk niveau en veroorzaakt het geen conflicten met de instructieregels vanuit het Bkl.
In hoofdstuk 5 is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de geldende milieu wet- en regelgeving. Hierbij zijn enkele aandachtspunten naar voren gekomen met betrekking tot de bodem, soortenbescherming en archeologisch onderzoek. De bodem zal ter plaatse van de voormalige opslag gesaneerd moeten worden. Er is nader ecologisch onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat er marterachtigen in het plangebied aanwezig zijn. Doordat hiervoor compenserende maatregelen worden getroffen, staat dit de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg. Er wordt nog een nader onderzoek uitgevoerd vanwege de aanwezigheid van een mogelijk beschermd boomnest. Mocht dit worden aangetroffen, dan moet er bij de provincie een vergunning worden aangevraagd. Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden in het plangebied worden verwacht. Op basis van de huidige bevindingen kan geconcludeerd worden dat het plan niet leidt tot belangrijke milieugevolgen.
In de beoordeling is gebleken dat met het toevoegen van de bebouwing sprake is van een evenwichtige toedeling. Ook bij de mogelijkheid voor de camperplaatsen is sprake van een evenwichtige toedeling van functies