Plan: | Mijndensedijk 11a, Loenen aan de Vecht |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1904.BPMijndensedijk11a-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Mijndensedijk 11a, Loenen aan de Vecht" van de gemeente Stichtse Vecht.
Het initiatief is gelegen aan de Mijndensedijk 11a te Loenen aan de Vecht en omvat de verplaatsing van de bestaande woning naar een agrarisch deel van het perceel. Met het initiatief wordt de bestaande woning en schuur gesloopt en wordt op de vrijkomende locatie van de woning een bijgebouw gerealiseerd.
LUCHTFOTO MET PLANGEBIED
Het initiatief past niet binnen het vigerende bestemmingsplan "Landelijk gebied Noord" van de gemeente Stichtse Vecht omdat er op de agrarische gronden geen woningen mogen worden gerealiseerd. De gemeente is bereid medewerking te verlenen aan de verplaatsing van de woning en de realisatie van het bijgebouw. Om de verplaatsing van een woning mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Stichtse Vecht, sectie E, nummer 804
De oppervlakte van het plangebied, een deel van het perceel, bedraagt 4.800 m².
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Landelijk gebied Noord", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 3 december 2015. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Binnen het plangebied vigeren de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden'. Met binnen de bestemming 'Wonen' een bouwvlak ten behoeve van een woning.
Het initiatief voorziet echter in een woning ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Binnen deze bestemming is het oprichten van een woning niet toegestaan. Het bijgebouw is voorzien binnen de bestemming 'Wonen' en aanduiding 'erf'. Dit is wel toegestaan. Om echter te voorkomen dat binnen het vigerende bouwvlak een tweede woning wordt opgericht, is er voor gekozen het gehele initiatief binnen één bestemmingsplan te op te nemen.
Naast de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden' zijn ook de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Cultuurhistorie 1' en 'Waarde - Cultuurhistorie 4' van toepassing op het plangebied. Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen ter behoud van deze waarden. Verstoring van deze waarden dient te worden voorkomen. Alleen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is niet opnieuw opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.
Conclusie
Met voorliggend bestemmingsplan wordt een deel van de bestemming 'Agrarisch met waarden' omgezet naar een woonbestemming en wordt de oprichting van één vervangende woning mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkeling is een inrichtingsplan opgesteld dat de basis vormt voor de herinrichting van het perceel en laat zien dat rekening wordt gehouden met de aanwezige waarden en de omgeving.
De locatie Mijndensedijk 11a ligt in het buurtschap Nieuwerhoek tussen de kernen Loenen aan de Vecht en Breukelen. De locatie ligt ten noorden van de plek waar de Drecht uitkomt in de Vecht en ligt ten zuiden van de gebiedsontsluitingsweg Bloklaan.
In de huidige situatie ligt in de zuidoosthoek van het perceel een woning met een bijgebouw. Deze bebouwing maakt onderdeel uit van het bebouwingscluster aan de Mijndense Sluis bestaande uit Mijndensedijk 13-15 (voormalige krukhuisboerderij met een woon- en boerderijdeel) en bijbehorend zomerhuis Mijndensedijk 17. De bestaande woning wordt ontsloten vanaf de toegangsweg ten zuiden van het perceel die aansluit op de Mijndensedijk. Rondom de woning ligt een open grasland dat in gebruik is als weide met daaromheen watergangen die de afwatering van het perceel verzorgen. Aan de oostzijde van het perceel wordt het perceel begrensd door hoge opgaande beplanting en aan de noordzijde ligt een nieuwgebouwd buurtje.
ZICHT VANAF MIJNDENSEDIJK OP PLANGEBIED
Het plangebied ligt tevens in het beschermingsgebied (inundatiezone) van De Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). De NHW is een belangrijke verdedigingslinie uit de Nederlandse geschiedenis bestaande uit een groot aantal forten en inundatiegebieden. Het plangebied is een restant van het inundatiegebied dat van de Mijndensedijk tot aan Fort Spion liep. Het lagergelegen plangebied en het open karakter zijn verwijzingen die het verhaal van de NHW hier nog vertellen. Ook landschappelijk gezien is de open ruimte binnen het stedenbouwkundige lint waardevol.
Omdat de huidige woning bouwkundig in slechte staat verkeerd is nieuwbouw noodzakelijk. Het vigerende bestemmingsplan geeft de mogelijkheid om binnen het huidige bouwvlak een reguliere woning te bouwen met een volume van 600 m³ met een maximale bouwhoogte van 11 meter en een goot van 6 meter met daarbij nog een volume van 400 m³ aan vergunningsvrije meters. Gezien de cultuurhistorische en landschappelijke waarden is een dergelijke woning hier qua typologie en volume niet wenselijk. Onderhavig initiatief voorziet dan ook in een ontwerp dat meer passend is in de omgeving en de cultuurhistorische en landschappelijke waarden respecteert.
Gezien de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het plangebied in relatie tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie, ligt er aan het ontwerp een zorgvuldige afweging ten grondslag, die in een overleg met de Provincie Utrecht tot stand is gekomen. In paragraaf 7.2 wordt dit proces nader toegelicht.
Zowel vanuit de Nieuwe Hollandse Waterlinie, als vanuit het landschap, is de openheid van het plangebied die vanaf de Mijndensedijk wordt ervaren een belangrijke waarde die behouden dient te blijven. Het bebouwde deel van het plangebied is onderdeel van het bebouwingscluster aan de Mijndense Sluis. Het initiatief sluit aan bij deze ruimtelijke tweedeling door de nieuwe bebouwing in de zuidoosthoek te clusteren bij het ensemble van de bestaande bebouwing.
Om de nieuwe woning en het bijgebouw aan te laten sluiten bij de omgeving en het bestaande bebouwingscluster, wordt een relatie gelegd met de opbouw van het bebouwingslint langs de Vecht. De bebouwing aan dit lint volgt doorgaans de richting van het perceel, vaak begrensd door de vele waterlopen. Het orthogonale verkavelingspatroon van vroeger is nog goed leesbaar in het landschap en staat haaks op de meanderende route van de Vecht en de Drecht. Het perceel van onderhavig plangebied is ook onderdeel van een orthogonaal verkavelingspatroon ten noorden van de Drecht (zie linker afbeelding). Het zomerhuis van Mijndensedijk 17 volgt deze orthogonale oriëntatie. De oriëntatie van de nieuwe bebouwing volgt dit lijnenspel waarbij de nokrichting van Mijndensedijk 17 leidend is.
Het plangebied is een restant van het grotere inundatiegebied dat doorliep tot Fort Spion en onderdeel was van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De cultuurhistorische waarde van deze locatie uit zich onder andere in de voorstelbaarheid van inundatie. De openheid en de lagere ligging vertellen dit verhaal. In het weiland ligging momenteel drie verlagingen die een waterafvoerende functie hebben richting de omliggende waterlopen. Het water dat hier bij regenval tijdelijk in blijft staan, toont dat het nog steeds een nat gebied is. Onderhavige ontwikkeling is aanleiding om dit beeld te versterken. De middelste verlaging krijgt daarom meer maat, zodat deze subtiel zichtbaar wordt vanaf de Mijndesedijk
De verlaging blijft een drooggevallen greppel die bij regenval tijdelijk volstaat. Enerzijds refereert deze verlaging dus aan het natte gebied ter plaatste (voorstelbaarheid van inundatie) en anderzijds is het een landschapselement dat het bebouwingscluster begrenst en daarmee de scheiding tussen het open en gesloten landschap versterkt. Bijzonder detail is dat de verlagingen eenzelfde orthogonale oriëntatie hebben zoals in de vorige paragraaf uit een is gezet. Het beeld van zowel landschap als het bebouwingscluster wordt hiermee versterkt.
De positie van de woning en het bijgebouw volgen de oriëntatie van perceel en het zomerhuis op Mijndensedijk 17. De woning komt ten oosten van de verlaging in het weiland en de laagspanningsleiding te liggen. Ten behoeve van de fasering, waarbij er nog in de huidige woning gewoond wordt tijdens de bouw, komt de nieuwe woning op 2 meter vanaf de huidige woning te staan. Hierdoor ontstaat er tevens een erf tussen de woning, het bijgebouw en de bestaande schuur van de buurman. De precieze locatie van het bijgebouw is nog nader te bepalen. Voor nu wordt er een 'zoekgebied' aangehouden.
De woning en het bijgebouw worden onderdeel van het bebouwingscluster aan de Mijndense Sluis. De monumenten aan de Mijndensedijk zijn de hoofdwoningen van het ensemble, de bebouwing die erachter staat is 'ondergeschikt'. Binnen dit concept worden de woning en het bijgebouw ontworpen. Hiervoor dient de het schuurtype als inspiratie: een gebouw bestaande uit één volume met kap onder een hoek van circa 45°. Bij het toepassen van dit type dient voorkomen te worden dat er vergunningsvrije delen aangebouwd worden, dit gaat ten koste van het herkenbare volume. De woning wordt grotendeels in hout uitgevoerd passend bij het landschap en de omgeving.
Het hoofdvolume wordt circa 9 bij 21 meter met een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 3 en 8 meter. De inhoud bedraagt ongeveer 1.000 m³. Het bijgebouw wordt maximaal 75 m² groot. Vergunningsvrije aan- en uitbouwen worden uitgesloten.
Voor de landschappelijke inpassing zijn twee elementen belangrijk, enerzijds de openheid van het weiland en anderzijds het verlaagde landschappelijke element. De watergangen rondom het perceel worden verbreed en krijgen natuurlijke oevers met meer diversiteit aan beplanting. Om de openheid te bewaken wordt beplanting voornamelijk aan de randen van het perceel aangebracht.
In bijlage 2 bij de regels is het inrichtingsplan opgenomen. Daarin zijn diverse onderdelen benoemd die hierna worden toegelicht. Hoofduitgangspunt is dat beplanting aan de randen en rondom het huis komt om zodoende de openheid te bewaren. Diverse soorten hoogstam fruitbomen worden in de omgeving van het huis geplant. Andere opgaande beplanting wordt voor de parkeerhaven aan de Mijndensedijk en de nieuwbouwwoningen aan de noordzijde geplant. Zodoende wordt het directe zicht op beiden elementen verzacht en ligt de beleving meer op het open groen er tussenin. Voor het verlaagde landschapselement wordt de huidige middelste verlaging versterkt. Bij droog weer betreft het een droge greppel, maar bij regenval zal er water in staan dat langzaam wordt afgevoerd naar de omliggende waterlopen. Gebiedseigen beplanting zoals stinse soorten kunnen hier groeien waardoor het landschapselement nog meer zichtbaar wordt. Ook aan de randen van het water zorgt dit type beplanting voor een landschappelijke overgang. Rondom en tussen de woning, het bijgebouw en het bijgebouw van de buren, is ruimte voor een gebruikstuin. Het betreft een tuin met voornamelijk lage beplanting zoals hagen tot 1 meter en een moestuin. Ook is er ruimte voor een terras en enkele solitaire (fruit)bomen.
LANDSCHAPPELIJKE INPASSING
De bestaande inrit, gezamenlijk in gebruik met de buren aan de zuidzijde (recht van overpad), blijft behouden. Op deze manier wordt het beeld vanaf de openbare weg niet aangetast. Samen met de herinrichting van het gehele perceel zal ook gekeken worden naar een kleine verschuiving van een eigen toegangspad tot de woning.
Het initiatief zal niet leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen daar het een verplaatsing van een woning betreft. Op het perceel is achter de 'schuur van de buurman' voldoende ruimte gereserveerd voor meer dan twee parkeerplaatsen.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.
Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Daarnaast neemt met onderhavig initiatief het aantal woningen niet toe omdat het vervangende nieuwbouw betreft. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
In 2003 is het linieperspectief “Panorama Krayenhoff” vastgesteld. In dit linieperspectief is de gemeenteschappelijke ruimtelijke koers voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie bepaald. Het Linieperspectief zet in op twee koersen voor de verwezenlijking.
De ene koers betreft een planologische doorwerking, bestaande uit bescherming van de waterlinie via de Monumentenwet en via de Wet ruimtelijke ordening in bestemmingsplannen.
De aanwijzing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als rijksmonument is in 2009 in gang gezet en voor Stichtse Vecht in 2013 voltooid. De waterlinie is als complex aangewezen. Bovendien zijn ook objecten, zoals groepsschuilplaatsen en inundatiesluizen als rijksmonument aangewezen. De schoots- en inundatievelden behoren niet tot de complexbescherming. Geadviseerd wordt te kiezen voor een bescherming via doorvertaling in de ruimtelijke ordening, omdat dit wel degelijk bepalende factoren zijn voor de ruimtelijke inrichting.
De andere koers is de actieve ontwikkeling van uitvoeringsplannen per deelgebied (enveloppe). Stichtse Vecht valt onder de projectenveloppe Vechtstreek Zuid. Het ontwikkelingsprogramma bestaat uit drie niveaus, waarbij het gaat om:
Analyse
In overleg met de Provincie Utrecht heeft er een zorgvuldige afweging plaatsgevonden betreffende de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het plangebied in relatie tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In paragraaf 7.2 staat dit proces nader toegelicht.
Conclusie
Het Linieperspectief “Panorama Krayenhoff'' vormt geen belemmering voor de doorgang van onderhavig initiatief.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (herijking 2016) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
Analyse
Het perceel waarop de te verplaatsen woning moet worden gerealiseerd is aangeduid als 'landelijk gebied' (artikel 3.2). De planlocatie bevindt zich daarnaast in een gebied dat in de PRV is aangewezen als Cultuurhistorische Hoofdstructuur "Nieuwe Hollandse Waterlinie" (artikel 1.7) en Landschap "Groene Hart" (artikel 1.8). Hierna wordt ieder artikel en hoe daar in het plan mee om wordt gegaan apart toegelicht.
Artikel 3.2 Verstedelijkingsverbod landelijk gebied
Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'landelijk gebied' bevat geen bestemmingen en regels voor verstedelijking, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Artikel 3.7.2 Kernrandzone
Conform artikel 3.7.2 van de Verordening "kunnen bestemmingsplannen ten behoeve van het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de kernrandzone bestemmingen en regels bevatten die verstedelijking toestaan' mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
UITSNEDE VERORDENING | KERNRANDZONE
Artikel 1.7 Cultuurhistorische Hoofdstructuur "Nieuwe Hollandse Waterlinie"
Ingevolge artikel 1.7 PRV mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het plangebied voorkomende waarden van de cultuurhistorische hoofdstructuur. Het plangebied ligt in het beschermgebied (inundatiezone) van De Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hoe met dit aspect wordt omgegaan staat nader beschreven in paragraaf 3.1.4.
Artikel 1.8 Landschap Groene Hart
In artikel 1.8 van de Verordening is opgenomen dat ontwikkelingen binnen de zone 'Landschap' geen onevenredige aantasting van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten mag plaatsvinden. In een bijlage bij de Verordening zijn per landschapszone deze kernkwaliteiten beschreven.
UITSNEDE VERORDENING | LANDSCHAP GROENE HART
De kernrandzone waarvan het plangebied deel uitmaakt is in de Verordening opgenomen als onderdeel van het 'Landschap Groene Hart' (met de kernkwaliteiten openheid, (veen)weidekarakter, landschappelijke diversiteit, rust & stilte). In voorliggend plan is rekening gehouden met de genoemde kwaliteiten. Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven, leidt de landschappelijk inrichting tot behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteiten.
'Focus op morgen' is een toekomstvisie van Stichtse Vecht die de gemeenteraad op 29 januari 2013 heeft vastgesteld. De toekomstvisie bevat vier hoofddelen:
Behoud van het landschap met haar eeuwenoude buitenplaatsen en ontginningenstelsel vormt een belangrijke pijler. Het landschap geeft Stichtse Vecht identiteit en toekomstwaarde. Het landschap en zijn cultuurhistorische en landschappelijke waarden dienen behouden en versterkt te worden. Met voorliggend plan worden de kwaliteiten van het perceel versterkt en wordt een open weide landschappelijk ingericht passend binnen de kernkwaliteiten van Stichtse Vecht.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft bodemkwaliteitsbureau Grondslag een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Mijndensedijk 11a te Loenen aan de Vecht" (10 februari 2016, 24887). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 1.
Bovengrondse brandstoftank
Ter plaatse van de bovengrondse brandstoftank is er onderzocht of de bodem verontreinigd is. In het onderzoek zijn geen verhogingen van minerale olie aangetroffen. Omdat er alleen lichte verhogingen zijn aangetroffen, is er geen aanleiding om een aanvullend onderzoek te verrichten.
Overige terrein
Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat op het overige terrein geen verhogingen van verontreinigende stoffen zijn aangetroffen. Er zijn zowel in de grond als in het grondwater geen verhogingen aangetoond, alleen lichte verhogingen. De bovengrond is extra geanalyseerd op bestrijdingsmiddelen (OCB’s) in verband met de historische aanwezigheid van een boomgaard. Ook voor OCB’s zijn geen verhogingen gemeten.
De onderzoeksresultaten vormen volgens het onderzoekbureau geen belemmeringen voor de beoogde woonbestemming en de afgifte van een omgevingsvergunning (bouw). Gezien de lichte verhoging is er geen nader bodemonderzoek noodzakelijk.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustige woonwijk. In de omgeving is slecht van beperkte functiemenging sprake en er is weinig verstorend verkeer.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Het initiatief betreft een kleine verplaatsing van de bestaande woning binnen hetzelfde perceel in noordwestelijke richting. De woning komt daarmee op ongeveer dezelfde (voldoende grote) afstand van het lampenkappenbedrijf aan de Bloklaan en het recreatiebedrijf ten oosten van het perceel te liggen. Er is derhalve nog steeds sprake van een goed woon-en leefklimaat.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan omvat geen nieuwe kwetsbare objecten omdat het alleen een verplaatsing van de bestaande woning betreft. Over de Bloklaan vindt wel transport van gevaarlijke stoffen plaats van de niet-routeplichtige stoffen (zoals benzine) en routeplichtige stoffen met ontheffing (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is dermate laag dat daardoor geen risico’s ontstaan die ruimtelijk relevant zijn. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Het plan omvat een nieuw geurgevoelig object. In de wijde omgeving liggen maar enkele veehouderijen. De dichtstbijzijnde veehouderij ligt op circa 250 meter afstand, een rundveehouderij op Mijndensedijk 27. Hierdoor is er op basis van de voor- en achtergrondbelasting te stellen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het initiatief vormt vanwege de grote afstand ook geen belemmering voor dit bedrijf. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor bij de uitbreiding van veehouderijen of een ontwikkeling van milieugevoelige functies in de omgeving van veehouderijen. Het betreft specifiek de aspecten endotoxinen en geitenhouderijen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor is fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 EU/m³ voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.
Analyse
Het plan omvat een nieuw geurgevoelig object. In de wijde omgeving liggen maar enkele veehouderijen. De dichtstbijzijnde veehouderij ligt op circa 250 meter afstand, een rundveehouderij op Mijndensedijk 27. Hierdoor kan gesteld worden dat onderhavig initiatief geen gevolgen heeft voor de volksgezondheid. Een nadere beoordeling aan het aspect endotoxinen kan achterwege blijven.
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat een nieuw geurgevoelig object. Echter zijn er in een straal van 2 kilometer rondom de planlocatie geen geitenhouderijen. Een nadere beoordeling aan het aspect geitenhouderijen kan achterwege blijven.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Verkeerslawaai
Omdat de woning verplaatst wordt in de richting van de Bloklaan (N403) en de Rijksstraatweg (N402) is, om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken, door DPA Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Woningbouw Mijndensedijk 11a te Loenen aan de Vecht; akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai" (27 mei 2020, 02323-17612-04). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 bijgevoegd.
Het plan omvat de verplaatsing van een geluidgevoelig object. Het plangebied is gelegen in de geluidszone van de Bloklaan (N403) en de Rijksstraatweg (N402). In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is tevens de nabijgelegen 30 km/uur weg (Mijndensedijk) in het onderzoek te worden betrokken.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai Lden 48 dB niet wordt overschreden ten gevolge van het verkeer op de Bloklaan en de Rijksstraatweg. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor woonfuncties in binnenstedelijk gebied wordt niet overschreden.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai Lden 48 dB niet wordt overschreden ten gevolge van het verkeer op de Mijndensedijk. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor woonfuncties in binnenstedelijk gebied wordt niet overschreden.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
Het initiatief betreft de verplaatsing van een bestaande woning. Het aantal verkeersbewegingen neemt niet toe. Er zijn geen effecten op de luchtkwaliteit te verwachten.
Goed woon- en leefklimaat
Het woon- en leefklimaat verandert niet met de verplaatsing van de woning. Het goede woon- en leefklimaat blijft behouden.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Volgens de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Stichtse Vecht (voorheen Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeenten Maarssen, Loenen, Abcoude en Breukelen) ligt het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde waarvoor in het bestemmingsplan de regeling is opgenomen dat een bouwwerk waarbij de bodemverstoring minder dan 500 m2 bedraagt, dan wel meer dan 500 m2 bedraagt en de diepte niet meer dan 0,3 m er wel gebouwd mag worden zonder onderzoeksverplichting. Met voorliggend bestemmingsplan wordt maximaal 200 m2 aan bebouwing op niet reeds verstoorde gronden mogelijk gemaakt. Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Daarnaast is in het kader van de cultuurhistorische analyse een onderzoek naar cultuurhistorische waarden uitgevoerd (zie paragraaf 4.9). Hieruit blijkt dat geen waardevolle cultuurhistorische resten van het voormalige kasteel Mijnden (meer) binnen het plangebied aanwezig zijn of verwacht worden. Ook objecten of structuren gerelateerd aan de Nieuwe (of Oude) Hollandse Waterlinie zijn in het gebied niet aanwezig. Tenslotte zijn ook geen aanwijzingen gevonden voor een specifieke archeologische verwachting uit andere perioden.
Ook is op het ten noorden gelegen perceel aan de Bloklaan in 2012 een archeologisch onderzoek door middel van boringen uitgevoerd waaruit blijkt dat alleen de noordzijde van dat perceel nog een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. Voor alle gronden grenzend aan voorliggend initiatief is aangegeven dat de archeologische verwachtingswaarde laag is en dus geen vervolg onderzoek meer noodzakelijk is. Bescherming van de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming archeologie is niet langer noodzakelijk.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' vervalt.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Daarnaast gelden volgens het bestemmingsplan "Landelijk gebied Noord" binnen het plangebied twee verschillende dubbelbestemmingen met betrekking tot cultuurhistorie: 'Waarde - Cultuurhistorie 1' met betrekking tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie (artikel 25), en 'Waarde - Cultuurhistorie 4' met betrekking tot buitenplaatsen langs de Vecht (artikel 28).
Artikel 25 van het bestemmingsplan voorziet in het behoud en de versterking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Op grond van dit artikel mag uitsluitend worden gebouwd indien de betrokken waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op het behoud van de ter plaatse aangeduide waarde. Het zelfde geldt voor artikel 28 met betrekking tot de buitenplaatsen langs de Vecht.
Om de cultuurhistorische waarde inzichtelijk te maken heeft onderzoeksbureau Vestigia een cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd: rapport "Cultuurhistorische Inventarisatie Mijndensedijk 11a te Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht" (27 mei 2020, V1619). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
Op basis van de cultuurhistorische inventarisatie is duidelijk dat geen waardevolle cultuurhistorische resten van het voormalige kasteel Mijnden (meer) binnen het plangebied aanwezig zijn of verwacht worden. Ook objecten of structuren gerelateerd aan de Nieuwe (of Oude) Hollandse Waterlinie zijn in het gebied niet aanwezig. Tenslotte zijn ook geen aanwijzingen gevonden voor een specifieke archeologische verwachting uit andere perioden. Resteert de constatering dat het gebied wel behoort tot de zogenaamde inundatiezone van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en tot de zuidelijke landgoederenzone langs de Vecht. Vanuit planologisch perspectief geldt hier dat eventuele nieuwbouw moet passen in het historisch landschap, gekenmerkt door openheid en verspreide bebouwing in een groene setting. De geplande nieuwbouw is kleinschalig, passend in het bestaande landschap, en vervangt voor een belangrijk deel de huidige al bestaande bebouwing. Vestigia ziet daarom uit cultuurhistorisch perspectief geen redenen die de geplande nieuwbouw in de weg staan.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Om inzichtelijk te maken of de ontwikkeling een negatief effect heeft op beschermde gebieden of soorten, heeft Staro een quickscan flora en fauna uitgevoerd: rapport "Quickscan flora en fauna, Mijndensedijk 11a te Loenen aan de Vecht " (juni 2020, 18-0279). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant. Uit de kaarten van de gebiedendatabase op de website van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) blijkt dat het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Oostelijke vechtplassen, op circa één kilometer afstand ten oosten van het plangebied ligt. Het Natura 2000-gebied Botshol, op ongeveer 7 kilometer ten noordwesten van het plangebied, is het volgende dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat de stikstofdepositie 0,00 mol/hectare/jaar bedraagt en daarmee onder de norm blijft. Het plan heeft geen negatief effect op natuurgebieden.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Uit de kaarten op de website van de provincie Utrecht en de provincie Noord-Holland, blijkt dat het plangebied geen deel uitmaakt van het NNN. Het dichtstbijzijnde gebied wat behoort tot het NNN ligt ongeveer 40 meter ten westen van het plangebied, aan de andere kant van de Mijndensedijk. Dit betreft de Vecht.
De voorgenomen plannen zullen de kernkwaliteiten van het NNN niet aantasten. Aangezien het plangebied in de beoogde situatie woonfunctie houdt en er meer beplanting, bomen en struiken, aangelegd zal worden zullen de voorgenomen plannen geen negatief effect hebben op het omliggende NNN.
Conclusie
Het is uit te sluiten dat de voorgenomen plannen negatieve effecten tot gevolg zullen hebben op Natura 2000-gebieden. Ten aanzien van het NNN hebben de voorgenomen plannen geen negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied.
Soortenbescherming
Vleermuizen en vogels
Het plangebied is geschikt als broed- en foerageergebied voor algemene soorten vogels. De voorgenomen plannen zullen geen negatieve effecten hebben ten aanzien van foerageer- en/of broedgebied. In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels aanwezig. Het verwijderen/snoeien van bomen en struiken dient plaats te vinden buiten het broedseizoen van vogels. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt voor het broedseizoen echter geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.
Uit de quickscan is gebleken dat in de schuur geen potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn, in de woning daarentegen wel. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn jaarrond beschermd. Vernietiging van deze verblijfsplaatsen (bij de sloopt van de woning) leidt daarmee tot een overtreding van de Wet natuurbescherming. Om een overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen heeft Staro nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen gedaan: rapport "Resultaten onderzoek vleermuizen, Mijndensedijk 11a te Loenen aan de Vecht " (28-11-2019, P19-0082). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 6.
Staro concludeert dat het plangebied en de directe omgeving worden gebruikt als foerageergebied door de gewone dwergvleermuis. De voorgenomen plannen hebben hier geen negatief effect op. Het slopen van de bebouwing kan mogelijk effect hebben op foeragerende vleermuizen, mits er in de avond gewerkt wordt. Daarom wordt geadviseerd om werkzaamheden overdag in de actieve periode van de vleermuizen (april t/m oktober) uit te voeren of in de winter periode uit te voeren, wanneer vleermuizen rusten (november t/m maart). De werkzaamheden hebben geen invloed op vliegroutes en verblijfplaatsen van vleermuizen.
Amfibieën
De bouwlocatie dient ongeschikt te worden gemaakt als leefgebied voor poelkikker en andere amfibieën. Dit kan worden gedaan door op de bouwlocatie de vegetatie te verwijderen of de locatie te frezen. De kale grond die hierdoor ontstaat vormt voor de poelkikker en andere amfibieën geen geschikt leefgebied.
Om te voorkomen dat de rugstreeppad de bouwlocatie kan koloniseren dient te worden voorkomen dat er zandhopen liggen of deze anders af te dekken met plastic. Daarnaast dient te worden voorkomen dat waterplassen, zoals regenwater in rijsporen, aanwezig zijn.
Een andere mogelijkheid is de bouwlocatie ontoegankelijk te maken voor poelkikker, rugstreeppad en andere amfibieën door het plaatsen van paddenschermen rond de bouwlocatie.
Als het verbreden van de sloot plaatsvindt in de periode september – oktober wordt voorkomen dat de beschermde amfibieën (o.a. poelkikker), gestreepte waterroofkever, platte schijfhoren en grote modderkruiper nadelige effecten hiervan ondervinden. Bij de realisatie van onderhavig initiatief zal dit in acht worden genomen.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Voor het slopen van de bestaande bebouwing en het realiseren van de nieuwe woning vormt het aspect natuurwaarden geen planologische belemmering.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
De watersystemen in stedelijk gebied zijn voornamelijk afgestemd op afvoer (bij regen) en aanvoer (in droge perioden) van water. Een dergelijk systeem bezit onvoldoende veerkracht om in te kunnen spelen op de toekomstige ontwikkelingen. Aandachtspunten bij het streven naar een veerkrachtige duurzame inrichting en beheer in zowel bestaand als nieuw stedelijk gebied zijn de realisering van extra open water, de afkoppeling van schoon verhard oppervlak van de riolering, de aanleg van een verbeterd gescheiden rioleringsstelsels, het saneren van vervuilingsbronnen, de realisering van een natuurvriendelijke oeverinrichting en een duurzamer gebruik van (leiding)water (duurzame waterketen).
Vanaf het begin van elke planvorming dient overleg te worden gevoerd tussen gemeente, waterbeheerders en andere betrokkenen. Doel van dit overleg is gezamenlijk de uitgangspunten en wensen vanuit duurzame watersystemen en veiligheid te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten. Hierbij geldt dat afwenteling moet worden voorkomen en dat de drietrapsstrategie “vasthouden, bergen en afvoeren” moet worden gehanteerd.
Het projectgebied valt binnen het beheersgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet zorgt namens AGV voor schoon oppevlaktewater, veilige dijken en het waterpeil in de sloten en vaarten. Het verzorgingsgebied van Waternet omvat de gemeente Amsterdam en een groot gebied in de provincie Utrecht en Noord Holland.
Het beleid van AGV is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021 'Water bewust en waterrobuust' en diverse beleidsnotas. In de keur van AGV (dit is de waterschapsverordening) zijn ge- en verboden opgenomen voor de bescherming van de functionaliteit van waterlopen en waterkeringen. Met de Keur wil AGV de waterkwaliteit verbeteren, de doorstroming in sloten veilig stellen en de dijken sterk houden. Bij de Keur horen Keurkaarten met informatie over wateren en waterkeringen.
In de legger van het waterschap worden gegevens vastgelegd over de locatie van wateren, dijken en kunstwerken, aan welke eisen deze moeten voldoen (diepte, hoogte, sterkte etc.) en de onderhoudsverplichtingen. De legger dient als basis voor de vergunningverlening door de waterbeheerder. AGV hanteert het beleid dat bij het aanbrengen van meer dan 1000 m2 verharding in stedelijk gebied of meer dan 5000 m2 in landelijk gebied 10% daarvan gecompenseerd moet worden in de vorm van oppervlaktewater voor waterberging. Door compensatie wordt voorkomen dat ernstige peilstijging optreedt door afstromend regenwater met wateroverlast tot gevolg.
Uit de legger volgt tevens dat onderhavig plan binnen de beschermingszone van de waterkering langs de Vecht valt. In de beschermingszone van de waterkering zijn de regels van de Keur AGV van toepassing. Voor de meeste activiteiten binnen de beschermingszones geldt een meldplicht en mogelijk ook een vergunningplicht. Het is zaak dat bij de verplaatsing van gebouwen hiermee rekening wordt gehouden. Met name werken in de ondergrond (kelders, zwembad) kunnen vergunningplichtig zijn. Deze werken moeten buiten het profiel van vrije ruimte blijven. In geval van een eventuele grondwateronttrekking moet de hoogteligging en stabiliteit van de waterkering gegarandeerd kunnen worden.
Het gemeentelijk beleid stimuleert de scheiding van de afvalwaterstromen. Hierbij moet worden gedacht aan het afkoppelen van daken, waarbij het afgevangen regenwater direct op het aanwezige oppervlaktewater wordt geloosd. Uiteraard moet rekening worden gehouden met de beperkingen, die hieromtrent gesteld worden door de waterkwaliteitsbeheerder. Dit behelst onder andere het niet toepassen van bepaalde materialen (bijvoorbeeld zink) voor standleidingen en/of dakgoten.
Onderhavig bestemmingsplan maakt de nieuwbouw van een woning mogelijk. De totale toename aan verhard oppervlak blijft ruimschoots onder de door het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht vastgestelde minimale ondergrens van 1.000 - 5.000 m² aan toename verhard oppervlak die betrekking heeft op de vergunningsplicht. Desalniettemin geldt er altijd een zorgplicht voor het treffen van maatregelen om het versneld afstromen van hemelwater naar oppervlaktewater te voorkomen.
Per saldo zal er niet of nauwelijks sprake zijn van toename verharding. In het bouwplan zal echter aandacht worden besteed aan het beleid van de gemeente om afvalwaterstromen te scheiden. De watergangen rondom het perceel worden verbreed zodat bij de uitvoering van het bouwplan het regenwater kan worden afgekoppeld en kan afstromen naar het aan het perceel grenzende oppervlaktewater.
Consequenties voor de waterhuishouding worden als gevolg van het bouwplan niet verwacht. Het bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro ter beoordeling aan de betrokken Waterschap Amstel, Gooi en Vecht voorgelegd. De inspraakreactie van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is bijgevoegd als bijlage 7. Het advies van het waterschap is verwerkt (zie ook paragraaf 7.2).
Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Binnen het gebied is een laagspanningsleiding aanwezig. Bij het bepalen van de locatie van de nieuwe woning is de ligging van de leiding meegenomen. Er wordt een afstand van 2 meter van de woning tot de leiding gehouden.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Het plan valt onder de activiteit D11.2 woningbouw zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Het initiatief betreft vervangende nieuwbouw en is daarom niet aan te merken als stedelijk ontwikkelingsproject. Daarnaast ligt de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten en gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De gemeente maakt wel kosten voor het in behandeling nemen van deze bestemmingsplan zowel inhoudelijk als procedureel. Hiervoor is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers opgesteld. Het voor de gemeente verplichte kostenverhaal is hiermee verzekerd. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Met diverse partijen is voorafgaand aan het proces overleg gevoerd. Het plan volgt de wettelijke procedure voor het vaststellen van een bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De regels op het niveau van de bestemmingen kennen eenzelfde opbouw. Per bestemming is de volgende indeling gehanteerd:
Indien een bepaald lid niet van toepassing is, wordt deze niet in de regel genoemd.
De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Hierin is een omschrijving opgenomen van de functies, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding.
Tuin (artikel 3)
De bestemming tuin is opgenomen voor de tuin behorende bij de woning. Binnen deze bestemming zijn onder andere toegestaan: ontsluiting, toeganspaden, parkeervoorziening, landschappelijke inpassing en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Wonen (artikel 4)
Binnen het opgenomen bouwvlak mag niet meer dan één hoofdgebouw (één woning) worden gebouwd. De goothoogte van de woning bedraagt maximaal 3 meter, de bouwhoogte maximaal 8 meter.Het gezamenlijke oppervlakte voor bijgebouwen zover gebouwd buiten het bouwvlak bedraagt per hoofdgebouw maximaal 75 m2 ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. De goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m.
Nevenactiviteiten / Beroepen aan huis en mantelzorg zijn onder voorwaarden toegestaan.
Waarde Cultuurhistorie 1 en 4 (artikel 5 en 6)
Op gronden die mede bestemd zijn voor 'Waarde - Cultuurhistorie' 1 en 4 dient rekening te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden vanuit het oogpunt van respectievelijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en de buitenplaatszone. Deze cultuurhistorische belangen dienen te worden meegewogen in de belangenafweging bij het verlenen van een toestemming voor een ontwikkeling.
Waarde Landschap (artikel 7)
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) en functieaanduiding(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van de daar aanwezig landschapswaarden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 8)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 9)
In de algemene bouwregels wordt geregeld dat bij afwijkingen van de bestaande maatvoering ten opzichte van de bouwregels de bestaande maatvoering als minimum of maximum geldt.
Algemene gebruiksregels (artikel 10)
In de gebruiksregel is aangegeven dat het niet is toegestaan om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Een aantal vormen van gebruik dat in ieder geval strijdig wordt bevonden, is opgesomd in deze regels.
Algemene afwijkingsregels (artikel 11)
Op basis van deze regeling kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de in de bestemmingen opgenomen bebouwingsregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 13)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 14)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
In afwijking van de gemeentelijke inspraakverordening kan worden besloten om af te zien van inspraak als er geen bezwaren uit de omgeving te verwachten zijn. De initiatiefnemer heeft hier voor contact gelegd met de directe omgeving. Een verslag van de inspraakavond is als bijlage 8 opgenomen.
Het bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro aan de overleginstanties voorgelegd. Provincie Utrecht en Waterschap Amstel, Gooi en Vecht hebben een reactie gestuurd.
Provincie Utrecht
Provincie Utrecht heeft in haar reactie op een eerder concept ontwerp aangegeven dat het plan in strijd is met de artikelen 1.7, 1.8 en 3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (brief 19 juli 2019). Op basis van deze reactie heeft er een ontwerpsessie plaatsgevonden op 13 februari 2020 met de initiatiefnemers, de gemeente Stichtse Vecht en vertegenwoordigers van verschillende afdelingen van de provincie Utrecht. Tijdens deze ontwerpsessie is er gesproken over de herbouw van de aanwezige woning op een nieuwe plek en de nieuwbouw van een bijgebouw op de plek van de huidige woning. De uitgangspunten die uit dit overleg zijn voortgevloeid zijn verwerkt in een nieuw ontwerp dat ter goedkeuring aan de Provincie Utrecht is voorgelegd. De Provincie Utrecht heeft aangegeven in te stemmen met het nieuwe voorstel zoals tevens opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.
De eerste reactie van de Provincie Utrecht, het verslag van de ontwerpsessie en het akkoord van de Provincie Utrecht zijn als één bijlage 9 opgenomen.
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
Het bestemmingsplan is ook ter beoordeling aan de betrokken Waterschap Amstel, Gooi en Vecht voorgelegd. De inspraakreactie van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is bijgevoegd als bijlage 7. In haar inspraakreactie heeft het waterschap gevraagd om een dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering” in het bestemmingsplan op te nemen. De bewuste waterkering langs de Vecht is een directe secundaire kering met beschermingszone en vervult een belangrijke functie in de bescherming van het land tegen overstroming. Binnen deze beschermingszone is de Keur AGV van toepassing. De beschermingszones voor de secundaire keringen zijn vastgelegd in de Legger Keringen en te vinden op de site van AGV en in de leggerboeken Keringen.
Ook is er ter plekke van de voorgestelde beschermingszone sprake van een beschermingsconstructie onder de dubbelbestemming “Waarde – Landschap”. In dit artikel worden voor alle activiteiten die niet geregeld zijn in het bij dit bestemmingsplan horende inrichtingsplan, verplicht advies ingewonnen bij een ter zake deskundige. Inzake de beschermingszone van de secundaire waterkering is het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht een ter zake deskundige.
De gemeente Stichtse Vecht heeft in het moederplan (Landelijk gebied Noord) alsmede in andere grote landelijke bestemmingsplannen in Stichtse Vecht, waar de Vecht en haar directe secundaire waterkeringen bestemd zijn, ter plekke geen dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering” opgenomen. Om voornoemde redenen vindt bestemming van deze dubbelbestemming in onderhavige plan dan ook niet plaats.
Het ontwerpbestemmingsplan en alle bijbehorende stukken hebben vanaf 13 juni tot en met 24 juli 2020 voor iedereen ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend, noch zijn er ambtshalve wijzigingen naar voren gekomen.
Het bestemmingsplan "Mijndensedijk 11a, Loenen aan de Vecht" is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van de gemeente Stichtse Vecht, d.d. 3 november 2020.
Het vastgestelde bestemmingsplan en alle bijbehorende stukken staan vanaf 17 november open voor een beroepstermijn van zes weken.