direct naar inhoud van Regels
Plan: Mijndensedijk 11a, Loenen aan de Vecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPMijndensedijk11a-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Mijndensedijk 11a, Loenen aan de Vecht met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPMijndensedijk11a-VG01 van de gemeente Stichtse Vecht

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen en met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend

1.6 afhankelijke woonruimte

een gebouw bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is

1.7 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden

1.9 bed & breakfast

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt; een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal zes kamers met een gemeenschappelijke keuken

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen (of tot stand zullen komen op basis van een verleende vergunning of aangevraagde vergunning) met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.13 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.14 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond

1.17 bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. Een aangebouwd bijgebouw behoeft niet functioneel ondergeschikt te zijn

1.18 cultuurhistorische waarde

belang in geschiedkundig opzicht, onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit

1.20 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.21 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.23 hobbymatig agrarische activiteiten

het uitoefenen van agrarische activiteiten, niet zijnde uit hoofde van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarvoor vanwege de beperkte omvang geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of vergunningenbesluit milieubeheer geldt

1.24 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is

1.25 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, het bedrijfsmatig verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie

1.26 mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak

1.27 nevenfunctie

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming

1.28 onderkomen

een voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, woonketen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken

1.29 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak

1.31 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan
1.32 permanente bewoning

het gebruiken van een recreatieverblijf en/of kampeermiddel als hoofdverblijf. Onder hoofdverblijf wordt in dit verband verstaan: de plaats die feitelijk het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene. Onder permanente bewoning wordt tevens verstaan het gebruik van het recreatieverblijf en/of kampeermiddel door seizoenarbeiders

1.33 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel
1.34 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen

1.35 vloeroppervlak

Het totale gebouwde vloeroppervlak van het bouwwerk dat wordt gebruikt voor de functie wonen

1.36 voorgevel

de naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een hoofdgebouw of, als het een hoofdgebouw betreft met meer dan één naar het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die architectonisch als de voornaamste gevel kan worden aangemerkt bijvoorbeeld omdat daar de hoofdentree is gelegen

1.37 voorgevelrooilijn

een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bouwgrens gevormd door de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw. Bij percelen op de hoek van straten/paden geldt dat langs beide straten/paden een voorgevelrooilijn is gelegen

1.38 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting is bedoeld en dient voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, niet zijnde kamerbewoning

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,50 m.

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.2 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.4 de goot(- of boeiboord)hoogte van een bouwwerk

tussen de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- of boeibordhoogte van de dakkapel als hoogte aangemerkt.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij windturbine of windmolen: vanaf het peil tot aan de (wieken)as.

2.7 de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen ten behoeve van aangrenzende woonbestemming;
  • b. een ontsluiting ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • c. toegangspaden tot gebouwen;
  • d. een parkeervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. landschappelijke elementen conform het in bijlage 2 opgenomen inrichtingsplan;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. beweiding;

met bijbehorende gebouwen, ondergeschikte bouwdelen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op deze grond mogen uitsluitend worden gebouwd:

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een erfafscheiding met een hoogte van maximaal 2 meter mag worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkappingen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. Uitgezonderd de bouwhoogte van pergola's; deze mogen maximaal 2,5 meter bedragen.
  • c. Van het bepaalde onder b kan worden afgeweken voor het deel van de erf- en/of terreinafscheiding dat als toegangspartij dient tot een maximale bouwhoogte van 2,5 m.
  • d. Van het bepaalde onder a kan worden afgeweken voor het deel van de erf- en/of terreinafscheiding dat als toegangspartij dient tot een maximale bouwhoogte van 2,5 m.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep/bedrijf;
  • b. maximaal één wooneenheid;
  • c. hobbymatige agrarische activiteiten voor zover milieuhygiënisch inpasbaar;

met de daarbij behorende:

  • d. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen en water;
  • g. overige functioneel met de bestemming ‘Wonen’ verbonden voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Woningen met bijgebouwen/overkappingen

Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. het hoofdgebouw binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
  • b. aan- en bijgebouwen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat vrijstaande bijgebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. overigens geldt het volgende:
  maximale oppervlak of inhoud   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
woning   190 m²   3 m   8 m  
bijgebouwen en/of overkappingen bij/per woning   75 m2
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'  
3 m   6 m  
  • de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, paardenbakken, terrein- of erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouw zijnde is maximaal 3 m.

d. het hoofdgebouwen moet worden voorzien van een zadeldak;

e. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 40° en niet meer dan 45°.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemming ‘Wonen’ gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep dan wel bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 33% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m2, horeca en detailhandel is hierbij niet toegestaan;
  • b. het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg is niet toegestaan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Nevenactiviteiten / Beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het uitoefenen van één nevenfunctie zoals opgenomen in onderstaande tabel, alsmede een naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen nevenfunctie, met dien verstande dat:

  • a. maximaal één nevenactiviteit per woning is toegestaan met een maximaal toegestane oppervlakte zoals opgenomen in onderstaande tabel;
  • b. de nevenactiviteit binnen bestaande hoofdgebouwen en bijgebouwen plaatsvindt;
  • c. de nevenactiviteit uitsluitend binnen het bouwvlak of binnen het vlak met de aanduiding 'bijgebouwen' is toegestaan. Het gebruik van aangrenzend gronden voor nevenactiviteiten is niet toegestaan;
  • d. de nevenactiviteit beperkt blijft tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar zijn;
  • e. ondergeschikte horeca of ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • f. de nevenactiviteit inpasbaar is binnen de ter plaatse voorkomende, dan wel de daaraan eigen landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de nevenfunctie in verhouding staat tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • j. buitenopslag van goederen niet is toegestaan;

Tabel Toegestane nevenfunctie naast hoofdfunctie wonen waarvoor het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken

nevenfunctie wonen   maximaal toegestane aantal m2 onbebouwde/bebouwde grond  
aan huis gebonden bedrijf/beroep   bebouwd 70 m2  
ambachtelijke bedrijvigheid (handmatig)   bebouwd 70 m2  
cursuscentrum, vergaderaccommodatie   bebouwd 200 m2  
atelier   bebouwd 70 m2  
kapsalon   bebouwd 70 m2  
hondentrimsalon   bebouwd 70 m2  
schoonheidssalon   bebouwd 100 m2  
kinder-/dagopvang   bebouwd 70 m2  
(para)medische praktijk   bebouwd 70 m2  
dierenarts   bebouwd 100 m2  
verkoop aan huis (streekeigen producten)   bebouwd 70 m2  
wijn-, kaas- of ijsmakerij   bebouwd 70 m2  
theetuin   bebouwd 70 m2
onbebouwd 200 m2  
bed and breakfast*   bebouwd 200 m2  

* voor bed and breakfast gelden de volgende aanvullende regels:

  • maximaal 4 slaapkamers en maximaal één gezamenlijke keuken;
  • bed and breakfast vindt uitsluitend plaats in bestaande bebouwing, dichtbij of in de woning;
  • de karakteristieke bebouwing dan wel het karakteristieke ensemble wordt behouden;
  • permanente bewoning van de bed and breakfast-gelegenheid is niet toegestaan.
4.4.2 Ten behoeve van mantelzorg
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg mits:
    • 1. de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een medische of sociale indicatie. Indien er sprake is van een ouder-kindrelatie waarbij de ouder(s) 65 jaar of ouder is (zijn) is geen medische of sociale indicatie noodzakelijk;
    • 2. het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bereikbaar is en blijft voor hulpdiensten;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 4. de oppervlakte welke wordt gebruikt voor mantelzorg niet meer bedraagt dan 120 m2.
  • b. Het bevoegd gezag kan de onder a bedoelde omgevingsvergunning intrekken na beëindiging van de mantelzorg.
  • c. na het intrekken van de omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder b, is degene aan wie de omgevingsvergunning was verleend of diens rechtsopvolger, en indien sprake was van afhankelijke woonruimte, verplicht de als dan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.
4.5 Voorwaardelijke verplichting
4.5.1 Inrichtingsplan

Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken met de bestemming Wonen is slechts toegestaan indien ten behoeve van de goede landschappelijke inpassing de aanleg van de landschappelijke elementen (zoals beplanting, watervoorzieningen en erven) wordt gerealiseerd:

  • a. overeenkomstig het opgenomen 'Inrichtingsplan' (bijlage 2 bij deze regels);
  • b. binnen 18 maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning voor de woning voor de eerste fase aangeduid op het inrichtingsplan;
  • c. binnen 36 maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning voor de woning voor de tweede fase aangeduid op het inrichtingsplan;
  • d. de landschappelijke inpassing duurzaam in stand wordt gehouden.
4.5.2 Sloop bebouwing

Het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken met de bestemming Wonen is slechts toegestaan indien de sloop van de bestaande woning en schuur binnen 3 maanden na het gereed komen van de nieuwe woning tot uitvoering is gebracht.

Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie 1’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

5.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden met de bestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie 1’ mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) en (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd indien de betrokken waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op het behoud van de ter plaatse aangeduide waarde;
  • b. Ter beoordeling van het bepaalde onder a winnen burgemeester en wethouders deskundig advies in;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op gronden gelegen binnen het bouwvlak of binnen het vlak met de aanduiding 'bijgebouwen'.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
5.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in artikel 5.3.1 is niet van toepassing indien werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 5.2 in acht genomen is;
  • b. betrekking hebben op herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • c. behoren tot het normaal onderhoud en beheer;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar:
    • 1. indien daardoor de aangeduide cultuurhistorische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast of hersteld of;
    • 2. indien de werken en werkzaamheden ten dienste staan van de realisatie van bij dit bestemmingsplan horende inrichtingsplan.
  • b. Ter beoordeling van het bepaalde in 5.3.3 lid a sub 1, winnen burgemeester en wethouders een deskundig schriftelijk advies in bij een door het college aangestelde, ter zake deskundige;
  • c. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend een vergunning als:
    • 1. het onder 5.3.3 lid b genoemde deskundig schriftelijk advies, een positief advies betreft, of;
    • 2. de werken en werkzaamheden ten dienste staan van de realisatie van bij dit bestemmingsplan horende inrichtingsplan.

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie 4’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van de buitenplaatszone langs de Vecht.

6.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden met de bestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie 4’mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) en (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd indien de betrokken waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op het behoud van de ter plaatse aangeduide waarde;
  • b. Ter beoordeling van het bepaalde onder a winnen burgemeester en wethouders deskundig advies in;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op gronden gelegen binnen het bouwvlak of binnen het vlak met de aanduiding 'bijgebouwen'.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie 4’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
6.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in artikel 6.3.1 is niet van toepassing indien werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 6.2 in acht genomen is;
  • b. betrekking hebben op herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • c. behoren tot het normaal onderhoud en beheer;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar:
    • 1. indien daardoor de aangeduide cultuurhistorische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast of hersteld of;
    • 2. indien de werken en werkzaamheden ten dienste staan van de realisatie van bij dit bestemmingsplan horende inrichtingsplan.
  • b. Ter beoordeling van het bepaalde in 6.3.3 lid a sub 1, winnen burgemeester en wethouders een deskundig schriftelijk advies in bij een door het college aangestelde, ter zake deskundige;
  • c. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend een vergunning als:
    • 1. het onder 6.3.3 lid b genoemde deskundig schriftelijk advies, een positief advies betreft, of;
    • 2. de werken en werkzaamheden ten dienste staan van de realisatie van bij dit bestemmingsplan horende inrichtingsplan.

Artikel 7 Waarde - Landschap

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) en functieaanduiding(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van de daar aanwezig landschapswaarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwregels
  • a. Op de gronden met de bestemming 'Waarde - Landschap' mag niet ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) en functieaanduiding(en) worden gebouwd;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een erfafscheiding van maximaal 2 meter worden gebouwd;
  • c. Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van de inwerkingtreding van dit plan;
  • d. Het bepaalde onder a en c is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op gronden gelegen binnen het bouwvlak of binnen het vlak met de aanduiding 'bijgebouwen'.
7.2.2 Ontheffing van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ten behoeven van de andere daar voorkomende bestemming(en) en functieaanduiding(en), ontheffing te verlenen van het bepaalde onder 7.2.1a, voor de volgende bouwwerken:
    • 1. Erf- of perceelafscheidingen met een maximum bouwhoogte van 2 meter.
    • 2. Overige bouwwerken, geen gebouw of overkappingen zijnde, met een maximum bouwhoogte van 3 meter. Uitgezonderd pergola's; deze hebben een maximum bouwhoogte van 2,5 meter.
7.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De vergunning met ontheffing kan uitsluitend worden verleend indien:
    • 1. De betrokken waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op het behoud van de ter plaatse aangeduide waarde.
    • 2. De bouwwerken, erf- of perceelafscheidingen ten dienste staan van de realisatie van bij dit bestemmingsplan horende inrichtingsplan.
  • b. Ter beoordeling van het bepaalde onder 7.2.3a onder 1, winnen burgemeester en wethouders een deskundig schriftelijk advies in bij een door het college aangestelde, ter zake deskundige;
  • c. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend een omgevingsvergunning als:
    • 1. Het onder b genoemde deskundig schriftelijk advies, een positief advies betreft, of;
    • 2. De bouwwerken, erf- of perceelafscheidingen ten dienste staan van de realisatie van bij dit bestemmingsplan horende inrichtingsplan.
7.3 Omgevingsvergunning uitvoeren werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Landschap', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. Het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen en ophogen.
    • 2. Het verlagen of verhogen van het waterpeil.
    • 3. Het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
    • 4. Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
7.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet van toepassing indien werkzaamheden:

  • a. Noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 7.2 in acht genomen is;
  • b. Betrekking hebben op herstel van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • c. Behoren tot het normaal onderhoud en beheer;
  • d. Mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar:
    • 1. Indien daardoor de aangeduide landschappelijke waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast of hersteld of;
    • 2. Indien de werken en werkzaamheden ten dienste staan van de realisatie van bij dit bestemmingsplan horende inrichtingsplan.
  • b. Ter beoordeling van het bepaalde onder 7.3.3a onder 1, winnen burgemeester en wethouders een deskundig schriftelijk advies in bij een door het college aangestelde, ter zake deskundige.
  • c. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend een vergunning als:
    • 1. Het onder b genoemde deskundig schriftelijk advies, een positief advies betreft, of;
    • 2. De werken en werkzaamheden ten dienste staan van de realisatie van bij dit bestemmingsplan horende inrichtingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en de stedenbouwkundige eenheid van de gebouwde omgeving nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte;
  • b. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de gebruikswaarde van belendende panden en percelen met betrekking tot milieuhygiëne, bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy;
  • c. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden.

Het bepaalde in artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

9.2 Vervangende bouwregel
  • a. Voor een bouwwerk dat, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwd kan worden en dat in dit bestemmingsplan ingevolge de bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande maatvoering afwijkt van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als maximaal toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als minimaal toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
9.3 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, kelderkoekoeken, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
9.4 Ondergronds bouwen

Het bouwen van beneden het maaiveld gelegen ruimten is uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen en aanbouwen zoals deze ingevolge de bij de betreffende bestemming geldende bouwregels zijn toegestaan met dien verstande dat de verticale bouwdiepte niet meer dan 3,5 m mag bedragen beneden peil.

9.5 Waterhuishouding

Voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen en molens, zijn toegestaan tot een oppervlakte van 10 m2 en een hoogte van 6 m.

9.6 Oeverbeschoeiing
  • a. Oeverbeschoeiingen zijn toegestaan, met dien verstande dat de beschoeiing maximaal 0,4 m boven het waterpeil in de winter mag uitkomen.
  • b. Van het bepaalde onder a kan worden afgeweken tot maximaal 0,8 meter boven het waterpeil in de winter indien de ruimtelijke uitstraling ter plaatse beperkt is.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

  • a. Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken:
    • 1. als opslagplaats van (bouw)materialen, grond, bagger, afval, puin, grind, brandstoffen, (onderdelen van) onklare machines en naar aard gelijk te stellen materialen en/of grondstoffen;
    • 2. als landings- of opstijgplaats voor helicopters en (ultralight)vliegtuigen;
    • 3. voor het beproeven van voertuigen, voor het beoefenen van de auto- en motorsport en modelvliegtuigsport, voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
    • 4. voor het afmeren van woonschepen;
    • 5. voor het afmeren van recreatievaartuigen;
    • 6. voor het afmeren van beroepsvaartuigen en partyboten;
    • 7. van een woning voor meer dan één huishouding;
    • 8. van vrijstaande bijgebouwen en recreatiewoningen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
    • 9. voor bedrijvigheid als bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten;
    • 10. voor kamerverhuurbedrijf;
    • 11. voor detailhandel
    • 12. voor seksinrichtingen;
    • 13. als standplaats voor onderkomens;
    • 14. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen alsmede kampeerterrein.
  • b. Onder strijdig gebruik als bedoeld in het vorige lid wordt niet verstaan:
    • 1. vormen van gebruik die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende doeleindenomschrijving(en) en/of de overige regels mag worden gebruikt;

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Gebouwen ten behoeve van openbaar nut

Het bevoegd kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels in hoofdstuk 2, teneinde de bouw van gebouwen ten dienste van het openbaar nut, zoals gemaalgebouwen, nutsgebouwen en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen toe te staan, mits:

  • a. de inhoud per gebouw niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels is de hierna volgende procedure van toepassing:

  • a. het ontwerpbesluit wordt gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter visie gelegd;
  • b. voorafgaand aan de tervisielegging maken burgemeester en wethouders in één of meer dag-, nieuwsbladen en op digitale wijze bekend dat het ontwerpbesluit ter visie ligt;
  • c. in de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken kunnen worden geraadpleegd en wie op welke wijze een zienswijze hierop kan indienen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk en/of mondeling zienswijzen indienen op het ontwerpbesluit;
  • e. burgemeester en wethouders nemen een met redenen omkleed besluit en doen daarvan mededeling aan hen die zienswijzen hebben ingediend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Tijdelijk overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het onder lid a bepaalde is slechts geldig tot drie maanden na gereedmelding of de feitelijke ingebruikname (welke van beide het eerste is) van een bouwwerk met dezelfde functie dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan gerealiseerd is.
  • c. Het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  • d. Een omgevingsvergunning verleend op grondslag van lid a van dit artikel verandert niet de status van het betreffende bouwwerk: op het betreffende bouwwerk blijft het overgangsrecht uit dit artikel van toepassing.
  • e. Na het verstrijken van de termijn uit lid b van dit artikel vervalt het overgangsrecht uit artikel a van dit artikel en zijn betreffende bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering waren, in strijd met dit bestemmingsplan aanwezig.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet tot één maand na gereedmelding of de feitelijke ingebruikname (welke van beide het eerste is) van een bouwwerk met dezelfde functie dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan gerealiseerd is.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Mijndensedijk 11a, Loenen aan de Vecht'