direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stavoren - Zuid 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan Stavoren Zuid, dat in 2013 onherroepelijk is geworden, biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor het zuidelijk deel van Stavoren. De begrenzing van het plangebied is weergegeven in Bijlage 1. Dit bestemmingsplan geeft het kader aan waarbinnen de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied zich de komende jaren kan voltrekken.

Omdat SkipsMaritiem een aantal recreatieve en toeristische ontwikkelingen wil realiseren op haar gronden, dient het bestemmingsplan aangepast te worden. Daarom wordt het bestemmingsplan Stavoren Zuid geactualiseerd en worden de nieuwe plannen van SkipsMaritiem (zie paragraaf 5.2) hierin planologisch verankerd.

1.2 Vigerende regelingen

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Stavoren Zuid, dat onherroepelijk geworden is op 29-11-2013. Met dit bestemmingsplan wordt het totale plangebied geactualiseerd en worden de nieuwe ontwikkelingen bij SkipsMaritiem van een passende planologische regeling voorzien.

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Stavoren - Zuid 2017" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast);
  • regels
  • toelichting.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek, dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven. Er wordt ingegaan op de historie, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader. Hier wordt ingegaan op zowel het rijks-, provinciaal als het gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld, waarna in hoofdstuk 5 de planuitgangspunten aan de orde komen. In dit hoofdstuk worden ook de nieuwe plannen van SkipsMaritiem beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op het algemene juridisch-planologische systeem en bevat een toelichting op de bestemmingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele aspecten

2.1 Historie en ontwikkeling

Aan de zuidzijde van de stad Stavoren is een recreatief gebied gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0001.jpg"

Figuur 1: Luchtfoto van de huidige situatie (bron: GoogleMaps)

De toeristische sector heeft in de loop der jaren een steeds verdere vlucht genomen. In de jaren '80 ontstond er steeds meer beleidsmatige ruimte om ontwikkelingen mogelijk te maken. Het bestemmingsplan uit begin jaren '90, dat gold voor dit gebied en in 2013 is geactualiseerd, maakt een aantal ontwikkelingen mogelijk, onder andere de aanleg van een buitendijkse haven met bijbehorende voorzieningen, de aanleg van een strand en oeverrecreatie, de aanleg van een verblijfsrecreatiecomplex aan de oostzijde van de haven en de ontwikkeling van recreatie op het hoekperceel Zuiderdijk/Middelweg.

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit recreatieve functies: dagrecreatie, jachthavens (Marina Stavoren), kampeerterrein (Sudermeer) en recreatiewoningen. Op de terreinen zijn diverse voorzieningen aanwezig waaronder horeca, parkeerterreinen en dergelijke. In de hoek van de Stadfenne, Zuiderdijk en de Middelweg is een agrarisch bedrijf gelegen, dat ontsloten wordt vanaf de Middelweg. Tegen de stad Stavoren ligt de Johan Frisosluis, die met een tweede sluis is uitgebreid, als belangrijke schakel tussen het IJsselmeer en de binnenwateren. Ten zuiden van de sluis ligt het J.L. Hooglandgemaal. De belangrijkste wegen die door het plangebied lopen zijn de Stadsfenne en Middelweg. Tevens zijn er diverse toegangswegen en (toeristische) paden naar de terreinen.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio’s. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het eerste deel van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro is daarna diverse keren gewijzigd. Bij de toets voor onderhavig plan is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie op www.ruimtelijkeplannen.nl van 22 september 2015, waar alle wijzigingen in zijn verwerkt.

Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 3. Kustfundament
  • 4. Grote rivieren
  • 5. Waddenzee en waddengebied
  • 6. Defensie
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • 8. Elektriciteitsvoorziening
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • 10. Ecologische hoofdstructuur
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in of grenzend aan het IJsselmeergebied.

Het Barro spreekt zich met name uit over de buitendijkse gebieden waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft. In artikel 2.12.2 van het Barro staat beschreven, dat een bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk mag maken en landaanwinning. In datzelfde artikel staat echter een uitzondering die betrekking heeft op bouwmogelijkheden die op het moment van inwerkingtreding van het Barro al van kracht waren.

Voor onderhavig plangebied is deze uitzondering van toepassing. Het vigerende bestemmingsplan biedt de ruimte om 4.000m² gebouwen te kunnen realiseren rondom de haven die buitendijks ligt. Een groot gedeelte van deze 4.000m² zal ook binnen het vigerende bouwvlak gerealiseerd worden.

De gehele 4.000m² bebouwingsmogelijkheid zal niet volledig benut worden, maar gedeeltelijk, i.c. 3.310m². Hierdoor is er nog ruimte voor 690m² aan bebouwing. Deze resterende oppervlakte wordt benut voor de uitbreiding van De Potvis. In de regels en op de verbeelding is juridisch geborgd, dat de maximale oppervlakte van de gebouwen in de reserveringszone IJsselmeer niet boven de 4.000m² zal komen die nu bij recht is toegestaan. Door dit ook juridisch te borgen ontstaat er geen strijd met het Barro en is het plan in overeenstemming met Rijksbeleid.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor Duurzame Verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De Ladder voor Duurzame Verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd met als doel om de ladder te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te verminderen waarbij de effectiviteit van het instrument behouden blijft. Met deze wijzigingen is niet beoogd het doel van de regeling te wijzigen: voorkomen van ongewenste leegstand en overprogrammering, stimulering zorgvuldig ruimtegebruik en transparante besluitvorming.

De nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt. Een deel van de omvangrijke rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met betrekking tot de ladder blijft ook na 1 juli 2017 van belang. De hoofdlijnen van die rechtspraak zijn door de Afdeling Bestuursrechtspraak in een overzichtsuitspraak (28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724) opgenomen. Deze overzichtsuitspraak is bedoeld om de rechtspraktijk houvast te bieden bij de toepassing van de ladder.

Artikel 3.1.6 tweede lid van het oude Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schreef het volgende voor. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Artikel 3.1.6 tweede lid van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening bepaalt, dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Ook wanneer er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden gemotiveerd of de mogelijk gemaakte ontwikkeling voorziet in een behoefte.

Dit bestemmingsplan zorgt niet voor een toename van gebouwen / bebouwing in het plangebied. De toename van de oppervlakte van De Potvis is in mindering gebracht worden op de oppervlakte van het bestaande bouwvlak in de buitenhaven. Per saldo ontstaat hier geen toename aan ruimtebeslag, maar is sprake van een verschuiving van bestaande bouwrechten met geringe ruimtelijke impact. Van verdere verstedelijking is dan ook geen sprake. Er is uitsluitend sprake van een functiewijziging. Op basis van jurisprudentie (ABRvS, 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:915) wordt gesteld, dat weliswaar de aard van de functies waarin het onderhavige plan ten opzichte van het geldende geldende plan voorziet verschilt, maar dat de omvang van hetgeen binnen de nieuwe functies wordt mogelijk gemaakt, relatief gering is. Daarmee is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Het nieuwe kleinschalige kampeerterrein is kleinschalig (maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen en maximaal 200 m2 aan gebouwen voor beheervoorzieningen en sanitaire voorzieningen ten behoeve van een kampeerterrein. Vanwege de kleinschaligheid is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

De uitbreiding van het kampeerterrein bij de binnenhaven omvat een recreatieterrein waar standplaatsen voor stacaravans en/of chalets mogelijk worden gemaakt, aansluitend aan een bestaand kampeerterrein. Er worden geen extra gebouwen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan voorziet met de toekenning van de bestemming "Recreatie - Kampeerterrein" in een functiewijziging, nu in het geldende bestemmingsplan een groenbestemming aan de gronden is toegekend. Gelet op de aard van deze functiewijziging, in samenhang bezien met de geringe bouwmogelijkheden waarin reeds was voorzien binnen de vigerende recreatiebestemming, wordt gesteld dat met de toekenning van de bestemming "Recreatie - Kampeerterrein" geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro mogelijk wordt gemaakt. Dit volgt ook uit jurisprudentie. Zo oordeelt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak d.d. 21 september 2015 (kenmerk: ECLI:NL:RVS:2016:2508), dat een uitbreiding van een camping met 200 nieuwe kampeerplekken en 23 kampeerplaatsen voor kampeermiddelen in de vorm van voertuigen voor recreatief nachtverblijf zoals tentwagens, kampeerauto's (campers), stacaravans of (toer)caravans geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro betreft.

Dezelfde redeneerlijn geldt voor de locatie, waar een camperterrein met 30 camperplekken mogelijk wordt gemaakt. Op en grenzend aan het bestaande parkeerterrein worden gronden geschikt gemaakt worden als standplaats voor campers. Er wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt; voor zover nodig wordt gebruik gemaakt van het bestaande toiletgebouw voor douche en sanitair. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn passend binnen de kaders van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.4 Het Nationaal Waterplan

In december 2009 is de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) vervangen door het Nationaal Waterplan. Het Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015

De looptijd van het Nationaal Waterplan 2016-2021 is van 22 december 2015 tot 22 december 2021. Het Nationaal Waterplan (en alle andere plannen op grond van de Waterwet) worden elke zes jaar herzien. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 zijn verwerkt:

  • Hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid
  • Gewenste ontwikkelingen, de werking en de bescherming van de watersystemen in Nederland
  • Benodigde maatregelen en ontwikkelingen
  • Beheerplannen voor de stroomgebieden
  • Beheerplannen voor de gebieden met overstromingsrisico
  • Mariene Strategie
  • Beleidsnota Noordzee
  • Functies van de rijkswateren

In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

Het Nationaal Waterplan vormt dan ook het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen. Er is geen formele hiërarchie tussen deze plannen, maar op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel) kan bij het vaststellen van een regionaal waterplan of een beheerplan niet zo maar worden afgeweken van het Nationaal Waterplan.

Bij de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen zullen de wateraspecten een zwaarder belang in de afweging moeten krijgen, dan onder het beleid van de Vierde Nota het geval is. Dit is noodzakelijk om op de korte en de lange termijn te kunnen blijven beschikken over duurzame en klimaatbestendige watersystemen. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Omgekeerd moet de waterbeheerder zich bewust zijn van het feit dat in een gebied meer dan alleen waterdoelen gerealiseerd moeten worden. Hij moet anticiperen op ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Zoals uit de Watertoets blijkt (zie 4.11) zijn de gevolgen van de plannen voor de waterhuishouding in het gebied ten opzichte van datgene dat nu al mag beperkt.

3.1.5 Deltaprogramma

In het Deltaprogramma staan plannen beschreven om Nederland te beschermen tegen hoogwater en zoetwatertekort. Het beleid gaat uit van verschillende deltabeslissingen. Eén van de Deltabeslissingen is de Deltabeslissing IJsselmeergebied. Hierin staat onder andere hoe overtollig water kan worden afgevoerd naar de Waddenzee en hoe het IJsselmeer zoetwater kan bergen.

Deltabeslissing IJsselmeergebied 

Onderdeel van de voorgestelde Deltabeslissing is dat het gemiddelde winterpeil in het IJsselmeer tot 2050 gelijk blijft. Het water wordt met een combinatie van spuien en pompen naar de Waddenzee afgevoerd. Voor de periode na 2050 blijft de optie open om het winterpeil beperkt mee te laten stijgen met de zeespiegel (maximaal 10-30 cm), maar alleen als dat noodzakelijk en kosteneffectief is.

De voorgestelde Deltabeslissing gaat tevens uit van flexibeler beheer van de streefpeilen. Daarmee kan de waterbeheerder beter inspelen op de verwachte weersomstandigheden en een grotere zoetwatervoorraad in de zomer creëren. Om flexibel peilbeheer mogelijk te maken, krijgen de oevergebieden een flexibele inrichting. Na 2050 kan het wenselijk zijn in droge perioden meer water via de IJssel naar het IJsselmeer te laten stromen.

Buitendijkse ontwikkeling 

Formeel heeft Rijkswaterstaat geen bevoegdheden om veiligheidseisen te stellen aan buitendijkse ontwikkelingen. Hiermee samenhangend acht Rijkswaterstaat zich dus op voorhand ook niet verantwoordelijk voor eventuele schade (aan nieuwe ontwikkelingen) die in het buitendijks gebied wordt geleden en ook niet voor de veiligheid van het buitendijkse gebied. Eventuele initiatiefnemers dienen zich bewust te zijn van het grotere overstromingsrisico in buitendijks gebied. Het kabinet maakt ruimte voor nieuwe klein- en grootschalige buitendijkse ontwikkelingen. Buitendijkse ontwikkelingen moeten een toegevoegde waarde hebben voor de bestaande kernkwaliteiten en karakteristieken van het bestaande (water)landschap. Verrommeling moet worden voorkomen door bijvoorbeeld bestaande zichtlijnen niet te doorbreken. Naast esthetische voorwaarden is het belangrijk bij de buitendijkse ontwikkelingen te streven naar versterking van ecologie en veiligheid. Dit kan bijvoorbeeld door in het ontwerp aandacht te besteden aan landwater-overgangen. Bij buitendijkse bebouwing moet aansluiting bij bestaande bebouwing en infrastructuur vanzelfsprekend zijn. Inpasbaarheid en maatvoering zijn daarbij overwegende factoren.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zijn in Artikel 2.12 regels opgenomen ten aanzien van de uitbreidingsruimte voor nieuwe bebouwing en landaanwinning in bestemmingsplannen voor het IJsselmeergebied. Hierin is onder artikel 2.12.2 lid 2 sub f opgenomen dat de omvang voor nieuwe kleinschalige buitendijkse ontwikkelingen per gemeente (op basis van de gemeentelijke indeling op 22 december 2009) beperkt is tot een maximum van in totaal 5 hectare per gemeente. De uitbreiding voor SkipsMaritiem is al juridisch vastgelegd in het geldende bestemmingsplan. Er wordt alleen geschoven met de exacte plek van de nieuwe bebouwing.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân

Het Streekplan Fryslân 2007 (onder de Wro gelijkgesteld met een structuurvisie) is in december 2006 door Gedeputeerde Staten van Fryslân vastgesteld. Het bevat het provinciaal beleid voor de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie. Uitgangspunt in het streekplan is het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Hiermee bedoeld de provincie dat in ruimtelijke plannen, ontwerpen en de uitvoering uitdrukkelijk de gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde worden toegevoegd aan het plangebied en haar omgeving. Hierdoor wordt op de langere termijn een doelmatig gebruik van en een herkenbare ruimte gewaarborgd. De ruimtelijke inrichting draagt hiermee ook bij aan een duurzame ontwikkeling.

De provincie maakt in haar ruimtelijke beleid geen onderscheid tussen gebieden in of buiten de Nationale Landschappen. Dit betekent dat in de Nationale Landschappen ruimte is voor onder andere recreatieve ontwikkelingen zoals SkipsMaritiem die voor ogen heeft. Ontwikkelingen in de Nationale Landschappen zal de provincie toetsen aan het algemene Streekplanbeleid. Daarbij geldt tevens als uitgangspunt dat de kernkwaliteiten per landschapstype richtinggevend zijn voor verdere ontwikkelingen. Dít geldt ook voor de Nationale Landschappen.

De kernkwaliteiten voor het IJsselmeer gebied zijn de volgende:

  • zeer grootschalig landschap met weidse horizon, lange zichtlijnen en markante oriëntatiepunten langs de kust;
  • afwisselend kustbeeld van waterkeringen, (ondiepe) voorlanden, waardevolle stedelijke fronten, oude zeeweringen, klifkusten en vergezichten op achterland;
  • contrasten tussen dynamisch beeld bij recreatieve plaatsen en concentratiepunten, en meer ingetogen landelijk beeld daarbuiten;
  • structurerende elementen: open water, kwelders, zandplaten en waarden, rietlanden, groene dijken, kliffen, strandjes, et cetera.

De provincie streeft, in lijn met de Nota Ruimte, naar een kwaliteitsverbetering van recreatieve voorzieningen. De mogelijkheden van recreatie en toerisme als sociaaleconomische drager moeten ten volle worden benut. Door een verhoogde aandacht voor landschappelijke inpassing wil de provincie bevorderen dat de sector de medeverantwoordelijkheid krijgt voor het beheer van natuur, landschap en erfgoed. Onderhavig plan steekt in op de gewenste kwaliteitsverbetering van recreatieve voorzieningen en op versterking van de toeristische mogelijkheden van Stavoren.

Recreatie

De provincie streeft naar kwaliteitsverbetering van recreatieve voorzieningen. Bevorderd wordt dat de mogelijkheden van recreatie en toerisme als (nieuwe) sociaal-economische drager ten volle worden benut. Bovendien bevorderd de provincie, door onder andere een verhoogde aandacht voor landschappelijke inpassing, de medeverantwoordelijkheid van de sector voor het beheer van natuur, landschap en erfgoed. Herkenbaarheid van de Friese landschappelijke kernkwaliteiten is hierbij randvoorwaarde. Kwaliteitsverbetering vraagt in een aantal gevallen om meer ruimte, zowel voor bestaande als voor nieuwe voorzieningen. Die ruimte wordt geboden in het streekplan. Stavoren is hierin sinds lange tijd op basis van provinciaal beleid al een speerpunt als het gaat om de ontwikkeling van recreatie. Ook op grond van eerder beleid van de provincie (het Streekplan uit 1997) is Stvoren al belangrijk voor recreatieve ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan is mede gebaseerd op deze beleidsmatige ruimte voor Stavoren.

Bij het bieden van ruimte neemt de provincie in aanmerking dat het totale ruimtebeslag van de bedrijfstak vergeleken met andere sectoren relatief beperkt is. Aan de andere kant wordt er ook rekening mee gehouden dat recreatieve voorzieningen vaak nabij natuurgebieden liggen en van invloed zijn op de recreatieve druk in die natuurgebieden. Daarnaast hebben recreatieve voorzieningen landschappelijke uitstraling. Zowel landschappelijke als natuurlijke waarden vormen basiskwaliteiten voor recreatie en toerisme. Nieuwe grootschalige en intensieve recreatieve voorzieningen worden primair geconcentreerd in de stedelijke en regionale centra en in de recreatiekernen (waar Stavoren er één van is). Concentratie bevordert de onderlinge versterking tussen recreatieve functies en daarmee de herkenbaarheid voor toeristen. Bijkomend voordeel is dat versnippering van het recreatieve aanbod met bijbehorende landschappelijke consequenties wordt voorkomen. De provincie vindt dat een passend aanbod van toeristisch-recreatieve voorzieningen en accommodaties thuishoort bij de functies en de opvangtaak van de stedelijke en regionale centra.

Daarnaast onderscheid de provincie zoals beschreven recreatiekernen die, naast uitbreiding en vernieuwing van bestaande voorzieningen, met name een opvangtaak voor nieuwe voorzieningen hebben. Dit vooral in de sfeer van verblijfsaccommodaties. De meeste recreatiekernen liggen bij natuurgebieden waar recreatief medegebruik mogelijk is . Dat biedt in algemene zin ruimte voor verdere recreatieve ontwikkeling en de daarbij behorende recreatieve druk(verhoging). Concrete initiatieven moeten vervolgens nog wel nader worden beoordeeld op effecten op de plaatselijke natuurwaarden. Voor dit plan is een natuurtoets uitgevoerd (zie paragraaf 4.9).

Ook voor verblijfsrecreatie ligt de nadruk meer op een vergroting van de kwaliteit dan de kwantiteit. Wel ziet de provincie mogelijkheden voor nieuwe initiatieven tot het middelgrote segment. Dergelijke ontwikkelingen zijn onder andere mogelijk bij Stavoren. De provincie stelt hierbij de eis voor een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing.

Ontwikkelingen nabij de IJsselmeerdijk

Alleen in bijzondere situaties ziet de provincie nog ruimte voor nieuwe buitendijkse ontwikkelingen. De provincie ziet mogelijkheden voor nieuwe buitendijkse functies die specifiek aan het water gebonden zijn, zoals jachthavens, watergebonden bedrijvigheid en kleinschalige voorzieningen voor strand- en waterrecreatie. Nadere voorwaarden voor buitendijkse ontwikkelingen zijn:

  • Buitendijkse bebouwing vindt plaats op risico van de eigenaar; naast het risico van schade aan eigendommen zijn in dit verband ook gebruikersrisico'sverbonden aan het bouwen en eventueel wonen in buitendijks gebiedvanwege de kans op overstroming en calamiteiten bij stormcondities.
  • De provincie kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor eventuele schade bij calamiteiten.
  • Bij nieuwbouw of vervanging van bestaande bebouwing wordt vanwegede genoemde risico's, risicobewust gebouwd. Daarbij wordt tevens rekeninggehouden met toekomstige stijging van het IJsselmeerpeil.
  • De buitendijkse ontwikkeling mag geen negatief effect op de waterkwaliteit hebben.
  • De buitendijkse ontwikkeling mag geen wezenlijke afbreuk doen aan deopenheid en weidsheid van het gebied, zichtlijnen niet onevenredig aantasten en past binnen de schaal en maat van de omgeving.

Omdat het geldende bestemmingsplan nog veel ruimte biedt om nieuwe gebouwen te kunnen realiseren is dit bestemmingsplan in overeenstemming met bovenstaande doelstellingen uit het provinciaal beleid.

3.2.2 Streekplan Grutsk op 'e Romte

Op 26 maart 2014 is Grutsk op 'e Romte vastgesteld door Provinciale Staten als structuurvisie. Grutsk op 'e Romte is een thematische structuurvisie (over landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang) en is voor dit thema een kader dat gebruikt wordt bij ruimtelijke afwegingen. In de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Grutsk op 'e Romte is als procesvereiste in de verordening Romte opgenomen. Dat betekent dat vereist wordt dat bij het opstellen van een ruimtelijk plan een analyse wordt gemaakt van de aanwezige waarden in het plangebied, in het bijzonder van de landschappelijke en cultuurhistorische structuren. En dat afgewogen en gemotiveerd wordt op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de provinciale belangen uit Grutsk op 'e Romte.

In de structuurvisie is het plangebied niet specifiek aangeduid. Op basis van de gebiedskenmerken is het plangebied echter te typeren als 'buitendijks land/zomerpolders'. Kenmerkend voor het gebied is het grote, open watervlak van het IJsselmeer, dat contrasteert met het lange groene lint van de IJsselmeerdijk die het achtergelegen gebied tegen het water beschermd. Omdat de bouwmogelijkheden al bij recht mogelijk zijn en de provincie hierover in een eerder stadium al een toetsing heeft laten plaatsvinden aan het provinciaal beleid wordt geconcludeerd dat ook deze plannen in overeenstemming zijn met deze visie. De structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' doet verder geen specifieke uitspraken over het voorliggende plangebied en werpt derhalve geen belemmeringen op in het kader van dit bestemmingsplan.

3.2.3 Verordening Romte Fryslân (2014)

In de Wro wordt een onderscheid gemaakt tussen strategische visie en juridisch bindend beleid. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie in de plaats gekomen van het streekplan. De juridisch bindende elementen ter uitvoering van dat beleid worden neergelegd in bestemmingsplannen en in andere instrumenten van provincies en rijk (algemene regels in verordeningen / AMvB's). De provincie heeft om provinciale belangen juridisch te borgen hiertoe de Provinciale Verordening Romte Fryslân 2014 opgesteld.

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân (opnieuw) vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Met dit bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Omdat het plangebied samenvalt met een primaire waterkering dient rekening te worden gehouden met de uitgangspunten zoals genoemd in artikel 8.1 (reserveringszones) en artikel 8.2 (buitendijks bouwen) van de verordening. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan de uitbreidingen van recreatieve voorzieningen mogelijk. Hieraan worden in hoofdstuk 5 van de verordening eisen gesteld.

Reserveringszones voor versterking primaire waterkeringen

In het beleid en de verordening van de provincie zijn reserveringszones opgenomen voor toekomstige versterking van de primaire waterkeringen langs de Waddenzee, de Noordzee en het IJsselmeer vanwege de te verwachten stijging van de zeespiegel en het IJsselmeerpeil. De ruime reserveringszones zijn in het 3e provinciale Waterhuishoudingsplan gewijzigd in exacte reserveringszones. Deze exacte zones staan op de kaarten Reserveringszones versterking primaire waterkeringen, met een onderscheid naar aaneengesloten bebouwd gebied (kustplaatsen) en de gebieden daarbuiten. Het is van belang dat bij de herziening van een ruimtelijk plan de exacte reserveringszone wordt begrensd en dat de bijbehorende voorwaarden in acht worden opgenomen. Hiermee kunnen ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen die toekomstige versterking in de weg staan. Buiten de kustplaatsen is sprake van consoliderend beleid ('nee, tenzij' benadering). De beperkingen binnen deze reserveringszones zijn vergelijkbaar met de gebruikelijke beperkingen voor functies in het landelijk gebied. In het geval van maatwerk is vroegtijdig overleg met de waterkeringbeheerder nodig (daarom is voor de plannen van SkipsMaritiem de Watertoets uitgevoerd zie paragraaf 4.11).

Voor alle situaties geldt volgens artikel 11.2.2, dat bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden die in geldende bestemmingsplannen bij recht of via ontheffing (de voormalige vrijstellingsbevoegdheid uit de WRO) zijn opgenomen, gehandhaafd mogen worden. Zoals ook bij het Rijksbeleid beschreven wordt voor de invulling van de bouwmogelijkheden in het buitendijkse gebied gebruik gemaakt van bestaande bouwrechten. Er zal geen toename zijn van bebouwing die bij recht mogelijk is in het vigerende bestemmingsplan binnen de reserveringszone en daarmee zijn de plannen in overeenstemming met de Verordening Romte 2014.

Buitendijks bouwen

De Verordening is terughoudend als het gaat om buitendijkse ontwikkelingen, mede in verband met de te verwachten stijging van waterpeilen. Voor een aantal bijzondere situaties is afwijking mogelijk van het principe in artikel 8.2.1, dat in 'buitendijks gebied' geen nieuwe recreatieve voorzieningen, nieuwe stedelijke functies of nieuwe bedrijven mogelijk zijn. Hier is vanwege de bestaande bouwmogelijkheden sprake van een afwijkingssituatie, waardoor bebouwing in de reserveringszone mogelijk wordt. Door verschuiving van deze bouwmogelijkheden ontstaat er geen toename. De gewenste ontwikkelingen zijn in overeenstemming met de geformuleerde doelstellingen van de provincie Fryslân zoals beschreven in de verschillende beleidsdocumenten.

Recreatie en toerisme

Hoofdstuk 5 van de Verordening bepaalt de voorwaarden waaronder recreatieve ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Blijkens onderzoek van de provincie is met name in het segment kampeerterreinen per saldo geen behoefte aan groei. De provincie wil daarom vooral ruimte bieden voor kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijven, die gepaard kan gaan met beperkte groei. Hiervan is sprake bij SkipsMaritiem voor de uitbreiding van het bestaande stacaravanterrein. Hoewel de behoefte, per saldo, aan nieuwe kampeerterreinen en standplaatsen dus in het algemeen gering is, wil de provincie vooralsnog, binnen de kaders van het huidige beleid toch ruimte blijven bieden voor nieuwe terreinen, maar dan alleen bij recreatiekernen, tot maximaal 200 standplaatsen. De provincie gaat er vanuit dat de markt die ruimte benut voor kwalitatief hoogwaardige(r) concepten. Stavoren is een recreatiekern, zodat uitbreiding van SkipsMaritiem mogelijk is.

Hiernaast biedt de provincie ruimte aan recreatieve combinaties. Dit is een mix van voorzieningen (huisjes, standplaatsen, ligplaatsen, dagrecreatieve voorzieningen). De verordening 2011 liet die mix niet toe, terwijl bedrijven die toch soms willen kunnen aanbieden. Met de nieuwe opzet zijn combinatiebedrijven wel mogelijk bij recreatiekernen, als optelsom van de afzonderlijke bepalingen ten aanzien van recreatiewoningen, kampeerterreinen en jachthavens. De ontwikkelingen van SkipsMaritiem die dit bestemmingsplan mogelijk maakt sluit hierop aan. SkipsMaritiem ontwikkelt in het gebied rondom Stavoren een mix van recreatieve en horecavoorzieningen. Ook dit sluit aan bij de bepalingen uit de Verordening Romte 2014.

Nije Pleats (artikel 5.6 Verordening Romte)

In paragraf 5.6 heeft de provincie een bijzondere bepaling opgenomen als het gaat om onderzoek naar de landschappelijke inpasbaarheid. Voor de landschappelijke inpassing van een recreatieve voorziening, zoals bedoeld in de artikelen 5.1 tot en met 5.4 van de verordening, wordt een ruimtelijk inrichtingsplan opgesteld volgens de methodiek ‘Nije Pleats’, waarvan de uitvoering zo nodig als voorwaardelijke bepaling in het ruimtelijk plan is opgenomen.

De plannen van SkipsMaritiem hebben als geheel een zodanige omvang dat besloten is om een Nije PLeats sessie te gaan houden. Hierbij hebben initiatiefnemer, provincie, gemeente en specialisten gezamenlijk bepaald hoe de landschappelijke inpasbaarheid van de verschillende voorzieningen het beste gerealiseerd kan worden. De resultaten hiervan zijn verwerkt worden in dit bestemmingsplan door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting waardoor de inrichtingsmaatregelen die bepaald zijn ook juridisch afgedwongen kunnen worden. Een beschrijving hiervan is opgenomen in de planuitgangspunten in paragraaf 5.2.8 en bijbehorende bijlage 4 van de regels.

3.2.4 Vaarwegenverordening Fryslân 2014

Gemeenten dienen ontwikkelingen die belemmerend zijn voor het functioneren en de verdere ontwikkeling van het vaarwegennet, te voorkomen. Bij de totstandkoming van bestemmingsplannen moet dan ook met de door de provincie gestelde eisen in de “Vaarwegenverordening Fryslân 2014” rekening worden gehouden. Voor alle vaarwegen voor de beroeps- en recreatievaart zijn beheerzones vastgelegd waarbinnen in beginsel een verbod voor bouwwerken, houtopstanden en werkzaamheden geldt die het functioneren van de vaarweg zouden kunnen beïnvloeden. De breedte van geldende beheers- en bebouwingsvrije zones is afhankelijk van de classificatie van de betreffende vaarweg (zie tabel 1).

Tabel 1. Beheers- en bebouwingsvrije zones langs vaarwegen

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0002.png"

Het Johan Frisokanaal is aangewezen als CEMT-klasse III. Met deze zones is in het plangebied rekening gehouden. Voor werkzaamheden die de Friese boezemwateren raken, is voorts een vrijstelling van het “waterenreglement” van het Wetterskip Fryslân nodig. Deze werkzaamheden zijn niet voorzien in de ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden.

3.3 Beleid Wetterskip Fryslân

Wetterskip Fryslân heeft de Leidraad Watertoets op- en vastgesteld. Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen, waarmee wordt voldaan aan de beleidsdoelstellingen van de thema’s veilig, voldoende en schoon. De Leidraad Watertoets is een instrument waarmee de waterbelangen in ruimtelijke plannen kunnen worden geborgd en waarmee er zorg voor kan worden gedragen dat ruimtelijke plannen voldoen aan de uitgangspunten van Wetterskip Fryslân. Daarnaast zorgt de Leidraad Watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip tijdens het watertoetsproces.

De Leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status van het wateradvies. Voor zover van toepassing binnen het plangebied worden de (lokale) waterkeringen en boezemkaden in het plan opgenomen. Deze worden in de toelichting beschreven. In het plan wordt aangegeven waar de waterkeringen, kaden en beschermingszones liggen. Dit thema heeft betrekking op het voorzien van functies zoals natuur en landbouw van voldoende water. Hieronder vallen ontwikkelingen als klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en verandering van grondgebruik. Het gaat er om dat verdroging (van natuurgebieden) wordt tegen gegaan, dat er in droge perioden voldoende water beschikbaar is en dat wateroverlast in natte perioden zoveel mogelijk wordt voorkomen. Schoon water betreft de algemene kwaliteit van het oppervlaktewater en de eisen die worden gesteld aan zwem- en natuurwateren.

Voor dit bestemmingsplan is voorafgaand aan de ter inzage legging een watertoets opgesteld en verwerkt in paragraaf 4.11.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 De Ontwikkelvisie Gemeente Súdwest-Fryslân 2011-2021

De “Ontwikkelvisie 2011–2021 gemeente Súdwest-Fryslân” is op 22 maart 2012 vastgesteld. In deze visie staan de gemeentelijke ambities betreffende sociale, ruimtelijke en economische ontwikkelingen beschreven. De visie vormt een belangrijke basis voor nieuw beleid en ruimtelijke plannen. De visie maakt duidelijk hoe de gemeente zich naar de toekomst toe wil positioneren, wat de belangrijkste speerpunten zijn en op welke aandachtsgebieden wordt ingezet. De ontwikkelvisie beslaat een periode van tien jaar. In de gemeente worden vijf landelijke clusters en één stedelijk cluster rondom Bolsward en Sneek onderscheiden.

De ontwikkelvisie rust op zes pijlers waar een visie op is geformuleerd en waar een koers per landelijk of stedelijke cluster voor is uitgezet. De pijlers met bijbehorende visie betreffen:

  • a. Verscheidenheid in kernen: Gebiedsgerichte aanpak via clusters, met oog voor samenhang. Aandacht voor unieke ruimtelijke structuur, sociaaleconomische kenmerken en toekomstvisies van de kernen. Extra aandacht voor plattelandskernen en stadswijken waar de leefbaarheid onder druk staat.
  • b. Weidsheid van het landschap: Zorgvuldig met weidsheid omgaan, maar ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen naar aard/schaal. Er worden hoge eisen aan ruimtelijke kwaliteit gesteld.
  • c. Economische verscheidenheid: Gebiedsgerichte aanpak om te zorgen dat de gemeente zich in totaliteit sterk ontwikkelt. Ruimtelijke keuzes maken ten aanzien van economische ontwikkeling. Extra aandacht voor sterke sectoren vanwege hun groeipotentie en innovatief vermogen. Bijeenbrengen onderwijs en arbeidsmarkt, zodat vraag en aanbod beter aansluiten.
  • d. Grote sociale verbondenheid: Iedereen kan (naar vermogen) meedoen. De huidige sociale infrastructuur wordt optimaal benut. Betere samenwerking en afstemming tussen partijen. Betere afstemming aanbod. Uitgangspunten zijn eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht en zelfredzaamheid. Kwetsbare groepen actief opsporen.
  • e. Grote rijkdom aan cultuur en erfgoed: Cultuur en cultureel erfgoed hebben verbindende werking op de samenleving en grote aantrekkingskracht op toeristen. Daarom wordt gezorgd voor een divers cultureel aanbod en voor bescherming, behoud en ontsluiting van cultureel erfgoed.
  • f. Sterke aantrekkingskracht voor toeristen: Toerisme en recreatie als verbinding tussen stad/platteland, cultuur, natuur, sport, zorg, land- en tuinbouw. Verdiepen van bestaand aanbod, kwaliteitsverbetering en slim combineren van aanbod. Watertoerisme versterken door samenwerking met andere vaargebieden.

Stavoren is een belangrijke kern voor de toeristen in de gemeente. Vanaf het IJsselmeer vanwege de sluizen een van de poorten tot het waterrijke achterland. Dit bestemmingsplan is vooral gebaseerd op de economische verscheidenheid en sterke aantrekkingskracht voor toeristen. In dit bestemmingsplan worden voor verschillende doelgroepen faciliteiten gecreerd. Er komen stacaravans, toeristenplekken, camperplekken en horeca- appartementen. Elk voorziet in een aparte doelgroep en elke doelgroep zal elk haar eigen bestedingspatroon hebben. Zeker is wel dat de recreatiekern Stavoren er extra voorzieningen bij krijgt hetgeen bijdraagt aan de sterke aantrekkingskracht voor toeristen, de leefbaarheid en uitstraling van de stad Stavoren als toeristencentrum. Ten aanzien van de weidsheid van het landschap en rijkdom aan cultuur en erfgoed is er door middel van een Nije Pleats sessie een optimale landschappelijke inpassing ontwikkeld.

Het plan past dan ook binnen de doelstellingen zoals die beschreven zijn in de ontwikkelvisie.

3.4.2 Visie ruimtelijke kwaliteit

De gemeente heeft op 23 juni 2013 de 'Visie Ruimtelijke Kwaliteit' vastgesteld. De visie hanteert als uitgangspunt dat het landschap het product is van de ontwikkelingen in de landbouw, de natuur, de economie en de samenleving door de eeuwen heen; en dat dit ook in de toekomst zo zal zijn. Die veranderingen kunnen in beginsel bijdragen aan de landschappelijke kwaliteit, mits ze goed op elkaar worden afgestemd. Hoofduitgangspunt is dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen leidend zijn. Daarnaast worden ontwikkelingen gestuurd met specifieke aandacht voor de volgende uitgangspunten:

  • Versterken van de grootse openheid van het klei- en veengebied en de meren.
  • Aandacht voor detail binnen het grootschalig landschap.
  • Versterken van het contrast tussen binnendijks en buitendijks gebied.
  • Behoud van authenticiteit en eenvoud.
  • Ruimte voor dynamiek, experiment en contrast.

De visie biedt ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Ontwikkelingen hebben altijd impact op de ruimtelijke kwaliteit. Voor het onderhavig plangebied zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • Bij recreatieve ontwikkelingen rekening houden met het open landschap. Dit is 'het goud' van onze gemeente en is van iedereen.
  • Droogmakerijen als landschappelijke eenheid behouden en behandelen.
  • Duisternis behouden voor mens en dier.

De ontwikkelingen uit dit bestemmingsplan vinden plaats in een gebied dat al intensief gebruikt wordt voor recreatie. Er zal ook geen significante toename zijn van de (planologische) mogelijkheden die nu al geboden worden. De ontwikkeling vindt ook plaats aansluitend aan de kern Stavoren en niet midden in het open landschap; daarmee gaat de ontwikkeling niet ten koste van het open landschap. De nieuwbouw van de horeca- en verblijfsaccommodatie aan de zuidzijde van de buitenhaven zal vanuit de omgeving wel goed zichtbaar zijn maar houdt met de hoogte en de verschijningsvorm voldoende rekening met de verschillende omgevingsaspecten. Een voorziening als de camperparkeerplaatsen wordt landschappelijk ingepast. De voorzieningen die bij de nabijgelegen boerderij worden getroffen -een boerderij die in een droogmakerij ligt- worden ook landschappelijk ingepast en respecteren die droogmakerij als landschappelijke eenheid. Ten aanzien van de verlichting zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van moderne verlichting die zo min mogelijk uitstraling op de omgeving zal geven.

3.4.3 Erfgoedvisie en Ergoednota

Met het vaststellen van de 'Erfgoedvisie Silhouet' (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen. Op basis van deze visie is de Erfgoednota gemeente SWF 2013-2016 opgesteld, getiteld 'De basis op orde' (vaststelling naar verwachting januari 2013). Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde wordt gebracht. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig gaat uitvoeren.

Het is namelijk een wettelijke taak voor een gemeente om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is het een en ander gewijzigd in het Besluit ruimtelijke ordening. In dit besluit is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in bestemmingsplannen nu formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE.

Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de Erfgoednota geformuleerde beleid. Echter niet alle waarden aangegeven op deze kaart kunnen bij voorbaat behouden blijven, hier zal een gemeentelijke afweging aan te pas komen.

In de Erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van bestemmingsplannen omgegaan dient te worden met het erfgoed. Zo zijn er kaders aangegeven voor de uitvoering van werken, maar ook voor de opzet van de bestemmingsplanregeling. In het kader van dit bestemmingsplan is daarmee rekening gehouden.

Gebiedsbescherming

Ten aanzien van gebiedsbescherming dient rekening te worden gehouden met beschermde natuurgebieden. Het plangebied maakt geen deel uit van een gebied dat is beschermd krachtens de Wet natuurbescherming of ander gebiedsgericht beleid. Het meest nabijgelegen beschermd natuurgebied is het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Ten aanzien van soortenbescherming dient rekening te worden gehouden met beschermde soorten op basis van de Wet natuurbescherming. Hiervoor is een onderzoek uitgevoerd (zie 4.9).

3.4.4 Visie Toerisme & Recreatie gemeente Súdwest-Fryslân

Op 16 mei 2013 is de Visie Toerisme & Recreatie gemeente Súdwest-Fryslân (2012-2022) vastgesteld. De visie voor 2022 luidt: Súdwest-Fryslân staat bekend als een kwalitatief hoogwaardig gebied voor (actieve vormen van) toerisme en recreatie met een zeer gevarieerd en levendig aanbod. Deze variatie en levendigheid is gerealiseerd door een gezamenlijke inzet met de sector op betere verbindingen tussen toeristisch aanbod op het gebied van land en water, kunst en cultuur. De ontwikkelingsstrategieën uit de visie zijn gericht op het creëren van meer (afwisseling in) belevenissen door verbindingen te leggen tussen het bestaande aanbod en door verbindingen te leggen tussen alle partijen die daarbij betrokken zijn:

  • Geef de bezoeker een gevoel van 'thuiskomen' en 'zichzelf kunnen zijn';
  • Benut de rijkdom van het 'water', het landschap en de steden;
  • Organiseer avontuurlijker actieve vormen van recreatie;
  • Gebruik verhaallijnen om de gast nieuwe ervaringen te laten beleven.

Actie, Gastheerschap en Samenwerking zijn de kernwoorden van de strategieën: De samenhang wordt gerealiseerd door te kiezen voor de kracht van het lokale verhaal, te investeren in aantrekkingskracht en door één sterk toeristisch samenwerkingsverband neer te zetten voor de regio. Verbetering en uitbreiding van het toeristische product moeten wel blijven passen bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten en de directe omgeving van het gebied.

Ten aanzien van SkipsMaritiem zijn de plannen passend binnen de algemene uitgangspunten uit deze visie. Er wordt aangelsoten bij de lansen die het IJSselmeer ter plekke biedt. De Potvis is een populaire voorziening met een grote aanterkkingskracht. Hier overnachtingsmogelijkheden bieden in de vorm van appartementen is een meerwaarde. Ook de camperplekken die voorzien zijn bieden de toerist een extra mogelijkheid en beleving. De binnendijkse voorzieningen zijn op grond van algemeen beleid van de gemeente toegestaan.

3.4.5 Duurzaamheidsvisie

De gemeente hecht veel waarde aan een duurzame toekomst. De gemeente streeft naar een samenleving die letterlijk en figuurlijk energie oplevert. Om deze doelstelling kracht bij te zetten heeft de gemeente de visie 'Op stap nei duorsumens' vastgesteld. Doelstelling van deze visie is om samen met de bewoners initiatieven tot stand te brengen die energie leveren. Bij onderhavige plannen zal SkipsMaritiem daar waar mogelijk gebruik maken van duurzame maatregelen. Daarbij is het echter wel gebonden aan de omegving van het IJsselmeer die bepaalde beperkingen geeft als het gaat om het realiseren van deze doelstelling. Bij de verder planuitwerking van De Potvis zal samen met de gemeente bekeken worden of er gebruik gemaakt kan worden van bijvoorbeeld zonne-energie.

Om deze duurzaamheiddoelstellingen kracht bij te zetten gaat de gemeente uit van strategische doelstellingen:

  • It goede foarbyld: We vullen onze voorbeeldfunctie samen in, delen kennis en ondersteunen burgers en bedrijven bij het begrip en de implementatie van duurzaamheid in de dagelijkse activiteiten.
  • Fan it suverste wetter: We zijn zuinig op ons water en houden onze waterkringlopen gesloten, schoon en gezond.
  • Enerzjyneutraal: We zijn energieneutraal en wekken onze energie lokaal op met een mix van duurzame bronnen uit de omgeving. We leveren energie aan gebieden buiten onze gemeente die niet de mogelijkheden hebben om duurzame energie op te wekken.
  • In hiele lingte: We bouwen gezonde gebouwen die naar gelang de behoefte kunnen worden aangepast aan verschillende functies. Daarmee verlengen we de levensduur van gebouwen en gebruiken we minder materialen en grondstoffen.
  • Noed foar ferfier: Vervoer in de regio is onafhankelijk geworden van fossiele brandstoffen. Het aantal vervoersbewegingen is teruggebracht door de introductie van het nieuwe werken en het aantal voertuigen is afgenomen door gedeeld gebruik en alternatieve vervoersvormen.
  • Griene Mienskip: Onze inwoners leven in een veilige en duurzame samenleving.We houden ecosystemen in stand en waar mogelijk brengen we systemen weer in balans. We helpen anderen met het maken van verantwoorde keuzes en integreren recreatie, landbouw en bebouwing in gezonde ecosystemen.
  • Rekreaasje: We bieden rust en ruimte voor allen die ons willen bezoeken. We hebben de kernkwaliteiten landbouw, water en hartelijkheid verweven met ons ecosysteem en inspireren daarmee anderen.
  • Sluten kringlopen: Al onze materialen en gebouwen komen uit en/of keren terug in gezonde gesloten kringlopen. Ons afval dient als bouwsteen voor een volgend leven en onze landbouw is de motor voor een 'biobased' economie.
  • Balans yn buorkjen: De biodiversiteit in onze landbouw is sterk toegenomen door effectief beheer, herstel en integratie van functies. Onze boeren vinden lokale afzetmarkten met eerlijke prijzen, vinden nuttige toepassingen voor hun restproducten en zijn de bewaarders van het buitengebied.

3.4.6 Verkeersbeleid
3.4.6.1 Verkeer- en vervoerplan (2013)

De gemeente Súdwest-Fryslân vindt het belangrijk dat inwoners in een verkeersveilige en prettige woonomgeving wonen en dat iedereen zich veilig en vlot kan verplaatsen. In het op 16 mei 2013 door de gemeenteraad vastgestelde “Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan” (GVVP) staat hoe de gemeente dit wil bereiken. Het GVVP beschrijft de gemeentelijke visie op het gebied van verkeer en vervoer met als belangrijkste uitgangspunt om de verkeersveiligheid in de gemeente te waarborgen en te verbeteren.

Daarnaast wordt een goede bereikbaarheid en het vergroten van de leefbaarheid als doelen gesteld. Om de visie vorm te geven is een groot aantal maatregelen opgesteld. De maatregelen zijn divers; infrastructurele aanpassingen, nader onderzoek naar specifieke onderwerpen, veiliger maken van fietsroutes, verbetering van schoolomgevingen, maar ook verkeerseducatieprojecten op scholen en voorlichtingscampagnes. De uitvoering hiervan wordt zoveel mogelijk gedaan in combinatie onderhoudswerkzaamheden. Wanneer er onderhoud is gepland aan een weg of een gebied zal worden gekeken of de maatregelen uit het GVVP hierin meegenomen kunnen worden. Dit betekent dat in het GVVP niet concreet is aangegeven wanneer welke maatregelen worden uitgevoerd.

Ieder jaar wordt derhalve een uitvoeringsprogramma opgesteld die door de gemeenteraad moet worden goedgekeurd. Voordat gestart wordt met de uitvoering van bepaalde maatregelen zullen deze dan ook aan direct belanghebbenden worden voorgelegd.

3.4.6.2 Parkeren

Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente of de kencijfers van CROW kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen er benodigd zijn. Vervolgens moet aangetoond worden dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of gerealiseerd kan worden. Tot voor kort waren de parkeernormen geregeld in de bouwverordening. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd. De wijziging heeft betrekking heeft op de intrekking van de grondslag voor de stedenbouwkundige voorschriften in een bouwverordening.

De stedenbouwkundige voorschriften, zoals het parkeren, moeten nu in het bestemmingsplan zelf geregeld worden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.

Zowel gemeentelijk parkeerbeleid als de CROW-normen kunnen van toepassing worden verklaard op basis van het bestemmingsplan. Indien van een toepassing zijnde norm wordt afgeweken, dient dit goed gemotiveerd te worden. De gemeente Súdwest-Fryslân wil binnenkort een Parkeernormennota op gaan stellen, waarin de inhoud van het begrip ‘voldoende parkeergelegenheid’ wordt uitgewerkt. Tot het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgesteld wordt op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen (publicatie 317 - november 2012) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

3.4.7 Conclusie

Samenvattend kan gesteld worden dat de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt passend zijn, op onderdelen de doelstellingen versterken, binnen de verschillende beleidskaders van Rijk, provincie, gemeente en Wetterskip Fryslân. Beleid staat de ontwikkelingen dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moeten komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. Voor de gebieden die conserverend bestemd worden is geen specifiek onderzoek uitgevoerd. Daar veranderen de verschillende omgevingsaspecten niet. De gebieden waar ontwikkelingen voorzien worden zijn onderzocht op inpasbaarheid en haalbaarheid voor de plannen van SkipsMaritiem. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven. In elke paragraaf wordt een algemeen stuk beschreven over het gehele plangebied. Vervolgens wordt indien noodzakelijk ingegaan op de specifieke omgevingsonderzoeken die zijn uitgevoerd voor de plannen van SkipsMaritiem.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.1.1 Algemeen

In 1992 is het Europees Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland. Het doel hiervan is het veiligstellen van het (Europese) archeologische erfgoed. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid, wat betekent dat bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moet worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en dat een beschermende regeling moet worden opgenomen ten aanzien van die archeologische waarden. Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet regelt onder andere dat er in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Voor een inzicht in archeologische (verwachtings)waarden hanteert de gemeente een uitsnede van de provinciale Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaarten blijkt dat in het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen uit de periode ijzertijd-middeleeuwen. Er is sprake van twee verwachtingszones van 500 m2 en 2.500 m2. Bij bodemingrepen boven deze vrijstellingsgrenzen wordt archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht. Er is ook een verwachting voor de steentijd-bronstijd voor het grootste deel van het plangebied. Bij ingrepen vanaf 5.000 m2 wordt archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht. Aangezien deze steentijd-bronstijd verwachting overlapt met de ijzertijd-middeleeuwen verwachting, zal een eventueel onderzoek naar deze periode automatisch meegenomen worden met eventueel noodzakelijke onderzoeken bij bovengenoemde ingrepen boven de 500 m2 en 2.500 m2 voor de periode ijzertijd-middeleeuwen.

Binnen het plangebied bevindt zich een stuk muurwerk (circa ter hoogte van de coordinaten , 153285; 543463), vermoedelijk betreft het een restant van een oud dijklichaam (mogelijk 18e eeuws), zoals aangegeven op de kadastrale kaart van 1832. Het object is ontdekt bij de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de Johan Frisosluis. Het werd verder niet verstoord en ter plekke behouden. Onbekend is het precieze verloop van het muurtracé. Bij eventueel toekomstige (onderhouds)werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van muurresten in dit gebied. Op basis van het voorgaande en de uitgangspunten van de erfgoednota is voor het plangebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 (archeologisch verwachtingsgebied) opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0003.png"

Figuur 2a: Verwachtingswaarde voor de steentijd-bronstijd (Bron: FAMKE Provincie Fryslan).

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0004.png"

Figuur 2b: verwachtingswaarde voor de ijzertijd-middeleeuwen (Bron: FAMKE Provincie Fryslan).

4.1.2 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

In opdracht van SkipsMaritiem heeft Antea Group in mei 2016 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, uitgevoerd ten behoeve van toekomstige ontwikkelingen in het haven- en recreatiegebied Stavoren Zuid. Dit onderzoek is nodig omdat werkzaamheden mogelijk gemaakt worden die boven de verwachtingswaarde uit de FAMKE komt.

In het rapport 'Antea Group Archeologie 2016/53, bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen Stavoren Zuid, projectnummer 408035, concept revisie 00, d.d.30 mei 2016' is het volledige onderzoek weergegeven. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 5 van de regels.

Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Door middel van het veldonderzoek, dat bestaat uit het verrichten van grondboringen, wordt de gespecificeerde verwachting aangevuld en getoetst. Tevens is hierbij de bodemgesteldheid vastgesteld en de mate van bodemverstoring. Op basis van de resultaten van het (veld)onderzoek is een advies uitgebracht over de eventuele vervolgstappen met betrekking tot de archeologie in het plangebied in de vorm van vervolgonderzoek of planaanpassing.

Op basis van het bureauonderzoek werd rekening gehouden met de aanwezigheid archeologische resten uit de periode vanaf het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd, samenhangend met de mogelijke aanwezigheid van dekzandopduikingen, kwelderoevers en terplagen. Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische lagen of (intacte) oevers aangetroffen. Ook zijn er geen aanwijzingen dat de top van het veen bewoond kan zijn geweest en nergens werd de pleistocene dekzandondergrond (binnen 2,0 m – mv) aangetroffen. Ook zijn er in tegenstelling tot de verwachtingen geen archeologische resten aangetroffen, afgezien van baksteenresten hier en daar in de bovengrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0005.png"

Figuur 2c: fragment archeologisch onderzoek met de deelgebieden.

(Selectie)advies

Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt de kans laag ingeschat dat zich binnen het plangebied (en binnen 2,0 m – mv) (nog) intacte archeologische vindplaatsen bevinden. Dientengevolge wordt aanbevolen om het gebied voor het nieuwe kampeerterrein aan de dijk en rondom de Potvis en het grootste gedeelte van het stacaravanterrein voor wat betreft archeologie en tot op een diepte van 2,0 m – mv vrij te geven ten gunste van de voorgenomen bodemingrepen. In de regels van het bestemmingsplan is dit advies overgenomen voor de onderzochte gebieden 1, 3 en 6 op bovenstaande figuur. Tevens wordt geadviseerd om de (mogelijke) molenlocatie ter plaatse van deelgebied 1 vrij te houden van verstoring. Indien dat niet mogelijk is zal hier een nader archeologisch onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek of archeologische begeleiding moeten plaatsvinden.

4.1.3 Conclusie

De conclusie van het onderzoek is om de deelgebieden voor het kampeerterrein en het grootste gedeelte van het stacaravanterrein vrij te geven tot 2 meter onder maaiveld. Daarom is aan deze gronden de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-2' toegekend. In de regels van deze dubbelbestemming is geborgd dat bodemverstorende activiteiten die in de deelgebieden dieper gaan dan 2 meter vergunningplichtig zijn. Voor de rest van het plangebied geldt dus qua landbodems een vrijstellingsgrens van 40 cm diepte. Uitgezonderd een smalle strook langs de kust waar geen archeologische verwachting geldt. Ook het watergedeelte van het plangebied heeft een dubbelbestemming gekregen omdat hier mogelijk in de bodem nog waardevolle archeologische restanten aanwezig kunnen zijn. Door de dubbelbestemmingen is het aspect archeologie voorzien van een dekkend beschermingsregime. Daarmee vormt het aspect archeologie geen beperking voor de ontwikkelingen van SkipsMaritiem.

4.2 Bodem

4.2.1 Algemeen

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie. Op 6 maart 2007 heeft het college van Burgemeester en wethouders de bodem-kwaliteitskaart en het Bodembeheerplan Zuidwest-Fryslân vastgesteld. Deze kaart en het bodembeheerplan zijn samen met de (deels voormalige) gemeenten Bolsward, Gaasterlân-Sleat, Lemsterland, Littenseradiel en Wûnseradiel opgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de actuele bodemkwaliteit van de gemeenten onderscheiden naar verschillende deelgebieden (zones van vergelijkbare kwaliteit). De bodemkwaliteitskaart is opgesteld aan de hand van gegevens over bodemopbouw, de gebruikshistorie en uitgevoerde bodemonderzoeken. In het bijbehorende bodembeheerplan beschrijft het beleid ten aanzien van hergebruik van grond als bodem. Het grootste gedeelte van het plan ligt in zone 5 (Recreatie) en zone 7 (Buitengebied - Klei) van de bodem-kwaliteitskaart. In het bodembeheerplan is nader aangegeven in welke situaties nader onderzoek noodzakelijk is bij grondverzet. Op de website http://diensten.iszf.nl/bkk/ kan de digitale bodemkaart worden geraadpleegd op de geplande activiteit. Het kan zijn dat er nader onderzoek nodig is, afhankelijk van het voornemen.

4.2.2 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

Voor de ontwikkelingen van SkipsMaritiem is een historisch onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek 'Historisch onderzoek ten behoeve van een aantal ontwikkelingen in Stavoren-Zuid, revisie 00, d.d. 30 mei 2016' zijn de resultaten hiervan beschreven (zie Bijlage 2). Met uitzondering van de slootdempingen ter plaatse van het nieuwe kampeerterrein binnendijks, geeft de verzamelde informatie geeft geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van (voormalige) bodembedreigende activiteiten binnen het plangebied. Op dit moment zijn er binnen het plangebied geen gevallen van bodem- en/of waterbodem-verontreinigingen of van een verontreiniging met asbest bekend. In het grondwater zijn in het verleden licht tot matig verhoogde concentraties aan zware metalen gemeten. Deze worden toegeschreven aan de natuurlijke achtergrondwaarden. Tijdens de uitvoering dient echter rekening te worden gehouden met de verhoogde gehalten indien grondwater wordt onttrokken of geloosd.

Aanbevolen wordt de dempingen ter plaatse van het onderzoeksgebied te onderzoeken door middel van dwarsraaien bestaande uit een aantal handboringen. Indien zintuiglijk bijzonderheden worden aangetroffen, dan dienen de betreffende bodemlagen tevens analytisch te worden onderzocht. Ter plaatse van een gedeelte van het plangebied is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd. Binnen dit gedeelte bevinden zich geen verdachte locaties. Hiervoor geldt de kwaliteit zoals is opgenomen in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Súdwest Fryslân. De locatie is geclassificeerd als 'landbouw/natuur' en 'industrie (bovengrond) en 'landbouw/natuur' (ondergrond). Indien tijdens het bodemonderzoeken ter plaatse van de dempingen puin wordt aangetroffen, wordt aanbevolen asbestonderzoek uit te voeren om na te gaan of de betreffende locatie/demping verdacht wordt voor het voorkomen van asbest (conform de NEN 5707/NEN 5897).

4.2.3 Conclusie

Het aspect bodemonderzoek geeft voor de bestemmingsplanprocedure geen beperkingen. Het geadviseerde vervolgonderzoek ter hoogte van het kampeerterrein dat binnendijks aangelegd wordt zal in een later stadium uitgevoerd worden wanneer de specifieke terreininrichting bekend is en ook bekend is of de bodem ter plekke aangetast wordt. Het aspect bodem geeft geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

4.3.1 Algemeen

Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven, is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Deze lijst is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen.

Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden tot een "rustige woonwijk of buitengebied" of een "gemengd gebied". Het plangebied omvat hoofdzakelijk toeristisch recreatieve functies. Uit het vergunningenbestand van de gemeente blijkt dat er bedrijvigheid en een inrichting aanwezig is, te weten:

Tabel 1: bedrijven in het plangebied die onder werking 'bedrijven en milieuzonering' vallen.

Locatie   Bedrijf   Soort activiteit  
Middelweg 2   De Vries Bakker   veehouder  
Middelweg 15   Marina Stavoren   jachthaven  
Middelweg 15     baggerdepot  
Stadsfenne 21   De Kruitmolen   restaurant  
Stadsfenne 33     Hooglandgemaal gemaal  
Suderstrand 2   Marina Stavoren   jachthaven  

Op basis van de VNG lijst geldt voor een jachthaven een afstand van 50 m (cat 3.1) met het onderdeel geluid als bepalende afstandsmaat. Voor een restaurant geldt een afstand van 10 m (categorie 1). Voor een veebedrijf is de afstand sterk afhankelijk van het soort veebedrijf. Voor rundvee geldt een afstand van 100 m (cat. 3.2) op basis van het aspect geur. Voor een waterbeheersingsgemaal geldt een afstand van 30 m (cat.2). Voor het baggerdepot is geen vermelding in de VNG lijst. Bovengenoemde activiteiten vormen in milieuhygiënisch opzicht over het algemeen geen bijzonder knelpunt. Onderstaand wordt specifiek ingegaan op de ontwikkelingen bij SkipsMaritiem.

4.3.2 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

Kampeerterrein binnendijks

In de brochure worden kampeerterreinen genoemd onder Sbi code 552. De grootste milieu-afstand voor de omgeving wordt bepaald door het aspect geluid en bedraagt 50 meter. Voor de apecten geur en gevaar geldt een minimale afstand van 30 meter voor stof geldt 0 meter.

Ten noordoosten van het kampeerterrein aan de Middelweg bevindt zich op grond van het bestemmingsplan een agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning. Dit bedrijf valt onder dezelfde BV als ook SkipsMaritiem dat valt (Hindeloopen Holding BV) waardoor alle terreinen in eigendom zijn van SkipsMaritiem. Deze BV doet het beheer van het gehele binnendijkse terrein van SkipsMaritiem.

Ten aanzien van het geluid van het kampeerterrein geldt dat alleen de bedrijfswoning van dit bedrijf een milieugevoelig obect is. Er is rond het kampeerterrein geen sprake van andere milieugevoelige objecten die binnen een straal van 50 meter hinder kunnen ondervinden van het nieuwe kampeerterrein. Bovendien heeft de gemeenteraad in het bestemmingsplan Stavoren Zuid, dat in 2013 is vastgesteld, aan deze agrarische gronden een wijzigingsbevoegdheid toegekend om de gronden om te kunnen zetten naar de bestemming Recreatie. Daarmee is de planologische aanvaardbaarheid van deze omzetting als eens eerder aan bod geweest in de gemeenteraad.

De agrarische bedrijfswoning ligt op circa 40 meter van de grens van het kampeerterrein. Aangezien het kampeerterrein bestaat uit maximaal 25 kampeerplaatsen, zonder centrale voorzieningen als horecavoorzieningen is het aannemelijk dat de agrarische bedrijfswoning geen hinder ondervindt van het kampeerterrein. Aan de afstand voor stof, geur en gevaar wordt voldaan. Ter plaatse van de agrarische bedrijfswoning is het aannemelijk dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

De rechten van het agrarisch bedrijf worden niet ingeperkt door dit bestemmingplan, omdat het kleinschalig kampeerterrein geen geurgevoelig object is volgens de Wet veehouderij en geurhinder.

Stacaravans/ chalets

Voor stacaravans en chalets worden in de brochure bedrijven en milieuzonering geen specifieke afstanden benoemd. Voor het stacaravanterrein wordt de afstand voor een kampeerterrein aangehouden (Sbi 552). Binnen deze afstand bevinden zich geen gevoelige objecten die hinder kunnen ondervinden van de komst van stacaravans/chalets. Voor de voorzieningen die binnendijks mogelijk gemaakt worden met dit bestemmingsplan vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen beperking.

De Potvis

Voor de Potvis (SBI-code 553 en/of 5511) geldt een grootste afstand van 10 meter voor het aspect geur en geluid. Binnen een straal van 10 meter rondom het stacaravanterrein en de camperplaatsen zijn geen geluidgevoelige objecten die mogelijk hinder ondervinden van deze ontwikkelingen. Ook rondom de Potvis zijn dergelijke voorzieningen niet aanwezig. Ook de nieuwe recreatie appartementen die gebouwd worden maken onderdeel uit van dezelfde inrichting. Derhalve hoeven deze niet getoetst te worden aan de richtafstanden. De aspecten stof en gevaar hebben eveneens geen invloed.

Recreatie-appartementen

De recreatie-appartementen, die in de haven boven De Potvis gerealiseerd worden, behoren net als de aanlegsteigers beide tot hetzelfde bedrijf van Skips Maritiem. Het aspect bedrijven en milieuzonering is hierop niet van toepassing. Ook buitendijks geeft het aspect hinder geen beperkingen.

4.3.3 Conclusie

De plannen van SkipsMaritiem voldoen aan de richtafstanden uit de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' hierdoor geeft dit geen beperking voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Cultuurhistorie

4.4.1 Algemeen

Met het vaststellen van de 'Erfgoedvisie Silhouet' (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen. Op basis van deze visie is de Erfgoednota gemeente SWF 2013-2016 opgesteld, getiteld 'De basis op orde'. Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde wordt gebracht. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig gaat uitvoeren.

Het is namelijk een wettelijke taak voor een gemeente om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is het een en ander gewijzigd in het Besluit ruimtelijke ordening. In dit besluit is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in bestemmingsplannen nu formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE.

Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de Erfgoednota geformuleerde beleid. Echter niet alle waarden aangegeven op deze kaart kunnen bij voorbaat behouden blijven, hier zal een gemeentelijke afweging aan te pas komen. In de Erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van bestemmingsplannen omgegaan dient te worden met het erfgoed. Zo zijn er kaders aangegeven voor de uitvoering van werken, maar ook voor de opzet van de bestemmingsplanregeling. In het kader van dit bestemmingsplan is daarmee rekening gehouden.

4.4.2 Onderzoek

Voor Fryslân als kustgebied is de bescherming tegen de zee noodzakelijk. Dijken vormen, net als terpen, een antwoord op de bedreiging van de zee. Aanvankelijk wierp men dijken op ter bescherming van het oude land, maar in de loop van de middeleeuwen werden dijken ook gebruikt om het landbouwareaal uit te breiden. De uiterlijke kenmerken van de dijk: het beloop, de hoogte, het profiel, het gebruikte bouwmateriaal, de natuurlijke onderdelen en de bekleding van de dijk bieden informatie over het object. Daarnaast geeft de interne opbouw van de dijk als archeologische archief inzicht in de ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis van de dijk en het omringende gebied. Bovendien laat de dijk samen met de met de dijk samenhangende elementen als sluizen, coupures, verdedigingswerken, en de verkavelingspatronen en nederzettingsstructuren een cultuurhistorie zien waarin de relatie met haar omgeving duidelijk wordt.

Het J.L. Hooglandgemaal, gelegen binnen het plangebied, is aangewezen als rijksmonument (RM 532138) en wordt beschouwd als een zeer waardevol bouwwerk uit de periode 1959-1965. Naast de dijk ligt de dijksvaart. De brede dijksvaarten zijn typerend voor het Friese kustgebied. Vanwege het grote belang van de handel aan deze kust waren de vaarten langs de dijken breed in plaats van dat ze slechts de functie hadden van afwateringsloot. De afwateringssloten in het plangebied hebben de bestemming Water gekregen op de verbeelding en tevens zijn regels opgenomen die het dempen van deze watergangen aan een vergunningstelsel koppelt.

Een belangrijke cultuurhistorische drager in het plangebied is de vaarweg Warnservaart, c.q. Johan Frisokanaal. De vaarweg maakt deel uit van de vaarroute Het Oudhof- Stavoren. Deze vaarweg dient te worden gerespecteerd. De vaarweg is in het voorliggend bestemmingsplan bestemd als 'Water'. Hiermee zijn de cultuurhistorische belangen voldoende verzekerd. Belangrijke wegen in het gebied zijn de Zuiderweg die naast de waterkerende dijk is aangelegd en de Middelweg. De Middelweg dateert uit de periode dat het Zuidermeer bij Stavoren is drooggelegd. Het plangebied is gelegen in een gebied dat een regelmatige kleinschalige blokverkaveling kent.

4.4.3 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

Op grond van de cultuurhistorische kaart van de provincie die de gemeente ook hanteert zijn in het plangebied een drietal deelgebieden van toepassing die zijn weergegeven in onderstaande figuur:

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0006.png"

Figuur 3: overzicht landschapstypen.

1. IJsselmeergebied (I).

Het IJsselmeergebied is een stuk land dat door aanslibbing is ontstaan. De zee zet zeeklei af. Wanneer zo`n buitendijks stuk land groot en hoog genoeg was, legde men er een dijk omheen. Het gebied is ontstaan voor of rond de Middeleeuwen. De kernwaliteiten zijn:

  • Zeer grootschalig open landschap met weidse horizon, lange zichtlijnen en markante oriëntatiepunten langs de kust.
  • Afwisselend kustbeeld van waterkeringen, (ondiepe) voorlanden, waardevolle stedelijke waterfronten, oude zeeweringen, klifkusten en vergezichten op achterland.
  • Contrasten tussen dynamisch beeld bij recreatieve plaatsen en concentratiepunten, en meer ingetogen landelijk beeld daarbuiten, tussen strakke lijnen van Afsluitdijk/ Noordoostpolder en glooiende lijnen van oude Zuiderzeekust, en tussen groene dijken en grilliger klifkusten bij Gaasterland.
  • Structurerende elementen: open water, kwelders, zandplaten en waarden, rietlanden, groene dijken, kliffen, strandjes, de strakke Afsluitdijk met als oriëntatiepunten Kornwerderzand en Breezanddijk, en silhouetten van kenmerkende bebouwing (zoals(kerk)torens, Woudagemaal, badpaviljoen Hindeloopen).
  • Plaatselijk zijn naast historische stadjes ook moderne bedrijfsterreinen en verblijfsrecreatieterrein ontwikkeld.

Het plangebied ligt bij een bestaande (grootschalige) recreatieve voorziening. Bij deze kern zijn ontwikkelingen mogelijk.

2. Gaasterland (II) - klei op veen

Gaasterland bestaat grotendeels uit een complex van keileemruggen en dekzand. Gaasterland ontleent zijn naam aan deze zandige hoogten: ‘gaast’ of ‘geest’. De keileemopduikingen, die bij de uitbreiding van het landijs in de voorlaatste ijstijd (Saalien) werden opgestuwd, vormen ruggen tot plaatselijk twaalf meter boven NAP. De volgende kenmerken zijn hier van toepassing:

  • Besloten kleinschalig, deels halfopen tot open landschap met plaatselijk grootschalige vergezichten op het IJsselmeer.
  • Afwisseling van reliëf en schaal, en verscheidenheid aan structurerende elementen als bos, beplantingen, aardkundige elementen (stuwwallen en klifkusten), wegen, paden, kanalen, vaarten en dijken.
  • Contrast tussen hoger gelegen beboste en de lager gelegen open delen (polders en IJsselmeer).
  • Aanwezige esstructuren.
  • Afwisseling van grasland, akkerbouw en plaatselijk tuinbouw.
  • Bijzonderheden Koudumer Slaperdijk, droogmakerijen, eendenkooi, spoorweg, moderne windmolens, jachthavens, verblijfsrecreatie.

3. Gaasterland (III) - droogmakerijen.

In Zuidwest-Friesland zijn in de 17e, 18e en 19e eeuw een aantal meren drooggelegd en in cultuur gebracht. Deze meerbodems liggen Iaag ten opzichte van hun directe omgeving en worden omgeven door dijken. Deze droogmakerijen zijn planmatig ontwikkeld en worden gekenmerkt door rationele rechtlijnige patronen waaronder een regelmatige blok-verkaveling. Droogmakerijen kennen een grootschalige, gerichte openheid, lagere ligging, zijn schaars bebouwd. De volgende kenmerken zijn hier van toepassing:

  • Besloten kleinschalig, deels halfopen tot open landschap met plaatselijk grootschalige vergezichten op het IJsselmeer.
  • Afwisseling van reliëf en schaal, en verscheidenheid aan structurerende elementen als bos, be-plantingen, aardkundige elementen (stuwwallen en klifkusten), wegen, paden, kanalen, vaarten en dijken.
  • Contrast tussen hoger gelegen beboste en de lager gelegen open delen (polders en IJsselmeer).
  • Het grondgebruik in Gaasterland bestaat voornamelijk uit grasland.
  • Plaatselijk zijn de recreatieve ontwikkelingen en aanleg van grotere infrastructuur en kleine concentraties van windmolens mede bepalend voor het huidige landschap.

De binnendijkse uitbreiding van Skips Maritiem zal zorgen dat een stuk agrarisch gebied zal verdwijnen. Deze strook grond is ter plekke echter niet beeldbepalend en of behoudenswaardig vanwege de kernkwaliteiten van het gebied. Immers achter deze agrarische strook ligt het huidige terrein van Skip Maritiem met alle voorzieningen. Ook buitendijks worden de nieuwe gebouwen gerealiseerd in een zone die al intensief recreatief / bedrijfsmatig gebruikt wordt. Ook de met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zullen niet zorgen voor een negatieve aantasting van de cultuurhistorische waarden ter plekke.

4.4.4 Conclusie

Het plan is inpasbaar in de omgeving en tast geen cultuurhistorische waarden aan. Stavoren is cultuurhistorisch ontwikkeld als een recreatiekern en dit gebied in het bijzonder. Deze plannen passen daarbij.

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.


Plaatsgebonden Risico (PR) is "het risico op een plaats buiten een inrichting uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is".

De definitie van Groepsrisico (GR) is "de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is".
 

Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen:

  • de personendichtheid;
  • de hoogte van het groepsrisico;
  • maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
  • de voor- en nadelen van alternatieve locaties;
  • de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van calamiteiten moet de veiligheidsregio om advies worden gevraagd. In en rond het plangebied zijn geen inrichtingen gevestigd en kunnen ook geen inrichtingen gevestigd worden, zoals bedoeld in het Bevi. Wel is er een risicovolle inrichting, niet vallend onder het Bevi, aanwezig.

Over het Johan Frisokanaal vindt geen bulktransport van goederen plaats. Het kanaal vormt daarom geen risico in het kader van externe veiligheid. Ook over het spoor Leeuwarden - Stavoren vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Tot slot zijn er geen buisleidingen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5.2 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

Zoals te zien is op figuur 4 zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen riscovolle inrichtingen of transportroutes over de weg aanwezig. De groene sterretjes in figuur 4 geven de kwetbare objecten weer die in geval van een calamiteit gevoelig zijn voor een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het Johan Friso kanaal is aangegeven op de kaart als route die gevoelig is voor ongevallen op het water. Het is echter geen transportroute van gevaarlijke stoffen zodat het aspect externe veiligheid hier geen beperkingen geeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0007.png"

Figuur 4: fragment risicokaart Nederland.

4.5.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan.

4.6 Geluid

4.6.1 Algemeen

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluids-gevoelige gebouwen anderzijds. Als geluidsgevoelige gebouwen binnen een zone behorend bij een zoneplichtige weg worden geprojecteerd bij een bestemmingsplanprocedure, dient door middel van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.

In en rondom het plangebied zijn meerdere doorgaande wegen aanwezig, namelijk de Middelweg, Stadsfenne en Zuiderweg. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Het is dan ook niet noodzakelijk om akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uit te voeren.

4.6.2 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er liggen geen geluidszones van het spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai over het plangebied, waardoor deze niet nader beschouwd worden. In de directe omgeving van het stacaravanterrein en ook het camperterrein zijn geen woningen aanwezig. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe gezoneerde wegen mogelijk. Hierdoor is geen akoestisch onderzoek nodig op grond van de wet geluidhinder. In de buitenhaven worden recreatie appartementen gerealiseerd binnen de aanduiding horeca. Recreatie appartementen zijn niet geluidgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat er vanuit de Wet geluidhinder geen toetsingsverplichting bestaat.

Echter op grond van de Wro dient in het kader van goede ruimtelijke ordening wel te worden overwogen, of dan wel hoe geprojecteerde recreatie appertementen voldoende worden beschermd voor, in dit geval, het aspect geluid. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfklimaat.

De recreatie-appartementen worden aan de kant van de IJsselmeerdijk gebouwd waar geen doorgaand verkeer kan komen. De dijk vormt daarmee een natuurlijk geluidsscherm, dat er voor zorgt dat overschrijding van de geluidsnormen tengevolge van doorgaand verkeer op de Zuiderweg uitgesloten kan worden.

Bestemmingsverkeer zal bij het begin van het terrein opgevangen worden waarna men met lage snelheid richting De Potvis zal rijden. Daardoor ontstaat er geen overschrijding van maximale geluidsniveaus op de recreatie appartementen. Alle auto's moeten parkeren op ca 40 meter afstand van het nieuwe gebouw. Dergelijke afstanden zullen niet zorgen voor een overschrijding van geluidsnormen tengevolge van dichtslaande deuren. De VNG-systematiek (Bedrijven en milieuzonering) hanteert voor parkeerterreinen een minimaal aan te houden afstand van 30 meter. Daar wordt aan voldaan. Ook vanuit het aspect een goede ruimtelijke ordening zijn de recreatie-appartementen inpasbaar.

4.6.3 Conclusie

Het aspect geluid geeft geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid.

4.7 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of kabels aanwezig. Kabels en leidingen hoeven in het bestemmingsplan geen extra bescherming door middel van een dubbelbestemming. voor de realisatie van het project. In het buitendijkse gebied liggen wel enkele kabels en leidingen naar de De Potvis toe en ook naar het sanitairgebouw op het parkeerterrein. Deze vormen geen beperking voor de realisatie van de camperplaatsen en zullen uiteraard benut worden.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Algemeen

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grens-waarden voor luchtkwaliteit.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
4.8.2 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

Voor de ontwikkelingen is door Antea Group een memo opgesteld ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit (zie Bijlage 3)

De belangrijkste wet- en regelgeving voor het milieuaspect luchtkwaliteit is vastgelegd in 'Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wm opgenomen (reeds besproken in voorgaande alinea's). In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer aannemelijk is dat aan één of meer van onderstaande grondslagen wordt voldaan:

  • g. Er wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarden;
  • h. Het besluit leidt (per saldo) niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • i. Het besluit draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10);
  • j. Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (ook wel NSL genoemd).

Bij Titel 5.2 Wm horen uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen. Het gaat daarbij onder andere om het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit Gevoelige bestemmingen.

Niet in betekenende mate: consequenties voor de voorgenomen ontwikkeling

Het Besluit NIBM en de Regeling NIBM geven aan wanneer een initiatief in betekenende mate bijdraagt. Projecten die minder bijdragen dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2), worden geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten hoeft geen luchtkwaliteitsonderzoek te worden uitgevoerd. Ook is toetsing aan normen niet nodig.

In de Regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief de 3%-grens bereikt is. Voor de categorie woningbouw is de omvang tot waar geen toetsing nodig is, gesteld op 1.500 woningen (Regeling NIBM bijlage 3a; voorschrift 3A.2).

De voorgenomen ontwikkeling betreft hier samengevat:

  • 1. maximaal 35 nieuwe plekken voor stacaravans of chalets op het bestaande stacaravanterrein;
  • 2. opslag groen (materiaal en groenafval); geen gebouwen;
  • 3. een minicamping;
  • 4. bouwvlak buitenhaven: oppervlakte bouwvlak blijft gelijk; voor gebouwen max. 4.000 m² te verminderen met max, opp. onder punt 5; Hiervoor is geen onderzoek nodig omdat er een vermindering optreedt;
  • 5. de Potvis: gebouw voor horeca en recreatie appartementen (maximaal 30); opp. gebouw 925 m², inclusief overkapping terras; max. goothoogte 12 meter; max. bouwhoogte 21 meter;
  • 6. 30 camperplekken + 60 kampeerplekken.

Totaal betreft dit derhalve verblijfsrecreatie met, in orde van grootte, minder dan 250 eenheden. Gesteld kan worden dat een eenheid voor verblijfrecreatie gelijk is aan of minder dan één woning, als bedoeld in het besluit NIBM. Daarmee is het aantal eenheden veel lager dan de NIBM-grens van 1500 woningen zoals deze voor woningbouwlocaties is vastgesteld. Gezien bovenstaande argumenten draagt het plan niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden.

4.8.3 Conclusie

Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er zijn binnen de gemeente Súdwest-Fryslân geen knelpunten bekend met betrekking tot de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

4.9 Natuurtoets en voortoets

4.9.1 Algemeen

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.9.2 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

Voor de ontwikkelingen van SkipsMaritiem zijn in 2016 een tweetal onderzoeken (Voortoets en Natuurtoets) uitgevoerd waarvan de resultaten in deze paragraaf beschreven worden. De belangrijkste uitkomst van deze onderzoeken was dat er op dat moment onzekerheid bestond over in welke mate het plangebied gebruikt werd door vleermuizen. Daarom is er in 2017 een vleemuisonderzoek uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van de voorgenomen ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt in relatie tot de Wet natuurbescherming. Onderstaand wordt daar verder op in gegaan.

4.9.2.1 Voortoets

Voor het plangebied is een Voortoets opgesteld. In het rapport ' Voortoets ontwikkelingen SkipsMaritiem, projectnummer 0408035, revisie 02, d.d. 10 november 2017' zijn hiervan de resultaten beschreven (zie bijlage 4).

De voorgenomen ontwikkelingen zijn getoetst aan de natuurbeschermingskaders voor Natura 2000 (incl. beschermde natuurmonumenten). In onderstaande tabel zijn de strijdigheden met dit beschermingskader kort samengevat. Het gaat daarbij om het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Negatieve effecten op Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving zijn uitgesloten.

Uit het nader onderzoek blijkt dat de meervleermuis voornamelijk foerageert aan het Johan Frisokanaal. Een enkeling foerageert op het IJsselmeer nog dicht genoeg aan de kust om waargenomen te kunnen worden. De Dijkvaart heeft geen essentiële functie voor de meervleermuis. Er is geen sprake van een essentiële vliegroute binnen het plangebied, noch is er sprake van essentieel foerageergebied in het plangebied. Ook de IJsselmeerkust ter hoogte van het plangebied vormt geen essentiële vliegroute of foerageergebied. Het bouwen van een hoger gebouw ter plaatse van de Potvis zal geen negatief effect uitoefenen op het leefgebied van de meervleermuis noch dat van andere vleermuissoorten.

Tabel 2: Eventuele strijdigheden met Natura 2000.

Aandachtspunt   Strijdigheden   Toelichting  
Werkzaamheden Potvis   Uitstraling van geluid en optische verstoring in de winterperiode.
Van veel soorten meer dan 1% aanwezig  
Bij de toetsing is uitgegaan van werkzaamheden in de winterperiode.
Als de werkzaamheden concreet bekend zijn, is toetsing mogelijk. Verwacht wordt dat de werkzaamheden uitvoerbaar zijn in relatie tot de Wet natuurbescherming.  
Lichtuitstraling i.v.m. meervleermuis   Aantasting leefgebied Meervleermuis   Johan Frisokanaal vormt een belangrijke vliegroute. Bestaande groenstructuur schermt de vliegroute af van verlichting, zodat er geen effecten optreden;
Uit nader onderzoek blijkt dat andere delen van het plangebied geen essentieel onderdeel zijn van het leefgebied van de Meervleermuis.  
Relatie tussen verblijfsplekken en vaarbewegingen   Toename aan vaarrecreatie heeft mogelijk negatieve effecten op fuut, aalscholver, meerkoet en eendensoorten (vaarseizoen);
Relatie tussen toename verblijfsplekken en toename vaarrecreatie is zeer beperkt omdat kleinere boten niet of nauwelijks te huur zijn in Stavoren en grotere boten, vaak met bemanning, niet goed passen bij doelgroep camping.  
Bootcapaciteit wordt rond Natura-2000 gebieden apart getoetst aan de hand van het aantal ligplaatsen. Aantal ligplaatsen neemt in het plangebied niet toe.  
Strand- en oeverrecreatie, sportvissen   Intensivering huidige verstoring, locatiegebonden   Geen uitbreiding van het verstoorde gebied  
(Kite)surfen   Mogelijke toename als gevolg van meer verblijfsmogelijkheden   Relatie met toename verblijfsmogelijkheden onwaarschijnlijk  

4.9.2.2 Natuurtoets

Voor het plangebied is een natuurtoets opgesteld. In het rapport ' Natuurtoets ontwikkelingen SkipsMaritiem, projectnummer0408035, revisie 02, d.d. 10 november 2017 ' zijn hiervan de resultaten beschreven (zie bijlage 5).

In het plangebied komen beschermde soorten voor die mogelijk negatieve effecten ondervinden. In het plangebied en de directe omgeving daarvan kunnen jaarrond beschermde nesten van de huismus en kleine modderkruiper voorkomen. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van broedvogels in het plangebied.

Vleermuizen

Uit het nader onderzoek blijkt dat de meervleermuis voornamelijk foerageert aan het Johan Frisokanaal. Een enkeling foerageert op het IJsselmeer, dicht genoeg aan de kust om waargenomen te kunnen worden. Er is geen sprake van een essentiële vliegroute binnen het plangebied, noch is er sprake van essentieel foerageergebied in het plangebied. Ook de IJsselmeerkust ter hoogte van het plangebied vormt geen essentiële vliegroute of foerageergebied. Het bouwen van een hoger gebouw zal geen negatief effect uitoefenen op het leefgebied van de meervleermuis noch dat van andere vleermuissoorten.

De Dijkvaart heeft geen essentiële functie voor de meervleermuis. Een eventuele nieuwe brug is eenvoudig passeerbaar voor meervleermuis, mits er voldoende ruimte is tussen brugdek en waterlijn, en de brug zelf niet wordt verlicht. Bij de afmetingen van een brug dient een minimum aangehouden te worden van 1,5 meter boven het wateroppervlak (hoogste peil) met een breedte van 4 meter. Dit is in de regels van de bestemming Water geregeld.

Broedvogels

Voor de voorgenomen werkzaamheden waarbij bomen en gebouwen verwijderd of aangepast worden, dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen (globaal half maart tot en met juli). Ten aanzien van de Potvis zal vanwege de functie als broedlocatie voor de huismus (jaarrond beschermde nestplaats) ruim van tevoren maatregelen moeten worden genomen door het aanbieden van tijdelijke nestkasten en nestgelegenheid in de nieuwe gebouwen. Ook de heggen/struwelen rond de Potvis zijn belangrijk voor deze soort als schuilgelegenheid voor predatoren en dienen gecompenseerd te worden als ze verdwijnen. De richtlijn is dat er gedurende het hele project leefgebied en nestgelegenheid moet zijn waar de huismus gebruik van kan maken.

Voor de overige gebieden zijn er geen belemmeringen vanuit de Wet natuurbescherming aan de orde als de werkzaamheden aan de bomen en gebouwen buiten het broedseizoen worden uitgevoerd of het werkgebied in deze periode ongeschikt wordt gemaakt voor broedvogels.

Kleine modderkruiper

Afhankelijk van de aard van de nieuwe brug over de Dijkvaart zijn in meer of mindere mate mitigerende maatregelen nodig bij de uitvoering. Ook dit aspect komt aan bod bij de aanvraag omgevingsvergunning. Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan geeft dit geen beperkingen.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Binnen het plangebied is geen NNN-gebied aanwezig. Er is van directe aantasting van de NNN dan ook geen sprake. Ook heeft de planontwikkeling geen negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland buiten het plangebied. Er is daarom geen noodzaak voor een compensatieplan. Het nieuwe kampeerterrein dat binnendijks gerealiseerd wordt maakt deel uit van een weidevogelkerngebied. Hierover zal in overleg getreden worden met de Provincie om te bepalen of compensatie nodig is.

4.9.3 Conclusie

Door zorgvuldige inpassing tijdens de verdere uitwerking van de plannen / ontwerpen kan het leefgebied van de aanwezige soorten ingepast worden. Door een zorgvuldige planning + uitvoering tijdens de werkzaamheden worden negatieve effecten voorkomen. Vanuit de Wet natuurbescherming zijn er geen onoverkomelijke bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijzigingen. Ten aanzien van de vleermuis is nader onderzoek uitgevoerd waaruit ook geen beperkingen blijken.

Voor de jaarrond beschermde nesten van de huismus dient een ontheffing aangevraagd te worden bij het bevoegd gezag de provincie Fryslân. Door de werkzaamheden wordt het in de wet neergelegde verbod op het verstoren van de vaste rust- of verblijfplaats van de huismus overtreden, zodat voor die werkzaamheden een ontheffing is vereist.

4.10 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.10.1 Algemeen

Achtergrond

De aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen, of hotelcomplexen is m.e.r.-beoordelingsplichtig in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op één of meerdere van onderstaande gevallen (categorie D10.c en d van het Besluit milieueffectrapportage):

  • 1. 250.000 bezoekers per jaar
  • 2. Een oppervlakte van 25 ha of meer
  • 3. 100 ligplaatsen of meer (specifiek voor jachthavens)
  • 4. Een oppervlakte van 10 ha of meer in een gevoelig gebied.

Dat is hier niet het geval. Op grond van Europese regelgeving dient echter ook bij activiteiten met een omvang onder deze drempelwaarden te worden onderzocht of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit wordt vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd. Als geconcludeerd kan worden dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten, dan is geen milieueffectrapportage of (verdere) milieueffectbeoordeling nodig.

Criteria EEG Richtlijn

Op grond van Bijlage III van de Europese richtlijn inzake milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG, gewijzigd in 2011 en 2014: 2011/92/EU en 2014/52/EU) moet worden getoetst aan de volgende aspecten:

1. Kenmerken van de projecten

De kenmerken van de projecten moeten in aanmerking worden genomen, en met name:

  • a. de omvang en het ontwerp van het gehele project;
  • b. de cumulatie met andere bestaande en/of goedgekeurde projecten;
  • c. het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name land, bodem water en biodiversiteit;
  • d. de productie van afvalstoffen;
  • e. verontreiniging en hinder;
  • f. het risico van zware ongevallen en/of rampen die relevant zijn voor het project in kwestie, waaronder rampen die worden veroorzaakt door klimaatverandering, in overeenstemming met wetenschappelijke kennis;
  • g. de risico's voor de menselijke gezondheid (bijvoorbeeld als gevolg van waterverontreiniging of luchtvervuiling).

2. Locatie van de projecten

De kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn, moet in aanmerking worden genomen, en met name:

  • a. het bestaande en goedgekeurde landgebruik;
  • b. de relatieve rijkdom aan en beschikbaarheid, kwaliteit en regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen (met inbegrip van bodem, land, water en biodiversiteit) in het gebied en de ondergrond ervan;
  • c. het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden:
    • 1. wetlands, oeverformaties, riviermondingen;
    • 2. kustgebieden en het mariene milieu;
    • 3. berg- en bosgebieden;
    • 4. natuurreservaten en –parken;
    • 5. gebieden die in de nationale wetgeving zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; Natura 2000-gebieden die door de lidstaten zijn aangewezen krachtens Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG;
    • 6. gebieden waar de milieukwaliteitsnormen, in de wetgeving van de Unie vastgesteld en relevant voor het project, al niet worden nagekomen of worden beschouwd als niet-nagekomen;
    • 7. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid;
    • 8. landschappen en plaatsen van historisch, cultureel of archeologisch belang.

3. Soort en kenmerken van het potentiële effect 

De waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van projecten moeten, in samenhang met de onder punten 1 en 2 van deze bijlage hierboven uiteengezette criteria, in aanmerking worden genomen, met aandacht voor het effect van het project op de in artikel 3, lid 1, uiteengezette factoren, met inachtneming van:

  • a. de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten (bijvoorbeeld geografisch gebied en omvang van de bevolking die getroffen kan worden);
  • b. de aard van het effect;
  • c. het grensoverschrijdend karakter van het effect;
  • d. de intensiteit en de complexiteit van het effect;
  • e. de waarschijnlijkheid van het effect;
  • f. de verwachte aanvang, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect;
  • g. de cumulatie van effecten met de effecten van andere bestaande en/of goedgekeurde projecten;
  • h. de mogelijkheid om de effecten doeltreffend te verminderen.
4.10.2 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

De uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordeling heeft betrekking op de ontwikkelingen bij SkipsMaritiem. Omdat er in de overige gebieden geen ontwikkelingen plaatsvinden zal in deze paragraaf ingegaan worden op de eventuele milieugevolgen die kunnen ontstaan door dit bestemmingsplan.

Kenmerken en effecten van het project

In de toelichting van het bijbehorende bestemmingsplan wordt de ontwikkeling nader toegelicht. SkipsMaritiem gaat een zestal gebieden ontwikkelen in het plangebied Stavoren Zuid. Het betreft de volgende ontwikkelingen:

  • 1. Realisatie stacaravan- / chalets terrein.
  • 2. Opslagterrein groenvoorzieningen SkipsMaritiem.
  • 3. Kampeerterrein langs de Zuiderweg.
  • 4. Inperking bouwmogelijkheden van het bouwvlak in de buitenhaven.
  • 5. Uitbreiding horecagelegenheid 'De Potvis' met recreatie-appartementen.
  • 6. Ontwikkelen camper- en kampeerterrein buitenhaven.

Op grond van de uitgevoerde onderzoeken en beschrijving in de toelichting van het bestemmingsplan, alsmede van toe te passen mitigerende maatregelen (eveneens benoemd), wordt geconcludeerd dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu door de voorgenomen activiteit kunnen worden uitgesloten.

Cumulatie

Er zijn geen specifieke nieuwe ontwikkelingen in en rond het plangebied aan de orde waarbij sprake zou kunnen zijn van cumulatieve effecten in de zin van hinder of door bijvoorbeeld toename van het verkeer. Omdat de verwachte effecten beperkt van omvang zijn, zal ook voor andere aspecten de cumulatie met effecten van andere ontwikkelingen niet tot aanmerkelijke effecten leiden.

Plaats van het project

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit recreatieve functies; dagrecreatie, jachthavens (Marina Stavoren), kampeerterrein (Sudermeer) en recreatiewoningen. Op de terreinen zijn diverse voorzieningen aanwezig waaronder horeca, parkeerterreinen en dergelijke. In de hoek van de Stadfenne, Zuiderdijk en de Middelweg is een agrarisch bedrijf gelegen welke ontsloten wordt vanaf de Middelweg. Tegen de stad Stavoren ligt de Johan Frisosluis, die met een tweede sluis wordt uitgebreid, als belangrijke schakel tussen het IJsselmeer en de binnenwateren. Ten zuiden van de sluis ligt het J.L. Hooglandgemaal. De belangrijkste wegen die door het plangebied lopen zijn de Stadsfenne en Middelweg. Tevens zijn er diverse toegangswegen en (toeristische) paden naar de terreinen.

Het plangebied maakt geen deel uit van gevoelige gebieden zoals bedoeld in de Europese richtlijn, zoals Natura 2000-gebieden (zie ook figuur 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0008.png"

Figuur 5: Ligging van natuurgebieden ten opzichte van het plangebied (deelgebieden rood omlijnd). Rood gearceerd is het Natura 2000-gebied IJsselmeer; felblauw is EHS-water; donkergroen is EHS-Overige natuur; roze is EHS – beheergebied; lichtgroen is ganzenfoerageergebied. Gestippeld is aanduiding weidevogelgebied.

Het plangebied ligt wel dichtbij Natura 2000-gebied IJsselmeer. Daarom is ook een voortoets uitgevoerd. Hieruit blijkt dat op basis van de projectuitgangspunten significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied kunnen worden voorkomen.

Verder maakt het Agrarisch gebied binnen het plangebied deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voormalige EHS: Ecologische Hoofd Structuur). Een zeer groot gebied (inclusief) Stavoren zelf wordt door de provincie aangeduid als weidevogelgebied. Uit de natuurtoets blijkt dat slechts één deelgebied biotoop bevat dat als foerageergebied geschikt is voor weidevogels. Nesten worden daar niet verwacht omdat het ingeklemd ligt tussen boerderij en weg. Het verlies aan foerageergebied wordt, gezien de geringe oppervlakte en actuele (verstorings)contour van de weg en boerderij, niet als belangrijk nadelig gevolg voor het milieu beoordeeld. Om te voorkomen dat uitbreiding van het kleinschalig kamperen overal binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' kan plaatsvinden is het kleinschalige kampeerterrein, in overleg met de provincie Fryslan, vastgelegd op de verbeelding. Ook hiermee worden de waarden van het omliggende NNN gebied beschermd en vormt dat geen beperking voor de uitvoerbaarheid van de plannen.

4.10.3 Conclusie

Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

4.11 Water

4.11.1 Algemeen

Wet- en regelgeving

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

De provincie Fryslân heeft het Waterhuishoudingsplan vastgesteld. Wetterskip Fryslân heeft het Waterbeheerplan vastgesteld. In deze twee plannen wordt aangegeven hoe vorm gegeven wordt aan het waterbeheer voor de periode 2010 – 2015. Het Waterhuishoudingsplan geeft de kaders voor het waterbeheer, dat door het Wetterskip Fryslân, gemeenten en andere partijen wordt uitgevoerd. In het Waterbeheerplan staan de maatregelen die Wetterskip Fryslân neemt om het watersysteem op orde te houden en verbeteren

4.11.2 Onderzoek ontwikkelingen SkipsMaritiem

Veilig water

Langs en zelfs door de diverse deelgebieden zijn waterkeringen van het Wetterskip gelegen. Door deelgebied 1 (stacaravan-/chalets terrein) loopt een regionale waterkering. Deze regionale kering betreft een grondkering. De ligging en de bijbehorende beschermingszones zoals die in de legger zijn opgenomen worden op de plankaart overgenomen. Voor eventuele werkzaamheden die in de zones van de regionale waterkering uitgevoerd moeten worden zal te zijner tijd een watervergunning worden aangevraagd.

De deelgebieden 3 (kampeerterrein), 4 (inperking bouwmogelijkheden) en 6 (camper- en kampeerterrein) liggen in de buiten-, resp. binnenbeschermingszone van een primaire waterkering. De voorgenomen ontwikkelingen passen echter binnen de beperkingen die de betreffende zones met zich mee brengen. De te bouwen units in deelgebied 3 worden in de buitenbeschermingszone gerealiseerd. Hiervoor zal te zijner tijd een watervergunning worden aangevraagd. De beschermings- en reserveringszones van de primaire waterkering worden op de verbeelding aangegeven en de betreffende bouwregels die voor de reserveringszone gelden worden verwerkt in de Regels. De locatie van De Potvis is buitendijks gelegen. De vloerpeilen van de uitbreiding van de horecagelegenheid De Potvis wordt in overleg met het waterschap en de gemeente bepaald.

Voldoende water

Door de plannen worden geen aanpassingen aan de waterhuishouding gedaan. De plannen hebben geen verandering in de vraag naar water tot gevolg. Ook vindt er geen negatief effect plaats als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling op de mogelijkheden om water vast te houden, te bergen en af te voeren. De toename in verharding als gevolg van de uitbreiding van de horecagelegenheid De Potvis wordt gecompenseerd door een afname aan eenzelfde hoeveelheid verharding binnen het bouwvlak buitenhaven. Voor de plannen zijn geen peilwijzigingen nodig. De deelgebieden worden grotendeels reeds gebruikt voor de voorziene functies. De projectgebieden hebben dan ook voldoende ontwateringsdiepte voor de voorgenomen functies. Voor de ontsluiting van het kampeerterrein langs de Zuiderweg wordt een brug over de Dijkvaart aangelegd. Dit is in het bestaande bestemmingsplan reeds mogelijk en deze mogelijkheid blijft gehandhaafd. Voor daadwerkelijke realisatie zal een watervergunning worden aangevraagd.

Schoon water

De voorgenomen ontwikkelingen brengen geen activiteiten met zich mee die een risico vormen voor verontreiniging van het grond- of oppervlaktewater. Het afstromende water van de tenten en campeerunits komt tot afstroom over het maaiveld en zal daar in de bodem infiltreren. Voor de verwerking van het vuilwater van de kampeergasten gebruik gemaakt van reeds bestaande sanitaire voorzieningen. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de trits 'schoon houden – zuiveren – scheiden'. Voor de uitbreidingsplannen van De Potvis worden geen uitlogende materialen gebruikt. De projectgebieden zijn verder niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied of nabij een zwemwaterlocatie. Ook zijn er geen KRW wateren gelegen in of langs de projectgebieden.

4.11.3 Conclusie

De beschermingszones van de dijk zullen in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming krijgen / houden. Activiteiten binnen deze zones kunnen niet zonder voorafgaande toestemming en/of vergunningverlening van het Wetterskip plaatsvinden. De voorgenomen ontwikkelingen zijn in het kader van de Watertoets bij het Wetterskip kenbaar gemaakt. In reactie op de aanmelding heeft het Wetterskip aangegeven dat de voor de voorgenomen ontwikkelingen het belangrijk is dat de primaire- en regionale waterkeringen met de bijbehorende zoneringen op de plankaart worden aangegeven. Dit advies is overgenomen.

Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten

5.1 Algemene uitgangspunten

Het bestemmingsplan is er in het algemeen op gericht de huidige ruimtelijk-functionele structuur te behouden en eventueel te versterken. Dit betekent dat de bestaande situatie in dit bestemmingsplan planologisch wordt vastgelegd. Grens-stellend kader is daarbij geweest de huidige situatie, het relevante beleid van provincie, gemeente en waterschap en de milieu- en omgevingsaspecten. Binnen dit kader zullen in dit hoofdstuk de uitgangspunten worden geformuleerd voor het plangebied.

Agrarisch bedrijf

Het agrarisch bedrijf met omliggend gebied zal positief worden bestemd. Het agrarisch gebied heeft een nadere bescherming gekregen op het vlak van natuur en landschap.

Recreatie

Het plangebied bestaat grotendeels uit diverse recreatieve doeleinden. Het betreft onder meer dagrecreatieve voorzieningen, horeca, kamperen en recreatieve bewoning. Doelstelling van dit bestemmingsplan is om de bestaande functies conform bestaand gebruik/planologische mogelijkheden vast te leggen. Daarnaast zijn de nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen de bestaande recreatieve bestemmingen. Waar nodig zijn aanvullende regels opgenomen.

Sluis en water

De Johan Frisosluis en bijbehorende gebouwen zijn positief bestemd. De beide sluizen die gerealiseerd zijn om de wachttijden tegen te gaan hebben een passende bestemming gekregen.

Overige functies

De overige functies zijn conform de rechten uit de geldende plannen bestemd. Dit betekent onder meer dat voor deze functies specifieke aanduidingen en/of bestemmingen worden opgenomen teneinde het gebruik te regelen.

5.2 Ontwikkelingen SkipsMaritiem

5.2.1 Algemeen

SkipsMaritiem gaat een zestal gebieden ontwikkelen in het plangebied Stavoren Zuid. In onderstaande figuur zijn deze gebieden inzichtelijk gemaakt. Het betreft de volgende ontwikkelingen:

  • 1. stacaravan- / chalets terrein planologisch actueel bestemmen.
  • 2. Opslagterrein groenvoorzieningen SkipsMaritiem.
  • 3. Kleinschalig kampeerterrein langs de Zuiderweg.
  • 4. Inperking bouwmogelijkheden van het bouwvlak in de buitenhaven.
  • 5. Uitbreiding horecagelegenheid 'De Potvis' met recreatie-appartementen.
  • 6. Ontwikkelen camper- en kampeerterrein buitenhaven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0009.png"

Figuur 6: overzicht gebieden met ontwikkelingen.

Met de plannen van SkipsMaritiem worden een drietal doelen van het bedrijf mogelijk gemaakt die ook passend zijn binnen de beleidskaders van de gemeente voor het gebied ten zuiden van Stavoren:

  • 1. Doelgroep-verbreding; SkipsMaritiem streeft er naar om drie generaties op één terrein te kunnen huisvesten;
  • 2. Seizoensverlenging; extra overnachtingscomfort op de haven
  • 3. Innovatie voor de continuïteit van het bedrijf en extra omzet in de stadskern van Stavoren door extra gasten.

SkipsMaritiem is continu bezig met innovatie om de continuiteit van het bedrijf en de aantrekkelijkheid van het gebied 'Stavoren Zuid' te optimaliseren. Inmiddels runt de 2e generatie het familiebedrijf. De bedrijven van SkipsMaritiem aan de IJsselmeerkust dragen de afgelopen 40 jaar bij aan de ontwikkelingen waarbij stapsgewijs de Friese IJsselmeerkust is ontwikkeld tot een attractieve kustlijn voor sportieve, internationale watersporters met een hoog bestedingspatroon. Deze ontwikkeling, die SkipsMaritiem met ondernemers, overheid en bewoners heeft kunnen neerzetten, heeft bijgedragen aan de welvaart in de Friese Elfstedenstadjes als aanvulling/ opvolger van de eerder zo belangrijke scheepsvaart en visserij.

Om echter het  Toeristisch watersport-gerelateerd -product  op een aantrekkelijk niveau te kunnen blijven houden is innovatie essentieel. De gemeente en het bedrijf willen innoveren om zichzelf en het gebied op de Toeristische kaart te houden. SkipsMaritiem BV heeft de ambitie nog vele jaren recreatie op kwalitatief hoog niveau te kunnen bieden bij Stavoren. Hierbij moet echter gewaakt worden dat Stavoren, en breder getrokken het hele Friese Toeristische gebied, op de nationale en internationale watersportkaart blijft staan. Door mogelijkheden te krijgen tot toekomstontwikkeling en versmelting van alle faciliteiten die SkipsMaritiem in dit zuidelijke gebied reeds aanbiedt tot één mooi samengesmolten recreatiegebied ontstaat een toekomstbestendig gebied waar de toerist graag blijft komen.

Innovatie en verbreding van het aanbod is essentieel, omdat ook de watersport toerist verandert. Enerzijds vindt deze watersport nog steeds zeer actief op het water plaats, waarbij het IJsselmeergebied met diens open ruime water aan de Friese zijde extra aantrekkelijk blijft. De kracht: overdag weg van alles op het open water, 's avonds aanmeren bij pitoreske stadjes, genieten van comfort en dat alles binnen overzichtelijke vaarafstanden.

Anderzijds recreëert men steeds vaker aan het waterfront; genieten van de waterrijke uitzichten vanaf de fiets, te voet of vanaf de uitzichtpunten aan het waterfront. Letterlijk wordt  vissen/ surfen/ korte uitstapjes met een sloepje/ paar uurtjes zeilen met een klein open scherp zeiljachtje, zwemmen etc. zichtbaar en ook aan het waterfront in Stavoren steeds populairder. En niet alleen in Stavoren, landelijk ziet men ook deze trends.  

Deze combinatie van land- en waterverbindingen kan SkipsMaritiem bieden door faciliteiten langs de IJsselmeerkust te optimaliseren en tevens binnendijks nieuwe mogelijkheden te bieden. SkipsMaritiem ervaart dat binnen één en dezelfde watersportfamilie de één er voor kiest op het water te recreëren, terwijl de ander  het zelfde gebied net zo zeer waardeert, maar dan vanaf de waterfrontlijn. Zo komen verschillende generaties bij elkaar op een recreatieve plek, waarbij er voor ieder overdag iets wils is, passend bij het landschap en de omgeving.  Overdag haalt iedereen op zijn eigen manier zijn ontspanning en 's avonds treft men elkaar weer voor de gezamenlijke gezelligheid.

Door het bouwen van een hotelvoorziening aan het waterfront in combinatie met alle andere faciliteiten die Skipsmaritiem op deze Staverse plek reeds biedt kan het bedrijf deze doelgroep nog breder bedienen. Enerzijds breder door het aanbod van een groter palet aan voorzieningen op het park, anderzijds breder in de doelgroep-benadering door de generatie-verbreding van deze doelgroep en door verlenging van het seizoen.  Met de realisatie van de plannen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt onstaat er meer capaciteit qua luxe overnachtingsmogelijkheden (De Potvis) en anderzijds meer betaalbare / goedkopere mogelijkheden met het camperterrein en het kleinschalig kamperen. In het vervolg van deze paragraaf worden de concrete ontwikkelingen beschreven en aangegeven wat er gaat veranderen.

5.2.2 Realisatie stacaravan- / chalets terrein

In de binnenhaven van SkipsMaritiem is naast de aanleggelegenheid voor schepen ook sprake van toeristische plekken. Deze plekken wil SkipsMaritiem uitbreiden en tevens planologisch legaliseren omdat een gedeelte nu de bestemming 'Groen' heeft. In het gebied komen 35 standplaatsen voor stacaravans en/of chalets. Deze krijgen een maximale oppervlakte van 70m². Demping van de binnenhaven zal niet plaatsvinden. Het gebied waar de stacaravans/chalets gerealiseerd worden (en dat deels ook al zijn) is onderstaand in rood weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0010.png"

Figuur 7: ligging stacaravans- / chalets terrein.

5.2.3 Opslagterrein groenvoorzieningen Skips Maritiem

Door de uitbreiding van de bedrijven van Skips Maritiem ontstaat er extra groenafval. Dit extra afval wil het bedrijf centraal opslaan zoals nu ook het geval is. Grenzend aan het bestaande bedrijf van SkipsMaritiem aan de Zuiderweg zal hiervoor een terrein aangelegd worden waarop dit groenafval wordt opgeslagen. In de praktijk vindt deze opslag al plaats en dient dit bestemmingsplan ter legalisatie van deze voorziening. In dit bestemmingsplan wordt naast de opslag ook de mogelijkheid geboden om een overkapping te realiseren. Deze overkapping mag een oppervlakte krijgen van maximaal 100m². Ook machines die gebruikt worden voor het onderhoud van alle gronden van SkipsMaritiem zullen hier gestald kunnen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0011.png"

Figuur 8: ligging groenopslag SkipsMaritiem.

5.2.4 Kleinschalig kamperen

Rondom het agrarisch bedrijf aan De Middelweg wordt kleinschalig kamperen mogelijk gemaakt op een kleinschalig kampeerterrein. De gemeente heeft beleid om kleinschalig kamperen mogelijk te maken indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het kampeerterrein wordt op of in aansluiting bij het erf wordt gerealiseerd;
  • b. het kampeerterrein op ten minste 500 meter van een bestaande minicamping dient te worden gesitueerd;
  • c. het kampeerterrein niet is toegestaan voor zover de gronden grenzen aan de bebouwde kom of gelegen zijn binnen een afstand van 50 meter tot een woon- of een bedrijfsperceel van derden;
  • d. het kampeerterrein slechts is toegestaan indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  • e. rond (de uitbreiding van) het kampeerterrein wordt voorzien in een algehele of gedeeltelijke afschermende beplantingsstrook, waarbij een beplantingsstrook met een breedte van 5 meter in ieder geval als afschermend wordt aangemerkt;
  • f. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen ten hoogste 25 mag bedragen;
  • g. er geen stacaravans mogen worden gebouwd/ geplaatst;
  • h. in de periode van 1 november tot en met 14 maart van elk kalenderjaar geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  • i. de oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van beheervoorzieningen en sanitaire voorzieningen ten hoogste 200 m² per kleinschalig kampeerterrein mag bedragen;
  • j. voor het bouwen van gebouwen de regels uit lid 4.2 van de regels van het bestemmingsplan overeenkomstig van toepassing zijn.

Voor de planlocatie kan voldaan worden aan bovengenoemde voorwaarden. Het wordt gerealiseerd bij het agrarisch bedrijf aan de Middelweg. Woningen liggen op ruime afstand en er zal sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing.

Daarom is ervoor gekozen om de mogelijkheid van kleinschalig kamperen bij recht op te nemen in de regels van de bestemming 'Agrarisch met waarden'. In de regels van het bestemmingsplan zijn bovengenoemde voorwaarden ook opgenomen zodat ze ook juridisch afdwingbaar zijn voor de gemeente. Ook is dit aspect aan de orde geweest bij de Nije Pleats sessie (zie par 5.2.8)

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0012.png"

Figuur 9: ligging kleinschalig kampeerterrein

5.2.5 Bouwvlak buitenhaven

In het geldende bestemmingsplan Stavoren Zuid is een groot bouwvlak opgenomen. Hierdoor kunnen er bij recht gebouwen gerealiseerd worden met een oppervlakte van 4.000m². Omdat SkipsMaritiem buitendijks 'De Potvis" wil uitbreiden zijn de regels zodanig opgesteld, dat de extra toename van de bebouwing gecompenseerd wordt door een afname van het bouwvlak hier. Door deze regels zal er buitendijks geen toename van bebouwing (qua m²) plaatsvinden ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden. Daarnaast is door de uitkomsten van de Nije PLeats sessie het bouwvlak ook verkleind. Dit om een goede landschappelijke inpassing te realiseren op het buitendijkse terrein (zie ook 5.2.8).

Tenslotte is buitendijks een, door de gemeenteraad op 27 juni 2013 vastgesteld, bouwvlak op de verbeelding opgenomen in het noordelijk deel van de buitenhaven. Het vigerende bestemmingsplan biedt wel de mogelijkheden in de regels om hier gebouwen te plaatsen binnen een bouwvlak maar er is verzuimd om dat bouwvlak op de verbeelding te plaatsen. Dat wordt met dit bestemmingsplan rechtgezet zodat de regels en verbeelding weer in overeenstemming met elkaar zijn.

5.2.6 Uitbreiding De Potvis, beeldkwaliteitseisen

De Potvis is een begrip in het aanbod voor de toeristen in de zuidwesthoek van de gemeente. Vele toeristen genieten hier van een unieke locatie. Het gebouw dat er staat is echter niet meer van deze tijd en verdient een forse upgrade. Om deze beleving te verbeteren komt er een nieuw gebouw dat zal bestaan uit een horecagedeelte met terras en op de verdiepingen een aantal appartementen / hotelkamers voor recreatief gebruik. Deze appartementen zijn binnen de geldende bestemming toegestaan (recreatief nachtverblijf).

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0013.png"

Figuur 10a: gevelaanzicht nieuwe Potvis met horeca op de begane grond en appartementen op de verdiepingen.

De oppervlakte van het nieuwe gebouw bedraagt maximaal 925m² waarbij de goothoogte 9 meter en de bouwhoogte maximaal 17 meter zal bedragen. In onderstaande afbeeldingen wordt inzicht gegeven in het toekomstige gebouw dat gerealiseerd wordt. Ook tijdens de Nije Pleats sessie is de inpassing van De Potvis een belangrijk bespreekpunt geweest (zie 5.2.8)

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0014.png"

Figuur 10b: impressie van de nieuwe Potvis.

Penta Architecten bv BNA is door SkipsMaritiem ingeschakeld om een schetsplan te maken en uit te werken van de beoogde ontwikkelingen. Hierin is vanwege de ligging nadrukkelijk onderzocht hoe het gebouw het beste ingepast kan worden in zijn omgeving. De uitgangspunten voor de bouw zijn onderstaand beschreven:

Positiebepaling:

De ligging van de Potvis is uniek. Buitendijks gelegen en omsingeld door water, kustlijn en haven. De weidsheid en de “leegte” zorgt voor vergezichten en dat maakt de ligging van De Potvis zo uniek. Een toekomstige ontwikkeling op deze locatie mag niet conflicteren met de omgeving. Bij de uitwerking van het schetsplan zijn de volgende aspecten gehanteerd:

  • Er komt geen bebouwing op het speelveld naast de Potvis en langs de kustlijn richting het strand; deze ruimte moet vrij blijven en de vrije zichtlijnen worden gehandhaafd.
  • De programmering van het restaurant en appartementen deels splitsen zodat het mogelijk is een compilatie te maken van een onderbouw en een bovenbouw met verschillende functies.
  • De huidige structuurlijnen van de haven, wegen en voetpaden gebruiken als onderligger voor de positionering van de gebouwen.
  • De hoofdstructuur / centrale as vanaf het parkeerterrein handhaven; op afstand moet de Potvis duidelijk zichtbaar zijn langs de centrale as.
  • Een geordend raster gebouwenstructuur: lengte-/dwarsrichting gebouwen evenwijdig en haaks op de jachthaven.
  • Vanaf het parkeerterrein open zichtlijnen (doorkijken) creëren richting het IJsselmeer en de haven.
  • Het plaatsen van een appartementenblok in de oksel van de haven zodat een betere “omhelzing/omsluiting” van de haven kan worden gecreëerd, hierdoor ontstaat een boulevard/promenade aan de havenzijde en is de aansluiting van eventuele toekomstige bebouwingen langs de havenkant beter.

Architectuurprincipe, kleuren en materialen:

Het architectuurprincipe en de kleuren en materialen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De gedachte is “lichte” gebouwen te realiseren. Dat wil zeggen geen “zware” of massieve bouwsels. De volgende aspecten zijn mede bepalend geweest voor de keuze van architectuurprincipe, kleuren en materialen:

  • De Potvis moet een “baken” worden.
  • De hoogte van het bouwwerk zal uit maximaal 4,5 bouwlaag bestaan.
  • De compositie van het hoofdgebouw is zodanig dat een duidelijk merkbare differentiatie ontstaat qua hoogte tussen de Potvis en de eventuele toekomstige bebouwing in de nabijgelegen bouwvlaklijnen bij de haven.
  • Het gebouw moet passen in omgeving met een gedekte kleurstelling.
  • De bouw moet een nautische uitstraling hebben; een gevoel van affiniteit met het maritieme leven in de haven.
  • Karakteristieken die benut worden voor de nieuwe bebouwing refererend aan de omgeving:
    • 1. een plint van basalt;
    • 2. opbouw van houten delen met duidelijke belijningen;
    • 3. duidelijk herkenbaar reliëf in gevelbeeld en contouren van de massa's;
    • 4. grote negges en dak overstekken zorgt voor (veel) slagschaduw en versterkt het plastiek;
    • 5. hellende daken van zink of gelijkwaardig;
    • 6. ruime houten (dek)terrassen;
    • 7. houten louvres appartementen en transparante windschermen terrassen en galerijen;
  • De kleur van de gevels: grijsblauw (voor een mooi voorbeeld hiervan zie reddingboothuisje KNRM Hindeloopen)
  • Het vloerpeil van de begane grond zal o.a. door gemeente en het waterschap worden vastgesteld.
5.2.7 Ontwikkeling camper- en kampeerterrein

Op een gedeelte van het bestaande parkeerterrein en groenstrook in de buitenhaven wordt een camper- en kampeerterrein mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. Ook tijdens de Nije Pleats sessie is de inpassing van dit terrein een belangrijk bespreekpunt geweest (zie 5.2.8).

Ook onderhavige locatie is geschikt voor de aanleg van een 30-tal camperplekken. Op het bestaande parkeerterrein zal een gedeelte ook geschikt gemaakt worden voor als standplaats voor campers. Direct grenzend aan de bestaande parkeerplekken wordt door middel van grasbetontegels een terrein ingericht voor maximaal 30 campers. Voor de campers en kampeerplekken wordt electriciteit aangelegd. Voor zover nodig wordt gebruik gemaakt van het bestaande toiletgebouw voor douche en sanitair. Om van dit terrein gebruik te maken dient men zich vooraf te melden bij de kantoren van Skips Maritiem aan het begin van de buitenhaven. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om maximaal 60 kampeerplekken aan te leggen. Daardoor kunnen de campereigenaren ook een tent opzetten. Maar ook zonder camper mogen gasten hier verblijven in een tent. In totaal worden hier 90 recreatieve eenheden planologisch mogelijk gemaakt. De ontsluiting van het terrein zal via de bestaande infrastructuur plaatsvinden. Door deze ontwikkeling zullen er een aantal parkeerplaatsen verdwijnen. Er is echter in de buitenhaven voldoende parkeergelegenheid om de reguliere parkeerdruk op te vangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0015.png"

Figuur 11: Overzicht indeling camper- / kampeerterrein. 

Parkeren

De realisatie van het camperterrein zal gedeeltelijk plaatsvinden op een bestaand parkeerterrein. Op het gehele terrein buitendijks blijft voldoende parkeermogelijkheid over. Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente of de kencijfers van CROW kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen er benodigd zijn. Vervolgens moet aangetoond worden, dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of gerealiseerd kan worden. Tot voor kort waren de parkeernormen geregeld in de bouwverordening. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd. De wijziging heeft betrekking heeft op de intrekking van de grondslag voor de stedenbouwkundige voorschriften in een bouwverordening. De stedenbouwkundige voorschriften, zoals het parkeren, moeten nu in het bestemmingsplan zelf geregeld worden.

Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was. Zowel gemeentelijk parkeerbeleid als de CROW-normen kunnen van toepassing worden verklaard op basis van het bestemmingsplan. Indien van een toepassing zijnde norm wordt afgeweken, dient dit goed gemotiveerd te worden.

De gemeente Súdwest-Fryslân wil binnenkort een Parkeernormennota op gaan stellen, waarin de inhoud van het begrip ‘voldoende parkeergelegenheid’ wordt uitgewerkt. Tot het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgesteld wordt op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen (publicatie nr. 311, d.d. juli 2012) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Dit is geborgd in dit bestemmingsplan door middel van een voorwaardelijke verplichting in artikel 22 van de regels.

5.2.8 Nije Pleats sessie

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden liggen in een gebied dat een zorgvuldige inpassing vereist. Zowel initiatiefnemer als ook de gemeente is zich hier terdege van bewust. Samen met de provincie en landschapsarchitecten is daarom een Nije Pleats sessie gehouden waarbij gezamenlijk een inrichtingsplan is gemaakt. Daarmee wordt ook voldaan aan het bepaalde in de verordening Romte (zie 3.2.3). In bijlage 4 van de regels wordt uitvoering beschreven en gemotiveerd welke aanpassingen gewenst zijn. Voor de uitleg van onderstaande maatregelen wordt kortheidshalve naar deze bijlage verwezen. In deze paragraaf wordt de concrete vertaling naar de verbeelding en regels hiervan beschreven.

Kleinschalig kamperen

Ten aanzien van het kleinschalig kamperen is een landschappelijke inpassing gewenst door middel van een groenstrook rondom de camping. Om af te kunnen dwingen dat deze groenstroken aangelegd en instand gehouden worden is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die bepaald dat voor exploitatie van het kleinschalig kamperen de groenstroken aangelegd en instand gehouden moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0016.png"

Figuur 12: landschappelijke inpassing kleinschalig kamperen (bron: rapport Nije Pleats)

De Potvis

Het bestemmingsplan maakt een uitbreiding van De Potvis mogelijk. Hiermee zal een groter gebouw gerealiseerd worden. Om dit gebouw goed in te passen is er voor gekozen om een bestaand (groot) bouwvlak in de buitenhaven te verkleinen. Hiermee ontstaat er een situatie dat De Potvis een 'baken' wordt in het buitendijkse gebied. Specifieke inpassing door middel van groen is niet voorzien omdat het gebied rondom De Potvis zich kenmerkt door openheid. Om de groenstroken die voor het gehele gebied nodig zijn ook daadwerkelijk aangelegd te krijgen is de voorwaardelijke verplichting voor de aanleg van de groenvoorzieningen ook gekoppeld aan de bouw van het nieuwe gebouw. Daardoor wordt geborgd dat nieuwe ontwikkelingen (Potvis en camperplekken) mogelijk zijn maar alleen als de groenvoorzieningen buitendijks ook aangelegd worden.

Camperplekken

Voor de exploitatie van de camperplekken dient een bestaande groenstrook uitgebreid te worden en in stand worden gehouden. Rondom het bestaande parkeerterrein moet een groenstrook worden aangelegd en in stand worden gehouden. Ook hiervoor geldt dat hier een voorwaardelijke verplichting is opgenomen in de regels van de bestemming Recreatie - Kampeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017BPstavorenzuid-vast_0017.png"

Figuur 13: landschappelijke inpassing camperplekken (bron: rapport Nije Pleats)

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Het juridische systeem

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het bestemmingsplan voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

Het bestemmingsplan bevat twee typen flexibiliteitsbepalingen: afwijkingsregels en wijzigingsregels. Binnen een aantal bestemmingen zijn mogelijkheden tot afwijking van het bestemmingsplan opgenomen. De afwijkingen moeten aan een aantal criteria voldoen: de toetsingscriteria. Deze zijn bij de geformuleerde afwijkingen opgenomen. Hiermee is de nodige flexibiliteit ingebracht in het bestemmingsplan, waardoor niet voor elke kleine aanpassing binnen het plangebied een nieuwe procedure hoeft te worden gevolgd. Daarnaast zijn er een aantal algemeen geldende afwijkingsregels opgenomen.

6.2 Toelichting op de regels

10%-regeling

Bij hoge uitzondering kan door middel van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan dat van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, wordt afgeweken. Het gaat dan om incidentele gevallen, waarbij het om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk wordt geacht en aantoonbaar is, dat in geringe mate van de gegeven maten moet worden afgeweken.

Relatie bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verkeer

In de bebouwingsregels van de verkeersbestemming is slechts een maximale bouwhoogte gesteld aan bouwwerken die geen directe relatie hebben met de verkeersfunctie (bijvoorbeeld reclameborden). Dit omdat bouwwerken ten behoeve van verkeersvoorzieningen aangemerkt worden als vergunning vrije bouwwerken, die niet aan het bestemmingsplan worden getoetst.

6.3 Toelichting op de bestemmingen

De toelichting op de bestemmingen zal, in overeenstemming met de regels, op alfabetische volgorde plaatsvinden.

  • Agrarisch, Agrarisch - Agrarisch bedrijf en Agrarisch met waarden

De agrarische gronden binnen het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Het erf van het bedrijf is bestemd tot 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De IJsselmeerdijk heeft de bestemming Agrarisch gekregen net als elders in het buitengebied. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen gerealiseerd worden. Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn, om de openheid te bewaren, geen gebouwen toegestaan. Erf- en terrein afscheidingen zijn tot een hoogte van 2 meter toegestaan. Daarnaast is op deze bestemming een omgevings- vergunningstelsel van toepassing, waardoor een vergunning moet worden aangevraagd bij werkzaamheden als aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het graven of dempen van sloten. De in het vigerende plan voorkomende wijzigingsbevoegdheid is overgenomen.

  • Groen

Deze bestemming is toegekend aan het structurele groen binnen het plangebied.

  • Horeca

De bestemming Horeca is toegekend aan de gronden van 'De Potvis'. Hier mag een horecabedrijf dat tevens overnachtingsmogelijkheden biedt voor de gasten. Het maximaal aantal appartementen bedraagt 30 stuks. De goothoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 9 meter met een bijbehorende bouwhoogte van 17 meter.

  • Recreatie - Dagrecreatie

Deze bestemming is toegekend aan het zuidelijk deel van het plangebied. Binnen deze bestemming zijn diverse functie toegelaten zoals voorzieningen ten behoeve van water- en oeverrecreatie. Gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire gebouwen. Ook het camperterrein met bijbehorende kampeermiddelen is binnen deze bestemming door middel van een aanduiding opgenomen. Ook het strand en alle andere functies zijn nader aangegeven. Het parkeerterrein is specifiek aangeduid.

  • Recreatie - Jachthaven 1

Deze bestemming geldt voor het binnendijkse gebied langs het Johan Frisokanaal. Hierbinnen zijn naast terreinen, water ten behoeve van de aanleggelegenheid ook horeca, detailhandel, dienstverlening en dergelijke toegelaten. Ook een kampeerterrein, en bedrijfswoningen zijn toegelaten. Het zwembad is aangeduid. Ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein is uitsluitend een parkeerterrein toegelaten. De bouwregels geven per onderdeel aan welke eisen specifiek gelden.

  • Recreatie - Jachthaven 2

Deze bestemming geldt voor het buitendijkse gebied. Hierbinnen zijn naast terreinen, water ten behoeve van de aanleggelegenheid ook horeca, detailhandel, dienstverlening en dergelijke toegelaten. De bouwregels geven per onderdeel aan welke eisen specifiek gelden.

In deze bestemming mogen maximaal twee bedrijfswoningen gerealiseerd worden. Op grond van vigerende rechten mag SkipsMaritiem een ongelimiteerd aantal bouwen. Omdat dit tegenwoordig niet meer noodzakelijk is is gekeken naar de functies in het buitendijkse gebied. Om optimaal toezicht te kunnen houden is er bij de ingang van het gebied een bedrijfswoning gewenst om de buitenhaven te kunnen controleren. Daarnaast is het wenselijk om rond het camperterrein en/of in De Potvis een bedrijfswoning te hebben. Daarom heeft SkipsMaritiem afstand gedaan van de rechten om onbeperkt bedrijfswoningen te kunnen bouwen en is het aantal op maximaal twee bepaald.

  • Recreatie - Kampeerterrein

Deze bestemming is toegekend aan de kampeerterreinen binnen het plangebied. Binnen de bestemming zijn tevens sanitaire gebouwen en voorzieningen toegelaten voor zover er een bouwvlak is opgenomen. Buitendijks zijn binnen deze bestemming geen gebouwen toegestaan.

  • Recreatie - Recreatiewoning

Deze bestemming regelt de verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals appartementen, groepsverblijven, horeca en dergelijke. Per functie is nader bepaald welke eisen gelden ten aanzien van het bouwen.

  • Verkeer

Wegen die voornamelijk zijn gericht op de afwikkeling van verkeer, zijn ondergebracht in de bestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • Water

Het structurele water (oa. Johan Frisokanaal) binnen het plangebied heeft de bestemming 'Water'. Deze bestemming is gericht op het in stand houden van het water in de huidige vorm. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn aanlegplaatsen voor boten binnen deze bestemming toegestaan, mits de beheerder hiervoor toestemming geeft. Tevens is er een verbod opgenomen op demping zodat het karakteristieke kavelpatroon behouden blijft.

  • Water - Waterstaat

De sluis en bijbehorende voorzieningen zijn geregeld binnen deze bestemming. Bijbehorende gebouwen en voorzienigen zijn mede toegelaten binnen deze bestemming.

  • Waarde - Archeologie-2

De bestemming Waarde - Archeologie 2 wordt gehanteerd voor terreinen of gebieden die een verwachtingswaarde hebben op grond van provinciaal- en gemeentelijk beleid ten aanzien van het aspect archeologie. Hiertoe hoort ook het water van het IJsselmeer. De dubbelbestemming die is opgenomen beschermd mogelijke archeologische restanten in de bodem. De gebieden die onderzocht zijn in het kader van dit bestemmingsplan en tot 2 meter onder maaiveld vrijgegeven kunnen worden zijn als zodanig in de regels beschermd.

  • Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming regelt de primaire waterkering.

  • Algemene aanduidingsregels

In het plangebied ligt een primaire waterkering. Deze waterkering moet ingevolge de Barro alsmede het streekplan specifiek worden geregeld door middel van een vrijwaringszone. Deze vrijwaringszone is opgenomen voor toekomstige versterking en bescherming van de primaire waterkeringen. Het is van belang dat bij de herziening van een ruimtelijk plan de exacte reserveringszone wordt begrensd en dat de bijbehorende voorwaarden in acht worden opgenomen. In het geval van maatwerk is vroegtijdig overleg met de waterkeringbeheerder nodig.

  • Algemene wijzigingsregels

De in het geldende plan voorkomende wijzigingsbevoegdheid is hier overgenomen. Hieraan zijn toetsingscriteria toegevoegd waaraan getoetst moet worden om te bepalen of gebruik gemaakt kan worden van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe de grondexploitatie geregeld is.

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer heeft, op verzoek van de gemeente, voorafgaand aan het formele overleg ex artikel 3.1.1. Bro overleg gehad met Rijkswaterstaat en It Fryske Gea. Vanuit It Fryske Gea zijn geen inhoudelijke opmerkingen gegeven die doorwerken in de regels van dit bestemmingsplan. Zij vragen aandacht voor de eventuele migratie van vissen en geven aan dat de skyline van Stavoren niet teveel moet worden aangetast. Dit plan maakt de gewenste vismigratie van It Fryske Gea niet onmogelijk en houdt rekening met de skyline van Stavoren.

Rijkswaterstaat heeft haar reactie al gegeven in het kader van het verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro. Rijkswaterstaat heeft een tweetal punten aangegeven waarvan de dienst graag ziet dat daar bij de verdere planvorming rekening mee gehouden wordt (zie bijlage 6).

 1.  Het borgen van de waterveiligheid voor toekomstige bewoners is een zaak van initiatiefnemer.

Reactie

Initiatiefnemer is volledig op de hoogte van de risico's van buitendijks bouwen. Het is ook voor initiatiefnemer van het grootste belang dat het nieuwe gebouw veilig wordt voor al haar gebruikers.  Op de begane grond komt het horecagedeelte en de receptie. De appartementen zullen op de verdieping gerealiseerd worden. Er is op dit moment geen noodzaak om dit ook in de regels te borgen omdat het plan al tegemoet komt aan de wens van Rijkswaterstaat.

 2. Bij de bouw moet initiatiefnemer beschikken over een watervergunning.

Reactie

Initiatiefnemer zal deze opmerking meenemen bij de volgende stappen om ook daadwerkelijk vergunningen aan te vragen zodat het gebouw ook echt gerealiseerd wordt.

Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Naast bovenstaande informele overlegmoment heeft de gemeente het formele vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro met belanghebbende diensten (Rijk, provincie en Wetterskip) gevoerd. Er zijn met name door de provincie een aantal inhoudelijke opmerkingen gegeven. Deze zijn in een aparte reactienota overleg van een gemeentelijke reactie voorzien.  De complete reactienota is als bijlage 7 aan deze toelichting toegevoegd.

Het bestemmingsplan wordt als ontwerp ter inzage gelegd gedurende zes weken. In deze periode kan een ieder een zienswijze geven. Eventuele zienswijzen worden na afloop van de periode door de gemeenteraad van een inhoudelijke reactie voorzien en afgewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. In sommige gevallen geven zienswijzen aanleiding tot het aanpassen van de inhoud van het bestemmingsplan.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Inzicht in de economische uitvoerbaarheid is vanuit het bestemmingsplan in het bijzonder van belang waar het gaat om nieuwe activiteiten. Dit bestemmingsplan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande situatie. Perceelsgebonden ontwikkelingen zijn binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan mogelijk. De gemeente heeft geen financiële bemoeienis met eventuele perceelsgebonden ontwikkelingen. Binnen de openbare bestemmingen biedt het bestemmingsplan de ruimte voor gewenste vernieuwings- of herinrichtingsmaatregelen. Financiële consequenties daarvan worden via sectoraal beleid bijvoorbeeld aangaande het verkeer, apart afgewogen.

De ontwikkelingen van SkipsMaritiem zullen door het bedrijf zelf bekostigd worden. Het bedrijf is al vele jaren een zeer stabiel bedrijf en heeft voldoende middelen om de met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen ook te realiseren.

7.3 Grondexploitatie

Dit bestemmingsplan betreft grotendeels een conserverende regeling. Voor het conserverende gedeelte is er geen sprake van kosten die door de gemeente verhaald dienen te worden. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk. Indien nodig zal de gemeente met SkipsMaritiem een anterieure overeenkomst afsluiten. Tevens zal een planschade overeenkomst afgesloten worden.