Plan: | De Lier Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.pbpLCENTRUM-VA01 |
Aan de Hoofdstraat in De Lier staat momenteel de bebouwing van het voormalige gemeentehuis van De Lier en het voormalige politiebureau. Het initiatief ligt voor om deze bebouwing te vervangen door een nieuwbouwprogramma te realiseren. Dit programma bestaat uit woningen in combinatie met detailhandel en/of horeca. Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan Kern De Lier. Dat betekent dat een planologische procedure doorlopen moet worden. Er is voor gekozen om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
Het plangebied ligt in het westen van het centrum van De Lier en ligt globaal ingeklemd tussen de Hoofdstraat en 't Perron.
De begrenzing van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Kern De Lier'. Dit bestemmingsplan is op 19 maart 2013 vastgesteld door de gemeenteraad en is op 27 juli 2013 in werking getreden. Ter plaatse gelden op dit moment de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Kern De Lier'
Het bestemmingsplan De Lier Centrum bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt het beleidskader beschreven alsmede de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied. Tot slot wordt de visie op de gewenste ontwikkeling toegelicht.
In hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie behandeld. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de hoofdstukken 5 en 6 ingegaan op het handhavingsbeleid en de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruime (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijk ordening (Barro)
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
In de SVIR zijn nationale belangen geformuleerd. Een aantal van deze nationale belangen is juridisch geborgd via het Barro, dat in december 2011 in werking is getreden.
Duurzame verstedelijking
De SVIR beschrijft de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Om het proces van stedelijke ontwikkelingen op een gewenste wijze te laten plaatsvinden worden stappen voorgeschreven ('de treden van de ladder'). De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen ('de treden van de ladder'):
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het Rijksbeleid
Het plan is niet in strijd met de ladder voor duurzame verstedelijking en artikel 3.6.1 van het Bro. Het plan bestaat uit transformatie en herontwikkeling van het voormalige gemeentekantoor en het politiebureau. De locatie voldoet aan de voorkerursvolgorde voor verstedelijking gelet op de ligging in de bebouwde kom van De Lier. De provincie is van mening dat er alleen sprake is van een aantoonbare woningbouwbehoefte, zoals verwoord in de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, indien na realisatie van een bestemmingsplan de woningbehoefteraming (WBR) van de gemeente niet overschreden wordt. De woningbehoefteraming van de provincie Zuid-Holland (WBR 2010) is hiervoor vigerend. De WBR 2010)gaat voor de gemeente Westland tot 2030 uit van een jaarlijkse woningbehoefte van circa 300 woningen. De ontwikkeling van het woningbouwprogramma past binnen het gemeentelijke programma. De locatie is passend multimodaal ontsloten. |
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010) met de daarop volgende herzieningen
Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. De structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vervangt het interimbeleid op basis van de huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de Provinciale Structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010. Jaarlijks wordt de visie op onderdelen geactualiseerd. In 2013 is een integrale herziening in voorbereiding genomen.
Op de functiekaart van de Structuurvisie is het plangebied aangewezen als stads- en dorpsgebied (zie figuur 2.1).
![]() |
![]() |
Figuur 2.1 Uitsnede functiekaart Structuurvisie
Stads- en dorpsgebied/Wonen
In de Structuurvisie wordt aangegeven dat de verstedelijkingsopgave zich vooral richt op het bestaande stads- en dorpsgebied. De woningbouwprogramma's in Zuid-Holland zijn binnen de bestuurlijke kaders van Zuidvleugel, Groene Hart en Zuid-Hollandse delta gemaakt. Bij de ontwikkeling van de woningbouwopgave is de SER-ladder uitgangspunt. Voor alle stedelijke ontwikkelingen geldt het principe van eerst intensiveren van bestaand stedelijk gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en dan pas uitbreiden. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en het 'overig' stedelijk gebied. Het plangebied valt binnen het overig stedelijk gebied.
De intensivering van stedelijke functies mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het binnenstedelijke leef- en vestigingsmilieu. Dat betekent dat intensivering gepaard gaat met verbetering van de milieukwaliteit en dat grotere eenheden stedelijk groen hun groene functie en kwaliteit moeten behouden en in principe niet in aanmerking komen voor verdichting.
De beoogde ontwikkeling voldoet aan deze voorwaarden.
Verordening Ruimte (2010) met de daarop volgende herzieningen
Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Daarnaast is op 23 augustus 2011 de eerste herziening vastgesteld. Tot slot zijn op 29 februari 2012 de 'Actualisering 2011' en op 30 januari 2013 de 'Actualisering 2012' vastgesteld. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn.
Regionale afstemming (artikel 2, lid 1)
In lid 1 van artikel 2 van de verordening is bepaald dat de toelichting van een bestemmingsplan, waarin nieuwe ontwikkelingen met wonen, kantoren, detailhandel etc. zijn opgenomen, voorziet in een paragraaf waarin is aangetoond dat er ook daadwerkelijk behoefte is aan de betreffende ontwikkeling. Deze behoefte moet gebaseerd zijn op een regionale visie of in ieder geval regionaal afgestemd.
Binnen Haaglanden wordt gewerkt aan een nieuwe woonvisie en regionale afstemming van woningbouwlocaties. Omdat de regio op dit moment niet beschikt over een actuele regionale woonvisie, moet de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte afgestemd worden en dient een verantwoording hieromtrent in het bestemmingsplan opgenomen te worden.
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan artikel 2 lid 1 Verordening Ruimte
De woningbehoefteraming van de provincie Zuid-Holland (WBR 2010) gaat voor de gemeente Westland tot 2030 uit van een jaarlijkse woningbehoefte van circa 300 woningen. De ontwikkeling van circa 30 woningen in De lier Centrum past binnen de gemeentelijke woningbouwplanning, waarmee invulling wordt gegeven aan lokale behoefte. Het kwalitatieve programma wordt vrij gelaten, om zo goed mogelijk aan te kunnen sluiten op de marktvraag. Uitgangspunt is een programma met uitsluitend aaneengebouwde woningen. Mogelijk worden ook woningen in gestapelde vorm gerealiseerd. Met het oog op het bovenstaande is de conclusie dat wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2, lid 1 van de verordening. |
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2, lid 2)
In lid 2 van artikel 2 staat beschreven dat in een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen, aangetoond moet worden dat de ontwikkeling niet verwezenlijkt kan worden door middel van herstructurering, intensivering of transformatie binnen het bestaande stedelijke en dorpsgebied.
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan artikel 2 lid 2 Verordening Ruimte
Het plangebied ligt binnen het bestaande stedelijke gebied in het centrum van De Lier. De beoogde ontwikkeling betreft de transformatie van het voormalige gemeentehuis en politiebureau naar woningen, detailhandel, dienstverlening en/of horeca. Deze ontwikkeling voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking. Door de beoogde transformatie krijgt het gebied een ruimtelijke kwaliteitsimpuls, aangezien de bebouwing al geruime tijd buiten gebruik is voor overheidsdiensten. Het huidige gebruik is slechts tijdelijk van aard.Met het oog op het bovenstaande is de conclusie dat wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2, lid 2 van de verordening. |
Bebouwingscontouren (artikel 3)
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Hiervoor zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen omgeven door contouren. Deze geven de grens van de bouwmogelijkheden voor wonen en werken weer. Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontour, zoals weergegeven in de uitsnede. In deze figuur betreft de rode lijn rondom het witte gebied de bebouwingscontour waarbinnen stedelijke ontwikkeling wordt toegestaan.
Figuur 2.2 Uitsnede kaart Bebouwingscontour Verordening Ruimte
Detailhandel (artikel 9)
Het detailhandelsbeleid van de provincie heeft als doelstelling de detailhandelsstructuur te versterken en de dynamiek in de sector te bevorderen. Het beleid is neergelegd in de Notitie Detailhandel Zuid-Holland. Uitgangspunt is dat nieuwe detailhandel gevestigd moet worden in de bestaande winkelgebieden in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. De ladder voor duurzame verstedelijking is leidend bij de accommodatie van de ruimtevraag.
Toetsing
Het plan voorziet in een transformatie van een maatschappelijke functie naar wonen, detailhandel , dienstverlening en/of horeca in het winkelgebied. Het bieden van detailhandelsmogelijkheden in het centrum (winkelgebied) van De Lier past binnen het beleid van de provincie. In een benchmarkanalyse is het winkelaanbod in het centrum van De Lier vergeleken met het winkelaanbod in vergelijkbare centra (zie figuur 2.3) .Hieruit blijkt dat de omvang van het winkelaanbod in De Lier centrum achterblijft. Dit geeft een indicatieve ruimte voor een beperkte uitbreiding van detailhandel. ![]() Bron: Locatus, januari 2014 |
Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.
De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP 2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol.
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn.
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het regionaal structuurplan
De beoogde ontwikkeling voorziet in de doelstelling van de regio voor efficiënt ruimtegebruik. Door de beoogde herontwikkeling wordt naast het creëren van woonmilieu ook ruimte geboden aan detailhandel en horeca. Hiermee wordt voldaan aan de doelstelling om functiemenging in binnenstedelijke wijken en buurten na te streven. |
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040 (2013)
Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, het streven van de gemeente voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die de gemeente als meetlat gebruikt bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. De gemeente zet zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar ze naartoe wil. Op basis daarvan gaat de gemeente aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ze dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wro faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium 'alleen ga je sneller, samen kom je verder'.
Participatie
Deze visie gaat uit van participatieplanologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor de ruimtelijke ontwikkeling in het Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De Structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.
Ook bij dit project is sprake van een participatiemodel. De gemeente is eigendom van de gronden en het aanwezig vastgoed. Zij heeft ambities ten aanzien van de herontwikkeling geformuleerd en hiermee initiatiefnemers uitgenodigd. Dit bestemmingsplan zal samen met de privaatrechtelijke documenten de basis zijn waarop de gemeente de ontwikkeling toetst aan haar ambities.
Wonen
Ten aanzien van het wonen geeft de Structuurvisie het volgende aan.
Woningbehoefte
De ambitie is om voldoende woningen te bouwen voor de autonome woningbehoefte van de Westlandse bevolking en voor de behoefte van woningzoekenden die economisch verbonden zijn met de Greenport.
Door een veranderde economische tijd stuurt de gemeente op een toekomstige woningvoorraad die aansluit bij de demografische ontwikkeling. Door de vergrijzing en lichte vergroening betekent dat meer aandacht voor goede huisvesting van ouderen, starters en jonge gezinnen. Doelstelling is om een bouwprogramma te realiseren dat is afgestemd op de woningbehoefte van de Greenport Westland, zowel kwantitatief als kwalitatief.
Het is de ambitie van de gemeente om 30% van de nieuw te realiseren woningen binnen de bestaande woonkernen te realiseren. Op deze manier moet het voorzieningenniveau in de kernen op peil blijven en wordt de druk op het duurzaam glastuinbouwgebied zo beperkt mogelijk gehouden.
Bij de verschillende inbreidingslocaties moet een goede afweging worden gemaakt tussen de woningbehoefte en de leefbaarheid. Inbreiding blijft prioriteit hebben bij woningbouwontwikkeling, daarna volgt revitalisering (opknappen, herontwikkeling oude woonwijken). Bij inbreiding wordt, rekening houdend met het karakter en de schaal van de omgeving, gezocht naar intensievere bouwmogelijkheden.
Woningdifferentiatie
Niet alleen de kwantitatieve woningbouwbehoefte is van belang, ook de kwalitatieve. Verschillende doelgroepen moeten in hun (specifieke) behoefte worden voorzien. Daarnaast vindt de gemeente het van belang dat bewoners binnen Westland een wooncarrière op kunnen bouwen. Om een goede woningdifferentiatie mogelijk te maken stuurt de gemeente hierop met haar woonvisie.
Kwalitatieve woningbehoefte
Een goede bevolkingsopbouw is van belang voor de welvaart en het welzijn van de gemeente. Daarbij past een gedifferentieerd woningaanbod. Rekening houdend met de vergrijzing en vergroening waar Westland mee te maken krijgt is er bij de toekomstige woningbouwopgave vooral een opgave om woningen te realiseren voor senioren, starters en jonge gezinnen.
Kwantitatieve woningbehoefte
Westland wil woningen realiseren voor de autonome groei van Westland plus economisch gebonden mensen aan de Greenport Westland.
De globale richtlijn is een autonome groei van 500 à 600 personen per jaar (geboorte minus sterfte). Om dit mogelijk te maken is ruimte nodig voor 250 à 300 woningen. Daar bovenop heeft Westland de ambitie om 50 woningen te realiseren voor mensen met een economische binding met de Greenport Westland. Daarom stelt Westland zichzelf een minimale woningbouwopgave van 300 à 350 woningen per jaar. Daarmee kan in de ambitie worden voorzien om de autonome groei van Westland plus jaarlijks 50 economisch gebonden woningzoekenden te huisvesten. Uitgaand van de ambitie kan de gemeente ruimtelijk voorzien in de woningbehoefte tot ongeveer 2030.
Het plangebied valt niet onder een locatie die is aangemerkt als een grote woningbouwlocatie.
Economie in de kernen
De detailhandel en horeca in Westland is onderscheidend ten opzichte van andere omliggende gemeenten, door het dorpse karakter en de verbondenheid met het glastuinbouwcluster. In de verschillende kernen moet er detailhandel en horeca zijn die past bij de omvang van de kern. Hoe groter de kern, hoe meer er verwacht kan worden van het detailhandels- en horeca-aanbod. Binnen de bestaande winkelgebieden is voldoende ruimte over voor eventuele uitbreidingen. Voor de levensvatbaarheid van de detailhandel en horeca is concentratie van belang. De bestaande contouren van de winkelgebieden worden daarom niet uitgebreid of verplaatst: hierbinnen bestaan voldoende mogelijkheden om ervoor te zorgen dat de massa van de detailhandel en horeca groot genoeg is om als centrumgebied aantrekkelijk te zijn.
De detailhandel in Westland houdt de gemeente centraal in de kernen. Dit betekent geen uitbreiding van winkelstrips aan de rand van kernen of in het glastuinbouwgebied. De gemeente streeft ernaar dat in alle verschillende kernen (basis)detailhandel behouden blijft, uitgezonderd Ter Heijde en Heenweg.
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de Structuurvisie
De beoogde ontwikkeling van woningen is in overeenstemming met de Structuurvisie. Het betreft een ontwikkeling die past binnen de gemeentelijke ambitie waarbij de gemeente voor de uitvoering een partner heeft gezocht. Het woningbouwprogramma van Westland is bedoeld voor lokale behoefte en past binnen de Woningbehoefteraming van de Provincie (WBR2010). Door de flexibele opzet van het bestemmingsplan kan het woningbouwprogramma optimaal afgestemd worden voor de behoefte. De realisatie van detailhandel en horeca draagt daarnaast bij aan de gemeentelijke doelstelling om deze voorzieningen te behouden in het centrumgebied van de kern De Lier. |
Woonvisie Westland 2020 (2008)
Wonen in de gemeente Westland is wonen met een bijzonder karakter; nabijheid van steden, water en groen zorgen voor hoogwaardige voorzieningen en recreatieve waarden. De gemeente Westland bestaat uit 11 kernen die onderling van elkaar verschillen: woongebieden met een sterk dorps karakter, maar ook woongebieden die door ligging en dichtheid een meer stedelijke sfeer uitademen. Deze diversiteit is een belangrijke kwaliteit en dient behouden te blijven. Toch is de woningmarkt ook gespannen. Een deel van de huishoudens wil een volgende stap in de wooncarrière maken (doorstromen) of de woningmarkt betreden (starten) en de huishoudensamenstelling (vergrijzing, huishoudenverdunning, economische trends) zal veranderen. Ook deze ontwikkelingen hebben zijn weerslag op de woningvraag. Om de diversiteit te behouden en te versterken dienen de kansen en keuzemogelijkheden op de woningmarkt te worden vergroot door:
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de Woonvisie De Lier kent een hoge 'kernbinding', waardoor inwoners (senioren die willen verhuizen naar een levensloopbestendige woning of starters) graag in hun kern willen blijven wonen. Het plan voorziet in deze (lokale) behoefte en betreft een inbreiding. Dit past in de geldende ruimtelijke kaders. De Lier kent een tekort aan appartementen (zowel met als zonder lift) en seniorenwoningen. Het plan wordt gebouwd met een 'dorps karakter' aansluitend op de bestaande (dorps)structuur. In Haaglanden is een tekort aan dorpse woonmilieus. De bouw van eengezinswoningen past eveneens binnen bouwen in een 'dorps karakter'. De eengezinswoningen zorgen voor doorstroming, doordat 'doorstarters' door kunnen stromen naar de woningen van dit project. Hierdoor komen starterswoningen vrij. |
Ruimtelijk ontwikkelingskader De Lier 2020
In de visie 'Ruimtelijk ontwikkelingskader De Lier 2020', die in juli 2009 is vastgesteld, is aan alle relevante sectorale beleidsuitgangspunten ruimtelijke vertaling gegeven voor de betrokken kern. Ook in verband hiermee is gekeken naar de typering van de kernen en de rol ten opzichte van elkaar.
De Lier is ontstaan langs historische wegen en waterlopen. De bebouwing kenmerkt zich door een compacte bebouwingsstructuur, afwisseling in bouwvorm en menging van functies. Om aan te sluiten bij het karakter van deze kern wordt de verdichting in deze kern compact gerealiseerd, waarbij op daarvoor geschikte locaties hoogbouw op beperkte en passende schaal kan worden ingezet.
In de SWOT-analyse van de visie staat verwoord dat De Lier dient te groeien in aantal woningen om de voorzieningen in het dorp op peil te houden. Hiertoe zal er vooral voor jonge gezinnen extra moeten worden gebouwd. De as Hoofdstraat-Lierweg is de centrale straat in de woonservicezone De Lier. De detailhandel in het centrum van het dorp zal qua ligging compact moeten worden aan de Hoofdstraat tussen het Rankplein en de Kerklaan. De belangrijkste wegen worden beter herkenbaar gemaakt door plaatsing van voorzieningen en hogere of markantere bebouwing. De ligging tussen groene gebieden als Zwethzone, Blakervaart en Midden-Delfland wordt benut door meerdere verbindingen tussen de kern en dit groen in de omgeving te maken. Het versterken van het centrum en de Sportlaan vindt plaats door het realiseren van een beter herkenbare structuur met voorzieningen, woningen en een herkenbare openbare ruimte. Aan de N223 komen parallelwegen om het lokale verkeer van het doorgaande verkeer te scheiden. De voorzieningen worden geconcentreerd op 3 locaties, de Sportlaan, het centrum en de Van Rijnstraat. Aan de sociale structuur zal in de Visie 'Vereniging van Dorpen' de nodige aandacht worden gegeven.
Centrumplan De Lier 2007-2012 (2007)
Het stedenbouwkundige plan voor het centrum van De Lier is een vervolg op een aantal eerder opgestelde plannen voor het centrumgebied. Het plan beoogt een kader te scheppen voor de ontwerpregels en de bebouwingsregels voor de verdere ontwikkeling van het centrum van De Lier. In het stedenbouwkundig plan zijn uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd, die dienen als toetsingskader voor alle ruimtelijke ontwikkelingen in het centrum. Deze integrale aanpak zal de ruimtelijke samenhang, structuur en kwaliteit verbeteren. Hierbij wordt rekening gehouden met de wensen van specifieke doelgroepen op de woningmarkt in De Lier, te weten starters en senioren.
Het uiteindelijk resultaat is een consistent, samenhangend stedenbouwkundig plan met een aantal nog nader uit te werken gebieden, zoals de locatie van het voormalige gemeentekantoor.
Een van de uitgangspunten is dat het functioneren van de Hoofdstraat wordt versterkt en de aantrekkelijkheid van het winkelen wordt verhoogd. Het winkelcentrum zal in de toekomst worden beperkt tot een gebied dat globaal loopt vanaf het voormalig gemeentehuis tot aan de Kerklaan. Uitlopers naar het westen (voornamelijk horeca) en naar het oosten (voornamelijk dienstverlening) vormen de introductie tot het kernwinkelapparaat.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in feite voor een gedeelte in de uitvoering van het centrumplan, zie ook paragraaf 2.3.
Beeldkwaliteitsplan karakteristiek gebied De Lier (2011)
In dit beeldkwaliteitsplan is één gebied aangewezen dat vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien een bijzondere ruimtelijke kwaliteit heeft. Voor dit gebied is het beeldkwaliteitsplan opgesteld, zodat bij eventuele herbouw de beeldkwaliteit gewaarborgd is. Het betreft het gebied rond de Hoofdstraat tussen de Sportlaan en de Kerklaan (zie figuur 2.3).
Figuur 2.3 Karakteristiek waardevol gebied (bron: beeldkwaliteitsplan)
Bij de uitwerking van het plan dient rekening te worden gehouden met het beeldkwaliteitsplan. In het kader van de welstand zal hierop getoetst worden.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015
Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven.
Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering).
In het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen de parkeernormen uit het Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015 van toepassing zijn op het plan.
Milieubeleidsplan 2005-2010 'Westland, glashard voor het milieu'/Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 2011
De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.
Het milieubeleidsplan is door de raad in 2005 vastgesteld en heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'.
Het Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 2011 is een overgangsprogramma tussen het inmiddels aan het eind van zijn looptijd gekomen Milieubeleidsplan 2005-2010 en een te ontwikkelen 'Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid'. Het zal daarbij gaan om een concreet uitvoeringsprogramma, dat bijdraagt aan te formuleren gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen. Het MUP is een instrument om onder meer de uitvoering van de milieuambities te kunnen sturen.
Voor wat betreft het aspect ruimtegebruik is de milieustrategie gericht op de volgende doelstelling: 'Functiemenging waar het kan en functiescheiding waar het moet.' Deze en alle andere relevante milieuambities en uitgangspunten worden ingebracht in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het plangebied zijn geen locaties aanwezig van mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven.
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland
In deze Nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.
Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:
Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.
Met daarbij de volgende randvoorwaarden:
In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
Ruimtelijke structuur
omgeving plangebied
Het plangebied ligt ten zuiden van de Hoofdstraat in De Lier. Deze straat maakt deel uit van het kernlint. Aan de noordzijde en het middendeel van de zuidzijde staat nog veel authentieke bebouwing, veelal uitgevoerd in baksteen, waaronder rijksmonumenten zoals de Dom en de Timmerwerf. Aan de oost- en westzijde van de zuidkant van de straat staat meer moderne, grootschaliger bebouwing. Het lint verder wordt gekenmerkt door een aaneenschakeling van ruimtes bestaande uit plantsoentjes, pleintjes en verbredingen in de straat.
De zuidkant van het plangebied, rondom 't Perron, is anders van karakter. Hier liggen bestaande grondgebonden woningen in een groene setting. Verder ligt hier het recent gerealiseerde appartementencomplex Amaliahove. Dit zorgcentrum telt vier bouwlagen en wijkt af van de kleinschalige structuur. Verder naar het zuiden ligt de Burgemeester Crezeelaan. Deze provinciale weg heeft een regionaal karakter en heeft daardoor een ruim profiel. Door beplanting wordt het zicht op deze weg ontnomen.
plangebied
Het plangebied is gelegen aan de zuidelijke zijde van de Hoofdstraat. In de bestaande situatie staat hier de bebouwing van het voormalige gemeentehuis van De Lier rondom een plein. Achter de bebouwing ligt een parkeerterrein. De bebouwing betreft een ensemble van drie gebouwen die worden gekoppeld door bouwvolumes van 1 bouwlaag. Het eerste gebouw betreft de voormalige raadzaal. Deze ligt aan de westzijde van het plein. Dit volume bestaat uit 1 bouwlaag en is plat afgedekt. Aan de zuidzijde van het plein staat de kantoorvleugel, die twee lagen telt en ook plat is afgedekt. Hierachter ligt een later toegevoegde vleugel die ook is opgebouwd uit twee lagen. Verder ligt achter deze vleugel het parkeerterrein. Een derde gebouw, het voormalige politiebureau, maakt ook deel uit van dit ensemble maar valt buiten het plangebied. Dit gebouw aan de oostzijde van het plein maakt deel uit van het bebouwingslint aan de Hoogstraat. Het is opgebouwd uit twee bouwlagen en heeft een kap.
De bebouwing in het plangebied is moderner en grootschalig van karakter. Het wijkt daarmee af van de bebouwing in het kernlint maar vormt een overgang naar de grotere schaal ten zuiden van het planngebied. Door echter te werken met verschillende gekoppelde bouwvolumes wordt toch aangesloten bij de kleinere schaal van het lint. Het gebruikte materiaal van de bestaande bebouwing, grintbeton, wijkt wel sterkt af.
Door het pleintje in het plangebied wordt de rooilijn van het lint plaatselijk doorbroken. Om de rooilijn van het bebouwingslint voort te zetten zijn hier platanen geplant. Hiermee wordt het zicht op het plein, dat verder wordt gebruikt voor parkeren, enigszins ontnomen en wordt de bebouwingslijn versterkt. De bebouwing rondom dit plein is met name op dit plein gericht. Het vormt een achterzijde naar 't Perron. Daarmee heeft dit gebied een minder onpersoonlijk karakter.
In onderstaande figuur is een impressie van de bestaande situatie weergegeven.
Figuur 2.4 Impressie plangebied (bron: GoogleMaps)
Functionele structuur
De bestaande gebouwen zijn niet meer als zodanig in gebruik. Enkele creatieve beginnende ondernemers hebben in 2013 tijdelijk hun intrek genomen in het voormalige gemeentehuis dat door een leegstandbeheerder verhuurd wordt.
Asbest
Door JABOR Advies B.V. is een volledige asbestinventarisatie opgesteld met een bijbehorende risicobeoordeling ten behoeve van sloop en verbouw voor het voormalige gemeentehuis (zie Bijlage 4). Hieruit blijkt dat er in het voormalige gemeentehuis asbest aanwezig is, hierbij is het noodzakelijk dat deze op een verantwoorde wijze verwijderd wordt. Niet alle asbest kan van binnenuit verwijderd worden, daarom is het noodzakelijk om deze ten tijden van de sloop met behulp van een kraan ten verwijderen. De gemeente is verplicht tot een aanvullende Type-B inventarisatie van de constructie. Het aanvullende onderzoek dient voorafgaand of tijdens de bouwkundige sloop, eventueel in samenwerking met een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf, te worden uitgevoerd.
Inleiding
Het Centrumplan De Lier 2007-2012, dat in 2007 door de raad is vastgesteld, gaat onder meer in op een aantal (toen nog) toekomstige ontwikkelingen in het kernwinkelgebied van De Lier1. Hieronder valt ook de herontwikkeling van de gemeentehuislocatie/locatie politiebureau. Er is destijds vooruitgelopen op centralisatie van de politiediensten in een pand in Naaldwijk. Dit is inmiddels gebeurd. Ook was destijds al sprake van centrale huisvesting van het gemeentelijk apparaat, inclusief bestuur en politiek. Inmiddels heeft het voormalige gemeentehuis in De Lier zijn oorspronkelijke maatschappelijke functie verloren. De ambtenaren die er werkten zijn verhuisd en het gebouw is tijdelijk in gebruik ter voorkoming van kraak en vandalisme. Daardoor is het gemeentehuis samen met het pand van het voormalige politiebureau beschikbaar voor herontwikkeling.
Het Centrumplan De Lier 2007-2012 wijst de locatie van het voormalige gemeentehuis aan als zogeheten zoeklocatie voor woningbouw met de mogelijkheid om wonen te combineren met andere functies. Er is destijds een voorlopig programma van eisen opgesteld, met daarin wonen en detailhandel. In een later stadium wordt het definitieve pve geformuleerd. De niet-woonfuncties zijn op het niveau van het maaiveld gedacht, de woonfunctie (appartementen) daar boven. Deze opzet sluit aan bij de omringende stedenbouwkundige structuur die ook voornamelijk bestaat uit detailhandel, zorg, horeca en dienstverlening op maaiveldniveau en wonen op de verdieping.
Om het winkelcentrum ook in de toekomst goed te kunnen laten functioneren is het gewenst de detailhandel te concentreren in het gedeelte dat globaal begrensd wordt door Het Perron in het westen en de Oranjestraat in het oosten. De inzet is om de tweeledige functie van het winkelcentrum (boodschappen doen en winkelen) te behouden en te versterken en de ruimtelijke kwaliteit op te waarderen.
Kernwinkelgebied
Het is van belang voor het voortbestaan om de omvang van het kernwinkelapparaat te beperken tot een gebied dat globaal begrensd wordt door de locatie gemeentehuis en de Oranjestraat. Het bijzondere van de opbouw van de publieksfuncties in de Hoofdstraat is, dat er een relatief gering aantal formuleketen vestigingen2 zijn te vinden en des te meer lokale ondernemers. Dat is de kracht en de charme van het kernwinkelapparaat, maar tegelijkertijd ook de achilleshiel. Toch houden deze lokale ondernemers het al decennia lang vol en blijft de Lierse bevolking hen trouw.
Op figuur 2.5 is met een rode stippellijn omkaderd het beoogde kernwinkelgebied weergegeven, zoals opgenomen in het Centrumplan De Lier. Hierin is (een deel van) de locatie van het gemeentehuis donkergeel omkaderd weergegeven, namelijk dat gedeelte dat in het kernwinkelgebied ligt. Goed te zien is, dat toen al een visie bestond op de reikwijdte van het kernwinkelgebied in de Hoofdstraat. De west- en de oostzijde vormen (nog steeds) de belangrijkste entreegebieden tot het kernwinkelgebied. Er bestaat de stedenbouwkundige wens om deze entreegebieden goed, aantrekkelijk en wervend te laten zijn, dus niet alleen goed vormgegeven, maar ook aantrekkelijke en wervend ingevuld. Het plein dat de entree vormde tot het gemeentehuis speelt bij de ruimtelijke kwaliteit een belangrijke rol. Dit plein met daarop een bestaand ensemble van dicht opeen staande bomen komt in de nieuwe opzet terug en vormt de aanleiding tot allerlei activiteiten die bijdragen aan de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het centrum. Deze activiteiten zijn ondersteunend aan de nabij gevestigde functies.
Figuur 2.5 Uitsnede Centrumplan De Lier
Gemeentehuislocatie
Verschillende marktpartijen hebben hun interesse getoond in de herontwikkeling van de gemeentehuislocatie. De inzet was en is een ontwikkeling die het centrum en het kernwinkelgebied een kwaliteitsimpuls geeft en past binnen dorpse karakter dat De Lier ter plekke kenmerkt. De herontwikkeling moet tevens inspelen op de woonvraag van met name ouderen in de kern. Behalve dat ingezet wordt op wonen, wordt aan de Hoofdstraat ruimte gecreëerd voor een mix van publieksfuncties, die in combinatie met het plein en de woonfunctie voor een aantrekkelijk verblijfsklimaat aan de Hoofdstraat moet zorgen. Het voorliggende bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor wonen, detailhandel, dienstverlening en horeca. De huidige financieel-economische situatie is niet van dien aard, dat mag worden aangenomen, dat de commerciële ruimten alle direct zullen worden gevuld. De verwachting is wel dat gedurende de geldigheidstermijn van dit nieuwe bestemmingsplan (tien jaar) het investeringsklimaat zal verbeteren en dat ondernemers zich ook hier zullen vestigen.
Woningdifferentiatie
Ingezet wordt in principe op 30% sociale woningbouw. In De Lier is wat, wat betreft woningaanbod, een tekort aan woningen in de volgende prijsklassen (prijspeil 2014):
Indien er aantoonbare vraag is naar 12 appartementen in het “bereikbare” segment (prijsklasse zoals hierboven vermeld), dan is het mogelijk om de 12 appartementen te realiseren in het “bereikbare” in plaats van het “sociale” segment.
Voor het omzetten van woningen van het “sociale” naar “bereikbare” segment in centrumplan De Lier gelden de volgende voorwaarden:
Ingezet wordt op het realiseren van een zorgvoorziening in de plint. Indien echter voor oplevering van het project geen zorginstelling zich heeft hiervoor aangemeld, dan is de ontwikkelaar vrij om de (commerciële) ruimte in de plint te verkopen aan een marktpartij, niet zijnde een zorginstelling.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Stedenbouwkundig uitgangspunt is om het plein te behouden. Verder is het uitgangspunt om de bebouwing in het bebouwingslint een gemengde functie te geven en daarmee bij te dragen aan de attractiviteit van het lint. De te realiseren bebouwing langs de Hoofdstraat krijgt daarom een gemengde bestemming (Centrum). Hierbinnen is detailhandel, dienstverlening en/of horeca op maaiveld en daarboven appartementen mogelijk.
In de rest van het plangebied zijn grondgebonden woningen voorzien. Uitgangspunt is een programma met uitsluitend aaneengebouwde woningen. Eventueel worden ook woningen in gestapelde vorm gerealiseerd. In tegenstelling tot de bestaande situatie wordt de mogelijkheid geboden om ook aan 't Perron een gevellijn te realiseren. Hiermee wordt ook beoogd om dit gebied te verlevendigen.
Omdat nog niet geheel duidelijk is hoe het daadwerkelijke programma ingevuld gaat worden, is een flexibel bestemmingsplan noodzakelijk.
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer
Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Hoofdstraat en 't Perron. De Hoofdstraat geeft verbinding met de Sportlaan en de Michiel A. de Ruyterstraat. Beide wegen geven aansluiting op de N223. Ten oosten van het plangebied is de Hoofdstraat alleen geschikt voor 1 richtingsverkeer (in oostelijke richting). 't Perron geeft via de Hoofdstraat eveneens verbinding met de Sportlaan.
Op zowel de Hoofdstraat als 't Perron vind een gemende afwikkeling van het verkeer plaats. Dit is conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig. In de nabijheid van het plangebied zijn langs de Sportlaan bushaltes gelegen. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen van Delft en Naaldwijk.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
Binnen de bestemming Centrum worden detailhandel, dienstverlening en/of horeca en appartementen mogelijk gemaakt. Gezien de oppervlakte van de bestemming is aangenomen dat hier maximaal 12 appartementen gerealiseerd kunnen worden. In de huidige situatie zijn binnen het plangebied het gemeentehuis en het politiebureau gevestigd. Aangenomen kan worden dat de verkeersgeneratie van de verschillende functies nagenoeg gelijk is aan de bestaande verkeersaantrekkende werking.
Verder kunnen binnen de bestemming Wonen nog woningen worden gerealiseerd. Deze woningen zorgen dan nog voor extra verkeer van en naar het gebied. Gezien de oppervlakte van de bestemming is aangenomen dat hier maximaal 30 woningen gerealiseerd kunnen worden. Uitgaande van 30 woningen en een kencijfer van ca. 8 mvt/etmaal (publicatie 317, CROW) bedraagt de verkeersgeneratie ca. 240 mvt/etmaal. Dit geringe aandeel extra verkeer zal niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Parkeren
Binnen het exploitatiegebied zijn geen parkeerplaatsen toegerekend aan andere centrumvoorzieningen. De huidige parkeerplaatsen in dit gebied zijn toegerekend aan het gemeentekantoor en het politiebureau. De nieuwe bestemming dient te voldoen aan de gemeentelijke parkeernorm binnen het exploitatiegebied.
In de planregels is opgenomen dat voldoende parkeerplaatsen binnen het plangebied gerealiseerd moeten worden in overeenstemming met het Westlands Verkeer en Vervoer plan (WVVP).
Conclusie
De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkelingen leiden niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Ten aanzien van parkeren dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig te zijn om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. Het aspect verkeer staat de realisatie van de verschillende functies niet in de weg.
Toetsingskader
De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:
Onderzoek archeologie
In 2003 is een bureauonderzoek met controleboringen uitgevoerd in het plangebied (zie Bijlage 2). Hieruit is gebleken dat het plangebied een lage verwachting heeft. Bovendien geldt voor de Late Middeleeuwen dat de verstoring van de bodem een mindere kwaliteit van de hoger gelegen grondsporen betekent dat er in de verdere vormgeving van het plangebied geen rekening behoeft te
worden gehouden met archeologische waarden. Wel is het aanbevelenswaardig om in de fase dat er bouwputten worden gegraven, archeologische waarnemingen te laten uitvoeren. Deze controle dient om te bezien of de argumenten en getrokken conclusies van het bureauonderzoek en het uitgevoerde booronderzoek juist zijn gebleken, of dat methode en strategie moeten worden bijgesteld.
Onderzoek cultuurhistorie
In het plangebied is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek
In de omgeving van het plangebied zijn naast woningen andere functies aanwezig zoals detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en horeca. Functiemenging is in dit geval wenselijk gezien het feit dat het een centrumgebied betreft. Binnen het plangebied worden woningen in combinatie met detailhandel, dienstverlening en/of horeca mogelijk gemaakt.
De bedrijvigheid rondom het plangebied betreft bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie B1. Dergelijke bedrijven zijn dermate kleinschalig qua omvang en activiteit dat woningen naast de betreffende inrichtingen acceptabel zijn. De realisatie van de woningen binnen het plangebied vormt daardoor geen belemmering.
De te realiseren detailhandel is vergelijkbaar met bedrijvigheid tot en met milieucategorie B1, en derhalve direct naast woningen realiseerbaar. De realisatie van detailhandel vormt dan ook geen belemmering voor de woningen in de omgeving. De te realiseren bedrijvigheid wordt niet belemmert in haar bedrijfsvoering door de realisatie van de woningen.
Conclusie
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de te realiseren woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De bedrijven worden ook niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Tevens wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en omliggende functies geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Resultaten verkennend onderzoek
In verband met de functiewijziging is een bodemonderzoek noodzakelijk. Door Search b.v. is een bodemonderzoek opgesteld op 17 januari 2014 met kenmerk: 25.13.00434.1 (zie Bijlage 3).
Hieruit blijkt dat De bovengrond bestaande uit matig fijn zand licht verontreinigd is met kwik, lood, zink, cadmium en PCB. De bovengrond bestaande uit mineraalarm veen is ter plaatse sterk verontreinigd met cadmium, koper, nikkel, lood en zink en licht verontreinigd zijn met kobalt, molybdeen en kwik. De bovengrond ter plaatse is matig verontreinigd met zink en licht verontreinigd met cadmium, kwik, lood, molybdeen en nikkel. De bovengrond is op bepaalde locaties tevens licht verontreinigd met kwik.
De ondergrond is licht verontreinigd met kwik en zink.
Het grondwater is licht verontreinigd met barium.
Ter plaatse is een puinverharding waargenomen die formeel gezien verdacht is op de
aanwezigheid van asbest. Het bepalen van de noodzaak tot uitvoering van een asbest in grond
onderzoek ligt bij bevoegd gezag. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de opgestelde hypothese “niet verdachte locatie” niet juist is.
Resultaten verkennend en nader bodemonderzoek
Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek is nader bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 8. Aanleiding voor het uitvoeren van het nader bodemonderzoek is de aangetroffen sterke verontreiniging met zink en lood en de matige verontreiniging met nikkel in de ondergrond (0,7 - 1,0 m-mv). Daarnaast is op de locatie 't Perron 2 verkennend onderzoek uitgevoerd omdat deze ten tijde van het eerdere verkennend onderzoek niet onderzocht is.
Uit de analyseresultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat in de zintuiglijk schone bovengrond lichte verontreinigingen met cadmium, kwik, zink en PCB zijn aangetroffen.
In zowel de zintuiglijk schone ondergrond als de puin- en baksteenhoudende ondergrond zijn geen
verontreinigingen gemeten. Het grondwater bevat licht verhoogde gehalten aan barium, nikkel, zink, naftaleen en tetrachlooretheen.
Uit het nader onderzoek blijkt dat de grond ter plaatse van de kern van de verontreiniging (boring 103) is van 0,7 tot 1,0 m-mv sterk verontreinigd is met zink en van 0,7 tot 1,5 m-mv sterk verontreinigd met lood. De bodemlaag onder de verontreiniging is matig verontreinigd met zink en licht verontreinigd met cadmium, koper, kwik en lood.
Door middel van afperkende boringen is de verontreiniging met zink en lood volledig in kaart gebracht.
De omvang van de verontreiniging met zink en lood wordt geschat op circa 51 m3.
In het grondwater zijn maximaal lichte verontreinigingen met barium, naftaleen en tetrachlooretheen
aangetroffen.
Opgemerkt dient te worden dat de verontreiniging perceelsoverschrijdend is. De omvang van de verontreiniging binnen de perceelsgrenzen wordt geschat op circa 40 m3.
Uit de risicobeoordeling blijkt dat er geen humane, ecologische en verspreidingsrisico’s zijn. De locatie hoeft niet met spoed gesaneerd te worden.
In verband met de herontwikkeling op de locatie wordt rekening gehouden met de sterk verontreinigde grond. De saneringswerkzaamheden worden door middel van een BUS-melding gemeld bij het bevoegd gezag. Hiermee is de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoende inzichtelijk gemaakt. De bodemkwaliteit levert met inachtneming van het bovenstaande geen belemmering op voor de beoogde functiewijziging.
Conclusie
Aan de hand van de resultaten van het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het plan niet weg de staat.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit bebouwing en verharding en wat struiken.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in de sloop van de bebouwing en nieuwbouw voor detailhandel en grondgebonden woningen. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Beleid en normstelling
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de Provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS of in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep in de kern van De Lier.
Figuur 3.1 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde natuurgebieden
(bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
In het plangebied is een quickscan en nader onderzoek uitgevoerd. De rapportages zijn opgenomen in Bijlage 5 en Bijlage 11. Hieronder zijn de conclusies van de onderzoeken opgenomen.
In het plangebied komen algemene broedvogels voor. Tijdens het veldbezoek zijn heggemus en merel vastgesteld. De bebouwing is ongeschikt voor broedvogels met vaste nesten. De bebouwing kan wel verblijfplaatsen bieden aan zwaar beschermde vleermuizen. Mogelijk dat ook vaste vliegroutes aanwezig zijn. Het plangebied heeft geen functie als primair foerageergebied en is geen onderdeel van een vaste migratieroute.
Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde vaatplanten, vissen, amfibieën, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
Het bestemmingsplan voorziet in sloop en nieuwbouw. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Conclusie
De ontwikkeling is niet van invloed op beschermde natuurgebieden. Op grond van de quicksan en het nader onderzoek worden effecten op matig en zwaar beschermde soorten uitgesloten. De realisatie en uitvoering van het plan is niet in strijd met het gestelde binnen de Flora- en faunawet.
Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Conform de gegevens van de risicokaart blijkt dat in nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Risicovolle inrichtingen vormen dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
De Burgemeester Crezeelaan (N223) ligt ongeveer 30 meter ten zuiden van dit plangebied. Over deze weg worden brandbare vloeistoffen en giftige vloeistoffen vervoerd. Het invloedsgebied van deze weg bedraagt daarmee 45 meter (brandbare vloeistoffen) en 880 meter (giftige vloeistoffen). Het gehele plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Burgemeester Crezeelaan (N223) voor het transport van giftige vloeistoffen. Een klein deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het transport van brandbare vloeistoffen.
De Burgemeester Crezeelaan (N223) heeft geen plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10-6 per jaar (PR10-6) en vormt zodoende geen belemmering voor het plangebied. Door de ontwikkelingen wordt verwacht dat deze (beperkt) zal veranderen. Het groepsrisico zal naar verwachting de oriëntatiewaarde niet overschrijden.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van horeca-activiteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen horeca-activiteiten als milieubelastende functie en gevoelige functies mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering voor horeca-activiteiten. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten zijn de horeca-activiteiten gerangschikt naar mate van potentiële milieubelasting. De Staat van Horeca-activiteiten is weergegeven in Voor een nadere toelichting op deze Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar van de toelichting.
Onderzoek
In het plangebied worden ter plaatse van de horecabestemming, gelet op de kenmerken van het gebied, horeca-activiteiten tot en met categorie 1 toegestaan. Dit betreffen lichte horeca-activiteiten die voornamelijk in de dag of avondperiode geopend kunnen zijn en die daardoor weinig tot geen hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken.
Conclusie
Het aspect milieuzonering horeca staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd en de aanwezige woningen zullen de horeca niet in het functioneren belemmeren.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en Conclusie
In de paragraaf externe veiligheid is reeds ingegaan op de in de omgeving aanwezige risicorelevante leiding. In het plangebied zijn naast deze leiding geen andere planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.1 weergegeven.
Tabel 3.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Wet milieubeheer
In paragraaf 3.1 is de extra verkeersgeneratie berekent. Ten gevolge van de nieuwe functies zal de verkeersgeneratie 240 motorvoertuigen per etmaal bedragen. Hierbij is uitgegaan van een vrachtverkeerpercentage van 1,0 %. Met behulp van de NIBM-tool is onderzoek gedaan of de verkeersgeneratie mogelijk een in betekende mate bijdrage levert aan de luchtkwaliteit. Uit dit onderzoek blijkt dat het extra verkeer niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Derhalve is nader onderzoek niet noodzakelijk. In figuur 3.2 is de NIBM-tool weergegeven.
Figuur 3.2: NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2012 als in 2020 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 3.3. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten per weg worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten.
Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2012 bedraagt 33,0 µg/m³ ten gevolge van de Burgemeester van Doornlaan N223 , voor fijnstof bedraagt dit maximaal 21,4 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 10 dagen.
Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2020 bedraagt 22,8 µg/m³ ten gevolge van de Burgemeester van Doornlaan N223 , voor fijnstof bedraagt dit maximaal 22,1 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 11 dagen. In figuur 3.3. is een overzicht van rekenpunten nabij de ontwikkeling weergegeven.
Figuur 3.3: rekenpunten nabij het plangebied
Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de beoogde ontwikkelingen het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan..
Toetsingskader
Er bestaan geen wettelijke normen en eisen ten aanzien van bezonning voor bebouwing. Wel bestaan er normen van TNO: een 'lichte' norm, die minimaal twee uur zon per dag (niet aansluitend vereist) in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober voorschrijft, en een 'strenge' norm, die drie uur zon per dag (niet aansluitend vereist) in de periode van 21 januari tot en met 22 november voorschrijft.
Onderzoek en conclusie
In het kader van de herontwikkeling die binnen het plangebied mogelijk wordt gemaakt is een bezonningsstudie uitgevoerd (zie Bijlage 7). Op basis van de bezonningsstudie worden de volgende conclusies getrokken:
Bij de verdere uitwerking van de bouwplannen wordt de bezonningsstudie betrokken.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland.
Ten slotte is in 2012 de nieuwe Handreiking Watertoets vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking bestaat uit een procesdeel en een inhoudelijk deel. In het procesdeel wordt ingegaan op het watertoetsproces voor ruimtelijke planvorming. Het inhoudelijk deel bevat de vertaling van het actuele beleid van Delfland in ruimtelijke zin.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied in de dorpskern De Lier te zuiden van de Hoofdstraat en ten noorden van 't Perron. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een voormalige politiebureau en een voormalig gemeentehuis met bijbehorend plein.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit lichte klei met een homogeen profiel. Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 meter onder het maaiveld betreft en de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert van 0,8 tot 1,2 meter onder het maaiveld.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is gelegen in boezemgebied. Hier wordt een peil gehanteerd van 0,43 m beneden NAP. Ten zuiden van het plangebied is secundair oppervlaktewater aanwezig, parallel aan de N223.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het initiatief betreft het vervangen van de bestaande bebouwing en de realisatie van een nieuwbouwprogramma. Het uitgangspunt is om het plein te behouden. De gronden direct langs de Hoofdstraat krijgen een gemengde bestemming, met een programma bestaande uit detailhandel, dienstverlening en/of horeca op maaiveld en daarboven appartementen. Daarachter zijn grondgebonden woningen voorzien. Uitgangspunt is een programma met uitsluitend aaneen gebouwde woningen. Mogelijk worden ook woningen in gestapelde vorm gerealiseerd.
Waterkwantiteit
De ontwikkeling betreft een functiewijziging van het gebied en de sloop/realisatie van gebouwen.
Conform de nieuwe Handreiking watertoets voor gemeenten van het Hoogheemraadschap Delfland (2012) geldt als richtlijn voor het watersysteem het 'standstill beginsel '. Dit betekent dat de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie mag leiden.
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een voormalig politiebureau, een voormalig gemeentehuis met een bijbehorend plein. De nieuwe ontwikkeling voorziet in de realisatie van detailhandel, dienstverlening en/of horeca op maaiveld en daarboven appartementen. Het verhard oppervlak zal ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan niet toenemen. Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk. Het hemelwater kan afgekoppeld worden op het oppervlaktewater ten zuiden van het plangebied.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Beoogde ontwikkeling
Binnen het plangebied De Lier Centrum worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Woningen zijn op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de N223, de Sportlaan, de Burgemeester van Doornlaan (parallel aan de N223) en de Burgemeester Crezeelaan. Akoestisch onderzoek is op grond van de Wgh noodzakelijk. Tevens zijn langs het plangebied de Hoofdstraat en 't Perron gelegen. Deze wegen hebben een maximumsnelheid van 30 km/h en zijn daardoor niet gezoneerd.
Onderzoek en conclusie
Het akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 6. Uit dit onderzoek blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de gezoneerde Burgemeester van Doornlaan en Burgemeester Crezeelaan sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Ten gevolge van het verkeer op de N223 en de Sportlaan is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Bekeken is welke maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren. Uit dit onderzoek blijkt dat de maatregelen om de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Sportlaan te reduceren niet mogelijk, gewenst en/of doelmatig zijn. De geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de N223 kan gereduceerd worden door het bestaande scherm te verhogen en te verlengen. Ook deze maatregel blijkt financieel niet doelmatig.
De gecumuleerde geluidsbelasting en het ontheffingsbeleid van de gemeente staan het verlenen van hogere waarden niet in de weg. Derhalve dienen hogere waarde te worden aangevraagd. Een en ander is vastgelegd in tabel 3.2.
Tabel 3.2 Ontheffingswaarden
ontwikkeling | Aantal woningen / appartementen | Ontheffingswaarde |
geluidsbron |
Bestemming Wonen | 20 | 59 dB | N223 |
Bestemming Centrum | 12 | 55 dB | N223 |
Bestemming Centrum | 2 | 49 dB | Sportlaan |
De verleende hogere waarden zullen in het kadaster worden vastgelegd.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader waarbinnen in dit plangebied de beoogde
nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Deze ontwikkeling is gericht op realisatie van
woningen en centrumvoorzieningen. Het plan is daarom ontwikkelingsgericht. Daarnaast houdt het plan rekening met de wisselende marktomstandigheden, waardoor er verschillende typen woningen mogelijk zijn (met afwijkingsbevoegdheid). Om die reden is de toegesneden juridische planvorm die van een flexibel eindplan.
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen.
Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.
Figuur 4.1 Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar het rode kruis is geplaatst
Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Hoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van voorkomende bouwaanduidingen in het plangebied zijn 'specifieke bouwaanduiding - balkons' en 'specifieke bouwaanduiding - arcade'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen. In het plangebied zijn maatvoeringsaanduidingen opgenomen voor de maximum goot- en bouwhoogte.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
De bestemmingsregels zijn van toepassing op de verschillende bestemmingen in het plangebied. Het gaat om de onderstaande bestemmingen.
Centrum (Artikel 3)
De bestemming 'Centrum' is toegekend aan de gronden langs de Hoofdstraat waar een gemengd programma gerealiseerd wordt. Op de begane grondlaag zijn de functies detailhandel en dienstverlening en horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Op de verdiepingen is uitsluitend het wonen mogelijk.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 4)
Het verblijfsgebied rondom de nieuwe bebouwing heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, fiets- en voetpaden.
Wonen (Artikel 5)
Hoofdgebouwen
Voor de toekomstige woningen is de bestemming 'Wonen' opgenomen. De woningen mogen in principe binnen het bestemmingslvak worden gebouwd, er zijn namelijk uit het oogpunt van flexibiliteit geen bouwvlakken opgenomen. In de bouwregels is verder opgenomen dat hoofdgebouwen uitsluitend aaneengebouwd gebouwd mogen worden en dat deze afgedekt moeten worden met een kap. Door middel van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kunnen woningen in gestapelde vorm worden toegestaan, mits voldaan wordt aan de afwijkingsregels. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing' mogen geen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd. Voor alle hoofdgebouwen is een maximale goot- en bouwhoogte of uitsluitend een maximum bouwhoogte opgenomen.
Erfbebouwing
De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen.
De regeling bevat bepalingen met betrekking tot de oppervlakte en de hoogte van de erfbebouwing.
Aan-huis-gebonden beroepen
Aan-huis-gebonden beroepen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 50 m² per woning.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel (Artikel 6)
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Bro (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels (Artikel 7)
In de algemene bouwregels zijn de regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen in het plangebied. Het gaat hier bijvoorbeeld om algemene hoogtematen, overschrijding van bouwgrenzen, ondergrondse bouwwerken, dakkapellen etc.
Algemene gebruiksregels (Artikel 8)
In dit artikel is een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wro (in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ingeval van geringe afwijkingen van de bouwregels.
Overige regels (Artikel 10)
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 11)
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Bro (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 12)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Handhaven op maat (1 februari 2011 door het college vastgesteld)
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet- en regelgeving - normstelling - vergunningverlening - uitvoering - toezicht - handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een belangrijke taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.
Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1. Bro, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, of doordat de gemeente zelf eigenaar is van bedoelde gronden.
In dit geval is de gemeente eigenaar van de gronden. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.
In het kader van het wettelijk overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners van de gemeente Westland:
De ingekomen reacties zijn samengevat in een Nota van beantwoording. Deze is opgenomen in Bijlage 9.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf vrijdag 11 juli 2014 tot en met donderdag 21 augustus 2014 terinzage gelegen. Er is 1 zienswijze ingediend. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de bijlage nota beantwoording zienswijze. Deze is opgenomen in Bijlage 10.