Plan: | Gantel de Baak fase 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.ONWGANTELDBKf3-VA01 |
Gantel de Baak is de ontwikkeling aan de Rijnsburgerweg te Naaldwijk. Fase 1 is volledig gerealiseerd.
Fase 2 betreft de verkoop van particuliere zelfbouwkavels. Deze kavels zijn gedeeltelijk verkocht en
bebouwd. Fase 3 ligt tussen deze twee plannen in en is het sluitstuk voor de ontwikkeling van Gantel de
Baak. De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van 39 woningen, gelegen aan het water.
Gantel de Baak is een relatief langgerekt plangebied tussen de Rijnsburgerweg en het water de Grote
Gantel. Via de Rijnsburgerweg wordt het gebied ontsloten aan de Zwartendijk. Fase 1 betreft 'De Haven'
waar vrijstaande woningen gerealiseerd zijn rondom een mandelige binnenhaven. Fase 2 bestaat uit
zelfbouwkavels. Deels zijn deze verkocht en gerealiseerd, deels zijn deze kavels nog in de verkoop. Fase
3 is ca. 3,2 ha groot, tussen kassencomplexen en bedrijfshallen. Fase 3 is het centrale eiland, het hart
van het plan. Ten zuiden van het plangebied ligt de Rijnsburgerweg.
Ligging plangebied
Voor het bestemmingsplan “Gantel de Baak fase 3” vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied" van de
voormalige gemeente Naaldwijk, vastgesteld op 10 februari 2000 en goedgekeurd door
Gedeputeerde Staten op 3 oktober 2000.
De gronden van het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als ”Agrarische doeleinden, Glastuinbouw". Op 15 april 2020 is voor het plangebied het ontwerp paraplubestemmingspan "Wonen Westland" ter inzage gelegd. In de bestaande situatie is in het plangebied een onbebouwd terrein aanwezig. In de nieuw te bestemmen situatie worden in het plangebied 27 kavels gerealiseerd voor in totaal maximaal 39 woningen. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is het nodig om de bestemming te wijzigen.
Het bestemmingsplan "Gantel de Baak fase 3" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland
Op 8 december 2020 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De Omgevingsvisie is breder dan alleen de fysieke leefomgeving; ook onderwerpen als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid moeten onderdeel uitmaken van de visie. De Omgevingsvisie geeft weer waar we met Westland naartoe willen en bindt de gemeente aan haar eigen voornemens en ambities.
De Omgevingsvisie werkt door in het (later nog op te stellen) omgevingsprogramma, waarin beleidsvoornemens en maatregelen staan die dienen om de doelen in de leefomgeving te bereiken. De Omgevingsvisie geeft ook richting aan het ontwikkelen van het omgevingsplan. Hierin worden de algemene regels en vergunningsplichten vastgelegd die bindend zijn voor burgers en bedrijven (bestemmingsplannen en verordeningen worden hiermee vervangen).
De belangrijkste opgave is het verhogen van de leefkwaliteit in Westland, waarbij het sociaal-maatschappelijke en economische belang van het tuinbouwcluster niet uit het oog wordt verloren. De oorspronkelijke structuren in het landschap moeten behouden blijven, net als de gemeenschapszin in de dorpen. Westland wil een groenere, gezonde en aantrekkelijke gemeente zijn. Met een people - planet - profit benadering, vindt vergroening plaats langs de belangrijke groene verbindingen en in de wijken, terwijl initiatiefnemers en ontwikkelaars worden gevraagd groeninclusief te ontwerpen en in te richten. Een klimaatbestendig beleid wordt doorgevoerd in ruimtelijke inrichting, nieuwbouw en verkeersmaatregelen. Bodemwarmte moet worden benut en er wordt aangesloten op warmtenetten in de regio. Betere bereikbaarheid en een toonaangevende rol op het gebied van kennis, innovatie en duurzaamheid in de Greenport blijven een belangrijke rol spelen.
De autonome groei van inwoners wordt geaccommodeerd door het invullen van de zachte plannen voor woningbouw in combinatie met inbreiding door bv. hoger te bouwen. De kwaliteit van de omgeving wordt verbeterd met een groen/blauwe inrichting (groene daken, beleefbaar groen en waterberging) om hittestress en wateroverlast tegen te gaan. Voor 2040 wordt één vierkante meter groen per huishouden extra gerealiseerd, voor nieuwbouwprojecten geldt een norm van 50 m2 verblijfsgroen per woning. Bij projectontwikkeling worden zoveel mogelijk de minimale eisen uit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen gehanteerd en is het uitgangspunt dat niet langer gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen. Het woningaanbod moet aansluiten uit bij de Westlandse behoeften en economisch verbondenen. Westland wil meer dan 8000 woningen realiseren, waarvan een grote opgave betaalbaar wonen. Er ligt ook een opgave voor de huisvesting van (tijdelijke) arbeidsmigranten.
Het duurzaam glastuinbouwgebied behoudt voldoende kritische massa om een innovatieve glastuinbouwgemeente te blijven, maar het toevoegen van beleefbaar groen mag ten koste gaan van glastuinbouw. De glastuinbouw produceert in de toekomst circulair, wordt energieneutraal en klimaatadaptief. Om de modernisering en herstructurering op gang te brengen moet er letterlijk ruimte worden gemaakt, bv. door het uitplaatsen van (bedrijfs)woningen naar de dorpen. Integrale gebiedsplannen moeten betaalbaar en met voldoende draagvlak gerealiseerd kunnen worden. Langs de kust is een strand dat uitblinkt in rust en ruimte met een goede balans tussen natuur en recreatie. Daarnaast wil Westland sluitende recreatieve netwerken creëren voor verschillende gebruiksgroepen d.m.v. robuuste groen-blauwe aders. Er wordt ingezet op een hoogwaardige OV verbinding tussen Den Haag en de Hoekse Lijn richting Delft.
Bepaalde bedrijventerreinen kunnen uitbreiden, in de kernen worden (compacte) kernwinkelgebieden aangewezen. Rond 2030 zijn grote ingrepen nodig om de infrastructuur op orde te houden (vrijliggend logistiek netwerk, ongelijkvloerse kruispunten), er komt een verkenning naar de mogelijkheden voor lightrail. Het fietsnetwerk binnen en van/naar Westland wordt verbeterd met o.a. metropolitane fietspaden. Vrachtverkeer krijgt wellicht hubs en goede doorstroming naar de A4/A20 blijft een belangrijk aandachtspunt.
Natuurgebieden (Natura 2000 en het Natuur Netwerk Nederland) moeten robuust, veerkrachtig, aaneengesloten en beleefbaar worden gemaakt. Voor 2030 zijn ontbrekende zones en schakels in ecologische verbindingen ingevuld, zodat de biodiversiteit bevorderd wordt. De waterkwaliteit moet worden verbeterd en er komt meer ruimte voor het vasthouden van water. Dit vraagt ook inspanningen van de glastuinbouw om meer circulair te worden, minder grondwater te onttrekken en water te bergen.
De toekomstkaart van Westland:
Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland
Op 10 december 2019 is de Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland vastgesteld door de gemeenteraad. Het gemeentelijk mobiliteitsbeleid was tot de vaststelling van deze Mobiliteitsvisie gebaseerd op het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005-2015 (WVVP) en de Structuurvisie Westland 2025. Veel van de in het WVVP opgenomen doelstellingen en uitvoeringsprogramma's zijn gerealiseerd, dan wel waren aan herziening toe. Na vaststelling van de Mobiliteitsvisie is het WVVP komen te vervallen.
Er komt steeds meer verkeer in Westland. Om ervoor te zorgen dat we nu en in de toekomst nog vlot tussen dorpen en van dorp naar steden kunnen reizen, maken we plannen en nemen we maatregelen. De volgende mobiliteitsdoelen zijn opgenomen in de Mobiliteitsvisie 2040:
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2022-2025
Op 7 februari 2022 hebben burgemeester en wethouders van Westland de Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2022-2025 bekend gemaakt. Deze strategie bevat de weergave van hoe de gemeente Westland haar uitvoerings- (vergunningen) en handhavingstaken (toezicht en handhaving) uitvoert en hoe de interpretatieruimte die de wetgeving wordt ingevuld. Er is alvast aangesloten bij de terminologie en begrippen uit de komende Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Naast de preventieve toets van het bouwplan aan de bouwregelgeving vooraf wordt ook het toezicht tijdens en na realisatie van de bouw vervangen door toezicht door private kwaliteitsborgers. Hierdoor verschuift het toezicht van de voorkant van het proces naar handhaving achteraf. In navolging van maatschappelijke ontwikkelingen is de bedoeling van de Omgevingswet dat initiatiefnemers meer ruimte krijgen voor initiatieven maar ook zelf meer verantwoordelijkheid hebben voor deze initiatieven. Gemeente Westland zal risicogestuurd aanvragen om een omgevingsvergunning vergunnen. Na vergunningverlening wordt toezicht gehouden op de naleving van de vergunnings- of ontheffingsvoorwaarden, terwijl continue toezicht wordt gehouden op de naleving van wet- en regelgeving als het omgevingsplan. Ook voor bouwtoezicht en handhaving geldt dat er risicogestuurd wordt gewerkt. Strijdig gebruik van bedrijfsterreinen geldt als een bestuurlijk speerpunt, zodat een overtreding met hoge prioriteit zal worden aangepakt.
De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten.
Woonvisie 2020-2030
De Woonvisie 2020-2030 is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2030 die is opgesteld in 2016 en vastgesteld door de raad in 2020. Met de actualisatie krijgt de gemeente de gelegenheid om integraal de afweging te maken voor welke doelgroep er gebouwd moet worden in Westland op basis van actuele gegevens. De visie vormt de basis voor nieuwe woningmarktafspraken met de regio Haaglanden, afspraken voor de huisvesting van arbeidsmigranten, zorginstellingen en de prestatieafspraken met de woningcorporaties.
Conclusies Woonvisie
De conclusies die uit de "Woonvisie 2020-2030" getrokken kunnen worden zijn:
Voor nieuwe bouwplannen geldt in beginsel de volgende verdeling in prijssegmenten: 45% dure/extra dure koop, 20% middeldure koop/huur, 5% goedkope koop, 30% sociale huur. Daarbij geldt een ambitie voor zorg- en ouderenwoningen en de huisvesting van arbeidsmigranten.
Voor Gantel de Baak is niet voorzien in de bouw van sociale woningen. Met de Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland is een exploitatieovereenkomst voor heel Gantel de Baak gesloten waarin niet is voorzien in de realisatie van sociale woningbouw. In de “Zevende partiële herziening Streekplan Zuid-Holland West (januari 2008)” is Gantel de Baak aangewezen als locatie waar woningbouw in lage dichtheid en gecombineerd met groen en water mogelijk is. Tevens is er een maximum voor fase 1, 2 en drie opgenomen van 90 woningen. In onderhavig plan is het uitgangspunt dat er 13 extra woningen worden gerealiseerd. Daarom is met de Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland afgesproken dat als gevolg van deze uitbreiding er in Waelpark (bestemmingsplan Waelpolder) 4 extra sociale woningen worden gerealiseerd.
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland
In deze Nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.
Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:
Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.
Met daarbij de volgende randvoorwaarden:
In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
Convenant klimaatadaptief bouwen Zuid-Holland (2018)
Nieuwbouwlocaties in Zuid-Holland worden zoveel mogelijk klimaatadaptief gebouwd, zodat ze bestand zijn tegen weersextremen als gevolg van klimaatverandering. Deze ambitie is vastgelegd in het convenant (overeenkomst) klimaatadaptief Bouwen. Dit is ondertekend door onder meer bouwbedrijven, gemeenten -waaronder Westland-, de provincie, waterschappen, maatschappelijke organisaties, financiers en projectontwikkelaars.
Klimaatverandering heeft grote impact op de leefomgeving en het aantal weersextremen neemt toe. Zuid-Holland staat voor een grote bouwopgave, tot 2025 zijn er in de provincie 100.000 nieuwe woningen nodig. Deze ontwikkelingen maken het van belang dat klimaatadaptief bouwen zo snel mogelijk de nieuwe norm wordt. Dit is concreet vertaald in het convenant klimaatadpatief bouwen in Zuid-Holland. Hierin zijn procesafspraken gemaakt gericht op het verminderen van de wateroverlast, hittestress, droogte en bodemdaling en het vergroten van de biodiversiteit. Het convenant is op 4 oktober 2018 van start gegaan. In de eerste fase van dit convenant is toegewerkt naar een minimaal programma van eisen voor nieuwbouw in relatie tot:
De gemeente Westland zal minimaal aan deze eisen voldoen en gebruikt daarmee het programma van minimale eisen uit het Convenant als uitgangspunt voor het realiseren van een klimaatadaptieve nieuwbouwwijk in Gantel de Baak fase 3.
Metropoolregio Den Haag-Rotterdam
In de metropoolregio Rotterdam Den Haag werken 23 gemeenten samen aan het verbeteren van de bereikbaarheid en het vernieuwen van de economie. Daarmee versterken ze onder meer de (internationale) concurrentiepositie van de regio. Met elkaar vormen deze 23 gemeenten het bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
Voor het overleg tussen de 23 gemeenten en het nemen van besluiten kent de MRDH de volgende besturen en commissies: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de bestuurscommissie Vervoersautoriteit (Va), de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat (EV) en de voorzitter. Met 23 gemeenten, 2,3 miljoen mensen, 1,2 miljoen banen met werk voor 13,5% van de Nederlanders en een bijdrage van 15% aan het BNP is de metropoolregio een regio die er toe doet. Voor een grootstedelijke regio waar het goed wonen, werken en recreëren is, heeft de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) zichzelf twee belangrijke ambities gesteld: het vernieuwen van economie en het verbeteren van de bereikbaarheid. Het Rijk gaf de Metropoolregio Rotterdam Den Haag de status van vervoerregio. En daarmee ook wettelijke taken rond verkeer en vervoer. Aan het begin van elke nieuwe bestuursperiode (elke vier jaar) stelt het bestuur een regionale strategische agenda vast, van waaruit de regionale vraagstukken worden opgepakt. De huidige strategische agenda loopt tot en met 2022.
Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit provinciale opgaven en belangen. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de provinciale verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Introductie op het omgevingsbeleid: de ruimtelijke hoofdstructuur
Zuid-Holland wil slim en schoon zijn. Klimaatverandering heeft in het laaggelegen deltagebied grote ruimtelijke, economische en sociale gevolgen. Als open economie is Zuid-Holland gevoelig voor gevolgen van globalisering. De segregatie neemt toe. De energie-intensieve economie heeft, zoals ook benoemd in het klimaatakkoord van Parijs, alleen toekomst als wordt overgegaan tot verduurzaming. De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving: naar een klimaatbestendige delta, naar een nieuwe economie (the next level), naar een levendige meerkernige metropool, energievernieuwing, best bereikbare provincie en gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Belangrijk om de ambities waar te kunnen maken zijn innovatieve oplossingen voor waterberging en het voorkomen van hittestress, de overstap van een fossiele naar een circulaire economie, het uitbreiden van warmtenetten, een forse woningopgave en de verduurzaming van woningen, vitale kernen, het aanpakken van verkeersknelpunten, het versterken van openbaar vervoer en gebruik van de fiets en de kwaliteit van de leefomgeving versterken door natuur, water, recreatie, cultureel erfgoed en economie in samenhang te bezien.
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie.
figuur 3: de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur (uitsnede Westland)
Gemeente Westland laat zich kenmerken door de glastuinbouw (Greenport Westland) omringd door kust, natuur en stedelijk groen met daarbinnen woonkernen en logistieke overslagpunten. Naaldwijk is als regiokern aangewezen. Wateringen behoort tot de stedelijke agglomeratie. Nabij de vestiging van Flora Holland is een kenniscentrum aangegeven.
Wat betreft mobiliteit is een (boven) regionale HOV-net busroute voorzien van Den Haag, via Naaldwijk naar Maassluis, alwaar op het HOV-net kan worden aangesloten richting Rotterdam. De greenport wordt benoemd als volwassen cluster dat tot de wereldtop behoort. Deze positie moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Er wordt gestreefd naar synergie van mainport Rotterdam en de greenports. De groene ruimte heeft intrinsieke waarde en het kustlandschap vormt mede de grondslag voor de identiteit van de bebouwde en groene ruimte. De provincie zet in op de groenblauwe structuur om groene kwaliteiten binnen en buiten stedelijk gebied te versterken en de samenhang tussen parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten.
Omgevingsverordening
Regels aangaande bestemmingsplannen bv. met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit, de ladder voor duurzame verstedelijking en voor ruimtelijke ontwikkelingen als stedelijke ontwikkelingen, kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouwgebied, infrastructuur, veiligheid, natuur en cultureel erfgoed zijn opgenomen in de Omgevingsverordening. De regels zijn van overeenkomstige toepassing op ruimtelijke initiatieven waarvoor een zogenaamde 'grote buitenplanse afwijking' wordt doorlopen. Op grond van de regels die zijn gesteld voor natuur, is voor Westland het volgende gebied aangewezen als ecologische verbindingen binnen het Natuurnetwerk Nederland:
figuur 4: uitsnede provinciale kaart Natuurnetwerk Nederland
De inhoud van de Omgevingsvisie is voor een groot deel leidend voor de inhoud van de Omgevingsverordening. In de verordening van Provinciale Staten van Zuid-Holland zijn de regels opgenomen die worden gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen, met als doel het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving.
Voor onderhavig bestemmingsplan wordt, vanwege de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan "Gantel de Baak fase 3" voor 1 januari 2024, uitgegaan van de provinciale instructieregels, zoals opgenomen in de geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Zuid-Holland d.d. 1 april 2023.
Ruimtelijke kwaliteit
Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Hoe groot die ruimtelijke impact is wordt in specifieke gevallen bepaald aan de hand van gebiedsprofielen en door onderscheid te maken in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie. Gelet op het uitgangspunt dat de ruimtelijke kwaliteit als gevolg van ontwikkeling per saldo niet afneemt, dient de toetsing aan ruimtelijke kwaliteit een integraal onderdeel te vormen van de planvorming en afweging.
De gemeente heeft overwogen dat de planlocatie Gantel de Baak fase 3 momenteel niet in gebruik is als glastuinbouwgebied. De keuze om Gantel de Baak fase 3 aan te wijzen als plangebied heeft te maken met diverse ruimtelijk-functionele aspecten. Er is gezocht naar een locatie waarbij de woningbouw op een ruimtelijk en verkeerskundige manier goed aansluit op het dorp en waarbij het aangrenzende glastuinbouwgebied logisch en efficiënt te verkavelen is. Om deze reden is Gantel de Baak dan ook op de 3ha kaart opgenomen (zie hieronder voor een uitleg). Gantel de Baak valt niet in een gebied waaraan een beschermingscategorie op grond van de provinciale Omgevingsverordening is verbonden. Het plan past binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Gantel de Baak is gesitueerd in een gebied waar al woningen (fase 1 en 2) en bedrijven aanwezig zijn. Tussen de glastuinbouw is een mix van oude en nieuwe woningbouw te herkennen. Het nieuwe woongebied zal goed worden ingepast in de bestaande omgeving. In de structuurvisie wordt dit gebied nog omschreven als een eiland-rijk midden gebied dat de schakel vormt tussen de oostzijde van Gantel de Baak en de Weszijde van het gebied. De oostzijde bestaat voornamelijk uit eilanden die aanhaken op de Rijnsburgerweg. Iedere eiland ligt zo rondom een centrale verkeersontsluiting. In het westelijk deel: de Binnenhaven staan de woningen naast elkaar rondom een langgerekte binnenhaven, waarbij de ontsluiting van de woningen aan de buitenzijde ligt. Om de schakel te vormen tussen de binnenhaven en de eilanden, wordt de bestaande rand gespiegeld. Langs de Gantel worden woningen met de achterzijde aan het water gepositioneerd. Hierdoor ervaren de toekomstige bewoners maximaal de aanwezigheid van de Gantel. De planstructuur die is opgebouwd aan de hand van groene en blauwe structuurelementen heeft rekening gehouden met de typerende historische en ruimtelijke waarden van het plangebied en de directe omgeving. Het groen wordt als een glooiend landschap aangelegd en ingevuld door o.a. een natuurlijke speeltuin aangelegd en een wadi die tevens dient als extra 'waterbuffermaatregel'. Daardoor gegenereerd het groen als toevoeging extra ruimtelijk kwaliteit en beleving voor het gebied. Hierdoor ontstaat aan de binnenzijde een afwisselend divers beeld, waar exclusief gewoond kan worden in het water in combinatie met varen en spelen in het groen.
Dichtheid en verscheidenheid in woningbouw, functiemenging en voldoende sociale woningbouw
Voor Gantel de Baak is niet voorzien in de bouw van sociale woningen. Met de Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland is een exploitatieovereenkomst voor heel Gantel de Baak gesloten waarin niet is voorzien in de realisatie van sociale woningbouw. In de “Zevende partiële herziening Streekplan Zuid-Holland West (januari 2008)” is Gantel de Baak aangewezen als locatie waar woningbouw in lage dichtheid en gecombineerd met groen en water mogelijk is. Tevens is er een maximum voor fase 1, 2 en drie opgenomen van 90 woningen. In onderhavig plan is het uitgangspunt dat er 13 extra woningen worden gerealiseerd. Daarom is met de Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland afgesproken dat als gevolg van deze uitbreiding er in Waelpark (bestemmingsplan Waelpolder) 4 extra sociale woningen worden gerealiseerd. Deze uitbreiding is opgenomen in het woningbouwprogramma voor de plannen tot en met 2030. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben ingestemd met het aangeleverde woningbouwprogramma voor de plannen tot en met 2030 voor de gemeente Westland. Gantel de Baak maakt onderdeel uit van het woningbouwprogramma.
Bereikbaarheid
De ontsluiting van het gebied wordt tot stand gebracht door de Rijnsburgerweg, die aansluit op de Zwartendijk. De Rijnsburgerweg heeft verder geen functie voor doorgaand verkeer. Daarnaast zijn er meerdere fietsverbindingen, naar Monster en 's-Gravenzande en is het gebied goed aangesloten op het vaarnetwerk van Westland via de Gantel.
Kansen voor biodiversiteit
Binnen het plangebied worden 39 woningen gerealiseerd. Deze worden rond een eiland gesitueerd. Hiervoor dienen watergangen te worden afgegraven. Om de ecologische kwaliteit te verbeteren wordt in het midden van het plangebied een nieuwe waterpartij gegraven met een KRW-oever die een flauw talud heeft naar de groene ruimtes in het plangebied. Deze flauw aflopende taluds geven een variatie aan waterdieptes waardoor verschillende groeiomstandigheden ontstaan voor diverse waterplanten, oeverplanten en diersoorten.
Hoofdfietsnetwerk en lange afstandswandelpaden
Het bestemmingsplan sluit niet aan op het hoofdfietsnetwerk of op lange afstands wandelpaden. Deze netwerken worden dus niet aangetast door deze ruimtelijke ontwikkeling. Daarmee voorziet deze ruimtelijke ontwikkeling in de instandhouding van het hoofdfietsnetwerk en lange afstands wandelpaden.
Risico's van Klimaatverandering
Voor de risico's van klimaatverandering wordt verwezen naar paragraaf 2.1.1 onder Convenant klimaatadaptief bouwen Zuid-Holland (2018). Per woning wordt minimaal 50 m2 groen gerealiseerd. Binnen het plangebied wordt 7.934 m² water gerealiseerd, dit is ruim meer dan de minimaal vereiste hoeveelheid water. Er is dan ook een bergingsoverschot van 4.162 m² (7.934 m² - 3.772 m²) binnen het plangebied. Ook worden er natuurvriendelijke oevers gerealiseerd.Verder is de wijk klimaatadaptief en toekomstbestendig.
Het plan houdt dan ook voldoende rekening met de effecten van wateroverlast, hitte, overstroming en droogte.
Programma Ruimte
Een intensiever gebruik van steden en dorpen vergroot het draagvlak voor openbaar vervoer. Andersom kan de capaciteit op het infrastructuurnetwerk helpen om keuzes te maken waar en wanneer er verdicht en geconcentreerd kan worden. De provincie streeft er naar de agglomeratiekracht te vergroten. Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Op de kaart 'woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen' (ook wel genoemd: '3ha kaart') zijn nog te ontwikkelen locaties voor deze doeleinden groter dan 3 ha buiten BSD opgenomen. Als een locatie hier is opgenomen, betekent dit dat de provincie op hoofdlijnen geen bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling.
figuur 5: de '3ha kaart'
Op de kaart zijn, indicatief, woningbouwlocaties weergegeven die gelegen zijn buiten het bestaand stads- en dorpsgebied en meer dan 3 hectare groot zijn. Op de kaart staat zowel harde als zachte capaciteit buiten BSD. Met deze toevoeging wordt invulling gegeven aan bestuurlijke continuïteit.
Het plangebied - onderdeel van Gantel de Baak fase 3- was zowel op de kaart als bijbehorende tabel 1 opgenomen als woningbouwlocatie in het Programma ruimte.
WONINGBOUW:
Woningbouwlocaties die voor Westland zijn opgenomen:
Bedrijventerreinen die zijn opgenomen op de '3ha kaart' zijn Bovendijk Kwintsheul, Uitbreiding ABC Poeldijk (beide als 'zachte capaciteit') en Honderdland fase 2 Maasdijk en Trade Parc Westland Naaldwijk (beide als 'harde capaciteit'). Als 'andere stedelijke ontwikkelingen is nog opgenomen de Horti Campus in Honselersdijk.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Met de komst van de Omgevingswet die vanaf 2022 in werking zal treden, is het van belang dat de ruimtelijke opgave in lijn is met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De eerste NOVI is vastgesteld in 2021. De NOVI bestaat uit één Rijksvisie op de leefomgeving. Het uitgangspunt van dit beleidsdocument is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in een samenhangend geheel. De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Om dit te realiseren is collectieve verantwoordelijkheid van alle overheden van belang.
Het Rijk benoemt in de NOVI 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid en vermeldt hierbij de opgaven en de rol van het Rijk bij het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven worden samengebracht in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:
Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.
Een gezonde leefomgeving die zo min mogelijk negatieve invloed heeft op de gezondheid is volgens het Rijk van belang. De omgeving dient uitnodigend te zijn voor gezond gedrag en dient een plek te zijn waar inwoners zich prettig voelen.
De omvang van de vraag is afhankelijk van de het tempo van economische groei, maar ook van de specifieke bedrijfstaksamenstelling per regio, omdat de ramingen voor verschillende bedrijfstakken uiteenlopen. Het Rijk stelt dat een zorgvuldige raming van ruimtebehoefte- en aanbod van groot belang is. Om voldoende ruimte voor economische activiteit te faciliteren en deze optimaal te benutten, stellen overheden regionale programma's en transitieagenda's op.
Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen en (groot)winkelbedrijven moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk. Deze locaties moeten goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken.
De ontwikkeling voor Gantel de Baak fase 3 op het perceel aan de Rijnsburgerweg te Naaldwijk is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
Gantel de Baak fase 3 is circa 3,2 ha groot, tussen kassencomplexen en bedrijfshallen. Fase 3 is het centrale eiland, het hart van het plan. Ten zuiden van het plangebied ligt aan de Rijnsburgerweg een warmtekrachtkoppeling (WKK) van Franke Kwekerij B.V. De WKK en de laad- en losplaats zorgen voor geluidshinder, de geluidscontour hiervan maakt dat ontwikkelen van woningbouw niet zonder geluidwerende maatregelen mogelijk is. De opzet is om een woonmilieu te creëren in het duurdere segment. In de directe omgeving van Gantel de Baak liggen de Plas van Alle Winden en het Prinsenbos. Beide natuurgebieden liggen in de achtertuin van de (toekomstige) bewoners.
Verkeersverbindingen algemeen
De ontsluiting van het gebied wordt tot stand gebracht door de Rijnsburgerweg, die aansluit op de Zwartendijk. Dit is in de huidige situatie een 60 km/h weg. De Rijnsburgerweg heeft verder geen functie voor doorgaand verkeer. Alleen geëigend bestemmingsverkeer voor de aanliggende bestemmingen maakt gebruik van de wegvakken. De weg is daarbij ook gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. Naast de ontsluiting via de Rijnsburgerweg zijn er meerdere fietsverbindingen, naar Monster en 's-Gravenzande en is het gebied goed aangesloten op het vaarnetwerk van Westland via de Gantel.
Verkeersintensiteit
De verkeersintensiteiten in de huidige situatie en de plansituatie inclusief de nieuwe woningen binnen fase 3 van Gantel de baak kunnen op het wegvak prima worden verwerkt (zie hiervoor Bijlage1 Verkeers- en verkeersgeluidonderzoek ). Er is geen overschrijding van de maximaal wenselijke verkeersintensiteiten van een erftoegangsweg. De Rijnsburgerweg vervult daarbij alleen een functie voor geëigend bestemmingsverkeer. Doorgaand verkeer kan geen gebruik maken van de Rijnsburgerweg. Om de verkeersveiligheid en de leefbaarheid van rondom de Rijnsburgerweg te verbeteren wordt overwogen om de maximumsnelheid terug te brengen naar 30 km/h.
Parkeren
Op grond van artikel 14.4 van de planregels is middels een voorwaardelijke verplichting het gebruik van de gronden slechts toegestaan als er sprake is van voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland'. Hieraan zal dan ook worden getoetst bij het indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van het complex. Hiermee is geborgd dat er te zijner tijd voldoende parkeergelegenheid zal worden gecreëerd.
Het midden gebied oftewel Fase 3 ook wel de Eilanden genoemd in de structuurvisie: De Poelzone (Gantel de Baak fase 3) - ook wel de Eilanden genoemd - vormt zoals de benaming omschrijft het middengebied van het projectgebied Gantel de Baak. Het heeft gezien de fasering en de ontwikkeling van het gebied een lange periode stil gelegen. De oorzaak hiervoor ligt met name vanwege de hinder die veroorzaakt wordt door het geproduceerde geluid van de WKK van Franke Kwekerij B.V. Dit heeft ervoor gezorgd dat de ontwikkeling van dit deelgebied over een lange periode heeft stil gelegen. In de structuurvisie wordt dit gebied nog omschreven als een eiland-rijk midden gebied dat de schakel vormt tussen de oostzijde van Gantel de Baak en de Weszijde van het gebied. De oostzijde bestaat voornamelijk uit eilanden die aanhaken op de Rijnsburgerweg. Iedere eiland ligt zo rondom een centrale verkeersontsluiting. In het westelijk deel: de Binnenhaven staan de woningen naast elkaar rondom een langgerekte binnenhaven, waarbij de ontsluiting van de woningen aan de buitenzijde ligt. Fase 3 moet nog steeds de schakel vormen tussen het westelijk deel en het oostelijk deel van het projectgebied.
Gantel de Baak fase 3 vormt qua afmetingen het grootste deelgebied ten opzichte van de overige deelgebieden. Echter vormen de geluidscontouren veroorzaakt door de WKK op het terrein van Zadelears een hindernis voor de ontwikkeling van woningbouw. Om de schakel te vormen tussen de binnenhaven en de eilanden, wordt de bestaande rand gespiegeld. Langs de Gantel worden woningen met de achterzijde aan het water gepositioneerd. Hierdoor ervaren de toekomstige bewoners maximaal de aanwezigheid van de Gantel. Aan de voorzijde heeft de woning doordat deze zover tegen het water aanstaat een vrij langgerekte diepe voortuin. De voortuin wordt eigenlijk luwer dan de achterzijde die contact zoekt met het water. Aan de oostzijde wordt een eiland gecreëerd deze reageert op de oostelijke eilanden. De contour van de rand volgt de eilanden en gaat over in een wat rechte lijn langs de Gantel. In het midden van het plangebied wordt noodzakelijk groen gerealiseerd als geluid reducerende maatregel en water zo ontstaat hier een soort van binnen haventje. Het groen wordt als een glooiend landschap aangelegd en ingevuld door o.a. een natuurlijke speeltuin aangelegd en een wadi die tevens dient als extra waterbuffermaatregel. Daardoor genereert het groen als toevoeging extra ruimtelijk kwaliteit en beleving voor het gebied. Hierdoor ontstaat aan de binnenzijde een afwisselend divers beeld, waar exclusief gewoond kan worden in het water in combinatie met varen en spelen in het groen. De ontsluiting ligt bij allebei de gebieden in het midden, deze zijn niet verbonden met elkaar door de havenmond die de ontsluitingsweg in tweeën knipt. De hoogte en opbouw van de woningen zullen in lijn zijn met de eerder gerealiseerd deelgebieden. Doordat de woningen zodanig buiten de aanwezige hindercontouren staan gepositioneerd vormt deze geen belemmering mee voor de ontwikkeling van de hier te bouwen woningen.
Voor Gantel de Baak fase 3 is een beeldkwaliteitsplan (bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan) opgesteld. Het Beeldkwaliteitsplan wordt ingezet als instrument om de samenhang tussen landschap, stedenbouw en architectuur aan te geven. Het geeft richting aan ontwikkel- en bouwinitiatieven door middel van spelregels voor verschillende aspecten, zoals kavelinrichting, beplanting, bebouwingstypen en materiaaltoepassing.
De ontwikkeling aan de Rijnsburgerweg te Naaldwijk betreft de bouw van 40 woningen, gelegen aan het water.
Doordat artikel 2 lid 5 aanhef en onder b Besluit m.e.r. sinds 7 juli 2017 het bevoegd gezag verplicht om de artikelen 7.17, 7.17 leden 1 - 4, 7.18, 7.19 leden 1 en 2 en 7.20a Wet milieubeheer toe te passen, is het bevoegd gezag verplicht om een beslissing te nemen over de vraag of bij de voorbereiding van het bestemmingsplan een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Bepalend voor het antwoord op die vraag is of de betrokken activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.
Door het bevoegd gezag is op 26 september 2023 een besluit genomen om geen milieueffectrapportage op te stellen voor dit bestemmingsplan, omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen effecten optreden, dan wel dat deze effecten met mitigerende maatregelen worden beperkt. Na dit besluit is de aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. aangepast aan de meest recente onderzoeken. Uit de aangepaste aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. blijkt dat er nog steeds geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht die zouden moeten leiden tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure en het opstellen van een milieueffectrapport (MER) voor de onderhavige ontwikkelingen. Het bevoegd gezag heeft daarom op 3 september 2024 nogmaals besloten om geen MER te maken met oog op de nieuwe aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. d.d. 6 augustus 2024 (zie bijlage 3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling).
Geconcludeerd wordt dat er, mits de mitigerende maatregelen in het bestemmingsplan worden geborgd en worden uitgevoerd , er geen belangrijke nadelige milieugevolgen verwacht worden die zouden moeten leiden tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure en het opstellen van een milieueffectrapport (MER) voor de onderhavige ontwikkelingen.
In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en als verder aangevuld in artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland.
De ladder voor duurzame verstedelijking is op 1 juli 2017 vereenvoudigd. Op grond van het nieuwe artikel 3.1.6, tweede lid, moet in de toelichting van een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de behoefte aan die ontwikkeling worden beschreven. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet de behoefte op grond van een goede ruimtelijke ordening worden gemotiveerd.
De provincies mogen deze wettelijke regel aanvullen. Deze aanvulling mag echter niet in strijd zijn met het doel van de regel, namelijk vereenvoudiging van de ladder zoals die vóór 1 juli 2017 luidde en daarmee het loslaten van de norm “actuele regionale” behoefte en de drie treden van de ladder.
De provinciale regeling in artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 bevat nog wel de drie treden van de ladder. Gelet op bovenstaande uitleg van de aanvullingsbevoegdheid van provincies, hoeft aan artikel 2.1.1 niet te worden getoetst voor zover deze regels in strijd zijn met – het doel van – de wijziging van de wettelijke regeling.
Bij de beoordeling of de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden toegepast, moet eerst nagegaan worden of er met woningbouwplan Gantel de Baak fase 3 sprake is van een stedelijke ontwikkeling en of dit plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft.
Met het bestemmingsplan wordt een stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, namelijk woningbouw. Er worden 39 woningen buiten de kern de kern gerealiseerd. Het woningbouwplan Gantel de Baak fase 3 vormt een onderdeel van het totale woningbouwproject Gantel de Baak. De ontwikkeling vindt plaats buiten bestaand stedelijk gebied. Mede gelet op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is de ladder voor duurzame verstedelijking in dit bestemmingsplan toegepast.
In de provinciale Verordening ruimte 2014 is bepaald, dat gedeputeerde staten bij de aanvaarding van een regionale visie kunnen aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting bij het bestemmingsplan kan - volgens de provinciale regels - in dat geval worden verwezen naar die regionale visie, als motivering of gedeeltelijke motivering van het aanwezig zijn van de actuele regionale behoefte. Voor zover de hiervoor genoemde aanvaarding door gedeputeerde staten het voorliggende bestemmingsplan betreft, is de regionale Woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017-2021 in 2017 aanvaard. Daarvoor gold de regionale woonvisie die door de provincie op 3 november 2015 was aanvaard en welke aanvaarding gold tot de aanvaarding van de woonvisie van 2017.
Woonstrategie
De Woonstrategie Westland bestaat uit een herijking van de Woonvisie en een Uitvoeringsprogramma. In het Uitvoeringsprogramma zit de actuele woningprogrammering, een afwegingskader voor uit te werken plannen en bijbehorende uitvoeringsagenda voor de komende jaren. Het actuele woningprogramma geeft inzicht in het 'laadvermogen' van de plannen in de kernen en een aanduiding van de 'hardheid' ervan.
Het woonprogramma is verdeeld in harde en zachte projecten. Voor harde projecten geldt dat ze in een grondexploitatie zijn opgenomen of dat er een contract is met een ontwikkelende partij of samenwerkende partij is. Alle andere potentiële woningbouwprojecten zijn benoemd als zachte plannen.
Gemiddeld is er tot 2030 een planvoorraad van 536 woningen per jaar in de plannen aanwezig. Daarvan zijn 454 woningen onderdeel van harde plannen. Bij de demografische prognose die uitgaat van een groei van het aantal huishoudens naar circa 50.000 (PRIMOS) past een woningbehoefte van circa 465 woningen per jaar. De groei kan dus door uitvoering van de harde en zachte plannen worden opgevangen.
Van de 39 woningen opgenomen op de planverbeelding maken er 26 woningen onderdeel uit van de harde plannen, zoals opgenomen in het uitvoeringsprogramma van de woonstrategie van de gemeente Westland. De overige 13 woningen betreffen een uitbreiding hiervan. Als gevolg van deze uitbreiding, zullen er in Waelpark (bestemmingsplan Waelpolder) 4 extra sociale woningen worden gerealiseerd. Uit het uitvoeringsprogramma blijkt dat er voor Monster tot 2030 een harde planvoorraad is van 2254 woningen is. In Monster is er de afgelopen jaren nauwelijks gebouwd. Het gaat in onderhavig geval om circa 13 woningen. Deze woningen passen dan ook ruimschoots in de opgenomen harde plancapaciteit.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben ingestemd met het aangeleverde woningbouwprogramma voor de plannen tot en met 2030 voor de gemeente Westland. Gantel de Baak maakt onderdeel uit van het woningbouwprogramma. Hiermee is met de behoefte onderbouwing (als bedoeld in de ladder).
Buiten bestaand stedelijk gebied
Voor een plan met ruime vrijstaande woningen en twee onder eenkappers omringd door water, is binnen de bestaande kernen geen van de gemeente Westland geen ruimte. Het woningbouwplan heeft - binnen de reeds bestaande woningen binnen Gantel de Baak - een zodanige, samenhangende woonstructuur dat deze niet versnipperd binnen de bestaande kernen kan worden gerealiseerd. De samenhangende woonstructuur voldoet juist door die samenhang aan de actuele woningbehoefte, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Door het bouwen van duurdere woningen kan er doorstroming plaatsvinden vanuit goedkopere woningen.
Daarnaast is Gantel de Baak zowel in de Structuurvisie Westland 2025 als in het Programma ruimte opgenomen als te ontwikkelen woongebied. Door de opname in het Programma ruimte is er sprake van een regionaal afgestemd woningbouwprogramma. De locatie ligt weliswaar buiten bestaand stads- en dorpsgebied, maar is vermeld in de zogenaamde 3 hectare kaart. Er hoeft daarom niet te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
De ladder voor duurzame ontwikkeling vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Op 18 maart 2024 heeft Aqua- Terra Nova een onderzoek naar Bedrijven- en milieuzonering opgesteld (zie Bijlage 4 Bedrijven en milieuzonering en externe veiligheid). Binnen het plangebied zelf worden in de te bestemmen situatie alleen woningen bestemd. Het plangebied betreft een dunne strook aan bebouwing die ten noorden en ten zuiden direct grenzend is aan bedrijven en glastuinbouwbedrijven. Gezien het bovenstaande kan de omgeving waarin het plangebied gelegen is het beste worden getypeerd als "gemengd gebied". Voor "gemengd gebied" gelden de volgende richtafstanden op grond van de VNG publicatie:
milieucategorie 1 : 0 meter
milieucategorie 2 : 10 meter
milieucategorie 3.1 : 30 meter (geel)
milieucategorie 3.2 : 50 meter (oranje)
milieucategorie 4.1 : 100 meter (rood)
Binnen een straal van 100 meter van de kavelvlakken voor woningen binnen het plangebied is nagegaan welke bedrijfsactiviteiten zijn bestemd.
Scheepswerf Bol
Scheepswerven (SBI-code 2008: 301, 3315 1,2 of 3) zijn op grond van de VNG publicatie in te delen in milieucategorie 3.1 (voor houten schepen), 3.2 (voor kunststof schepen) of 4.1 (metalen schepen < 25 m). Op grond van het bestemmingsplan ). Voor de toetsing van scheepswerf gebr. Bol (Gantellaan 41) is in het onderzoek uitgegaan van milieucategorie 4.1 met een grootste richtafstand van 200 meter. Deze richtafstand kan voor omgevingstype “gemengd gebied”, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met 1 afstandstap worden verlaagd. Dit geeft een richtafstand van 100 meter voor “gemengd gebied”. Geconcludeerd wordt dat de milieuzones (richtafstanden) van de scheepswerf over enkele bouwkavels in het plangebied is gelegen.
Richtafstanden VNG voor scheepswerven in gemengd gebied.
Feitelijk gebruik
Een groot deel van het terrein van scheepswerf van Gebr. Bol is verhuurd aan Force Greenhouse Demolition B.V (sloop en demontagebedrijf van kassen). Op de locatie vindt in het gebouw alleen opslag van materialen plaats en een werkplaats voor het onderhoud van eigen materieel. Op het buitenterrein vinden geen bedrijfsactiviteiten plaats, alleen de stalling van voertuigen. Het bedrijfsgebouw heeft een oppervlak van 556 m2. Gezien het bovenstaande kunnen de bedrijfsactiviteiten op grond van de VNG publicatie ingedeeld in milieucategorie 2 (SBI-code 2008: 41,42,43 – 3, “aannemersbedrijven met een werkplaats: b.o. < 1.000 m2 ). Voor gemengd gebied geldt hiervoor een richtafstand van 10 meter voor geluid en gevaar.
De richtafstanden voor het aannemersbedrijf voor wat betreft geluid en gevaar liggen niet over het bestemmingsplanvlak wonen in het plangebied. De bedrijfsactiviteiten van Force Greenhouse Demolition B.V. leiden niet tot een aantasting van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in het plangebied.
De richtafstanden voor de scheepswerf voor wat betreft gevaar, geur en stof liggen niet over het plangebied. De afstand voor geluid ligt in het plangebied. Dit aspect is daarom nader beschouwd.
Geluid
Nabij de scheepswerf zijn in noord-westelijke richting, zuidelijke richting en zuid-westelijke richting al bestaande woningen gelegen. In de vigerende milieuvergunning is een equivalent geluidniveau van 50 dB(A) (etmaalwaarde) opgenomen en een LAMax van 70 dB(A) (etmaalwaarde) bij woningen van derden. Verder is in de vigerende vergunning voorgeschreven dat het bewerken van plaat- en constructiemateriaal binnen de gebouwen van de inrichting moet plaatsvinden m.u.v. kleine herstelwerkzaamheden aan schepen. De bestaande woning (Rijnsburgerweg 72) ten zuiden van de scheepswerf is gelegen op 19 meter van de terreingrens van de scheepswerf en 20 meter van de bebouwing van de scheepswerf. Het dichtstbijzijnde bouwvlak wonen in het plangebied is gelegen op 75 meter van de terreingrens van de scheepswerf en 91 meter van de bebouwing van de scheepswerf. Hierdoor zal het geluidniveau van de scheepswerf, bij het voldoen aan de geluidvoorschriften in de vergunning bij de bestaande woning, bij de dichtstbijzijnde woning in het plangebied lager zijn dan 50 dB(A) (LAeq, etmaalwaarde) en 70 dB(A) (LAMax, etmaalwaarde). De geluidemissie zal daarmee niet leiden tot een aantasting van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in het plangebied. Omgekeerd zal de realisatie van de nieuwe woningen geen extra belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van de scheepswerf aangezien de bestaande woningen maatgevend zijn voor het geluid.
Als de het aannemersbedrijf stopt en zich weer een scheepswerf ter plaatse vestigt, zullen de voorwaarden uit de huidige milieuvergunning ook gaan gelden voor het nieuwe bedrijf. In de vigerende milieuvergunning is als eis opgenomen dat het bewerken van plaat- en constructiemateriaal binnen de gebouwen van de inrichting moet plaatsvinden m.u.v. kleine herstelwerkzaamheden aan schepen. Van deze kleine herstelwerkzaamheden valt, gezien de afstand, geen stofhinder te verwachten bij de woningen in het plangebied. De emissie van stof zal daarmee niet leiden tot een aantasting van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in het plangebied.
In de vigerende milieuvergunning is een equivalent geluidniveau van 50 dB(A) (etmaalwaarde) opgenomen en een LMax van 70 dB(A) (etmaalwaarde) bij woningen van derden. Wanneer de scheepswerf zich weer op het gehele perceel zou vestigen is de bestaande woning (Rijnsburgerweg 68) ten zuiden van de scheepswerf gelegen op 17 meter van de terreingrens van de scheepswerf en 34 meter van de werkplaats. De dichtstbijzijnde bouwkavel in het plangebied is gelegen op 19 meter van de terreingrens van de scheepswerf en 45 meter van de werkplaats. Hierdoor zal het geluidniveau van de scheepswerf, bij het voldoen aan de geluidvoorschriften in de vergunning bij de bestaande woning, bij de dichtstbijzijnde woning in het plangebied lager zijn dan 50 dB(A) (LAeq, etmaalwaarde) en 70 dB(A) (LMax, etmaalwaarde). De geluidemissie zal daarmee niet leiden tot een aantasting van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in het plangebied. Omgekeerd zal de realisatie van de nieuwe woningen geen extra belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van de scheepswerf aangezien de bestaande woningen maatgevend zijn voor het geluid.
Van der Valk systemen
De bedrijfsactiviteiten van metaalbewerkingsbedrijf Van der Valk Systemen (Zwartendijk 73) zijn op grond van de VNG publicatie in te delen in milieucategorie 3.2 (SBI-code 2008: 255,311 B) Voor bedrijven in milieucategorie 3.2 met een grootste richtafstand van 50 meter (bepalend is hierbij de afstand voor geluid) voor gemengd gebied.
Alleen de richtafstand voor geluid ligt binnen het plangebied (de afstand tot de gebouwen van Van der Valk Systemen binnen de bestemming bedrijf tot de dichtstbijzijnde bestemmingsplanvlak wonen in het plangebied bedraagt 32 meter). Het aspect geluid is daarom nader beschouwd.
In 2013 is door Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd vanwege de ontwikkeling van Gantel de Baak fase 2 (Bijlage Geluidsonderzoek Cauberg-Huygen). In dit onderzoek is de huidige situatie onderzocht (in werking tussen 6.00 en 21.00 uur in hal 1 t/m 4 en hal 7) en een mogelijke toekomstige situatie (in werking tussen 6.00 en 21.00 uur met intensivering productie in alle hallen). Voor deze mogelijke toekomstige situatie zijn de benodigde geluidreducerende maatregelen vanwege de realisatie van Gantel de Baak fase 2 door Cauberg-Huygen bepaald en zijn deze inmiddels gerealiseerd waarbij de kosten zijn gedeeld door Van der Valk Systemen en ONW. Voor de woningen in het plan Gantel de Baak fase 2 wordt door het treffen van deze maatregelen voldaan aan de in de langtijdgemiddeld geluidniveau van 45 dB(A) (etmaalwaarde) en de waarde voor het LAmax van 70 dB(A). Voor de woningen in plangebied Gantel de Baak fase 2 zijn deze geluidnormen specifiek vastgelegd in een maatwerkbesluit. Voor de nieuwe woningen in Gantel de Baak fase 3 gelden deze maatwerkvoorschriften niet. Hiervoor gelden op grond van het Activiteitenbesluit (en de Bruitsschat) de standaardwaarden van het langtijdgemiddeld geluidniveau van 50 dB(A) (etmaalwaarde) en de waarde voor het LAmax van 70 dB(A) (etmaalwaarde). Gantel de Baak fase 3 wordt beschouwd als gemengd gebied. Op grond van stap 2 van het toetsingskader voor geluid (Bijlage B5.3 van de VNG publicatie) is voor gemengd gebied een buitenplanse inpassing mogelijk bij een geluidsbelasting op de geprojecteerde woningen van maximaal:
Door Van der Valk Systemen is op 17 november 2023 een zienswijze ingediend inzake het ontwerpbestemmingsplan Gantel de Baak fase 3. Bij deze zienswijze is een notitie van Aldeco (kenmerk: 20197403.N01, d.d. 16 november 2023 Bijlage Geluidsonderzoek Aldeco) gevoegd waarin de geluidsituatie van Van der Valk bij de geprojecteerde woningen in het plangebied is berekend. In dit onderzoek is op de plangrens een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (etmaalwaarde) berekend van maximaal 47 dB(A). Alleen de dagperiode is hierbij maatgevend. Geconcludeerd wordt dat ter hoogte van het bestemmingsplanvlak wonen ruimschoots wordt voldaan aan de norm in stap 2 voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau.
Ten aanzien van het maximaal geluidniveau kan gezien de aard van de bronnen in het bovenstaande onderzoek, de afstand van deze bronnen tot het bestemmingsplanvlak wonen en de gedeeltelijke afscherming door gebouwen, zonder verder onderzoek worden geconcludeerd dat bij het bestemmingsplanvlak wonen voldaan zal worden aan de norm voor het maximale geluidniveau van 70 dB (A).
Gezien de situering van het plangebied ten opzichte van de in/uitrit van het terrein Van der Valk Systemen kan zonder verder onderzoek worden geconcludeerd dat aan de geluidnorm ten gevolge van verkeersaantrekkende werking kan worden voldaan.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de geluidemissie niet zal leiden tot een aantasting van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in het plangebied. Omgekeerd zal de realisatie van de nieuwe woningen geen extra belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van Van der Valk Systemen.
Glastuinbedrijven
Glastuinbouwbedrijven(SBI-code 2008: 011,012,013), zijn op grond van de VNG publicatie in te delen in milieucategorie 2 met een grootste richtafstand van 30 meter. Deze richtafstand kan voor omgevingstype "gemengd gebied", zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met 1 afstandstap worden verlaagd. Dit geeft een richtafstand van 10 meter voor "gemengd gebied". De bouwkavels in het plangebied zijn gelegen op meer dan 10 meter afstand van bestemmingsplanvlakken waar glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan. De bestaande gebouwen en installaties van glastuinbouwbedrijven zijn op meer dan 10 meter afstand gelegen van de bouwkavels in het plangebied.
Franke Kwekerij B.V. (voorheen Zadelaers Boogaert Kwekerijen B.V.)
Vanwege de geluidsaspecten bij warmtekrachtkoppeling (WKK) installaties die op grotere afstand kunnen leiden tot geluidhinder is gekeken of er binnen een straal van 65 meter rondom het plangebied WKK installaties aanwezig zijn. Op 20 meter afstand van het plangebied is een WKK installatie aanwezig bij het glastuinbouwbedrijf Franke Kwekerij B.V. (Rijnsburgerweg 7).
Vanwege de korte afstand van de WKK installatie van Franke Kwekerij B.V. tot het plangebied is een akoestisch onderzoek industrielawaai verricht (Bijlage7 Industrielawaai onderzoek). In dit onderzoek is voor de bedrijfsactiviteiten van Franke Kwekerij B.V. de contour van het langtijdgemiddelde geluidniveau LAR,LT(50 dB(A) etmaalwaarde) en het maximale geluidsniveau LAmax (70 dB(A) etmaalwaarde) berekend en visueel weergegeven. Dit is gedaan voor de situatie zonder maatregelen en met maatregelen aan de bron bij het bedrijf danwel afscherming in het plangebied. Na het geluidonderzoek dat uitgevoerd is in 2019 is door ONW B.V. na een afwegingsproces ervoor gekozen om geen afschermende maatregelen of maatregelen aan de bron te treffen maar is ervoor gekozen de planindeling zodanig aan te passen dat de woningen op de bouwkavels buiten de etmaalwaarde contour van 50 dB(A) en de LAmax etmaalwaarde contour van 70 dB(A) worden gerealiseerd. In 2022 is het geluidonderzoek geactualiseerd en is uitgegaan van hogere waarneemhoogten. Uit dit onderzoek blijkt dat de aangepast planindeling niet voldoende is en dat maatregelen aan de bron noodzakelijk zijn. Er is onderzocht welke maatregelen nodig zijn, om te zorgen dat de contouren dusdanig worden verkleint dat de geplande woningbouw weer mogelijk is. Om dit te bewerkstellingen zal bij de expeditie en de gaskast een akoestische overkapping worden gebouwd. De geluidsbelasting van de CO2 aanzuiging op het dak wordt door middel van afscherming beperkt. De ligging van de etmaalwaarde contour van 50 dB(A) en de LAmax etmaalwaarde contour van 70 dB(A) met de genoemde maatregelen is in figuur 3.4 weergegeven voor een waarneemhoogte van 11 meter (geprojecteerd op de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan).
Figuur Geluidscontouren 11 meter (blauw contour maximale geluid; roze contour gemiddelde geluidsbelasting)
De geluidproductie Franke Kwekerij B.V. zal daarmee niet leiden tot een aantasting van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in het plangebied en omgekeerd zal de realisatie van de woningen niet leiden tot een belemmering van de bedrijfsvoering van Franke Kwekerij B.V.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Wet geluidhinder
Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
Gemeentelijk geluidsbeleid
De gemeente Westland heeft een toetsingskader ten aanzien van het vaststellen van Hogere waarden. Dit beleid is beschreven in de rapportage ‘Toetsingskader Hogere geluidswaarde besluiten Wet geluidhinder 2007’ van de gemeente Westland. Het gemeentelijk geluidsbeleid is tevens in voorliggend onderzoek betrokken.
Op 31 januri 2024 is door Goudappel Coffeng een verkeers- en een verkeersgeluid onderzoek opgesteld (zie Bijlage 1 Verkeers- en verkeersgeluidonderzoek).
Door de komst van nieuwe woningen zal het aantal verkeersbewegingen van en naar het gebied toenemen. Met behulp van de CROW-publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren’ is de verkeersgeneratie van de geplande woningbouw bepaald. Voor de verkeersgeneratie is daarbij uitgegaan van vrijstaande koopwoningen Voor de locatie is daarbij uitgegaan van de volgende situatie:
Dit resulteert op basis van de CROW kencijfers in een verkeersgeneratie van 7,8-8,6 ritten per woning per etmaal voor een jaargemiddelde weekdag. Voor de betreffende woningen is vervolgens een gemiddelde aangehouden van 8,2 ritten per etmaal. In voorliggende situatie is sprake van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van een bestaande gezoneerde wegen en wegen met een maximum snelheid van 30 km/h. Voor nieuwe woningen is sprake van een voorkeursgrensaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 63 dB in het geval van een binnenstedelijke situatie. In een buitenstedelijke situatie geldt een maximale ontheffingswaarde van 53 dB.
De berekende geluidscontouren zijn weergegeven in onderstaand figuur. Voor een deel van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde van 63 dB1 is in voorliggende situatie geen sprake.
Impressie van de geluidscontouren voor de Rijnsburgerweg
Op basis van de conceptverkaveling is voor zeven woningen een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde berekend. De hoogste geluidsbelasting is berekend voor de oostelijke woningen die op circa 4 m van de wegrand gesitueerd zijn. Voor deze woningen is een maximale geluidsbelasting berekend van 55 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt daarmee met maximaal 7 dB overschreden. Omdat sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is onderzoek naar geluidsreducerende maatregelen noodzakelijk.
Maatgevende geluidsbelastingen op basis van de conceptverkaveling t.g.v. Rijnsburgerweg, inclusief correctie conform artikel 110g Wgh
Bronmaatregelen
Als bronmaatregel wordt op dit moment overwogen om de maximum snelheid op de Rijnsburgerweg terug te brengen naar 30 km/h. Dit levert een geluidsreductie op van circa 5 dB. In dat geval wordt voor bijna alle woningen voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit met uitzondering van de woningen die aan de oostzijde op korte afstand van de weg geprojecteerd zijn. Voor deze woningen is nog een geluidsbelasting van 50 dB berekend. Door de woningen op grotere afstand van de weg te realiseren, kan ook de geluidsbelasting voor deze woningen worden gereduceerd. Indien voor de Rijnsburgerweg een maximumsnelheid van toepassing wordt van 30 km/h is geen sprake meer van een formeel gezoneerde weg, maar is beschouwing van de geluidssituatie in het kader van een goede ruimtelijke ordening nog wel noodzakelijk.
Maatgevende geluidsbelastingen op basis van de conceptverkaveling t.g.v. Rijnsburgerweg 30 km/h,
inclusief correctie conform artikel 110g Wgh
Door middel van het toepassen van geluidsreducerend asfalt kan eveneens de geluidsbelasting worden gereduceerd. Het aanpassen van de wegdekverharding voor het beperkte aantal woningen is naar verwachting niet doelmatig.
Overdrachtsmaatregelen
Een andere optie is het situeren van overdrachtsmaatregelen tussen de weg en de woningen. Dergelijke maatregelen zijn in voorliggende situatie niet reëel te achten vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Daarnaast zijn geluidsschermen naar verwachting niet doelmatig. Deze optie is dan ook niet verder uitgewerkt.
Hogere waarden
Doordat de snelheid op de Rijnsburgerweg wordt verlaagd naar 30 km/u is er geen sprake meer van een formeel gezoneerde weg en zijn hogere waarden niet meer aan de orde. Door de verlaging van de maximum snelheid op de Rijnsburgerweg, is er sprake van een forse verbetering van de geluidssituatie.
Op 9 juli 2024 heeft DGMR een akoestisch onderzoek naar industrielawaai opeleverd (zie bijlage 7 Industrielawaai onderzoek). Hieruit komt naar voren dat een groot deel van de bouwkavels voor Gantel de Baak fase 3 komen te liggen binnen de geluidscontouren van de activiteiten bij het bedrijf Franke Kwekerij B.V. Bouwen binnen deze contouren is niet mogelijk, omdat dit Franke Kwekerij B.V. zou beperken in haar bedrijfsvoering.
De geluidsniveaus worden hier bepaald door drie maatgevende bronnen; de gasstations naast het laaddock, de CO2-aanzuiging en het laden en lossen van vrachtwagens. Voor deze drie bronnen is gekeken naar de contouren wanneer deze bronnen voldoende akoestisch gedempt worden. Uitgangspunt is dat door het nemen van de maatregel de bijdrage van de bron aan de geluidsbelasting niet meer relevant is. Hiervan is sprake als de bijdrage 10 dB of lager is dan de totale geluidsbelasting bij het rekenpunt. Om dit te bewerkstellingen kan voor deze bronnen gedacht worden aan een akoestische overkapping of een gelijkwaardige maatregel om de bijdrage van de bron weg te nemen. De akoestische overkapping moet hierbij een massa hebben van tenminste 10 kg/m2. Slechts bij een woning in de proefverkaveling iin het akoestisch onderzoek is dan nog sprake van een overschrijding vanwege het maximale geluidsniveau. De overschrijding wordt hier veroorzaakt door parkerende auto’s bij Franke in de nachtperiode, verdere maatregelen zijn hier niet realistisch. Naar aanleiding hiervan is het bouwvlak van de betreffende woning op de planverbeelding nog iets verschoven waardoor slechts de parkeerplaats voor de voorgevel in de geluidscontour ligt. Dit is geen verblijfsruimte zodat er nog steeds sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woning.
Deze maatregelen zullen op kosten van ONW worden aangelegd. Naast het treffen van de maatregelen zijn de bouwvlakken, bestemmingsgrenzen en bouwhoogten zodanig in het bestemmingsplan vastgelegd worden dat voorkomen wordt dat er geluidsgevoelige objecten binnen de contouren worden gerealiseerd. Om te waarborgen dat de maatregelen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd bevat artikel 9.4 van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting. In de voorwaardelijke verplichting is bepaald dat ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidsbelasting' de woningen pas in gebruik mogen worden genomen nadat de akoestische maatregelen zijn getroffen.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Wet luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 ìg/m³ | 2010 t/m 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 ìg/m³ | |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³ | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Op 7 juli 2023 is door Aqua- Terra Nova een luchtkwaliteitsonderzoek (zie bijlage 8 Luchtkwaliteitsonderzoek) ingediend. Op basis van de uitgevoerde berekeningen kan geconcludeerd worden dat op de ontwikkelgebied Gantel de Baak fase 3 ten gevolge van de activiteiten van het bedrijf Franke Kwekerij B.V. en de inherent verkeersaantrekkende voldaan kan worden aan de luchtkwaliteitsnormen. In het voorliggende lucht- en geurkwaliteitsonderzoek zijn de gevolgen ten aanzien van de luchtkwaliteit onderzocht met betrekking tot de verspreiding van fijn stof PM10, PM2,5 en NO2 ten gevolge van de activiteiten van Franke Kwekerij B.V. op het ontwikkelgebied Gantel de Baak fase 3 te ’s-Gravenzande.
Voor de overige stoffen (SO2, CO etc.) geldt dat de normen zo ruim zijn dat hier in de meeste gevallen wel aan voldaan wordt. Dit geldt ook voor de onderhavige situatie waarbij de concentraties van de overige stoffen relatief laag zijn.
Op basis van de uitgevoerde berekeningen kan geconcludeerd worden dat in de huidige en toekomstige situatie (jaar 2022 en 2030) voldaan kan worden aan de normen uit de Wet milieubeheer. Het plangebied Gantel de Baak fase 3 en de inherente verkeersaantrekkende werking draagt in - Niet In Betekenende Mate - bij aan de lokale luchtkwaliteit.
Ten behoeve van de geurkwaliteit dient er geen onderzoek te worden uitgevoerd ter plaatse van het ontwikkelgebied Gantel de Baak fase 3 omdat de nieuwe te bouwen woningen op een afstand van minimaal 100 meter van mogelijke geuremissiepunten van het bedrijf zijn geprojecteerd zijn.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
Inleiding
Externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico's die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het ruimtelijk besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Met het oog op de Modernisering Omgevingsveiligheidsbeleid van het Rijk wordt het accent verlegd van de risicobenadering naar een effectbenadering. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet zijn in dat verband de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations (Stcrt. 2016, 31453) en de Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations (Stb. 2015, 3125) gepubliceerd en in werking getreden.
Op 28 april 2020 is er door Aqua Terra Nova een onderzoek verricht naar externe veiligheid (zie 4 Bedrijven en milieuzonering en externe veiligheid).
Risicovolle inrichtingen
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd ter bescherming van de mens tegen de kans om te overlijden als gevolg van het vrijkomen of ontstaan van gevaarlijke stoffen bij een ongeval in een bedrijf of ander risicovol object. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR. De aan te houden veiligheidsafstanden zijn voor nader beschreven situaties vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen. Voor overige gevallen dient de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour te worden berekend.
Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.
In de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations wordt onderscheid gemaakt tussen (beperkt) kwetsbare objecten en zeer kwetsbare objecten. De effectafstanden zijn respectievelijk 60 m en 160 m, gerekend vanaf het LPG-vulpunt. Tot de zeer kwetsbare objecten behoren verblijfsfuncties voor mensen die beperkt zelfredzaam zijn zoals ziekenhuizen en kinderdagverblijven. De circulaire is niet van toepassing op het vaststellen van een conserverend bestemmingsplan. De circulaire geldt evenmin voor zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten die al binnen de betreffende contouren aanwezig zijn. De effectafstanden voor LNG-tankstations zijn afhankelijk van de aanwezige veiligheidsvoorzieningen. De systematiek is vergelijkbaar met die voor LPG-tankstations.
Het plangebied bevindt zich niet in de directe nabijheid van risicovolle activiteiten binnen inrichtingen. De meest dichtbij zijnde risicovolle inrichtingen op de risicokaart zijn:
De aanwezigheid van risicovolle activiteiten binnen inrichtingen (Bevi-inrichtingen) vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In regio Haaglanden zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens tussen Leidschendam-Voorburg en Zoeterwoude (wegvakken Z8 en Z7), en de A13, tussen knooppunt Ypenburg en Deft-Zuid (wegvakken Z29 en Z113), basisnetafstanden vastgelegd.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
Aan het bouwen van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied zijn eisen gesteld op grond van artikel 2.3 eerste respectievelijk tweede lid van de Regeling Bouwbesluit 2012. Paragraaf 2.3 van deze regeling is eveneens op 1 april 2015 in
werking getreden (Stb. 2015, 92). In beide gevallen moet zijn voldaan aan de artikelen 2.5 t/m 2.9 van voornoemde regeling. Aanvullend moet het mechanisch ventilatiesysteem van een, als beperkt kwetsbare object aan te merken, bouwwerk binnen een veiligheidszone zijn uitgerust met een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld (artikel 2.10 van de regeling).
Deze bepalingen gelden niet voor bouwwerken met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (bijvoorbeeld telefoon- of elektriciteitscentrale).
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 meter van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord. Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
Het plangebied bevindt zich niet in de directe nabijheid van transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Het plangebied bevindt zich op ca. 1,2 km afstand van de provinciale weg N211 en ca. 1,5 km afstand van de N213 en is daarmee ruim buiten het invloedsgebied van deze wegen gelegen. De aanwezigheid van de N211 en N213 vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in
bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan kan worden met een beperkte verantwoording:
Het plangebied bevindt zich niet in de directe nabijheid van buisleidingen. Het plangebied bevindt zich op:
De aanwezigheid van buisleidingen met gevaarlijke stoffen vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen op de planlocatie.
Explosieven
Voor de gehele gemeente Westland is een bodembelastingkaart opgesteld (kenmerk 14S023-BB-03). Deze is in 2014 geüpdatet door Saricon bv en voldoet aan de huidige vigerende norm WSCS-OCE. Op de bodembelastingkaart is duidelijk op te maken dat het plangebied niet in een gebied als zijnde verdacht op conventionele explosieven valt.
Uitsnede Explosievenkaart Westland
Te zien is dat het plangebied niet in verdacht gebied valt. Tevens hebben er in de directe omgeving van het plangebied geen oorlogshandelingen plaatsgevonden. Een aanvullend bureauonderzoek om eventueel aanwezige verdachte gebieden verder in te kaderen wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Hoewel niet volledig uitgesloten kan worden dat er conventionele explosieven in het plangebied aanwezig kunnen zijn, is op basis van beschikbaar onderzoek het risico op aantreffen van CE als zeer laag te kwalificeren. De geplande werkzaamheden onder reguliere omstandigheden uit te voeren.
Incidentbestrijding door hulpdiensten
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten voldoende is.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:
De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.
Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.
De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.
De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.
De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:
De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Algemeen
In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied is het plangebied opgenomen als "Glastuinbouwgebied". Inmiddels zijn de kassen verwijderd en ligt het terrein in de huidige situatie braak met enkel een geasfalteerd pad "IJmeer" parallel aan de Rijnsburgerweg. In de toekomstige situatie krijgt het plangebied de functie "woondoeleinden".
Waterpeil
Het plangebied ligt ten zuidwesten van de boezemwatergang de Gantel. Het plangebied Gantel de Baak maakt deel uit van peilgebied GPG2019BZM 1 van het boezempeilbesluit. Het vigerende peil in peilgebied GPG2019BZM 1 is NAP -0,43 m. In onderstaande figuur is het peilgebied weergegeven, met de rode cirkel is de ligging van het plangebied in peilgebied GPG2019BZM 1 weergegeven.
Locatie plangebied in peilgebied GPG2019BZM 1 is met een rode cirkel weergegeven.
Veiligheid en waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten.
Het plangebied ligt aan de boezemwatergang de Gantel. Het plangebied ligt in zijn geheel in het boezemland. In het plangebied zijn geen primaire waterkeringen, secundaire waterkeringen en polderkaden aanwezig. Het plan heeft dus geen (negatief) effect op de waterveiligheid en waterkeringen.
Waterkwantiteit
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken en vasthouden bij de plaats waar het valt, bijvoorbeeld een (slimme)regenton. De gemeente draagt zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie en initiatiefnemers/perceel eigenaren inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
Delfland hanteert het standstill-beginsel, het plan mag geen negatief effect hebben op het functioneren van het water-systeem waarbij de kans op wateroverlast wordt vergroot. Ingrepen die het watersysteem negatief beïnvloeden moeten worden gecompenseerd. In de beleidsnota "Beperken en voorkomen wateroverlast" (juli 2019) geeft het hoogheemraadschap op hoofdlijnen invulling aan de wettelijke taak op het gebied van waterkwantiteitsbeheer, met name op het gebied van wateroverlast.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak en de afvoersnelheid toenemen, neemt de kans op water-overlast toe. Hierdoor wordt niet voldaan aan het standstill-beginsel. Het nemen van maatregelen in de vorm van het aanleggen van extra waterberging is hierdoor noodzakelijk. Het hoogheemraadschap heeft een rekentool ontwikkeld om te bepalen hoeveel waterberging gecreëerd moet worden om de effecten op het watersysteem te compenseren. Deze rekentool heet de Watersleutel. De Watersleutel berekent de benodigde compensatie voor het aanleggen van extra verhard oppervlak in het plangebied en rekent ook de benodigde compensatie voor de gevolgen van klimaatverandering uit.
In bijlage 9 Watersleutel is de berekening met de Watersleutel weergegeven. Het plangebied heeft een oppervlak van circa 3,3 ha. In onderstaande tabel is de verdeling van het oppervlak in het gebied weergegeven. In de huidige situatie ligt het plangebied braak met enkel een te verwijderen bouwweg met een oppervlak van 1.951 m². Dit oppervlak is meegenomen als verhard glasgebied in de Watersleutel. Het braakliggend terrein (gras) met een grootte van 30.780 m² is meegenomen als onverhard glasgebied in de Watersleutel. In de toekomstige situatie wordt in het plangebied 13.380 m² als verhard infrastructuur/bebouwing, 11.417 m² als onverhard stedelijk en 7.934 m² als wateroppervlak ingericht. Omdat er een functiewijziging plaatsvindt naar "wonen" vallen deze oppervlaktes niet onder "agrarisch glastuinbouw" maar "stedelijk" in de Watersleutel.
Oppervlaktes in het plangebied
De verharding van particuliere tuinen is berekend op basis van de richtlijn van Delfland. Als richtlijn hanteert Delfland een verharding van 50 m² per tuin. Indien de tuinen kleiner dan 50 m² zijn, dan is het verhardingspercentage 100%. In Gantel de Baak zijn de tuinen veel groter dan 50 m². De totale verharding in de tuinen in het plangebied is hierdoor 1.800 m² .
Uit de berekening met de Watersleutel volgt dat het extra te realiseren oppervlaktewater in het plangebied 3.772 m² moet bedragen, 2.971 m² als compensatie voor het extra verhard oppervlak en 801 m² voor de gevolgen van klimaatverandering. Binnen het plangebied wordt echter 7.934 m² water gerealiseerd, dit is ruim meer dan de minimaal vereiste hoeveelheid water. Er is dus een bergingsoverschot van 4.162 m² (7.934 m² - 3.772 m²) binnen het plangebied.
Er is in de artikelen 8.5 en 9.5 een voorwaardelijke verplichting opgenomen binnen de bestemmingen "Wonen-1" en "Wonen-2" opgenomen waarin is bepaald dat de woningen binnen deze bestemmingen pas in gebruik mogen worden genomen nadat ter plaatse van de bestemming "Water" ten minste 3.772 m2 oppervlaktewater is gerealiseerd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen en voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheersplan 2015-2021. Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren.
Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen.
De watergangen in het plangebied moeten voldoen aan de beleidsregels van Delfland. Delfland heeft het document "Beleidsregels dempen en graven" opgesteld waarin de regels voor de inrichting van de watergangen en oevers voor alle type oppervlaktewateren zijn benoemd. Delfland hanteert de beleidsregels voor het wel of niet verlenen van een vergunning.
Binnen het plangebied wordt een vaasvormige waterpartij gegraven met een minimale breedte van 10 meter en een lengte van circa 200 meter. De totale oppervlakte van de waterpartij is 7.646 m² en de waterdiepte is minimaal 1 meter om varend onderhoud mogelijk te maken. De watergangen binnen het plangebied worden ontworpen volgens de beleids-regels van Delfland. Afhankelijk van de functie van de oevers wordt in samenspraak met het hoogheemraadschap het talud bepaald. In onderstaande figuur is een principeprofiel van een watergang weergegeven. Behalve de waterpartij zijn er geen andere waterstaatswerken aanwezig in het plangebied.
Principeprofiel watergang (bron: Beleidsregels Dempen en graven, 2009)
Voor de waterkwaliteit geldt net als het watersysteem het standstill-beginsel. De ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot een achteruitgang van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem. Het plan Gantel de Baak fase 3 leidt niet tot een verslechtering van de waterkwaliteit in het gebied. Om de chemische kwaliteit van het watersysteem in stand te houden worden geen uitlogende materialen gebruikt die in het water terecht kunnen komen. De nieuwe waterpartij staat in open verbinding met de Gantel, een boezemwatergang. Daarnaast stroomt hemelwater zoveel mogelijk richting de waterpartij en worden KRW-oevers aangelegd om de water-kwaliteit te verbeteren.
Om de ecologische kwaliteit te verbeteren wordt in het midden van het plangebied een nieuwe waterpartij gegraven met een KRW-oever die een flauw talud heeft naar de groene ruimtes in het plangebied. Deze flauw aflopende taluds geven een variatie aan waterdieptes waardoor verschillende groeiomstandigheden ontstaan voor diverse waterplanten, oeverplanten en diersoorten. Gelijktijdig met de sanering en het graven van het water, zal het profiel van de natte ecologische zone (NEZ) worden aangelegd. Het hoogheemraadschap van Delfland zorgt voor de aanplant van de NEZ en de realisatie van de bijbehorende golfbreker. In afstemming met HHD wordt de inrichting zo gekozen dat deze goed door hen te beheren en onderhouden zijn. Het hoogheemraadschap van Delfland zorgt vervolgens voor het beheer van de NEZ.
Onderhoud en bagger
Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Voor secundair boezemwater en polderwateren zijn veelal andere partijen (gemeente, grondeigenaar) onderhoudsplichtig. Onderhoudsplichtigen zijn in de Legger Delfland vastgesteld. Onderhoud aan water en waterkering betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland en Legger Delfland.
Voor onderhoud van watergangen is het van belang rekening te houden met de benodigde onderhoudsstroken.Onderhoudsstroken zijn noodzakelijk voor onderhoudsmateriaal en werkruimte, en er kan bagger op de onderhoudsstroken worden gezet.
Er gelden de volgende criteria:
Wanneer onderhoudsstroken niet of moeilijk realiseerbaar of te behouden zijn, overleg dan met Delfland over alternatieven of maatregelen.
De watergang aan de zuidzijde maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Delfland dient deze te onderhouden en wordt varend uitgevoerd. Er dient langs de watergang een onderhoudsstrook te zijn van minimaal 1 meter breed.
Voor wateren met aan één zijde een natte ecologische zone en waarvan het onderhoud varend en/of rijdend kan worden uitgevoerd, geldt dat de onderhoudsstrook aan de zijde van de natte ecologische zone ligt. De onderhoudsstrook heeft een breedte van 4 meter en een hoogte van 3,5 meter vanaf maaiveld.
Het onderhoud van de primaire boezemwatergang de Gantel ligt bij Delfland en zal vanwege zijn functie ook in beheer en onderhoud blijven van het hoogheemraadschap. Om te voorkomen dat de vaarten, kanalen en watergangen te ondiep worden, voert het hoogheemraadschap iedere acht jaar de baggerwerkzaamheden uit.
De afspraken met het hoogheemraadschap zijn in een tekening opgenomen. Deze tekening is als bijlage 10 Afspraken hoogheemraadschap bij de toelichting opgenomen.
De waterpartij in het plangebied wordt een secundaire boezemwatergang die fungeert als een bypass van de Gantel. In onderstaand figuur is de waterpartij verdeeld in drie kleuren: rood, blauw en geel. De uitgangspunten voor het onderhoud van de nieuwe waterpartijen zijn als volgt:
De onderhoudsafspraken voor de insteekhaventjes moeten nader worden uitgewerkt met de bewoners.
Verdeling dagelijks onderhoud van de waterpartij in het plangebied (secundair boezem).
Bodem en grondwater
Bij nieuwe ontwikkelingen/initiatieven is het van belang om rekening te houden met een voldoende drooglegging om grondwateroverlast te voorkomen. Het bouwpeil moet daarom hoog genoeg boven het waterpeil liggen. Een voldoende hoog bouwpeil helpt niet alleen tegen grondwateroverlast, maar ook tegen wateroverlast algemeen. Delfland adviseert om rekening te houden met een drooglegging van 1,2 m, maar met een minimum van 1,0 m. De drooglegging in bebouwd gebied wordt bepaald in overleg met de gemeente. Bij nieuwbouw adviseert Delfland een drooglegging van 1,20 meter om mogelijke grondwaterproblemen en wateroverlast in de toekomst te voorkomen.
De huidige maaiveldhoogte in het plangebied is circa NAP -0,10 m. De verharding komt te liggen op NAP +0,80 m en het vloerpeil NAP + 0,95 m, zie bijlage 11 Peilhoogte tekening. Hierbij wordt een drooglegging gecreëerd van minstens 1,20 m in het plangebied. Door de maaiveldophoging zal de grondwaterstand in het gebied licht stijgen.
De stijghoogte in het plangebied is NAP 0 m. De stijghoogte ligt hoger dan het boezempeil van NAP -0,43m, hierdoor is er sprake van een (lichte) kweldruk in het plangebied. De grondwaterstand in het gebied zal lichtelijk stijgen als gevolg van de maaiveldophoging in het gebied. Het vloerpeil en de bouwkundige constructies dienen zodanig te worden uitgevoerd dat bij maximale grondwaterstanden geen grondwateroverlast optreedt. Er is geen sprake van ondergrondse constructie welke invloed hebben op de grondwaterstand.
Afvalwater en riolering
De bestaande woning is aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel ter plaatse en de nog te bouwen woning zou aannemelijk aangesloten worden op het rioleringsstelsel. Afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtstbijzijnde afvalwaterzuivering. Voor zover bekend zijn er geen problemen bekend omtrent de capaciteit van riolering of zuivering.
Voor de afvoer van het hemelwater zijn creatieve en efficiënte maatregelen mogelijk, zoals het ophogen van gronden, een hoger bouwpeil van woningen, open verharding ter plekke van parkeerplaatsen of water vasthouden op particulier terrein, bijvoorbeeld door middel van de aanleg van wadi's, (slimme)regenton, groene daken, het afkoppelen van hemelwaterafvoer, en dergelijke.
Het plangebied is in de huidige situatie een braakliggend terrein. Het hemelwater wordt afgevoerd middels oppervlakkige afstroming over het maaiveld naar de Gantel. Rondom het plangebied voeren de bestaande bebouwing en de glastuin-bouw het afvalwaterwater af middels mechanische en vrijvervalriolering. Vanaf de rioolgemalen wordt het afvalwater middels persriolering verder afgevoerd naar de RWZI Nieuwe Waterweg.
De riolering voor het plangebied wordt uitgewerkt in een rioleringsplan. Als basis voor het rioleringsplan geldt het vigerende gemeentelijke rioleringsplan (GRP). Daarnaast dient het plan te voldoen aan de Leidraad Riolering West Nederland van de gemeente Westland en de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak en de Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakten (2003).
In het plangebied wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Hierbij wordt het hemelwater afkomstig van daken en verhardingen afgevoerd naar het oppervlaktewater. Er wordt naar gestreefd om zoveel mogelijk het hemelwater direct op het oppervlaktewater af te voeren. Daar waar dit niet mogelijk is wordt de afvoer geregeld middels een HWA riool. Omdat de hemelwaterafvoer alleen ziet op de toegangswegen en de daken in het relatief kleine plangebied hoeft er geen zuiveringstechniek te worden toegepast.
Aanbevolen is om het aanleggen van groene daken, gebruik maken van regentonnen en andere adaptieve voorzieningen te stimuleren in het gebied. Hemelwater lozen mag alleen plaatsvinden als er geen uitlogende materialen worden toegepast. Het hoogheemraadschap heeft de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak in 2003 geactualiseerd met een nieuwe beslisboom. Hieruit volgt:
Varen binnen het gebied
Nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd, volgt nog een nieuw besluit waarbij de bestaande en nieuwe insteekhaven worden opgenomen in de vaarverordening. Vanaf dat moment kunnen (en moeten indien ze willen varen) de nieuwe bewoners ook een ontheffing aanvragen. Daaraan zal een maximale snelheid van 4 km/h en een maximale bootbreedte worden gekoppeld (we zijn uitgegaan van 2,7 m). Ook geldt in de westelijke smalste insteekhaven wisselend eenrichtingsverkeer, zodat boten elkaar veilig kunnen passeren.
Samenvattend
Tot het komen van een goed waterhuishoudkundig plan voor het plangebied dienen de volgende
conclusies, richtlijnen en adviezen in acht te worden genomen:
Veiligheid en waterkeringen
Watergangen
Waterkwantiteit
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Onderhoud
Varen binnen het gebied
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Op 20 april 2020 is door Sweco Nederland B.V. een vooronderzoek sanering uitgevoerd (zie Bijlage 12 Vooronderzoek sanering). Op de locatie is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging
met koper, lood en zink. Deze verontreiniging bevindt zich in de ophooglaag (van circa 0,1 tot 0,8 meter
minus maaiveld). In 2009 is voor de locatie, die deel uitmaakt van een groter verontreinigd gebied, een
saneringsplan opgesteld (door Grontmij met kenmerk 99089856 d.d. 16 februari 2009 zie Bijlage 13 Saneringsplan 2009) en beschikt (beschikking met kenmerk PZH-2009-1935313 d.d. 13 maart 2009). Op 24 juni 2020 is het saneringsplan geactualiseerd (zie bijlage 14 Raamsaneringsplan ). In het raamsaneringsplan zijn saneringsmaatregelen op milieuhygiënische, technische en organisatorische aspecten opgenomen.
De sanering van het hele gebied wordt in drie fasen verricht, waarvan fase 1 en 2 reeds zijn uitgevoerd.
Het op 20 april 2020 uitgevoerde vooronderzoek heeft betrekking op de derde en laatste fase en is uitgevoerd om de verontreinigingssituatie, voorafgaand aan de sanering, te actualiseren.
Geconcludeerd wordt dat:
- Er op basis van het verrichte vooronderzoek geen aanleiding is om een nieuwe dan wel een andere bodemverontreiniging te verwachten dan reeds bekend is;
- Er geen aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk is;
- De sanering van fase 3 dient te worden verricht volgens het beschikte saneringsplan en met inachtneming van het gestelde in de Wet bodembescherming.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Natuurnetwerk Nederland
Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.
Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:
Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.
Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.
Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:
Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.
Op 27 juni 2023 is door Aqua-Terra Nova een ecoscan opgeleverd (zie Bijlage 15 Eco effectscan). Het plangebied is bezocht in de middag van 27 juni 2023. De weersomstandigheden tijdens dit oriënterend onderzoek zijn droog, half bewolkt met een temperatuur van 13°C, windkracht 2 Bft uit het noordwesten.
Tijdens de inventarisatie zijn aanwezige natuurwaarden in het plangebied bekeken. Beschermde soorten worden alleen op basis van regionale verspreidingsgegevens en het ontbreken van geschikt habitat uitgesloten, anders worden ze meegenomen in de toetsing.
Gebiedsbescherming
Het Natura 2000-gebied 'Solleveld & Kapittelduinen' bevindt zich op circa 2,6 km afstand ten zuiden,
westen en noorden van het plangebied, zie figuur 4.1. Andere Natura 2000-gebieden liggen op grotere
afstand.
Positie van het plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden.
Het Natura 2000-gebied 'Solleveld & Kapittelduinen' bestaat uit oude duinen, duinbossen, struwelen, ruigten en plasse. Het natuurgebied is van grote waarde vanwege de kalkarme duinen en heideterreinen die in het gebied voorkomen. Aan de binnenduinrand bevinden zich een aantal oude landgoedbossen die rijk zijn aan stinzenflora. Directe effecten door de werkzaamheden op Natura 2000-gebieden is uitgesloten. Door Aqua-Terra Nova is op 18 januari 2024 een onderzoek naar de stikstofdepositie gedaan (zie 16 stikstofonderzoek). Op basis van de berekening kan gesteld worden dat tijdens de bouwfase en tijdens de gebruiksfase geen stikstofdepositie is op Natura 2000-gebied. Doordat er geen stikstofdepositie is tijdens de bouwfase en gebruiksfase is er geen vergunning nodig voor de Wet natuurbescherming voor het onderdeel stikstof.
S
oortbescherming
Vaatplanten
Het plangebied is tijdens het uitvoeren van het oriënterend veldbezoek gecontroleerd op mogelijk aanwezige beschermde vaatplanten. Deze zijn niet aangetroffen. Zowel op basis van verspreidingsgegevens als de eentonige soorten die op voedselrijke bodem groeien die zijn aangetroffen in het plangebied, worden beschermde vaatplanten niet verwacht.
Vogels
Alle broedende vogels, hun broedplaatsen en de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd. Daarnaast zijn rust- en verblijfplaatsen én de functionele omgeving van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd1. In het plangebied worden algemeen broedende vogels verwacht.
Vogels met jaarrond beschermde verblijfplaats
Op basis van verspreidingsgegevens is gebleken dat in de omgeving van Gantel de Baak de gierzwaluw en huismus behorend tot de categorie 1-4 (jaarrond beschermde vaste verblijfplaats) voorkomen. Deze soorten zijn doorgaans afhankelijk van bebouwing voor hun verblijfplaats, de huismus heeft sporadisch zijn verblijfplaats in dichte struiken. Door het ontbreken van bebouwing, of dicht struweel kan aanwezigheid van een vaste rust- en of verblijfplaats van de gierzwaluw en de huismus worden uitgesloten. Nader onderzoek is naar de aanwezigheid van deze soort is niet noodzakelijk In de omgeving van het plangebied komen beschermde roofvogels voor, het betreft de buizerd, boomvalk, havik en sperwer. Deze zijn niet waargenomen tijdens het veldbezoek. Wel zijn prooiresten aangetroffen die mogelijk van een sperwer, havik of boomvalk zijn. In het plangebied zijn geen bomen aanwezig waar zich mogelijk nesten kunnen bevinden van roofvogels. Nadere toetsing aan de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Vogels uit categorie 5
Van de vogelsoorten met een verblijfplaats uit de categorie 5 zijn verschillende vogels binnen het plangebied te verwachten: torenvalk, tapuit, boerenzwaluw, huiszwaluw, blauwe reiger, ekster en zwarte kraai. Nesten van categorie 5-soorten zijn jaarrond beschermd wanneer specifieke ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. In dit geval wordt het plangebied gebruikt als foerageergebied. Gedurende het hele veldbezoek is een torenvalk jagend waargenomen boven het plangebied. Met de Poelzone op 450 meter afstand zijn er voldoende uitwijk mogelijkheden om te foerageren voor de torenvalk en andere categorie 5 soorten. Daarnaast komt er ook nieuw groen terug in de beoogde situatie. Uit de verspreidingsgegevens komt naar voren dat de tapuit is waargenomen net buiten het plangebied, in Gantel de Baak fase 1 en fase 2. De tapuit broedt inallerlei holtes, zoals konijnenholen in de duinstreken. De broedparen van tapuiten zijn sinds de jaren tachtig met meer dan 90% afgenomen. Ze komen nog enkel voor in de duinstreken en op heide- en stuifzandgebieden op de grens van Drenthe en Friesland. De lange greppels in het plangebied kunnen mogelijk een geschikte broedplek aanbieden voor tapuiten. Er zijn geen tapuiten of nesten daarvan aangetroffen tijdens het veldbezoek. De nesten worden meer in de duinen verwacht. Ook andere nesten van categorie 5 soorten worden niet verwacht binnen het plangebied door het ontbreken van volwassen bomen en struweel. Mochten er onverhoopt broedende vogels aangetroffen worden dan zijn deze te allen tijde beschermd. Nadere toetsing aan de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Algemene (broed)vogels
In en rondom het plangebied zijn algemene vogelsoorten te verwachten zoals ganzen, eenden, witte kwikstaart, kieviet, grutto, scholekster, grasmus, putter, kauw en heggenmus. Het plangebied is geschikt als broedlocatie voor algemene weide- en watervogels, zoals wilde eend, kieviet en scholekster. De kieviet, grutto, scholekster en diverse watervogels zijn tevens ook waargenomen tijdens het veldbezoek. Weidevogels en sommige watervogels, zoals ganzen broeden tussen opgaande ruigtes en grassen. Ook de aangrenzende watergang is geschikt als broedlocatie voor watervogels zoals de knobbelzwaan, meerkoet en waterhoen. Alle vogels zijn tijdens het broeden beschermd en mogen dan niet verstoord worden. Er wordt aanbevolen om buiten het broedseizoen (grofweg van maart t/m juli) te werken. Indien er binnen het broedseizoen gewerkt wordt, dient voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogel controle plaats te vinden.
Grondgebonden zoogdieren
Op basis van verspreidingsgegevens is gebleken dat in de omgeving van het plangebied geen strikt beschermde grondgebonden zoogdieren voorkomen. Het voorkomen van strikt beschermde zoogdiersoorten in het plangebied kan worden uitgesloten. Nadere toetsing aan de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Vleermuizen
Hoewel vleermuizen zoogdieren zijn, worden deze vanwege hun afwijkende eigenschappen als afzonderlijke groep behandeld. Alle soorten vleermuizen zijn beschermd binnen de Wet natuurbescherming. Vleermuizen maken binnen hun netwerk gebruik van vaste verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes. Deze vaste rust- en verblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd, ook als de dieren op dat moment niet aanwezig zijn. Daarnaast is de functionele leefomgeving van vleermuizen beschermd. Dit zijn de vaste vliegroutes en essentiële foerageergebieden, die nodig zijn om een verblijfplaats te laten functioneren.
Foerageergebied en vliegroute
Het plangebied en de omgeving van het plangebied zijn geschikt als foerageergebied en vliegroute voor vleermuizen. Vleermuizen maken gebruik van lijnvormige structuren als vliegroute zoals watergangen en bomenrijen. Het plangebied bevat geschikte lijnvormige structuren in de vorm van watergangen. Met name voor de watervleermuis zijn dit geschikte vliegroutes. Door het gebrek aan bomen, struiken en beschuttingen zal het plangebied niet als essentieel foerageergebied of vliegroute dienen. In de nabije omgeving is voldoende geschikt alternatief aanwezig, zoals het Prinsenbos, Plas van Alle Winden en de Poelzone. Daarnaast worden er bomen en stuiken aangeplant in de beoogde situatie. Negatieve effecten op mogelijk aanwezige vliegroutes kan worden uitgesloten.
Verblijfplaatsen
In het plangebied staan geen bouwwerken die geschikt zijn voor gebouwbewonende vleermuizen zoals de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. In het plangebied zijn geen bomen aanwezig die geschikte holtes bevatten die kunnen dienen als vaste rust- en/of verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen zoals de watervleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis. De aanwezigheid van vaste rust- en/of verblijfplaatsen voor boombewonende vleermuizen kan worden uitgesloten. Nadere toetsing aan de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Amfibieën
Door de ligging van het plangebied in het kassengebied, en de aanwezigheid van infrastructuur en een groot aandeel beschoeide watergangen, wordt de aanwezigheid van de rugstreeppad hier niet verwacht. Nadere toetsing aan de Wet natuurbescherming is noodzakelijk. De ruigtes en watergangen in het plangebied zijn geschikt voor algemene amfibieënsoorten (beschermd volgens art. 3.10 Wet natuurbescherming) als bruine kikker, bastaardkikker en gewone pad. Voor deze soorten geldt in de provincie Zuid-Holland een vrijstelling in het kader van de Wet natuurbescherming. De zorgplicht blijft echter wel van kracht.
Reptielen
Uit de landelijke verspreidingsgegevens komt naar voren dat in de omgeving van het plangebied de (strikt) beschermde zandhagedis voorkomt. De zandhagedis is sterk gebonden aan duin- en heidegebieden met een mozaïek van rijk gestructureerde dwergstuikvegetatie, afgewisseld met hogere grassen, 'kale' grond en plekken met open zandgrond. Vanwege het ontbreken van geschikt habitat van het plangebied wordt de zandhagedis redelijkerwijs niet verwacht. De aanwezigheid van (strikt) beschermde reptielen kan worden uitgesloten. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Wet natuurbescherming. Er worden geen andere beschermde reptielensoorten in het plangebied verwacht.
Vissen
Aangrenzend aan het plangebied zijn watergangen aanwezig. In de beoogde situatie worden deze niet
aangetast. De watergang wordt echter wel uitgebreid door deze te verbinden met de beoogde watergangen in het plangebied. Tijdens het graven van de watergang kunnen er vissoorten worden gedood indien het water van de Grote Gantel tijdens graafwerkzaamheden naar binnen stroomt. Door het diepe water met een beperkt aandeel aan waterplanten, wordt de beschermde grote modderkruiper hier niet verwacht. Andere beschermde vissoorten komen hier niet voor. Wel geldt de zorgplicht voor de algemene vissoorten. Dit betekent dat er geen vissoorten opzettelijk gedood mogen worden. Nader onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Overige beschermde soorten
Van de ongewervelden zijn naast vlinders en libellen, enkele kevers (vliegend hert, brede geelrandwaterroofkever, gestreepte waterroofkever, heldenbok, juchtleerkever, vermiljoenkever), weekdieren (platte schijfhoren, Bataafse stroommossel) en een kreeftachtige (rivierkreeft), beschermd door de Wet natuurbescherming.Het plangebied en directe omgeving voorzien voor geen van deze soorten in geschikt habitat. Het voorkomen van beschermde ongewervelden kan hierdoor redelijkerwijs worden uitgesloten. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Wet natuurbescherming.
Ecologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
In april 2008 is door Archeo Pro (zie Bijlage17 Archeologisch onderzoek) een archeologisch onderzoek verricht. Er zijn 51 boringen verricht. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bovenlaag van de bodem sterk aan moderne verstoring heeft blootgestaan. De hieronder gelegen afzettingen zijn volkomen natuurlijk en vertonen geen sporen van menselijke aanwezigheid in het (verre) verleden. De resultaten van het onderzoek geven dan ook geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden, rekening zou moeten worden gehouden.
Het huidige onderzoek voldoet omdat de situatie met betrekking tot de ondergrond niet veel veranderd is. Bovendien zijn er voldoende boringen verricht, zodat het onderzoek nog steeds voldoet.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.
De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Inleidende regels
Begrippen (Begrippen)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Wijze van meten)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Gebruiksregels
De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.
Afwijkingsregels
In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".
Aanleggen of slopen
De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:
Algemene gebruiksregels
In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Overgangs- en slotregels
In het artikel "Slotregel" zijn de volgende onderdelen opgenomen:
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
NL.IMRO.1783.ONWGANTELDBKf3-VA01
De dataset bestaat uit:
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).
De bestemming is opgenomen voor de (openbare) groenvoorzieningen in het plangebied. Binnen deze bestemming moet ook 70% van het gebied als groen en water worden aangelegd. Tevens is een (natuurlijke) speelvoorziening mogelijk. Er zal een wadi worden aangelegd die tevens dient als extra waterbuffer.
Op de gronden bij de woningen die aan de voorzijde van de bestemmingen “Wonen 1” en "Wonen-2" zijn gelegen, ligt de bestemming “Tuin-1” (T-1) of "Tuin-2" (T-2). Hier zijn in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximum hoogte van 1 meter toegestaan. Binnen de bestemming "Tuin-1" zijn erkers toegestaan. Deze zijn niet toegestaan binnen de bestemming "Tuin-2" vanwege de geluidshinderzone van Franke Kwekerij B.V. Binnen de bestemming "Tuin-2" is de functieaanduiding pecifieke vorm van tuin – oeverzone” (st-ovz) opgenomen. Deze gronden moeten als onbebouwde gronden worden ingericht.
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de gronden met een verkeersfunctie. Het betreft hier een bestemming met een globaal karakter waarbinnen de diverse verkeersfuncties mogelijk zijn. De bebouwingsregels laten straatmeubilair toe. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, wegen en fiets- en voetpaden.
De bestemming is opgenomen voor een groot deel van het te realiseren oppervlaktewater en voor de Gantel. Binnen de bestemming is
Op de gronden waarop het woningbouwplan Gantel de Baak fase 3 zal worden gerealiseerd is op een deel van de gronden de bestemming “Wonen 1” neergelegd.
De woningen in de buitenste ring van het plangebied hebben de bestemming "Wonen 1". De percelen langs de Gantel en aan de oostzijde van het plangebied hebben op dat deel van de gronden waarop de oevers liggen de functieaanduiding “specifieke vorm van wonen – oeverzone” (sw-ovz) gekregen. Deze gronden moeten als onbebouwde gronden worden ingericht, zodat er vanuit de waterzijde bezien geen volgebouwde gevel ontstaat. Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als niet worden beschouwd als gebouwerf in de zin van bijlage IA behorende bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. De gronden zijn onbebouwd en zijn ingericht als groene oever en water, waarbij aanlegsteigers en terrassen alleen zijn toegestaan in het verlengde van het hoofdgebouw en met de maximale breedte van het hoofdgebouw.
Binnen de bestemming "Wonen-1" heeft een aantal gronden de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidsbelasting' gekregen. Hier is er sprake van een hoge geluidsbelasting. Daarom worden er aan de geluidsbronnen bij het glastuinbouwbedrijf Franke Kwekerij B.V. maatregelen getroffen, zodat de nieuwe bewoners kunnen wonen binnen een goed woon- en leefklimaat en glastuinbouwbedrijf Franke Kwekerij B.V. niet gehinderd wordt in de bedrijfsvoering. Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te kunnen waarborgen dat er een goed akoestisch klimaat heerst op het moment dat de woningen in gebruik worden genomen. Deze houdt in dat maatregelen bij het glastuinbouwbedrijf Franke Kwekerij B.V. eerst zullen moeten worden getroffen, voordat de woningen in er plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidsbelasting' in gebruik genomen mogen worden.
Binnen deze bestemming is nog een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de realisatie van extra oppervlaktewater binnen de bestemming "Water" van ten minste 3.772 m2 te borgen.
Op de gronden waarop het woningbouwplan Gantel de Baak fase 3 zal worden gerealiseerd is op een deel van de gronden de bestemming “Wonen 2” neergelegd.
De woningen in de binnenste ring van het plangebied hebben de bestemming "Wonen 2". De percelen grenzen aan het binnenwater en zijn omringd door de bestemming "Tuin - 2". Aan- en bijgebouwen zijn binnen het bouwvlak opgenomen met een daarbij behorende bouwhoogte.
Binnen de bestemming "Wonen-2" heeft een aantal gronden de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidsbelasting' gekregen. Hier is er sprake van een hoge geluidsbelasting. Daarom worden er aan de geluidsbronnen bij het glastuinbouwbedrijf Franke Kwekerij B.V. maatregelen getroffen, zodat de nieuwe bewoners kunnen wonen binnen een goed woon- en leefklimaat en glastuinbouwbedrijf Franke Kwekerij B.V. niet gehinderd wordt in de bedrijfsvoering. Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te kunnen waarborgen dat er een goed akoestisch klimaat heerst op het moment dat de woningen in gebruik worden genomen. Deze houdt in dat maatregelen bij het glastuinbouwbedrijf Franke Kwekerij B.V. eerst zullen moeten worden getroffen, voordat de woningen in er plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidsbelasting' in gebruik genomen mogen worden.
Binnen deze bestemming is nog een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de realisatie van extra oppervlaktewater binnen de bestemming "Water" van ten minste 3.772 m2 te borgen.
Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, opgesteld, omdat de kosten voor het realiseren van het woningbouwplan die verhaald dienen te worden, zijn opgenomen in de grondprijs van de uit te geven gronden. Dit is ten finale vastgelegd in een anterieure overeenkomst tussen Ontwikkelingsmaatschappij Het Nieuwe Westland (ONW) en gemeente. Het plangebied is onderdeel van het project Gantel de Baak waarvoor een sluitende grondexploitatie is opgesteld. Gantel de Baak fase 3 is daarvan een van de deelplannen. Geconcludeerd kan worden, dat het bestemmingsplan op het vlak van grondexploitatie en kostenverhaal uitvoerbaar is.
Eventuele vergoeding van planschade, als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, is als kostenpost in de grondexploitatie opgenomen, zodat kan worden geconcludeerd, dat het bestemmingsplan ook op dit vlak uitvoerbaar is.
In de periode van 21 juni 2023 t/m 1 augustus 2023 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage18 Nota beantwoording wettelijk vooroverleg van deze toelichting.
Van 6 oktober 2023 tot en 16 november 2023 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gedurende de periode van tervisielegging zijn 5 zienswijzen ingediend.
De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld. Voor een overzicht van de zienswijzen wordt verwezen naar bijlage 19 Nota beantwoording zienswijzen van deze toelichting.
Mede naar aanleiding van de zienswijzen is het plan gewijzigd. Zie hier voor de Staat van wijzigingen in bijlage 20 Staat van wijzigingen.