Plan: | Kerk Cuneraweg Ochten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1740.bpOCkerkcuneraweg-vst1 |
Initiatiefnemers zijn voornemens een kerk te bouwen op het perceel dat kadastraal bekend staat als OTN00-F-2020, aan de Cuneraweg te Ochten. De bouw van de kerk is nodig ter vervanging van de huidige kerk gesitueerd aan De Molenhof 5. De huidige locatie voldoet niet meer, omdat de omliggende gebouwen een efficiënt gebruik in de weg staan en er sprake is van ruimtegebrek door het groeiend ledenaantal van de kerk. Naar verwachting blijft het ledenaantal stijgen en gezien de ligging van de kerk in de kern van Ochten, in combinatie met het zeer beperkte aantal parkeerplaatsen voor auto's en fietsen is een andere locatie noodzakelijk. Het genoemde perceel aan de Cuneraweg biedt mogelijkheid voor een ruim opgezet plan, waarbij rekening gehouden zal worden met de bewoners in de omgeving, een goede landschappelijke inpassing en voldoende parkeergelegenheid.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, omdat de huidige bestemming 'Agrarisch' dit gebruik niet toestaat. Om de bouw van een kerk planologisch-juridisch mogelijk te maken, wordt een procedure tot vaststelling van een nieuw bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gevolgd. De bestemming zal gewijzigd worden naar 'Maatschappelijk' met de functieaanduiding 'religie'. 'Met voorliggend bestemmingsplan wordt het plan voorzien van een ruimtelijk juridisch kader. In deze toelichting wordt de beoogde ontwikkeling beschreven en wordt aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen aan de Cuneraweg in Ochten. De locatie ligt in het buitengebied, precies langs de rand van de bebouwde kom. Het gebied wordt gekenmerkt door agrarische percelen, woningen en bedrijven gevestigd langs de Cuneraweg. De planlocatie is gelegen op een deel van het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Ochten, sectie F, perceel 2020. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van 9.170 m². In de onderstaande figuren is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Luchtfoto met aanduiding plangebied (bron: PDOK viewer)
Figuur 1.2: Uitsnede kadastrale kaart (bron: KadastraleKaart)
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van de Neder-Betuwe op 30 mei 2013. In het bestemmingsplan kent het plangebied de enkelbestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming zijn de gronden onder andere bestemd voor grondgebonden agrarische productie, teelt, het weiden van dieren, landschappelijke beplanting en bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag.
Daarnaast bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Deze dubbelbestemmingen zijn in de Parapluregeling Archeologie van d.d. 27 september 2018 vervangen door 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.
Verder heeft het plangebied deels te maken met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - spuitzone'. De gronden ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – spuitzone” dienen voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in de aangrenzende woongebieden. Hier wordt in paragraaf 4.10 nader op ingegaan. Tot slot ligt er over een breedte van circa 18 meter langs de weg de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – weg'. Hier mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij de functies op de omliggende gronden niet worden geschaad en de belangen van de desbetreffende verkeerswegen, veiligheid van mensen, dieren en goederen niet blijvend onevenredig worden geschaad. Het kerkgebouw wordt binnen deze zone gebouwd, waardoor afstemming met de wegbeheerder nodig is.
De plannen zijn strijdig met het vigerende bestemmingsplan omdat de agrarische enkelbestemming de toekomstige (maatschappelijke) functie en het gebruik niet beschrijft in de bestemming.
Figuur 1.3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan met aanduiding plangebied
Conclusie
Onderhavig initiatief is in strijd met het bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld', omdat het gebruik niet past binnen de bestemmingsregels 'Agrarisch'.
Het bestemmingsplan 'Kerk Cuneraweg Ochten' bestaat uit de volgende stukken:
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
Perceelnummer 2020, sectie F aan de Cuneraweg te Ochten is een agrarische kavel waarop geen gebouwen aanwezig zijn. Het betreft een omheind grasveld voor het weiden van dieren met daarop een dierenverblijf/opslag. Het perceel wordt ontsloten vanaf de Cuneraweg.
Figuur 2.1 Bestaande situatie perceel F2020 aan de Cuneraweg (bron: Google Maps).
Het planvoornemen bestaat uit de volledige transformatie van het perceel. Er wordt een kerkgebouw met daarnaast een ruime auto- en fietsparkeerplaats gerealiseerd. In de kerkzaal zullen 652 zitplaatsen zijn. Verder is er een ruime entreehal, een consistorie, twee zalen, een keuken en acht toiletten waaronder één invalidetoilet aanwezig. De plattegrond en het voorontwerp van het kerkgebouw is te vinden in Bijlage 2 Ontwerptekeningen kerkgebouw van dit bestemmingsplan. De architectuur gaat uit van een klassiek kerkgebouw met toren en ingetogen kleuren. Rondom het kerkgebouw is groen aanwezig in de vorm van gras, bosschages en bomen. De autoparkeervakken worden uit grasbetonblokken vervaardigd. Hiermee wordt bijgedragen aan een 'groen' kerkplein en de afwatering van hemelwater. De bestaande zichtlijnen worden niet verstoord met de ontwikkeling. Zie voor de uitwerking van deze onderbouwing de toelichting op het verslag van de regiekamer, toegevoegd als Bijlage 1 Toelichting verslag regiekamer. De landschappelijke inpassing en ruimtelijke indeling van het perceel is te vinden in Bijlage 4 Overzichtstekening en Bijlage 3 Landschappelijke inpassing van dit bestemmingsplan.
De bewoner van Weilerstraat 2 neemt circa 1.700 m² grond over van de kerk. Deze grond is gelegen naast zijn perceel en de bewoner wil hier een tuin realiseren. Het aanbrengen van bebouwing is niet toegestaan. Daarnaast wordt bij de koop een terugkoopbeding opgenomen, zodat het altijd mogelijk is om het kavel (of een deel daarvan) terug te kopen indien en voor zover de kerk dit uit oogpunt van uitbreiding noodzakelijk acht.
Om te voorkomen dat een vrij liggend zonneveld de gebruiksmogelijkheden van het kavel mogelijk belemmert is het wenselijk dat de zonnepanelen en eventuele – collectoren op de zuidgeoriënteerde daken van de kerk worden aangebracht. Dit betreft het dak van de consistorie en het platte dak van de zaal. Sprake is van donkere dakpannen, dit is dan ook goed mogelijk zonder dat het aanzicht van de kerk in negatieve zin wordt beïnvloed.
Figuur 2.2 en 2.3: 3D Modellen toekomstige situatie op perceel F2020 (bron: Opdrachtgever).
Ontsluiting
Het plangebied zal worden ontsloten vanaf de Cuneraweg, middels een fietsinrit, voetgangerspad en autoinrit.
Parkeren
In bestemmingsplan Kernen Neder-Betuwe is een regeling opgenomen voor het aantal parkeerplaatsen bij een kerk. Dit is vastgelegd op 1 parkeerplaats per 5 bezoekers. Bij 652 bezoekers zullen er 130 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Er worden 135 parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein, waardoor er aan de parkeernorm wordt voldaan.
Het huidige plan voorziet in voldoende parkeerruimte, op basis van de huidige normen. Uitbreiding van de capaciteit van de kerk is in de nabije periode van 10 jaar niet voorzien. Mocht toch sprake zijn van uitbreiding, dan zal hiervoor een nieuwe planologische procedure moeten worden gevoerd en alsdan middels normberekening, dan wel feitelijke situatie, moeten worden aangetoond dat sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Overigens is de mobiliteit sterk aan het veranderen. Zo leiden elektrische fietsen er momenteel bijvoorbeeld toe dat meer mensen de kerk bezoeken per fiets en in mindere mate per auto. De verwachting is dan ook dat in het huidige plan veel meer parkeerruimte is opgenomen dan er straks feitelijk zal worden benut. Nu de ontwikkeling van dit vraagstuk niet inzichtelijk is, is het voldoende om de huidige eis/norm in het bestemmingsplan op te nemen.
Figuur 2.4: Plattegrond toekomstige situatie (bron: Opdrachtgever)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving in Nederland.
Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Nederland heeft een lange traditie van zich aanpassen. Deze opgaven worden benut om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.
De NOVI heeft de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:
Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorgt dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Conclusie
Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de NOVI.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit het nationale beleid te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit het nationale beleid.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.
Het nationale beleid vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Stedelijke ontwikkeling
Om aan deze verplichting uit de Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Uit jurisprudentie blijkt dat er in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling bij de bouw van een nieuwe kerk. Hierdoor is het doorlopen van de laddertoets voor duurzame verstedelijking noodzakelijk. Allereerst moet worden vastgesteld of de ontwikkeling voorziet in een behoefte aan een stedelijke voorziening. Daarna volgt een beoordeling of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
De behoefte aan een nieuwe stedelijke voorziening
Er is behoefte aan een nieuw kerkgebouw doordat het ledenaantal van de kerkgemeenschap blijft stijgen. Het ledenaantal van 470 heeft in de afgelopen 10 jaar een groei doorgemaakt van 350%. OGGIN verwacht dat het aantal leden in de komende jaren nog verder zal stijgen. De ligging van het huidige kerkgebouw aan de Molenhof 5 in de kern van Ochten in combinatie met het zeer beperkte aantal parkeerplaatsen voor auto's, maar ook fietsen, is inmiddels niet meer praktisch. Daarnaast staat het ensemble van gebouwen en het ontbreken van zalen een efficiënt gebruik in de weg.
Er is gezien het stijgend aantal leden de behoefte aan een kerk met 600 tot 700 zitplaatsen en bijbehorende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen. Daarbij is het wenselijk dat ook toekomstige uitbreiding mogelijk is. Het aan de Cuneraweg gelegen perceel biedt de mogelijkheid voor een dergelijk ruim opgezet plan, waarbij rekening kan worden gehouden met de bewoners in de omgeving en een goede landschappelijke inpassing. De locatie is zeer goed bereikbaar, zowel vanuit Ochten (te voet/fiets) als ook vanuit de overige verdere omgeving per auto. Er is in het ontwerp rekening is gehouden met de aanleg van 135 parkeerplaatsen en voldoende stallingsruimte voor fietsen. Rondom het plan is gelegenheid voor de aanleg van een groenwal en/of andere beplanting, zodat de locatie in de landschappelijke omgeving wordt ingepast.
Het eerder opgestelde principeverzoek met betrekking tot de bouw van de kerk op deze locatie heeft doorgang gevonden waardoor er geconcludeerd kan worden dat er op deze plek een kerk mogelijk is, mits er voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening en een landschappelijke inpassing. Door de locatie zal er minder overlast worden ervaren door omwonenden en is er ook een mogelijkheid tot uitbreiding bij toekomstige ontwikkeling met betrekking tot groei van de leden en gemeenschap.
Figuur 3.1 Huidig kerkgebouw aan De Molenhof 5, te Ochten (bron: Google Maps 2022).
Figuur 3.2: Plattegrond Ochten (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Beoordeling binnen bestaand stedelijk gebied
Bovenstaande afbeelding toont in het rood het plangebied waarop de kerk gerealiseerd zal worden. Er valt op te merken dat dit een ruim perceel betreft. In het bestaand stedelijk gebied zijn er maar een paar locaties aan de rand van het stedelijk gebied met evenveel oppervlakte aanwezig. Eén daarvan is een begraafplaats en de andere locaties hebben de bestemming 'Groen'. Hierdoor is het aannemelijk dat de ontwikkeling op deze locaties niet wenselijk is.
Uit de behoefte blijkt dat er voldoende parkeerruimte moet zijn voor auto's en fietsen. Er is in de kern van Ochten niet een goede mogelijkheid tot het realiseren van zo'n parkeerterrein met auto's. Alleen de groenbestemmingen komen hier in aanmerking voor.
Conclusie
De gewenste ontwikkeling kan niet volgens een goede ruimtelijke ordening binnen bestaand stedelijk gebied plaatsvinden. Hierdoor is het wenselijk om de kerk met parkeerplaats en fietsenstalling buiten de kern te bouwen, wel middels een landschappelijke inpassing.
De omgevingsvisie Gaaf Gelderland is vastgesteld door de provincie Gelderland op 19 december 2018. In de omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:
Klimaatadaptatie
Ons klimaat verandert merkbaar en raakt alle facetten van onze leefomgeving. Wij streven ernaar om in 2050 in Gelderland goed voorbereid en toegerust te zijn op de gevolgen van klimaatverandering.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vragen wij daarom om een toelichting op de maatregelen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Het gaat hierbij om risico's als waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Met betrekking tot waterveiligheid en wateroverlast zijn normen vastgesteld in de waterverordeningen.
Ruimtelijke ontwikkelingen en weersextremen zijn hierop van grote invloed. Het is daarom van belangrijk dat het waterschap betrokken wordt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Planspecifiek
De ontwikkeling gaat uit van halfverharding van de parkeerplaats, waardoor er rekening wordt gehouden met afwatering van het hemelwater door middel van infiltratie. Dit draagt bij aan het tegengaan van wateroverlast en verhoogt de waterveiligheid. Tevens worden er zonnepanelen geplaatst zodat het energieverbruik van de kerk op zonne-energie kan worden gerealiseerd. Onder de waterparagraaf artikel 4.11 wordt nader ingegaan op de maatregelen die worden getroffen omtrent water.
De omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld door de provincie Gelderland op 1 februari 2022. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Figuur 3.3: Deelkaart Omgevingsverordening Gelderland
Planspecifiek
Het perceel valt binnen het deelgebied 'Glastuinbouw'. De regels die hieronder vallen gelden alleen voor het ontwikkelen van een glastuinbouwbedrijf of ontwikkelingen die daarmee in verbinding staan. Dit geldt niet voor het planvoornemen waardoor deze regels niet van toepassing zijn.
Voorts is in de verordening een regeling over klimaatadaptatie opgenomen. Gelderland streeft ernaar goed voorbereid en toegerust te zijn op de gevolgen van klimaatverandering. Het gaat hierbij om risico's als waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Met betrekking tot waterveiligheid en wateroverlast zijn normen vastgesteld in de waterverordeningen. Ruimtelijke ontwikkelingen en weersextremen zijn hierop van grote invloed. Het is daarom van belangrijk dat het waterschap betrokken wordt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In overleg met het waterschap is een waterhuishoudkundig plan opgesteld. In paragraaf 4.11 Water wordt hier nader op ingegaan.
De omgevingsvisie is vastgesteld op 24 februari 2022 door de gemeente Neder-Betuwe. Deze omgevingsvisie laat zien wat de gemeente belangrijk vindt voor de leefomgeving. Het nodigt inwoners uit om bij te dragen aan de ontwikkeling van Neder-Betuwe. De omgevingsvisie bestaat uit 10 speerpunten, een richtinggevende kaart en een waardenkaart. Daarin staat welke waarden de gemeente wil behouden. De speerpunten bestaan uit:
Het planvoornemen sluit aan bij de volgende doelstellingen:
1. Een omgeving waarin inwoners een leven lang gezond en veilig kunnen leven, wonen en werken
Het realiseren van een nieuwe kerk waar iedereen van de kerkelijke gemeenschap gemakkelijk naartoe kan, bevordert een omgeving waarin inwoners lang gezond en veilig kunnen leven.
2. Behoud en ontwikkeling van sterke dorpen in een nieuwe en nauwe samenwerking met de gemeente
Doordat de locatie van de nieuwe kerk in samenwerking met de gemeente afgestemd is, draagt de ontwikkeling bij aan het behoud van sterke dorpen in nauwe samenwerking met de gemeente.
Bij het werken aan de toekomst en identiteit van Neder-Betuwe hanteert de gemeente een aantal uitgangspunten:
Elk dorp in Neder-Betuwe heeft via een bevolkingsonderzoek verbeterpunten doorgegeven. Voor Ochten zijn de punten als volgt samengevat:
Er wordt aangegeven dat het versterken van voorzieningen wenselijk is in het centrum van Ochten. Doordat de kerk geen ruimte meer in beslag zal nemen in het centrum van Ochten draagt het planvoornemen bij aan de doelstellingen, omdat er hierdoor meer ruimte vrijgelaten wordt voor andere voorzieningen. Echter heeft de gemeente als voorwaarde gesteld dat de huidige locatie gesloopt dient te worden om plaats te maken voor woningbouw. Derhalve is herbestemming van het oude kerkgebouw niet aan de orde.
In dit hoofdstuk zullen de relevante uitvoeringsaspecten bij het plan worden besproken. Hierin is aandacht voor de verschillende milieuaspecten zoals flora en fauna en luchtkwaliteit, en is er aandacht voor milieuzonering, verkeer en parkeren en externe veiligheid.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.
Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Zorgplicht
Voorts geldt bij uitvoering van werkzaamheden ten allen tijde een de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota's en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.
Het plangebied ligt op circa 200 meter afstand van het Natura-2000 gebied 'Rijntakken'. In het verkennend ecologisch onderzoek dat is uitgevoerd door Blom Ecologie, Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming, wordt geconcludeerd dat op voorhand is uit te sluiten dat de activiteiten negatieve effecten hebben op Natura 2000- gebieden, Beschermde Natuurmonumenten, het Natuurnetwerk Noord-Holland (NNNH). Een uitgebreide beschrijving, beoordeling en aanvullend onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Stikstofdepositie
2015 was het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS) van kracht. Het programma bevatte een integrale beoordeling van de bron- en gebiedsgerichte maatregelen voor de aanpak van de stikstofproblematiek. Deze maatregelen werden getroffen in en nabij de Natura 2000-gebieden die onderdeel zijn van het PAS.
Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1603) geldt het PAS voor geen enkel Natura 2000-gebied meer. Dit betekent ook dat de collectieve passende beoordeling via het PAS door de uitspraak is komen te vervallen. Met de AERIUS Calculator kunnen de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op Natura 2000-gebieden worden bepaald. Door de uitspraak is in het kader van dit plan ook gekeken naar de mogelijk te verwachten effecten.
Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied betreft 'Rijntakken' op een afstand van circa 200 meter. Van belang is dat de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) op 1 juli 2021 in werking is getreden. Voor zowel de bouw- en aanlegfase en de gebruikersfase moet de stikstofdepositie van het project berekend worden.
Een AERIUS-berekening is benodigd om uit te sluiten dat het project negatieve effecten heeft op omliggende (natuur-)gebieden. Daarom is er door Bouwkundig Buro Laban B.V. een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor zowel de bouw- als gebruiksfase. Het rapport en de berekening zijn te vinden onder Bijlage 6 Stikstofdepositie verslag en Bijlage 7 Stikstofdepositie berekeningen.
Uit de berekeningen blijkt dat de projectbijdrage van de aanlegfase en de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j weergeeft. Hiermee wordt dus voldaan aan de gestelde eisen.
Derhalve geldt dat ten aanzien van beschermde natuurwaarden, buiten maatregelen in het kader van de algemene zorgplicht, geen vervolgstappen of vervolgonderzoeken noodzakelijk zijn.
Om de effecten van de voorgenomen wijziging op de aanwezige flora en fauna te bepalen is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd door Blom Ecologie (Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming). Dit verkennend onderzoek zoomt in op de (mogelijke) schadelijke effecten door de activiteiten en op welke wijze in het kader van de wet gehandeld kan worden.
In de rapportage quickscan is het volgende geconcludeerd: “De beoogde ruimtelijke ingreep leidt niet tot overtreding van verbodsbepalingen omtrent soortenbescherming, gebiedsbescherming en houtopstanden in het kader van de Wet natuurbescherming. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van zoogdieren en algemene broedvogels (in het kader van algemene zorgplicht). Voor deze soorten dienen maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen”.
Vervolgstappen
De quickscan is door de Omgevingsdienst Rivierenland beoordeeld. Er is geadviseerd om een steenuilonderzoek uit te voeren in combinatie met het plan 'Triangel', natuurinclusief te bouwen en een gebiedsgerichte aanpak te overwegen. Blom Ecologie schreef een notitie met uitwerking van de beoordeling. Deze is toegevoegd als Bijlage 8 Notitie steenuil Cuneraweg.
De belangrijkste conclusies uit deze notitie zijn hieronder vermeldt;
1) Steenuilen
Voor de nieuwe kerk wordt een nader onderzoek naar steenuilen niet noodzakelijk geacht omdat op voorhand een essentiële functie is uitgesloten. Mocht een nest-/verblijflocatie van de steenuil aanwezig zijn op het perceel ten noorden van de planlocatie is er voldoende alternatief leefgebied om deze laten functioneren. Uitgangspunt is dat het terrein rondom de kerk 'steenuil vriendelijk' wordt ingericht, waarmee eventuele schade aan het leefgebied voorkomen wordt. In het inrichtings- en beplantingsplan wordt zoveel als redelijk mogelijk rekening gehouden met de soort.
2) Steenuilen in groter gebied onderzoeken
Er wordt voorgesteld om de territoria in een groter gebied in beeld te brengen (bijvoorbeeld de gehele kern Ochten met buitengebied) om zo een vollediger beeld van de steenuilpopulatie te verkrijgen en daarmee ook van de eventueel geschikte compensatiegebieden (onbezette territoria). Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen in en rond Ochten is dit een goed plan. Dit kan echter niet middels de initiatiefnemers worden afgehandeld.
Een onderzoek met dergelijke omvang zou door de gemeente Neder-Betuwe geïnitieerd kunnen worden. Voor de procedure en realisatie van de realisatie van de nieuwe kerk is dit geen relevante kwestie aangezien effecten op steenuilen niet worden verwacht (Quickscan Wnb en toelichting punt 1).
3) Natuurinclusief bouwen
Bij de realisatie van het kerkgebouw en de inrichting van het buitenterrein wordt rekening gehouden met natuurinclusief bouwen. In het inpassing en terreininrichtingsplan is hier reeds een suggestie voor gedaan. In de buitenschil van het kerkgebouw wordt daar waar fysiek mogelijk, effectief en esthetisch wenselijk voorzieningen gerealiseerd. De beoogde inrichting van het buitenterrein wordt verder geconcretiseerd waarbij specifiek aandacht zal worden gegeven aan de steenuil. Voor zowel het kerkgebouw als het buitenterrein zal in een later (procedureel) stadium een nadere uitwerking worden gemaakt.
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan onderhavig initiatief. Er zal in de uitwerking rekening worden gehouden met een geschikte inrichting van het buitenterrein, met name voor de steenuil.
De Wet Bodembescherming schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van een dergelijk onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Voorliggend initiatief voorziet door een perceelstransformatie van agrarisch naar kerkterrein in een functiewijziging van 'Agrarisch' naar 'Maatschappelijk'. Ten aanzien van het initiatief zal zullen er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. Tevens moeten in de toekomstige situatie meerdere personen voor langere tijd in het pand aanwezig kunnen zijn. Op de locatie zijn geen bodemverontreinigingen bekend of bekende locaties van ernstige bodemverontreiniging die met spoed moeten worden gesaneerd.
In opdracht van OGGIN is in maart 2022 door Goedkoopbodemonderzoek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Cuneraweg te Ochten. Het rapport verkennend bodemonderzoek is onder Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek toegevoegd. Aanleiding voor het onderzoek vormt de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van nieuwbouw. Doel van het onderzoek is het vastleggen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.
Op basis van de onderzoeksresultaten dient de hypothese verdacht formeel te worden verworpen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan kwik aangetoond. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan nikkel gemeten.
Indien getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de grond indicatief aan bodemkwaliteitsklasse altijd toepasbaar (boven- en ondergrond).
Onderzoek naar PFAS in de bodem is niet meegenomen in dit onderzoek. Indien bij het graven ten behoeve van de nieuwbouw grond vrijkomt (afvoer/hergebruik) wordt geadviseerd om aanvullend een partijkeuring inclusief PFAS uit te voeren.
In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium aangetoond. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek is geen aanvullend of nader onderzoek noodzakelijk. Met dit onderzoek zijn milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen aangetroffen voor de voorgenomen nieuwbouw.
Tijdens het bodemonderzoek is geen sterke verontreiniging van de bodem aangetroffen. Er zullen geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteit op het onderhavige perceel.
Vanaf 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht wordt geregeld.
Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het erfgoed meegewogen zoals alle andere aspecten die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Het pand kent geen aanduiding als rijks- of gemeentelijk monument en is niet aangemerkt als beeldbepalend of karakteristiek in het geldende bestemmingsplan. Ook worden de omgeving en het landschap niet aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. Geconcludeerd kan worden dat met de gewenste ontwikkeling geen schade wordt toegebracht aan bestaande cultuurhistorische panden of structuren.
Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Voorts geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
Verkennend archeologisch bureauonderzoek
De projectlocatie heeft een dubbelbestemming met betrekking tot archeologie en er moet gegraven worden om een fundering en aansluiting op water en riolering aan te leggen. Hierdoor is een verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk. Het verkennend archeologisch bureauonderzoek is in mei 2022 uitgevoerd door Laagland archeologie. Het rapport is toegevoegd onder Bijlage 10 Verkennend archeologisch bureauonderzoek.
Uit het verkennend bureauonderzoek is gebleken dat er door de verwachten prospectiekenmerken en prospecteerbaarheid van een eventuele vindplaats wordt geadviseerd een vervolgonderzoek uit te voeren in overleg met de archeoloog van de Omgevingsdienst Rivierenland.
Inventariserend veldonderzoek - karterende fase
Laagland Archeologie heeft in juli 2022 een Inventariserend veldonderzoek - karterende fase uitgevoerd aan de Ochten sectie F nr2020 Cuneraweg te Ochten. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de bouw van een kerk. Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocol SIKB KNA 4002. De rapportage is toegevoegd als Bijlage 11 Inventariserend archeologisch veldonderzoek.
Bij het karterend booronderzoek is een overwegend onverstoorde ondergrond aangetroffen bestaande uit oever-op-beddingafzettingen en oeverafzettingen. In een heel aantal boringen zijn laklagen aangetroffen in oeverafzettingen. De oeverafzettingen beginnen op 30 à 80 cm -mv (5,25 à 6,25 m +NAP). Dit niveau kan worden gezien als de bovenzijde waarop in potentie archeologische resten in-situ kunnen worden aangetroffen. Overal in de laklaag zijn archeologische indicatoren gevonden, bestaande uit wat houtskool, verbrande leem, bot en/of aardewerkfragmenten gevonden. Het niveau van 5,76 m +NAP is het ondiepste niveau binnen de zone waar de nieuwe kerk gebouwd zal worden, waar een mogelijk behoudenswaardige vindplaats is aangetroffen uit de IJzertijd. Vanaf dat niveau zijn mogelijk ook vindplaatsen te verwachten uit de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen.
Het is gebruikelijk dat een bufferzone van minimaal 30 cm tussen diepte verstoring en top archeologische niveau wordt aangehouden. Om die reden wordt geadviseerd van een archeologisch vervolgonderzoek af te zien als bodemingrepen beperkt blijven tot 6,06 m +NAP (0,29 tot 0,60 m diepte onder het huidig maaiveld). Omdat de in de fundering verwerkte ventilatiekanalen boven het grondwater moeten liggen voor een goede beluchting zal het terrein worden opgehoogd. De dikte van deze ophoging is momenteel niet bekend. Onder de kerk komen heipalen te liggen tot op een aanzienlijke diepte. Door de toepassing van een archeologievriendelijk bouwplan conform "Handreiking archeologievriendelijk bouwen" (zie paragraaf 1.5) zal slechts een zeer lokale verstoring van de ondergrond op opleveren en dus van het archeologisch bodemarchief.
Als de bodemingrepen dieper dan het niveau van 6,06 m +NAP zijn, afgezien dan van het toepassen van een archeologievriendelijk bouwplan, wordt op basis van de onderzoeksresultaten nader archeologisch onderzoek geadviseerd conform protocol 4003 IVO (landbodems).
Gelet op de te verwachten prospectiekenmerken en prospecteerbaarheid van een eventuele vindplaats wordt geadviseerd dit vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek conform de KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek Deel: Proefsleuvenonderzoek (IVO-P).
De omvang van het proefsleuvenonderzoek is sterk afhankelijk van de diepte van de bodemverstoringen die als gevolg van het plan zijn te voorzien. In het grootste deel van het plangebied wordt niet gebouwd en zijn alleen parkeerzones en groenvoorzieningen gepland. De dieptes van grondwerkzaamheden die daar zijn te verwachten zullen vermoedelijk beperkt zijn en niet leiden tot aantasting van de dieperliggende archeologische lagen.
De implementatie van dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Neder-Betuwe. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, Margriet Stronkhorst, Omgevingsdienst Rivierenland.
Reactie bevoegd gezag
Namens gemeente Neder-Betuwe is regioarcheoloog Rivierenland akkoord met de resultaten en conclusies van dit onderzoek. Het besluit is genomen het selectieadvies uit het rapport (de aanbevelingen) in zijn geheel over te nemen. Bij het karterend onderzoek zijn indicatoren gevonden die de aanwezigheid en een betere ligging en duiding van een vindplaats hebben aangetoond. Laagland Archeologie heeft overtuigend onderzoek uitgevoerd waarbij afdoende bewijs is geleverd om vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven te rechtvaardigen, als bodemingrepen dieper dan 6,06 m +NAP zijn voorzien. Voor een proefsleuvenonderzoek is een door bevoegd gezag geaccordeerd PvE verplicht.
Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat er een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd moet worden als er dieper wordt gegraven dan 6,06 +NAP.
Wet milieubeheer
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen.
Omdat titel 5.2 van de Wm ingaat op de luchtkwaliteit, staat dit ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Hierin wordt gesteld dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en/of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.
De AMvB en Regeling NIBM bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als NIBM moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd:
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Effect van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit
De ontwikkeling kan, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een project dat niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
NIBM-tool berekening verkeersgeneratie beoogde ontwikkeling:
Luchtkwaliteit ter plaatse
Vanuit de wet milieubeheer gelden grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5). Daarnaast hanteert de World Health Organization (WHO) advieswaarden voor stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof. In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de waarden ter plekke van het plangebied, de grenswaarden en de advieswaarden. De kaarten met concentratie luchtverontreinigende stoffen in de lucht op de onderhavig planlocatie zijn gebaseerd op de Atlas Leefomgeving van de Rijksoverheid.
Stof | Jaar 2018 | Jaar 2020 | Grenswaarde | Advieswaarde |
NO2 | 17.5 µg/m3 | 13.6 µg/m3 | 10 µg/m3 | 10 µg/m3 |
PM10 | 19.4 µg/m3 | 16.3 µg/m3 | 15 µg/m3 | 15 µg/m3 |
PM2,5 | 12 µg/m3 | 9.3 µg/m3 | 5 µg/m3 | 5 µg/m3 |
Waarden in het plangebied, grenswaarden en advieswaarden luchtkwaliteit
Op de planlocatie wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5. De advieswaarden van de WHO liggen ver beneden de wettelijke grenswaarden. In de huidige situatie aan de Cuneraweg liggen de concentraties ver beneden de wettelijke grenswaarden, maar niet onder de advieswaarden. Zoals blijkt uit bovenstaande tabel is de verwachting dat de jaargemiddelde concentraties in de toekomst verder zullen afnemen, zodat er ook aan de advieswaarde wordt voldaan. De huidige waarden zijn acceptabel voor een goed woon- en leefklimaat op de planlocatie.
Het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven. Daarnaast is luchtkwaliteit ter plaatse goed genoeg voor een goed woon- en leefklimaat op de planlocatie.
De gemeente Neder-Betuwe heeft in 2017 een parkeernota vastgesteld met daarin een eigen parkeernormering afgeleid uit de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'.
Op basis van deze parkeernota kan inzicht worden verkregen in de nieuwe parkeersituatie. Voor een kerk geldt een minimale parkeernorm van 0,2 parkeerplaatsen per zitplaats. Voor de locatie geldt dan een parkeernorm van 0,2 x 652 = 130,4 parkeerplaatsen. Er worden 135 parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein, waardoor er aan de parkeernorm wordt voldaan.
Bij kerken is het mogelijk om te parkeren in file-opstelling. Hier wordt immers gelijktijdig aangekomen en vertrokken. Dit vergroot de parkeercapaciteit per m2 en voorkomt daarmee ook ongewenste verstening. Minimale maten per parkeervak in file-opstelling zijn dan 2,50 m (breedte) en 5,50 meter (lengte). Hiermee is bij het ontwerp van de toekomstige parkeerplaats rekening gehouden. Tevens worden de parkeervakken aangelegd met grasbetonblokken. Hierdoor is er sprake van halfverharding van het oppervlakte en is er meer ruimte voor groen, zoals gewenst is in het landschappelijke ontwerp. Daarnaast komen er ruim voldoende fietsenstallingen op het plangebied.
Conclusie
Daar de parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden, vormt het aspect parkeren geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Cuneraweg door middel een in- en uitrit voor auto's, een aparte in- en uitrit voor fietsers en een aparte ingang voor voetgangers.
In de huidige situatie is er geen sprake van een verkeersgeneratie. Daarom valt alleen de nieuwe verkeersgeneratie te bepalen aan de hand van kencijfers van CROW-publicatie 381: 'Toekomstbestendig parkeren' uit 2018.
Omdat er geen CROW-normen zijn voor de verkeersgeneratie van een kerk, is voor het worstcasescenario uitgegaan van een volledig bezet parkeerterrein (135 parkeerplaatsen bij de beoogde ontwikkeling) met een verkeersgeneratie van 135 motorvoertuigen. Per dienst betekent dit dus dat er 135 x 2 = 270 verkeersbewegingen plaatsvinden, want auto's komen en gaan. Bij twee diensten op een dag zal de verkeersgeneratie bestaan uit 135 x 4 = 540. Het is aannemelijk dat de verkeersgeneratie op zondag plaatsvindt en er doordeweeks minder verkeersbewegingen zijn.
De verkeersbewegingen nemen met onderhavig initiatief toe met ten minste 270 mvt/etmaal, dit zal echter niet dagelijks het geval zijn. Aangezien de hoogste verkeersbewegingen vooral op zondag zullen plaatsvinden buiten spitstijden, in combinatie met de ligging en de verkeerssituatie ter hoogte van het plangebied, wordt aangenomen dat dit niet tot problemen leidt met de verkeersafwikkeling in het plangebied.
Verkeersregeling
Om het verkeer voor en na de kerkdienst in goede banen te leiden worden verkeersregelaars, c.q. parkeerwachten ingezet. Op dit moment wordt ook bij ons huidige kerkgebouw aan de Molenhof 5 te Ochten, gebruik gemaakt van eigen parkeerwachters. Deze parkeerwachten worden ook ingezet op de nieuwe locatie.
Voorgenomen initiatief zal niet leiden tot verkeerskundige en/of parkeertechnische problemen. Parkeren wordt op eigen terrein opgelost en de verkeersgeneratie neemt slechts zeer beperkt toe.
Wegverkeer en railverkeer
Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Industrielawaai
Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd.
De locatie is niet gelegen binnen de geluidzone van een industrieterrein. Wel ligt het plan binnen de geluidzone van wegverkeer, namelijk van de Cuneraweg. Een kerk wordt niet beschouwd als een gevoelige functie in het kader van de Wgh, hierdoor is er geen akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai nodig voor deze ontwikkeling.
Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied'.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Richtafstanden en omgevingstype
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid. Een kerk is geen gevoelige functie volgens het Kenniscentrum InfoMil. Wel kan een kerk beschouwd worden als een milieubelastende functie (met name wat betreft geluid), waardoor gekeken wordt naar het effect van de ontwikkeling op de gevoelige functies in de directe omgeving.
Een kerkgebouw valt onder milieucategorie 2 en heeft richtafstanden van 0, 0, 30 en 0 meter voor geur, stof, geluid en gevaar. De kerk valt in een 'rustig buitengebied'. Hierdoor is de richtafstand voor geluid 30 meter.
Er kan ten opzichte van de woning aan de Cuneraweg 1 niet aan de minimale richtafstand voldaan worden. Geluid is het maatgevende aspect, het gaat dan niet enkel om het kerkgebouw zelf maar ook om het parkeerterrein, met de bijbehorende verkeersbewegingen en het openen/sluiten van portieren. Een akoestisch onderzoek industrielawaai is daarom nodig.
Middels een grondwal zal geluidsoverlast beperkt blijven. Voor wat betreft de grondwal wordt uitgegaan van een grondwal met een grondbreedte van 5 m, een steile helling (1:1) en een boven breedte van 2 meter. De grondwal wordt dan 1,5 meter hoog. Door op de grondwal een blokhaag (te combineren met bomen) te planten met een breedte en hoogte van 0.80 m wordt een goede afscherming gerealiseerd en blijft onderhoud goed mogelijk.
In opdracht van OGGIN is door Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek verricht in verband met de voorgenomen nieuwbouw van een kerk in Ochten. Het akoestisch onderzoek richt zich op de geluidbelasting vanwege de activiteiten in en rondom de kerk, meer specifiek het muziekgeluid vanuit de kerk en de voertuigbewegingen op het buitenterrein. Het akoestisch onderzoek is bijgevoegd onder Bijlage 12 Akoestisch onderzoek geluidshinder.
Om de geluidbelasting van de kerk (tijdens de bijeenkomsten, beschreven onder hoofdstuk 4 Uitgangspunten) naar de omgeving te berekenen, zijn de geluidbronnen en omgevingsfactoren (gebouwen, bodemgebieden en hoogteverschillen) ingevoerd in het computersimulatiemodel van Geomilieu V2022.3 rev1. Dit driedimensionale rekenmodel berekent de geluidbelasting op de woningen in de omgeving op grond van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, methode II.8.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de richtwaarde van 45 dB(A) in de avondperiode wordt overschreden bij de woningen aan de Bagijnestraat 19, de Cuneraweg 1 en de Lindenhoflaan 39 en 41 bij toepassing van de muziekgeluidcorrectie. De overschrijding bedraagt ten hoogste 5 dB(A). Uit de berekeningen blijkt ook dat de personenauto bewegingen bepalend zijn voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Het effect van het toepassen van extra dakisolatie is nader onderzocht. Indien het dak wordt voorzien van een minerale wol pakket (16 kg/m3) en gipsplaten betimmering aan de binnenzijde, kan een extra geluidisolatie van 7 dB(A) worden behaald.
Het toepassen van extra dakisolatie verlaagt weliswaar de deelbijdrage van het muziekgeluid, maar leidt niet tot een wezenlijke verlaging van de totale geluidbelasting. De totale geluidbelasting daalt met ten hoogste 1 dB(A). Dit is geen waarneembare verlaging van de geluidbelasting. Wel kan worden gesteld dat de geluidbelasting vanwege muziekgeluid dermate laag is < 30 dB(A), dat deze niet meer waarneembaar zal zijn en de muziekgeluidcorrectie dus niet van toepassing is. Omdat de muziekgeluidcorrectie niet van toepassing is, wordt voldaan aan de richtwaarde van 45 dB(A) in de avondperiode. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedraagt ten hoogste 39 dB(A) in de avondperiode.
Op de donderdagavond is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau maximaal 3 dB(A) hoger, waardoor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten hoogste 42 dB(A) bedraagt en voldaan wordt aan de richtwaarde van 45 dB(A).
Geadviseerd wordt daarom om voor een dakpakket te kiezen dat opgebouwd is uit een pannendak met minerale wol isolatie en afgewerkt met 12,5 mm gips.
Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Voor het geluidsoverlast van de kerk geldt dat er maatregelen getroffen dienen te worden: Om geluid van o.a. de parkeerplaats tegen te gaan wordt een grondwal geplaatst en voor akoestiek van de kerk wordt een pannendak aangebracht met minderale wol isolatie, afgewerkt met 12,5 mm gips.
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening, mits de voorgestelde maatregelen worden getroffen.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels en horeca. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle inrichtingen
Binnen het beoogde gebruik van het perceel passen geen risicovolle activiteiten, zoals Bevi-activiteiten. Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen.Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege risicovolle inrichtingen.
Transport gevaarlijke stoffen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid wel relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en de Waal. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroutes, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plasbrandaandachtsgebied en buiten de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones). Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 4 augustus 2022 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbaar gebouw", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NLalert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dat advies tijdig op te volgen en aan de verplichting te voldoen.
Buisleidingen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van relevante buisleidingen voor aardgas en vloeibare brandstoffen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege buisleidingen.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Een kerkgebouw betreft een kwetsbaar object, omdat hier meerdere mensen voor langere tijd aanwezig zijn. Hierdoor dient te worden getoetst aan de wetgeving omtrent externe veiligheid.
Risicovolle inrichtingen
Binnen het beoogde gebruik van het perceel passen geen risicovolle activiteiten, zoals Bevi-activiteiten. Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het langebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen.Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege risicovolle inrichtingen.
Transport gevaarlijke stoffen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid wel relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en de Waal. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroutes, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plasbrandaandachtsgebied en buiten de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).
Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 4 augustus 2022 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbaar gebouw", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NLalert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dat advies tijdig op te volgen en aan de verplichting te voldoen.
Buisleidingen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van relevante buisleidingen voor aardgas en vloeibare brandstoffen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege buisleidingen.
Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en de Waal. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er vanuit het plangebied voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid bij een zwaar ongeval op deze transportroutes. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan hoeven te worden gesteld in het kader van het aspect externe veiligheid.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Uit de toelichting en verbeelding van bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld' is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Voor de verdere realisatie van het plan zal indien nodig een KLIC-melding gedaan worden om te achterhalen of er relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Een spuitzone is de ruimte rondom een bepaald gebied waar gewassen bespoten worden. Het gaat bij de spuitzones om de afstand tussen gevoelige functies, zoals wonen en agrarische bedrijvigheid, waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter tot spuitgevoelige gebouwen. Binnen 50 meter van de beoogde kerk ligt een boomteeltbedrijf, waar mogelijk gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Kerken hebben echter, doordat het verblijf in het gebouw van relatief korte duur is (maximaal 2 uur en een kwartier per dienst op zon- en feestdagen), geen gevoelige functie, waardoor dit geen belemmering vormt voor de uitwerking van het plan. Daarnaast eerbiedigen de eigenaar en het boomteeltbedrijf de zon- en feestdagen. Daarmee kan gesteld worden dat er op deze dagen niet gespoten wordt met gewasbeschermingsmiddelen.
Ook is het gebruik niet strijdig met de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - spuitzone' te vinden in regel 10.1.2, want ter plekke van deze gebiedsaanduiding worden geen activiteiten ondernomen die als strijdig gebruik worden aangemerkt.
Gebiedsaanduiding Milieuzone – spuitzone (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
9.3 Milieuzone – spuitzone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - spuitzone ' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de gezondheid van personen op nabijgelegen verblijfslocaties.
9.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – spuitzone' dienen tevens voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in de aangrenzende woongebieden.
9.3.2 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met de aanduiding 'milieuzone - spuitzone' wordt in ieder geval begrepen het aanleggen en het in exploitatie nemen van een productieboomgaard, zacht-fruitopstand of (boom)kwekerij, niet zijnde herplant.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor onderhavige ontwikkeling relevante nota's.
Europa
Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een 'goede ecologische' toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologisch potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.
Rijk
De Waterwet, die in werking is getreden in 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben. De Waterwet schrijft eveneens voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Beleid Waterschap Rivierenland
Het waterbeheerprogramma is bepalend voor het beleid van Waterschap Rivierenland en wordt iedere zes jaar geactualiseerd. Het plan omvat alle watertaken van het waterschap op gebied van waterveiligheid, afvalwaterzuivering, schoon en voldoende water. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening: de Keur. In de Keur staan regels voor de bescherming van onder andere waterkeringen, watergangen en bijhorende kunstwerken. In de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden beheert het waterschap ook wegen buiten de bebouwde kom (geen Rijks- of provinciale wegen). Hier is de Keur ook op van toepassing. De werkzaamheden in of nabij de watergangen, waterkeringen en wegen in beheer bij het waterschap worden getoetst aan de regels in de Keur. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een watervergunning nodig zijn.
Er is door een functiewijziging op het perceel een toename in verharding aanwezig. Hierdoor is de digitale watertoets noodzakelijk. Daarnaast bevindt zich een waterkering langs het plangebied.
Uit de digitale watertoets is gebleken dat de normale procedure doorlopen moet worden het Waterschap Rivierenland. De waterhuishoudkundige aspecten zullen afgestemd moeten worden met Rivierenland.
Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen worden er geen bezwaren verwacht tegen onderhavig initiatief, mits een waterhuishoudkundig plan wordt opgesteld.
Er is in overleg met het waterschap Rivierenland een waterhuishoudingsplan opgesteld. Aandachtspunten: 1. Aansluiten op water- en riolering van de gemeente. 2. Hemelwater wordt voldoende geïnfiltreerd.
Er zijn twee wadi's (één van 333 m2 en één van 355m2) toegevoegd binnen het plangebied, waar het hemelwater vastgehouden en geïnfiltreerd kan worden. De wadi's worden uitgevoerd middels flauw talud (verhouding 1:3) ingezaaid met speciaal kruidenrijk wadimengsel met een diepte van ca. 40 cm. Volgens de berekening bergingscapaciteit zorgen deze wadi's voor voldoende berging van het hemelwater.
Het parkeergedeelte (1.902 m²) wordt gerealiseerd met grastegels, waardoor de verharding maar voor 50% geldt. In onderstaande berekening wordt duidelijk dat er middels het aanleggen van wadi's voldoende wordt gecompenseerd voor de nieuwe verharding.
Hieronder is ook een functieoverzicht zichtbaar. De berekening(en) en overzicht waterberging zijn opgenomen in Bijlage 13 Water. Het Waterschap heeft in een reactie laten weten dat er op deze manier voldoende rekening wordt gehouden met de waterbelangen. Zij hebben uitgesproken vertrouwen te hebben in de wijze waarop initiatiefnemer rekening houdt met het waterbelang het het uitvoeren van de maatregelen.
In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in kolom 1 van onderdeel D van het besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen. Voor activiteiten die onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D vallen, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze motivering dient qua inhoud aan te sluiten bij de m.e.r.-beoordeling, maar heeft geen vormvereisten. Voorliggend initiatief kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2). De gewenste ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat. In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect.
Kenmerken:
In de gewenste situatie wordt er een nieuwe kerk gebouwd op het perceel. Daarnaast wordt het gehele perceel opnieuw ingericht, er zal halfverharding plaatsvinden en er komt beplanting in de vorm van bomen, gras en bosschages.
Locatie:
Het plangebied is gelegen aan de Cuneraweg, naast nummer 1, te Ochten. Het is gelegen net buiten de bebouwde kom van Ochten en betreft een agrarisch perceel. Het plangebied ligt in nabijheid van Natura 2000-gebied 'Rijntakken' op een afstand van circa 200 meter.
Effecten:
Met het initiatief treden geen overtredingen op in het kader van de flora en faunawetgeving. Het voornemen leidt niet tot een onevenredige toename van verkeer en omliggende woningen, leidt niet tot luchtvervuiling, geluidsoverlast en bedrijven worden in milieutechnische zin niet extra belemmerd.
In het bestemmingsplan worden de diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten. Het plan is niet gelegen in kwetsbaar of waardevol gebied en het heeft geen nadelige milieugevolgen voor de omgeving. Voor deze ontwikkeling is het dan ook niet noodzakelijk een formele m.e.r.-procedure te doorlopen.
De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
De regels en verbeelding zijn opgesteld conform de RO-standaarden 2012, waarbij in het bijzonder het IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) van belang zijn. Voor de regels is aansluiting gezocht bij de vigerende bestemmingsplannen 'Kernen Neder-Betuwe', 'Parapluregeling Parkeren' en 'Parapluregeling Archeologie'.
Het bestemmingsplan 'Kerk Cuneraweg Ochten' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Kerk Cuneraweg Ochten' zijn opgebouwd conform de door de SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels de overgangs- en slotregels.
De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen.
In de begripsregels worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsregels worden opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP 2012 richtlijnen gegeven.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend, welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Artikel 3 'Groen'
De structurele groenvoorzieningen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn de gronden onder andere bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, hondenuitlaatplaatsen en bestaande parkeervoorzieningen. De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn zeer beperkt. Ook het aanbrengen van (half)verharding is niet zonder meer mogelijk. Hiermee is het groene karakter van de betreffende groenvoorzieningen voldoende gewaarborgd.
Artikel 4 'Maatschappelijk'
De kerk is voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'religie'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor religieuze doeleinden. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met inachtneming van de verschillende maatvoeringseisen. Voor begraafplaatsen geldt een afwijkende regeling. Per begraafplaats mag tot 250 m2 aan bebouwing
Artikel 5 'Waarde - Archeologie 1' en Artikel 6 'Waarde - Archeologie 2'
De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ is opgenomen ter bescherming van mogelijk in de bodem aanwezige archeologische waarden. Voor de verschillende archeologische (verwachtings)waarden zijn afzonderlijke bestemmingen opgenomen: Waarde - Archeologie 1 voor de AMK-terreinen, historische kernen en bekende vindplaatsen en Waarde - Archeologie 2 voor de gronden met een hoge archeologische trefkans. Voor een aantal werkzaamheden op of in deze gronden is een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) vereist in het kader waarvan een afweging kan worden gemaakt tussen de activiteit en de te beschermen waarden. De voorwaarden voor wanneer een omgevingsvergunning is vereist is afhankelijk van de archeologische (verwachtings)waarden en gedifferentieerd in de verschillende dubbelbestemmingen.
Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.
Voor het hele plangebied geldt een aantal algemene regels. Het gaat hier om algemene bouw- en gebruiksregels, mogelijkheden om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen, en procedureregels worden behandeld.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.
De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. De verwezenlijking van het plan is dan ook niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. De kosten voor de ambtelijke afhandeling van de procedure worden verrekend op basis van de daarvoor geldende leges. Voor wat betreft planschade zal de gemeente met initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst afsluiten. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.
Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
Er zijn gesprekken geweest met omwonenden middels een omgevingsdialoog. Omwonenden hebben aangegeven dat zij geen bezwaren hebben tegen de bouw van de kerk, zie ook Bijlage 14 Verslag omgevingsdialoog.
Naar aanleiding van de wensen van de omwonenden zijn de volgende aanpassingen gedaan:
- Vrije uitzicht bewoner(s) Cuneraweg 1 blijft gehandhaafd.
- Parkeerplaatsen naast de woning aan de Cuneraweg 1 worden verplaatst naar het achterterrein.
- De adviseur van de kerkenraad is in gesprek met de aspirant-koper (Weilerstraat 2) voor de verkoop van de zuidelijke punt. Dit omvat ca 1.700 vierkante meter, waarbij de noordelijke perceelsgrens van het perceel "Boon" recht door getrokken wordt naar de Cuneraweg. Eigenaar Weilerstraat 2 mag op dit gebied tuin realiseren na aankoop grond.
- De adviseur van de kerkenraad is in gesprek met de aspirant-koper (Cuneraweg 3) voor de verkoop van een strookje grond op de erfgrens.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.
Er zijn drie zienswijzen binnengekomen. Naar aanleiding daarvan is de stikstofdepositieberekening aangevuld met een berekening voor de aanlegfase. Uit de aangevulde berekenig volgt dat er geen significante toename van de stikstofdepositie op Natura 2000 gebied te verwachten is. Dit is verwerkt in de toelichting onder 4.1.2 Gebiedsbescherming en in de bijlagen behorende bij deze paragraaf.
Eén zienswijze betrof zorgen omtrent de risico op bouwschade aan de fundering van het pand aan de Cuneraweg 1. Over de uitvoering van de bouw en de precieze werkzaamheden zijn geen regels opgenomen in het bestemmingsplan. Dit is te gedetailleerd om op te kunnen nemen in het bestemmingsplan. Deze zienswijze betrof tevens een vraag omtrent de situering van de verhoogde grondwal in verband met geluidsoverlast van het parkeerterrein (grondwal doortrekken). De landschappelijke inpassing is aangepast (grondwal 1,5 m. hoog en laten doorlopen achter het gehele perceel naastgelegen woning) en daardoor wordt nu voldaan aan de wensen.
In de regels zijn geen wijzigingen doorgevoerd, derhalve wordt het plan niet juridisch gewijzigd vastgesteld.