Plan: | Nieuwbouw Voortgezet Onderwijs Beilen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1731.NieuwbouwVOBeilen-ONT1 |
De twee scholen voor voortgezet onderwijs in Beilen: de Christelijke Scholengemeenschap Vincent van Gogh en het Dr. Nassau College, zullen gezamenlijk in 2021 een nieuw schoolgebouw betrekken. De nieuwe school komt op de hoek van de Linthorst Homanweg en De Omloop in Beilen. In 1.2 wordt het plangebied nader aangeduid.
Omdat het ter plaatse geldende bestemmingsplan nog niet is afgestemd op deze ontwikkeling, is een nieuw bestemmingsplan nodig.
Met dit voorliggende bestemmingsplan wordt de ontwikkeling met een juridisch-planologische regeling vastgelegd. Ook geeft het bestemmingsplan een toelichting op de voorbereiding en de achtergronden van de ontwikkeling en de relatie van de ontwikkeling met de omgeving.
Figuur 1.1 Impressie gezamenlijke nieuwe school (bron: Wind Design + Build).
Het nieuwe schoolgebouw komt op de hoek van de Linthorst Homanweg en De Omloop. De bij de school behorende sportvoorzieningen komen op een terrein achter de woonbebouwing aan de Verlengde Havenstraat. De school en de sportvoorzieningen worden met elkaar verbonden door een brug voor voetgangers en fietsers over de Beilervaart.
In figuur 1.2 is het plangebied aangegeven waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.
In Hoofdstuk 2 wordt de ontwikkeling nader toegelicht.
Figuur 1.2 Plangebied van dit bestemmingsplan (bron: Rho Adviseurs).
Voor het plangebied geldt nu het bestemmingsplan "Beilen". Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 februari 2013 en is onherroepelijk. Een fragment van de verbeelding van het nu geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.3.
In het bestemmingsplan "Beilen" is het plangebied voorzien van de volgende bestemmingen:
Afgezien van de bestemming Maatschappelijk en de bestemming Water laten de overige bestemmingen de ontwikkeling van de schoollocatie niet toe. Voor de ontwikkeling is het daarom nodig een afzonderlijk bestemmingsplan op te stellen.
Naast de genoemde bestemmingen kent de omgeving van het plangebied een tweetal dubbelbestemmingen. Een deel van het plangebied (noordwestelijk) is voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. De betreffende gronden zijn hierdoor mede bestemd voor het behoud van mogelijk te verwachten archeologische waarden. Ten westen van het plangebied is vanwege de aanwezigheid van een gasleiding de dubbelbestemming Leiding - Riool opgenomen.
Hoofdstuk 4 besteedt onder meer aandacht aan deze omgevingsaspecten.
Figuur 1.3 Fragment geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie, de ontwikkeling van het plangebied en de visie op het plangebied en de ruimere omgeving. In Hoofdstuk 3 kan een inventarisatie van het relevante beleid van de diverse overheden worden gevonden.
Voor dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de relevante omgevingsaspecten. De beschrijving en de resultaten van de onderzoeken staan in Hoofdstuk 4. De onderzoeken zelf zijn te vinden onder Bijlagen toelichting.
Hoofdstuk 5 geeft een juridische toelichting op de regeling van het bestemmingsplan. De juridische regeling bestaat uit de regels en de verbeelding die in samenhang met elkaar dienen te worden gelezen.
De wijze van voorbereiding en de wettelijke procedure van dit bestemmingsplan staat in Hoofdstuk 6, terwijl de economische uitvoerbaarheid in Hoofdstuk 7 is beschreven.
Achterliggende stukken en onderzoeken staan in de Bijlagen toelichting.
Het plangebied is gelegen ten westen van het centrum van Beilen. Ten noorden en ten zuiden wordt het plangebied voornamelijk omringd door woonfuncties met hier en daar een andere functie. Ten westen van het plangebied bevindt zich een bedrijventerrein. Het distributiecentrum van Jumbo Beilen is het grootste bedrijf op dit terrein. De Linthorst Homanweg ten zuiden van het plangebied is de ontsluitingsweg enerzijds naar het centrum en anderzijds richting A28.
Het plangebied zelf is gelegen aan een uitloper van het Linthorst Homankanaal en de Beilervaart. Het plangebied omvat de school- en gymzaallocatie van de Christelijke scholengemeenschap Vincent van Gogh, de voormalige locatie van de woonwinkel Oostland en de voormalige gemeentewerf aan de Verlengde Havenstraat. Het gebied wordt omsloten door het water van bovengenoemde wateren. Tot 1972 was ter plaatse een haven aanwezig. In figuur 2.1 een luchtfoto van het plangebied en de omgeving.
Figuur 2.1 Voormalige Oostland locatie met daarachter de huidige school (bron: Wind Design + Build).
De gemeente heeft een visie voor het gebied opgesteld. Deze gebiedsvisie, vastgesteld in de gemeenteraad van september 2019, geeft een doorkijk naar de toekomst van het gebied voor de komende tien jaar. De visie is tot stand gekomen met de omwonenden en de gebruikers van het gebied. De visie legt de focus op het gebied bij De Omloop en omgeving en de Verlengde Havenstraat en omgeving. De visie vormt het verbindende kader voor de diverse ontwikkelingen die in de afgelopen periode hebben plaatsgevonden of in gang zijn gezet. Eén van die ontwikkelingen is de bouw van de gezamenlijke school. Maar er zijn meer ontwikkelingen voor het gebied voorzien. Deze ontwikkelingen zijn bijeengebracht in de integrale gebiedsvisie. In de visie is een aantal uitgangspunten geformuleerd:
De komst van de nieuwe school op de voormalige locatie van de woonwinkel Oostland is een trekker voor de verdere ontwikkeling van het gebied en kan een upgrading hiervan versnellen. De centrale ligging en het feit dat het een entree(zicht) locatie van Beilen is, wordt tevens gezien als een sterk punt van deze locatie. Bij de ontwikkeling van het gebied dient er aandacht te zijn voor het parkeren en de verkeers- en sociale veiligheid. Verder is de wens vanuit de omgeving dat er in het gebied een substantiële vergroening moet plaats vinden. Scenario 1 (zie figuur 2.2) van de visie is vertaald in een visiekaart. Deze maakt onderdeel uit van de visie.
Figuur 2.2 Voorkeursscenario gebiedsvisie De Haven (bron: gemeente Midden-Drenthe).
Vanuit het voorkeursscenario is een aantal opgaven en ambities geformuleerd. De verschillende opgaven en ambities worden in fasen gerealiseerd gedurende de looptijd van de visie.
De gezamenlijke nieuwe school wordt gesitueerd op de hoek van De Omloop en de Linthorst Homanweg. Zowel langs het water als langs de wegen en fietsroutes wordt veel groen toegepast. Ook wordt in het gebied de verbinding met het water gezocht door de aanleg van een brug en beperkte voorzieningen op en rond het water. De aanleg van een eilandje en de realisering van een trekvlot zijn als opties in de planvorming opgenomen. Rond het nieuwe schoolgebouw wordt parkeerruimte aangelegd. De school verkrijgt een maximale bouwhoogte van 14 meter. Over de Beilervaart wordt een fiets- wandelverbinding aangelegd waardoor de gymzaal en het sportveld achter de Verlengde Havenstraat te bereiken is. De gymzaal wordt maximaal 8 meter hoog. Ook bij de gymzaal wordt parkeergelegenheid aangelegd.
Wanneer de nieuwe school gereed is, wordt op termijn het bestaande schoolgebouw gesloopt. De nieuwe school wordt gebouwd 'op krimp'. Omdat krimp een ontwikkeling is, zal het bestaande gebouw nog een aantal jaren dienst doen. De verwachting is dat dit in elk geval tot 2025 zal duren. Het vrijkomende terrein krijgt een invulling als park.
Tussen de nieuwe school en de omliggende woningen aan de Linthorst Homanweg wordt een groene buffer aangelegd en in het bestemmingsplan vastgelegd.
In de navolgende figuren de stedenbouwkundige uitwerking.
Figuur 2.3 Stedenbouwkundige uitwerking (bron: Wind Design + Build).
Figuur 2.4 Stedenbouwkundige uitwerking (bron: Wind Design + Build).
In dit hoofdstuk komt het van belang zijnde rijks-, regionaal-, provinciaal- en gemeentelijk beleid aan de orde. Eventueel sectoraal beleid is meegenomen in genoemde beleidsvelden of wordt in hoofdstuk 4, bij de milieu- en omgevingsaspecten, beschreven.
Het Europese beleid is in grote mate vertaald naar het rijksbeleid, onder meer in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het rijksbeleid wordt in deze paragraaf beschreven.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012) worden de nationale ruimtelijke belangen afgebakend. Hoofdlijnen uit de SVIR zijn:
Rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken van het SVIR. Voor een bestemmingsplan zijn de regels vanuit het Barro dan ook direct bindend en het meest van belang.
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Conform deze ladder moet voor stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied de behoefte worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Het besluit om over te gaan tot de bouw van een gezamenlijke nieuwe school is zorgvuldig voorbereid. Vanwege demografische ontwikkelingen en om een goed educatief aanbod mogelijk te maken, is een samengaan van beide scholen noodzakelijk. In 2016 is besloten dat de Christelijke Scholengemeenschap Vincent van Gogh samen met het Dr. Nassau College medio 2021 zal verhuizen naar de nieuwe gebiedslocatie 'De Haven', hoek De Omloop met de Linthorst Homanweg. Uitgangspunt is om het huidige scholencomplex aan de Omloop, inclusief gymzaal, dat na realisatie van de nieuwbouw en de functie wordt beëindigd, op termijn te slopen. Ten zuiden van het huidige schoolcomplex aan De Omloop ligt de voormalige woonwinkel van Oostland, waarvan die laatste eveneens gesloopt wordt ten behoeve van deze gebiedsontwikkeling. Verschillende locaties binnen dit gebied zijn in beeld geweest voor de bouw van de nieuwe VO-school. Met de keuze voor de bouw op de hoek De Omloop met de Linthorst Homanweg wordt een ruimtelijke impuls gegeven aan het gebied welke ook moet leiden tot verdere ontwikkeling van het gebied. Het is nu nog niet duidelijk welke invulling het huidige schoolgebouw van het Dr. Nassau College krijgt.
De realisatie van de gezamenlijke nieuwe school vindt plaats binnen de kaders van het algemene rijksbeleid. De behoefte aan de nieuwe school is aangetoond. Specifieke nationale ruimtelijke belangen spelen in het plangebied niet. De ontwikkeling voldoet aan het rijksbeleid.
Op 3 oktober 2018 is de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de komende periode. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
Het is van provinciaal belang te anticiperen op een veranderende bevolkingssamenstelling en de effecten hiervan op de leefomgeving, de voorzieningen en de woningmarkt. De demografische ontwikkelingen maken het nodig dat vooruit gelopen wordt op een ouder wordende bevolking, een toenemende vraag naar levensloopbestendig wonen en zorgwonen en een daling van het aantal huishoudens in met name de buitengebieden. Duurzame energievoorziening en het verbinden van verschillende functies worden eveneens tot de provinciale ambitie gerekend. De kernen in de provincie moeten hun karakter kunnen blijven behouden en waar nodig kunnen versterken.
De provincie Drenthe streeft een optimale ontwikkeling van kennis- en onderwijsinstellingen na. Aandachtspunt is een goede bereikbaarheid van de onderwijslocaties voor de leerlingen.
Uitgangspunt voor ontwikkelingen is dat rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.
De Omgevingsverordening (2018) stelt geen specifieke eisen ten aanzien van de bouw van scholen. In zijn algemeenheid moet een ontwikkeling voldoen aan de kernkwaliteiten van de omgeving.
Met dit bestemmingsplan wordt voldaan aan de provinciale visie en de -verordening. De behoefte aan het samengaan van de scholen is aangetoond. Met de ontwikkeling wordt de ruimtelijke structuur en de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving versterkt.
Belangrijk punt is dat in de Structuurvisie "Platteland leeft!" Beilen aangewezen is als centrale kern van de gemeente Midden-Drenthe. Beilen zal zich moeten ontwikkelen met bijbehorende uitstraling en voorzieningen (onder andere onderwijs, winkelcentrum et cetera).
Met deze Structuurvisie ligt er een ruimtelijk kader voor het versterken van de kwaliteiten van Midden-Drenthe als levendige plattelandsgemeente. De gemeente heeft bij elk initiatief een positieve grondhouding, waarbij de initiatiefnemer(s) duidelijk moet(en) maken wat de bijdrage van de nieuwe functie is voor de samenleving in Midden-Drenthe. De hiervoor benoemde kernwaarden (lage dichtheid, ruimte, verbondenheid, landschappelijke diversiteit in maat en schaal) worden vervolgens meegenomen bij deze afweging.
De "De Visie op Beilen" is een doorwerking van de in 2012 vastgestelde, gemeentelijke Structuurvisie 'Platteland Leeft!'.
De "Visie op Beilen" geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ontwikkelingen voor de kern Beilen tot 2030. Voor Beilen is uiteraard de pijler wonen van belang en één van de belangrijke uitgangspunten 'het versterken van de dorps-entrees'. Tenslotte wordt in deze Visie op Beilen een korte aanzet gegeven voor een uitvoeringsprogramma c.q. prioritering. Daarbij wordt heel nadrukkelijk de aandacht gevestigd op het belang van het landschap in combinatie met het ontwikkelen van bebouwing zodat er een kwaliteitsimpuls plaatsvindt van de woon- en leefomgeving.
De kwaliteit van de woon- en leefomgeving zal vooral bepaald worden door de beleving van de openbare ruimte met de groen- en waterstructuren, veel minder door de bebouwde leefomgeving. Op basis van uitvoeringsprogramma- en gebiedskenmerken zullen de ontwikkellocaties tot op een hoger ambitieniveau worden getild en uitgewerkt.
De ontwikkeling kan plaatsvinden binnen de kaders van gemeentelijk beleid. Zie ook de paragraaf 2.2 Visie op het gebied.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (toekomstbestendig parkeren). Voor het juiste kencijfer wordt een ligging in de rest bebouwde kom aangehouden, de gemeente Midden-Drenthe heeft een niet stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid. De parkeerbehoefte wordt berekend aan de hand van de in het gebied geldende parkeernormen (Bestemmingsplan Beilen 28-02-2013, bijlage II).
Ontsluiting
De nieuwe school komt op de bestaande locatie en profiteert derhalve van de adequate ontsluiting. De Linthorst Homanweg ten zuiden van het plangebied is de ontsluitingsweg in noordoostelijke richting naar het centrum en in westelijke richting naar autosnelweg A28. Ook op het terrein van de school zelf wordt een logische ontsluiting en routering toegepast. Een deel van het gebied is ontworpen op basis van shared space uitgangspunten.
Parkeren
Autoparkeren
De ontwikkeling betreft de nieuwbouw van een gezamenlijk schoolgebouw (voortgezet onderwijs) en een gymzaal met sportveld. Voor een middelbare school geeft het vigerend bestemmingsplan 'Beilen' (28-02-2013, bijlage II) een parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per leslokaal.
Het nieuwe gebouw heeft 20 theorielokalen, 9 praktijklokalen (zoals keuken, zorgen en welzijn, handvaardigheid, praktijk/machinekamer, lab) en nog een drietal plekken waar leerlingen kunnen werken in een projectomgeving. Dit betekent in totaal 32 lokalen, hierbij hoort een parkeerbehoefte van ten minste 32 parkeerplaatsen. Bij het nieuwe schoolgebouw worden voldoende parkeerplaatsen (totaal 60 parkeerplaatsen) gerealiseerd om in deze parkeerbehoefte te voorzien.
De gymzaal en het sportveld hebben eveneens een parkeerbehoefte, al zullen deze voornamelijk worden gebruikt door leerlingen van de nieuwe school. Voor deze functies geeft het fungerend bestemmingsplan geen parkeernormen. Naast de gymzaal wordt een parkeerterrein met 10 parkeerplaatsen gerealiseerd. Samen met de parkeerplaatsen bij het schoolgebouw is dit voldoende om in de parkeerbehoefte te voorzien.
Fietsparkeren
Aan de voor- en achterzijde van het nieuwe schoolgebouw worden fietsparkeerplekken voor leerlingen gerealiseerd. Tevens is er een overdekte fietsenstalling voor docenten beoogd.
Derhalve voorziet het plan in ruim voldoende auto- en fietsparkeerplaatsen en vormt parkeren geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Verkeersgeneratie en –afwikkeling
Met de voorgenomen ontwikkeling verdwijnen het huidige schoolgebouw (+ gymzaal) en de voormalige woonwinkel Oostland. Hiervoor in de plaats komt een het nieuwe gezamenlijke schoolgebouw met bijbehorende gymzaal en sportveld. De ontwikkeling heeft gevolgen voor de verkeersaantrekkende werking van het plangebied. De huidige en toekomstige verkeersgeneratie van het plangebied wordt berekend op basis van kencijfers uit CROW-publicatie 381. Voor een worst-case benadering wordt binnen de bandbreedte het maximale kencijfer aangehouden. Tabel 4.1 en 4.2 tonen de huidige en toekomstige verkeersgeneratie.
Tabel 4.1 Huidige verkeersgeneratie plangebied
Functie | Aantal | Categorie CROW 381 | Kencijfer | Verkeersgeneratie |
Schoolgebouw + gymzaal (CS Vincent van Gogh) | 380 leerlingen | Middelbare school | 19,7 per 100 leerlingen | 74,9 mvt/etmaal |
Voormalige woonwinkel Oostland | 2777 m2 bvo | Woonwinkel | 11,0 per 100 m2 bvo | 305,5 mvt/etmaal |
Totaal | 381 mvt/etmaal |
Tabel 4.2 Toekomstige verkeersgeneratie plangebied
Functie | Aantal | Categorie CROW 381 | Kencijfer | Verkeersgeneratie |
Schoolgebouw en sportzaal/veld | 600 leerlingen | Middelbare school | 19,7 per 100 leerlingen | 119 mvt/etmaal |
Met de voorgenomen ontwikkeling neemt de verkeersgeneratie van het plangebied af met circa 260 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag ten opzichte van de huidige situatie. De ontwikkeling leidt door deze afname van het aantal verkeersbewegingen tot een verbeterde verkeerssituatie in het gebied.
Conclusie
Het plangebied is goed bereikbaar en de parkeerterreinen bij het nieuwe schoolgebouw en de nieuwe gymzaal bieden voldoende plaats om de toekomstige parkeerbehoefte te faciliteren. Daarnaast leidt de ontwikkeling tot een afname van de verkeersgeneratie, wat de verkeerssituatie ten goede komt. De parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en -afwikkeling staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Onderzoek en conclusie
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Gezien de ligging nabij een bedrijventerrein en nabij verschillende niet-woonfuncties is sprake van een gemengd gebied. Conform de VNG-publicatie wordt een school geschaald worden onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 30 meter voor geluid in een rustige woonwijk. Aangezien het plangebied in een gemengd gebied ligt kan de richtafstand met een milieucategorie verlaagd worden. De richtafstand behorende bij geprojecteerde school bedraagt daardoor 10 meter. De dichtstbijgelegen geluidsgevoelige objecten (woningen) zijn gelegen op een afstand verder dan 10 meter. Aan de genoemde richtafstand wordt dan ook voldaan. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende woningen ook in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Tussen school en woningen wordt een groene zone gerealiseerd.
Wegverkeerslawaai
Beleid en normstelling
Wettelijke geluidzone wegen
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai.
Onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek (bijlage 1) blijkt dat alleen vanwege de Linthorst Homanweg (de 50 km/weg die voorlangs loopt), de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB wordt overschreden. De maximale grenswaarde van Lden = 63 dB wordt niet overschreden; de hoogst berekende waarde bedraagt Lden = 57 dB.
Eventuele maatregelen worden niet mogelijk geacht. De bestaande wegdekverhardingen (met name de klinkerbestratingen) passen in het straatbeeld. Het vervangen van het wegdek door bijvoorbeeld stiller asfalt is niet aan de orde. Het plaatsen van geluidschermen is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk.
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering; wel is er een hogere waarde procedure noodzakelijk.
Op grond van artikel 1.6 van het Bgh kan bij de bepaling van de geluidbelasting vanwege een weg, van de gevel van onderwijsgebouwen en kinderdagverblijven de waarde van de geluidbelasting over de periode 19.00–23.00 uur (avond) of de periode 23.00–07.00 uur (nacht) buiten beschouwing worden gelaten, voor zover deze gebouwen in de betrokken periode niet overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt. Omdat met name avondgebruik nog niet duidelijk is, is de normale etmaalindeling gehanteerd (wat geen belemmering oplevert).
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Onderzoek
Uit de professionele risicokaart blijkt dat ten westen van het plangebied een risicobron is gelegen. Het gaat hierbij om LPG tankstation "Gulf Beilen" aan de Kanaalweg 1 (zie figuur 5.1). De inrichting heeft een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied is gelegen op een afstand van 95 meter van de dichtstbijzijnde vulpunt en is daarmee binnen het invloedsgebied gelegen. Met de inrichting van het plangebied is rekening gehouden. Het schoolgebouw wordt buiten het invloedsgebied gerealiseerd. Omdat het schoolplein wel binnen het invloedsgebied wordt gerealiseerd is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
In het kader van het vooroverleg is op dit punt advies gevraagd aan de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe en de Veiligheidsregio. In de bijlage is het advies van de brandweer (bijlage 4) en de verantwoording van het groepsrisico (bijlage x) opgenomen. De RUD adviseert om een ontruimingsinstallatie te plaatsen en de schoolpleinen toegankelijk te maken voor hulpdiensten.
Figuur 4.1 Invloedsgebied LPG ten opzichte van plangebied (bron: Wind Design + Build).
Ten westen van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, A28: afrit 31 (Westerbork) - afrit 27 (Fluitenberg). Op dit traject vindt vervoer plaats van de stofcategorie LF1, LF2, LT2 en GF3. Het invloedsgebied bedraagt 355 meter, de stofcategorie GF3 is hier maatgevend. Het plangebied is gelegen op meer dan 700 meter tot het midden van de weg en is dan ook buiten de PR 10-6, plasbrandaandachtsgebied en invloedsgebied gelegen.
Ten oosten van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats per spoor, traject Groningen - Zwolle 40BL.4. Op dit traject vindt vervoer plaats van de stofcategorie A, B2, C3, D3 en D4. Het invloedsgebied bedraagt 4000 meter, de stofcategorie D4 is hier maatgevend. Het plangebied is gelegen op meer dan 900 meter tot het midden van het spoor en is dan ook buiten de PR 10-6, plasbrandaandachtsgebied maar binnen het invloedsgebied gelegen. De ontwikkeling is gelegen binnen het invloedsgebied en daarvoor dient een verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van circa 8.500 m2 schoolgebouw en bijbehorende voorzieningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 100.000 m2 'kantoorlocaties', die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk. In de nieuwe situatie zal gemiddeld 1 of 2 keer per week een vrachtwagen de school aandoen. Dit is (veel) minder dan 1% van het aantal verkeersbewegingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A28, direct ten westen van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2017; 19,3 µg/m³ voor NO2, 15,0 µg/m³ voor PM10 en 8,3 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het waterbeheerplan 2016 - 2021 is de koers beschreven hoe het waterschap de komende periode gaat zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, een goed functionerend regionaal watersysteem en het zuiveren van afvalwater. Het waterschap heeft het plan vormgegeven in dialoog en samenwerking met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstromen, die naast Drents Overijsselse Delta deel uitmaken van het stroomgebied Rijn-Oost. Ook provincies en gemeenten zijn hierbij betrokken geweest.
De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken (taakvelden: watersysteem, waterketen en veiligheid). De taken worden uitgevoerd voor én samen met de maatschappij. Dit gebeurt vanuit een brede kijk en tegen aanvaardbare kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen.
Het werk van het waterschap draagt ertoe bij dat iedereen op een veilige, gezonde, prettige en duurzame manier met water kan leven. Het waterschap wil daarbij professioneel, betrouwbaar en deskundig werken en zo de positie als lokale en regionale waterautoriteit waarmaken. Met de aanwezige middelen en mogelijkheden werkt het waterschap aan een duurzame ontwikkeling van het stedelijk en landelijk gebied.
Algemeen
Het plangebied is gelegen ten zuidwesten van de kern Beilen en wordt doorsneden door de watergang “Linthorst Homankanaal” en “De Beilervaart”. In de huidige situatie bevindt zich in het noordelijk deel een gemeentewerf en het zuidelijk deel bestaat uit bebouwing van de woonwinkel Oostland en een school. Het totale verhard oppervlak bedraagt 12.232 m2. De huidige bebouwing ter plaatse wordt gesloopt waarna één school met gymvoorzieningen, schoolplein en benodigde infrastructuur wordt gerealiseerd. Het toekomstige verhard oppervlak zal 8.377 m2 bedragen. Het verhard oppervlak neemt door de ontwikkeling af met 3.855 m2. Met deze afname wordt meer ruimte gecreëerd voor groenstroken. De twee gebieden worden met elkaar verbonden door een loopbrug over de “Beilervaart”. Ter plaatse van de loopbrug zal een klein eilandje worden gerealiseerd met een oppervlakte van circa 160 m2. Ten westen van de loopbrug wordt een trekvlot gerealiseerd.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit sterk lemig fijn zand op (kei)-leem. Er is sprake van grondwatertrap Vb. Dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand is gelegen tussen de 0,25 en 0,40 m-mv. de gemiddelde laagste grondwaterstand bedraagt >1,20 m-mv. De maaiveldhoogte ter plaatse ligt op circa 13 m +NAP.
Waterkwantiteit
Ten westen van het plangebied is de primaire watergang “Linthorst Homankanaal” gelegen. De Beilervaart doorsnijdt het plangebied in west naar oostelijke richting en is niet in de legger opgenomen. Het onderhoud van deze watergang wordt uitgevoerd door de Gemeente Midden Drenthe. De Primaire watergang heeft een beschermingszone van 5 meter. Deze zone is noodzakelijk voor het uitvoeren van het onderhoud vanaf de kant. Het onderhoud van deze watergang wordt uitgevoerd door het waterschap. De noordelijk gelegen steiger voor de trekvlot is gelegen binnen deze beschermingszone. Voor de werkzaamheden in deze zone is een ontheffing nodig op grond van de Keur. Vanwege de afname van het verhard oppervlak in de toekomstige situatie is compensatie niet noodzakelijk. De te realiseren groenstroken worden middels de regels in dit bestemmingsplan vrijgehouden van bebouwing en of verharding.
Figuur 5.2 Uitsnede Legger waterschap Drents Overijsselse Delta.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Het Linthorst Homankanaal en de Beilervaart maken onderdeel uit van een KRW waterlichaam Drentse kanalen met het type M3 kunstmatige kanalen. De chemische toestand voldoet in 2018 niet aan de normen. De verwachting is dan in 2021 de chemische toestand aanzienlijk verbeterd. De ecologische toestand wordt in 2018 beoordeeld met matig. Voor de periode 2016- 2021 is de maatregel opgevoerd voor het baggeren van het Linthorst Homankanaal. De doelstelling is om 60.000 m3 eutrofe bagger te verwijderen. Verder is de doelstelling opgenomen om natuurvriendelijke oevers aan te leggen. Deze maatregel is in de factsheet nog niet specifiek gekoppeld aan een locatie. Wellicht ligt hier de mogelijkheid om diverse werkzaamheden te koppelen.
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De oevers van het “Linthorst Homankanaal” en de “Beilervaart” zijn voorzien van een kering. In de Legger is deze kering opgenomen als overige kering. Hiervoor geldt op basis van de Keur een beschermingszone van 20 meter. Binnen deze zone worden objecten zoals een brug, trekvlot en een groenzone gerealiseerd. Voor deze ontwikkelingen is dan ook een ontheffing noodzakelijk op grond van de Keur.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het afvalwater wordt via een gemeentelijk gescheiden rioolsysteem aangeboden voor zuivering.
Het hemelwater stroomt via de groenstroken de bodem in.
Water in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Cultuurhistorie
Toetsingskader
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in haar bestemmingsplannen rekening moet houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.
Onderzoek en conclusie
In het plangebied komen geen specifieke cultuurhistorische waarden voor.
Archeologie
Toetsingskader
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.
Onderzoek en conclusie
Er is archeologisch onderzoek gedaan. Uit het archeologisch onderzoek volgt, dat er geen archeologisch grondlagen en/of vondsten zijn aangetroffen. In het kader van de planontwikkeling zijn er vanuit archeologisch oogpunt geen belemmeringen. Bij vaststelling van het bestemmingsplan wordt het archeologisch onderzoek bijgevoegd.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek en conclusie
Na bestudering van de resultaten van het historisch onderzoek en de resultaten van de veldwerkzaamheden en veldwaarneming wordt geadviseerd ter plaatse van de toekomstige brug de verontreinigingssituatie te actualiseren. Dit geldt ook voor het gebied ter plaatse van de voormalige gemeentewerf. Ter plaatse van de locatie hoek De Omloop en de Linthorst Homanweg wordt extra onderzoek niet nodig geacht.
MUG Ingenieursbureau heeft op PM een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage x). Hieruit blijkt dat er ter plaatse van de De Omloop/Linthorst Homanweg maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetoond in de bodem. In het grondwater is een licht verhoogde gehalte barium aangetroffen. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot de uitvoering van een nader bodemonderzoek.
Ter plaatse van de landhoofden toekomstige loop/fietsbrug aan de noordzijde van het kanaal zijn lichte verontreinigingen van kwik, lood en PAK aangetroffen. Aan de zuidzijde is een licht verhoogde gehalte aan PAK aangetroffen. Het grondwatermonster moet nog geanalyseerd worden.
Terrein gemeentewerf
Voornoemde resultaten geven aanleiding tot uitvoering nader bodemonderzoek naar:
In overleg met de gemeente zullen de nadere onderzoeken worden uitgevoerd. De bodemonderzoeken zullen bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden toegevoegd aan deze toelichting.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Drenthe
In de provincie Drenthe wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
De dichtstbijzijnde natura 2000 gebieden zijn gevoelig voor stikstofdepositie. De voormalige gebouwen worden gesloopt waarna een duurzame school en bijbehorende gymvoorzieningen wordt gerealiseerd. De huidige gebouwen hebben een bruto vloeroppervlak van 13.285 m2, op basis van kentallen voor kantoorpanden betreft de emissie 0,16 NOx kg/jaar waardoor het totaal van de emissie van de huidige bebouwing komt op 2.125,6 NOx kg per/jaar. De nieuwe gebouwen worden gasloos opgeleverd waardoor in de gebruiksfase geen emissie plaatsvindt. De aanlegfase bestaat uit een periode van circa 2 jaar waarin de uitstoot van machines en vrachtbewegingen kunnen leiden tot een tijdelijke toename in stikstofdepositie. Op basis van ervaringscijfers elders wordt uitgegaan van 94,06 kg/jaar. Voor het aandeel verkeer wordt uitgegaan van de huidige situatie. De voormalige woonwinkel en de gemeentewerf zullen een grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de nieuw te realiseren school. Dit omdat de scholieren veelal gebruik maken van een fiets of openbaar vervoer. Het aandeel medewerkers zal vrijwel gelijk blijven met de huidige situatie. Dit betekent dat door de ontwikkeling een afname van stikstofemissie plaatsvindt.
Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Drenthe staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Er is onderzoek gedaan naar beschermde dier- en plantsoorten, ook vanwege de sloop van de bestaande school. De volledige ecologische onderzoeken zijn te vinden in de bijlagen 2 en 3. Het project kan, zo wordt geconcludeerd, doorgang vinden, mits het volgende in acht wordt genomen.
Om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen dient voordat de sloop van de huidige gebouwen uitgevoerd kan worden, eerst een nader onderzoek naar vleermuizen plaats te vinden. Dit onderzoek bestaat uit 4 onderzoekrondes in de periode mei t/m september.
Als bij de gemeente bekend is welke bomen op deze locatie gekapt moeten worden voor de aanleg van het sportveld, dan is een boomholtecontrole nodig door een ecoloog. De ecoloog bepaalt of de betreffende boom geschikte holten heeft die als verblijfplaats voor vleermuizen kunnen dienen. Als blijkt dat geschikte holten in de te kappen boom aanwezig zijn, dan is vervolgonderzoek naar
vleermuizen nodig, dit betekent: minimaal vier avond- of ochtendbezoeken in periode half mei t/m eind september (vleermuisprotocol 2017).
Ten aanzien van de geplande brug: vliegroutes: de Beilervaart is geschikt als essentiële vliegroute voor bijvoorbeeld water. Watervleermuizen zijn erg gevoelig voor uitstraling van verlichting. Tijdens de aanlegfase en de gebruiksfase zijn maatregelen nodig om effecten op de vliegroute te voorkomen. De maatregelen moeten worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol. Zoals:
Om negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden op de aanwezige broedvogels te voorkomen, dienen sloop- en kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden (buiten de periode half maart t/m half juli).
Voor nationaal beschermde soorten geldt de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat schade aan wilde planten en dieren zoveel, als redelijkerwijs mogelijk is, wordt voorkomen. Dit kan door het rooien van de struiken in één richting uit te voeren, zodat eventuele grondgebonden zoogdieren zelfstandig het
gebied kunnen verlaten.
Uit het nader onderzoek zal blijken of een ontheffing op de Wet natuurbescherming nodig is en of er aanvullende maatregelen getroffen moeten worden.
Het is nog niet bekend wat er met het huidige schoolgebouw van het Dr. Nassau College gaat gebeuren. Mocht dit gesloopt worden, dan zullen in het kader van dit afzonderlijke proces onder meer de ecologische aspecten beoordeeld worden.
Conclusie
Het project kan worden uitgevoerd, mits bovengenoemde aandachtspunten worden gevolgd.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied is enkel een rioolleiding aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Nederland is bezig met een energietransitie van fossiele naar meer duurzame energiebronnen. In dit kader is op 1 juli 2018 de Wet Voortgang Energietransitie in werking getreden (Wet VET). Met deze wet is de Gaswet gewijzigd, waardoor onder de 40 m3 doorlaatwaarde per jaar netbeheerders nieuwe gebouwen niet meer op het gasnet mogen aansluiten. In de praktijk betekent dit dat nieuwe woningen en (kleinere) bedrijfsgebouwen gasloos moeten worden gebouwd. Dit betekent dat voor het in dit bestemmingsplan voorziene project moet worden omgezien naar alternatieven voor verwarming en andere energievoorziening.
Hiervoor is een mix van oplossingen mogelijk. Gelet op de strengere energieprestatienormen moeten nieuwe gebouwen beter worden geïsoleerd. In combinatie met zonnepanelen of –collectoren op daken, vloerverwarming, meer apparatuur op elektriciteit, (lucht)warmtepompen is doorgaans gasloos bouwen goed mogelijk. Hiermee kan het project uitvoerbaar worden geoordeeld.
Onderzoek en conclusie
Dit bestemmingsplan geeft niet aan welke mogelijkheden moeten worden gekozen. De regeling in het bestemmingsplan geeft voldoende ruimte voor voorzieningen om gasloos te kunnen bouwen en voor andere maatregelen en voorzieningen op energiegebied. De in het ontwikkelingsplan opgenomen duurzame maatregelen kunnen binnen de bestemmingsplanregeling uitgevoerd worden.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van één schoolgebouw met bijbehorende gymvoorzieningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Op ….. is bij besluit van …. vastgesteld dat geen MER nodig is, zie bijlage PM. Ook is daar de aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk. Zie Bijlage 5.
Voor de regels en de plansystematiek is zoveel mogelijk aangesloten bij het geldende bestemmingsplan voor Beilen. Uiteraard is ten aanzien van deze specifieke ontwikkeling maatwerk toegepast. Uitgegaan is van een flexibele en duidelijke regeling voor het toelaten van de ontwikkeling in de omgeving. De regels dienen in samenhang met de verbeelding te worden gelezen.
De inleidende regels van een bestemmingsplan betreffen een uitleg van de in regels toegepaste begrippen en een uitleg hoe de bouwhoogte en de oppervlakten dienen te worden berekend. Een bestemmingsplan kent verder een aantal algemene regels waarin een aantal specifieke regels is opgenomen en een aantal regels die zien op het kunnen toestaan van beperkte overschrijdingen van de gestelde regels. Een bestemmingsplan eindigt altijd met een aantal overgangsbepalingen en de slotbepaling.
Voor het plangebied zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Groen
De bestemming Groen geldt voor de groenstroken langs de oevers van de Beilervaart en het Linthorst Homankanaal. De bestemming laat beperkt de bouw van bouwwerken toe.
Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk maakt de vestiging van de nieuwe school met bijbehorende voorzieningen en diverse andere Maatschappelijke voorzieningen: mogelijk. Gebouwen moeten binnen een aangegeven bouwvlak worden gebouwd. De toegestane bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven: voor de gymzaal is dit maximaal 8 en voor de school maximaal 14 meter.
Verkeer
Deze bestemming heeft betrekking op de infrastructuur binnen het plangebied. Zij dekt de functies verkeer, parkeren, groen- en speelvoorzieningen en voet- en fietspaden af. Binnen deze bestemmingen zijn bouwwerken beperkt toegestaan.
Water
Het gedeelte waar de verbindingsbrug gaat worden gerealiseerd, is bestemd als Water. De bijbehorende regels laten onder meer ook groen toe en sport en spelvoorzieningen.
Tevens zijn ter bescherming van mogelijke archeologische waarden en de in het plangebied aanwezige rioolleiding dubbelbestemmingen opgenomen.
Het concept ontwerpbestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar en overlegd met de overleginstanties in casu de provincie Drenthe, de Veiligheidsregio en het Waterschap.
Veiligheidsregio Drenthe
De Veiligheidsregio geeft een aantal aanbevelingen voor het ontwerp van het gebouw. Bij de verdere planontwikkeling zal hiermee rekening worden gehouden. Voor het onderhavige bestemmingsplan heeft dit geen consequenties. Zie ook paragraaf 4.4.
Overleg Waterschap
Voorafgaand aan het overleg met het waterschap is een watertoetsaanvraag ingediend.
Overleg Provincie
De provincie gaf aan, dat er met de ontwikkeling geen provinciale belangen in het geding zijn.
Voor het plan wordt geen afzonderlijke inspraakprocedure gevoerd.
Het ontwerp van het bestemmingsplan wordt bekendgemaakt en ter visie gelegd. Vervolgens kan de gemeenteraad worden voorgesteld het bestemmingsplan vast te stellen.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
De gemeente Midden-Drenthe financiert de realisatie van het nieuwe onderkomen met bijbehorende voorzieningen.
In de Wro zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot kostenverhaal door de gemeente. In dit geval is er geen sprake van kostenverhaal.