Plan: | Ekkerweg 2 en Beeken 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1724.BPWrre4011-VAST |
De familie Kwinten (hierna: initiatiefnemer) wil hun perceel aan de Ekkerweg 2 te Westerhoven, bestaande uit een agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende gebouwen en gronden herontwikkelen en wil daarbij mede gebruik maken van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling. Voor de voorgenomen ontwikkeling aan de Ekkerweg is een groter aantal kavels nodig dan in eerste instantie wordt toegestaan door de provincie Noord-Brabant. Daarom wordt de locatie van de Ekkerweg 2 gekoppeld aan het eigendom aan Beeken 3, waar eveneens een intensieve veehouderij is gevestigd.
Door ook de intensieve veehouderij op Beeken 3 te beëindigen een deel van de stal te slopen en aan het resterende deel een 'vriendelijkere' bestemming te geven leidt dit tot een integrale oplossing van twee losstaande knelpunten en wordt de gewenste ontwikkeling op Ekkerweg 2 haalbaar.
De ontwikkeling van de woningbouwlocatie Ekkerweg te Westerhoven zal bestaan uit 13 woonkavels. De bestaande boerderij blijft behouden. Eén woning betreft de woning in de bestaande boerderij, plus één extra woning in de bestaande boerderij. Voor de andere drie woningen aan de Ekkerweg zullen reguliere contingenten worden ingezet, als inbreiding binnen het bestaand ‘stedelijk’ lint. Twee van de beoogde woningen bevinden zich binnen de hindercirkel van de naastgelegen stierenhandel. Voor de kavels van deze twee woningen is een Twee middels de RvR-regeling en wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingsplan. Deze nieuwe woningen kunnen pas worden ontwikkeld als de hindercirkel verwijderd kan worden. De overige 8 kavels worden in het kader van de Ruimte voor Ruimte-regeling (RvR) gerealiseerd.
Binnen het vigerende bestemmingsplan is de voorgestane ontwikkeling niet mogelijk. Om de ontwikkeling van het woongebied mogelijk te maken moet het vigerende bestemmingsplan worden aangepast.
De ontwikkeling aan de Ekkerweg zal een woonbestemming krijgen. In verband met het plan aan de Ekkerweg te Westerhoven, zal de bestemming aan de Beeken 3 te Westerhoven vriendelijker worden. De intensieve veehouderij bestemming zal worden verwijderd en een deel van de stal wordt gesloopt (ca. 522 m²). Er zullen 20 tot 25 paarden worden gehouden, die ook vrij buiten kunnen lopen op het aangrenzende perceel. In een gedeelte van de opstal zal een stalling worden gerealiseerd en zullen landbouwmachines voor het productiegerichte paardenhouderijbedrijf worden opgeslagen.
Aan de noordkant van het perceel wordt een natuurzone met kikkerpoel aangelegd, voor de verbetering en realisering van extra natuur passend bij het gebied en de inpassing van de paardenhouderij.
Door het stoppen van de intensieve veehouderijen zal de luchtkwaliteit in de directe omgeving significant verbeteren hetgeen een positief effect zal hebben voor de leefbaarheid in de kern Westerhoven. Tevens zal het stoppen van beide bedrijven er voor zorgen dat dit een positief effect heeft op het nabijgelegen Natura 2000-gebied De Keersop; de ammoniak uitstoot over het Keersopdal (ligt op 250 m afstand) wordt sterk verminderd.
Bij de ontwikkeling wordt uiteraard zoveel mogelijk rekening gehouden met reeds aanwezige geldende planologische toetsingskaders en stedenbouwkundige principes.
Binnen de grenzen van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Bergeijk 2011' (vastgesteld op 7 juli 2011) en de '2e herziening Buitengebied Bergeijk 2017' (vastgesteld op 22 januari 2020, deels onherroepelijk in werking).
De gronden waarop het plan Ekkerweg te Westerhoven ontwikkeld zal worden, hebben momenteel de bestemming 'Agrarisch'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen en grondgebonden agrarische bedrijven.
Daarnaast zijn de gronden voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4.1' en 'Waarde - Archeologie 4.2'. Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Navolgende afbeelding toont een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van de beoogde ontwikkeling aan de Ekkerweg 2 te Westerhoven.
Figuur 1.1a Uitsnede bestemmingsplan '2e Herziening Buitengebied Bergeijk 2017', plangebied rood omkaderd.
De locatie aan Beeken 3 heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden-Natuur- en landschapswaarden 1'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen en grondgebonden agrarische bedrijven. Het opgenomen bouwvlak is voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'.
Daarnaast beschikken de gronden over de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 6' en 'Waterstaat - Attentiegebied EHS'.
Navolgende afbeelding toont een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan voor de gronden van Beeken 3 te Westerhoven.
Figuur 1.1b Uitsnede bestemmingsplan '2e Herziening Buitengebied Bergeijk 2017', plangebied rood omkaderd.
In het kader van de uitvoering van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling is de provincie een samenwerkingsverband aangegaan, waarin op dit moment de volgende partijen participeren:
Binnen dit samenwerkingsverband is de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV opgericht. Deze ontwikkelingsmaatschappij heeft tot doel het financieren van de sloopvergoedingen. In ruil daarvoor heeft de ontwikkelingsmaatschappij het recht op de ontwikkeling van woningbouwkavels in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling.
Op basis van de eerste tranche ontwikkelt Ruimte voor Ruimte CV 964 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels. In onderhavig plan worden 13 woningen gerealiseerd. Acht woningen worden gerealiseerd middels gebruikmaking van de Ruimte voor Ruimte-regeling. Hiervoor zijn acht titels nodig. Twee van deze titels worden verkregen door bedrijfsbeënidging op de locatie en de overige titels worden gekocht. De locatie wordt ontwikkeld door de eigenaar van de gronden. De bijdrage van Ruimte voor Ruimte CV beperkt zich in deze tot het begeleiden van de gebiedsontwikkeling en het leveren van titels.
Voor de totstandkoming van het plan Ekkerweg 2 en Beeken 3 te Westerhoven zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in dit bestemmingsplan zijn verwoord. De volgende rapportages, behorende bij dit plan, zijn als separate bijlagen opgenomen:
Bijlagen bij de toelichting:
Bijlagen bij de regels:
Deze toelichting geeft in een aantal hoofdstukken de gedachten weer die ten grondslag liggen aan de totstandkoming van de ontwikkeling van de Ekkerweg 2 en Beeken 3 te Westerhoven.
Na hoofdstuk 1 (Inleiding) is in hoofdstuk 2 inzicht gegeven in de planologische kaders. In hoofdstuk 3 wordt het plangebied beschreven in zijn huidige staat. De stedenbouwkundige planbeschrijving is weergegeven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 worden de verwachte effecten beschreven van het plan. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de juridische planopzet, waarbij uiteengezet wordt op welke wijze de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. Er is onder meer aangegeven op welke wijze de planregels in het bestemmingsplan zijn ingevuld. Dit heeft een directe relatie met de uitvoerbaarheid, met name het beleid ter handhaving van de inrichting van het plangebied, waarover hoofdstuk 7 gaat. De procedure komt aan bod in hoofdstuk 8.
In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.
In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beëindiging van verschillende takken van veehouderij kon subsidie worden aangevraagd. Indien een beëindigingssubsidie werd aangevraagd, kon op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen. De sloopsubsidie kon alleen worden verstrekt voor gebouwen binnen de reconstructiegebieden. De regeling Beëindiging Veehouderijtakken is per 1 april 2007 vervallen.
Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekende reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'. In 2001 is de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte (ORR) opgezet om deze kosten terug te verdienen via de ontwikkeling en verkoop bouwtitels. Per 1000 m² gesloopte stal mag één woningbouwkavel worden ontwikkeld.
De 'Ruimte voor Ruimte'-regeling bestaat nog steeds, omdat deze op verschillende aspecten bewezen voordelen oplevert.
Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De aanpak van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling is in de loop der tijd verbreed en kan ook worden ingezet ter financiering van de beëindiging en sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste bebouwing in het buitengebied.
In paragraaf 2.3.1 wordt verder ingegaan op de aanpak van de provincie Noord-Brabant bij de financiering van de sloopsubsidies.
De eigenaar van de gronden ontwikkelt plannen voor onderhavige locatie. Ruimte voor Ruimte verkoopt losse titels ten behoeve van deze ontwikkeling. Ruimte voor Ruimte C.V. is geen ontwikkelaar voor dit plangebied.
Met de komst van het nieuwe stelsel van wetgeving doet een nieuw instrument zijn intrede dat een antwoord biedt op deze ambitie: de omgevingsvisie. Rijk, provincies en gemeenten moeten allemaal een omgevingsvisie opstellen voor hun grondgebied. Het Rijk heeft in dit kader de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. De NOVI beschrijft de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het Nederlandse grondgebied. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden.
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Er zijn in totaal 21 nationale belangen waar de NOVI zich op richt:
Voor de woningbouwontwikkeling aan de Ekkerweg zijn geen hoofddoelen vanuit het Rijk van belang. Dat betekent dat de provinciale, regionale en lokale beleidskaders bepalend zijn in deze ontwikkeling.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de "ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt (art. 3.1.6 Bro.).
Ladderplichtig zijn de stedelijke ontwikkelingen. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.
Volgens de Nota van Toelichtingen van de Ladder voor duurzame verstedelijking worden ontwikkelingen, die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben, maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals bijvoorbeeld de Ruimte-voor-Ruimte regeling, niet gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.
Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer sprake is van een functiewijziging, er moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Salderen binnen een plangebied of reductie van onbebouwde plancapaciteit is dus in beginsel Laddervrij, als er maar geen sprake is van Laddergevoelige functies zoals winkels en kantoren (effecten op leegstand, geen of zeer beperkte uitbreidingsvraag).
Het plan bestaat uit dertien woningen. Daarbij kan de volgende opsplitsing worden gemaakt. Het plan bestaat uit één vervangende nieuwbouwwoning, twee woningen die met de rechtstreekse Ruimte-voor-Ruimte regeling worden mogelijk gemaakt (met onderhavig plan wordt meer dan 2000 m² stal gesloopt), twee reguliere contingenten die gerealiseerd worden in het bestaand 'stedelijk' lint, twee woningen die met een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt binnen het bestaand stedelijk gebied en zes woningen die met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling worden mogelijk gemaakt (sloop van stallen elders wordt gefinancierd middels realisatie van woningen binnen een bebouwingsconcentratie elders).
Het bovenstaande in acht nemend hoeven de Ruimte voor Ruimte kavels niet middels de Ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden. In dit plan is sprake van 8 Ruimte voor Ruimte-woningen. Een woning is vervangende nieuwbouw en hoeft derhalve niet aan de Ladder getoetst te worden. De resterende vier woningen worden niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (zie hiervoor uitspraak RvS 11 juni 2014, 201306888/1/R2).
Alhoewel de Ladder niet van toepassing is op het plan, is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het kader van uitvoerbaarheid moet onder andere aandacht worden besteed aan de behoefte van het plan.
Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming inwerking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. En wijzigt onder andere de m.e.r.-regelgeving. De Wet natuurbescherming (Wet natuur) bevat alle regels rondom de bescherming van natuurgebieden en soorten. In de wet heeft het rijk alle verplichtingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt
De Wet natuurbescherming voorziet in:
Voor de Natura 2000-gebieden stelt de minister instandhoudingsdoelstellingen op voor:
De provincies stellen voor de Natura 2000-gebieden een beheerplan op (art. 2.3 Wet natuurbescherming). In het beheerplan staan maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de instandhoudingsdoelstellingen worden bereikt. Naast de maatregelen in het beheerplan kunnen provincies:
In bijzondere gevallen is de minister verantwoordelijk voor de taken voor de bescherming van Natura 2000-gebieden (art. 2.10 Wet natuurbescherming).
De wet milieubeheer regelt de bescherming van het milieu en het beperken van hinder. De Wet milieubeheer (Wm) regelt een groot aantal verschillende aspecten en wordt daarom wel als een raamwet beschouwd. De wet legt in grote lijnen vast welke wettelijke instrumenten er zijn om het milieu te beschermen en welke uitgangspunten daarvoor gelden.
In de wet Milieubeheer wil de overheid ook zorgen voor een goede luchtkwaliteit en de burgers beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De belangrijkste is de Wet milieubeheer, titel 5.2: luchtkwaliteitseisen; Ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd.
De Wet luchtkwaliteit speelt een rol bij besluiten van de overheid over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Bijvoorbeeld het wijzigen van een bestemmingsplan, het verlenen van een milieuvergunning of het aanleggen van een weg. De normen voor luchtkwaliteit moeten dan worden getoetst. Daarnaast speelt de Wet een rol bij bestaande knelpunten op het gebied van de luchtkwaliteit.
Om de ontwikkeling aan de Ekkerweg en Beeken in Westerhoven mogelijk te maken dient de luchtkwaliteit in beschouwing te worden genomen. In deze wet zijn voor verschillende verontreinigende stoffen normen opgenomen waaraan minimaal voldaan moet worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een verontreinigde lucht kan immers leiden tot gezondheidsklachten bij mensen. Voor Nederland zijn voornamelijk overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide aan de orde en plaatselijk van benzeen (parkeergarages).
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin worden gebiedsgerichte programma's en rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren opgenomen. Projecten worden niet meer aan de normen getoetst maar aan het doel van het programma. Bouwprojecten in een gebied kunnen dan doorgaan als maatregelen worden genomen om de luchtkwaliteit op z'n minst gelijk te houden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die opgenomen zijn in het NSL mogen worden vervangen door plannen van gelijke of kleinere omvang.
Door het in werking treden van het NSL op 1 augustus 2009 worden projecten die minder dan 3% bijdragen aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk.
De voorgenomen locatieontwikkeling valt binnen de categorie die minder dan 3% bijdraagt aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof of stikstofdioxide en is derhalve als 'niet in betekenende mate' aan te merken. Een beoordeling van dit aspect wordt behandeld in paragraaf 5.8.
De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stal mag 1 kavel worden ontwikkeld.
Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de ontwikkelingsmaatschappij 'Ruimte voor Ruimte' dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling.
De benodigde dossiernummers voor plangebied Ekkerweg te Westerhoven in de gemeente Bergeijk zijn opgenomen in onderstaande tabel. Het betreft dossiernummers voor in totaal zes Ruimte voor Ruimte bouwcontingenten, twee woningen worden rechtstreeks onder de Ruimte voor Ruimteregeling gerealiseerd. Dat wil zeggen dat ter plaatse stallen worden gesloopt en ammoniakrechten worden ingetrokken in ruil voor woningbouwkavels. De bestaande boerderij wordt in eerste instantie gesplitst. De overige 3 woningen worden afgetrokken van de gemeentelijke voorraad (contingent).
AANVRAAGNUMMER |
MESTNUMMER | SLOOP M2 | TOEGEKENDE SLOOP M2 |
4531034 | 114004161 | 1,292 | 292 |
4531037 | 111062810 | 950 | 597 |
4531349 | 114019371 | 560 | 560 |
4531404 | 111070953 | 583 | 583 |
4531413 | 111026245 | 2.652 | 652 |
4531416 | 114000859 | 615 | 615 |
4531419 | 111012783 | 614 | 614 |
4531422 | 113007230 | 541 | 541 |
4531427 | 113002327 | 1.144 | 644 |
4531440 | 111030366 | 1.373 | 373 |
4531441 | 116034483 | 928 | 428 |
4531458 | 112024092 | 344 | 101 |
Totaal ingebrachte m2 sloop 6.000 |
Tabel 2.1 Dossiernummers Ruimte voor Ruimte
Los van bovenstaande dossiernummers en bijbehorende te slopen oppervlakte, wordt 522 m² agrarische bebouwing gesloopt op de locatie Beeken 3. Dit betreft de sloop van een deel van de bestaande stal en het beëindigen van de intensieve veehouderij op die locatie en tevens de bijbehorende ammoniakrechten en kilogrammen aan fosfaat.
Daarnaast wordt op de locatie Ekkerweg 2 in totaal 1.989,5 m² aan agrarische bebouwing gesloopt. Dit is inclusief een sleufsilo van 360 m². Navolgende tabel geeft een overzicht van alle te slopen oppervlakte aan agarische bebouwing. De verbeelding daarvan is in figuur 2.1 weergegeven.
Tabel 2.2 Overzicht te slopen oppervlakte
Figuur 2.1 Verbeelding te slopen oppervlakte
Op basis van het te slopen oppervlakte agrarische bebouwing kunnen twee RvR bouwtitels verkregen worden (1000 m² sloop per bouwtitel).
Op basis van een toetsingsformulier heeft de provincie beoordeeld dat de slooplocaties voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een Ruimte voor Ruimte Bouwtitel. De omgevingsverunnging voor de agrarische bedrijfsvoering aan de Ekkerweg 2 is reeds ingetrokken en de omgevingsvergunning voor de agrarische activiteiten aan de Beeken 3 is aangepast naar de beoogde situatie zoals omschreven in dit plan. Het bouwrecht wordt verkregen wanneer de opstallen zijn gesloopt.
Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie ruimtelijke ordening vastgesteld. Op 1 januari 2011 is deze Structuurvisie in werking getreden en in maart 2014 is een partiële herziening van kracht geworden.
Uit de Structuurvisie blijkt dat de provincie het wonen zoveel mogelijk in kernen wil concentreren om op deze manier ook het voorzieningenniveau in de kleinere kernen op peil te houden. Leefbaarheid is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Samen met de bewoners wordt in de dorpen in het landelijke gebied gezocht naar mogelijkheden om gemeenschappelijk voorzieningen voor de kernen te behouden.
De provinciale ruimtelijke belangen zijn in vier structuren onderverdeeld:
Het plangebied is gelegen in een in de structurenkaart aangeduid als mozaïeklandschap. Binnen het mozaïeklandschap is ruimte voor functiemenging. De ontwikkeling van een woningbouwlocatie is hier niet op voorhand uitgesloten.
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat geen sectorale beleidsdoelen. De concrete doelen, voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit, staan nu nog in de bestaande plannen van de provincie (PMWP, Structuurvisie RO, BRUG, PVVP). Grote delen van die beleidsplannen horen vanuit het systeem van de Omgevingswet straks (soms verplicht) thuis in een programma zoals het natuurbeheerplan en het waterprogramma."
Meerdere beleidsstukken blijven voorlopig naast elkaar functioneren. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening blijft gewoon van kracht. Voor zover er strijdigheid mocht zijn, dan is de Omgevingsvisie leidend.
In het kader van de naderende Omgevingswet dient de provincie Noord-Brabant een omgevingsverordening op te stellen voor haar grondgebied. De Brabantse Omgevingsverordening vervangt diverse provinciale verordeningen.
De provincie heeft als eerste stap een Interim Omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve Omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet treedt de definitieve Omgevingsverordening op 1 januari 2024 in werking.
De Interim Omgevingsverordening is vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Brabant op 25 oktober 2019. De wijzigingen van deze Interim Omgevingsverordening zijn doorgevoerd in de Geconsolideerde Interim Omgevingsverordening die is vastgesteld op 1 oktober 2022. Hierna zal worden gesproken over "Interim Omgevingsverordening", waarmee de geconsolideerde versie wordt bedoeld. De Interim Omgevingsverordening vervangt de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en Verordening wegen.
Ekkerweg 2
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in bestaand stedelijk gebied, landelijke kern en gedeeltelijk binnen gemengd landelijk gebied. Binnen bestaand stedelijk gebied is de realisatie van woningbouw mogelijk mits de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken en het een duurzame stedelijke ontwikkeling is. Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Met de beoogde ontwikkeling van de woningen binnen bestaand stedelijk gebied wordt er aangesloten bij de regionale afspraken (Afdeling 5.4 Regionaal Samenwerken) en er is sprake van een duurzame stedelijke ontwikkeling. Er wordt onder andere een duurzaam watersysteem toegepast en de parkeerplaatsen in openbaar gebied zullen duurzaam en klimaatadaptief worden ingericht. Een concrete invulling hiervoor is nog niet bekend maar gedacht kan worden aan 'groene' waterdoorlatende parkeerplaatsen.
Voor landelijk gebied geldt dat voorzien kan worden in één of meerdere ruimte-voor-ruimtekavels indien:
Met de ruimte-voor-ruimtekavels is er sprake van omgevingskwaliteit winst doordat de bestaande opstallen van de voormalige veehouderij gesloopt worden en er een passende woonfunctie wordt gerealiseerd grenzend aan bestaand stedelijk gebied. De beoogde woningen zullen landschappelijk worden ingepast. Het plangebied ligt in de oksel van het bestaand stedelijk gebied aan de Ekkerweg en Heijerstraat maar maakt hier in de huidige situatie geen onderdeel van uit. Er is in de huidige situatie geen sprake van een bebouwingsconcentratie ter plaatse van het plangebied. Om de realisatie van de ruimte-voor-ruimte woningen op deze locatie toch mogelijk te maken wordt er met onderhavig plan tevens een herbegrenzing van het stedelijk gebied opgenomen. Het in de Interim Omgevingsverordening aangewezen 'Landelijk gebied' en 'Gemengd landelijk gebied' komt daarmee te vervallen binnen het plangebied. Daarnaast wordt het plangebied toegevoegd aan de 'Landelijke kern' en het 'Stedelijk gebied'. Hiertoe is een onderbouwing vanuit de lagenbenadering opgesteld, die in samenhang met de conclusies ten aanzien van de diverse milieu- en omgevingsaspecten uit Hoofdstuk 5 moet worden gelezen.
Lagenbenadering
Op basis van de Interim Omgevingsverordening is uitbreiding buiten 'Stedelijk gebied' niet overal toegestaan. Het provinciaal beleid biedt op grond van artikel 5.3 de mogelijkheid om voor stedelijke uitbreidingen de grens van de aanduiding 'Stedelijk gebied' en 'Landelijke kern' te wijzigen. Om de beoogde woningbouw op de locatie mogelijk te maken, dienen deze aanduidingen aan de gehele locatie toegekend te worden.
Om dit mogelijk te maken, is hier conform artikel 3.7 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant een onderbouwing opgesteld, waarmee wordt onderbouwd dat de gewenste uitbreidingsrichting aanvaardbaar is en hiermee de herbegrenzing van de aanduiding 'Stedelijk gebied' te verantwoorden is. De onderbouwing voor onderhavige ontwikkeling is gedaan met behulp van de lagenbenadering.
De lagenbenadering wordt gebruikt om een locatie en haar omgeving te analyseren. Hier worden de drie lagen afzonderlijk van elkaar geanalyseerd. Aan de hand van de uitkomsten van de lagenbenadering kunnen vervolgens afwegingen en keuzes gemaakt worden voor ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie.
Het plangebied is deels gelegen op de zuidhelling van een dekzandrug en ten zuiden van het gebied ligt het beekdal van de Keersop. De top van de bodem in het plangebied is vrijwel overal oudtijds of modern afgetopt tot onbekende diepte in de C-horizont. Hierdoor zijn de potentieel archeologisch interessante lagen verloren gegaan. Zeer waarschijnlijk bestaan er geen concrete verwachting meer voor het aantreffen van archeologische resten binnen het plangebied. Binnen het plangebied zijn daarnaast geen A- of B-waterlopen gelegen. Vanuit de ondergrondlaag zijn er dan ook geen beperkingen om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken. De bodem wordt daarbij geschikt gemaakt voor de beoogde functie.
Het plangebied Ekkerweg 2 is gelegen aan de westzijde van het dorp Westerhoven. In het zuiden sluit het plangebied via de Ekkerweg aan op een bestaand lint: de Heijerstraat / Provinciale weg zijn daar het belangrijkste structurerende element.
Aan de noordzijde wordt de locatie omsloten door enkele bospercelen. Inpassing binnen de bestaande omgeving en netwerken is een belangrijk uitgangspunt geweest bij de ontwikkeling van dit plan. Enerzijds inpassing in de bestaande bebouwde omgeving en dan specifiek de lintbebouwing die zo kenmerkend is voor deze plek en anderzijds de inpassing naar de bestaande bosrijke omgeving.
De nieuwe ontwikkeling wordt vanaf de Ekkerweg ontsloten; hier wordt een nieuwe inrit gecreeerd, waarbij sprake is van behoud van de bestaande langsgevelboerderij en één woning in de stijl van de oorspronkelijke lintbebouwing aan de Ekkerweg wordt toegevoegd. Hiermee wordt de ontwikkeling op deze plek ingepast in het bestaande karakteriestieke lint.
Middels groene blokken en stroken (bosschages en hagen) wordt aangesloten op de groene omgeving aan de noordzijde. Er wordt een geleidelijke natuurlijke overgang van het bebouwde lint naar het groene achterliggende bosgebied gecreëerd, die wordt versterkt door de toepassing van een losstaande woningtypologie op het achterterrein, waarbij meer ruimte voor groen is. Deze geleidelijke overgang van het lint naar het groene achtergebied is een belangrijk uitgangspunt bij de beoogde ontwikkeling. Daarbij wordt ook een langzaamverkeerverbinding richting het achterliggende groende gebied gerealiseerd.
Binnen de ontwikkeling wordt derhalve rekening gehouden mét en aangesloten op de bestaande (historische) infrastructuur, netwerken en omgeving.
De zogenoemde dorpse bebouwingslinten zijn de linten die vanuit de dorpskern naar het buitengebied en de nabijgelegen kernen lopen. In de dorpse bebouwingslinten vond de eerste dorpsuitbreiding plaats, doordat nieuwe bouwmassa's in de linten toegevoegd werden. Kleinschaligheid was daarbij kenmerkend. Deze beoogde ontwikkeling met 13 woonkavels sluit aan op deze historische wijze van dorpsuitbreiding, waarbij gaandeweg kleinschalige nieuwe woongebied aan weerszijde van het lint zijn ontstaan. Bij deze ontwikkeling is sprake inbreiding binnen het bestaand ‘stedelijk’ lint.
De locatie Ekkerweg 2 in Westerhoven is gelegen op en grenzend aan een voormalige rundveehouderij. Uit de historische kaart van 1902 blijkt dat het woonhuis reeds gebouwd was. Dit woonhuis is rond 1916 volledig verwoest door een brand. Rond 1939 is op de locatie een stal gebouwd, waarna in 1940 het woonhuis hieraan is toegevoegd. Rond 1950 is de bebouwing op de locatie toegenomen. Op basis van de overige historische kaarten en luchtfoto's blijft de locatie de jaren daarna vrijwel onveranderd. De karakteristieke langsgevelboerderij blijft behouden. Wel wordt de schop aan de zijkant van de boerderij gesloopt zodat voldoende ruimte ontstaat voor de nieuwe ontsluitingsweg en het bijbehorende openbare gebied.
Op landschappelijk vlak draagt de ontwikkeling bij aan de ruimtelijke kwaliteit door de intensieve veehouderij op Beeken 3 te beëindigen, een deel van de stal te slopen en aan het resterende deel een 'vriendelijkere' bestemming te geven. Dit leidt dit tot een integrale oplossing van twee losstaande vraagstukken: enerzijds de wens om intensieve veehouderij op minder wenselijke locaties te beëindigen, een deel van een stal te slopen en de plek een 'vriendelijkere' bestemming met aandacht voor de natuur te geven én anderzijds door de toevoeging van 13 woonkavels aansluitend op het bebouwingslint.
Op de locatie Ekkerweg 2 zelf is eveneens veel aandacht voor de landschappelijke inpassing van de nieuwbouw. Een aantal belangrijke uitgangspunten daarbij zijn:
Conclusie lagenbenadering
De planontwikkeling betreft een integrale natuur- en woningbouwontwikkeling, waarbij meerwaardecreatie het basisuitgangspunt is. Het plan is bij uitstek gebaseerd op de pijlers people, planet, profit. Het initiatief draagt enerzijds bij aan de woningbouwopgave, maar voegt anderzijds ook recreatieve mogelijkheden toe voor huidige inwoners door langzaamverkeerverbinding richting het bosrijke achtergebied (people). Kansen voor natuurinclusiviteit worden zoveel mogelijk benut. Dit uit zich in de groene opzet en overgang binnen het plan met ruimte voor groene elementen passend in de omgeving, en tevens door op de locatie Beeken 3 wat terug te geven aan de natuur (planet). Door de realisatie van nieuwe woningen biedt dit tevens werkgelegenheid (profit).
Daarnaast is het woonprogramma voortkomend uit de provinciale Ruimte voor Ruimte regeling. Ruimte voor Ruimte-kavels ontstaan door het saneren van varkenshouderijen of pluimveebedrijven. Doordat het woningbouwprogramma voortkomt uit deze regeling kan worden gesteld dat door gebruikmaking van ruimte voor ruimte de omgevingskwaliteit in algemene zin verbetert. De sanering van deze hinder veroorzakende bedrijven heeft een positief effect op de leefomgeving in Brabant.
Door de toepassing van de lagenbenadering kan worden gesteld dat de locatie geschikt en passend is voor de beoogde woningbouwontwikkeling. Voor de ontwikkeling is een herbegrenzing nodig van kaartlagen in de Interim omgevingsverordening, welke wordt aangevraagd bij de provincie Noord-Brabant.
Overige aanduidingen
Aan de noordoostzijde grenst het plangebied aan een bos dat onderdeel uitmaakt van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Met beoogde ontwikkeling blijft het bos behouden en beschermd. De ontwikkeling aan de Ekkerweg 2 heeft geen nadelige effecten op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken. In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op het aspect natuur.
Het plangebied is grotendeels aangewezen als Attentiezone waterhuishouding. Voor deze gronden geldt dat de waterhuishouding beschermd dient te worden en functies en activiteiten die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant worden uitgesloten. In paragraaf 5.3 wordt de waterhuishouding voor onderhavige plangebied nader onderbouwd.
Beeken 3
Het plangebied aan Beeken 3 bevindt zich in landelijk gebied. In de huidige situatie bevindt zich hier een intensieve veehouderij. Het plangebied is aangewezen als groenblauwe mantel. Dit betreft een gebied dat is opgenomen als verbinding tussen het Natuur Netwerk Brabant en het Landelijk gebied om de robuustheid van het natuur-, landschap- en watersysteem te bevorderen. Binnen de groenblauwe mantel dienen ontwikkelingen dan ook bij te dragen aan de natuur- en landschapswaarden en het bodem- en watersysteem. Daarom gelden binnen de groenblauwe mantel soms aanvullende regels voor de ontwikkeling van nieuwe functies.
Met de beoogde ontwikkeling komt er een vriendelijkere en kleinere veehouderij (een productiegerichte paardenhouderij met max. 25 paarden). Een productiegerichte paardenhouderij valt onder een overig-agrarisch bedrijf. In artikel 3.59 van de Interim Omgevingsverordening is opgenomen dat de omschakeling naar een overig-agrarisch bedrijf is toegestaan tot ten hoogste 1,5 hectare bouwperceel en wanneer dit bijdraagt aan een afname van de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof in het gebied.
Het totale bouwperceel heeft een oppervlakte van circa 0,45 hectare. Daarmee wordt de maximale omvang van 1,5 hectare niet overschreden. Bovendien neemt de bestaande oppervlakte aan bebouwing af doordat er circa 522 m² van de bestaande stal wordt gesloopt. Daarnaast betreft de ontwikkeling een wijziging van een intensieve (varkens) veehouderij naar een kleinschalige productiegerichte paardenhouderij. Navolgend wordt de afname van uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof onderbouwd.
Ammoniak
In Bijlage 10 is een notitie van de stikstofberekeningen toegevoegd. Uit deze notitie blijkt dat de stalemissies van de voormalige varkenshouderij circa 1179 NH3 kg/jaar bedraagt. In de beoogde situatie zal de stalemissie circa 125 NH3 kg/jaar bedragen. Er is daarmee sprake van een ruimte afname van ammoniak uitstoot als gevolg van de activiteiten ter plaatse van het plangebied.
Geur
Met betrekking tot geur zal er een aanzienlijke verbetering zijn met de wijziging van de varkenshouderij naar paardenhouderij. In tegenstelling tot varkens hebben paarden geen geuremissiefactor. Wel dienen bij een paardenhouderij minimum afstanden te worden aangehouden tussen de veehouderij en geurgevoelige objecten. Buiten de bebouwde kom bedraagt de minimumafstand 50 meter. Binnen 50 meter van het bouwvlak bevinden zich geen geurgevoelige objecten. Ten gevolge van de planwijziging worden dan ook geen geurgevoelige objecten blootgesteld binnen de geldende geurnorm. Een nadere omschrijving van de geursituatie is te vinden in Bijlage 12.
Fijnstof
Door de omvorming van de intensieve veehouderij naar een productiegerichte paardenhouderij zal de emissie van fijnstof uit de stal dalen. Tevens zal de wijziging niet tot noemenswaardige verandering in de verkeersaantrekkende werking leiden (Bijlage 14).
Daarnaast is een deel van het plangebied van Beeken 3 aangewezen voor 'reservering waterberging'. Het bestemmingsplan dient daarmee toe te zien op het behoud van het waterbergend vermogen van dit gebied. Ter plaats van het gebied 'reservering waterberging' zijn geen functiewijzigingen beoogd die nadelige effecten hebben op het waterbergend vermogen van de gronden. In de huidige situatie zijn de gronden voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden 1'. Met onderhavig plan blijft deze bestemming grotendeels gehandhaafd. Een deel van deze gronden wordt voorzien van de bestemming 'Natuur'. Met deze bestemming wordt het waterbergend vermogen gewaarborgd.
Conclusie
De ontwikkeling van een woningbouwlocatie ter plaatse van het plangebied Ekkerweg 2 en het stoppen van de intensieve veehouderij aan Beeken 3 te Westerhoven sluit aan bij het beleid zoals opgenomen in de Interim Omgevingsverordening.
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, Nationaal Waterplan 2016-2021, Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel, Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 “Samen naar een duurzaam gezonde en veilige leefomgeving in Brabant”, de Verordening Ruimte provincie Noord-Brabant (geconsolideerd januari 2019), het Waterbeheerplan 2016-2021 "Waardevol water" en de Keur 2015 van de gemeenschappelijke Brabantse waterschappen (o.a. waterschap De Dommel) en het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2019 van de gemeente Bergeijk. De belangrijkste gezamenlijke punten uit deze beleidstukken zijn dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening en dat de verdroging en wateroverlast bestreden dienen te worden.
In het Waterbeheerplan 2016-2021 "Waardevol water" zijn de doelen van het waterschap opgenomen en is aangegeven hoe het waterschap deze wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Het Waterbeheerplan is uitgewerkt in de beleidsnota “Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen”.
Onderstaand zijn de uitgangspunten, afkomstig uit de nota “Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen” toegelicht:
Voor de totale toelichting van de uitgangspunten wordt verwezen naar de beleidsnota “Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater” uit 2015 van de gemeenschappelijke Brabantse Waterschappen.
Handreiking watertoets
Met als basis het Waterbeheerplan heeft het waterschap de Handreiking Watertoets d.d. februari 2015/ 23 september 2015 opgesteld. Daarin zijn de uitgangspunten benoemd voor het invullen van de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten. Zo is het principe van 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' een belangrijk uitgangspunt voor het Waterschap.
Dit houdt in dat het hemelwater dat op daken en verhardingen valt, niet versneld mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
Voor behandeling van dit water geldt de waterkwantiteitstrits, waarbij optie 1 het meest wenselijk en optie 5 het minst wenselijk is:
In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de waterhuishouding voor de beoogde ontwikkeling.
Binnen de keur wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsplichtige- en de meldingsplichtige handelingen die binnen de algemene regels van het waterschap vallen.
Bergingsnorm toename verhard oppervlak
Vanaf 1 maart 2015 geldt een nieuwe bergingsnorm voor de toename aan verhard oppervlak conform de bepalingen uit de Keur 2015 van de gezamenlijke Brabantse Waterschappen.
Keur; Artikel 3.6 Verbod afvoer door verhard oppervlak
Het is verboden zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen.
Algemene regels; Art. 15 Afvoer hemelwater door toename en afkonterim omgevingsverordening ppelen van verhard oppervlak
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de Keur, voor het afvoeren van hemelwater via toename verhard oppervlak of door afkoppelen van verhard oppervlak, naar een oppervlaktewaterlichaam voor zover:
Welke gevoeligheidsfactor van toepassing is, kan worden afgelezen van de Kaart Algemene Regel afvoer regenwater door verhard oppervlak 2015. Voor het gebied is factor 1 van toepassing. (De gevoeligheidsfactoren worden alleen bij de Algemene Regel toegepast. Bij de toepassing van de Beleidsregel (vergunningen) wordt niet gewerkt met een gevoeligheidsfactor maar wordt maatwerk geleverd om de retentie-eis te bepalen.).
Beleidsregels; Art. 13.4.2. Bepalen omvang compensatie
De compensatieplicht is 600 m3 per hectare toename verhard oppervlak, tenzij uit het waterhuishoudkundig onderzoek blijkt dat minder compensatie nodig is. De benodigde capaciteit ligt tussen de kruinhoogte van de nood overloopconstructie en de bodem van de voorziening. Indien de bodem van de voorziening lager ligt dan de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG), dan geldt de GHG als ondergrens.
Beleidsregels; Art. 13.4.3. Voorzieningen
De afvoer uit een voorziening mag maximaal 2 l/s/ha zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van een kleinere opvangcapaciteit omdat infiltratie in de voorziening plaatsvindt, moet de voorziening binnen 5 dagen waarbinnen maximaal 2 mm hemelwater per etmaal is gevallen, leeggelopen zijn.
Voor de totale uiteenzetting van de bergingsnorm en de bijhorende richtlijnen wordt verwezen naar de Keur, Algemene regels en beleidsregels 2015 en de notitie 'Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen' van 9 december 2014.
Bij de voorgenomen ontwikkeling vallen naar verwachting de volgende handelingen onder de vergunningplicht. Bij de verdere detaillering van de plannen moet dit nader in beeld worden gebracht:
Volgens de Keur 2015 dient onder andere voor de volgende werkzaamheden een watervergunning te worden aangevraagd bij de afdeling Vergunning verlenen & Handhaven van het waterschap:
Om een totaaloverzicht te krijgen van de vergunnings- en meldingsplichtige ingrepen wordt verwezen naar de Keur, Algemene regels, en beleidsregels 2015.
In de Structuurvisie van de gemeente Bergeijk: Leven en Beleven - Tussen bossen, beken en boerenland (3 juni 2010), is reeds gesproken over de mogelijkheden voor Ruimte-voor-Ruimte woningen rondom Westerhoven. Het volgende wordt hierover gezegd:
In het landschappelijke raamwerk rondom Bergeijk en Westerhoven zijn er kansen voor het bouwen van Ruimte-voor-Ruimte-woningen. Hierbij gaan natuur- en landschapsontwikkeling samen met een beperkte mate van verstedelijking. De gemeente Bergeijk wil hiervoor in beperkte mate mogelijkheden bieden. De ontwikkeling van Ruimte-voor-Ruimte-woningen voegt namelijk woningtypen aan het aanbod toe, die nadrukkelijk aanvullend zijn aan het bestaande woningaanbod. Hierdoor wordt de doorstroming op de lokale woningmarkt bevorderd. De gemeente heeft echter niet de intentie te bouwen voor een nieuwe stroom forenzen. Woningbouw voor de opvang van de ‘eigen bevolkingsgroei’ staat tenslotte centraal. Daarnaast wil de gemeente ongebreidelde verstening in het buitengebied voorkomen. Om die redenen blijft het aantal mogelijke ontwikkelingslocaties binnen het landschappelijke raamwerk dan ook beperkt en liggen de mogelijkheden uitsluitend aangrenzend aan bestaande bebouwing. In de gemeente zijn het gebied ten noordwesten van Westerhoven en de zone tussen de kernen Westerhoven en Bergeijk als potentiële ontwikkelingslocaties aangeduid.
Inzet van de strategie voor Westerhoven dient dan ook verdichting en inbreiding te zijn, al dan niet gecombineerd gaande met verplaatsing van enkele bedrijfslocaties in het huidige dorpsweefsel.
Op kortere termijn bestaat de mogelijkheid om in de zone tussen de Ekkerweg en Meanderstraat een Ruimte-voor-Ruimte-locatie te ontwikkelen. Dit gebied ligt aan de rand van het bosgebied. De opzet is hier op agrarische bouwblokken, eventueel aangevuld met enkele niet-agrarische bedrijfslocaties en braakliggende perceeltjes, mogelijkheden te bieden voor woningbouw in lage dichtheden. Woningbouw in combinatie met boomaanplant kan een fraaie overgang tot stand brengen tussen woonbebouwing en bosgebied. Bij de invulling zal met de waarden in het gebied nadrukkelijk rekening moeten worden gehouden.
De gemeente Bergeijk heeft in haar woonvisie aangegeven voor welke doelgroepen in het bijzonder wordt gebouwd.
Vanwege de destijds heersende crisis op de woningmarkt en de toen nog in ontwikkeling en voorbereiding zijnde woningbouwplannen heeft de gemeenteraad in de meerjarenbegroting besloten om terughoudend te zijn met nieuwe woningbouwinitiatieven. Nieuwe ontwikkelingen moeten een groot maatschappelijk belang te dienen.
Het Ruimte voor Ruimte principe, waarbij door het saneren van intensieve veehouderijen de leefbaarheid in de kernen wordt vergroot, wordt gerekend onder ontwikkelingen die een groot maatschappelijk belang dienen. In dit specifieke geval lost het saneren van de agrarische bedrijven aan de Ekkerweg 2 en Beeken 3 direct een leefbaarheidsprobleem in de kern Westerhoven op. Er zitten drie reguliere woningen in het plan. De beoogde woning naast de bestaande boerderij is daar één van. De twee andere reguliere woningen zijn beoogd achter de boerderij en bevinden zich binnen de hindercirkel van de naastgelegen stierenhandel. Voor de kavels van deze twee woningen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingsplan. De reguliere contingenten die zijn beoogd zijn nodig om de totale ontwikkeling mogelijk te maken en om een passend woningtype in te passen in de bestaande omgeving. Immers in het bestaande lint zouden Ruimte voor Ruimte woningen detoneren door de schaal van de kavels.
Het waterbeleid van de gemeente Bergeijk sluit aan op het beleid van het waterschap. Het belangrijkste uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen geen belemmering mogen vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Enkele specifieke uitgangspunten van de gemeente zijn:
Ontwaterings- en afwateringsnormen
Om problemen met draagkracht, opvriezen en natte kruipruimtes te voorkomen, dient de ontwateringsdiepte voldoende te zijn. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de GHG en het hoogtepeil van de functies. De te hanteren ontwateringdieptes/-normen zijn:
Wanneer de aanwezige ontwateringsdiepte niet voldoende is voor de toekomstige functie is het nodig het gebied op te hogen. Het permanent verlagen van de grondwaterstand is, gezien het hydrologisch neutraal ontwikkelen, namelijk niet toegestaan.
Voor het vloerpeil van de gebouwen geldt dat deze minimaal 0,25 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil dient te liggen. Dit is nodig in verband met de volgende aspecten:
Het plan past binnen de uitgangspunten van het geldende beleid en voldoet aan de gestelde voorwaarden vanuit de Ruimte voor Ruimte regeling, waarbij tevens extra sloopmeters worden ingebracht en een extra deel in natuur wordt gecompenseerd.
In dit hoofdstuk staat de huidige/bestaande situatie van het plangebied centraal. Aan de orde komen de situering en de begrenzing van het plan Ekkerweg en Beeken te Westerhoven, alsmede de huidige ruimtelijke- en functionele structuur, een beschrijving van diverse aspecten die van belang zijn voor het gebied en tot slot een beschrijving van de ontwikkelingen die in de nabije toekomst in de omgeving van het plangebied zullen plaatsvinden.
Het plangebied Ekkerweg te Westerhoven is ruim 2 hectare groot en is gelegen aan de westzijde van het dorp Westerhoven, binnen de gemeentegrenzen van Bergeijk (figuur 3.1). In het zuiden sluit het plangebied aan op een bestaand lint. Aan de noordzijde wordt de locatie omsloten door enkele bospercelen. Aan de westzijde liggen de achtertuinen van de woningen aan de Ekkerweg. De gronden staan bekend onder de kadastrale gemeente Westerhoven, sectie E, perceelnummers 974, 975, 976, 977 en 978.
Het eigendom gelegen aan de Beeken te Westerhoven, is ca. 4,36 ha. groot en is gelegen ten zuidoosten van de locatie aan de Ekkerweg op ca. 900 meter afstand (figuur 3.1 en figuur 3.2a en figuur 3.2b). De gronden staan bekend onder de kadastrale gemeente Westerhoven, sectie D, perceelnummers 480, 481 en 482.
Op ca. 250 meter ten noordwesten van de locatie aan de Beeken 3 is het Natuurnetwerk Noord-Brabant gelegen dat hier gevormd wordt door de beek de Keersop en het Keersopdal. Aansluitend, ten noordoosten van de locatie Beeken 3 zijn visvijvers gelegen (figuur 3.3).
Figuur 3.1 Ligging plangebieden; locatie Ekkerweg 2 en locatie rondom Beeken 3, rood lijnd.
Figuur 3.2a Locatie Ekkerweg 2 verder ingezoomd
Figuur 3.2b Locatie Beeken 3 verder ingezoomd
Figuur 3.3 Ligging locaties t.o.v. het Natuurnetwerk Noord-Brabant en Natura 2000
Westerhoven is ontstaan in het stroomgebied van de Dommel. De kern van de nederzetting bestaat uit een langgerekte straatweg met lintbebouwing, parallel aan de beek de Keersop, van Bergeijk naar Dommelen en Valkenswaard, die het karakter van een straatdorp heeft. Wester- hoven is een kerkdorp van middeleeuwse oorsprong.
Aan de Ekkerweg ligt een oude langgevelboerderij. De Ekkerweg is een straat die uitkomt op de Heijerstraat, de weg die van Westerhoven naar Bergeijk loopt. Daar waar de twee wegen bij elkaar komen is een kleine voormalige herdgang gelegen. Aan deze herdgang ligt de betreffende boerderij.
Het betreft een boerderij met daarachter een voormalige varkenshouderij. De gronden zijn niet meer in gebruik voor agrarische doeleinden. De boerderij maakt onderdeel uit van een bestaand lint.
Figuur 3.4 a: Zicht vanaf de Heijerstraat op woning aan de Ekkerweg 2 (bron: Google Street View)
Figuur 3.4 b: Aanzicht langgevelboerderij vanaf Heijerstraat
Ook de locatie aan de Beeken is niet meer in gebruik voor agrarische doeleinden. De woning gelegen aan de Beeken 3 is niet in eigendom en heeft geen relatie met het voormalige agrarische bedrijf. Dit bedrijf is gevestigd in de stal gelegen direct ten zuidoosten van de woning. Deze stal is wel in eigendom.
Figuur 3.4.c: Aanzicht woning Beeken 3 (niet in eigendom) en stal nabij Beeken 3 (bron: Google Streetview)
Figuur 3.4.d: Zicht op locatie nabij Beeken 3, vanaf kruising Beeken en Eeuwselsedijk (bron: Google Streetview)
Het plangebied aan de Ekkerweg wordt aan de zuidzijde begrensd door de Ekkerweg, die daar ook aansluit op de provinciale weg. De Ekkerweg sluit aan op de Heijerstraat. Dit is de weg die de kern Westerhoven met de kern Bergeijk verbindt.
Het plangebied aan de Beeken 3 wordt aan de zuidwestkant begrensd door Beeken en aan de (zuid)oostkant door de Vossenberg.
De woonbebouwing in Westerhoven is gelegen aan weerszijden van de Heijerstraat / provinciale weg. Het is een langgerekt dorp, waar de Heijerstraat / provinciale weg het belangrijkste structurerende element is. Gaandeweg zijn nieuwe woonwijken aan weerszijden van de provinciale weg ontstaan.
De woningbouwlocatie aan de Ekkerweg wordt gerealiseerd op een agrarisch bouwblok met bijbehorende gronden. De bij het bouwblok behorende bedrijfswoning is een langgevelboerderij, die parallel aan de weg is gebouwd. In het inrichtingsplan voor de Ekkerweg is dit ook als uitgangspunt voor het nieuwe plan meegenomen. De woningen op de kavels grenzend aan de Ekkerweg worden parallel aan de bestaande weg gebouwd, waardoor de oorspronkelijke uitstraling vanaf de weg in stand wordt gehouden, maar dan wel met een kwaliteitsimpuls. In de huidige situatie is sprake van een agrarisch bouwblok, met gedeeltelijk in onbruik geraakte bebouwing. Alle bestaande bebouwing , met uitzondering van de langgevelboerderij en bijbehorend bouwwerk, wordt gesloopt ten behoeve van de nieuwbouw van de woningen.
Op de locatie Beeken 3 wordt de bestaande stal voor een deel gesloopt (zie figuur 3.4.c). Ca. 522 m² van de bestaande stal wordt afgebroken en het resterende volume wordt opnieuw ingericht t.b.v. de paardenhouderij; het fokken en stallen van ca. 20 tot maximaal 25 paarden en het opslaan van gerelateerd landbouwmaterieel.
Figuur 3.5.a: Bijbehorend bouwwerk op het erf van Ekkerweg 2, achter de woning.
Figuur 3.5.b: Bebouwing achter op het erf aan Ekkerweg 2
Figuur 3.5.c: Oude opstallen op het erf van Ekkerweg 2
Figuur 3.5.d: Zicht op deel van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing vanaf achtererf richting woning.
Figuur 3.5.e: Zicht op voormalige agrarische stal vanaf midden erf
Figuur 3.5.f: Zicht vanaf erf Ekkerweg 2, op omheinde achtererven van woningen
Het plangebied aan de Ekkerweg ligt op de zuidhelling van een dekzandrug en ten zuiden van het gebied ligt het beekdal van de Keersop. Afgaand op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) ligt het maaiveld grotendeels tussen NAP +27,3 en +27,9 m. Het laagste deel van het gebied is centraal gelegen (zie figuur 2.2). Richting de randen van het gebied loopt het maaiveld op. In de uiterste noord-, oost- en zuidrand van het gebied loopt het maaiveld op tot boven NAP +28,0 m.
De omringende bestaande wegen lopen van circa NAP +28,0 m in het zuiden op naar circa NAP +29,0 m in het noorden.
Aandachtspunt bij de AHN is dat deze circa 0,2 m kan afwijken van de werkelijke situatie. Voor de nadere uitwerking van het plan is het nodig de maaiveldhoogtes in te meten.
In het kader van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden vastgesteld of de voorgenomen vorm van bodemgebruik, zijnde wonen met tuin, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien ter plaatse mogelijk is en welke vervolgacties eventueel noodzakelijk zijn om dit mogelijk te maken. Hiertoe dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het plangebied. Hiernaar is onderzoek verricht. De resultaten zijn beschreven in paragraaf 5.2.3.
Het plangebied van de Ekkerweg en ook het plangebied gelegen nabij Beeken 3 vallen binnen het beheersgebied van het waterschap De Dommel. Binnen het plangebied zijn geen A- of B-waterlopen gelegen. De dichtstbijzijnde B-waterloop ligt op ruim 200 m ten zuiden van het gebied en watert richting het zuiden af. De dichtstbijzijnde A-waterloop betreft de Keersop, die op circa 400 m ten zuiden van het gebied gelegen is en richting het oosten afwatert.
Afgaand op de Wateratlas provincie Noord-Brabant ligt er centraal in het plangebied één sloot/greppel en ligt er ten westen van het plangebied een vijver/ven. En de eerder genoemde B-waterloop loopt als sloot/greppel verder richting het noorden door tot aan de Heijerstraat.
Het plangebied Ekkerweg 2 is in het bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4.1' en 'Waarde - Archeologie 4.2'. Voor de gronden die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 3' geld dat onderzoek nodig is wanneer sprake is van werkzaamheden groter dan 250 m² en dieper dan 0,3 m. Voor 'Waarde - Archeologie 4.1' geldt dat archeologisch onderzoek verricht moet worden bij ingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 0,3 m en voor 'Waarde - Archeologie 4.2' is onderzoek noodzakelijk bij ingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m.
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is er een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in paragraaf 5.4.
Het plangebied Beeken 3 ligt in het vigerende bestemmingsplan binnen de grenzen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. Voor deze gronden is onderzoek noodzakelijk wanneer er sprake is van bodemingrepen groter dan 25.000 m² en dieper dan 0,4 m. Aangezien in het plangebied Beeken 3 geen bodemingrepen zijn voorzien, worden eventuele archeologische resten in de bodem niet bedreigd.
In de nabijheid van het plangebied zijn diverse bedrijven gelegen, die hinder kunnen opleveren voor de geplande woningen, hieronder vallen ook enkele agrarische bedrijven. Het gaat hierbij om hinder als gevolg van geur, stof en externe veiligheid. Andersom kunnen de geplande woningen ook een beperking vormen voor de bedrijfsvoering van deze bedrijven. Om inzicht te krijgen in de situatie ter plaatse is onderzoek verricht.
Het naast het plangebied gelegen agrarische bedrijf, een stierenhandel, is een bedrijf met een hindercirkel gelegen. Wanneer de locatie te typeren valt als een locatie buiten de bebouwde kom dan geldt er een afstand van 50 meter, wordt de locatie gezien als een locatie binnen de bebouwde kom dan geldt de afstandsnorm van 100 meter voor Ruimte-voor-Ruimte kavels. Omdat dit hier niet eenduidig is, is in het onderzoek naar bedrijven en milieuzonering met beide afstanden rekening gehouden. De onderzoeksresultaten zijn samengevat in paragraaf 5.11.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig met een extern veiligheidsrisico. Tevens zijn er geen risicovolle objecten in de nabijheid van het plan gelegen. De Heijerstraat wordt niet gebruikt als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
In aansluiting op de beschrijving van de huidige situatie is in dit hoofdstuk het voorgenomen plan beschreven, ondersteund door afbeeldingen.
Ekkerweg 2
Voor het plangebied aan de Ekkerweg 2 in Westerhoven zijn zowel programmatische als stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Randvoorwaarden zijn de punten waar in het plan aan voldaan moet worden. Uitgangspunten zijn keuzes die in het verdere planproces een sturende rol vervullen en waarvan, onder omstandigheden, mag worden afgeweken. Een groot deel van de randvoorwaarden en uitgangspunten is opgesteld conform de wensen en het programma van eisen van de initiatiefnemer in overleg met de gemeente en Ruimte voor Ruimte. Tevens zijn onder andere randvoorwaarden opgenomen welke gelden conform de Keur van het waterschap. Op basis van de gebieds- en locatiekenmerken en de gestelde voorwaarden en uitgangspunten is een ruimtelijk planconcept voor het gebied gemaakt.
Randvoorwaarden
Uitgangspunten
Beeken 3
In verband met het plan aan de Ekkerweg 2 te Westerhoven, zal de bestemming aan de Beeken 3 te Westerhoven worden gewijzigd naar een agrarische bestemming zonder intensieve veehouderij.
Het stoppen van de intensieve veehouderij draagt bij aan een verbeterd woon- en leefklimaat. Daarnaast zal er ten behoeve van de Ruimte voor Ruimte ontwikkeling aan de Ekkerweg 2 in Westerhoven een deel van de bestaande stal gesloopt worden (ca. 522 m²).
Op basis van de gebiedskenmerken en de hiervoor genoemde randvoorwaarden en uitgangspunten is een planconcept voor de locatie aan de Ekkerweg 2 opgesteld. Hierin is aangegeven hoe wordt aangesloten op de bestaande wegenstructuur, de groenstructuur en welke zichtlijnen behouden blijven.
Figuur 4.1 Planconcept
Het stedenbouwkundig ontwerp geeft de ruimtelijke vertaling van het planconcept weer. Het te ontwikkelen gebied wordt ingepast in zijn omgeving. Belangrijke uitgangspunten bij de ontwikkeling van het plan zijn de inpassing in de bestaande bebouwde omgeving en de inpassing in de bestaande bosrijke omgeving.
Op de locatie Ekkerweg is nu een agrarisch bedrijf gevestigd. Ook is hier een langgevelboerderij aanwezig. Deze karakteristieke boerderij blijft behouden. Wel wordt de schop aan de zijkant van de boerderij gesloopt zodat voldoende ruimte ontstaat voor de nieuwe ontsluitingsweg en het bijbehorende openbare gebied. De bij de boerderij behorende opstallen zijn verouderd en hebben een uitstraling die niet past bij de rest van de woonomgeving. Door de bestaande opstallen te slopen en hier gedeeltelijk nieuwe woonbebouwing te realiseren vindt er een kwaliteitsverbetering plaats. Voor de nieuwe woning aan de Ekkerweg (naast de bestaande boerderij) is het belangrijk dat deze ingepast wordt binnen het bestaande lint van de Ekkerweg. Dit kan door een woning te realiseren van een kleiner formaat, die in lijn ligt met de andere woningen in het straatbeeld. Achter de woningen aan de Ekkerweg, op het oude erf en de agrarische gronden, worden twee kleinere vrijstaande woningen geprojecteerd welke middels een wijzigingsbevoegdheid gerealiseerd kunnen worden. Verder, achterop het perceel, worden grotere kavels voor vrijstaande woningen gerealiseerd. Door de omvang van de kavels ontstaat er meer ruimte voor het toepassen van groen op de kavels. Ook zal er middels groene blokken en stroken (bosschages en hagen) aangesloten worden op de groene omgeving. Deze zorgen voor een natuurlijke overgang van het bebouwde lint naar het groene achterliggende bosgebied. De verbinding met het bosgebied is een belangrijk uitgangspunt geweest bij het opstellen van het inrichtingsplan. In het ontwerp is de visuele verbinding met het buitengebied een belangrijke drager van de stedenbouwkundige structuur. Deze is vormgegeven door de openbare ruimte naar het noorden toe als het ware breder uit te laten lopen waardoor er zichtlijnen naar het achterliggende landelijke gebied en bos ontstaan.
De nieuwe ontwikkeling wordt vanaf de Ekkerweg ontsloten. De nieuwe woning aan de Ekkerweg (naast de boerderij) wordt gebouwd in stijl van de oorspronkelijke lintbebouwing aan de Ekkerweg.
Figuur 4.2 Inrichtingsplan
De randen van het plangebied die grenzen aan het landelijk gebied krijgen aan de noord- en de oostzijde een groen karakter door bosschages en gegroepeerde- en solitaire bomen. Zo wordt er een geleidelijke overgang gecreëerd van het stedelijk lint naar het landelijk gebied. Tevens zorgt de ruime opzet van het plan (grotere kavels, meer ruimte voor groen) voor een versterking van deze overgang.
Omdat er door de aanwezigheid van de stierenhouderij mogelijkerwijs sprake kan zijn van geen goed woon- en leefklimaat, is er een geuronderzoek uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat voor de twee woningen die binnen de hindercirkel beoogd zijn ook sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Echter geldt voor de aspecten 'geluid' en 'stof' een minimale richtafstand van 30 meter. Beide woningen liggen (deels) binnen deze richtafstand. Daarom worden deze twee woningen met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Programma
Het totale plan bestaat uit 13 woningbouwkavels, waarvan er 8 in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte-regeling worden ontwikkeld. Aan de zuidkant is het plan gedurende het proces gewijzigd omdat de bestaande boerderij behouden dient te blijven. In de bestaande boerderij kan naast de bestaande woning nog een extra woning worden gerealiseerd. Daarnaast kan langs deze boerderij een nieuwe vrijstaande woning worden gerealiseerd.
Figuur 4.3 Kavelgroottes (ca.)
Groenstructuur
Voor het plangebied wordt een nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd, die aansluit op de Ekkerweg. De nieuwe weg ontsluit de nieuwe woningen aan de oost- en westzijde van het perceel en vormt als het ware een 'lus', waardoor er sprake is van een goede verkeersafwikkeling van het gebied. Door deze oplossing ontstaat er rondom de weg ook meer ruimte voor een groene invulling van de openbare ruimte. Ook is er meer ruimte om water te laten infiltreren en na te denken over klimaatadaptieve inrichting. Daarnaast wordt aan de noordzijde van het plangebied een groen gebied gerealiseerd waar tevens waterberging ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling kan plaats vinden. Aan de randen van het plangebied wordt een groene aankleding gerealiseerd zodat sprake is van een 'zachte' overgang naar de omgeving. Dit geldt met name voor de noordoostzijde van het plangebied waar middels groenstructuren (bosschages, boomgroepen en hagen) wordt aangesloten op de aanwezige bosstructuur.
Voor wat betreft de groenstructuur en de in paragraaf 4.4.1 genoemde openbare ruimte is een globaal inrichtingsplan opgesteld. Hierin worden de aspecten op het gebied van landschappelijke inpassing, groenstructuur, parkeren, overgang openbaar-privé etc. aangegeven. Het inrichtingsplan is te vinden in Bijlage 1.
Openbare ruimte
In het inrichtingsplan is aangegeven hoe op hoofdlijnen de inrichting van het openbare gebied/ruimte er uit moet komen te zien. Een gedetailleerde inrichting van het openbare gebied wordt te zijner tijd in samenspraak met de gemeente bepaald. Het inrichtingsplan vormt hiervoor het kader.
Verkeer en parkeren
In het plangebied wordt een nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd die aansluit op de Ekkerweg. De weg krijgt een snelheidsregime van 30 km/uur. Daarnaast zal een route voor langzaam verkeer gerealiseerd worden die het pad ten noorden van het plangebied verbindt met de Ekkerweg en uiteindelijk de Heijerstraat.
Parkeren vindt overwegend plaats op eigen terrein. Dit geldt ook voor de woningen aan de zuidzijde van het plangebied. Per woning worden op eigen terrein 2 parkeerplaatsen aangelegd.
De module parkeren van februari 2017 geeft in de parkeernormering aan dat er voor vrijstaande woningen een parkeernorm geldt van 2,3 (incl. bezoekersnorm) en dat voor een twee-onder-een kap woning een norm van 2,2 gehanteerd moet worden. Het totaal aantal te realiseren parkeerplaatsen komt daarmee uit op afgrond 28 (27,2). In het inrichtingsplan worden bij elke woning er 2 parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien. Door in het openbaar gebied nog 5 parkeerplaatsen aan te leggen wordt zowel voldaan aan de CROW-norm, als ook aan de norm gehanteerd in de Module Parkeren van de gemeente Bergeijk.
Landschappelijke kwaliteit
In de huidige situatie is met name op locatie van de Ekkerweg 2 geen sprake van een aantrekkelijk plangebied. De locatie oogt rommelig en vervallen. Het plangebied heeft momenteel een negatieve uitstraling op de directe omgeving. Niet alleen qua invloed op het milieu, maar ook op de landschappelijke structuur, de opzet van het stedenbouwkundige lint en de daarbij horende kwaliteiten.
Planrealisatie zal leiden tot een kwaliteitsimpuls voor het plangebied en de directe omgeving. De oude en vervallen bebouwing wordt gesloopt en op het terrein zal een ruim opgezet woonbuurtje herrijzen. Door de situering van de woningen en de grootte van de percelen en het opnemen van voldoende openbare ruimte sluit het buurtje goed aan op de omgeving en de bestaande landschappelijke structuren; groenstructuren, bosschage en zichtlijnen zorgen voor deze verbinding.
Daarnaast betreft het initiatief een ruimte voor ruimte ontwikkeling. Voor de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit conform de ruimte voor ruimte regeling wordt daarom verwezen naar hoofdstuk 3 artikel 7.8 Ruimte-voor-Ruimte, van de geconsolideerde versie van de Verordening ruimte (1 januari 2019).
In verband met het plan aan de Ekkerweg 2 te Westerhoven, zal de bestemming aan de Beeken 3 te Westerhoven worden gewijzigd naar een agrarische bestemming zonder intensieve veehouderij. De bestemming Agrarisch blijft daarmee behouden maar de aanduiding waarmee ook een intensieve veehouderij is toegestaan wordt verwijderd. De intensieve veehouderij maakt plaats voor een kleine productiegerichte paardenhouderij waar paarden gefokt, gestald en getraind zullen worden. Een deel van de bestaande stal zal gesloopt worden (ca. 522 m²) en in het overige deel zullen maximaal 25 paarden worden gehouden. De paarden zullen 4 tot 6 uur per dag uitloopmogelijkheid in de aangrenzende weide hebben. Op beperkte schaal zal van pensionstalling gebruik kunnen worden gemaakt. Het aantal paardenboxen zal de 25 niet overschrijden. Mede ook omdat het voor jonge paarden is aan te bevelen deze in groepshuisvesting onder te brengen. Voor de paardenhouderij zullen geen mensen in dienst zijn. Het houden van 25 paarden is een kleine activiteit die met eigen mensen kan worden onderhouden.
Met de beoogde ontwikkeling waarbij de intensieve veehouderij plaats maakt voor een kleine paardenhouderij is er sprake van een verbetering voor de leefomgeving. De paardenhouderij heeft een beperkte verkeersaantrekkende werking en de luchtkwaliteit zal verbeteren door afname van fosfaat en ammoniak uitstoot. Daarnaast zal de ontwikkeling landschappelijk worden ingepast en wordt er een bijdrage geleverd aan de ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden van het gebied door in de noordelijke hoek van het perceel natuur te ontwikkelen. Deze natuur bestaat uit het realiseren van een poel omgeven met streekeigen beplanting.
Bovendien levert de afname van ammoniak- en fosfaatuitstoot een positieve bijdrage aan de ecologische waarden van het gebied. De ontwikkeling aan Beeken 3 heeft daarmee een positief effect op de natuurwaarden en leefbaarheid van het gebied.Onderstaande afbeelding toont het schetsontwerp voor Beeken 3 (Bijlage 1).
Figuur 4.4 Schetsontwerp Beeken 3
Op 26 november 2015 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota Gemeente Bergeijk 2016 – 2019 vastgesteld. Uit de kaart behorende bij deze welstandsnota blijkt dat een groot deel van het plangebied, aangeduid als BU-buitengebied, welstandsvrij is (zie figuur 4.4). Voor historische dorpsgebieden en bebouwingslinten geldt dit niet. Voor circa de helft van de woningen (aan de zijde van de Heijerstraat) betekent dit dat deze niet welstandsvrij zijn. Dit deel van het plan is aangeduid als 'H historische dorpsgebieden' en dit betekent dat het hier gaat om een aandachtsgebied.
Figuur 4.5 Uitsnede kaart behorende bij de Welstandsnota Gemeente Bergeijk 2016 – 2019.
De bebouwing in de historische dorpsgebieden in de gemeente Bergeijk wordt gekenmerkt door kleinschaligheid.
De zogenoemde dorpse bebouwingslinten zijn de linten die vanuit de dorpskern naar het buitengebied en de nabijgelegen kernen lopen. In de dorpse bebouwingslinten vond de eerste dorpsuitbreiding plaats, doordat nieuwe bouwmassa's in de linten toegevoegd werden. De traditionele (boerderijachtige) bebouwing heeft hier veelal plaats gemaakt voor jongere bebouwing. Daarnaast zijn er ook traditionele gebouwen (boerderijachtige bebouwing) intact gebleven. De bebouwing bestaat uit een mix van staafvormige bouwmassa's en kleinere bouwmassa's.
De bebouwing in de linten staat op een wisselende afstand van de weg, de rooilijn van de gebouwen volgt de loop van het lint.
Het beleid en welstandsniveau is gericht op conservering. Nieuwbouwmogelijkheden zijn er in principe niet. Verbouwing en uitbreidingen moeten vanuit de bestaande karakteristieken worden ontwikkeld. Een afleesbare ontwikkelingsgeschiedenis van de bebouwing wordt in principe gestimuleerd. Dit gebied is een aandachtsgebied en is welstandplichtig.
In het kader van de ontwikkeling van Ekkerweg te Westerhoven zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van deze ontwikkeling in de omgeving. De uitkomsten hiervan zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven.
De maaiveldhoogte ter plaatse van de onderzoekslocatie aan de Ekkerweg 2 in Westerhoven komt globaal overeen met 27,5 - 28,0 m +NAP (bron: www.ahn.nl).
De diepe bodemopbouw en geohydrologische situatie zijn bepaald aan de hand van REGIS (DINO Loket). De regionale bodemopbouw is weergegeven in navolgende tabel. De gegevens uit deze tabel zijn ontleend aan het www.dinoloket.nl.
Tabel 5.1: Diepe bodemopbouw en geohydrologische situatie
Binnen de geohydrologische situatie worden watervoerende pakketten (WVP) en slecht doorlatende (scheidende) lagen onderscheiden. De geohydrologische basis is een slecht doorlatende laag, die vanwege de dikte en/of opbouw vrijwel ondoorlatend is. De wisseling in grondwaterstanden wordt uitgedrukt door middel van de gemiddeld hoogste (GHG) en laagste grondwaterstand (GLG). Daarbij wordt de GHG meestal als maatgevende grondwaterstand gehanteerd voor de toetsing van het ontwerp aan de te hanteren ontwateringsnormen. Op basis van de gegevens uit het DINOLoket en de Wateratlas van provincie Noord-Brabant wordt geconcludeerd dat de GHG zich op circa 1,2 m -mv bevindt. De regionale grondwaterstroming in het freatisch pakket is gericht in noord, noordwestelijke richting. Op de onderzoekslocatie is sprake van infiltratie. Volgens de wateratlas van de provincie Noord-Brabant zijn er binnen en/of in de nabijheid van de onderzoekslocatie geen waterwingebieden of grondwaterbeschermingsgebieden gelegen.
Ekkerweg 2
De locatie Ekkerweg 2 in Westerhoven is gelegen op en grenzend aan een voormalige rundveehouderij.
Uit de historische kaart van 1902 blijkt dat het woonhuis reeds gebouwd was. Dit woonhuis is rond 1916 volledig verwoest door een brand. Rond 1939 is op de locatie een stal gebouwd, waarna in 1940 het woonhuis hieraan is toegevoegd. Rond 1950 is de bebouwing op de locatie toegenomen. Op basis van de luchtfoto van 1961 is mogelijk een puinpad aanwezig geweest ter plaatse van de huidige agrarische percelen. Op basis van de overige historische kaarten en luchtfoto's blijft de locatie de jaren daarna vrijwel onveranderd.
Tijdens de terreininspectie was de voormalige Rundveestal in gebruik voor de stalling van agrarische voertuigen. Tevens was ter plaatse een dieseltank in lekbak aanwezig. Uit een gesprek met de eigenaar van de locatie, blijkt dat in het verleden op twee locaties bovengrondse tanks aanwezig waren.
Op de locatie zijn nagenoeg alle opstallen voorzien van een dak bestaande uit (asbestverdachte) golfplaten. Verder zijn op diverse plaatsen op de locatie asbestverdachte materialen (golfplaat) aangetroffen op het maaiveld.
Beeken 3
Voor de gronden van Beeken 3 heeft een vooronderzoek plaatsgevonden (Bijlage 2). Met de beoogde ontwikkeling aan Beeken 3 zijn de bodemingrepen die plaats zullen vinden beperkt, er worden geen nieuwe bouwwerken gebouwd. Op basis van de bevindingen van het vooronderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Omdat er ter plaatse van de verdachte gronden in eerste instantie geen sprake zal zijn van bodemingrepen is nader onderzoek voor de locatie Beeken 3 niet noodzakelijk. In het noorden van de akker is een waterpoel beoogd. Hiervoor zullen beperkte bodemingrepen plaatsvinden. Aangezien de grond ter plaatse van de beoogde poel niet verdacht is op het voorkomen van verontreinigingen wordt verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Door Sweco is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (2016, Bijlage 3) voor de gronden aan de Ekkerweg 2 in Westerhoven. Op grond van dit onderzoek blijkt dat in het plangebied sprake is van licht verhoogde gehalten aan zware metalen in de bovengrond en plaatselijk in de bovengrond licht verhoogde gehalten aan minerale olie, PAK en PCB's. Op 2 locaties (boring 8 en 13) zijn in de bovengrond een sterk verhoogd gehalte aan respectievelijk koper en zink aanwezig aangetroffen. Op 1 locatie (boring 14) is betreft het een matig verhoogd gehalte aan zink.
Tevens is in het plangebied (ter plaatse van asbestgat 36 en peilbuis 41) in de bovengrond een gehalte aan asbest boven de interventiewaarde aangetroffen. Hieruit blijkt dat de bovengrond ter plaatse verontreinigd is met asbest.
In het grondwater zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan zware metalen aangetroffen. Tevens is ter plaatse van peilbuis 1 (de voormalige ligging van de bovengrondse tank) een licht verhoogd gehalte aan minerale olie aangetroffen.
Op grond van deze conclusie is nader bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door Sweco (2019, Bijlage 5). Door het uitgevoerde nadere onderzoek naar asbest en zink/koper is voldoende inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de grond- en puinlagen ter plaatse van de onderzoekslocatie. In aanvulling op de eerdergenoemde onderzoeken is een aanvullend verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (2023, Bijlage 4). Dit omdat in de eerdere onderzoeken onvoldoende rekening is gehouden met de druppelzone van stallen die reeds gesloopt zijn. Tevens heeft het bevoegd gezag verzocht om onderzoek te doen naar de puinhoudende grondlaag van sleuf SL16 en naar de grond ter plaatse van de gesloopte maïssilo.
Momenteel is de met zink en asbest verontreinigde bodemlaag en/of puinlaag een belemmering in het kader van de voorgenomen herinrichting van de onderzoekslocatie tot woonbestemming. Tevens zijn de asbesthoudende bodemlaag (met gehalten beneden de 100 mg/kg), en het aanwezige gronddepot, een belemmering in het kader van de voorgenomen herinrichting. Geadviseerd wordt op voorafgaand aan de voorgenomen herinrichting de onderzoekslocatie, waarop een verontreiniging met asbest en zink aanwezig is, door een te bepalen saneringsmaatregel geschikt te maken voor woningbouw. Hiertoe dient een saneringsplan opgesteld te worden die aansluitend dient te worden aangeboden aan bevoegd gezag.
Daarnaast dient bij grondwerkzaamheden inzake het gronddepot gewerkt te worden volgens de veiligheidsklasse ‘Zwart niet-vluchtig’, zoals omschreven in de CROW 400. Voor de overige onderzochte grond (voor zowel asbest als voor de chemische parameters) is geen veiligheidsklasse van toepassing; dit betekent dat gewerkt dient te worden volgens de regels voor de basishygiëne. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient een veiligheidsplan te worden opgesteld en goedgekeurd te worden door een Hogere Veiligheidskundige. Ten slotte wordt aanbevolen om, voorafgaand aan het verwijderen van het depot, het gronddepot af te dekken met een folie om het vrijkomen van asbestvezels vanuit het depot te voorkomen.
Er is door de gemeente Bergeijk reeds een melding gemaakt bij de omgevingsdienst Zuidoost-Brabant van de betreffende verontreinigingen.
Uitgangspunt van de ontwikkeling op de Ekkerweg 2 is om een voor de omgeving hydrologisch neutraal plan te realiseren. Daarom is tijdens de planvorming uitvoerig overleg gevoerd met het Waterschap. Het plan is daardoor zo ontworpen, dat de te verwachten planeffecten voor de omgeving met betrekking tot de waterhuishouding ervan, nihil zijn. Omdat bij de locatie Beeken 3 er geen toename is in het verhard oppervlakte, wordt deze locatie voor het aspect waterhuishouding buiten beschouwing gelaten. Deze locatie hoeft niet getoetst te worden. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling aan de Ekkerweg 2 is een watertoets uitgevoerd door Sweco (2019, Bijlage 6). De watertoets wordt in de navolgende paragrafen beschreven (5.3.1, 5.3.2, 5.3.3, 5.3.4 en 5.3.5).
Het plangebied aan de Ekkerweg 2 is aangewezen voor 'Attentiezone waterhuishouding'. Voor zowel het grondwater- als het oppervlaktewatersysteem geldt een strikt beschermingsbeleid. Dit betekent dat alle ingrepen in dit gebied, die van invloed kunnen zijn op het grondwater- of oppervlaktewatersysteem, in beginsel vergunningplichtig blijven, met daaraan gekoppeld een terughoudend en stringent vergunninenbeleid.
Een bestemmingsplan van toepassing op Attentiezone waterhuishouding strekt tot bescherming van de waterhuishouding en sluit functies en activiteiten uit die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant. Om deze bescherming te waarborgen is in onderhavig plan de dubbelbestemming 'Waterstaat - attentiegebied EHS' opgenomen.
Gescheiden behandeling
Conform de uitgangspunten uit paragraaf 2.3.5 vindt de hemelwaterbehandeling gescheiden plaats van de afvalwaterafvoer.
Hergebruik hemelwater
Voor het plan is hergebruik van hemelwater dat op de gebouwen valt mogelijk. Gedacht kan worden aan het gebruik van hemelwater voor sanitaire voorzieningen of als poets-/waswater. Het hergebruik van hemelwater kan echter niet worden verplicht.
Vasthouden, bergen en/of afvoeren hemelwater
Afgaand op de beschikbare gegevens van de bodemopbouw, waterdoorlatendheid en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) lijkt het plangebied matig tot goed geschikt te zijn voor de infiltratie van hemelwater dat afstroomt van de verharde oppervlakken. Aandachtspunten vormen de ondiepe GHG en de eventuele aanwezige slecht waterdoorlatende leem-/kleilaagjes vanaf 1,0 m –mv. In verband met de ondiepe GHG dient het gebied grotendeels opgehoogd te worden (zie paragraaf 5.3.4), waarmee meer ruimte ontstaat voor de infiltratie en berging van hemelwater.
Om de geschiktheid voor infiltratie en de werkelijke infiltratie te kunnen bepalen, is het nodig de bodemopbouw, waterdoorlatendheid en de GHG nader in beeld te brengen met behulp van geohydrologisch veldonderzoek.
Binnen de stedenbouwkundig schets zijn centraal in het (openbaar) gebied meerdere groenzones opgenomen (zie figuur 4.2), waar ruimte beschikbaar is voor berging en infiltratie van hemelwater. Ook wordt een deel van de infiltratie van het hemelwater dat op de bebouwing valt op eigen terrein voorzien.
Gezien de ligging op de zuidhelling van een dekzandrug en de afwezigheid van oppervlaktewater ligt het voor de hand om de berging en infiltratie te realiseren in droogvallende laagtes in de groenzones. Wanneer de infiltratie van de bodem matig blijkt te zijn, heeft het de voorkeur om de laagtes uit te voeren als een 'wadi'. Bij een wadi wordt de bodem beter waterdoorlatendheid gemaakt en voorzien van een drainage-/infiltratiesleuf.
Het van de verharde oppervlakken afstromende hemelwater kan via een hemelwaterriolering en of oppervlakkig via goten worden afgevoerd richting de infiltratie-/bergingsvoorzieningen in de openbare ruimte.
Vervuiling
Gezien het afstromende hemelwater afkomstig is van daken, perceelverhardingen en een woonstraat kan dit worden beschouwd als schoon water. Hiermee is het toepassen van een zogenaamde zuiverende voorziening niet nodig. Wel is het van belang de vervuiling van het afstromende hemelwater zoveel mogelijk te beperken door het:
Op basis van de stedenbouwkundige schets van het plangebied (zie figuur 4.2) en het huidige verhard oppervlak binnen het gebied is de toename aan verhard oppervlak bepaald. De bestaande bebouwing zuidelijk in het gebied zal worden gesloopt voorafgaand aan de aanleg van nieuwe verharding.
De totale toename aan verharding in de eindsituatie bedraagt 2.978 m² (zie tabel 5.2). Conform het waterbeleid mag het huidige verhard oppervlak, voor het bepalen van de benodigde waterberging, worden afgetrokken van het toekomstige verhard opperlvak. In de nieuwe situatie mag dit oppervlak in de toekomst niet meer direct afwateren ricdhting de riolering.
Voor het huidige oppervlak is uitgegaan van de gebouwen en de terreinverhgarding die afwatert naar de riolering. Op basis van gegevens van de opdrachtgever bedraagt het aangesloten areaal terreinverharding 1.368 m².
Tabel 5.2: Toename verhard oppervlak
Op basis van de afname aan verhard oppervlak door sloop van de bestaande verharding en toename aan verhard oppervlak door realisatie van de geplande ontwikkeling bedraagt de totale toename aan verhard oppervlak 2.978 m². Met de door het waterschap, voorgeschreven bergingscompensatie van 60 mm komt de totaal benodigde hemelwaterberging uit op circa 180 m³.
In de stedenbouwkundige schets zijn meerdere openbare groenzones opgenomen waar de benodigde berging gerealiseerd kan worden. Kijkend naar drie grotere groenzones komt het beschikbare oppervlak uit op 2.750 m², bestaande uit de groenzone:
Wanneer wordt uitgegaan van een laagte van 0,5 m diep en een talud van 1:3 komt de beschikbare berging binnen de drie hiervoor genoemde groenzones uit op circa 1.220 m³. Dit is ruim voldoende. Bij de latere nadere uitwerking van de waterhuishouding worden de infiltratie-/bergingsvoorzieningen nader uitgewerkt, met als uitgangspunt een benodigde bergingscapaciteit van 180 m³.
Met de berging van circa 180 m³ is voor het totaal toekomstige verhard oppervlak (7.444 m²) een berging beschikbaar van circa 24 mm. Hiermee wordt ook voldaan aan het uitgangspunt van de gemeente van minimaal 20 mm beschikbare berging voor het totaal toekomstige verhard oppervlak.
Wanneer wordt gerekend met infiltratie in de bodem kan de benodigde bergingscapaciteit mogelijk lager worden. Dit is vooralsnog niet gedaan omdat er geen specifieke gegevens bekend zijn van de waterdoorlatendheid/infiltratiecapaciteit van de bodem.
Afgaand op de grootte van de kavels en het uitgangspunt van de gemeente kan een deel van de waterberging op de kavels worden gerealiseerd. Hiermee komt de benodigde berging binnen het openbaar gebied kleiner uit. Vooralsnog is niet uitgegaan van waterberging op de kavels omdat het nog niet duidelijk is in hoeverre dit past binnen de ambitie van het plan. Gelet op het hemlwaterbeleid uit hget concept Vgrp van de gemeente Bergeijk worden in de toekomst strengere eisen gesteld ten aanzien van berging op eigen terrein. Wanneer later gekozen wordt voor waterberging op eigen terrein, is een kleinere waterberging in het openbaar gebied nodig.
Extreme neerslag
Tijdens extreme neerslag is het toegestaan dat er tijdelijk water op het maaiveld staat, mits er geen wateroverlast ontstaat. Om te voorkomen dat er wateroverlast ontstaat ter hoogte van de gebouwen, tuinen en het omliggende gebied is het van belang dat het hemelwater binnen de grenzen van het openbaar gebied blijft. Ook is het belangrijk dat vloerpeilen minimaal 0,25 m boven het peil van de naastgelegen weg worden afgewerkt.
De afvalwaterafvoer van het plangebied vindt gescheiden plaats van de hemelwaterafvoer. De afvalwaterafvoer wordt aangesloten op de bestaande riolering in de Ekkerweg en/of Heijerstraat. Gelet het toevoegen van 12 tot 13 woningen komt binnen het plangebied een geringe hoeveelheid afvalwater vrij, waardoor geen problemen verwacht worden ten aanzien van de capaciteit van de bestaande riolering.
Om te voldoen aan de ontwateringsnormen is het nodig om de wegpeilen minimaal op NAP +27,7 m af te werken. Voor de bouwrijpe woonkavels wordt ook uitgegaan van dit peil. Voor de (grotere) groenzones volstaat een peil van NAP +27,5 m met voldoende ontwateringsdiepte.
Afgaand op de geschatte gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van NAP +27,0 m voldoet ongeveer de helft van het gebied niet aan de ontwateringsnormen. Voor de realisatie van de toekomstige afwerkpeilen is een ophoging van het maaiveld van gemiddeld circa 0,3 m noodzakelijk.
Voor de aansluiting op de omgeving en om de kans op wateroverlast te minimaliseren wordt aanbevolen de maaiveldhoogte aan te sluiten op de hoogtes van de omliggende bestaande kavels en wegen. Dit betekent een afwerkpeil van ruim NAP +28,0 m. Afgaand op dit peil is een gemiddelde ophoging nodig van circa 0,5 m.
Met het afwerkpeil van NAP +28,0 m kan de grootste groenzone in het noordelijk, relatief hoog gelegen deel, van het plangebied beter worden ingezet voor de infiltratie en berging van het afstromende hemelwater.
Tijdens intensieve neerslag kunnen mogelijk water-op-straat situatie ontstaan, omdat de afwateringsmiddelen de afvoer van hemelwater niet (direct) kunnen verwerken. Hierbij gaat het om buien die statistisch gezien minder dan 1 keer per 2 jaar voorkomen. Daarom is het belangrijk dat het vloerpeil circa 0,25 m hoger komt te liggen dan de nabijgelegen weg. Daarnaast is het belangrijk dat de weg vrij kan afwateren richting de groenzones en infiltratie-/bergingsvoorzieningen, alvorens het hemelwater gaat afstromen richting de gebouwen, tuinen en het omliggende gebied.
Gedurende het ontwerpproces van de ontwikkeling dient de waterhuishouding nader te worden uitgewerkt in afstemming met de gemeente en het waterschap. Daarbij spelen vooral de realisatie van afdoende waterberging, afwatering en ontwatering een belangrijke rol.
In 2015-2016 is een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd in het plangebied. Doel van onderhavig onderzoek is om enerzijds vast te stellen wat de gespecificeerde archeologische verwachting is en anderzijds wordt bepaald of en in welke mate het gebied verstoord is.
Op basis van het bureauonderzoek wordt geadviseerd om het noordelijk deel van het plangebied dat valt in categorie 7 vrij te geven voor verdere ontwikkeling en geen nader archeologisch onderzoek uit te voeren. Het zuidelijk deel van het plangebied (categorie 3 en 4) werd nader onderzocht door middel van een verkennend archeologisch booronderzoek om vast te stellen of de bodem geheel of gedeeltelijk intact is.
Naar verwachting zijn er geen archeologische resten (meer) aanwezig in het onderzoeksgebied, zowel door het eerdere gebruik als bouwland en door de moderne diepe verstoringen. De nieuwe woningen vallen grotendeels samen met bestaande varkensstallen. De enige uitzondering is het woningblok in de uiterste zuidoosthoek van het plangebied. De grootte van de zone in het zuid(oost)elijke deel van het onderzoeksgebied, waar mogelijk intacte resten van de veldpodzol nog aanwezig zijn, is te klein voor nader onderzoek.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden gesteld dat de verwachte bodems niet langer intact aanwezig zijn. De top van de bodem in het plangebied is vrijwel overal oudtijds of modern afgetopt tot onbekende diepte in de C-horizont. Hierdoor zijn de potentieel archeologisch interessante lagen verloren gegaan. Zeer waarschijnlijk bestaan er geen concrete verwachting meer voor het aantreffen van archeologische resten binnen het plangebied. Dientengevolge luidt het advies dat verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In aanvulling hierop heeft Sweco in 2019 een notitie opgesteld om de archeologische situatie van beide plangebieden beknopt te beschrijven en te relateren aan de voorgenomen ingrepen. Hierin is tevens advies met vervolgstappen opgenomen. In Bijlage 7 is de notitie met het archeologisch bureauonderzoek toegevoegd.
In de notitie wordt het volgende geconcludeerd en geadviseerd:
De hoge archeologische verwachting die conform het archeologiebeleid geldt voor het plangebied aan de Ekkerweg 2 is door Sweco getoetst middels een bureau- en booronderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat de archeologische verwachting in het plangebied Ekkerweg 2 kan worden bijgesteld naar laag. Sweco adviseert in het plangebied Ekkerweg 2 geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Dit advies en de resultaten van het bureau- en booronderzoek (zie Bijlage 2) dienen mogelijk nog te worden afgestemd met het bevoegd gezag. Aangezien in het plangebied Beeken 3 geen bodemingrepen zijn voorzien, worden eventuele archeologische resten in de bodem niet bedreigd. Sweco adviseert in het plangebied Beeken 3 geen archeologisch onderzoek uit te voeren. Mochten op deze locatie in de toekomst wel bodemingrepen zijn voorzien binnen een plangebied groter dan 25.000 m² en dieper dan 0,4 meter beneden maaiveld, is archeologisch onderzoek mogelijk wel noodzakelijk.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht (vondstmelding via de bevoegde overheid).
Tot slot wordt aanbevolen om de notitie ter toetsing voor te leggen aan het bevoegd gezag. Op basis hiervan heeft er een beoordeling en advies plaatsgevonden door Omgevingsdienst zuidoost-Brabant (2019, Bijlage 8). Hierin geeft de omgevingsdienst aan dat zij van mening is dat het hele zuidelijk deel van het plangebied, met uitzondering van de onderkelderde stallen, een hoge archeologische verwachting heeft en dat nader archeologische onderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk is. Dit onderzoek dient om de archeologische waarden te karteren en te waarderen, waarbij ook inzicht wordt verkregen in de aard, omvang, datering en diepteligging van de mogelijk aanwezige archeologische resten. Het vervolgonderzoek dient plaats te vinden in die gebieden waar bodemingrepen gepland zijn of waar deze door het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt (o.a. sloop van bestaande gebouwen, bouw van nieuwe woningen, mogelijkheden vergunningvrij bouwen en aanleg van wegen en kabels/leidingen). Het proefsleuvenonderzoek dient plaats te vinden na sloop van de bovengrondse bebouwing, inclusief de vloeren. De fundering van de bebouwing blijft in de grond zitten totdat de proefsleuven zijn aangelegd om verdere verstoring van de ondergrond door het verwijderen van kelders, funderingsstroken en poeren te vermijden. Het vervolgonderzoek dient plaats te vinden aan de hand van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) en uitgevoerd te worden door een archeologisch bedrijf dat gecertificeerd is voor het uitvoeren van archeologische opgravingen (Erfgoedwet 2016). Het Programma van Eisen wordt opgesteld en het onderzoek zal uitgevoerd worden na de sloop van de bovengrondse gebouwen. Op basis van dit onderzoek beslist de gemeente verder hoe om te gaan met de mogelijk aanwezige archeologische waarden.
Ten behoeve van de planontwikkeling zijn de natuurwaarden ter plaatse onderzocht door middel van een verkennend natuuronderzoek (2016, Bijlage 9). Dit onderzoek betreft een actualisatie van het verkennend onderzoek dat in 2016 heeft plaatsgevonden. Tevens is er een berekening uitgevoerd voor de verwachtte stikstofdepositie (2023, Bijlage 10). Dit is gedaan voor zowel de locatie aan de Ekkerweg als voor de locatie nabij Beeken 3. Hieronder zijn de conclusies van het onderzoek en de stikstofberekening weergegeven.
Gebiedsbescherming
Circa 330 meter ten zuiden van de Ekkerweg en 460 meter ten noorden van Beeken ligt een uitloper van het Natura 2000-gebied ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’. Gezien de beperkte impact van de voorgenomen ontwikkeling en de afstand tot Natura 2000-gebieden, zijn effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden op voorhand uit te sluiten (met uitzondering van stikstofdepositie).
Effecten van verzuring en vermesting als gevolg van een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden worden niet verwacht. Hier is echter enkel zekerheid over te verkrijgen door een nadere beschouwing in de vorm van een stikstofdepositieberekening.
Provinciaal natuurbeleid
De deelgebieden bevinden zich niet binnen de begrenzing van het NNB, waardoor ruimtebeslag op voorhand is uitgesloten. De ontwikkeling aan de Ekkerweg 2 betreft de bouw van enkele woningen en op basis van het indicatieve verkavelingsplan zal ten noorden van het plangebied een groene buffer gerealiseerd worden. Gelet op aard van de voorgenomen ontwikkeling, de lage natuurwaarden van het NNB rondom het plangebied en de voorziene groene buffer, zal geen sprake zijn van een aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNB middels externe werking. In dit geval zijn effecten op gebieden die onderdeel zijn van het NNB op voorhand uit te sluiten. Vanuit dit oogpunt zijn er voor deze gebieden geen belemmeringen en er is dan ook geen noodzaak voor een nadere procedure in de vorm van een “nee, tenzij-toets”.
De Beeken ligt binnen een gebied dat is aangewezen als Groenblauwe mantel. Mogelijkerwijs heeft de voorgenomen ingreep hierdoor een negatief effect op de kernkwaliteiten waarvoor het gebied is aangewezen. Derhalve dient een onderbouwing te worden opgesteld conform het ‘ja-mits’- principe. In paragraaf 2.3.4 is een onderbouwing opgenomen waarbij is aangetoond dat de beoogde ontwikkeling geen negatief effect heeft op de kernkwaliteiten waarvoor het gebied is aangewezen.
Stikstofdepositie
Circa 350 meter ten zuiden van het plangebied aan de Ekkerweg 2 ligt een uitloper van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'. Het verwijderen van de veehouderijen aan de Ekkerweg 2 en Beeken 3 leidt tot afname van stikstofdepositie. Daarnaast brengt de beoogde woningbouwontwikkeling uitstoot van stikstof met zich mee in zowel de bouwfase als de gebruiksfase. De mogelijke effecten van de beoogde ontwikkeling op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden zijn in kaart gebracht. Voor deze berekeningen is gebruik gemaakt van de AERIUS-Calculator (2023, Bijlage 10).
De effecten van stikstofdepositie zijn beoordeeld ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie (referentiesituatie). Hieruit blijkt dat het plan geen toename veroorzaakt van de stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Hiermee zijn significante effecten van stikstofdepositie op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden uitgesloten en kan voor wat betreft het onderdeel stikstofdepositie het plan worden vastgesteld. Er is geen vergunning nodig in het kader van de Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming biedt mogelijk belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling van woningbouw ter plaatse van het plangebied. Er zijn soorten aanwezig of te verwachten binnen de invloedssfeer van de voorgenomen werkzaamheden die beschermd zijn onder de Wet natuurbescherming en die mogelijkerwijs negatief beïnvloed worden. In de bebouwing in deelgebied Ekkerweg bevinden zich mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen (respectievelijk Habitatrichtlijn art. 3.5 Wnb en Vogelrichtlijn art. 3.1 Wnb). Tevens kan dit deelgebied een functie hebben als verblijfplaats en foerageergebied van kleine marterachtigen (steenmarter, bunzing en wezel, categorie Andere soorten artikel 3.10 Wnb). Daarnaast is het deelgebied mogelijk onderdeel van het leefgebied van de levendbarende hagedis (artikel 3.10 Wnb). De uitvoering van aanvullend onderzoek naar deze soortgroepen is noodzakelijk.
Voor deelgebied De Beeken geldt dat aanvullend onderzoek naar de huismus noodzakelijk is. Deze vogels kunnen mogelijk broeden in de schuur. Voor overige soorten is in dit deelgebied geen onderzoek nodig.
In het algemeen geldt dat in de uitvoeringsfase rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van broedvogels. Vogels kunnen tijdens het broedseizoen (globaal half maart tot augustus) gaan nestelen in de opgaande beplanting en gebouwen in de deelgebieden. Alle in gebruik zijnde nesten zijn beschermd op grond van de Wet natuurbescherming, deze mogen dan ook niet aangetast worden. Aanbevolen wordt om het verwijderen van vegetatie en het slopen van gebouwen buiten het broedseizoen uit te voeren.
Aanvullend natuuronderzoek
Naar aanleiding van het verkennend natuuronderzoek is er een aanvullend natuuronderzoek naar vleermuizen, huismus, gierzwaluw, levendbarende hagedis en kleine marter uitgevoerd door Sweco (2019, Bijlage 11).
Op basis van de uitgevoerde soortgerichte onderzoeken is gebleken dat het plangebied geen (essentiële) functie heeft voor kleine marterachtigen, levendbarende hagedis, gierzwaluwen, huismus en vleermuizen. Voor vleermuizen, gierzwaluwen en de levendbarende hagedis komen de resultaten van voorliggend onderzoek overeen met hetgeen is vastgesteld in 2016, namelijk dat het plangebied geen functie heeft als essentieel foerageergebied of verblijfplaats. Nesten van huismus die zijn aangetroffen in 2016 zijn niet meer aanwezig. Ook vormen de plangebieden geen essentieel leefgebied voor huismussen uit de omgeving. Er zijn derhalve geen belemmeringen vanuit de Wet natuurbescherming en het aanvragen van ontheffingen voor deze soorten is niet noodzakelijk. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan komt niet in het geding.
Tijdens de uitvoering moet rekening gehouden worden met het broedseizoen. In de opgaande beplanting en in de bebouwing kunnen vogels gaan broeden. Zo is tijdens het onderzoek een in de schoorsteen van het woonhuis een kauwennest is aangetroffen. Alle broedende vogels zijn beschermd op grond van de Wet natuurbescherming en in gebruik zijnde nesten mogen niet aangetast worden. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot augustus. Afhankelijk van de lokale meteorologische omstandigheden, kan deze periode eerder of later beginnen en eindigen.
Grenzend aan het plangebied van de Ekkerweg 2 is een veehouderij gelegen. Het betreft het bedrijf aan de Heijerstraat 26 waar stieren worden gehouden. De locatie aan de Beeken 3 wordt omgevormd van een varkenshouderij naar een paardenhouderij. dit betekent dat de geuremmissies respectievelijk verdwijnen en verminderen.
Er is door Sweco een geurnotitie opgesteld (Bijlage 12)met betrekking tot de beoogde ontwikkeling. In deze notitie is de geurhindersituatie van beide locaties in beeld gebracht.
Binnen het plangebied aan de Ekkerweg 2 wordt de bouw van woningen mogelijk gemaakt. Ter hoogte van de woningen wordt voldaan aan de geldende geurnorm en er is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De realisatie van de woningen in het plangebied zal geen belemmering vormen voor de omliggende veehouderijen.
Binnen het plangebied aan de Beeken 3 wordt een paardenhouderij mogelijk gemaakt. Binnen de geldende afstandsnorm van deze veehouderij liggen geen geurgevoelige objecten. Er worden op deze locatie geen nieuwe geurgevoelige objecten gerealiseerd. Dit zal dan ook niet leiden tot een belemmering van de bedrijfsvoering van de omliggende veehouderijen.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling aan de Ekkerweg 2 en Beeken 3 in Westerhoven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet een afweging worden gemaakt tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de volksgezondheid. Op grond van deze afweging kan het noodzakelijk zijn om een spuitvrije zone aan te houden. Er is geen wettelijke regelgeving waarin de minimaal aan te houden afstand wordt voorgeschreven. Uit jurisprudentie blijkt dat de Raad van State een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid, waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, in het algemeen volstaat. Volgens vaste rechtspraak kan een kortere afstand ook aanvaardbaar zijn, mits hieraan een goede onderbouwing ten grondslag ligt. Daarnaast kan het zijn dat gepaste maatregelen genomen moeten worden om de drift te voorkomen of overdrachtsmaatregelen zoals bijvoorbeeld een dichte haag.
Conclusie
In de nabijheid van het plangebied aan de Ekkerweg 2 zijn enkele gebieden bestemd voor agrarisch gebruik. Het perceel ten noordwesten van de Ekkerweg is momenteel een bos, maar heeft wel de bestemming 'Agrarisch' in het vigerende bestemmingsplan. Het is niet aannemelijk dat er op dit perceel gewasteelt zal plaatsvinden binnen de planperiode. Hetzelfde geldt voor het perceel ten noordoosten van de woningen aan de Ekkerweg. Dit perceel heeft ook een agrarische bestemming, maar is in de Basisregistratie Percelen geregistreerd als een perceel met blijvend grasland. Het is voor dit perceel wederom niet aannemelijk dat er binnen de planperiode gewasteelt zal plaatsvinden.
Direct grenzend aan het plangebied, aan de Heijerstraat 26, is de stierenhouderij gevestigd. Bij dit bedrijf is momenteel geen sprake van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, maar is het wel aannemelijk dat er binnen de planperiode gebruikgemaakt zal worden van gewasbeschermingsmiddelen. Derhalve is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het gebruik van de woningen. Hierin is bepaald dat er een dubbele meidoorn- of sleedoornhaag aangebracht moet worden. Een dergelijke haag schermt de woningen af van het gebruik van eventuele gewasbeschermingsmiddelen. Hiermee is sprake van een goed woon- en leefklimaat voor de woningen met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen.
In het plangebied aan de Beeken 3 worden geen gevoelige functies mogelijk gemaakt. Tevens wordt er met de beoogde ontwikkeling geen gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. Toetsing aan de spuitzone is derhalve niet noodzakelijk.
In het kader van voorliggend bestemmingsplan is door Sweco een akoestisch onderzoek (2019, Bijlage 13) uitgevoerd naar de effecten van wegverkeerslawaai van de Heijerstraat op het plangebied aan de Ekkerweg 2 en is er beschouwend gekeken naar de locatie nabij Beeken 3. Dit laatste betreft geen uitvoerig onderzoek aangezien de bestemming agrarisch verwant is en de mate van verkeersafwikkelingen door de verandering van een intensief agrarisch bedrijf naar een kleinschalige paardenhouderij zal afnemen.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Westerhoven. De Heijerstraat heeft ter hoogte van het plangebied twee rijstroken en derhalve volgens de Wet geluidhinder een onderzoekszone van 200 meter aan weerszijde van de weg. De wettelijke rijsnelheid op de Ekkerweg bedraagt 30 km/uur en heeft volgens de Wet geluidhinder geen zone. Deze geluidsuitstraling vanwege deze weg is in het kader een goede ruimtelijke ordening toch inzichtelijk gemaakt.
Conform de Wet dient te worden getoetst in het tiende jaar na realisatie van de plannen of vaststelling van het bestemmingsplan. In deze situatie is het jaar 2030 als toetsingsjaar gekozen
De ontvangen verkeersgegevens zijn op basis van tellingen verricht in de periode tussen 17 en 24 februari 2017. Voor het toetsingsjaar 2030 zijn de ontvangen gegevens verhoogd met een jaarlijkse autonome groei van 1,0% en daarbij de planbijdrage.
De geluidsbelasting ten gevolge van verkeer over de Heijerstraat overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB met een maximum van Lden 54 dB voor de kavels van de langgevelboerderij (bestaande woning die gesplitst zal worden) en de nieuwe woning in het lint naast de langgevelboerderij. De berekende geluidsbelasting is inclusief een correctie van 5 dB conform artikel 3.4 van het RMG 2012. De berekende geluidsbelasting op de verschillende gevels is lager dan de uiterste grenswaarde van 63 dB.
Het toepassen van een bronmaatregel in de vorm van een geluid-reducerende wegdekverharding wordt in deze situatie als niet wenselijk geacht. Dit is te kostbaar en leidt tot te veel overlast. Ook een verlaging van de verkeerssnelheid is niet afdoende en is vanuit verkeerskundige aard gezien ongewenst, omdat dit de doorstroming zal belemmeren.
Ook overdrachtsmaatregelen zijn niet passend. Een scherm bijvoorbeeld zorgt ervoor dat het karakter van het lint, stedenbouwkundig en landschappelijk wordt aangetast. Tevens is de financiële impact te groot voor de ontwikkeling van deze schaal.
Of het treffen van maatregelen aan de bron en/of in het overdrachtsgebied problemen zal opleveren in het kader van stedenbouwkundige, planologische, financiële en/of verkeerskundige aard is ter beoordeling aan de opdrachtgever en het bevoegd gezag.
Ten behoeve van het plan is de meest wenselijke oplossing het aanvragen van een hogere grenswaarde. Dit is een goede mogelijkheid omdat hier sprake is van een minimale overschrijding en het slechts 1 nieuwe woning betreft die wordt ingepast in het bestaande lint. Voor de nieuwe woning in het lint is een hogere waarde van 54 dB nodig.
De geluidsbelasting ten gevolge van verkeer op de Ekkerweg overschrijdt de voorkeursgrenswaarde op de gevels van de geplande woningen niet.
Industrielawaai
Op basis van het onderzoek bedrijven en milieuzonering (zie paragraaf 5.11) blijkt dat nader onderzoek naar industrielawaai niet aan de orde is.
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de 'Wet luchtkwaliteit' en het verlenen van derogatie door de EU was het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Om het beoordelen van plannen voor overheden makkelijk te maken zijn de percentages van 1 en 3 procent ook uitgewerkt in concrete getallen. Dat is gebeurd in de Regeling NIBM bijdragen. De regeling geeft concrete getallen voor plannen die gaan over, bijvoorbeeld de bouw van woningen en/of kantoren. De grens voor woningbouwplannen ligt bij 1% op 500 woningen.
Voor onderhavig initiatief is er een notitie luchtkwaliteit opgesteld door Sweco (2019, Bijlage 14).
De planontwikkeling aan de Ekkerweg 2 betreft de realisatie van 13 woningen. Dit aantal woningen valt ruim binnen de getalsmatige grenzen voor woningbouw uit de Regeling (NIBM). De omvorming van de varkenshouderij aan de Beeken 3 naar een paardenhouderij zal niet tot noemenswaardige veranderingen in de verkeersaantrekkende werking leiding. Hiermee is het aannemelijk dat de realisatie van het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Om na te gaan dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goede ruimtelijke ordening dient onder andere aangetoond te worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, met betrekking tot de luchtkwaliteit, ter plaatse van het plangebied aanwezig is.
Om dit inzichtelijk te maken zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de directe omgeving van het plangebied bepaald op basis van de gegevens uit de NSL Monitoringstool (Monitoring NSL 20181). In tabel 1 zijn voor de jaren 2020 en 2030 de maximale jaargemiddelde concentraties van de luchtverontreinigende stoffen NO2, PM10 en PM2,5 ter hoogte van de Heijerstraat weergegeven. Het betreft hier de achtergrondconcentraties inclusief de concentratiebijdrage van het lokale wegverkeer.
Tabel 1: Luchtkwaliteit
Conclusie
Uit de tabel blijkt dat er in de directe omgeving geen overschrijdingen zijn van de grenswaarden van de betreffende stoffen. Naar de toekomst toe zal de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied verbeteren doordat de achtergrondconcentraties dalen, een groter deel van het wegverkeer elektrisch zal gaan rijden en doordat er strengere emissie-eisen gaan gelden voor nieuwe voertuigen. Ter hoogte van de planontwikkeling zullen hiermee geen mensen worden blootgesteld aan concentraties boven de grenswaarden.
Indien de planontwikkeling wordt gerealiseerd zal de luchtkwaliteit verder verbeteren doordat de veehouderij aan de Ekkerweg wordt beëindigd en aan de Beeken wordt omgeschakeld naar een paardenhouderij. Hierdoor zal de emissie van fijnstof uit deze stallen respectievelijk verdwijnen en dalen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling.
Voor het realiseren van een plangebied, moeten de risico's van de omgeving op het plangebied inzichtelijk zijn.
Bij externe veiligheid gaat het om risico's die omwonenden lopen door:
Externe veiligheid speelt een rol als een plangebied binnen het invloedsgebied ligt van een risicobron of het voorgenomen plangebied is een risicobron. In figuur 1 is een overzichtskaart opgenomen met de te ontwikkelen plangebieden. Het betreft het realiseren van woningbouw (vlak 1) en een paardenhoudenrij (vlak 2).
Met behulp van EV-signaleringskaart (www.EV-signaleringskaart) is geïnventariseerd of er mogelijke belemmeringen zijn voor de plangebieden veroorzaakt door risicobronnen.
Uit EV-signaleringskaart (zie figuur 5.1) blijkt dat op een afstand van ca. 700 meter van vlak 1 en 1,5 km van vlak 2 twee ondergrondse aardgasleidingen van de Gasunie liggen. Deze gasleidingen hebben respectievelijk een invloedsgebied van 50 en 70 meter. Deze afstanden reiken niet tot beide vlakken en hebben daarom geen invloed op het plan.
Ter hoogte van de kruising van de Eykereind met de Fressevenweg is het autobedrijf Theuws gevestigd (Eykereind 2 te Bergeijk). Dit autobedrijf heeft tevens een tankstation waar lpg getankt kan worden. Het invloedsgebied van dit tankstation bedraagt 150 meter. Gezien de afstand van het autobedrijf van 850 meter tot vlak 1 en 1,1 km tot vlak 2, heeft deze inrichting geen invloed op het plan. Aan de Borkeldsedijk 2 te Westerhoven is de Varkensfokkerij M. Smits gevestigd. Binnen de inrichting is een propaantank aanwezig. Deze propaantank heeft een invloedgebied van 310 meter. Gezien de afstand van de varkensfokkerij tot 2 vlak van ca. 680 meter en tot vlak 1 van 1,4 km heeft deze inrichting geen invloed op het plangebied.
Figuur 5.1 risicobronnen in de omgeving van het plangebied (rode vlakken) (bron:
https://nl.ev-signaleringskaart.nl/)
Onder bedrijven en milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven/voorzieningen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woongebieden. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de door de VNG opgestelde Staat van bedrijfsactiviteiten (Bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloeden, in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar, hiervan maatgevend is en welke indicatieve afstand hierbij in acht genomen moet worden. Door het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en gevoelige objecten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' is voor de verschillende aanwezige bedrijven en voorzieningen bepaald wat de richtafstand tot gevoelige objecten dient te zijn, uitgaande van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief.
In onderstaande tabel zijn de contouren aangegeven van nabij het plangebied gelegen bedrijven en voorzieningen wanneer wordt uitgegaan van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied.
Type bedrijf/voorziening, adres | Milieucategorie | Aan te houden afstand in meters (rustige woonwijk/rustig buitengebied) | Afstand van bedrijf/voorziening tot aan plangebied |
Heierstraat 26, veehouderij | 3.2 | 100 meter | 0 meter |
Heierstraat 16, veehouderij | 3.2 | 100 meter | > 100 meter |
Heijerstraat 11, akkerbouw | 2 | 30 meter | > 30 meter |
Heijerstraat 12a, betonwarenfabriek. | 3.1 | 50 meter | > 50 meter |
Heijerdijk 1, constructiewerkplaats | 3.2 | 100 meter | Circa 50 meter |
In het verleden was sprake van een veehouderij (kippen) aan de Heijerstraat 14. Dit bedrijf is inmiddels vervallen en levert dan ook geen belemmering op voor planrealisatie.
De hindercontour van het bedrijf behorende bij de locatie aan de Heijerstraat 26 valt over het plangebied van Ekkerweg 2 heen. Dit betreft een vleesstierenhouderij.
In bovenstaand schema wordt gesteld dat er sprake is van milieucategorie 3.2 met een afstand van 100 meter. Deze richtafstand is gebaseerd op geur. Geur is getoetst aan art. 3.116 derde lid in samenhang met 3.116 eerste lid en artikel 3.115 eerst lid van het Activiteitenbesluit. In desbetreffend onderzoek (Bijlage 12) wordt geconcludeerd dat geur vanuit Heijerstraat 26 geen belemmering vormt voor de geplande ontwikkeling. De richtafstand van 100 meter (geur) is daarom niet van toepassing.
Voor de aspecten stof en geluid geldt een richtafstand van 30 meter voor een rustige woonwijk. Of deze twee aspecten afkomstig van voornoemd bedrijf nog van invloed zijn op het plangebied is niet getoetst. Daarom dient er ten aanzien van deze 2 aspecten een richtafstand van minimaal 30 meter aangehouden te worden. Deze afstand dient aangehouden te worden tussen enerzijds de grens van de bestemming die het bedrijf aan de Heijerstraat 26 toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan mogelijk is. Binnen deze afstand liggen dan twee geplande woningen.
De overige geplande woningen komen niet in de problemen qua geurbelasting en vereiste richtafstanden (30 meter) van de stierenhouderij aan de Heijerstraat 26.
Ook het onderzoek naar lucht, geur en stikstof wijst uit dat de hinder ruim onder de norm van de gemeente valt en er dus sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waardoor slechts twee woningen niet direct meegenomen kunnen worden in dit ontwerp bestemmingsplan. Wanneer het bedrijf aan de Heijerstraat 26 wordt beëindigd kunnen ook deze woningen worden gerealiseerd.
Ook de hindercontour van het bedrijf aan de Heijerdijk 1 valt over het plangebied heen. Er zijn nabij dit bedrijf echter andere woningen gelegen die dichter bij het bedrijf zijn gelegen dan het plangebied van Ekkerweg 2. Het bedrijf wordt dan ook niet geschaad door planrealisatie in zijn ontwikkelingsmogelijkheden. Ook is ter plaatse van het plangebied (bij de nieuwe woningen) sprake van een goed woon- en leefklimaat vanwege dit bedrijf omdat het bedrijf al aan normen moet voldoen voor de woningen die dichter bij het bedrijf zijn gelegen. Uit akoestisch onderzoek, dat ten behoeve van dit bedrijf is uitgevoerd, blijkt dat de 50 dB-contour niet over het plangebied heen valt. Ook de onderzoeken naar geur (Bijlage 12) en luchtkwaliteit (Bijlage 14) wijzen uit dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Echter voor de aspecten stof en geluid geldt nog een richtafstand t.o.v. een rustige woonwijk van 30 meter.
Conclusie
Uit voorgaande blijkt dat nabij het plangebied diverse bedrijven zijn gelegen, waarbij het bedrijf aan de Heijerstraat 26 direct gevolgen zou kunnen hebben voor de realisatie van twee woningen behorende bij het plan van de Ekkerweg. Er dient een minimale afstand van 30 meter aangehouden te worden tussen enerzijds de grens van de bestemming die het bedrijf aan de Heijerstraat 26 toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan mogelijk is. Voor de twee woningen die binnen deze richtafstand zijn beoogd, wordt in dit ontwerp bestemmingsplan dan ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Mocht er sprake zijn van beëindiging van het bedrijf aan de Heijerstraat 26 dan is er de mogelijkheid om deze woningen alsnog te realiseren.
Wanneer het bedrijf aan de Heijerstraat 26 stopt dan hebben de eigenaren van die locatie ook de mogelijkheid om 1 tot 2 woningen middels de Ruimte-voor Ruimte regeling te realiseren. Dit gebeurt op eigen initiatief van de eigenaren van de Heijerstraat 26. Dit valt buiten dit planvoornemen. De woningen kunnen, net als de nu nog niet te realiseren woningen behorende bij dit plan, pas gerealiseerd worden wanneer het aanwezige bedrijf (stierenhandel) is beëindigd.
Voor de ontwikkeling aan Beeken 3 geldt dat er geen sprake is van de realisatie van een gevoelige bestemming. Daarnaast heeft de wijziging van de intensieve veehouderij naar een kleine paardenhouderij geen nadelige gevolgen voor omliggende bedrijven. Voor de ontwikkeling aan Beeken 3 in Westerhoven zorgt het aspect bedrijven en milieuzonering niet voor belemmeringen.
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.
Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding (plankaart) vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Dit hoofdstuk beschrijft de juridische vormgeving van voorliggend bestemmingsplan.
Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels (paragraaf 6.2.2)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (paragraaf 6.2.3)
Hoofdstuk 3 Algemene regels (paragraaf 6.2.4)
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels (paragraaf 6.2.5)
In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.
De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.
De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om bouwvergunning. De ontheffing van de bouwregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden ontheffing te verlenen van een specifieke regel. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. In het kader van een aanlegvergunningstelsel zijn bepaalde werken en werkzaamheden niet toegestaan zonder dat hiervoor een aanlegvergunning is verkregen van het daartoe bevoegde gezag.
Artikel 3 Agrarisch
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de gronden die wel mee zijn genomen in de planvorming, te zijner tijd een woonbestemming moeten krijgen, maar op dit moment deze bestemming nog niet hebben, omdat er nog sprake is van een hindercirkel over het plangebied. In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze gronden te kunnen wijzigen naar een niet agrarische bestemming en naar wonen.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden 1
De gronden die zijn aangewezen voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden 1' zijn bestemd voor agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen. Daarnaast zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.
Artikel 5 Bos
De gronden die zijn aangewezen voor 'Bos' zijn onder andere bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats en behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden ecologische en natuurwaarden.
Artikel 6 Groen
Gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen en voor waterberging. Op deze gronden kunnen geen gebouwen worden gerealiseerd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut. Ook is het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan.
Artikel 7 Natuur
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en ecologische waarden en behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden.
Artikel 8 Tuin
De gronden die voorzien zijn van de bestemming 'Tuin', zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, voet- en rijwielpaden, parkeer-, groen-, speel- en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen van algemeen nut. Alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn binnen deze bestemming toegestaan. De maximale afmetingen hiervan zijn in de bouwregels opgenomen.
Artikel 10 Wonen
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen. Tevens zijn de gronden bestemd voor bij de woning behorende aanbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en voor parkeervoorzieningen op eigen terrein. De bestemming heeft tevens als doel om ruimte te bieden voor aan huis verbonden beroepen. Voor de gebruiksregels zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Artikel 11 Waarde – Archeologie 3
De gronden die een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' hebben zijn bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Artikel 12 Waarde – Archeologie 4.1
De gronden die een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4.1' hebben zijn bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Artikel 13 Waarde – Archeologie 4.2
De gronden die een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4.2' hebben zijn bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 6
De gronden die een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 6' hebben zijn bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Artikel 15 Waterstaat - attentiegebied EHS
De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.
In Hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardregels opgenomen, te weten de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 17 Algemene bouwregels
Dit artikel bevat de bouwregels ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen en ondergronds bouwen.
Artikel 18 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een aantal gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.
Artikel 19 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel bevat aanduidingen die betrekking hebben op de geurzone.
Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan.
Artikel 21 Overige regels
Dit artikel geeft aan hoe verwijzingen naar andere wettelijke regelingen gelezen moeten worden.
In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.
In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.
Bij onderhavig bestemmingsplan is dit laatste van toepassing en is een exploitatieplan daarom niet nodig. De kosten van de grondexploitatie zijn verzekerd door middel van gesloten overeenkomsten met de initiatiefnemer.
Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening is het handelen in strijd met de bestemmingen verboden. Door bij het ontwerpen van het plan tijdig te overleggen met de gebruikers van het gebied, is ernaar gestreefd een bestemmingsplan op te stellen dat voldoende ruimte biedt aan de gebruikers en bewoners. Indien zich strijdige en ongewenste ontwikkelingen of activiteiten voordoen, staan een aantal bevoegdheden ter bevordering van de naleving van de planregels ter beschikking. Bij de toepassing van deze bevoegdheden tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom wordt gebruik gemaakt van een opgesteld draaiboek. De controle op de naleving van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd door het team Handhaving van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving (V.V.H.). Nadat een feit is geconstateerd zal, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder worden benaderd om aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van staken en het opheffen van de strijdigheid. Indien de strijdigheid niet wordt beëindigd, zal aan het dagelijks bestuur van de gemeente worden voorgelegd om door middel van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met het bestemmingsplan. Daartoe zal aan de overtreder een schriftelijke waarschuwing worden verzonden waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in de waarschuwing vermeld welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten voor het toepassen van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder.
Per mei 2017 is de wetgeving omtrent de vormvrije m.e.r.-beoordeling (VVM) gewijzigd. Deze VVM is procedureel gelijk getrokken met een uitgebreide m.e.r.-beoordeling (kolom 4 in de D-lijst, boven de drempelwaarde). Dit betekent onder meer dat het bevoegd gezag expliciet een besluit moet nemen over de VVM. Voor de besluitsoverweging is dan ook voor de VVM een aparte aanmeldingsnotitie opgesteld. Op basis van de notitie kan het bevoegde gezag een besluit nemen.
In bijlage D van het Besluit m.e.r. is een groot aantal activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Eén van de genoemde activiteiten is 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' (activiteit D11.2). Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien deze betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of een aangesloten gebied van 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De ontwikkeling blijft onder deze drempelwaarde. De ontwikkeling aan Beeken 3 betreft de oprichting van een installatie voor het houden van paarden, die als activiteit is opgenomen in de D-lijst onder categorie D14 (De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren). De activiteiten liggen onder de indicatieve drempelwaarde die zijn opgenomenin de tabel (100 stuks paarden of pony’s, waarbij het aantal bijbehorende dieren in opfok jonger dan 3 jaar niet wordt meegeteld). Omdat de drempelwaarden niet worden overschreden volstaat een vormvrije m.e.r.- beoordeling.
De aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling is weergegeven in Bijlage 15 van dit bestemmingsplan.
Het voorontwerpbestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Ekkerweg 2 en gronden nabij Beeken 3 Westerhoven heeft vanaf 24 september 2020 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de inspraaktermijn zijn er twee inspraakreacties ingediend op het voorontwerpbestemmingsplan. Het voorontwerp bestemmingsplan is tevens voorgelegd aan diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Het ontwerpbestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Ekkerweg 2 en gronden nabij Beeken 3, Westerhoven ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze periode kan een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad.
Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van de gemeente Bergeijk het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:
Na vaststelling van het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Ekkerweg 2 en gronden nabij Beeken 3, Westerhoven kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.