Plan: | Eurocircuit Bergeijk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1724.BPUeur0117-ONTW |
De gemeente Valkenswaard heeft de wens om te komen tot een actueel bestemmingsplan voor het Eurocircuit, waarin de geldende rechten zijn opgenomen voor het gebruik en de bebouwing ter plaatse. De gemeente Valkenswaard wenst dan ook een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor het Eurocircuit (bestemmingsplan Eurocircuit Valkenswaard). Slechts een klein deel van het grondgebied van Eurocircuit is gelegen binnen de gemeente Bergeijk. Om ook dit gedeelte van het Eurocircuit conform de geldende rechten en huidige gebruik te bestemmen is dit bestemmingsplan opgesteld. Beide bestemmingsplannen binnen Valkenswaard en Bergeijk zullen zoveel als mogelijk gelijktijdig in procedure gebracht worden.
Het Eurocircuit ligt grotendeels binnen de gemeente Valkenswaard. Het is een terrein van ongeveer 61 ha waar verschillende verenigingen gehuisvest zijn. Slechts een klein gedeelte van het Eurocircuit (noordwestzijde) ligt binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Bergeijk.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Westerhoven, direct naast het recreatiepark De Kempervennen. Het plangebied wordt aan de noordzijde omsloten door de Monseigneur Smetsstraat/Weerderdijk en agrarische gronden. Aan de westzijde ligt de Kempervennen en aan de oostzijde ligt het grootste deel van het Eurocircuit.
In het noorden van het plangebied is een gedeelte van de wielerbaan van Wielervereniging TWC de Kempen gelegen. In totaal is de wielerbaan ongeveer 1.600 m lang. De ingang, het clubhuis en het grootste deel van de wielerbaan zijn gelegen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Valkenswaard.
TWC-baan (bron: www.twc-dekempen.nl)
In het zuiden is het plangebied voornamelijk met groen ingericht.
luchtfoto 2021 (bron: streetsmart, cyclomedia)
De wielerbaan is in 1992 aangelegd en is in alle actualisatierondes van bestemmingsplannen nooit positief bestemd (zie ook paragraaf 1.2).
De gemeente Valkenswaard is het project 'toekomst Eurocircuit' gestart. Met dit project is samen met de omgeving en belanghebbenden onderzocht hoe de toekomst van dit terrein eruit zou moeten komen te zien. Dit leidde uiteindelijk tot een vijftal scenario's, namelijk:
De 5 scenario's zijn op een aantal criteria beoordeeld:
Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek (zie Bijlage 1), definitieve rapportage 'Toekomst Eurocircuit') heeft de gemeenteraad van Valkenswaard op 15 juli 2021 gekozen voor scenario 2. Dit scenario vormt het vertrekpunt voor de actualisatie van het planologisch kader.
Eind 2022, begin 2023 heeft de gemeente Valkenswaard een proces doorlopen om te komen tot een nadere inhoudelijke invulling van het door de gemeenteraad gekozen scenario 2. De gemeente Valkenswaard heeft een aantal bijeenkomsten georganiseerd met omwonenden en verenigingen samen én met omwonenden en verenigingen afzonderlijk. Tijdens deze gesprekken was het aspect geluid het belangrijkste onderwerp. In dit proces is vanuit de omgeving ingebracht waarop de regeling in het bestemmingsplan zich zou moeten richten ten aanzien van het beperken van de geluidhinder in de omgeving. Hierbij was vooral van belang inzicht te krijgen in welke factoren (zowel akoestische als niet-akoestische) van invloed zijn op de hinderbeleving. Vanuit de twee verenigingen zijn in dit proces mogelijkheden voor het gebruik van twee onderdelen (rallycross en motorcross) onderzocht en ingebracht. In hoofdstuk 7 van de MER (Bijlage 4) wordt uitgebreider ingegaan op het voortraject en de gemaakte keuze.
Omdat een gedeelte van de wielerbaan op het Eurocircuit binnen de gemeente Bergeijk is gelegen wordt dit bestemmingsplan opgesteld.
Uitsnede geldende bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2011 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Het geldende bestemmingsplan is 'Buitengebied Bergeijk 2011', vastgesteld door de raad op 16 april 2014. Het bestemmingsplan Buitengebied is nog enkele malen (partieel) herzien. Ter hoogte van dit plangebied betreft het een herziening (tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2017, vastgesteld op 22 januari 2020) van de aanduiding 'extensiveringsgebied' naar de aanduiding 'beperkingen veehouderijen', naar aanleiding van een wijziging van de provinciale verordening.
In 2018/2019 was reeds een ontwerp-bestemmingsplan voor het Eurocircuit in procedure gebracht. Het plangebied van dit eerdere ontwerp-bestemmingsplan bevatte ook al het gedeelte van het Eurocircuit dat binnen de gemeente Bergeijk is gelegen. De twee bestemmingsplannen zijn uiteindelijk niet vastgesteld.
planverbeelding van het ontwerp-bestemmingsplan waarvan de procedure in 2019 is gestaakt. Links: gemeente Bergeijk, rechts: gemeente Valkenswaard
Na dit inleidende hoofdstuk worden eerst de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet (Hoofdstuk 2). Vervolgens wordt aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem- en grondwaterkwaliteit, geluidhinder, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, alsmede flora en fauna (Hoofdstuk 3). Dan volgt de uitleg over de opzet van de regels en een korte beschrijving van de verschillende bestemmingen (Hoofdstuk 4). Tenslotte wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 5) en de voor dit bestemmingsplan te doorlopen procedure (Hoofdstuk 6).
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in deze situatie, toegestaan kunnen worden. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Noord-Brabant worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede randvoorwaarden voor het lokale maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen zullen zijn.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. De visie geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. De volgende vier prioriteiten zijn geformuleerd:
Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
Beoordeling en conclusie
Voor het plangebied geldt dat er geen nationale belangen uit de NOVI in het geding zijn. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt wel een bijdrage geleverd aan een sterke en gezonde regio. Met de ontwikkeling worden verschillende recreatieve functies gecombineerd. Het initiatief is dan ook niet strijdig met de Nationale Omgevingsvisie.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en worden met het Barro en het Bro juridisch verankerd.
In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter beperking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden.
De onderwerpen in het Barro betreffen:
Per 1 oktober 2012 is de gewijzigde Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) inzake aanwijzing radarverstoringsgebieden, reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen en militaire terreinen en de eerste aanvulling van het Barro inzake hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond Rijksvaarwegen en hoofd-buisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied) inwerking getreden.
Beoordeling en conclusie
Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor dit bestemmingsplan geen beperkingen vanuit de Barro gelden.
In verband met bestemmingsplanwijzigingen is een gedegen ruimtelijk-functionele onderbouwing gewenst, mede omdat binnen de ruimtelijke ordening steeds meer de nadruk komt te liggen op zorgvuldig ruimtegebruik. In verband hiermee is in oktober 2012 de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' geïntroduceerd (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)). De Ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij bestemmingsplannen of afwijkingsbesluiten die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt in artikel 1.1.1 Bro als volgt omschreven: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Bij de toepassing van de Ladder moeten de volgende treden doorlopen worden:
Beoordeling en conclusie
Uit de overzichtsuitspraak van de Raad van State (ABRvS, 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724) blijkt dat het Eurocircuit een sport en leisurelocatie is en daarom in beginsel dan ook conform het Bro een 'andere stedelijke ontwikkeling'.
De Raad van State heeft ook uitgesproken dat (ABRvS, 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2839), als er sprake is van een grotendeels onverhard terrein, er geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' zoals artikel 3.1.6, tweede lid Bro heeft bedoeld.
Het overgrote deel van het terrein van de wielerbaan is onverhard. Alleen de wielerbaan zelf is verhard. Daarbinnen liggen grasvelden. Echter, mocht de wielerbaan toch gezien worden als een 'stedelijke ontwikkeling' dan nog moet deze ontwikkeling wel significant zijn. Hierbij dient ook de totale omvang van het terrein van het Eurocircuit in ogenschouw genomen te worden. Gelet op de feitelijk fysiek aanwezige situatie (met bijbehorend) vergund gebruik, maakt dit bestemmingsplan niet meer oppervlak voor het gehele terrein van het Eurocircuit mogelijk. De daadwerkelijke omvang blijft middels dit bestemmingsplan gelijk en er kan geen fysieke uitbreiding meer plaatsvinden. De vraag of er in juridisch-planologische zin sprake is van een significante uitbreiding (voor wat betreft de wielerbaan) wordt hieronder nader toegelicht.
Een klein gedeelte van de wielerbaan is gelegen binnen de gemeentegrens van de gemeente Bergeijk (binnen het geldende bestemmingsplan heeft dit gedeelte de bestemming 'Agrarisch' en is de wielerbaan niet toegestaan). Om de totale omvang van het Eurocircuit te bezien, dient ook dit gedeelte te worden beschouwd in het kader van de ladder duurzame verstelijking. De wielerbaan is op dit gedeelte van het terrein in de jaren '90 van de vorige eeuw aangelegd. Waarschijnlijk gold toen het bestemmingsplan Buitengebied De Beemden, vastgesteld op 23 augustus 1982. De aanleg ervan was in strijd met dat bestemmingsplan. Later is het bestemmingsplan Buitengebied 1996 vastgesteld, maar ook in dat bestemmingsplan was een wielerbaan niet toegestaan. Het gebruik valt dan ook mogelijk onder het overgangsrecht. Maar indien dit gedeelte toch gezien moet worden als een formeel juridisch-planologische uitbreiding van het gehele terrein van het Eurocircuit, dan nog geldt dat er slechts sprake is van een uitbreiding van het Eurocircuit met slechts 0,56%.
Gelet op bovenstaande is het gebruik binnen het Eurocircuit qua oppervlakte en omvang in juridisch-planologische zin niet toegenomen. En indien het gedeelte dat binnen de gemeente Bergeijk is gelegen wel gezien moet worden als een uitbreiding, dan geldt dat er ook geen sprake van een significante toename/uitbreiding van een stedelijke ontwikkeling.
Provinciale Staten hebben op 14 december 2018 de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld. De omgevingsvisie is opgesteld volgens de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet en beschrijft de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De provincie streeft in de omgevingsvisie naar het creëren van meerwaarde. Het handelen van de provincie is daarom gericht op het verknopen en verweven van opgaven en het zoeken naar synergie. Daarbij vindt de provincie het belangrijk om vanuit meerdere richtingen naar een ontwikkeling te kijken:
In de omgevingsvisie zijn één basisopgave en vier hoofdopgaven benoemd. De basisopgave is het werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. De vier hoofdopgaven zijn:
De omgevingsvisie gaat over de hele fysieke leefomgeving, heeft een integraal karakter en bevat geen sectorale beleidsdoelen. Concrete doelen voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit staan nog in de bestaande plannen van de provincie, bijvoorbeeld in de Svro en het provinciale verkeers- en vervoersplan. De provincie is bezig met het afstemmen van het sectorale beleid op de omgevingsvisie. Dit betekent dat aan de hand van de drie manieren van kijken wordt beoordeeld welke waarden moeten worden beschermd en hoe beleid kan worden vormgegeven. Het (sectorale) beleid wordt verder uitgewerkt in programma's en in de provinciale omgevingsverordening.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan is een definitieve bestendiging van het feitelijk fysiek aanwezig gebruik. Er is geen sprake van een grootschalige nieuwe ontwikkeling. Deze bestendiging voldoet aan de uitgangspunten en kernwaarden voor het handelen van de provincie.
Op 11 maart 2022 is een actualisatie van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) vastgesteld. De IOV betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De IOV heeft de Verordening ruimte Noord-Brabant, de Provinciale milieuverordening, de Verordening natuurbescherming, de Verordening water, de Verordening ontgrondingen en de Verordening wegen vervangen. De IOV is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels uit de voorheen geldende verordeningen zijn gehandhaafd met het daarbij horende beschermingsniveau, en dat er in beginsel geen beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd als die rechtstreeks voortvloeien uit vastgesteld beleid, bijvoorbeeld uit de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
In hoofdstuk 2 van de IOV staan rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven. Er gelden onder andere rechtstreeks werkende regels voor activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden, voor activiteiten rond provinciale wegen, voor ontgrondingen en voor handelingen die te maken hebben met bepaalde beschermde dier- en plantensoorten. Ook voor het kappen van houtopstanden buiten de bebouwde kom en voor veehouderijen gelden rechtstreeks werkende regels.
Instructieregels voor gemeenten
In hoofdstuk 3 van de IOV zijn instructieregels voor gemeenten opgenomen. De instructieregels zijn overgenomen uit de Verordening ruimte Noord-Brabant en gelden voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen waarmee van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De regels zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
Relevante regels voor dit bestemmingsplan
In artikel 3.5 zijn regels opgenomen voor de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit. Deze zijn opgenomen om een bijdrage te leveren aan een juiste balans tussen beschermen en benutten. Bij de evenwichtige toedeling van functies speelt de balans tussen beschermen en benutten een belangrijke rol. Bij de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit gaat het zowel om het beschermen van waarden als het bijdragen aan de ontwikkeling van waarden en functies in een gebied. De zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit omvat een aantal basisprincipes in combinatie met een diepe en ronde manier van kijken, die afkomstig zijn uit de Brabantse omgevingsvisie: zorgvuldig ruimtegebruik, toepassing van de lagenbenadering en meerwaardecreatie.
In artikel 3.6 worden de regels voor zorgvuldig ruimtegebruik weergegeven. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is al geruime tijd in het provinciaal beleid verankerd en omvat diverse aspecten. Doel is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Het optimaal benutten van de bestaande bebouwde omgeving draagt bij aan het behoud van de openheid en kwaliteit van het buitengebied en aan hergebruik van leegkomende of bebouwingslocaties in zowel stedelijk als landelijk gebied.
Artikel 3.6 acht te voorkomen dat er onnodig nieuw ruimtebeslag in het landelijk gebied door nieuwvestiging plaatsvindt. Het voorkomen van onnodig nieuw ruimtebeslag krijgt ook vorm door eerst de mogelijkheden binnen bestaande bebouwde omgeving optimaal te benutten. Dat betekent niet dat alle fysieke ruimte benut moet worden voordat nieuw ruimtebeslag mogelijk is. Binnen stedelijk gebied is vanuit kwaliteitsoverwegingen bijvoorbeeld ook ruimte nodig voor groenvoorzieningen en voldoende opvang van water. Een verbijzondering voor stedelijke ontwikkeling is dat er toepassing gegeven moet zijn aan de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Een ander aspect van zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt dat gebouwen, bouwwerken en andere permanente voorzieningen worden geconcentreerd binnen het bouwperceel. Het is niet wenselijk dat overal ‘los’ in het landelijk gebied dergelijke voorzieningen worden opgericht.
Werkingsgebieden
Alle regels van de IOV zijn gekoppeld aan werkingsgebieden die op de kaart van de verordening zijn weergegeven. Voor de toepassing van de regels in hoofdstuk 3 van de verordening is Brabant onderverdeeld in drie werkingsgebieden: het Natuur Netwerk Brabant (NNB), het stedelijk gebied en het landelijk gebied. Binnen het landelijk gebied wordt nader onderscheid gemaakt in de werkingsgebieden gemengd landelijk gebied en groenblauwe mantel. Daarnaast gelden voor een groot aantal regels specifieke werkingsgebieden, bijvoorbeeld voor de gebieden waar verstedelijking afweegbaar is, voor de ecologische verbindingszones en voor de gebieden waar extra beperkingen gelden voor veehouderijen.
Beoordeling en conclusie
Het plangebied is gelegen binnen het werkingsgebied 'Gemengd landelijk gebied'. Omdat het een bestaande niet-agrarische functie betreft is artikel 3.71 van de IOV van toepassing. Op dit moment is er geen bebouwing aanwezig en het bestemmingsplan zal ook geen bebouwing toestaan. Er is enkel een verharde weg aanwezig, die onderdeel uitmaakt van de wielerbaan. De waarden binnen het plangebied worden beschermd middels een passende bestemming (Groen-Landschapselement) en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken/werkzaamheden binnen de bestemming 'Sport'. De provinciale belangen worden dan ook niet geschaad door dit bestemmingsplan.
Op 24 februari 2022 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Bergeijk vastgesteld (gepubliceerd op 27 juli 2022 en in werking getreden op 28 juli 2022). Deze visie geeft richting aan de toekomstige ontwikkeling van de gemeente en wordt er tien tot twintig jaar vooruit gekeken.
In de Omgevingsvisie worden de kernkwaliteiten van de gemeente beschreven aan de hand van drie thema's:
1. het groene karakter van Bergeijk;
2. het sociale karakter van Bergeijk;
3. het economische karakter van Bergeijk.
Het economische karakter wordt mede bepaald door de recreatie en toerisme. In de afgelopen jaren is er veel werk gemaakt van het aantrekkelijker maken van de gemeente voor toeristen. Voor de grootschalige recreatieparken liggen nog kansen om meer gemeentebreed de vruchten te plukken van de grote instroom van toeristen. Tevens wordt ingezet op meer bezoekers door meer dagrecreatie met beleving van hoge kwaliteit aan te bieden. Daar ligt voor de gemeente een belangrijke opgave. Er is al relatief veel verblijfsrecreatie, maar het aanbod aan dagrecreatieve voorzieningen blijft daarbij achter.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied en maakt onderdeel uit van 'recreatieparken' in het 'bos en heidegebied met vennen':
Uitsnede kaart buitengebied, Omgevingsvisie Bergeijk
De vitaliteit en kwaliteit van het buitengebied moet behouden blijven en versterkt worden. De waardevolle combinatie van agrarisch landschap en natuurlijk landschap als tegenhanger van het stedelijk gebied binnen de metropoolregio Eindhoven moet gekoesterd worden. Dit betekent dat:
Voor het behoud en versterken van de kwaliteit van het buitengebied is het ook nodig dat:
Beoordeling en conclusie
Het wielersportterrein is een vorm van recreatie gelgen binnen het grotere recreatieterrein. Eurocircuit. De wielerbaan is met groen omzoomd en deze groene afscheiding wordt beschermd in dit bestemmingsplan. De aanwezige waarden worden niet aangetast. Het bestemmingsplan is dan ook niet strijdig met de Omgevingsvisie.
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
Bij het bestemmingsplan wordt een milieueffectrapportage (planMER) opgesteld en wordt de m.e.r.-procedure doorlopen. Dit planMER geeft de milieueffecten weer voor het verschil tussen het feitelijk gebruik van het Eurocircuitterrein en de legale situatie weer. Het gehele terrein is daarbij integraal beoordeeld.
De drempelwaarden zoals genoemd in het Besluit milieueffectrapportage die gelden voor de aanleg, wijzjiging of uitbreiding van permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen worden mogelijk overschreden. Het Eurocircuitterrein heeft een totale oppervlakte van meer dan 5 ha.
De m.e.r.-procedure is gestart met het opstellen van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Met de NRD (Bijlage 2) maakt de gemeente bekend dat voor de ontwikkeling de m.e.r.-procedure doorlopen wordt en een MER wordt opgesteld. In de NRD is de voorgenomen ontwikkeling beschreven en welke rol en opzet van het MER daarbij hoort. De NRD vormt als het ware de onderzoeksagenda voor het MER en vormt de formele start van de m.e.r.-procedure.
De NRD heeft ter inzage gelegen van 24 februari tot en met 23 maart 2022. In die periode heeft iedereen de gelegenheid gekregen zijn of haar zienswijze in te dien. Ook zijn wettelijke adviseurs en betrokken instanties in de gelegenheid gesteld om advies te geven.In totaal zijn 7 reacties ingediend op de NRD.
Naar aanleiding van de NRD is een MER opgesteld, waarin informatie wordt gegeven over de te verwachten milieueffecten van de activiteit en de mogelijke alternatieven. De MER ligt (als bijlage bij het bestemmingsplan), tezamen met het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage en de MER dient ook als onderbouwing van het bestemmingpslan.
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
o verzorgingstehuizen;
o psychiatrische inrichtingen;
o medisch centra;
o poliklinieken;
o medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Nu op het autocircuit en motorcircuit maximaal 3x per jaar langer dan 8 uur per week gereden mag worden is er voor beide terreinen geen sprake van een geluidgezoneerd terrein.
Het Eurocircuit zelf is geen geluidgevoelig object en binnen het terrein zijn ook geen geluidgevoelige functies aanwezig. Echter het Eurocircuit zelf en de de geluidseffecten op de in de nabije omgeving gelegen geluidgevoelige objecten zijn nader onderzocht door Peutz (Bijlage 6).
Het akoestisch onderzoek gaat als referentiesituatie uit van het huidige legale gebruik en als voorgenomen situatie voor het bestemmingsplan de feitelijk aanwezige huidige situatie met bijbehorend vergund gebruik en de begin dit jaar opgestelde nadere invulling (zie ook hoofdstuk 7 van de MER, Bijlage 4).
Uit het onderzoek blijkt dat er, gelet op de voorgenomen situatie voldaan kan worden aan de maximaal toelaatbare grenswaarden, met uitzondering van het evenement MXGP. Echter voor deze zgn. incidentele bedrijfssituatie geldt dat er een hogere grenswaarde kan worden verleend in het kader van het 12-dagen-criterium. Daarnaast geldt dat er bij één woning aan de Weerderdrijk 5 te Bergeijk weliswaar niet voldaan wordt aan de grenswaarden, maar dat er wel voldaan kan worden aan de maximaal toegestane hogere grenswaarde.
Het motorsportterrein en autosportterrein worden in de planregels in het bestemmingsplan Eurocircuit Valkenswaard dusdanig beperkt dat er ook in de toekomst geen sprake kan zijn van een gezoneerd industrieterrein.
Geluid vorm dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De tijd dat elke bodemvervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie, uitvoering van bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. De kwaliteit van zowel grond- als oppervlaktewater is afhankelijk van het voorkomen van diverse stoffen en parameters.
Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. In het kader van een aanvraag van een omgevingsvergunning moet een onderzoek worden uitgevoerd naar mogelijk aanwezige bodem- en grondwaterverontreinigingen. Voor de locaties binnen het plangebied worden geen gebouwen mogelijk worden gemaakt en wordt het gebruik niet gewijzigd.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn significante ruimtelijke ontwikkelingen/projecten opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt plaats op grond van de Wet milieubeheer. De basis is te vinden in hoofdstuk 5, titel 2, van de Wet milieubeheer en in bijlage 2 bij deze wet waarin de verschillende grens- en richtwaarden zijn opgenomen. Deze titel is ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Voor het Eurocircuit zijn de volgende stoffen maatgevend: stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2,5). Andere stoffen uit de Wet luchtkwaliteit hebben slechts een beperkte invloed op de luchtkwaliteit en worden daarom in het voorliggend onderzoek buiten beschouwing gelaten.
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn significante ruimtelijke ontwikkelingen/projecten opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Ten behoeve van luchtkwaliteit is nader onderzoek uitgevoerd (Bijlage 7). Uit het onderzoek volgt dat voor de jaargemiddelde concentraties van NO2, PM10 en PM2.5 ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden zoals gesteld in Bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Tevens wordt voldaan aan de gestelde grenswaarde voor het aantal overschrijdingen per jaar van de daggemiddelde concentratie PM10 en de uurgemiddelde concentratie NO2.
Het verschil in de bijdrage aan de luchtverontontreinigende stoffen in de beoogde situatie ten opzichte van de referentiesituatie draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de toename van NO2, PM10 en PM2.5.
Ter plaatse van het onderzoeksgebied kan voor de overige in de Wet milieubeheer opgenomen stoffen zonder verder onderzoek worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de grenswaarde uit de Wet milieubeheer. Voor het aspect luchtkwaliteit geldt dat er geen beperkingen zijn voor het positief bestemmen van de voorgenomen situatie met de daaraan gerelateerde activiteiten.
Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap De Dommel. Het geldende beleid van het waterschap is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 en omschrijft de koers en de ambities van het waterschap voor de periode 2022 – 2027. Met het Waterbeheerprogramma 2022-2027 start Waterschap De Dommel met de watertransitie; op weg naar een toekomstbestendige waterhuishouding in 2050. Dat vertaalt zich in een koerswijziging voor het waterschap en met een verschil in aanpak en boodschap naar de gebieden. De rode draad daarbij is het belang van water voor een toekomstbestendige leefomgeving.
Het waterschap werkt aan een toekomstbestendige leefomgeving, waarvoor een toekomstbestendige waterhuishouding nodig is. Uiterlijk in 2050 is de waterhuishouding in het hele beheergebied toekomstbestendig. Dit betekent een waterhuishouding die in een goede waterkwaliteit voorziet. En een waterhuishouding die robuust, wendbaar en in balans is met de omgeving. Zowel in het bebouwde als het landelijke gebied en van de beekdalen tot en met de hoge zandruggen. Het grond- en oppervlaktewatersysteem kan de grotere weersextremen opvangen door maximaal gebruik te maken van de dempende sponswerking van de bodem/ondergrond en de natuurlijke hoogteverschillen voor het vasthouden van water.
Om inhoudelijke sturing te geven aan de watertransitie wordt uitgegaan van 3 richtinggevende principes:
De regels omtrent de waterhuishuishouding zijn opgenomen in de Keur 2015. Samen met de legger vormt de Keur het juridisch instrumentarium van het Waterschap. In de Keur zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot compensatiemaatregelen in het geval van een toename van het verhard oppervlak. Daarnaast zijn in de Keur gebods- en verbodsregelingen opgenomen die betrekking hebben op handelingen in en rond watergangen en waterkeringen die zijn opgenomen in de legger.
Regels voor toename van verhard oppervlak
De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord-Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. Dit heeft per 1 maart 2015 geresulteerd in een gezamenlijke Keur, waarmee Brabant breed dezelfde regels gelden. Hierbij is aangehaakt bij het landelijke uniformeringsproces van de Unie van Waterschappen. Er is conform het nieuwe landelijke model een sterk gedereguleerde keur opgesteld, met bijbehorende algemene regels en beleidsregels. In de nieuwe keur is opgenomen dat het is in beginsel verboden is om zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Dit verbod is van toepassing, tenzij:
Bij ontwikkelingen waarbij de toename van het verhard oppervlak 500 m² of groter is wordt er door het waterschap retentie geëist. Uitbreidingen van verhard oppervlak tussen de 500 m² en 10.000 m² dienen te voldoen aan de Algemene Regels van waterschap De Dommel. Voor uitbreidingen groter dan 10.000 m² geldt sowieso een vergunningplicht. Voor het afkoppelen van verhard oppervlak < 500 m² wordt er vanuit het waterschap geen retentie geëist.
Omdat in de Keur en de daarbij behorende beleidsregels is voorzien in een uitputtende regeling, is een aanvullende regeling in de regels van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
De gemeente Bergeijk heeft een verbreed gemeentelijk rioleringsplan (2020-2024), waarin het beleid ten aanzien van vuil- en regenwater is vastgelegd overeenkomstig met het beleid van het waterschap.
Conform het gemeentelijk beleid mogen percelen die kleiner zijn dan 50 m² hemelwater afvoeren op het gemeentelijk rioolstelsel, terwijl percelen met een oppervlak van meer dan 50 m² verplicht zijn om hemelwater op eigen terrein te verwerken. Voor nieuwbouw verplicht de gemeente de aanleg van 60 mm hemelwaterberging op eigen terrein per m² verharding.
Het bestemmingsplan bestendigt de feitelijke situatie. Binnen het plangebied mogen geen gebouwen worden gebouwd. Water vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Tevens worden de waterbelangen ook niet door dit bestemmingsplan geschaad.
Omdat de gemeente Valkenswaard gekozen heeft voor scenario 2 en geen uitbreidingen van het Eurocircuit mogelijk maakt in dit bestemmingsplan ten opzichte van de huidige feitelijke aanwezige situatie, kan het Waterschap De Dommel dan ook instemmen met dit plan en worden er geen waterschapsbelangen geschaad.
Ook voor het verkeer geldt dat uitgegaan moet worden van scenario 2, het vastleggen van de huidige feitelijke fysiek aanwezige situatie op het Eurocircuit en bijbehorend vergund gebruik. Er treedt dan ook geen significante wijziging op ten aanzien van het aantal voertuigbewegingen en parkeerbehoefte.
Echter door de komst van de Westparallel (N69) wijzigt wel de dagelijkse ontsluitingsroute vanuit Valkenswaard zelf en vanuit de N67.
Daarnaast heeft de gemeente Valkenswaard een bestemmingsplan vastgesteld (Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied t.h.v. Mgr. Smetsstraat 40'). De provincie heeft in de plannen voor de N69 (inmiddels gerealiseerd) de Mgr. Smetsstraat als onderdoorgang onder de nieuwe verbinding uitgewerkt. De gemeente Valkenswaard wil echter voorkomen dat doorgaand verkeer via de Mgr. Smetsstraat de bebouwde kom binnenrijdt en heeft besloten om die onderdoorgang enkel voor langzaam verkeer open te stellen. Het verkeer, ook het verkeer van en naar Eurocircuit moet middels dit bestemmingsplan een alternatief krijgen in de vorm van het zogenaamde 'Haakje'.
Het parkeren ten behoeve van de wekelijkse activiteiten op het Eurocircuit, dus uitgezonderd de evenementen, vindt plaats op het eigen terrein van Eurocircuit. Tijdens evenementen worden er enkele agrarische percelen in de directe nabijheid van het Eurocircuit ingezet om de parkeerbehoefte van bezoekers aan te kunnen. Deze percelen zijn meegenomen in het bestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard'.
De verkeerssituatie ten opzichte van de vergunde situatie zal niet wijzigen. Er worden middels het bestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard' niet meer evenementen of meer trainingsdagen toegestaan.
Het verkeer van en naar het Eurocircuit in de wekelijkse situatie zorgt slechts voor een marginale toename op de N69 in het avondspitsuur. Omdat de wekelijkse situatie (het daadwerkelijk in gebruik zijn van het Eurocircuit) niet toeneemt middels dit bestemmingsplan, ontstaan er naar verwachting geen extra belemmeringen in de verkeersafwikkeling. Dit geldt ook voor kleine evenementen met een bezoekersaantal van maximaal 1.200. Voor deze evenementen geldt ook dat het huidige wegenstructuur de beperkte toename aan verkeersbewegingen aankan en dat er geen verkeersbelemmeringen met betrekking tot doorstroming of verkeersonveiligheid zullen ontstaan.
Tijdens de grote evenementen op het Eurocircuit is er sprake van een grote in- en uitstroom van verkeer in met name de ochtend- en avondspits. Door de openstelling van 'het Haakje' wordt verwacht dat er een betere verkeersafwikkeling ontstaat op de N69.
Ten behoeve van de wielerbaan wordt geparkeerd binnen de grenzen van het Eurocircuit en dus vindt het parkeren plaats binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Valkenswaard. Daarnaast zal het plangebied zoals binnen de gemeente Bergeijk ligt niet gebruikt worden als overloopterrein voor evenementparkeren.
Het parkeren vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).
Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.
Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.
Uitsnede risicokaart (bron: www.atlasleefomgeving.nl)
Op basis van de risicokaart is gebleken dat er in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen (bedrijven) liggen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde risicobron is een LPG-station en die is op geruime afstand (ongeveer 870 m) van het plangebied gelegen.
De regelgeving rond de risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen volgt uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS). In de WVGS en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) worden normwaarden gegeven voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de bijlagen van de Regeling Basisnet is opgenomen voor welke transportroutes de externe veiligheidsrisico’s bepaald moeten worden. In de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) is vastgelegd hoe de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen berekend en geanalyseerd moeten worden.
Overeenkomstig het Bevt (artikel 8, lid 1) en de HART (paragraaf 2.1) hoeven geen beperkingen aan het ruimtegebruik van een plan te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Indien de risicobron op meer dan 200 meter afstand van het plangebied is gelegen, hoeft geen berekening plaats te vinden van de ligging van de plaatsgebonden risicocontouren of de (toename van) de hoogte van het groepsrisico.
Een (beperkte) verantwoordingsplicht voor de hoogte van het groepsrisico is aan de orde indien een plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsafstand van de stofcategorieën die getransporteerd worden. In de HART zijn per stofcategorie en per modaliteit vaste afstanden opgenomen voor de begrenzing van het invloedsgebied.
Er zijn geen luchthavens of transportroutes voor gevaarlijke stoffen via weg, water of spoor binnen een afstand van 200 meter van het plangebied aanwezig.
Door het plangebied loopt de volgende leiding:
Uitsnede risicokaart (bron: www.atlasleefomgeving.nl)
De beheerder van de PRB-leiding is Petrochemical Pipeline Services BV. De leiding heeft een diameter van 8 inch en een ontwerpdruk van 80 bar. De getransporteerde stof is naftaleen – K1 vloeistof. Voor de PRB-leiding geldt een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 10,3 m aan weerszijden van de leiding en een invloedsgebied groepsrisico (1% letaliteit) van 28 m aan weerszijden van de leiding.
Het plaatsgebonden risico van risicobronnen vormt, gelet op bovenstaand, geen knelpunt. Voor de leiding is een dubbelbestemming met een toetsingszone opgenomen van 5 m aan weerszijden waarbinnen uitsluitend werken mogen plaatsvinden voor de aanleg en instandhouding van de betreffende leiding. Overige werken en bouwwerken ten behoeve van de enkelbestemming(en) zijn uitsluitend toegestaan door middel van afwijking. Daarmee kan dit bestemmingsplan verantwoord worden geacht.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In het vervolg van deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De belangrijkste natuurgebieden in Europa zijn aangewezen en moeten uiteindelijk een netwerk gaan vormen. Een eenmaal aangewezen Natura 2000-gebied blijft in principe altijd als natuurgebied bestaan. Twee Europese richtlijnen beschermen het netwerk, namelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
In Nederland vallen de Natura 2000-gebieden onder de Wet natuurbescherming. Er wordt één aanwijzingsbesluit gehanteerd, dat de diverse vormen van bescherming van het gebied regelt. In dit besluit zijn de instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd, de doelen van de natuurbescherming in dit gebied.
Voor elke ruimtelijke ontwikkeling die kan leiden tot gevolgen voor één of meer van deze instandhoudingsdoelstellingen, is een 'passende beoordeling’ van de gevolgen van de ontwikkeling verplicht. In deze passende beoordeling wordt inzichtelijk gemaakt welke gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen worden verwacht en hoe die schade wordt geminimaliseerd door het treffen van bepaalde maatregelen. Een dergelijke ontwikkeling is in letterlijke zin niet in dit plan voorzien, omdat er sprake is van een herbestemming van een als sinds 1977 bestaande en grotendeels positief bestemde situatie. In juridische zin is er wel sprake van een ruimtelijke ontwikkeling vanwege de legalisering van de al van voor 1998 bestaande afwijking van de motorcrossbaan en het deel van de wielerbaan in Bergeijk.
Binnen de gemeente Valkenswaard ligt een deel van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'. Dit gebied is centraal in het buitengebied van Valkenswaard gelegen en het zeer kwetsbaar vanwege de vele vennen in De Malpie. De Keersop maakt daar ook onderdeel vanuit en vormt hier de gemeentegrens en deels de plangrens.
ligging plangebied t.o.v. Natura2000-gebieden (bron: www.natura2000.nl)
De soortenbeschermende werking is rechtstreeks opgenomen in de Wnb. In hoofdstuk 3 van de Wnb zijn de beschermingsregimes in drie aparte paragrafen neergelegd. Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Hieronder zijn de drie beschermingsregimes weergegeven:
In Nederland komen ongeveer 30.000 soorten dieren en planten voor. De Wnb regelt de bescherming van circa 300 in het wild voorkomende soorten inheemse planten en dieren. In de Wnb is onder meer bepaald dat beschermde diersoorten niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en plantensoorten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende dieren en planten. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.Bij het beoordelen van de in de planlocatie voorkomende beschermde soorten gaat het primair om soorten die door de ingreep direct beïnvloed worden, doordat:
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) . Dit is opgenomen in onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het provinciale beleid. Het NNN bestaat uit de volgende onderdelen:
ligging plangebied t.o.v. NNN (bron: iov, www.ruimtelijkeplannen.nl)
Stikstof
Eerder was al een onderzoek uitgevoerd waarbij de 5 mogelijke scenario's voor het Eurocircuit waren onderzocht. Nu gekozen is voor scenario 2, de feitelijk fysiek aanwezige situatie met bijbehorend vergund gebruik is nader onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat de depositie van stikstof ter hoogte van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied in alle beschouwde situaties uitkomt op 0,00 mol/ha/jr. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 van dit bestemmingsplan.
In het onderzoek is tevens een agrarisch perceel meegenomen ten behoeve van saldering. Dit perceel mag niet meer agrarisch worden gebruikt. Voor (o.a.) dit perceel is een landschapsplan opgesteld voor de nieuwe inrichting. Dit perceel (en andere gronden) krijgen binnen het bestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard' dan ook een passende bestemming (Groen-landschapselement).
Op basis van het onderzoek kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan geen (significant) negatieve effecten heeft ten gevolge van de stikstofdepositie.
flora en fauna
Dit bestemmingsplan is opgesteld om te zorgen dat wordt aangesloten bij de aanwezige situatie. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen of uitbreidingen van de wielerbaan (binnen het Eurocircuit) mogelijk die kunnen leiden tot zwaarwegende effecten op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten. Op 6 april 2021 zijn de aanwezige natuurwaarden op het Eurocircuit onderzocht (Bijlage 10) en zijn de effecten van de vijf scenario's op de natuurwaarden en op de biodiversiteit beoordeeld. Voor scenario 2 geldt dat de bestaande natuurwaarden gehandhaafd zullen blijven en zijn er mogelijkheden om binnen het huidige gebruik kansen voor biodiversiteit te creëren. In het verleden is op 18 januari 2019 ook al een natuurtoets uitgevoerd (Bijlage 9). Omdat de geluidsbelasting per dag gelijk blijft, verandert de verstoring niet ten opzichte van de referentiesituatie. Datzelfde geldt ook voor de evenementen.
Binnen het plangebied zijn geen Natura2000- of Natuur Netwerk Brabant-gronden aanwezig.
Omdat de uitgangspunten van de natuurtoets niet gewijzigd zijn (huidig feitelijk aanwezig gebruik, zonder ruimtelijke verruiming of verruiming in rijtijden), is de conclusie van deze toets nog steeds van toepassing.
Ten behoeve van het gehele Eurocircuitterrein is de mogelijke bijdrage aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit bepaald. De gemeente Valkenswaard zet een viertal percelen in om deze om het agrarisch gebruik om te zetten ten behoeve van landschappelijke inpassing/kwaliteitsverbetering.
Ligging gronden, landschappelijke inpassing/kwaliteitsverbetering, luchtfoto 2021
Voor deze gronden heeft de gemeente Valkenswaard ook een 'opzet kwaliteitsverbetering' opgesteld (Bijlage 5).
Dit bestemmingsplan is opgesteld om te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot zwaarwegende effecten op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten. Ook stikstof vormt geen belemmering.
Binnen het plangebied is ook geen natuurgebied (geen Natura2000-gebied of NNN-gebied) aanwezig waardoor er een passende regeling opgenomen moet worden in het bestemmingsplan.
Het grondgebied van Bergeijk kent een rijke historie, waardoor veel cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Naast een rijk archeologisch bodemarchief zijn onder andere de historische lintstructuren, de structuur van het landschap en de aanwezigheid van monumentale en beeldbepalende gebouwen van cultuurhistorische betekenis. Gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Om inzicht te krijgen in de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden is door de Kempengemeenten en A2-gemeenten een gezamenlijk erfgoedplan opgesteld. Het erfgoedplan bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten en een aanzet voor een integraal cultuurhistorisch beleid.
De erfgoedkaart behorende bij het erfgoedplan bestaat uit drie delen: een inventarisatiekaart (die op zijn beurt is onderverdeeld in kaarten betreffende het archeologisch, historisch en fysisch landschap en een verstoringenkaart), verwachtingen- en waardenkaarten voor archeologie en cultuurhistorie en beleidskaarten voor archeologie en cultuurhistorie. Op de beleidskaarten zijn de inventarisatie en waardering van archeologische en cultuurhistorische elementen samengebracht en geconcretiseerd. De beleidskaarten vormen de basis voor het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie.
Op de archeologische beleidskaart, die deel uitmaakt van de erfgoedverordening, zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart opgesteld. Binnen het grondgebied van de gemeente Bergeijk is een aantal terreinen met een monumentale status aanwezig en bevinden zich diverse gebieden van archeologische waarde. Daarnaast kunnen vier archeologische verwachtingszones worden onderscheiden. Ook kunnen gebieden worden aangemerkt waarvoor geen archeologische verwachting geldt.
Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 7 categorieën:
Binnen het plangebied is categorie 4 en categorie 5 van toepassing. De verschillende gebieden zijn in de vorm van dubbelbestemmingen opgenomen in de bestemmingsplannen, waarbij de bijbehorende regels gelden om het bodemarchief te beschermen.
Archeologische verwachtingen- en waardenkaart 2015 (bron: atlas.odzob.nl)
Op de cultuurhistorische waardenkaart is te zien dat er door dit bestemmingsplan geen cultuurhistorische waarden geschaad. Binnen het plangebied zijn ook geen specifieke cultuurhistorische waarden of aangewezen monumenten aanwezig die in dit bestemmingsplan beschermd moeten worden.
cultuurhistorische waardenkaart 2021 (bron: atlas.odzob.nl)
Gelet op bovenstaande worden er door dit bestemmingsplan geen archeologische of cultuurhistorisch waarden geschaad. Het bestemmingsplan biedt een passende regeling ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden.
Het bestemmingsplan 'Eurocircuit Bergeijk' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het gebruik van gronden binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom een conserverend karakter.
Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten.
Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering, die per 1 januari 2010 wettelijk verplicht is, voldoet het plan ook aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Dit bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, maar treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid wordt geschaad.
Overeenkomstig de SVBP 2012 zijn de regels van voorliggend bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels. Hierna wordt de inhoud van de regels per hoofdstuk kort toegelicht. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
Begrippen (art. 1):
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP 2012.
Wijze van meten (art. 2):
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012.
Ter verkrijging van een logische opbouw wordt de navolgende volgorde in de bestemmingsregeling aangehouden voor de opgenomen bestemmingen:
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Vervolgens worden de andere aan de grond toegekende functies genoemd.
In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.
In de specifieke gebruiksregels staat aangegeven welke gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingsomschrijving. Van de gebruiksregels kan tevens afgeweken worden middels een omgevingsvergunning voor meer gebruiksmogelijkheden (afwijken van de gebruiksregels).
In de regels voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of werkzaamheden is opgenomen onder welke voorwaarden het utivoeren van bepaalde werken/werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Voor die uitvoering dient het bevoegd gezag een omgevingsvergunning te verlenen, zodat er getoetst kan worden of voldaan wordt aan die gestelde voorwaarden.
In de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen onder welke voorwaarden een bestemming omgezet kan worden naar een andere bestemming.
In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht. Hierbij wordt, conform SVBP2012, een alfabetische volgorde aangehouden.
In artikel 7, de anti-dubbeltelbepaling wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In artikel 8 en zijn algemene gebruiksregels opgenomen. Dit zijn gebruiksregels die binnen alle (dubbel)bestemmingen van toepassing zijn. In artikel 9 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Hier staan de regels waaraan getoetst moet worden binnen de zones die in dit bestemmingsplan opgenomen. Het betreft de geluidszone van Eurocircuit en de veiligheidszone van de leiding voor koolwaterstof.
In de bepaling Overgangsrecht (artikel 12) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de Slotregel (artikel 13) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
De voor ‘Groen - Landschapselement’ aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen.
Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming mogen wel worden opgericht en er zijn bouwregels voor opgenomen.
Om de waarden binnen deze bestemming te beschermen is ook een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden binnen deze bestemming.
De tot ‘Sport’ bestemde gronden zijn bedoeld voor de wielerbaan en een heel klein gedeelte voor bijbehorende gronden bij het autosportterrein.
Omdat deze bestemming slechts een klein gedeelte van de wielerbaan van WTC de Kempen bevat zijn er geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming zijn wel toegestaan, waaronder twee lantaarnpalen ten behoeve van de verlichting van de wielerbaan. Hiervoor zijn nadere bouwregels opgenomen.
Er zijn specifieke gebruiksregels opgenomen. Een vorm van strijdig gebruik is het gebruik van de gronden ten behoeve van nachtrecreatie. Daarnaast mogen de gronden niet gebruikt worden voor de uitoefenen van lawaaisporten. De gronden met deze bestemming zijn slechts bijbehorende gronden bij het autocircuit op het autosportterrein gelegen binnen de gemeente Valkenswaard.
Om de andere aanwezige waarden binnen deze bestemming te beschermen is ook een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden binnen deze bestemming.
Binnen het plangebied zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarden. De archeologische verwachtingskaart is vertaald naar een passende regeling (omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden).
De leiding die binnen het plangebied aanwezig is wordt beschermd middels een dubbelbestemming met bijpassende regeling. Deze dubbelbestemming gaat vóór de enkelbestemmingen. Wel kan het bevoegd gezag afwijken om alsnog ten behoeve van de onderliggende enkelbestemmingen werken en werkzaamheden uit te voeren.
Het bestemmingsplan ‘Eurocircuit Bergeijk’ is een conserverend bestemmingsplan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd, met inachtneming van de geldende rechten. In dit bestemmingsplan is slechts een klein gedeelte van de gronden van Eurocircuit aanwezig. Ook worden er geen nieuwe ontwikkelingen (voor de wielervereniging) mogelijk gemaakt. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Eurocircuit Bergeijk’ is met ingang van PM 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders.
Gedurende de periode van terinzagelegging zijn PM zienswijzen ingediend. In de Nota van zienswijzen PM is het gemeentelijk standpunt op deze zienswijzen opgenomen en is aangegeven of deze hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.