Plan: | Windpark Oud Dintel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1709.155WindpOudDintel-0401 |
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Planvorm
Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid voor het bouwen van ten minste 5 en ten hoogste 6 windturbines, omdat nog niet geheel duidelijk is welk type windturbine wordt geplaatst. Om die reden is de gekozen planvorm die van een flexibel eindplan. Het plangebied is zo beperkt mogelijk gehouden om geen inbreuk te maken op bestaande rechten van grondeigenaren en -gebruikers op basis van het vigerend bestemmingsplan Buitengebied. Daarbij is ervoor gekozen om alleen de zone waar de windturbine en de onderhoudswegen zijn voorzien, een specifieke bestemming te geven. Het gebied van de wiekoverslag heeft een gebiedsaanduiding gekregen welke komt te liggen over het agrarische gebied. Met betrekking tot de regeling van de agrarische gronden is het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen, waardoor de bestaande rechten van de grondeigenaren blijven gehandhaafd.
Verbeelding en regels
Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.
Bestemmingsvlak
In het plangebied is een aantal verschillende bestemmingsvlakken opgenomen. Bouwvlakken komen in het plangebied niet voor.
Aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in een aantal verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen. In het plangebied zijn maatvoeringsaanduidingen opgenomen voor de minimale en maximale bouwhoogte en het minimum- en maximumaantal windturbines.
In het plangebied is één functieaanduiding opgenomen. Deze functieaanduiding is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming Agrarisch nader te specificeren.
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In het plangebied zijn drie gebiedsaanduidingen opgenomen. Voor het gebied waar wiekoverslag van de windturbines is toegestaan is de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine' opgenomen. Daarnaast reikt de zone industrielawaai van het bedrijventerrein Suiker Unie Dinteloord over een gedeelte van het plangebied. Hiervoor is de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' opgenomen. Tot slot is er een gebiedsaanduiding opgenomen voor het toetsingskader van defensie, in verband met de mogelijke radarverstoring.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Er is een specifieke definitie opgenomen voor de bouwhoogte en tiphoogte van een windturbine. Op onderstaande afbeelding is de wijze van meten voor windturbines schematisch weergegeven.
Wijze van meten windturbine
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Agrarisch (Artikel 3)
Langs de randen van het plangebied is de bestemming Agrarisch opgenomen. Hier vindt de wiekoverslag plaats van de windturbines. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregeling is het vigerende bestemmingsplan Buitengebied overgenomen.
De onderhoudswegen van de windturbine zijn toegestaan binnen het vlak met de functieaanduiding 'verkeer'. De bestaande watergang is aangeduid binnen het vlak met de functieaanduiding 'water'.
Bedrijf - Windturbine (Artikel 4)
Bouwregels
Op de verbeelding is één bestemmingsvlak opgenomen met de bestemming 'Bedrijf - Windturbine' omdat op dit moment nog niet duidelijk is hoeveel en welk type windturbine geplaatst wordt.
Binnen de bestemming 'Bedrijf - Windturbine' zijn ook onderhoudswegen en opstelplaatsen van de windturbine toegestaan. De wegen worden immers enkel gebruikt voor de aanleg en het onderhoud van de windturbines.
Binnen de bestemming is het minimum- en maximumaantal windturbines vastgelegd door middel van de maatvoeringaanduidingen 'minimumaantal windturbines' en 'maximumaantal windturbines'.
Voor de windturbines geldt zowel een minimale als een maximale bouwhoogte (ashoogte) om zeker te stellen dat er minimale effecten op het landschap kunnen optreden. De minimale bouwhoogte van een windturbine bedraagt 85 m, de maximale bouwhoogte bedraagt 110 m. De bouwhoogte van een windturbine wordt gemeten vanaf peil tot aan de (wieken)as of de hub. De rotorbladen mogen de bouwhoogte dus overschrijden. Er is echter wel een minimale en maximale tiphoogte vastgelegd.
In verband met de gewenste flexibiliteit van het aantal windturbines is in de bouwregels een extra bepaling opgenomen die de opstelling en onderlinge afstand tussen windturbines regelt.
Specifieke gebruiksregels en afwijkingsbevoegdheid
Er is voor een zestal windturbinetypen onderzoek gedaan naar radarverstoring, voor vier windturbinetypen blijkt uit onderzoek dat de verstoring van de radar onder de door het Ministerie van Defensie toegestane maximale reductie blijft (zie paragraaf 4.3.6 Radarverstoring). Omdat er windturbinetypen zijn die passen binnen de bouwregels maar op dit moment nog niet zijn toegestaan door het Ministerie van Defensie, vanwege radarverstoring, zijn deze typen in de specifieke gebruiksregels uitgesloten.
In het artikel is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het bevoegd gezag om bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van deze specifieke gebruiksregel. Als voorwaarde is opgenomen dat er een positief advies over radarverstoring ingewonnen dient te worden bij het Ministerie van Defensie.
Nadere eisen
Om de gelijkvormigheid van de windturbines te kunnen garanderen is de mogelijkheid voor het bevoegd gezag opgenomen om hieraan nadere eisen te stellen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
Het omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden uit het vigerende bestemmingsplan, die te maken hebben met de landschaps- en natuurwaarden, zijn overgenomen in het onderhavige plan. Het omgevingsvergunningstelsel geldt voor werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde. Het omgevingsvergunningstelsel geldt niet voor werkzaamheden in het kader van het plaatsen van de windturbines; de mogelijke effecten van de aanleg zijn al in voldoende mate getoetst zodat een omgevingsvergunning daarvoor niets toevoegt.
Verkeer (Artikel 5)
De nieuwe ontsluitingsweg die aansluit op de Groeneweg en de ontsluitingsweg van de Rolleplaatweg hebben de bestemming Verkeer.
Water (Artikel 6)
De bestaande watergang ten zuiden van de beoogde onderhoudsweg heeft de bestemming 'Water'.
In de algemene regels (Artikel 7 t/m Artikel 11) zijn de antidubbeltelregel, algemene wijzigingsregels, uitsluiting aanvullende werking en de overige regels opgenomen. Verder is er een aanduidingsregel voor de vrijwaringszone opgenomen die de vrije overslag van de rotorbladen van de windturbines zeker stelt. Tot slot is ook een gebiedsaanduiding met bijbehorende regels opgenomen voor de luchtvaartverkeerzone Toetsingsvlak defensieradar van het Ministerie van Defensie en de geluidzone industrielwaai van het ten zuiden van het plangebied gelegen bedrijventerrein.
Een nadere toelichting verdient het artikel Algemene wijzigingsregels (Artikel 9). In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om windturbines te plaatsen met een grotere rotordiameter als in de bouwregels bij direct recht is toegestaan. Hiervoor geldt als voorwaarde dat er geen onaanvaardbare radarverstoring plaatsvindt van het over het plangebied gelegen Toetsingsvlak defensieradar van het Ministerie van Defensie. De maximale rotordiameter van windturbines bedraagt na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 112 m.
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.