Plan: | Huissen, Helmichstraat Stadswal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1705.242-VG01 |
De initiatiefnemer heeft het voornemen om op de hoek van de Helmichstraat en de Stadswal in Huissen de bestaande bebouwing te slopen en in de plaats daarvan een appartementengebouw met 25 appartementen te realiseren.
Deze ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen op de hoek van de Helmichstraat en de Stadswal ten zuidwesten van het centrum van Huissen. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Globale ligging van het plangebied (bron: openstreetmap.org)
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied ligt op de hoek van de Helmichstraat en de Stadswal in de bebouwde kom van Huissen, ten zuidwesten van het centrum. In het plangebied staan nu 4 ruime woningen, gelegen op de percelen Helmichstraat 32, 34, 36 en 38. De Stadswal is onderdeel van de hoofdroute die door de kern Huissen loopt. De Helmichstraat is een bebouwingslint en loopt richting het noordoosten naar het centrum van Huissen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een woonzorgcomplex voor ouderen. De rest van de omgeving bestaat voornamelijk uit woningen. Tevens zijn in de omgeving enkele kantoren en horecavoorzieningen gevestigd. In navolgende afbeelding is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.
Luchtfoto van het plangebied (bron: PDOK)
De initiatiefnemer is voornemens om de bestaande bebouwing te slopen en daarvoor in de plaats een appartementengebouw te realiseren met 25 vrije sectorappartementen: 6 in het middeldure segment (tot
€ 350.000) en 19 daarboven in het dure segment. Het plangebied wordt met een eigen inrit ontsloten via de Helmichstraat. Het appartementengebouw krijgt een parkeerkelder met daarin ook bergingen. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de toekomstige situatie.
Impressie toekomstige situatie. Bovenaanzicht (bron: D+B architecten)
Impressie toekomstige situatie. (bron: D+B architecten)
Stedenbouwkundige onderbouwing (Bron: D+B architecten)
De locatie is gelegen in een driehoek van twee belangrijke wegen en de stadskern van Huissen. De Helmichstraat (die doorloopt in de Huismansstraat) is historisch gezien een belangrijke ontsluitingsroute geweest naar de Vierakkerse Poort van de stad Huissen. De driehoek is van ouds her al een locatie voor bijzondere (grotere) gebouwen en de begraafplaats. De andere zijde van de Helmichstraat bestaat bakstenen lintbebouwing van veelal vrijstaande woningen uit diverse tijden. De knik in de overgang tussen Helmichstraat en Huismanstraat is veroorzaakt door de rivierarm van de Rijn (Die Layck), die tot dit punt heeft gelegen.
De Stadswal, die in de jaren 60 is aangelegd, is voor de verkeersstructuur van Huissen erg belangrijk. Deze is indertijd dwars door alle vaak orthogonale historische structuren heen getrokken. Het bijzondere is dat er hierdoor een aantal driehoekige groene ruimtes aan de Stadswal liggen, die meer of mindere mate parkachtig aandoen. De bebouwing aan de Stadswal is op veel plekken drie of vier lagen, met een enkele uitzondering van vijf. Door de ontstaansgeschiedenis van de weg zijn deze gebouwen moderner en grootschaliger dan aan de historische ontsluitingswegen van Huissen. Het contrast tussen Helmichstraat en Stadswal is daarmee groot.
De Hoek van het kavel markeert daarmee een van de meest bijzondere punten van Huissen. Oud en nieuw komen hier bij elkaar. Het vormt ook de markering van het begin van het historisch centrum. De bijzondere positie van de driehoek, zoals hierboven beschreven, rechtvaardigt grootschaliger bebouwing. Het geplande gebouw zal uitdrukking moeten geven aan de twee heel verschillende zijden van de driehoek.
De hoofdstructuur van het geplande gebouw speelt in op de historische analyse van de locatie. Het gebouw is met de entree en inrit parkeergarage georiënteerd op de historische Helmichstraat. De steenachtige volumes aan de Helmichstraat sluiten aan bij de schaal en korrelgrootte van de lintbebouwing aan de overkant van de straat. De zijde van de Stadswal manifesteert zich als parkachtige tuin met haag en trapsgewijs terugspringende houten volumes. Het gebouw op de kop markeert als accent dit historisch en hedendaags belangrijke punt. Het accent richt zich naar de Huismanstraat, het verlengde van de Helmichstraat als historisch ontsluitingsroute. Het accent is daarom iets gedraaid om zo de knik van de overgang van Helmichstraat naar Huismanstraat te begeleiden. Door deze knik opent het gebouw zich op een natuurlijke wijze en geeft plaats aan een transparante entree.
In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor woningen geldt sinds 2015 een Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,4 op gebouwniveau. Vanaf 2020 wordt deze verlaagd richting een coëfficiënt dichter bij de nul. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de BENG-eisen. Dit is rijksbeleid, waarbij BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.
Kansen
Bij de herinrichting van een perceel en bij nieuwbouw liggen kansen om duurzaamheid te verbeteren. Het energieneutraal maken van een gebouw kan beter bij de bouw dan achteraf. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen. Sinds 01-07-2018 moeten nieuwe woningen gasloos worden gebouwd. Daarnaast kan bij de inrichting van de buitenruimte rekening worden gehouden met water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied.
Planspecifiek (Bron: D+B architecten)
Het gebouw is ontworpen naar de nieuwste inzichten van duurzaam bouwen. Het gebouw is bijzonder compact ontworpen, zodat de verhouding afkoelend oppervlak (buitengevel) ten opzicht van gebruiksoppervlak zeer gunstig is. De balkons zijn alle zeer ruim en (voor een deel) overdekt, zodat buiten zitten voor de doelgroep aantrekkelijk en aangenaam wordt. Het uitkijken op groen draagt bij aan de gezondheid van de bewoners. De tuin zal zo groen mogelijk worden aangelegd om zoveel mogelijk biodiversiteit mogelijk te maken. In de uitwerking van het gebouw zullen plan-specifieke maatregelen overwogen worden om een natuurinclusief gebouw te kunnen realiseren. De schuine daken op zuid zullen voorzien worden van zonnepanelen en de platte daken van sedum begroeiing. Het terrein rondom het gebouw is iets verlaagd aangelegd om zo een buffer te kunnen vormen voor overvloedig regenwater (Wadi) en daardoor ook het regenwater te laten infiltreren in de bodem.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Gebiedsgericht
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro. Vanuit nationaal beleid zijn er geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.
Ladder duurzame verstedelijking
De realisatie van 25 appartementen is een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarom dient de ladder voor duurzame verstedelijking te worden doorlopen.
Behoefte
De provincie Gelderland stuurt op een gezonde regionale woningbouwprogrammering. Hierbij is de provincie opgebouwd in regio's. Lingewaard valt binnen de regio Arnhem-Nijmegen en deze regio vormt ook het verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkelingen in Lingewaard. Er zijn afspraken gemaakt met de Regio Arnhem Nijmegen over de groei van de woningvoorraad (dus: aantallen nieuwbouw) en over de 'kwaliteiten', zoals het aandeel huur- en betaalbare woningen. Dit is vertaald naar subregio's.
Uit een tweetal onderzoeken naar ontwikkelingen op de woningmarkt (het ene onderzoek betreft een actualisering van de woningmarkt (april 2019) en de andere een regionaal onderzoek naar de woningmarkt (novmeber 2019), beide uitgevoerd door Companen) blijkt dat er zowel in de regio Arnhem Nijmegen als in de subregio Arnhem nog veel behoefte is aan nieuwe woningen. Voor de subregio Arnhem en omgeving (gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden en Rozendaal) is behoefte voor de periode 2017-2027 naar een netto toevoeging van circa 13.500 te realiseren woningen zoals opgenomen in de Subregionale Woonagenda (zie ook paragraaf 3.2.2.2). Voor Lingewaard gaat het om 1622 woningen tot 2027. In dit aantal zit nieuwbouw maar ook woningen die worden gerealiseerd in bijvoorbeeld bestaande leegstaande panden (transformatie). Het aantal wordt niet gezien als hard maximum. Om de twee jaar wordt dit aantal geactualiseerd naar aanleiding van de meest recente provinciale huishoudens- en bevolkingsprognose. Daarnaast vindt om de 3 jaar een nieuw woningbehoefteonderzoek plaats om vraag en aanbod naast elkaar te kunnen zien.
Op dit moment heeft Lingewaard ongeveer 951 woningen in plannen tot 2023. Dit is inclusief dit plan. Er zijn op dit moment circa woningen in harde 450 plannen. De vraagtoename tot 2023 is ca 1.000 woningen. Voor Huissen is de vraagtoename 455 woningen. In de planning zitten er 495 (inclusief dit plan). Hiervan zitten 265 woningen in harde plannen.
Uit de 'Actualisering woningmarktonderzoek' van 19 april 2019 komt het volgende naar voren:
Ontwikkeling kwantitatieve woningbehoefte:
Ontwikkeling kwalitatieve woningbehoefte:
Woningbehoefte en plancapaciteit:
Zie voor de verdere behoefteonderbouwing ook het provinciale beleid (paragraaf 3.2), het regionale beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijke beleid (paragraaf 3.4) welke mede dienen ter onderbouwing van de behoefte aan het type woningen in dit plan.
Locatie
Daarnaast dient te worden ingegaan op de locatie van het initiatief. Het nieuwe appartementengebouw wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied op de locatie van 4 woningen, die worden gesloopt. Hiermee is er sprake van duurzaam ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking is hiermee succesvol doorlopen.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het rijksbeleid.
Algemeen
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:
Omgevingsverordening Gelderland
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Planspecifiek
Het plangebied ligt in de regio Arnhem-Nijmegen. Enkele van de belangrijkste opgaven voor deze regio zijn versterking van het stedelijk kerngebied, realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken en het behouden en verbeteren van leefbaarheid in steden. De realisatie van 25 appartementen sluit aan bij deze opgaven. Het gebied krijgt hiermee een kwaliteitsimpuls die de leefomgeving ten goede komt. Voor wat betreft de toetsing aan de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt verwezen naar de afweging die in het kader van de (Rijks)Ladder voor duurzame verstedelijking is gemaakt in paragraaf 3.1. Hieraan wordt voldaan.
Met betrekking tot de Romeinse Limes, waar het plangebied in is gelegen, is het de ambitie van de provincie om deze Romeinse Limes te beschermen tegen ongewenste ingrepen, verder te ontwikkelen en beleefbaar te maken. Ontwikkelingen zijn alleen mogelijk als deze de aanwezige kernkwaliteiten niet aantasten. Bij het opstellen van het (bouw)plan is hier mede rekening mee gehouden (zie par. 2.2).
Het initiatief is passend binnen het provinciaal beleid.
In de subregionale woonagenda zijn afspraken over het thema wonen tussen provincie en samenwerkende gemeente in de subregio Arnhem vastgelegd. Uitgangspunten zijn:
Met de subregionale woonagenda wordt de regionale afstemming van woningbouwplannen en een aantal bijbehorende ambities vastgelegd. Dit om samen te werken aan voldoende beschikbare, passende en kwalitatief goede (duurzame en levensloop geschikte) woningen nu en straks, in leefbare wijken en dorpen, ongeacht leeftijd, huishoudens samenstelling en inkomen.
Planspecifiek
Vanuit kwalitatief oogpunt hebben de samenwerkende gemeenten van de subregio Arnhem enkele toetsingscriteria opgesteld. Deze subregionale kwalitatieve randvoorwaarden dienen als kader om lokale bouwplannen aan te toetsen. Voor dit plan zijn de volgende kwalitatieve randvoorwaarden relevant: 'inspelen op bijzondere doelgroepen', 'inbreiding gaat voor uitbreiding' en 'ambities m.b.t. duurzaamheid en levensloopbestendigheid'. Het appartementencomplex dat dit plan mogelijk maakt, vervangt 4 woningen op een inbreidingslocatie. De toekomstige appartementen spelen daarbij onder andere in op een vraag naar geschikte woonruimte voor mensen van 55 jaar en ouder.
Kwantitatief streeft de subregio Arnhem naar een netto toevoeging van ca. 13.500 woningen in de periode 2017-2027. De Subregionale Woonagenda geeft niet aan hoe deze woningen kwantitatief inpasbaar zijn, dat wordt uitgewerkt door de gemeente. In paragraaf 3.4 is dit vanuit de gemeente Lingewaard nader toegelicht. Het plan is op 7 november 2019 ambtelijk besproken in de subregio Arnhem en akkoord bevonden
Het initiatief is passend binnen de subregionale woonagenda.
In de structuurvisie Lingewaard 2012-2022 zijn de ingrediënten opgenomen hoe Lingewaard zich op ruimtelijk vlak in de toekomst wil ontwikkelen. Die toekomst wordt mede bepaald door hoe met ruimte wordt omgegaan; welke bestaande kwaliteiten worden versterkt en welke nieuwe functies willen we op vrijkomende terreinen? Uitgangspunt is het landschap met haar historische kwaliteiten waarin gewoond, gewerkt en gerecreëerd wordt. Dit aangevuld met de ambities die de gemeente heeft.
In 2004 zijn er binnen de Stadsregio afspraken gemaakt over woningbouwcontouren waarbinnen gebouwd mag worden. Dezelfde contouren zijn in de nieuwe verstedelijkingsvisie van de regio (geldend tot 2020) ongewijzigd overgenomen. Uitbreidingen buiten deze contouren zijn onder voorwaarden op enkele plaatsen toegestaan. Na vaststelling van de structuurvisie Lingewaard 2012-2022 zijn de woningbouwcontouren van de Stadsregio losgelaten. Plannen dienen aan de ladder van duurzame verstedelijking worden getoetst.
Planspecifiek
In de structuurvisie wordt de ruimtelijke ambitie uitgesproken om een toekomstbestendige gemeente te zijn. Hierbij horen een aantal duurzame ambities, onder andere gericht op efficiënt ruimtegebruik. Met voorliggende herontwikkeling wordt de beperkte ruimte voor woningbouw binnen de kern Huissen optimaal benut. Het plan voorziet in de actuele woningbouwvraag, zoals te lezen is in paragraaf 3.1.
Op 19 september 2018 heeft de gemeente Lingewaard de Gids Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. De Gids Ruimtelijke Kwaliteit is een actualisatie van de Welstandsnota. De huidige Welstandsnota dateert van direct na de herindeling. Deze is verouderd, gebruiksonvriendelijk en sluit niet meer aan op de huidige wetgeving. Het doel van de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit is het waarborgen van bestaande ruimtelijke kwaliteiten en het inspireren van initiatiefnemers bij het realiseren van bouwplannen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kleine bouwwerken en grotere bouwopgaven. Voor kleine bouwwerken zijn concrete criteria opgesteld. Voor grotere bouwopgaven zijn geen 'harde' criteria opgeteld, voor deze locaties wordt uitgegaan van 'maatwerk'. Voor de grotere bouwopgaven zijn richtlijnen opgesteld die op gebiedsniveau nader worden gespecificeerd.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief voorziet in een door de gids genoemde 'grote bouwopgave'. De gids onderscheidt per kern middels kaartmateriaal de verschillende gebiedskarakteristieken. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de kaart van de kern Huissen. Het plangebied maakt grotendeels onderdeel uit van 'planmatige woonbuurten' en een klein zuidelijk deel van 'historisch gegroeide kernen en linten'.
Uitsnede kaart Huissen Gids Ruimtelijke Kwaliteit
Aan de gebieden die vallen onder 'planmatige woonbuurten' is het beleidsniveau 'keuze' toegekend. Dit beleidsniveau hanteert de volgende richtlijnen:
Aan 'historisch gegroeide kernen en linten' is het beleidsniveau 'respect' toegekend. Dit beleidsniveau hanteert de volgende richtlijnen:
Het appartementencomplex zal gesitueerd worden aan de Helmichstraat (onderdeel van planmatige woonbuurten) met een stedebouwkundig accent naar de rotonde aan de Stadswal (onderdeel van historisch gegroeide kernen en linten). De bebouwing wordt gerealiseerd in het bestaande lint en volgt de hoofdopzet van de omgeving, waarmee de stedenbouwkundige waarden van de locatie blijven behouden. Geconcludeerd wordt dat het initiatief passend is op deze locatie.
Deze nota beschrijft het door de gemeente Lingewaard te voeren woonbeleid in de periode 2016-2020. Het geeft onder meer handvatten voor het woningbouwprogramma bij nieuwe projecten. Ook geeft de nota aan welke thema's prioriteit krijgen en welke acties ondernomen worden om de doelen bij die thema's te bereiken. Voor inwoners, woningcorporaties, overige verhuurders en ontwikkelaars wordt het duidelijk wat ze van de gemeente mogen verwachten. Dit heeft geleid tot de volgende beleidsopgaven:
Als aanvulling op de informatie uit de Nota Wonen is een actualisering van de woningmarkt verricht ('Actualisering woningmarktonderzoek', 19 april 2019). Hieruit volgt dat Lingewaard ongeveer 951 woningen in plannen heeft tot 2023. Dit is inclusief dit plan. Er zijn op dit moment circa 450 woningen in harde plannen. De vraagtoename tot 2023 is ca 1000 woningen. Voor Huissen is de vraagtoename 455 woningen. In de planning (tot 2023) zitten er 495 (inclusief dit plan). Hiervan zitten 265 woningen in harde plannen. Kortom e.e.a. biedt nog ruimte aan het toevoegen van kwalitatief goede woningen. (voor meer informatie over deze actualisering wordt verwezen naar de Ladderonderbouwing in paragraaf 3.1).
Planspecifiek
Met voorliggend plan worden 25 appartementen gerealiseerd, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de invulling van de behoefte in Huissen. De toekomstige appartementen betreffen koopappartementen in de middendure sector (6 stuks) en de dure sector (19 stuks).
In de Nota Wonen is opgenomen dat koopappartementen vanaf €200.000 behoren tot een kansrijk segment, voornamelijk voor mensen van 55 jaar en ouder. Daar komt bij dat het plan indirect de doorstroming op de markt faciliteert. Als senioren de kans krijgen te verhuizen naar appartementen ontstaat er weer ruimte voor starters en gezinnen om zich te vestigen in de vrijkomende woningen.
Het gaat om de sloop van 4 woningen en nieuwbouw van 25 appartementen nabij het centrum van Huissen. Het worden appartementen in de vrije sector, doelgroep: doorstromers, ouderen. Daarmee speelt dit plan in op de geconstateerde mismatches en worden er de juiste woningen op de juiste plek gebouwd. De woningmarktactualisatie uit 2019 geeft immers aan dat er een aanzienlijke vraag is naar koopappartementen in Huissen. Deze vraag is vooral afkomstig van oudere huishoudens die een woning dichtbij dagelijkse en medische voorzieningen zoeken.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Kom Huissen", vastgesteld op het plan is vastgesteld op 27 juni 2013 door de raad van de gemeente Lingewaard. In dit geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de enkelbestemming 'Wonen'. Binnen de locatie bevinden zich verschillende bouwvlakken met de bouwaanduiding 'vrijstaand'. Het noordwestelijke deel van het plangebied heeft tevens de functieaanduiding 'erf'. Bijgebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak en de aanduiding 'erf' worden gebouwd. In navolgende afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen.
Uitsnede bestemmingsplan "Kom Huissen" (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan reeds een woonbestemming. Binnen de locatie zijn 3 bouwvlakken aanwezig, waarmee de realisatie van 25 appartementen in strijd is met het geldende bestemmingsplan.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Opmerking hierbij is dat aanvankelijk voorliggend initiatief 24 appartementen mogelijk maakte. Voortschrijdend inzicht heeft er toe geleid dat dit aantal is gewijzigd naar 25 appartementen. De aspecten Verkeer en Parkeren, Luchtkwaliteit, Voortoets stikstof en Geluid zijn hierop aangepast, de overige haalbaarheidsaspecten en bijbehorende rapportages behoefde geen aanpassing.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Voorliggend plan betreft de realisatie van 25 appartementen. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het gehele onderzoeksrapport is toegevoegd als bijlage 1. Hierin wordt geconcludeerd dat er op enkele plaatsen lichte verontreinigingen zijn aangetroffen maar gelet op hetgeen gevonden is kan geconcludeerd worden dat bodem niet aan uitvoering van dit bestemmingsplan in de weg staat. Wél wordt het voor mogelijk gehouden dat er enige asbestverontreiniging aanwezig is. Een onderzoek hiernaar zal bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen gevoegd worden (noot: tevens zal, t.b.v. de sloop, een asbestonderzoek toegevoegd worden naar mogelijke aanwezigheid van asbest in de gebouwen).
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor beide stoffen bedraagt de grenswaarde 40 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek
Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 15467390 (aan de Stadswal ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) | PM10 (Fijn stof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2017 (µg/m3) | 24,8 µg/m3 | 19,5 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Bijdrage initiatief
Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief (toevoegen 25 woningen) van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%, toevoegen van 1.500 woningen). Op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Voor voorliggend document is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Voor onderhavig plan geldt dat industrielawaai of spoorweglawaai niet aan de orde zijn. Wel is het van belang om te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai. Het plangebied ligt aan de Stadswal en de Helmichstraat. Op deze wegen is een maximum snelheid van 50 km/uur toegestaan. Voor deze wegen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, welke is opgenomen als bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat, na aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wet geluidhinder, de belasting op de gevel van de Stadswal respectievelijk Helmichstraat/Huismanstraat als hoogste 61 dB respectievelijk 52 dB is. Dit is hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB maar wel vergunbaar daar de maximaal toelaatbare waarde 63 dB is. Een procedure hogere grenswaarde om deze hogere grenswaarde toe te kennen wordt gelijktijdig met voorliggend bestemmingsplan doorlopen. Bij die procedure voor de hogere grenswaarde zal ook ingegaan worden op de relatie met het gemeentelijke geluidbeleid.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.
Planspecifiek
Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Huissen. In de omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen aanwezig. Het aspect geur vormt dus geen belemmering voor onderhavig plan.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek
Het plangebied ligt in een gemengd gebied gezien de aanwezigheid van de functies maatschappelijk (woonzorg), horeca en kantoren in de directe omgeving van de locatie. Daarnaast is op korte afstand het centrum van Huissen met veel centrumfuncties gelegen. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied kunnen de richtafstanden op grond van de Staat van bedrijfsactiviteiten uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG met 1 stap/categorie worden verkleind. Direct ten noorden van het plangebied ligt een woonzorgcomplex. Hiervoor geldt voor het aspect geluid een minimale richtafstand van 30 meter. Wanneer deze afstand met 1 stap wordt verkleind, wordt de richtafstand verkleind tot 10 meter. De feitelijke (kleinste) afstand tussen meest dichtbij gelegen woning en het naastgelegen woonzorgcomplex is iets meer dan deze 10 m. De overige nieuwe woningen liggen op een grotere afstand. De overige functies liggen op een grotere afstand van het plangebied, waarmee geconcludeerd kan worden dat het initiatief uitvoerbaar is met betrekking tot het aspect milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.
Uitsnede risicokaart
Uit de uitsnede van de risicokaart is op te maken dat ten noordwesten van het plangebied een gevaarlijke stof ligt opgeslagen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze risicobron. Verder liggen er geen inrichtingen of basisnetroutes en buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plan in het invloedsgebied van de Betuweroute, de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en de nog aan te leggen snelweg A15. Op basis van de beperkte verantwoording groepsrisico (zie daartoe bijlage 3) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
Het plan is uitvoerbaar in het kader van externe veiligheid.
In de planvoorbereiding is een aanmeldnotitie Vormvrije mer-beoordeling opgesteld. Hieruit komt naar voren dat geen belangrijk nadelige milieugevolgen optreden. Burgemeester en wethouders van Lingewaard hebben op 4 februari 2020 besloten dat geen m.e.r-(beoordeling) nodig is. De aanmeldnotitie en het besluit zijn als bijlage X en Y toegevoegd aan de plantoelichting. De aanmeldnotitie ging uit van 24 appartementen. Nadien is het plan gewijzigd in 25 appartementen in de dezelfde bouwmassa. De aanpassing geeft, mede gelet op de onderzoeksresultaten geen aanleiding oor een nieuw of ander besluit.
Voor activiteiten die belangrijke milieugevolgen kunnen hebben, is het verplicht een milieueffectrapportage (m.e.r.) uit te voeren en een Milieu Effect Rapport (MER) te maken. Hiermee krijgt het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming. De m.e.r. onderzoekt de milieugevolgen van een plan of een besluit en (milieuvriendelijker) alternatieven. Een plan of besluit is m.e.r.-plichtig in een van de volgende situaties:
M.e.r.-beoordeling
Een aantal activiteiten op kleinere schaal zijn m.e.r.-beoordelingsplichtig als een indicatieve drempelwaarde uit bijlage D wordt overschreden. Ook als de drempelwaarden niet worden overschreven kan in overleg worden bekeken of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling, omdat er mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Er kunnen twee uitkomsten zijn:
Planspecifiek
In de planvoorbereiding is een aanmeldnotitie Vormvrije mer-beoordeling opgesteld. Hieruit komt naar voren dat geen belangrijk nadelige milieugevolgen optreden. Burgemeester en wethouders van Lingewaard hebben op 4 februari 2020 besloten dat geen m.e.r-(beoordeling) nodig is. De aanmeldnotitie en het besluit zijn als bijlage 11 en 12 toegevoegd aan de plantoelichting. De aanmeldnotitie ging uit van 24 appartementen. Nadien is het plan gewijzigd in 25 appartementen in de dezelfde bouwmassa. De aanpassing geeft, mede gelet op de onderzoeksresultaten geen aanleiding voor een nieuw of ander besluit.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Beleid Waterschap Rivierenland
Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en waterketen.
Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Het Waterschap Rivierenland hanteert de beleidsregel 'Nieuwe lozingen vanaf verhard oppervlak'. Deze heeft als doel de versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van de uitbreiding van het verhard oppervlak te beperkten tot de maatgevende afvoer van het landelijk gebied. Een uitbreiding van het verhard oppervlak moet vanuit waterhuishoudkundig opzicht dus waterbalans-neutraal plaatsvinden. Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes, enkele woning, etc., moeten compenseren geldt er een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht van 500 m² voor stedelijk gebied en 1.500 m² voor landelijk gebied. Deze vrijstelling geldt alleen voor particulieren.
Er moet voldoende berging zijn bij extremere omstandigheden. Voor ontwikkeling met een toename van verhard oppervlak tot 5.000 m² kan een standaardberekening worden toegepast, waarbij wordt uitgegaan van een maatgevende bui die eenmaal in de 10 jaar voorkomt. Vuistregel daarbij is dat 436 m³ waterberging per hectare verhard oppervlak nodig is.
Uit deze vuistregel volgt de volgende berekening:
Benodigde compensatie = Toename verhard opp (in m²) * 0,0436
Waterplan gemeente Lingewaard
Lingewaard heeft door zijn ligging langs de Waal en het Pannerdens kanaal van oudsher een sterke band met water. Om te komen tot een duurzaam waterbeheer en betere afstemming tussen het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkelingen, heeft de gemeente Lingewaard samen met Waterschap Rivierenland in 2008 een waterplan opgesteld. De nadruk van dit waterplan ligt op het aanpakken van knelpunten en het pakken van kansen, met name in de kernen van Lingewaard.
Gemeentelijk Rioleringsplan Lingewaard 2017 t/m 2021
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP beschrijft welke activiteiten en hoeveel geld en personeel nodig zijn om deze zorgplichten uit te voeren. Doelstelling is het continueren van de rioleringszorg, uitgebreid met de zorgplicht voor hemel- en grondwater. Door goed beheer en onderhoud en tijdig vervangen van rioleringsonderdelen blijft het stelsel goed functioneren en worden risico's voor de volksgezondheid beperkt. De volgende zorgplichten ziet de gemeente als haar taak: 1) stedelijk afvalwater inzamelen en transporteren; 2) afvloeiend hemelwater inzamelen en verwerken; en 3) in openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Planspecifiek
Voor dit plan is de digitale watertoets ingevuld. Het resultaat hiervan is toegevoegd als bijlage 4. Hieruit blijkt dat er geen (beschermingszones van) beschermde waterkeringen/watergangen in het plangebied liggen. Het Waterschap adviseert daarmee positief over het plan. Daarnaast zorgt de realisatie van het initiatief voor een toename aan verhard oppervlak die kleiner is dan 500 m2, waardoor de toename onder de vrijstellingsgrens blijft die het Waterschap hanteert. Watercompensatie is daarom niet nodig. Rondom het gebouw wordt een groene buitenruimte aangelegd (zie bijlage 9) . Dit is eerstens gewenst omwille van een goede inpassing in de omgeving en is voorts van belang voor de waterberging, infiltratie en helpt mee met het voorkomen van hittestress.
Het initiatief is hiermee uitvoerbaar op het gebied van water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website synbiosys.alterra.nl/natura2000 geraadpleegd. Bijgevoegd een screenshot van die website waarbij alle raadpleegbare gebieden zijn 'aangevinkt'. Het plangebied ligt op circa 410 meter afstand van het Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Door de omvang van de ontwikkeling (toevoegen 25 appartementen) en de afstand tot het te beschermen gebied, kan het optreden van significante negatieve effecten worden uitgesloten. Met behulp van een voortoets stikstof is dit getoetst. Het rapport hiervan is opgenomen in bijlage 5. De ontwikkeling zorgt niet voor een bijdrage van stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden. Als gevolg van de ontwikkeling in het plangebied neemt de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden, zowel in de gebruiksfase als in de aanlegfase, niet toe. Er is dus geen sprake van significante effecten op bestaande Natura 2000-gebieden.
Soortenbescherming
Om de gevolgen van soortenbescherming te beoordelen is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 6. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er vóórdat tot sloop overgegaan wordt nog nader onderzoek nodig is naar (mogelijk) verblijf van de huismus, gierzwaluw en vleermuizen. Dit staat de uitvoerbaarheid van het plan evenwel niet in de weg.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.
Voorliggend initiatief betreft de bouw van 25 appartementen op de locatie van 4 woningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Helmichstraat.
Parkeren
Wat betreft parkeren dient te worden voldaan aan de parkeernormen van de Nota parkeernormen Lingewaard (2017). Het plangebied ligt op basis van de parkeernota in de Huissen centrum van matig stedelijk gebied. Voor het plan wordt op basis van dit beleid uitgegaan van een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per appartement. Via voorliggend bestemmingsplan wordt deze norm opgelegd aan het (later) in te dienen bouwplan. Het moment waarop getoetst wordt of een bouwplan voldoet aan de parkeernorm is dan ook de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen.
Voor voorliggend concept-bouwplan is een parkeernorm benodigd van 1,5 parkeerplaatsen over de 25 appartementen: 38 in totaal. Dat is inclusief 8 parkeerplaatsen (0,3 per appartement) voor de bezoekers (noot: deze bezoekersparkeerplaatsen zijn openbaar toegankelijk voor iedereen. Deze komen ook in de parkeerkelder maar dan vóór een slagboom (o.i.d.) zodat ze ook daadwerkelijk vrij te gebruiken zijn). Daar er een parkeerkelder is beoogd is er voldoende ruimte op het eigen terrein hierin te voorzien. Definitieve toetsing vindt, als hiervoor al aangegeven, plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen.
Verkeer
Met het plan worden 25 appartementen gerealiseerd op de locatie van 4 woningen. Hierdoor zal het aantal verkeersbewegingen toenemen. Op basis van de Nota parkeernormen Lingewaard ligt het plangebied in de Huissen centrum van matig stedelijk gebied. Het CROW geeft hiervoor als gemiddeld kencijfer 5,1 verkeersbewegingen per dag voor middeldure appartementen (6 stuks) en 6,8 verkeersbewegingen per dag voor dure appartementen (19 stuks). Dit levert een totale verkeersgeneratie van 159,8 bewegingen per dag op in de toekomstige situatie. In de huidige situatie is de verkeersgeneratie 32,8 (gemiddelde van 8,2 voor 4 woningen). Het aantal verkeersbewegingen neemt daardoor toe met 127 verkeersbewegingen per dag. De Helmichstraat is een 50 km/uur weg met voldoende capaciteit om deze verkeerstoename op te vangen.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit de aspecten verkeer en parkeren.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
De gemeente Lingewaard heeft een 'Beleidsnota cultureel erfgoed Lingewaard', met een daarbij behorende cultuurhistorische waardenkaart. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van deze waardenkaart met het plangebied blauw omcirkeld.
Uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart (bron: gemeente Lingewaard)
Uit bovenstaande afbeelding is af te leiden dat in het verleden een historische boerderij of woonhuis in het plangebied heeft gestaan. In de huidige situatie zijn er geen cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig waar de voorgenomen ontwikkeling effect op kan hebben.
Archeologie
Onderstaand een uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Lingewaard met het plangebied blauw omcirkeld. Voor het plangebied geldt een zeer hoge archeologische verwachting. Hierbij geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld. Nader archeologisch onderzoek is daarom noodzakelijk. Dit is in de vorm van een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd en dit onderzoek is als bijlage 8 bij dit bestemmingsplan te vinden. De conclusie / het advies is om een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven uit te voeren. Ter borging hiervan is in voorliggend plan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.
Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart (bron: gemeente Lingewaard)
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit de aspecten cultuurhistorie en archeologie.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben binnen de gemeente Lingewaard diverse gevechtshandelingen plaatsgevonden waardoor hoeveelheden Conventionele Explosieven in de bodem kunnen zijn achtergebleven. Door de geplande werkzaamheden kunnen deze mogelijk ter plaatse aanwezige explosieven een reëel gevaar opleveren voor betrokken medewerkers en de (directe) omgeving. Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet dus worden nagegaan of explosieven aanwezig zijn.
Planspecifiek
Een oppervlaktedetectie onderzoek zal moeten uitwijzen of er daadwerkelijk explosief materiaal aanwezig is. Dit onderzoek wordt uitgevoerd bij het bouwrijp maken van de gronden. Tegelijkertijd kan, indien er materiaal wordt gedetecteerd, dit op een veilige manier worden opgeruimd. In het kader van voorliggend bestemmingsplan is het voldoende aannemelijk dat dit aspect de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat. Bij indiening van de omgevingsvergunning, dus voorafgaand aan het verrichte van bodemingrepen, zal een detectie-onderzoek worden overlegd.
Voor meer achtergronden over bovenstaande kan de in bijlage bij deze toelichting opgenomen rapportage nalezen waarin e.e.a. uitgebreider beschreven is.
Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar op het gebied van explosieven.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst.
Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voor dit bestemmingsplan is aangesloten bij de plansystematiek van het bestemmingsplan "Kom Huissen" van de gemeente Lingewaard (1 april 2015). Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Een concept van dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg toegezonden aan de provincie. In bijlage 10 is hun reactie te vinden. Naar aanleiding van deze opmerkingen is het (voorliggende) plan aangepast.
Het Waterschap is middels de digitale watertoets op de hoogte gesteld van het plan en in het reguliere overleg met hen is dit plan ook besproken en akkoord bevonden.
Er is voor dit plan geen formele inspraakprocedure gehouden. Op woensdag 29 januari is van 18.30 tot 20.30 bij De Buitenpoort in Huissen een informatieavond geweest waarop omwonenden zijn geïnformeerd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 9 april 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging is één zienswijze ingediend. De ingediende zienswijze is in de Reactienota Zienswijzen en (ambtshalve wijzigingen) samengevat en voorzien van een reactie. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan. De Reactienota is onderdeel van het vaststellingsbesluit.