direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Groene Vaart
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BP1022-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Halderberge heeft het voornemen om woningbouw te realiseren op voormalig sportpark Pagnevaart ten zuiden van de Pagnevaartweg in Oudenbosch. Na de verhuizing van de voetbalvereniging Victoria '03 naar sportpark Albano is de locatie niet meer in gebruik. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 6,7 hectare en is in eigendom van de gemeente Halderberge.

Voor de toekomstige herontwikkeling is er een stedenbouwkundig plan opgesteld waarin de randvoorwaarden zijn beschreven. Het stedenbouwkundig plan is op 22 april 2021 vastgesteld en is als Bijlage 11 toegevoegd.

In paragraaf 2.2 is een beknopte toelichting opgenomen met het stedenbouwkundig plan. Een bouwplan van projectontwikkelaars en mensen die zelf een huis bouwen moet voldoen aan de randvoorwaarden die in dit plan staan. Dit stedenbouwkundig plan ligt ten grondslag aan voorliggend bestemmingsplan.

Het plangebied bestaat niet alleen uit de woningbouwontwikkeling, ook wordt de bestaande locatie van de zendmast en de jeu de boules betrokken in het plan.

Het overgrote deel van het plangebied is bestemd voor 'Sport'. De realisatie van de woningbouwontwikkeling bestaande uit circa 110 woningen is niet mogelijk binnen deze bestemming. Daarnaast is het zuidelijk deel van het plangebied bestemd voor 'Agrarisch'. In dit deel van het plangebied wordt een landschappelijke overgang naar het buitengebied gerealiseerd, hetgeen wordt vormgegeven als uitloopgebied. Gezien het karakter van dit gebied is een bestemming 'Groen' het meest passend. Dit is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Om het planvoornemen planologisch mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is de locatie voormalig sportpark Pagnevaart (gemeente Halderberge). Dit plangebied is kadastraal bekend als percelen 3304, 4225, 4326, 5359, 5390, 5472 en 5718 sectie B gemeente Halderberge. Deze locatie bevindt zich ten zuidoosten van het dorp Oudenbosch en ligt tussen dit dorp en het buitengebied ten zuiden van Oudenbosch in. Het plangebied ligt tussen de Pagnevaartweg en de Albanoweg. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de N640. Het plangebied grenst aan Albano (westzijde), Pagnevaart (noord- en noordoostzijde), bestaande agrarische velden (zuid- en zuidoostzijde) en De Vossenberg (oostzijde). De ligging van het plangebied is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0001.jpg"

Afbeelding ligging en begrenzing plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het gedeelte van het plangebied dat in gebruik was als sportpark geldt het bestemmingsplan “Kom Oudenbosch”, zoals dat op 19 november 2014 is vastgesteld door de gemeenteraad van Halderberge. Het voormalige sportpark is bestemd voor 'Sport'.

Het gedeelte van het plangebied waar de zendmast, jeu de boules en parkeerplaats zijn gesitueerd, is bestemd voor 'Maatschappelijk'. Binnen het bouwvlak mag een gebouw worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 12 meter. Het bouwvlak heeft een functieaanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'. De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: maatschappelijke voorzieningen, een brandweerkazerne, begraafplaats, bedrijfswoning, ondersteunende horeca, een telecommunicatiemast, kamerverhuur, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Ten westen van het sportpark is een gedeelte van het plangebied bestemd voor 'Groen'. Deze gronden zijn aangewezen voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, beeldende kunstwerken, water, waterberging en waterhuiskundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, evenementen en parkeervoorzieningen. Het plan is hiermee in strijd. Het realiseren van woningen past niet binnen deze bestemming.

Het gebied ten zuiden van het voormalig sportpark is bestemd voor 'Agrarisch' in bestemmingsplan Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge 2017, onherroepelijk in mei 2019. Deze gronden zijn voornamelijk bestemd voor agrarisch gebruik en activiteiten. Het realiseren van woningen past niet binnen deze bestemming. Het plan is hiermee in strijd.

Ook zijn aan de noordoostzijde de bestemmingen 'Gemengd', met de functieaanduiding 'horeca' en 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aanwezig. De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen, één en ander met de bijbehorende voorzieningen. De bestemming 'Gemengd' komt te vervallen (het voormalig 'Frietkotje'). De bestemming 'Gemengd' wordt onderdeel van het nieuwe woongebied.

Voor het zuidelijk deel van het plangebied geldt een aantal dubbelbestemmingen:

  • een hinder/veiligheidszone van een hoogspanningverbinding aan de zuidoostzijde van het gebied.
  • de dubbelbestemming Waarde Archeologie 2 aan de zuidwestzijde van het gebied.

Binnen deze hinderzones kan geen nieuwe woningbouw ontwikkeld worden. Daarnaast is voor een deel van het gebied de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 9 &10' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0002.jpg"

Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen toegelicht. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid behandeld. In Hoofdstuk 4 worden de resultaten van de onderzoeken en beoordelingen van verscheidene milieuaspecten toegelicht. In Hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 de juridische planvorm beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Een deel van het plangebied gelegen binnen de houtsingels was in gebruik als voetbalvereniging en ligt nu al enkele jaren braak. De Voetbalvereniging Victoria '03 is verhuisd naar sportpark Albano, waardoor de locatie niet meer in gebruik is. Het zuidelijke deel van het plangebied is voornamelijk bestemd voor agrarisch gebruik en activiteiten. Het gehele plangebied heeft een oppervlakte van circa 6,7 hectare.

Het plangebied ligt tussen de woonbuurten Pagnevaart en Albano in. Zo bestaat Pagnevaart uit kleine sociale rijwoningbouw en twee-onder-één-kap-woningen, met aan de zuidoostkant een cluster van vrijstaande woningen. De wijk Albano wordt gekenmerkt door grote kavels met daarop veelal grotere vrijstaande en twee-onder-één-kap-woningen met de meest recente ontwikkelingen van Albano lob C en de verlengde Kwekerssingel. Ten oosten van het sportpark zijn maatschappelijke functies aanwezig in het voormalige schoolcomplex De Vossenberg.

In het zuiden is er uitzicht op een open beekdallandschap die door een hoogspanningsleiding wordt doorkruist.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0003.png"

Afbeelding luchtfoto bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0004.png"

Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf de Pagnevaartweg 161

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0005.png"

Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf de Kwekersingel 21

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0006.png"

Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf de Albanoweg 9

2.2 Toekomstige situatie

De Voetbalvereniging Victoria '03 is verhuisd naar sportpark Albano. Hierdoor is de locatie vrijgekomen voor herontwikkeling. De locatie is eigendom van de gemeente Halderberge, met uitzondering van de gronden rondom de zendmast en het trafohuisje. Op 22 april 2021 is het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan De Groene Vaart door de raad vastgesteld.

De planlocatie biedt straks ruimte aan een groen, recreatief dorps leefmilieu voor circa 110 woningen met een gedifferentieerde dichtheid. Het gebied vormt een bijzonder overgangsgebied, een natuurlijke schakel tussen de bestaande buurten van Oudenbosch en het buitengebied, waarin beide milieus goed samengaan. In Bijlage 11 Stedenbouwkundig plan De Groene Vaart Oudenbosch Ontwerp & Beeldkwaliteit is de volledige plantoelichting opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0007.jpg"

Afbeelding schetsontwerp inrichting plangebied

Woningen

De nieuwbouwontwikkelling sluit aan op de Woonvisie Halderberge. Dit plangebied biedt straks ruimte aan een groen, recreatief dorps leefmilieu voor circa 110 woningen met een gedifferentieerde dichtheid. Het heeft een dorpse dichtheid met maximaal 20-25 woningen per hectare die past bij de kern Oudenbosch. Circa 25% van het woongebied wordt ingericht voor zelfbouwkavels, waar ruimte is voor vrijstaande, twee-onder-een-kapwoningen en/of rijwoningen.

Ook is er in het plan ruimte voor tiny houses. Hiermee wordt ingespeeld op de toenemende vraag naar zelfbouw en invulling gegeven aan het provinciaal Actieprogramma 'Nieuwe woonvormen en zelfbouw' dat de gemeente als uitgangspunt heeft vastgesteld voor de herijking van de Woonvisie. De tiny houses komen in de zuidoosthoek van het plan in een groene omgeving te staan geïntegreerd met de bestaande houtsingel. Het zijn maximaal 4 tiny houses van circa 60 m2 met gemeenschappelijke buitenruimte die dient voor de bewoners van de tiny houses.

Verder is er ruimte voor een kleinschalig appartementengebouw. Onderzoek moet uitwijzen of er behoefte is aan sociale huurwoningen op deze plek. Indien er geen sociale huurwoningen gerealiseerd gaan worden, kan dit woonveld ook ingezet worden voor grondgebonden woningen zoals beschreven onder woonveld mix.

Daarnaast is er ruimte voor een woonveld, waarin een mix van rijwoningen, (geschakelde) twee-onder-een kapwoningen en vrijstaande woningen worden gerealiseerd. De verschillende woningtypes worden speels met elkaar gemixt. Bij de rijwoningen wordt ruimte gecreëerd voor middeldure huur.

Ook worden er ter aanvulling op de gewenste afwisseling van woningtypes levensloopbestendige patiowoningen en bungalows gerealiseerd. Deze woningen hebben een compleet woonprogramma op de begane grond. Het speelt hiermee in op de toenemende vraag van senioren, maar kan ook voor andere doelgroepen interessant zijn.

Openbare ruimte

Het is van belang dat mensen in het gebied elkaar kunnen ontmoeten en kunnen recreëren. De ruimte vormt een continue beleving rondom alle woningen. Een gezonde, duurzame inrichting is van groot belang. Hierin staat een groene beleving met de boom centraal. Er wordt een buitengebied gerealiseerd, het groene ven. Het groene ven heeft een natuurlijke inrichting met een ruig en weids karakter met vergezichten wat aansluit op het omliggende landschap. Via de groene loop, bomen, bijenlinten en plantsoenen wordt een natuurlijke aansluiting gemaakt van het uitloopgebied naar de woningen. Het uitloopgebied wordt multifunctioneel gebruikt. Hierbij kan gedacht worden aan functies als waterberging, groen, recreatie, spelen, hondenuitlaatplaats en paden voor een fysieke verbinding met het buitengebied. Daarnaast wordt er een openbare ruimte gecreëerd die uitnodigt tot ontmoeting, beweging en recreatie en waar je veilig kunt lopen, fietsen en spelen.

Beeldregie

De samenhang tussen de gebouwen onderling en tussen de gebouwen en de openbare ruimte bepaalt de gemeenschappelijke beeldkwaliteit van dit plangebied. Er is gekozen om geen dikke gebruiksaanwijzing als 'blauwdruk' vast te leggen. Er wordt gewerkt met 6 regels met betrekking tot de architectuur en de openbare ruimte. Hiermee worden bouwplannen juridisch geborgd en moeten ze voldoen aan het onderdeel beeldkwaliteit uit het stedenbouwkundig plan. Deze regels hebben betrekking op architectuur, het straatbeeld, de accenten op buurt en gebouw niveau, water- en groenstructuur en de scheiding tussen openbaar en privé. De beeldkwaliteitregels zijn via nadere eisen in de regels juridisch geborgd en vervangt daarmee voor dit plangebied de Welstandsnota van gemeente Halderberge.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (Novi)

Nationale Omgevingsvisie (Novi)

De Novi geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners.


Het streven is naar een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.


Weerslag op gebied

Veel van de uitgangspunten uit de Novi zijn ook (deels) van toepassing op het plangebied. De uitbreiding van de kern Oudenbosch met circa 110 woningen draagt bij aan het behoud van vitale dorpen. In het stedenbouwkundig plan is ingespeeld op gezondheid en klimaatbestendigheid. Met het ontwerp wordt een goede landschappelijke inpassing gerealiseerd met versterken van natuurlijke biotopen, ruimte voor bewegen en ontspannen en het vergroten van de relatie met het buitengebied.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Op 1 januari 2017 is de geconsolideerde versie van het Barro in werking getreden. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet het bestemmingsplan drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).

Op 1 juli 2016 is een wijziging van het Rarro in werking getreden. Volgens de kaarten behorende bij het Rarro ligt het plangebied binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation op de locatie Herwijnen en Woensdrecht. Rondom deze radarstations mogen geen bestemmingen opgenomen worden die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. In het radarverstoringsgebied van Herwijnen is de maximale hoogte van windturbines gesteld op 90 meter ten opzichte van NAP. Het planvoornemen voorziet niet in het oprichten van windturbines. Het initiatief heeft daarmee geen gevolgen voor het radarstation Herwijnen. In het radarverstoringsgebied van Woensdrecht is de maximale hoogte voor bebouwing 113 meter ten opzichte van NAP. In het planvoornemen is geen nieuwe bebouwing voorzien hoger dan 113 meter. Het plan heeft daarmee geen gevolgen voor het radarstation Woensdrecht. Voor het overige zijn er ten aanzien van het plangebied geen regels uit het Barro en het Rarro van toepassing. De conclusie is dan ook dat de beoogde ontwikkeling passend is binnen de regels zoals gesteld in het Barro en de Rarro.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.1.6). De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro luidt als volgt:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

In subparagraaf 3.1.4 is de onderbouwing van de laddertoets opgenomen.

3.1.4 Onderbouwing ladder

Uit de 'overzichtsuitspraak' van de ABRvS blijkt dat wanneer een ruimtelijk besluit voorziet in méér dan 11 woningen die

gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie zijn aan te merken, deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt. Het planvoornemen betreft de realisatie van circa 110 woningen. Er is daarmee sprake van een stedelijke ontwikkeling. De woningbouwontwikkeling wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied.

  • Daarnaast moeten de komende 10 jaar 120.000 woningen worden gebouwd en wordt de uitbreidingsopgave steeds vaker binnen het bebouwd gebied gezocht (inbreiding in plaats van uitbreiding). (bron omgevingsvisie kwaliteit van Brabant)
  • De provincie kent een flinke woningbouwopgave, met een sterk accent op de eerstkomende 10 tot 15 jaar. Tot 2030 moeten er nog 120.000 woningen bijgebouwd worden. Hierbij gaat het niet alleen om het wonen 'sec'; het voorzien in de behoefte van huishoudens aan voldoende en geschikte woonruimte. Meer en meer gaat het ook om de meerwaarde van het wonen als een van de drijvende krachten achter tal van sociaal-maatschappelijke en ruimtelijk-kwalitatieve (transitie) opgaven zoals leegstand, economische structuurversterking, mobiliteit en bereikbaarheid, duurzaamheid en energie, klimaatadaptatie, sociale veerkracht en erfgoed.
  • De provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose 2014 laat een behoorlijke regionale woningbouwopgave zien van circa 33.000 woningen tot 2030. Een groot deel van deze opgave komt terecht in de steden. Het blijkt dat de groei van de woningvoorraad de afgelopen jaren achter heeft gelopen ten opzichte van de geprognosticeerde woningbehoefte. Het jaar 2015 was het dieptepunt van de nieuwbouwproductie. De plancapaciteiten van de gemeenten sluiten kwantitatief beter aan op de verwachte woningbehoefte. Belangrijk is dat gemeente over voldoende flexibiliteit beschikken binnen hun woningbouwprogramma en planning. Zo is het mogelijk om in te spelen op nieuwe kansen en ontwikkelingen en inzicht te creëren in de ruimte voor woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied en bestaand (leegstaand) vastgoed. Diverse opgaven liggen zowel op gebied van de verduurzaming, levensloop bestendig maken, de aanpasbaarheid als betaalbaarheid van woningen.
  • Dit betekent dat nieuwbouw zich, nog meer dan voorheen, toe moet spitsen op specifieke vragen uit de markt, zoals levensloopbestendige woningen. Herstructurering van de woningvoorraad moet gepaard gaan met een sterke verbetering van de energetische kwaliteit van de woningen. De ontwikkelingen in dit plangebied kunnen hier een bijdrage aan leveren.
  • Uit het Woningbouwprogramma 2018-2028 blijkt dat de verwachting is dat er in de gemeente Halderberge in de periode 2017-2028 behoefte zal zijn aan de toevoeging van 898 tot 1113 woningen. Na 2028 zal er nog een kleine behoefte zijn van ongeveer 230 woningen waarna de verwachting is dat er een afname gaat plaatsvinden in de behoefte van het aantal woningen. Uit het woningbouwprogramma 2015-2025 blijkt dat er 731 woningen nodig zijn die nog niet zijn gerealiseerd. Dit houdt in dat er kwantitatief ruimte in het woningbouwprogramma aanwezig is om nieuwe woningbouwinitiatieven op te nemen.
  • In het woningbouwprogramma 2018-2028 is voor de kern Oudenbosch in totaal 282 woningen opgenomen. Voor toevoeging van woningbouw in de kern Oudenbosch moet ingezet worden op het voorkomen van langdurige leegstand en transformatie van bestaand vastgoed en de herontwikkeling van locaties in het bestaand stedelijk gebied waar een meerwaarde wordt geleverd.

Behoeftetoets

In paragraaf 3.3 en 3.4 is het woonbeleid op regionaal en gemeentelijk niveau beschreven. De provincie Brabant kent een grote woningbouwopgave. Tot 2030 moeten er nog 120.000 woningen bijgebouwd worden in de gehele provincie. In de Regionale Agenda Wonen 2017 is een beeld geschetst van enkele actuele ontwikkelingen op de woningmarkt in Noord-Brabant. Op dit moment blijft de gerealiseerde woningbouw achter op de geprognosticeerde woningbouwopgave.

Daarnaast laat de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose nog een behoorlijke regionale woningbouwopgave zien van circa 33.000 woningen tot 2030. Een groot deel van deze opgave komt terecht in de steden. De kwantitatieve doelstelling blijft bestaan, maar moet ook gekoppeld worden aan de juiste kwalitatieve samenstelling van de woningbouwplannen. Verwacht wordt dat de vraag zich de eerstkomende jaren richt op de huursector en het minder dure koopsegment.

De beoogde ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van circa 110 woningen. Het planvoornemen voorziet daarmee in de kwantitatieve behoefte aan nieuwe woningen en in de kwalitatieve behoefte aan diverse woningen in een hoogwaardig recreatief leefmilieu waar landschap en dorp elkaar ontmoeten.

Conclusie

Het planvoornemen is getoetst aan de ladder en voldoet hieraan. De overige stappen van de ladder hoeven niet meer doorlopen te worden omdat het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 14 december 2018 de Omgevingsvisie “De Kwaliteit van Brabant” vastgesteld. De omgevingsvisie is het document waarin de hoofdlijnen van het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving zijn vastgelegd. De basisopgave betreft werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. De andere 4 hoofdopgaven hebben betrekking op de Brabantse energietransitie, klimaatproof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie.

Deze opgaven worden kort toegelicht:

  • Deze basisopgave werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit: Deze basisopgave is veelomvattend en gaat over milieuaspecten, als een schone bodem, schoon water (ondergrond) en schone lucht. Daarnaast gaat het ook om landschappelijke- en cultuurhistorische aantrekkelijkheid, een goede woon- en werkomgeving met een aantrekkelijk aanbod aan voorzieningen, stilte en een natuurrijke omgeving, waarin biodiversiteit en recreatie hand in hand gaan. Dit draagt bij aan een goede omgevingskwaliteit.
  • Brabantse energietransitie: Het is noodzakelijk dat de gehele energievoorziening van productie, opslag en transport wordt aangepast. Door gebruik te maken van technologische innovaties, worden diensten en producten ontwikkeld die een grote impact hebben op het verhogen van de hoeveelheid duurzame energie en het verminderen van energieverbruik.
  • Klimaatproof Brabant: De provincie, gemeenten en waterschappen zorgen samen met bedrijven en maatschappelijke organisaties voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Ook ligt de focus op een klimaatslimme verstedelijking, waarin de aspecten hittestress en wateroverlast van belang zijn. Het geven van meer ruimte voor groen en water in de stad zorgt voor minder overlast en biedt tegelijkertijd veel mogelijkheden om steden ook leefbaarder en gezonder te maken.
  • Slimme netwerkstad: Brabant is een polycentrisch netwerk van steden en dorpen, sterk verbonden met de Randstad en het buitenland (Vlaamse Ruit, Ruhrgebied). Het stedelijk netwerk vormt de motor van de economie. Voor het versterken van de netwerkkracht is het belangrijk dat er wordt ingezet op de synergie tussen de verschillende onderdelen van dat netwerk: de kenniseconomie, de agribusiness, de logistiek en de (proces-)industrie.
  • Concurrerende duurzame economie: de economie is concurrerend en internationaal georiënteerd. Daarnaast wordt het vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers flexibel aan de omstandigheden aangepast, zoals met campussen en toplocaties. Aansluiten op de digitale ontwikkelingen is daarbij randvoorwaarde. Ook neemt de vraag naar grondstoffen en energie mondiaal enorm toe, terwijl grondstoffen schaarser worden. Dat betekent dat het ook economisch noodzakelijk geworden is duurzamer met de beschikbare grondstoffen en natuurlijke bronnen om te gaan, zoals het Brabantse grondwater.

Het beoogde initiatief moet in lijn zijn met de opgave 'klimaatproof Brabant' en met de basisopgave waarin een veilige, gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit centraal staan. De ontwikkelingen in dit plangebied zorgen ervoor dat er een goede woonomgeving, met een aantrekkelijk aanbod aan recreatie en een natuurlijke omgeving, wordt gerealiseerd. De focus ligt hierbij op een klimaat bestendige leefomgeving, waardoor het plangebied leefbaarder en gezonder wordt.

3.2.2 Omgevingsverordening

Op 25 oktober 2019 is de Interim omgevingsverordening vastgesteld. De Interim Omgevingsverordening vormt het toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. Per 23 maart 2021 ligt de Omgevingsverordening ter inzage, de regels die van toepassing zijn op het plangebied zijn inhoudelijk gelijk aan de regels zoals zijn opgenomen in de Interim omgevingsverordening. Derhalve wordt het plan niet separaat nog inhoudelijk getoetst aan de nog vast te stellen Omgevingsverordening.

Stedelijk gebied

Het plangebied ligt grotendeels binnen het stedelijk gebied, landelijke kern. Herbestemmen in het stedelijk gebied is het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen interessante kansen voor het toekomstbestendig maken van het stedelijk gebied en ook voor het creëren van ruimte voor nieuwe economische ontwikkelingen en voor woningbouw.

Het planvoornemen voorziet in de herbestemming van een locatie in het stedelijk gebied. Het plangebied staat sinds een aantal jaren leeg. Met de herontwikkeling van de locatie wordt ruimte gecreëerd voor woningbouw in het bestaand stedelijk gebied en wordt voorzien in de provinciale woningbouwopgave.


In artikel 3.42 van de Interim omgevingsverordening zijn de regels voor duurzame stedelijke ontwikkeling opgenomen. In dit artikel is opgenomen dat als een bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen binnen Stedelijk gebied ligt en bevat een onderbouwing dat:

  • 1. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  • 2. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.


Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • 1. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
  • 2. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
  • 3. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
  • 4. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
  • 5. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
  • 6. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

Het (uitloop) gebied aan de zuidkant van het plangebied ligt binnen het landelijk gebied. Voor dit gebied gelden regels voor de afweging of een bestemmingsplan kan voorzien in de nieuwvestiging van een duurzame stedelijke ontwikkeling. Dit wordt nader toegelicht onder het kopje ''Verstedelijking Afweegbaar''.


De onderbouwing wordt onderstaand toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0008.jpg"

Afbeelding uitsnede kaart stedelijk gebied en landelijk kern Interim omgevingsverordening. Het uitloopgebied ligt binnen de zone "verstedelijking afweegbaar"

Onderbouwing provinciaal beleid

Duurzame stedelijke ontwikkeling

Een bestemmingsplan in het 'Stedelijk gebied' dat voorziet in het realiseren van woningen bevat een onderbouwing dat de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken en bevat een onderbouwing dat het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.

  • accent op duurzame verstedelijking;
  • meer nadruk op de bestaande woningvoorraad;
  • inzetten op een vraaggericht, flexibel planaanbod met ruimte voor nieuwe woonvormen;
  • versterken van de regionale samenwerking en vernieuwen van regionale woningbouwafspraken.

Als richtinggevende principes hierbij zijn benoemd:

  • optimaal inzetten op inbreiden, herstructureren en transformeren;
  • ruim baan voor 'goede' woningbouwplannen;
  • woningvoorraad verduurzamen en geschikt maken voor mensen met zorgvraag;
  • vraaggericht planaanbod, oog voor nieuwe en tijdelijke woonvormen;
  • realisme en flexibiliteit in planning en programmering;
  • versterken van de samenwerking op regionale woningmarkt.

De provincie kent een flinke woningbouwopgave, met een sterk accent op de eerstkomende 10 tot 15 jaar. Tot 2030 moeten er nog 120.000 woningen bijgebouwd worden. Hierbij gaat het niet alleen om het wonen 'sec'; het voorzien in de behoefte van huishoudens aan voldoende en geschikte woonruimte. Meer en meer gaat het ook om de meerwaarde van het wonen als een van de drijvende krachten achter tal van sociaal-maatschappelijke en ruimtelijk-kwalitatieve (transitie) opgaven zoals leegstand, economische structuurversterking, mobiliteit en bereikbaarheid, duurzaamheid en energie, klimaatadaptatie, sociale veerkracht en erfgoed.

De regionale afspraken zijn vastgelegd in de Brabantse Agenda Wonen. Daarin is aangegeven de nadruk ligt op duurzame verstedelijking, bestaande woningvoorraad, dat er vraaggericht ingezet moet worden, een flexibel planaanbod moet zijn en de regionale samenwerking versterkt moet worden. Met onderhavig plan wordt extra capaciteit

toegevoegd. Derhalve past het plan binnen de regionale afspraken en daarmee voldoet het plan aan lid 1 van artikel

3.42.

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;

Goede omgevingskwaliteit is in de verordening omschreven als 'de kwaliteit van een plek die bepaald wordt door een goed samenspel van herkomstwaarde, belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde'.

Wat betreft herkomstwaarde het plangebied genst aan de noord-, oost-, en westzijde aan bestaande woonbuurten. Hiermee wordt het woonkarakter van deze locatie voortgezet en uitgebreid.

Wat betreft belevingswaarde past het woningbouwprogramma wat betreft uitstraling en aantrekkelijkheid in een woonomgeving. De diverse woningen worden ingepast in een groen, recreatief dorps leefmilieu. Daarnaast wordt er een uitloopgebied gerealiseerd die de belevingswaarde ten goede komt.

Wat betreft de gebruikswaarde is de locatie goed bereikbaar en past de beoogde woonfunctie in de woonbuurt. De omgevingsaspecten zijn in Hoofdstuk 4 toegelicht. De toekomstwaarde wordt in dit beoogd plan vooral bepaald met dit bestemmingsplan, waarmee het project planologisch wordt gemaakt. In deze toelichting is onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

  • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden'

Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat: de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing (Artikel 3.6 Interim Omgevingsverordening). Onder bestaand ruimtebeslag voor bebouwing wordt verstaan het werkingsgebied Stedelijk Gebied of een bestaand bouwperceel. Voor het plan is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat het planvoornemen gerealiseerd wordt in bestaand stedelijk gebied. De aanwezige bebouwingen in het plangebied zijn niet geschikt voor transformatie naar woningbouw. Hierdoor is nieuwbouw noodzakelijk. Om voldoende ruimte te bieden aan een kwalitatief hoogwaardig woningbouw en buitengebied.

  • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;

De beoogde woningen worden gebouwd met oog voor duurzame energieopwekking.

  • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;

De realisatie van groen in het plangebied heeft naast de toevoeging van meer kwaliteit aan de woonomgeving, ook positieve gevolgen voor hittestress en opvang van water.

  • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;

Comfort voor langzaam verkeer heeft prioriteit door het gebied heen, de auto komt op de tweede plaats. Er komen goed ingerichte, veilige routes en openbare ruimten die uitnodigen tot lopen of fietsen.

  • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

De beoogde woningen dragen bij aan de economie.


De conclusie is dat wordt voldaan aan de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

Veehouderij

Ter plaatse van het plangebied geldt ook artikel 2.72 Beperkingen veehouderij. Een bestemmingsplan bepaalt ter plaatse van de aanduiding 'Beperkingen veehouderij' dat: uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet zijn toegestaan.


In het bestemmingsplan wordt geen veehouderij toegestaan.

Wateroverlast

Ter plaatse van het gebied geldt artikel 4.2 Norm wateroverlast Stedelijk gebied. Een bestemmingsplan bepaalt ter plaatse dat regionale wateren binnen Stedelijk gebied een inspanningsverplichting hebben met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit als norm een overstromingskans van: 1/100 per jaar voor gebieden die in een ruimtelijk plan bestemd zijn voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen en 1/10 per jaar voor overige gebieden.

Ook geldt Artikel 4.4 Norm wateroverlast buiten Stedelijk gebied. Een bestemmingsplan bepaalt ter plaatse dat regionale wateren buiten Stedelijk gebied een inspanningsverplichting hebben met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit als norm een overstromingskans van :1/100 per jaar voor gebieden met de ruimtelijke bestemming hoofdinfrastructuur en spoorwegen; 1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw; 1/25 per jaar voor akkerbouw; 1/10 per jaar voor grasland.

Er wordt voldaan aan deze aspecten. In het plangebied worden de huidige watergangen beschermd en breidt het watersysteem uit met nieuwe sloten en wadi structuren voor het bergen en infiltreren van water. Het aspect water is nader toegelicht in paragraaf 4.9 Water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0009.png"

Afbeelding uitsnede kaart norm wateroverlast stedelijk gebied Interim omgevingsverordening

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0010.png"

Afbeelding uitsnede kaart norm wateroverlast buiten stedelijk gebied Interim omgevingsverordening

Verstedelijking afweegbaar

Ter plaatse van het (uitloop)gebied gelden de artikelen 3.40 Afwijkende regels windturbines in Verstedelijking afweegbaar en artikel 3.43 Afwijkende regels Verstedelijking afweegbaar voor stedelijke ontwikkeling en mobiliteit. Artikel 3.40 is niet van toepassing in dit plangebied.

In afwijking van artikel 3.42 Duurzame stedelijke ontwikkeling, eerste lid, kan een bestemmingsplan, ter plaatse van Verstedelijking afweegbaar voorzien in de nieuwvestiging van een duurzame stedelijke ontwikkeling als:

  • a. binnen Stedelijk Gebied feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte beschikbaar is;

Dit plangebied bevindt zich op een locatie dat niet voldoende tot zijn recht komt en onvoldoende wordt gebruikt. De ontwikkelingen in dit plangebied zorgen ervoor dat de locatie kwalitatief wordt verbeterd. Het uitloopgebied wordt multifunctioneel gebruikt. Hierbij kan gedacht worden aan functies als waterberging, groen, recreatie, spelen, hondenuitlaatplaats en paden voor een fysieke verbinding met het buitengebied. In het stedelijk gebied is feitelijk en kwalitatief onvoldoende ruimte beschikbaar om te voorzien in een groen recreatiegebied dat in verbinding staat met het buitengebied. Derhalve is aanvaardbaar om deze beoogde functie voor het uitloopgebied op deze locatie te realiseren.

  • b. transformatie van cultuurhistorisch waardevol of geschikt leegstaand vastgoed niet tot de mogelijkheden behoort;

De transformatie van leegstaand vastgoed behoort niet tot de mogelijkheden.

  • c. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;

De regionale afspraken zijn vastgelegd in de Brabantse Agenda Wonen. Daarin is aangegeven de nadruk ligt op duurzame verstedelijking, bestaande woningvoorraad, dat er vraaggericht ingezet moet worden, een flexibel planaanbod moet zijn en de regionale samenwerking versterkt moet worden. Met onderhavig plan wordt extra capaciteit

toegevoegd. Derhalve past het plan binnen de regionale afspraken

  • d. de stedenbouwkundige- en landschappelijke inrichting rekening houdt met de omgevingskwaliteit en structuren in het gebied en de naaste omgeving waaronder een duurzame afronding van het Stedelijk Gebied.

Bij de stedenbouwkundige- en landschappelijke inrichting wordt er rekening gehouden met de kwaliteit en structuren van het omliggend gebied en buitengebied. In dit plangebied is duurzaamheid een belangrijk aspect en komt terug bij de ontwikkeling van de woningen, openbare ruimte en buitengebied. Er wordt daarnaast een buitengebied gerealiseerd, het groene ven. Het groene ven heeft een natuurlijke inrichting met een ruig en weids karakter met vergezichten wat aansluit op het omliggende landschap. Via de groene loop, bomen, bijenlinten en plantsoenen wordt een natuurlijke aansluiting gemaakt van het uitloopgebied naar de woningen

Daarnaast gelden de artikelen 3.44 Samenloop Verstedelijking afweegbaar met andere werkingsgebieden en Artikel 3.79 Landgoederen ter plaatse. Deze artikelen zijn niet van toepassing in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0011.png"

Afbeelding uitsnede kaart verstedelijking afweegbaar Interim omgevingsverordening

Gemengd landelijk gebied

Ter plaatse van het gebied gelden de artikelen voor een gemengd landelijk gebied. Deze artikelen hebben betrekking op vitaal platteland. In het bestemmingsplan worden deze functies niet toegestaan.


Lid 1. in afwijking van artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied kan een bestemmingsplan van toepassing op Gemengd landelijk gebied een andere omvang toelaten voor een vrije-tijds voorziening als:

  • a. dat past in de ontwikkelingsrichting van het gebied als bedoeld in het eerste lid van voornoemd artikel;
  • b. ter uitvoering van artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap elders leegstaand vastgoed binnen Landelijk gebied is gesloopt van een omvang die ten minste gelijk is aan de oppervlakte van de bebouwing die boven de 1 hectare wordt toegestaan;
  • c. de ontwikkeling in samenhang met andere doelen voor het gebied en de directe omgeving wordt uitgevoerd, waarbij ook kwaliteitswinst voor andere functies, waaronder natuur, wordt bereikt.


Lid 2. Als de afwijkende omvang leidt tot bovenlokale effecten, waaronder een grote publieksaantrekkende werking, geldt in aanvulling op het eerste lid dat:

  • a. de ontwikkeling draagvlak heeft in de regio;
  • b. is voorzien in een goede ontsluiting van de voorziening;
  • c. het initiatief buiten de Nieuwe Hollandse waterlinie ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0012.png"

Afbeelding uitsnede kaart gemend landelijk gebied interim omgevingsverordening

3.3 Regionaal beleid

De provincie Noord-Brabant telt verscheidene regionale woningmarkten, elk met hun eigen regiospecifieke en gemeentelijke karakteristieken, kwaliteiten, ontwikkelingen en opgaven. De provincie kent een flinke woningbouwopgave, met een sterk accent op de eerstkomende 10 tot 15 jaar. Tot 2030 moeten er nog 120.000 woningen bijgebouwd worden. Hierbij gaat het niet alleen om het wonen 'sec'; het voorzien in de behoefte van huishoudens aan voldoende en geschikte woonruimte. Meer en meer gaat het ook om de meerwaarde van het wonen als een van de drijvende krachten achter tal van sociaal-maatschappelijke en ruimtelijk-kwalitatieve (transitie) opgaven zoals leegstand, economische structuurversterking, mobiliteit en bereikbaarheid, duurzaamheid en energie, klimaatadaptatie, sociale veerkracht en erfgoed.

Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 19 september 2017 de Brabantse Agenda Wonen vastgesteld. Hierin zijn de volgende vier actielijnen vastgesteld:

  • accent op duurzame verstedelijking;
  • meer nadruk op de bestaande woningvoorraad;
  • inzetten op een vraaggericht, flexibel planaanbod met ruimte voor nieuwe woonvormen;
  • versterken van de regionale samenwerking en vernieuwen van regionale woningbouwafspraken.

Als richtinggevende principes hierbij zijn benoemd:

  • optimaal inzetten op inbreiden, herstructureren en transformeren;
  • ruim baan voor 'goede' woningbouwplannen;
  • woningvoorraad verduurzamen en geschikt maken voor mensen met zorgvraag;
  • vraaggericht planaanbod, oog voor nieuwe en tijdelijke woonvormen;
  • realisme en flexibiliteit in planning en programmering;
  • versterken van de samenwerking op regionale woningmarkt.

De provincie Noord-Brabant verlegt hiermee het accent van een kwantitatieve insteek naar een meer integrale, ruimtelijke en kwalitatieve aanpak van thema's rond bouwen en wonen. Hierbij wordt aangesloten op het regionale schaalniveau waarop de woningmarkt functioneert en waarbinnen het leeuwendeel van de verhuisbewegingen tussen gemeenten plaatsvindt.

Regionale Agenda Wonen West-Brabant

De gemeente Halderberge valt onder de regio West-Brabant. In december 2016 is er een agenda wonen voor deze regio vastgesteld. De provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose 2014 laat een behoorlijke regionale woningbouwopgave zien van circa 33.000 woningen tot 2030. Een groot deel van deze opgave komt terecht in de steden. Het blijkt dat de groei van de woningvoorraad de afgelopen jaren achter heeft gelopen ten opzichte van de geprognosticeerde woningbehoefte. Het jaar 2015 was het dieptepunt van de nieuwbouwproductie. De plancapaciteiten van de gemeenten sluiten kwantitatief beter aan op de verwachte woningbehoefte. Belangrijk is dat gemeente over voldoende flexibiliteit beschikken binnen hun woningbouwprogramma en planning. Zo is het mogelijk om in te spelen op nieuwe kansen en ontwikkelingen en inzicht te creëren in de ruimte voor woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied en bestaand (leegstaand) vastgoed. Diverse opgaven liggen zowel op gebied van de verduurzaming, levensloop bestendig maken, de aanpasbaarheid als betaalbaarheid van woningen. Ontwikkelingen op gebied van zorg en wonen en kansen in bestaand stedelijk gebied zijn belangrijke opgaven voor een toekomstgerichte woningvoorraad.

De beoogde ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van circa 110 diverse woningen en heeft hierdoor een positieve invloed op het regionale beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Halderberge 2025

In de structuurvisie Halderberge 2025 d.d. 20 juni 2013 wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Halderberge op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied naar toe gaat in de periode tot 2025. De structuurvisie biedt een kader met voldoende ruimte om nadere afwegingen te maken in de periode tot 2025.

Halderberge is een samenstel van vijf kernen. In de betreffende periode wordt meer aandacht besteed aan de kracht van de individuele kernen zelf en minder aan de onderlinge verhouding. Elke kern heeft daarbij zijn eigen identiteit en bouwt de sociale samenhang verder uit in het eigen gewenste tempo.

Het plangebied ligt in de kern Oudenbosch. De ruimtelijke structuur van Oudenbosch wordt nu (nog) gedomineerd door twee infrastructurele zwaargewichten, de spoorlijn en de doorgaande weg. Oudenbosch kent daardoor twee deelgebieden met een eigen voorzieningenniveau. Het deelgebied ten zuidoosten van de spoorlijn heeft en houdt een basisvoorzieningenniveau bestaande uit (levensloopbestendige) woningen, primair onderwijs, speel- en ontmoetingsruimte en een bescheiden winkelcentrum voor dagelijkse boodschappen. Een bijzondere plaats heeft het Markland College, die leerlingen uit de omgeving trekt. Daarnaast stijgen de sportaccommodaties Albano (buitensport) en De Beuk (binnensport) boven het niveau van het deelgebied uit. Op structuurniveau is ter plaatse van het Arboretum een ingreep gewenst om de deelgebieden ter weerszijden van de spoorlijn beter met elkaar te verbinden. Deze verbinding onder het spoor door beperkt de scheidende werking van de spoorlijn. De ontwikkelingen in dit plangebied kunnen hier een bijdrage aan leveren.

Het voormalig sportpark Pagnevaart is in de structuurvisie aangewezen als gebied waar een transformatie naar woningbouw gewenst is na clustering van de sportactiviteiten op sportpark Albano. De sportactiviteiten zijn inmiddels verplaatst en het voormalige sportpark ligt al enkele jaren braak. Met de uitbreiding van het plangebied met het direct aangrenzende zuidelijk uitloopgebied geeft de gemeente met deze planontwikkeling ook invulling aan de ambitie in de structuurvisie om de zone tussen de zuidelijke omlegging en de bebouwde kom van Oudenbosch een nieuwe betekenis als uitloopgebied voor de bewoners van Oudenbosch te geven.

Daarnaast is er in de visie nog het volgende aangegeven:

  • Het woonbeleid draagt bij aan het handhaven en versterken van de eigen kwaliteit en identiteit van de kernen.
  • De nieuwbouwproductie van Halderberge is gebaseerd op de eigen behoefte van de gemeente en een beperkte groei die voortkomt uit de ontwikkeling van Borchwerf II, de Agro Food Cluster en de opvang van arbeidsmigranten. Promotie en marketing van Halderberge zijn nodig voor het bereiken van de gewenste productie en zijn daardoor aandachtspunten bij het woonbeleid.
  • Starters en senioren verdienen aandacht in iedere kern.
  • De uitvoering van het woonbeleid wordt gewaarborgd door een nauwe samenwerking tussen de gemeente en de partners in het woonbeleid.

Dit betekent dat nieuwbouw zich, nog meer dan voorheen, toe moet spitsen op specifieke vragen uit de markt, zoals levensloopbestendige woningen. Herstructurering van de woningvoorraad moet gepaard gaan met een sterke verbetering van de energetische kwaliteit van de woningen. De ontwikkelingen in dit plangebied kunnen hier een bijdrage aan leveren.

Om ontwikkelingen en initiatieven, die op Halderberge afkomen of daarbinnen plaatsvinden, te kunnen toetsen is een strategiekaart ontworpen. De strategiekaart laat zien dat op het grondgebied van de gemeente een achttal strategieën gedifferentieerd ingezet wordt. De plannen voor dit plangebied worden onder de strategie 'Ontwikkelen' geschaard. Het ontwikkelen van dit plangebied, waarbij de huidige functies komen te vervallen en er een nieuwe kansrijke functie wordt ingebracht is niet in strijd met de gemeentelijke structuurvisie.

3.4.2 Lokaal uitvoeringsprogramma Wonen

De versnellingsopgave woningbouw is opgenomen in het raadsprogramma 2018-2022 Samen vooruit van Halderberge. Bestaande plannen (harde plannen) worden versneld uitgevoerd en nieuwe plannen (zachte plannen) worden hard gemaakt. Ook in het collegewerkprogramma 2018-2022 is aangegeven dat naar mogelijkheden wordt gezocht voor nieuwe bouwlocaties en versnelling van bestaande. Ook de gemeentelijke woonvisie is in dit kader relevant. De vraag naar woningen vanuit de markt is vele malen groter dan het aanbod binnen herstructureringslocaties.

In maart 2019 heeft het college een projectopdracht "Versnelling woningbouw, met behoud van kwaliteit" vastgesteld. Er is een actueel overzicht van de woningbouw opgesteld en een nieuwe nota Kostenverhaal met bovenwijkse voorzieningen. Daarnaast is de organisatie qua bemensing/uren afgestemd en is er voorstel gedaan voor een implementatiepakket voor de versnellingsmaatregelen/regie woningbouw.

Uit het Woningbouwprogramma 2018-2028 blijkt dat de verwachting is dat er in de gemeente Halderberge in de periode 2017-2028 behoefte zal zijn aan de toevoeging van 898 tot 1113 woningen. Na 2028 zal er nog een kleine behoefte zijn van ongeveer 230 woningen waarna de verwachting is dat er een afname gaat plaatsvinden in de behoefte van het aantal woningen. Uit het woningbouwprogramma 2015-2025 blijkt dat er nog 731 woningen zijn opgenomen die nog niet zijn gerealiseerd. Dit houdt in dat er kwantitatief ruimte in het woningbouwprogramma aanwezig is om nieuwe woningbouwinitiatieven op te nemen.

Per kern zijn de toekomstige potentiële ontwikkellocaties in beeld gebracht. Dit zijn onder andere locaties in (toekomstig verwacht) leegstaand vastgoed, locaties waar investeringen vanuit leefbaarheid of ruimtelijke noodzaak aanwezig is en braakliggende locaties waar transformatie naar woningbouw voorstelbaar is. In de praktijk worden niet alle locaties ontwikkeld en kunnen er ook andere invullingen gerealiseerd worden. Echter is het wel van belang om flexibele ruimte in het woningbouwprogramma hiervoor beschikbaar te houden. Deze ruimte is enerzijds nodig om ruimte te houden voor kansrijke initiatieven en om in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de marktvraag.

In het woningbouwprogramma 2018-2028 zijn voor de kern Oudenbosch in totaal 282 woningen opgenomen. Voor toevoeging van woningbouw in de kern Oudenbosch moet ingezet worden op het voorkomen van langdurige leegstand en transformatie van bestaand vastgoed en de herontwikkeling van locaties in het bestaand stedelijk gebied waar een meerwaarde wordt geleverd. Het plangebied De Groene Vaart is een nieuw woongebied in een bestaand stedelijk gebied, waar er aandacht is voor een hoogwaardig recreatief leefmilieu en er een diversiteit aan dichtheden en woningtypes worden gerealiseerd. Dit project kan hierdoor als flexibel worden beschouwd en speelt in op de ontwikkelingen in de markt. De beoogde ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van circa 100 woningen. Derhalve biedt de beoogde ontwikkeling een meerwaarde en sluit dit plan aan de Woningbouwprogramma van de gemeente Halderberge.

3.4.3 Welstandsnota

De gemeenteraad van Halderberge heeft op 4 april 2017 de Welstandsnota vastgesteld. De welstandsnota geeft per gebied aan op welk niveau de welstand getoetst moet worden. Op deze wijze beoogt de gemeente de architectonische kwaliteit bij verbouw of nieuwbouw te waarborgen. Tevens zorgt het Stedenbouwkundig plan De Groene Vaart Oudenbosch Ontwerp & Beeldkwaliteit ervoor dat de bouwplannen juridisch geborgd worden en dat ze voldoen aan het onderdeel beeldkwaliteit uit het stedenbouwkundig plan.

De kern van Oudenbosch heeft een gecompliceerde opzet door de vele dwars- en achterstraten en heeft van oudsher al een stedelijk karakter door de aaneengesloten bebouwing. Het centrum heeft een organisch gegroeid stratenpatroon met soms een nauwe opzet. Het historisch centrum heeft rond de Markt een relatief grootschalige opzet. Het overige deel van het centrum heeft een kleinschalige en dichte opzet. Vanuit het historisch centrum hebben zich diverse bebouwingslinten ontwikkeld. Met name langs de oudere hoofdwegen en uitvalswegen zijn vanuit de historische kern in de loop der tijd bebouwingslinten ontstaan. De bebouwingslinten bepalen in sterke mate de ruimtelijke structuur van Oudenbosch en kenmerken zich door een kleinschalig en gevarieerd bebouwingsbeeld.

De historische bebouwingslinten kennen een mix van bouwstijlen en hebben voor een deel een historische waarde. Waardevol is het gevarieerde beeld dat is ontstaan door een perceelsgewijze invulling, waarbij de individuele woning als architectonische eenheid herkenbaar is. Ook kenmerken delen van Oudenbosch zich door individuele woningbouw. Dit betreft gebieden, met vrijstaande of 2-onder-1 kapwoningen, waar weinig eenheid bestaat tussen de woningen onderling. In deze gebieden is de variatie van de individuele woningen bepalend voor het straatbeeld en de woningen hebben veelal een uitgesproken architectonische vormgeving.

Naast de historische bebouwing, uitbreidingswijken en bedrijventerreinen, zijn in Oudenbosch diverse gebieden aanwezig met afwijkende bebouwing, zoals: kerken, scholen, winkelcentra, sportcomplexen, wijkgebouwen, seniorencomplexen e.d. Deze gebieden dragen vaak sterk bij aan het ruimtelijke beeld van Halderberge en hebben een individueel karakter. De bebouwing en de directe omgeving zijn vaak als geheel ontworpen, waarbij de open ruimte en het gebouw elkaar ruimtelijk en functioneel aanvullen; het gebouw is georiënteerde op de openbare ruimte. De architectuurstijl en de uitstraling van deze bebouwing is verschillend en afhankelijk van de bouwperiode en de functie.

Het beeldkwaliteitsplan De Groene Vaart is op 22 april 2021 vastgesteld door de gemeenteraad, daarnaast zijn de criteria uit het beeldkwaliteitsplan door middel van het stellen van nadere eisen gekoppeld aan het bestemmingsplan en juridisch geborgd. Tevens heeft de gemeenteraad besloten het beeldkwaliteitsplan als afzonderlijke bijlage aan de Welstandsnota Halderberge toe te voegen.

Nadere eisen kunnen gesteld worden als het noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige beeldkwaliteit, de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken of ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

3.4.4 Groen en spelen

Landschapsplan Halderberge 2016 – 2025 Het landschap in beweging

Het landschapsplan (vastgesteld: 21-04-2016) vormt een plan dat gericht is op het duurzame behoud, ontwikkeling en versterking van een samenhangend, groen landschap. Enerzijds dient het als beleidsstuk, anderzijds bestaat het uit een maatregelplan met praktische ideeën om bestaande natuur- en landschapswaarden verder te ontwikkelen en ‘groene’ kansen te benutten.

Actualisatie 'Groenbeleidsvisie 2020'

De 'Groenbeleidsvisie 2020' is een op hoofdlijnen beschreven groenbeleid, dat inzicht geeft in de uitgangspunten en doelstellingen voor de inrichting en beheer van het openbaar groen binnen de bebouwde kom. Inmiddels is deze nota geactualiseerd en ligt ter besluitvorming, onder de noemer 'Groenbeleid 2021- 2025 Het groene doorgroeimodel', voor aan de gemeenteraad van 3 juni 2021. De nota 'Het groene doorgroeimodel' biedt een praktische leidraad en toetsingskader voor de inrichting en het beheer van openbaar groen binnen de bebouwde kom in de periode 2021-2025. Het doel is gericht op het waarmaken van de ambities voor realisatie van de visie 'Gaan voor een aantrekkelijke klimaatbestendige groene openbare ruimte'.

Samen naar buiten, Speelbeleid gemeente Halderberge 2021-2025

Gezien de bewegingsarmoede onder de jeugd, is actief spelen van groot belang voor het ontwikkelen van een gezonde leefstijl. Het is daarom belangrijk dat er genoeg ruimte wordt gereserveerd voor veilige en goed bereikbare speelvoorzieningen. Circa drie procent van de bebouwde ruimte (landelijke tendens) dient voor deze voorzieningen te worden ingericht.

Waardevolle Bomen Halderberge (2011)

Voor het behoud en bescherming van waardevolle bomen is door de gemeente een inventarisatielijst gemaakt van gemeentelijke en particuliere waardevolle bomen. Bij het opstellen van deze lijst is gebruik gemaakt van het landelijke register Monumentale Bomen (Bomenstichting), de lijst “Bijzondere en monumentale bomen in Oudenbosch” en een eigen inventarisatie door de gemeente. Als er plannen zijn om een boom te kappen die vermeld staat op de lijst met waardevolle bomen, moet een kapaanvraag worden ingediend. In het geval van kap wordt in beginsel een herplantplicht opgelegd. Voor het kappen van bomen die niet vermeld zijn op de waardevolle bomenlijst, is geen omgevingsvergunning vereist. In het plangebied komen geen waardevolle bomen voor uit de lijst. Uit ecologisch onderzoek, een bomeninventarisatie en ruimtelijke analyse zal moeten blijken welke bomen(structuren) waardevol zijn om in de nieuwbouwontwikkeling in te passen.

Convenant Bijenlandschap West Brabant en Nationale bijenstrategie 2018 – 2030

Eind 2018 heeft de gemeente Halderberge het convenant Bijenlandschap West Brabant mede ondertekend. In het Bijenlandschap West-Brabant werken overheden, bedrijfsleven, beheerders van natuurgebieden, maatschappelijke organisaties, wetenschap, agrariërs, imkers en inwoners samen om het leefgebied van bijen (honing- en wilde bijen) en andere bestuivers te verbeteren. Bijenlandschap West-Brabant is een open netwerk waarbij iedereen die iets wil doen voor bijen, honingbijen en wilde bijen, en andere bestuivers kan aansluiten. Met elkaar wordt gewerkt aan een landschapsnetwerk voor bestuivende insecten.
Het hoofddoel van de Nationale Bijenstrategie is dat we in 2030 er populaties van bijen en andere bestuivers zijn, die stabiel zijn en/of zich positief ontwikkelen. Er zijn veel partijen die hier invloed op hebben, zoals de agrarische sector, terreinbeheerders en overheden. Het is dus nodig dat zij doelgericht bijvriendelijk beleid en maatregelen ontwikkelen en dat zij bij hun activiteiten rekening houden met de invloed op (wilde) bijen.

Conclusie:

In het plangebied wordt ruim voldoende ruimte geboden voor bewegen en spelen. Centraal in het plan komt een groene autovrije zone die uitmondt in het zuidelijk gelegen uitloopgebied, waarin volop gelegenheid is voor (avontuurlijk) spelen voor verschillende leeftijdsgroepen. De aanwezige houtsingels blijven behouden en versterkt. Zoals reeds in de Nota van Uitgangspunten Groen en ecologie (april 2020) is aangegeven wordt in het woongebied en uitloopgebied onder andere de samenhang van ecologische systemen versterkt, de variatie en bereikbaarheid van flora en fauna in het gebied en directe omgeving versterkt en het leefgebied van bijen (honing- en wilde bijen) en andere bestuivers verbeterd. De keuzes voor biotopen en ecosystemen worden doorvertaald in het inrichtingsplan openbare ruimte voor het woongebied en voor het uitloopgebied in samenspraak met specialisten op het gebied van ecologie en natuurinclusiviteit.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals wonen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor deze beoordeling is uitgegaan van het omgevingstype ''rustige woonwijk''. De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant heeft een quickscan uitgevoerd voor dit plangebied.

Beoordeling

In de nabijheid van het plangebied liggen 2 percelen met de bestemming ''Maatschappelijk''. Op het adres Pagnevaartweg 109 zijn maatschappelijke organisaties, zoals stichting Vluchtelingenwerk en KBO, gevestigd in het voormalige schoolgebouw De Vossenberg. Juridisch planologisch wordt maximaal milieucategorie 2 mogelijk gemaakt.

De milieucategorie is gebaseerd op het gebruik wat is toegestaan in de regels, daarbij wordt nu nog VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering toegepast. In de handreiking tabel richtafstanden is voor scholen een richtafstand opgenomen van 30 meter. De grootste afstand is leidend en heeft betrekking op geluid. In onderstaande afbeelding is de 30 meter contour ingetekend. Deze geldt vanaf de bestemmingsgrens "Maatschappelijk" tot de grens van een hoofdgebouw met een gevoelige functie zoals wonen. Bij de invulling van de bestemming "Woongebied" moet rekening worden gehouden met deze contour. In de eerste verkavelingsopzet zijn in deze zone geen hoofdgebouwen voorzien.

Wanneer er in de toekomst alsnog gevoelige functies binnen de 30 meter contour worden geplaats, moeten, indien nodig, aanvullende maatregelen worden uitgewerkt in het kader van aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen.

Bovenstaande beschrijving is de "worstcase scenario" waarbij de locatie weer in gebruik wordt genomen door een voorziening met een milieucategorie 2. De activiteiten van de huidige gebruikers Stichting Vluchtelingenwerk en KBO zijn vergelijkbaar met milieucategorie 1. De hiervoor geldende richtafstand bedraagt 10 meter vanwege de parameter geluid.

De afstand tussen het plangebied en bestemming ''Maatschappelijk'' aan de Pagnevaartweg is circa 16 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Daarnaast ligt het voormalig schoolgebouw nog circa 20 meter uit de bestemmingsgrens. Omdat voor het bestemmingsplan geen sprake is van belemmeringen (er wordt voldaan aan de richtafstand voor de huidige functie) is nader onderzoek niet noodzakelijk. Derhalve is hiervoor ook geen verplichting opgenomen in de planregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0013.jpg"

Afbeelding milieucontouren

Het andere perceel met de bestemming ''Maatschappelijk'' in het plangebied ligt het clubhuis en petanquebanen van Petanquevereniging Oudenbosch ''De Oudenbosche Boulers''. De richtafstand bedraagt 10 meter. Bij de invulling van de bestemming "Woongebied" moet rekening worden gehouden met deze contour. Wanneer hoofdgebouwen van gevoelige functies zoals wonen binnen de contour worden geplaatst kunnen indien nodig aanvullende maatregelen worden genomen aan de woning zelf of door het plaatsten van geluidsabsoberende schermen. Dit zal nader worden uitgewerkt in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen.

Op dit perceel is ook een GSM/UMTS mast aanwezig. In de VNG-brochure ''Bedrijven en milieuzonering'' wordt een bouwvergunningplichtige UMTS en GSM-mast ingedeeld in milieucategorie 1. Er moet een richtafstand van 10 meter worden aangehouden vanwege het aspect ''gevaar''. De 10 meter contour overschrijdt de bestemming 'Woongebied' niet.

Echter, naast de 10 meter contour op grond van de VNG brochure kan ook op basis van wetenschappelijk onderzoek en/of beleid verder worden beoordeeld of de 10 meter afstand afdoende is voor een goed woon- en leefklimaat.

Het beleid voor zendinstallaties is vastgelegd in het Nationaal Antennebeleid (2000). Het doel van het Nationaal Antennebeleid (NAB) is om binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid te stimuleren en faciliteren dat er voldoende ruimte is voor antenne opstelpunten. Blijkens dit beleid hebben de antennes voor GSM en UMTS geen effecten op de gezondheid op afstanden van meer dan een meter. In de tussentijd hebben er wel wetenschappelijke studies plaatsgevonden naar zendmasten. Deze studies geven indicaties voor gezondheidseffecten binnen 400 meter van degelijke masten.


Er bestaan kortom geen wettelijke normen of richtlijnen voor aan te houden afstanden tot zendmasten. Het landelijke expertisecentrum (bereikbaar via www.Antennebureau.nl) kan om advies gevraagd worden. Het Antennebureau is het informatiebureau van de Rijksoverheid over antennes voor draadloze en mobiele communicatie. Het geeft informatie, voorlichting en advies over antennes. Bijvoorbeeld over:

  • gezondheidseffecten door elektromagnetische velden van antennes;
  • wetten voor het plaatsen van antennes;
  • techniek voor het gebruik van antennes.

Zij geven op deze website aan dat gemeenten advies op maat kunnen aanvragen voor het plaatsen van antennemasten. Het gaat in dit geval om een bestaande zendmast direct grenzend aan de bestande buurten Pagnevaart en Albano. In het kader van bestuurlijk vooroverleg (conform artikel 3.1. Bro) vraagt de gemeente nog aanvullend advies aan bij het antennebureau en GGD in het kader van een actueel gezondheidsadvies ten aanzien van gezondheidseffecten bij zendinstallaties.

Aan de zuidkant van het plangebied is agrarisch gebied gesitueerd. Op deze gronden is sprake van agrarische bedrijvigheid, waaronder glastuinbouw. Voor agrarische bedrijfsgebouwen wordt een richtafstand van 30 meter aangehouden en voor agrarische gronden wordt een adviesafstand van 10 meter gehanteerd. Agrarische gronden bevinden zich op meer dan 10 meter van het plangebied. Ook zijn binnen 30 meter van agrarische bedrijfsgebouwen geen woonbestemmingen gesitueerd. Derhalve leveren deze bedrijfsfuncties geen belemmering op voor het planvoornemen.

Conclusie

Het planvoornemen kan gezien vanuit dit aspect gerealiseerd worden.

4.2 Geluid

AGEL adviseurs heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 1 bijgevoegd. Het zuidoostelijke deel van het plangebied is gelegen in de geluidzone van het 50 km/uur-gedeelte van de Pagnevaartweg. Hierdoor is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai noodzakelijk. Tevens zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening de omliggende 30 km/uur-wegen in het onderzoek betrokken.

Onderzoek

Pagnevaartweg (gezoneerde deel)

Het gedeelte van de Pagnevaartweg, ten zuiden van Pagnevaartweg 109, is gezoneerd.

Uit de berekeningen blijk dat op de grens van de meest westelijk gelegen bestemming ‘Woongebied - 2’ de hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt overschreden. De overschrijding bedraagt 3 dB tot een maximale geluidbelasting van 51 dB. Op deze geluidbelastingen is de aftrek van 5 dB volgens art. 110g Wgh toegepast.

Uit de contourenberekening blijkt dat de 48 dB-contour het meest maatgevend is op de 2e verdieping (hoogte 7,5 meter). Deze contour reikt maximaal 10 meter binnen de bestemming ‘Woongebied - 2’. Op onderstaand afbeelding zijn de berekende contouren op een hoogte van 7,5 meter weergegeven.

In het geval nieuwe woningen binnen de 48 dB-contour worden gesitueerd, dan zijn hogere waarden benodigd tot maximaal 51 dB om die woningen te kunnen realiseren. Als de nieuwe woningen buiten de contour worden gerealiseerd, dan is het vaststellen van de hogere waarden niet benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0014.jpg"

Afbeelding Geluidcontouren gezoneerde deel Pagnevaartweg (hoogte = 7,5 meter)

30 km/uur-wegen (niet gezoneerde wegen)

In het onderzoek zijn de volgende 30 km/uur-wegen meegenomen in het onderzoek:

  • Pagnevaartweg (ten noorden van KBO Oudenbosch);
  • Acer Flamingolaan;
  • Professor Mulderslaan.

In vergelijking met de grenswaarden voor gezoneerde wegen blijkt dat alleen op de grens van de bestemming ‘Woongebied - 2’ wordt overschreden met maximaal 9 dB tot maximaal 57 dB. Het vaststellen van hogere waarden is niet mogelijk, omdat het 30 km/uur-wegen betreft.

Uit de contourenberekening blijkt dat, daar waar de geluidbelasting hoger is dan 48 dB op de grens bestemming ‘Woongebied - 2’, de 48 dB-contour het meest maatgevend is op de 2e verdieping (hoogte 7,5 meter). Op onderstaand afbeelding zijn de berekende contouren op een hoogte van 7,5 meter weergegeven langs de Pagnevaartweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0015.jpg"

Afbeelding Geluidcontouren 30 km/uur-wegen langs de Pagnevaartweg (hoogte = 7,5 meter)

Door nieuwe woningen binnen de 48 dB-contour te realiseren wordt aanbevolen om voor die woningen een nader akoestisch onderzoek uit te voeren naar de karakteristieke geluidwering van de gevels van de nieuwe woningen.

Beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening

Met betrekking tot de milieukwaliteitsmaat MKM Lden kan het volgende geconcludeerd worden:

  • Voor het overgrote gedeelte van het plangebied is sprake van een classificatie 'goed' voor nieuwe woningen.
  • Voor nieuwe woningen die in het gebied tussen de 50 en 55 dB-contour worden gesitueerd is sprake van een classificatie 'redelijk'.
  • Voor nieuwe woningen die in het gebied tussen de 55 en 60 dB-contour worden gesitueerd is sprake van een classificatie 'matig'.
  • Voor nieuwe woningen die in het gebied tussen de 60 en 65 dB-contour worden gesitueerd is sprake van een classificatie 'tamelijk slecht'.


Bij het eventueel vaststellen van hogere waarden dient de gemeente Halderberge een oordeel te geven over de cumulatieve geluidbelastingen.

Karakteristieke geluidwering gevels

Doordat er sprake is van het vaststellen van hogere waarden dient op grond van artikel 3.2 en artikel 3.3 van het Bouwbesluit 2012 te worden onderzocht of de karakteristieke geluidwering van de woningen voldoet aan de wettelijke grenswaarde voor het binnenniveau van 33 dB voor wegverkeerslawaai. Daarbij geldt een minimumeis van 20 dB.

Geadviseerd wordt om hierbij de gecumuleerde geluidbelasting zonder aftrek als uitgangspunt te nemen. Middels een nader akoestisch onderzoek dienen de gevelmaatregelen te worden bepaald om het vereiste binnenniveau van 33 dB te kunnen garanderen.

Conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat vanwege het verkeer op het gezoneerde deel van de Pagnevaartweg op het zuidwestelijke gedeelte van de grens van de bestemming ‘Woongebied - 2’ hoogst toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden tot maximaal 51 dB. Uit nadere berekeningen blijkt dat de 48 dB contour maximaal 10 meter binnen de bestemming is gelegen.

Het is vanuit stedenbouwkundig en financieel oogpunt onmogelijk om de woningen buiten de 48 dB contour te situeren. Derhalve is het vaststellen van hogere waarden benodigd om de nieuwe woningen te kunnen realiseren. Hiervoor is een besluit hogere waarden genomen.

Besluit hogere waarde

Het besluit tot vaststelling hogere waarden dient gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage te worden gelegd. De hogere waarden dienen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge te worden vastgesteld. De cumulatieve geluidbelasting is voor het overgrote gedeelte van het plangebied als ‘goed’ is aan te merken. Voor de woningen die worden gesitueerd binnen de 50 dB-contour en de grens van de bestemming is sprake van een classificatie van ‘redelijk’ tot ‘tamelijk slecht’. Bij het vaststellen van hogere waarden dient de gemeente Halderberge over de cumulatieve geluidbelastingen een oordeel te geven. Tevens dienen middels een nader akoestisch onderzoek de gevelmaatregelen te worden bepaald. Het besluit hogere grenswaarden geluid is als Bijlage 2 bijgesloten.

4.3 Externe veiligheid

Voor het milieuaspect externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Die grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden in dit kader twee normstellingen gehanteerd, te weten:

  • het plaatsgebonden risico: richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het groepsrisico: stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Beoordeling

Het plangebied van het bestemmingsplan bevindt zich binnen het invloedsgebied van diverse risicobronnen. AGEL adviseurs heeft een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 3 bijgesloten.
Omdat met het bestemmingsplan woningbouw mogelijk wordt gemaakt, is het aspect externe veiligheid van belang voor deze ontwikkeling. In de omgeving van het plangebied is de hogedruk aardgasleiding Z-529-27 (A) en het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Lage Zwaluwe - Roosendaal (B) en over de Rijksweg A17 (C). De relevante risicobronnen zijn op de afbeelding hieronder ten opzichte van het plangebied weergegeven, waarbij de globale ligging van het plangebied in het groen is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0016.png"

Afbeelding: Ligging relevante risicobronnen t.o.v. globale ligging plangebied

Hogedruk aardgasleiding Z-529-27

Gelet op de werkdruk (66,2 bar) en de diameter (16 inch) is langs de hogedruk aardgasleiding Z-529-27 een invloedsgebied aanwezig van ongeveer 210 meter aan weerszijde van de aardgasleiding. Omdat nieuwe woningen binnen het invloedsgebied worden gerealiseerd is het benodigd om de hoogte en toename van het groepsrisico inzichtelijk te maken. De hoogte en toename van het groepsrisico is berekend met een kwantitatieve risicoanalyse (QRA).

Uit de berekeningen blijkt dat langs de gasleiding geen PR 10-6 contour aanwezig is. Op basis hiervan levert het plaatsgebonden risico geen beperkingen op voor deze ontwikkeling. Uit de rekenresultaten blijkt dat er tussen de autonome en toekomstige situatie geen sprake is van een toename van de hoogte van het groepsrisico. Omdat er geen sprake is van een toename van de hoogte van het groepsrisico en deze lager is dan 0,1 x OW is het opstellen van een verantwoording van de toename van het groepsrisico niet noodzakelijk op basis van artikel 8 van het Revb. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. De verantwoording hiervan dient door de gemeente Halderberge te worden opgesteld.

Spoorlijn Lage Zwaluwe - Roosendaal

Het plangebied is op ongeveer 550 meter van de spoorlijn Lage Zwaluwe - Roosendaal gelegen. Omdat de afstand tussen de spoorlijn en het plangebied groter is dan 200 meter is het uitvoeren van een onderzoek naar de hoogte en toename van het groepsrisico voor deze transportroute niet benodigd. Het blijkt dat het invloedsgebied van toxische stoffen (stofgroepen D3 en D4) wel over het plangebied is gelegen. Op basis van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) dient daardoor inzicht te worden gegeven in de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De verantwoording hiervan dient door de gemeente Halderberge te worden opgesteld.

Rijksweg A17

Over de Rijksweg A17 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze rijksweg is op ongeveer 3,3 km van het plangebied gelegen. Omdat de afstand van de Rijksweg A17 tot het plangebied veel groter is dan 200 meter is het uitvoeren van een onderzoek naar de hoogte en toename van het groepsrisico voor deze transportroute eveneens niet benodigd. Het blijkt dat het invloedsgebied voor toxische gassen (stofgroep LT3) wel over het plangebied is gelegen. Op basis van artikel 7 van het Bevt dient daardoor inzicht te worden gegeven in de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De verantwoording hiervan dient door de gemeente Halderberge te worden opgesteld.

Advies verantwoording groepsrisico

Gelet op de ligging van het plangebied ten opzichte van de gasleiding Z-529-27 en de transportroutes over het spoor en de weg moet overeenkomstig het Bevb en het Bevt door de gemeente Halderberge een verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld. Hiernaast dient ook in te worden gegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.


Gelet op de resultaten kan worden volstaan van een beperkte verantwoording. De gemeente Halderberge beschikt over een ‘Standaard verantwoording van het groepsrisico gemeente Halderberge’. Voor verdere besluitvorming kan van dit standaardadvies gebruik gemaakt worden. Het advies van de Veiligheidsregio is verwerkt in deze Standaard verantwoording. Het standaard advies is als Bijlage 4 Standaardadvies 2021 externe veiligheid en de standaard verantwoording is als Bijlage 5 Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019 bijgevoegd.

Conclusie

De gemeente Halderberge dient een verantwoording van het groepsrisico op te stellen. Het aspect externe veiligheid is geen belemmering voor het plan. Het plan wordt ter advies voorgelegd aan de veiligheidsregio.

4.4 Verkeer en parkeren

Verkeer

Goudappel Coffeng BV heeft een verkeersonderzoek uitgevoerd om de verkeerseffecten van de ontwikkeling op het wegennet in beeld te brengen. Dit onderzoek is als Bijlage 12 bijgevoegd.

De ontwikkeling De Groene Vaart zorgt voor een toename van het aantal verkeersbewegingen, met een verkeersproductie van 1.070 motorvoertuigen pet etmaal op een weekdag en 1.189 motorvoertuigen per etmaal op een werkdag, op nabijgelegen wegvakken in het studiegebied. De woningbouwontwikkeling van De Groene Vaart kan op meerdere mogelijke manieren worden ontsloten op het wegennet via de Pagnevaartweg en/of Acer Flamingolaan. Deze aspecten zijn verwerkt in het Stedenbouwkundig plan De Groene Vaart Oudenbosch Ontwerp & Beeldkwaliteit. De verkeerskundige effecten van de diverse ontsluitingsmogelijkheden zijn inzichtelijk gemaakt. In alle ontsluitingsvarianten blijft het aantal verkeersbewegingen op wegvakniveau binnen de gestelde streefwaarde van Duurzaam Veilig. De verkeerskundige verschillen tussen de ontsluitingsvarianten zijn beperkt.

Echter, kan worden gesteld dat de realisatie van drie ontsluitingen op het wegennet verkeerskundig de voorkeur geniet door meer spreiding van het verkeer (circa 1.200 mvt/etm) over het wegennet in combinatie met de goede bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten. Hierbij kan worden gekozen om de groene zone, die centraal in noord-zuid richting ligt en zich uitstekend leent voor groen, spelen en water, autoluw te maken door de inrichting onaantrekkelijk te maken voor intern verkeer of een knip aan te brengen waardoor intern verkeer tussen oost/noord en west fysiek onmogelijk wordt gemaakt voor gemotoriseerd verkeer.

Naar aanleiding van de participatie is besloten de derde ontsluiting voor de auto aan Pagnevaartweg noordzijde te laten vervallen en enkel te gebruiken voor langzaam verkeer.

Parkeren

Naar aanleiding van de gebruikte gegevens voor het verkeersonderzoek kan er een berekening worden gemaakt voor het benodigde aantal parkeerplaatsen uitgaan van normen uit de Parkeernota gemeente Halderberge. Voor woningen groter dan 90 m2 geldt de parkeernorm van 2,1 parkeerplaats. Voor woningen kleiner dan 90 m2 geldt de parkeernorm van 1,9 parkeerplaats per woning. Het plangebied wordt verdeeld in twee parkeerzones, ten oosten en ten westen van de centrale groene loper. Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan wordt een definitieve parkeerbalans opgesteld.

4.5 Luchtkwaliteit

De gemeente Halderberge heeft aan Goudappel Coffeng BV gevraagd om de verkeerseffecten van de ontwikkeling op het wegennet in beeld te brengen. Uit het uitgevoerde verkeersonderzoek volgt dat door het plan er een hoeveelheid van circa 1189 autoritten per etmaal wordt gegenereerd. Dit is een worst case situatie. Het uitgevoerde verkeersonderzoek is als Bijlage 12 toegevoegd. Dit verkeer maakt gebruik van Acer Flamingolaan, Pagnevaartweg noord en Pagnevaartweg oost. Met behulp van de NIBM-tool van het Kenniscentrum Infomil is op globale wijze beoordeeld of met deze verwachte verkeerstoename er sprake is van een al dan niet in betekenende mate bijdrage van het plan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In onderstaande afbeelding is de berekening gepresenteerd. Bij de berekening is uitgegaan van een hoog percentage vrachtverkeer van 2%. Dit wordt gezien als een worst case-situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0017.png"

Afbeelding berekening NIBM-tool

Het resultaat van deze (worst case) berekening met de NIBM-tool geeft aan dat het plan hiermee niet in betekenende mate bijdraagt. De bijdrage van het extra verkeer op de concentratie NO2 is maximaal 1,03 ug/m3. De bijdrage van het extra verkeer op de concentratie PM10 is 0,20 ug/m3. De grenswaarde van 1,2 ug/m3 wordt daarmee niet overschreden.

Volgens het Besluit en de Regeling ‘Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ draagt een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen (bij één ontsluitingsweg) niet bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor de zorgvuldigheid is deze berekening alsnog uitgevoerd.

Het resultaat van deze (worst case) berekening met de NIBM-tool geeft aan dat het plan hiermee niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Beoordeling concentraties stoffen

Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2020) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Bosschendijk, Sint Bernaertsstraat en de N640 nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 21,8 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 18,8 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 11,2 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6,7 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.

Conclusie

Uit de resultaten blijkt dat er geen sprake is van een normoverschrijding. Voor de concentraties verontreinigende stoffen ter plaatse van het planvoornemen wordt ruim voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.

4.6 Flora en fauna

Regelink Ecologie & Landschap heeft een ecologisch quickscan uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 6 bijgevoegd. Het agrarisch gebied waar het recreatief uitloopgebied wordt voorzien is niet meegenomen in het onderzoek. In het uitloopgebied worden geen stedelijke functies gerealiseerd. Het nu nog eenzijdig ingericht agrarisch gebied wordt vanuit ecologisch oogpunt versterkt door het toevoegen van nieuwe bij het gebied passende biotopen. De keuzes voor biotopen en ecosystemen worden doorvertaald in het inrichtingsplan openbare ruimte voor het woongebied en voor het uitloopgebied in samenspraak met specialisten op het gebied van ecologie en natuurinclusiviteit.

Onderzoeksresultaten

Gebiedsbescherming

Het Natura 2000-gebied dat het dichtste bij het plangebied ligt is 'Hollands Diep'. Dit gebied ligt op een afstand van circa 10 km van het plangebied. Het plangebied ligt op 850m afstand van het NNN. Op basis van de afstand van deze gebieden tot het plangebied en de aard van de die hier plaatsvinden, valt op voorhand uit te sluiten dat er sprake is van (tijdelijke) negatieve impact op de wezenlijke waarden en kenmerken van bovengenoemd gebieden. Ter toetsing van de conclusie voor het Natura 2000 gebied is er een stikstofberekening uitgevoerd. De Stikstofberekening is te vinden in paragraaf 4.6.2.


Soortenbescherming
Vogelrichtlijn

Vogelsoorten met vaste rust- en/of verblijfplaatsen (categorie 1-4) zijn mogelijk binnen het plangebied aanwezig. Vogelsoorten uit categorie 2, zoals de huismus en gierzwaluw, worden in het plangebied niet verwacht. Van de andere onder categorie 2 vallende vogel (de roek) is tijdens het veldbezoek een kolonie aangetroffen in de bomen aan de noordoostzijde van het plangebied. Categorie 4 vogels zoals roofvogels en de ransuil, deze zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Er is tijdens het veldbezoek wel een foeragerende sperwer waargenomen. Van de vogels uit categorie 5 zijn de bosuil en de koolmees tijdens het veldbezoek waargenomen. Verder kunnen de volgende vogels uit categorie 5 in het plangebied worden verwacht: boomklever, boomkruiper, ekster, groene specht, grote bonte specht, pimpelmees, spreeuw en zwarte kraai.

Hiernaast kunnen binnen het plangebied zangvogels aanwezig zijn die in tuinen en stedelijk gebied broeden. Ook kunnen binnen het plangebied zangvogels aanwezig zijn die in agrarisch gebied broeden.

Voor de roek is aanvullend onderzoek nodig conform het kennisdocument roek. Het werken volgens deze kennisdocumenten geeft een hoge mate van zekerheid van de inventarisatie en dus een kleine kans op onverwachte problemen.

Het is niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor het verstoren van broedende vogels.


Zoogdieren

Vleermuizen

Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor een aantal soorten vleermuizen. Op grond van de geringe omvang van het plangebied en de aanwezigheid van alternatieve foerageergebieden in de omgeving is de kans klein dat het een essentieel foerageergebied betreft. Uit de resultaten blijkt dat tien soorten vleermuizen binnen het plangebied kunnen voorkomen. Ook zijn er in meerdere bomen binnen het plangebied holten aangetroffen waarmee ook de aanwezigheid van verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen niet kan worden uitgesloten.

Door de sloop van de aanwezige gebouwen met spouwmuur of gevelbetimmering gaan potentiële verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen verloren. De kap van bomen met holten of loshangende bast kan eveneens resulteren in het verloren gaan van potentiële verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen. Mocht de kap of sloop plaatsvinden terwijl er vleermuizen aanwezig zijn in de potentiële verblijfplaatsen kunnen deze dieren worden verstoord of gedood. Aantasting van foerageergebieden en vliegroutes leiden indirect tot een afname van de functionaliteit van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van vleermuizen.

Het is noodzakelijk om aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuissoorten in het plangebied te verrichten. Het verdient aanbeveling dit aanvullende onderzoek uit te voeren volgens het Vleermuisprotocol 2017 van de Gegevensautoriteit Natuur. Aanvullend vleermuisonderzoek houdt in dat er drie bezoeken in de periode 15 mei t/m 15 juli (twee direct na zonsondergang en een direct voor zonsopkomst) en twee bezoeken in periode 15 augustus t/m 1 oktober (ruim na zonsondergang en ruim voor zonsopkomst) aan het plangebied gebracht dienen te worden. Deze bezoeken moeten met behulp van een heterodyne batdetector met time expansion uitgevoerd worden.

Marterachtigen

Het interieur van de drie gebouwen was tijdens het veldbezoek niet toegankelijk, hierdoor kon dit niet worden onderzocht op sporen van marterachtigen. Het middelste en oostelijke gebouw vertonen gaten die groot genoeg zijn voor een steenmarter om door naar binnen te klimmen. In 2015 is een steenmarter in Oudenbosch waargenomen. De aanwezigheid van steenmarters in de gebouwen kan hiermee niet worden uitgesloten. In de directe omgeving van het plangebied zijn meerdere recente waarnemingen bekend van bunzing (Mustela putorius), hermelijn (Mustela erminea) en wezel (Mustela nivalis). Het halfopen karakter van het plangebied van bosschages met takkenhopen en verruigd grasland vormen een geschikt biotoop voor kleine marterachtigen. De aanwezigheid van deze drie soorten in het plangebied kan dan ook niet worden uitgesloten.

Door de sloop van de gebouwen, kap van bomen met grote holten en het verwijderen van takkenhopen in het plangebied worden mogelijk potentiële verblijfplaatsen van de steenmarter vernield. Daarnaast kan het verwijderen van takkenhopen in de bosschages en het kappen van bomen leiden tot het vernielen van een potentiële rust- of verblijfplaats van bunzing, hermelijn en wezel. Het is noodzakelijk om aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten in het plangebied te verrichten.

Overige zoogdieren

Uit de resultaten blijkt dat de aanwezigheid van soorten overig zoogdieren, planten, reptielen, amfibieën, vissen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelden redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De ingreep leidt voor deze soorten dan ook niet tot een overtreding van de Wet natuurbescherming.

Conclusie

In algemene zin kan redelijkerwijs worden gesteld dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Wet natuurbescherming wordt verhinderd, mits voor het bestemmingsplan aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd naar roeken, vleermuizen en marters, en rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels. Het aanvullende onderzoek is in onderstaande paragraaf beschreven.

4.6.1 Nader onderzoek naar vleermuizen en marterachtigen

Naar aanleiding van de conclusies van de natuurtoets is door Tritium Advies BV nader onderzoek uitgevoerd naar steenmarter, roek, kleine marterachtigen en vleermuizen. Het rapport is als Bijlage 7 bijgevoegd.

Steenmarter

Tijdens de veldbezoeken zijn geen exemplaren van steenmarters waargenomen binnen en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied. Tevens zijn er geen sporen aangetroffen van deze soort binnen het onderzoeksgebied. Wel wordt bij de voorgenomen sloop- en bouwwerkzaamheden verwezen naar de in hoofdstuk 4 omschreven werkwijze.

Roeken

Binnen het onderzoeksgebied is een kolonie roeken aangetroffen met maximaal 30 bezette nesten. Indien de bomen waarin deze nesten aanwezig zijn worden gekapt, of de nesten tijdelijk worden verstoord, dienen maatregelen te worden genomen. De maatregelen zijn te vinden in Bijlage 7. Voor kolonie roeken is een ontheffing Flora en Fauna verleend. De ontheffing toegevoegd als Bijlage 8.

Kleine marterachtigen

Er zijn geen exemplaren of sporen van de kleine marterachtigen aangetroffen.

Vleermuizen

Binnen het onderzoeksgebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Binnen het onderzoeksgebied wordt wel gefoerageerd door voornamelijk de gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger. Het betreft echter geen essentieel foerageergebied, de omliggende akkers en tuinen zijn tevens geschikt als foerageergebied en worden ook als zodanig gebruikt. Tevens zijn er geen significante vliegroutes aangetroffen. De maatregelen zijn te vinden in Bijlage 7.

Conclusie

De voorgenomen plannen zullen geen nadelige effecten hebben op de steenmarter, kleine marterachtigen en vleermuizen.

4.6.2 Stikstofdepositie

Agel heeft een berekening stikstofdepositie uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 10 bijgevoegd.

Conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat voor de sloopfase, de bouwfase als voor de toekomstige gebruiksfase dit

niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Op grond van de Wet Natuurbescherming geldt een vrijstelling van de vergunningplicht en is nader onderzoek niet noodzakelijk. De Wet natuurbescherming vormt daarom geen belemmering.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant (CHW)

Het plangebied gelegen binnen de houtsingels (voormalige sportpark) is in de CHW niet met een waarde aangeduid. Het ten zuiden gelegen uitloopgebied is onderdeel van Archeologische landschappen (Provinciaal cultuurhistorisch belang), de zogenaamde Dekzandrug Bosschenhoofd-Hoeven.

De strategie voor dit gebied is het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief (onder andere door afstemming van het gemeentelijk archeologiebeleid).

Beschrijving landschap:

Landschap omvat het gebied tussen de woonkernen Etten-Leur, Sint Willebrord en Oudenbosch. Een groot deel van het gebied kenmerkt zich door een licht golvend dekzandreliëf. De kern wordt gevormd door een zuidwest-noordoost georiënteerde dekzandrug met in het westen het beekdal de Oudenbosche laagte, en in het oosten het beekdal van de Kibbelvaart. Iets oostelijker ligt een derde beekdal, genaamd Lokkervaart/Laaksche vaart. In het noordwestelijke richting gaat de zandrug geleidelijk over in het marien- en veenlandschap. Aan het maaiveld komen over grote oppervlakten Oude dekzanden voor die tussen 27.000 en 11.000 jaar geleden zijn afgezet. Van de Jonge dekzanden (11.000-10.000 jaar geleden) zijn slechts enkele kleinere arealen bekend. Onder het dekzand bevinden zich terrassen van de Rijn en Maas die op sommige plaatsen (nagenoeg) aan het oppervlak liggen. Door de Holocene “vernatting” van West-Brabant is het dekzand van landschap met een omvangrijk veenpakket bedekt geraakt. De groei van het veen ging tot in de middeleeuwen door. Veel van het veen is intussen verdwenen door natuurlijke erosie en ontginning vanaf de tweede helft van de 13e eeuw na Chr. In het noordoosten is waarschijnlijk nog een restant van het veen bewaard gebleven onder de zeeklei die door overstromingen in de late middeleeuwen is afgezet. Rond de gehuchten Hoeven en Bosschenhoofd komen aanzienlijke oppervlakten aan oude bouwlanden met een plaggendek (cultuurdek) voor. De indruk bestaat dat (een deel van) de cultuurdekken snel zijn aangelegd, waardoor het onderliggende dekzandprofiel nog goed intact is.


Beschrijving archeologie:

Landschap behoort tot de archeologische landschappen met de minste Archis-waarnemingen, zowel absoluut als relatief. AMK-terreinen ontbreken zelfs geheel. Als we kijken naar de perioden die onder de waarnemingen vertegenwoordigd zijn, valt op dat waarnemingen uit de bronstijd – vroege middeleeuwen geheel ontbreken. Dit zal zeker te maken hebben gehad met de veenvorming in die periode waardoor grotendeels sprake was van ongunstige omstandigheden voor bewoning. Het veen is thans verdwenen door natuurlijke erosie en ontginning door de mens vanaf de 13e eeuw na Chr. De jongste Archis-waarnemingen hangen samen met deze ontginning en de daaropvolgende bewoning. Interessant is dat de meeste vindplaatsen stammen uit de vroege prehistorie (paleolithicum – neolithicum), dus voordat het dekzand “vernat” raakte. De kans is groot dat vooral de vroege vindplaatsen uit de periode paleolithicum – neolithicum in de zones met oude bouwlanden, nog relatief goed bewaard gebleven zijn. Er zijn namelijk aanwijzingen dat het dekzand in deze zones nog goed intact is en vrij van verstoringen door latere bewoning gezien het “bewoningshiaat”.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0018.jpg"

Afbeelding Cultuurhistorische Waardenkaart provincie Noord-Brabant

Cultuurhistoriekaart Halderberge

De cultuurhistoriekaart brengt alle cultuurhistorische waarden binnen het grondgebied van de gemeente in beeld. Hierop staat het bovengrondse erfgoed. De Halderbergse kaart inclusief de legenda sluit aan op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant. Het plangebied gelegen binnen de houtsingels (voormalige sportpark) is in de cultuurhistorischekaart niet met een waarde aangeduid. Het ten zuiden gelegen uitloopgebied is onderdeel van Archeologische landschappen (Provinciaal cultuurhistorisch belang), de zogenaamde Dekzandrug Bosschenhoofd-Hoeven, zie de beschrijving bij de Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0019.jpg"

Afbeelding Cultuurhistoriekaart gemeente Halderberge

Cultuurhistorie Pagnevaart

De Pagnevaartweg is een oude route die vernoemd is naar de oude historische Pagnevaart en te herleiden is tot halverwege de 19e eeuw. Het gebied langs deze weg is lange tijd voornamelijk gebruikt door kwekerijen en bestond veelal uit diverse groene kamers. Hierdoor was er een natuurlijke en besloten overgang en verloop van Oudenbosch naar het omliggende landschap.

Vanaf de jaren 50 is Oudenbosch langzaam langs de Pagnevaartweg verder gegroeid in oostelijke richting. In de bocht van de Pagnevaartweg in de richting van de Jan Teunisstraat is het sportpark Pagnevaart opgericht. Ten noorden van het sportpark ligt de wijk Pagnevaart. Deze wijk uit de jaren 70 kent een vrij eentonige woningopbouw met voornamelijk

rijwoningen. De kern van de wijk bestaat uit een groene long de Brink waar diverse evenementen plaatsvinden.

De oorspronkelijke kavelstructuur van het gebied bestond uit een orthogonale kavelstructuur. De sloot in de Kwekerssingel liep van oorsprong dwars door het sportpark heen. Maar is in de jaren 70 in zuidelijk richting verlegd ten behoeve van de uitbreiding van het sportpark. De houtwal in de zuidwestelijke hoek van het plangebied is nog steeds als oude structuur zichtbaar.

Vanaf begin jaren 2000 is het gebied ten westen van het sportpark ontwikkeld met nieuwe delen van de wijk Albano. Deze wijk bestaat grotendeels uit vrijstaande en twee-onder-één-kap-woningen. Ten oosten van het sportpark liggen maatschappelijke functies en vrijstaande woningen. In het zuiden is er uitzicht op een open beekdallandschap die

door een hoogspanningsleiding wordt doorkruist.

Cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Halderberge en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Halderberge, waardoor ontmoetingen van heden en verleden gelden als

uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0020.jpg"

Afbeelding: historische kaartreeks omgeving Pagnevaart

In het plangebied is de orthogonale structuur en de houtsingels behouden. Om de buurt meer identiteit te geven die verbonden is met de plek zijn in het beeldkwaliteitsplan een aantal stijlkenmerken toegevoegd die geïnspireerd zijn op de typische boerderijen uit de kwekerij periode van de omgeving Pagnevaart. Hiermee kan een dorps-landelijke stijl op verschillende manieren gerealiseerd worden. Het recreatief uitloopgebied speelt in op de kenmerken van het beekdallandschap waar ook ruimte gemaakt wordt voor extra waterrentie. Voor het uitloopgebied is tevens archeologisch onderzoek uitgevoerd die wordt beschreven in de volgende paragraaf.

Archeologisch onderzoek

Beleidsnota archeologie

Op 22 september 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota “Ons ongeschreven verleden” vastgesteld. Het archeologiebeleid heeft tot doel het archeologisch erfgoed te beschermen en om het gemeentelijke beleid ten aanzien van de omgang met het archeologisch bodemarchief voor de komende jaren vast te leggen. Het planvoornemen is niet in strijd met de beleidsnota archeologie.

Onderzoek

Voor een deel van het plangebied geldt dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Conform deze dubbelbestemming dienen ingrepen in de ondergrond groter dan 500 m² en dieper dan 40 cm vooraf te worden gegaan door een archeologisch onderzoek. Uit onderzoek moet blijken of deze dubbelbestemming kan worden gehandhaafd, gewijzigd of geschrapt. RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. heeft een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 9 bijgesloten. Het archeologisch onderzoek wordt verwerkt in het bestemmingsplan door het opnemen van de dubbelbestemming en de bijbehorende regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0021.jpg"

Afbeelding archeologische verwachtingskaart

Onderzoek
Het plangebied bevindt zich op een dekzandwelving. Het plangebied ligt op de grens van het zandgebied in het noorden en het veengebied in het zuiden. Het is daarom niet duidelijk in hoeverre het gebied ooit door veen bedekt is geweest. Het booronderzoek heeft uitgewezen dat er in het plangebied vrijwel overal sprake is van een vaaggrond (A-C profiel. In twee boringen is een dun opgebracht dek (laarpodzolgrond) aangetroffen.

Er zijn in het plangebied geen archeologische vindplaatsen of monumenten bekend. In de omgeving ervan (straal ca. 1 km) zijn er slechts twee vindplaatsen. De vondsten bestaan uit een stukje handgevormd aardewerk dat niet goed gedateerd kan worden (neolithicum-nieuwe tijd) en (op de andere vindplaats) uit aardewerk uit de nieuwe tijd. Er geldt een middelhoge verwachting voor vindplaatsen van landbouwers.

Advies

Er wordt geadviseerd om in het plangebied geen ingrepen dieper dan 40 cm te laten plaatsvinden. Als hier niet aan kan worden voldaan, wordt een proefsleuvenonderzoek aangeraden, met als doel het opsporen van archeologische resten. Hiertoe is ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de planregels.

Een dergelijk onderzoek dient te zijn gebaseerd op een door de gemeente goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Halderberge, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit. In de plangregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ter waarborging dat dit onderzoek uitgevoerd dient te worden in geval er ingrepen plaatsvinden dieper dan 40 cm.

4.8 Bodem

AGEL adviseurs heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 14 bijgesloten. Met het onderzoek is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de locatie vastgesteld.

Onderzoek

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

  • De bovengrond is licht verontreinigd met kwik en lood. De oorzaak van het licht verhoogde gehalte aan kwik en lood is niet eenduidig te verklaren. De aangetoonde gehalten zijn overeenkomstig met de aangetoonde gehalten in het voorgaand onderzoek (AGEL, 2019). De gemeten gehalten van de overige geanalyseerde parameters zijn kleiner dan de achtergrondwaarden.
  • In de ondergrond zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden gemeten.
  • In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium, cadmium, kobalt, molybdeen, nikkel en zink aangetoond. Mogelijk betreffen het licht verhoogde achtergrondwaarden.

Middels het verkennend bodemonderzoek is de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in voldoende mate vastgesteld. De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek. De aangetoonde verhoogde gehalten/concentraties aan zware metalen leveren bij het toekomstig gebruik van de bodem en de voorgenomen nieuwbouwactiviteiten geen beperkingen op.

Aanbevelingen

Indien bij de voorgenomen bouwactiviteiten grond van de locatie vrijkomt, dient er rekening te worden gehouden met beperkingen ten aanzien van hergebruik en afzet van de grond. De grond afkomstig van de onderzoekslocatie heeft een kwaliteit die indicatief voldoet aan de klasse Wonen en de Achtergrondwaarde 2000 en daarmee in principe (milieuhygiënisch gezien) geschikt is voor de functie Wonen en moes-/volkstuinen, landbouw & natuur.

De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant adviseert het volgende:

Uit aanvullende informatie blijkt dat ter plaatse van het deel dat aangegeven is als deellocatie 2, onderzocht in 2019, plaatselijk een boomkwekerij aanwezig is geweest. Dit deel moet aanvullend onderzocht worden op de het voorkomen van OCB in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning aspect bouwen.


Conclusie

De onderzoeksresultaten vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Het plan kan vanuit het aspect bodem worden gerealiseerd. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt nader onderzoek naar OCB uitgevoerd. In de plangregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ter waarborging dat dit onderzoek uitgevoerd dient te worden.

4.9 Water

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding. Bij het tekenen van de stedenbouwkundige verkaveling is de waterhuishouding een belangrijk uitgangspunt geweest.

4.9.1 Beleid en regelgeving

In dit hoofdstuk is met name het regionaal beleid van belang en omschreven.

Waterschap Brabantse Delta

Het plangebied ligt binnen het stroomgebied van waterschap Brabantse Delta. De visie van waterschap Brabantse Delta is vervat in het Waterbeheerplan 2016 - 2021 en kent een geldigheid vanaf 22 december 2015. Het waterschap richt zich hierbij op een doelmatig waterbeheer als motor voor een economische en ecologisch krachtige regio. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn klimaatadaptatie, innovaties, ruimtelijke ontwikkelingen, toekomstig medegebruik en het tegengaan van verdroging. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur waterschap Brabantse Delta 2015 bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd.

Uniformering Keuren

De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord- Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de Keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. In de Keur is opgenomen dat het in beginsel verboden is om zonder vergunning hemelwater door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Dit verbod is van toepassing tenzij:

  • 1. het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m is,
  • 2. de toename van verhard oppervlak maximaal 500 m2 is,

Gemeente Halderberge

De beleidsregels die de gemeente Halderberge hanteert ten aanzien van water zijn opgenomen in het ‘GRP 2020-2023’ d.d. 29 september 2019. In het plan wordt beschreven hoe het stedelijk watersysteem in de huidige situatie functioneert en met welke uitdagingen en ontwikkelingen de gemeente in de nabije toekomst te maken krijgen. Dit dient als vertrekpunt voor de visie op lange termijn en de strategie op korte termijn en een transparante, toekomstbestendige financiering. De oudere gemeentelijke rioleringsplannen gingen nog overwegend over het in stand houden van de rioolbuizen. Maar door in te spelen op extreme buien als gevolg van klimaatverandering krijgen bovengrondse voorzieningen steeds meer een prominente rol. De Albanovijvers, waterberging in Korenweide, bergingsvijvers van het plan Opperstraat in Hoeven en wadi’s bij nieuwbouwprojecten zijn hiervan mooie praktijkvoorbeelden.

Deze voorzieningen zorgen ervoor dat we droge voeten hebben en houden bij normale én bij extreme buien. Door klimaatverandering zal deze laatste categorie steeds vaker voorkomen. De kleine en grootschalige voorzieningen sluiten goed aan bij onze oorspronkelijke waterpartijen zoals de havens en stadsvijvers en verfraaien bovendien het aanzicht.

Naast klimaatverandering hebben we ook te maken met de energietransitie en het streven naar een circulaire economie. De uitdagingen zijn groot en divers van aard. De gemeente wil daarom samen met onze inwoners en bedrijven deze uitdagingen oppakken. Denk hierbij aan het ontvlechten van waterstromen, afkoppelen van verhard oppervlak, vergroening van tuinen en de aanleg van retentie. Door samen te werken met onze partners, retentie aan te leggen in openbaar gebied en te communiceren over onze watertaken wil de gemeente haar inwoners en bedrijven water – en klimaatbewust maken. Als gemeente dragen we er zorg voor dat inwoners en bedrijven de ruimte te krijgen om zelf bij te dragen aan een klimaatbestendig watersysteem en dit waar mogelijk te faciliteren. Ook gaat de gemeente de dialoog aan om gezamenlijk een afweging te maken tussen het accepteren van schade of het voorkomen van schade met investeringsmaatregelen.

Als eerste stap hiertoe heeft de gemeente via een zogenoemde klimaat-stresstest de kwetsbare locaties in beeld gebracht. De stresstest is een quick-scan die de kwetsbaarheid van onze gemeente voor wateroverlast tijdens extreme regenval, overstroming bij doorbraak van (primaire) keringen, hittestress en droogte in beeld brengt op basis van berekeningen. Reguliere vervanging en renovaties benutten we om de kwetsbaarheid te verminderen. Waar mogelijk combineren we dit met verbetermaatregelen zoals afkoppelen en het aanleggen van retentie. Om de kosten te optimaliseren zet de gemeente stappen in risicogestuurd beheer. De gemeente rekt de technische levensduur van de riolen met reparaties op verantwoorde wijze op om op deze optimaal mee te kunnen bewegen met bovengrondse ontwikkelingen. Ook continueren we ons meetnet om inzicht te houden in de werking van ons systeem.

De gemeente heeft een zorgplicht in het kader van afvalwater, hemelwater en grondwater. De gemeentelijke zorg voor het beheer van afvloeiend hemelwater heeft betrekking op het afvloeiend hemelwater van openbaar terrein en afvloeiend hemelwater dat niet op particulier terrein kan worden verwerkt. De eigenaar van het terrein waarop het hemelwater valt is primair verantwoordelijk voor de verwerking van het hemelwater. De gemeente Halderberge wenst ontwikkelingen te benutten om het grondwater aan te vullen en ervoor zorg te dragen dat het stedelijk watersysteem niet zwaarder wordt

4.9.2 Watertoets

Waterhuishouding

De werking van het watersysteem rondom het plangebied wordt door voorgenomen ontwikkeling gewijzigd. De primaire watergang die de scheiding vormt tussen het woongebied en het recreatief uitloopgebied wordt gedeeltelijk verlegd naar het zuiden. Zowel in noordzuid als oostwest richting worden oude watergangen hersteld en teruggebracht.

De aan- en afwatering en peilen van de waterlopen rondom het plangebied blijven gelijk. De waterlopen van het plangebied inclusief de aanwezige kunstwerken in deze waterlopen blijven aanwezig. Voor het opvangen van het regenwater is gekozen voor een fijnmazig infiltratiesysteem door de hele buurt die verbonden is aan de bestaande watergangen in het gebied en de nieuwe waterretentie van de ven in het uitloopgebied. Het watersysteem is natuurlijk en robuust dat is voorbereid op de toekomst. Het water wordt zo veel mogelijk vastgehouden en hergebruikt, waarbij het regenwater volledig bovengronds wordt afgevoerd door toepassing van wadi’s/greppels in de hoofdontsluiting en de woonstraten zoals weergegeven in de principeprofielen. Water wordt via de wadi’s naar de slotenstructuur gebracht, die het water vervolgens brengen naar de waterberging in het uitloopgebied. Water is daarmee zichtbaar, gaat verdroging van de bodem tegen en wordt benut voor woonkwaliteit.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt reeds een watergang categorie A, welke door of namens Waterschap Brabantse Delta wordt onderhouden. De oude slotenstructuur wordt hersteld, De sloten en boomstructuren moeten bereikbaar zijn, zodat de gemeente en/of het waterschap goed onderhoud kan verrichten. Een sloot kan worden onderhouden via de zijde waar zich een boomstructuur bevindt, mits daar voldoende ruimte tussen de bomen is (minimaal 10 meter).

Toekomstige kopers worden zorgvuldig geïnformeerd over het bovengronds afvoeren van regenwater. In de regels van het bestemmingsplan is het opvangen en afvoeren van regenwater in de achtertuinen geborgd met 22 mm berging per perceel. Het overtollige hemelwater moet op eenduidige manier worden aangeleverd aan de openbare ruimte. Dit wordt bij de uitwerking van de plannen civieltechnisch verder uitgewerkt en zal door middel van een verplichting in de koopcontracten worden meegenomen. De waterrobuustheid kan nog verder worden versterkt als bewoners tuinen groen inrichten met beperkte verharding en regenwater zoveel mogelijk hergebruiken of langzaam in de bodem laten zakken. Voor platte daken wordt gestimuleerd deze uit te voeren als groen dak, al dan niet in combinatie met zonnepanelen. De woonvelden zijn op deze manier onderdeel van het fijnmazige watersysteem. De straten worden zo veel mogelijk uitgevoerd in een waterdoorlatende verharding en de parkeerplaatsen worden zoveel mogelijk uitgevoerd in open (groene) verharding.

Waterkwaliteit

Het hemelwater dat terechtkomt op de nieuwe dakverharding, terreinverharding en de openbare verharding wordt beschouwd als schoon omdat geen uitlogende bouwmaterialen (uitlogende bouwmaterialen zijn o.a. zinken dakgoten en standpijpen, loden dakslabben, betongranulaat als wegfundering etc.) gebruikt worden. Dit schone hemelwater wordt gescheiden van het vuilwater opgevangen en geborgen binnen het plangebied, waarna het vervolgens in de bodem kan infiltreren of vertraagt kan afvoeren op het omliggende oppervlaktewatersysteem.

Toekomstig watersysteem

Het toekomstig watersysteem bestaat uit een gescheiden systeem waar hemelwater en vuilwater gescheiden wordt opgevangen en verwerkt.

Hemelwater

Het hemelwater stroomt oppervlakkig af naar oppervlakkige bergingsvoorzieningen binnen het plangebied en het zuidelijk gelegen uitloopgebied. In de huidige situatie is er geen verharding binnen het plangebied aanwezig. In het plangebied zal in de toekomstige situatie circa 3,4 ha. verhard oppervlak aanwezig zijn. Dit verhard oppervlak is gebaseerd op uitgangspunten uit het stedenbouwkundig ontwerp. Bij een toename van 3,4 ha. verhard oppervlak is er een berekende wateropgave van 2.000m³. Deze hoeveelheid water dient te worden geborgen binnen het plangebied.

In het inrichtingsplan openbare ruimte wordt het fijnmazig watersysteem met de vennen verder uitgewerkt. De concept inrichtingstekening is in onderstaande afbeelding verbeeld. In het kader van de uitwerking van het watersysteem is onderzocht of de verlegging van de watergang (gelegen tussen woongebied en het uitloopgebied) mogelijk is. Dit is mogelijk en de verlegging van de watergang is meegenomen in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0022.jpg"

Afbeelding schetstekening inrichting watersysteem

4.9.3 Conclusie en aanbevelingen

Er is voldoende ruimte binnen het plangebied om de benodigde waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen te treffen. Waterhuishouding vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. In het kader artikel 3.1.1 Bro is het plan voorgelegd aan het Waterschap, zie hiervoor 5.1.2.

4.10 M.e.r. beoordeling

Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.


In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. i in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het planvoornemen ligt ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. en is daarmee niet rechtstreeks plan-m.e.r.-, project-m.e.r. of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Omdat het planvoornemen wel een activiteit betreft zoals genoemd in lijst D is een vormvrije m.e.r. beoordeling nodig. Deze is opgenomen in de aanmeldingsnotitie, hetgeen als Bijlage 13 is bijgesloten.

Conclusie

Het planvoornemen kan gezien vanuit dit aspect gerealiseerd worden.

4.11 Duurzaamheid

De nieuwe ontwikkelingen in dit plangebied uitbreiding dienen een antwoord te geven op de klimaatverandering en het duurzaamheidsvraagstuk. Zeker op de overgang van het dorp naar het open land dient veel aandacht besteed te worden aan thema’s als klimaatadaptatie, piekwaterberging, droogte, hittestress en biodiversiteit. De wijk biedt een aangename natuurlijke woonomgeving voor mens en dier die de extremen van de natuur het hoofd kan bieden. De woningen zelf worden duurzaam gebouwd volgens de huidige normen. Hierbij wordt rekening gehouden met duurzame energieopwekking, zoals zonnepanelen en goede isolatie.

Voor dit plangebied spelen vier pijlers de hoofdrol voor het realiseren van een duurzaam en gezonde leefomgeving:

  • Fijn verblijfsklimaat: De landschappelijke inrichting en buitenruimte van de woningen bevorderen een fijn verblijfsklimaat door onder andere een gevarieerd microklimaat en het voorkomen van hittestress. Bij de bouw van woningen wordt aandacht besteed aan een duurzaam binnenklimaat; isolatie, ventilatie en licht.
  • Schoonheid van de omgeving: Schakels van plekken en doorzichten naar het omliggende landschap en bijzonder ruimtelijke elementen.
  • Creëer een sociaal gunstig netwerk: Ruimte in de buurt voor voldoende sociale contacten, doelgroepen, veilige leefomgeving en goede toegankelijkheid mindervaliden.
  • Een omgeving die voortdurend aanzet tot beweging: Zoals buitenspelen, bewegen en tuinieren. Hierbij wordt een relatie gelegd met bestaande buurten en het buitengebied.

4.12 Hoogspanningsleiding

Direct ten zuiden van het plangebied loopt een hoogspanningsleidingtracé. Het betreft een 150 kV lijn. Uit de verbeeldingen van de bestemmingsplannen “Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied" vastgesteld op 14-12-2017 en “Kom Oudenbosch'' vastgesteld op 20-06-2013 is ter plaatse van de hoogspanningsleiding een beschermingzone opgenomen. Deze zone bevat regels voor het oprichten van bebouwing en bouwwerken. De beschermingszone (dubbelbestemming “Leiding-hoogspanningsverbinding”) ligt binnen het plangebied, maar niet binnen het gebied waar woningen gepland zijn. Deze zone levert geen belemmeringen op voor de ontwikkeling. Zoals op onderstaande afbeelding is te zien raakt de magneetveldzone een klein gedeelte van het zuidelijkste gelegen woonveld. Binnen deze zone worden geen hoofdgebouwen van gevoelige functies zoals wonen gerealiseerd. Dit geborgd door middel van de aanduiding 'wonen' uitgesloten. Binnen deze aanduiding zijn geen grondgebonden woningen toegelaten.

Aan de hand van handreiking 4.1 van het RIVM zijn de specifieke magneetveldzones berekend tussen mast 89 en 91 van 150kV hoogspanningslijn Breda Roosendaal Bijlage 15). De hoogspanningslijn hangt nabij een plangebied, voormalig sportpark Pagnevaart, welke is beoogd voor ontwikkeling. De specifieke magneetveldzone is het gebied rond hoogspanningslijnen waarbinnen de jaargemiddelde magneetveldsterkte hoger is dan 0,4 microtesla op 1 meter boven het maaiveld. Uit het resultaat blijkt dat de magneetveldzones tussen mast 89 en 91 van de hoogspanningslijn een breedte heeft van 70 meter aan beide zijdes. Dit betekent dat de berekende magneetveldzones de kadastrale grens

van het beoogde plangebied 12 a 30 meter bestrijkt. De jaargemiddelde magneetveldsterkte op dit oppervlak

is gelijk aan of groter dan 0,4 microtesla (op 1 m boven maaiveld).

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0023.jpg"

Afbeelding kaart ligging hoogspanningtracé met belemmeringszone

Conclusie

De hoogspanning met magneetveldzones leveren geen belemmering op voor de ontwikkeling van het plangebied.

4.13 Geur

Uit de kaart 'GES geur veehouderij obv gehinderden’ (bron: atlas leefomgeving) blijkt de geurbelasting als gevolg van veehouderijen rond het plangebied goed (GES= 1) te zijn. Dit gegeven is op onderstaande afbeelding weergegeven. Dit houdt in dat 5 % of minder bewoners gehinderd worden als gevolg van de geur afkomstig van veehouderijen. Dit aspect vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1022-C001_0024.jpg"

Afbeelding GES geur veehouderij obv gehinderden (2013), Noord-Brabant

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voordat het bestemmingsplan De Groene Vaart rechtskracht verkrijgt, dient de bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijk vooroverleg (conform artikel 3.1. Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van de Provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Ingevolge de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure dienen alle ruimtelijke plannen te worden voorbereid met toepassing van het in afdeling 3.4 Awb geregelde voorbereidingsprocedure. In deze periode kunnen belanghebbenden hun zienswijzen naar voren brengen. Hierna nemen burgemeester en wethouders een besluit over vaststelling van het bestemmingsplan en nemen daarbij ook een standpunt in met betrekking tot eventueel ingediende zienswijzen. Mochten er eventuele zienswijzen worden ingediend dan zullen deze vervolgens verwerkt worden. Na deze fase wordt het vaststellingsbesluit ter inzage gelegd. Tegen het vaststellingsbesluit van burgemeester en wethouders kan door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.1.1 Participatie

De gemeente Halderberge wil op het terrein van het voormalig sportpark Pagnevaart een nieuwe woonwijk realiseren. De randvoorwaarden waaraan de toekomstige herontwikkeling moet voldoen worden toegelicht in een stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan.


Er is voor gekozen om in een vroeg stadium de gelegenheid te geven aan omwonenden en belangstellenden om opmerkingen en suggesties in te leveren. In april 2020 kon iedereen reageren op de voorgenomen uitgangspunten. Van 16 december 2020 tot en met 17 januari 2021 kon iedereen reageren op de conceptversie van het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan. Van deze mogelijkheid hebben 27 mensen gebruik gemaakt.


Omdat een fysieke bijeenkomst nog niet toegestaan is vanwege de coronamaatregelen, is op dinsdag 5 januari 2021 en donderdag 7 januari 2021 een digitale informatiesessie via Microsoft Teams georganiseerd. Circa 60 belangstellenden hebben gebruik gemaakt van die uitnodiging en hebben in die sessies vragen gesteld aan medewerkers van de gemeente.


Alle reacties zijn per thema verzameld in een verslag en voorzien van een antwoord met uitleg in hoeverre de reactie tot een aanpassing van het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan heeft geleid. Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan is op 22 april 2021 vastgesteld door de raad en dient als uitgangspunt voor dit bestemmingsplan.

Tijdens de periode waarin het ontwerp bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen is op 17 november 2021 een digitale bijeenkomst georganiseerd, waaraan circa 30 mensen hebben deelgenomen.

5.1.2 Vooroverleg
5.1.2.1 Vooroverleg

Het (concept) ontwerp bestemmingsplan is voorgelegd aan de wettelijke vooroverlegpartners. De ontvangen reacties worden onderstaand toegelicht, alsmede worden eventuele wijzigingen in het ontwerp bestemmingsplan toegelicht. Het aangepaste ontwerp bestemmingsplan wordt daarna ter visie gelegd. Eventueel ontvangen zienswijzen worden in subparagraaf 5.1.3 toegelicht.

De reacties zijn alsvolgt:

  • 1. Vooroverlegreactie Waterschap Brabantse delta: Waterschap Brabantse Delta:
      • De reactie is in Bijlage 16 Vooroverlegreacties toegevoegd.
      • Het waterschap heeft een positief wateradvies uitgebracht.
      • Naar aanleiding van de reactie worden een tweetal wijzigingen doorgevoerd in de paragraaf 4.9 Water.
  • 2. Vooroverlegreactie Provincie Noord-Brabant:
  • 3. Vooroverlegreactie Rijkswaterstaat Zuid Nederland:
      • Het plan ligt niet in het beheersgebied van Rijkswaterstaat Zuid Nederland en raakt dan ook geen belangen.
  • 4. Vooroverlegreactie Defensie:
      • Geen reactie.
  • 5. Vooroverlegreactie DNWG
      • De buisleidingen van DOW en ZR zijn op voldoende afstand gelegen.
  • 6. Vooroverlegreactie Brandweer:
      • Het plangebied voldoet aan de criteria van het standaardadvies. Een toets op de beleidsregels Bereikbaarheid en bluswater kan geschieden bij een nadere invulling van het plan. In het advies staat onder het hoofdstuk Bereikbaarheid de genoemde eisen benoemd die overeen komen de beleidsregels.
  • 7. Vooroverlegreactie Gasunie:
      • Geen reactie ontvangen.
5.1.3 Zienswijzen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in artikel 3.8 bepaald dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Daarin is bepaald dat het ontwerp bestemmingsplan voor een termijn van 6 weken ter inzage moet worden gelegd. Een ieder wordt hiermee in de gelegenheid gesteld, schriftelijk en/of mondeling zijn zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.

Het ontwerp bestemmingsplan De Groene Vaart heeft van 28 oktober tot en met 8 december 2021 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn was een ieder in de gelegenheid om zienswijzen op het plan in te dienen. Er zijn 3 zienswijzen ingediend. Voor de zienswijzen en de beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar de nota van zienswijzen die als Bijlage 17 aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. De volgende aanpassingen zijn gedaan in het bestemmingsplan:

Nr.   Wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen  
1   Op de verbeelding van het bestemmingsplan is de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding aangepast van 70 naar 20 meter: de zogenoemde belemmerde zone.  
2   De gronden binnen de bestemming 'Woongebied -2 die liggen binnen die indicatieve (magneetveld)zone van 70 meter zijn voorzien van de aanduiding 'wonen' uitgesloten'.  
3   In het bestemmingsplan is in artikel 11 over de regels voor de Leiding Hoogspanningsverbinding de volgende toevoeging gedaan: De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt. Dit is overeenkomstig het bestemmingsplan 1e herziening buitengebied.  
4   In artikel 11.4.1 van de planregels over de werkzaamheden die verboden zijn uit te voeren in de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zijn de volgende toevoegingen in cursief gedaan:
a. het aanbrengen en/of verwijderen van beplanting en bomen;
b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het wijzigen van het maaiveld door het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
f. opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen;
g. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse constructies, installaties, opstallen of apparatuur, anders dan ten dienste van deze in artikel 11.1 omschreven bestemming;
h. het aanleggen van zonneparken  
5   In artikel 11.3 en 11.4.3. van de planregels over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van regels voor toegestane bebouwing en werken in de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding en het advies dat daarvoor vooraf moet worden ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder is toegevoegd dat dit een schriftelijk en positief advies moet betreffen.  
6   Op de verbeelding en in de planregels is binnen de bestemming 'wonen' aan de westzijde van het plangebied een aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' opgenomen van 1,5 meter breed. Dit regelt dat een bijbehorend bouwwerk, zoals een aaneengebouwde garage, gebouwd kan worden tót aan de grens van deze aanduiding en niet tegen de erfgrens.  
7   Op de verbeelding is voor het woonveld, dat direct grenst aan de bestaande bebouwing aan de Acer Flamingolaan en Kwekerssingel, een rooilijn van circa 5 meter toegevoegd. Dat is dezelfde afstand zoals deze ook in het bestemmingsplan 'Kom Oudenbosch' is opgenomen voor de bestaande woningen aan de Acer Flamingolaan en Kwekerssingel.  
Nr.   Ambtshalve wijzigingen  
8   In het ontwerpbestemmingsplan werd in artikel 9.2.6 voor het bebouwingspercentage verwezen naar artikel 9.2.1. Dit moet artikel 9.2.2. zijn onder b.  
9   In het ontwerpbestemmingsplan werd in artikel 10.2.1 onder c. een algemeen bebouwingspercentage genoemd. Dit percentage is geschrapt omdat het nader is gespecificeerd per woningtype in artikel 10.2.2. onder c.  
10   De ligging van de watergang in het uitloopgebied is aangepast. In overleg met waterschap Brabantse Delta en TenneT is ervoor gekozen om geen sloot onder de hoogspanningsverbinding te situeren. Het is voor onderhoud van de sloot door het waterschap belangrijk dat deze wordt verplaatst om hiermee te voorkomen dat onderhoudsmachines te dicht bij de hoogspanningskabels komen. Op de nieuwe locatie van de watergang is een onderhoudsstrook van 3 meter breed noodzakelijk. Daarom is een strook van bestemming 'Woongebied - 2' gewijzigd naar bestemming Groen.  
11   In de planregels wordt gesproken over hondenuitlaatplaats, terwijl op de verbeelding de functieaanduiding hondenlosloopgebied is weergegeven. Het is bedoeld als hondenuitlaatplaats. Vandaar dat de naam van de functieaanduiding is gewijzigd naar hondenuitlaatplaats op de verbeelding.  
12   Op 25 januari 2022 heeft de Provincie Noord-Brabant een ontheffing verleend voor het wegnemen van de nesten van de roek. De toelichting en de planregels zijn geactualiseerd met deze nieuwe informatie. De voorwaardelijke verplichting is komen te vervallen.  
13   Aan de bestemming 'Groen' ten zuidzijde van het meest zuidelijk gelegen woonveld (Woongebied - 1) is de functie-aanduiding 'tuin' toegevoegd, zodat deze grond als tuin in gebruik kan worden gegeven ten behoeve van de aangrenzende woningen.  
14   De functieaanduiding 'specifiek vorm van verkeer - parkeren' in de bestemming groen aan de oostzijde van het plangebied is van vorm gewijzigd, zodat daar langsparkeerplaatsen mogelijk zijn. Eerder werd uitgegaan van haakse parkeerplaatsen.

De aanleiding voor deze wijziging is een reactie op het concept inrichtingsplan openbare ruimte dat parallel aan de bestemmingsplanprocedure wordt gemaakt. Er is in de reactie gevraagd om de mogelijkheid van langsparkeren in plaats van haaksparkeren te onderzoeken aan de oostzijde van het plangebied, teneinde de houtwal zoveel mogelijk te ontzien. Er is door de gemeente geconcludeerd dat dit haalbaar is met een sluitende parkeerbalans.  

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met
de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen
waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen, deze moeten
worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke
overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het
kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.


Voor het plan De Groene Vaart is een grondexploitatieplan opgesteld om het kostenverhaal te verzekeren.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Plansystematiek

Bij het opstellen van de planregels is enerzijds zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van recente bestemmingsplannen. Het geheel is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 1 komen de 'Inleidende regels' aan bod. Het betreft hier de Begrippen (Artikel 1) en de Wijze van meten (Artikel 2). In Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels' zijn de planregels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen (Artikel 3 tot en met Artikel 8). Hoofdstuk 3 'Algemene regels', bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn (Artikel 9 tot en met Artikel 13). Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in Hoofdstuk 4(Artikel 14 en Artikel 15). De planregels zijn opgedeeld in: 1. de bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt; 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken; 3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden en 4. het afwijken van de gebruiksregels.

6.2 Bestemmingen

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

Langs de Pagnevaartweg zijn nutsvoorziening in eigendom van Enexis netbeheer gelegen. Deze nutsvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan specifiek bestemd.

Artikel 4 Gemengd

De locatie voormalige parkeerplaats met zendmast en petanquevereniging heeft de bestemming Gemengd gekregen. Binnen de bestemming zijn verschillende functies mogelijk zoals sport, recreatie, ondersteunende horeca en parkeren. De zendmast is specifiek aangeduid. Het bouwvlak is verruimd waardoor eventuele toekomstige uitbreiding van de petanquevereniging gerealiseerd kan worden.

Artikel 5 Groen

De houtsingels, groenstructuren en het zuidelijk gelegen uitloopgebied zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen. Het uitloopgebied is voorzien van een hondenuitlaatplaats, Waar de groenstructuren worden onderbroken door ontsluitingswegen, parkeren en calamiteitenroute is dit specifiek aangeduid. Ten oosten van de huidige petanquevereniging is in de bestemming Groen een aanduiding opgenomen voor eventuele toekomstige uitbreiding van een aantal petanquebanen. Verder is een klein gedeelte bij een woning aangeduid met 'tuin', zodat deze grond als tuin in gebruik kan worden gegeven ten behoeve van de aangrenzende woning. Ook is aan een gedeelte van deze bestemming, aan de zuidzijde van het meest zuidelijk gelegen woonveld (Woongebied - 1), de functie-aanduiding 'tuin' toegevoegd. Zodat deze grond als tuin in gebruik kan worden gegeven ten behoeve van de aangrenzende woningen.

Artikel 6 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor bestaande hoofdontsluitingsweg Pagnevaartweg. Wegen, straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het verkeer en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Hierbij is aangesloten op het vigerende bestemmingsplan 'Kom Oudenbosch'.

Artikel 7 Water

De huidige watergangen zijn positief bestemd door middel van de bestemming Water.

Artikel 8 Wonen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitbreiding van de tuin met bijgebouw voor het perceel Pagnevaartweg 86.

Artikel 9 Woongebied - 1 en Artikel 10 Woongebied - 2

In het bestemmingsplan is behoefte aan een ontwikkelingsgerichte regeling. Er is een stedenbouwkundig ontwerp opgesteld, maar dit kan op het gebied van de woonvelden nog wijzigen. Om deze reden is gekozen voor de bestemming ‘Woongebied’, waarbij de bouwvlakken en bouwpercelen niet zijn vastgelegd. Binnen de bestemming ‘Woongebied’ zijn tevens groen, water en verkeer toegestaan.

Een aantal zaken is wel juridisch ingekaderd om het stedenbouwkundig model te volgen:

  • Aantal woningen bedraagt voor Woongebied 1 maximaal 75.
  • Aantal woningen bedraagt voor Woongebied 2 maximaal 44 (hiervan mogen maximaal 4 tiny houses gerealiseerd worden).
  • Aan te houden afstanden, toegestane hoogte en bebouwingspercentages zijn per woningtype geregeld
  • Gestapelde woningen en tiny houses zijn specifiek aangeduid. Ter plaatse van het aanduidingsvlak 'gestapeld' mag het totaal aantal gestapelde woningen niet meer bedragen dan 25 woningen.
  • Maximaal 75 m² aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel.
  • Minimaal 2000 m3 aan waterberging in het gebied.

Binnen het woongebied zijn alle benodigde voorzieningen toegestaan om de woonwijk verder in te richten, zoals wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Onderstaand worden nog een aantal bijzondere aanduidingen en overige regels toegelicht.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding.

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 1

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige hoge archeologische verwachtingswaarden.

16.2 wetgevingzone - waterberging

De aanduiding wetgevingzone - waterberging ligt over het gehele plangebied. Ter plaatste van deze aanduiding zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van hemelwater. In de aanduiding is tevens geregeld hoeveel water er minimaal geborgen moet worden in het plan. De berging en afvoer vanuit particuliere kavels is ook binnen deze aanduiding geborgd.

18.1 Beeldkwaliteitsplan

Via dit artikel kunnen nadere eisen gesteld worden met betrekking tot de situering, de afmeting en de vormgeving van bebouwing, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en erfscheidingen, hierbij geld het vastgestelde beeldkwaliteitsplan De Groene Vaart.

18.2 Duurzame ontwikkeling

Een duurzame ontwikkeling is een belangrijk aspect in het plan. Via overige regels worden daarom laadpalen in openbare ruimte, laadpalen op eigen terrein, opwekking en levering van duurzame energie en innovaties duurzaamheid en klimaat bevorderd.

18.3 Parkeren

Het parkeren is voor het gehele plangebied in dit artikel geregeld, waarbij wordt verwezen naar het vastgestelde beleid zoals opgenomen in de kadernota parkeren van de gemeente Halderberge.
Onder voorwaarden kan van de hierin vastgelegde normen worden afgeweken.

18.4 Bodem

In verband mogelijk voorkomende bodemverontreiniging zijn regels opgenomen, waarbij niet zonder omgevingsvergunning grond in gebruik mag worden genomen voor de voorgenomen functie. Daarbij is bepaald dat de vergunning uitsluitend wordt verleend, als is aangetoond, dat de grond voldoende schoon is. met name voor wat betreft verontreiniging met OCB (Chemische bestrijdingsmiddelen op basis van gechloreerde koolwaterstoffen).