direct naar inhoud van Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Buitengebied 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. behoud en ontwikkeling van de bestaande landschappelijke karakteristiek en cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, poelen, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties;
  • d. de instandhouding en/of herstel van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige Rijks- of gemeentelijk monument mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • e. een paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
  • f. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom';
  • g. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • h. het behoud van de openheid en het grootschalige karakter met daarbinnen zo weinig mogelijk bebouwing en beplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – open gebied';
  • i. het behoud en de versterking van het onbebouwde karakter, de kleinschaligheid en de hoge dichtheid aan kleine landschapselementen en de geleidelijke overgangen tussen kleine landschapselementen en agrarisch grondgebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kleinschalig gebied';
  • j. het behoud en de versterking van het onbebouwde karakter en de geleidelijke overgangen tussen bos of natuurgebied en agrarisch grondgebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – bosrand';
  • k. een theetuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – theetuin';
  • l. het behoud en de versterking van het onbebouwde karakter, de kleinschaligheid, de hoge dichtheid aan kleine landschapselementen en een dicht stelsel aan kleine wateren met geleidelijke oevers en geleidelijke overgangen tussen landschapselementen en agrarisch grondgebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – nat kleinschalig gebied';
  • m. landschappelijke inrichting en instandhouding overeenkomstig het Herinrichtingsplan en Beeldkwaliteitsplan 'Nollewiel' van Janssen Wuts Architecten d.d. april 2011 voor de locatie Hennenstraatje 16-18 en omgeving, vastgesteld door de raad op 8 februari 2012 (bijlage 12)
  • n. landschappelijke inpassing en instandhouding overeenkomstig:
    • 1. het landschapsplan van Milieucoöperatie Peel en Maas d.d. augustus 2009, aangevuld d.d. april 2010 voor de locatie Koekoeksweg 18;
    • 2. het landschapsplan van Milieucoöperatie Peel en Maas d.d. juli 2011 voor de locatie Eindhovenseweg 99a;

een en ander zoals vastgesteld door de raad op 27 juni 2012 en toegevoegd als bijlage 7 en 11 bij deze regels;

  • o. landschappelijke inpassing 'Theetuin Tungelroy' overeenkomstig het landschapsplan van Guido Paumen Tuin- en Landschapsarchitect d.d. maart 2012 voor de locatie Hulsweg 2 (bijlage 15);
  • p. een schuur en/of dierenverblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur';
  • q. landschappelijke inpassing en instandhouding overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan en compensatie voor de locatie Lochtstraat 3 (bijlage 28);
  • r. een ecoduct ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – ecoduct';
  • s. het behoud van de aanwezige vestingwallen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - schans';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
    • 2. perceelsontsluitingswegen;
    • 3. recreatief medegebruik.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 45.2.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd bestaande gebouwen in ten hoogste de omvang zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur'.

6.2.2 Overige bouwregels

Op de voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen overeenkomstig het Beeldkwaliteitsplan 'Schuilgelegenheden, omheiningen en paardenbakken gemeente Weert' d.d. 26 juli 2013, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals voederruiven, waarbij de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals kleinschalige picknickplaatsen, wegwijzers, informatieborden, zitbanken, afvalemmers, e.d. met een bebouwingshoogte van maximaal 2 m;
  • d. observatie-/uitkijkhutten met een bebouwingshoogte van maximaal 6 m;
  • e. landschappelijke inrichting en instandhouding overeenkomstig het Herinrichtingsplan en Beeldkwaliteitsplan 'Nollewiel' van Janssen Wuts Architecten d.d. april 2011 voor de locatie Hennenstraatje 16-18 en omgeving, vastgesteld door de raad op 8 februari 2012 (bijlage 12);
  • f. de landschappelijke inpassing zoals neergelegd in:
    • 1. het landschapsplan van Milieucoöperatie Peel en Maas d.d. augustus 2009, aangevuld d.d. april 2010 voor de locatie Koekoeksweg 18;
    • 2. het landschapsplan van Milieucoöperatie Peel en Maas d.d. juli 2011 voor de locatie Eindhovenseweg 99a;

een en ander zoals vastgesteld door de raad op 27 juni 2012 en toegevoegd als bijlage 7 en 11 bij deze regels.

  • g. landschappelijke inpassing, welke gerealiseerd en in stand dienen te worden gehouden overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan en compensatie voor de locatie Lochtstraat 3 (bijlage 28);
  • h. een ecoduct met een hoogte van maximaal 10 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - ecoduct'.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
6.3.2 Toepassingscriteria

De onder artikel 6.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. verbetering van de gebiedskwaliteit;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 ten behoeve van een schuilgelegenheid voor vee, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. niet in de dubbelbestemming 'beekdallandschap' mag worden gebouwd;
  • b. er uitsluitend sprake is van hobbymatig gebruik;
  • c. de oppervlakte per schuilgelegenheid maximaal 15 m² mag bedragen;
  • d. de goothoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte maximaal 3,00 m mag bedragen;
  • f. gebouwen met een kap van minimaal 20° en maximaal 45° worden afgedekt en minimaal aan één zijde open zijn;
  • g. per weiland maximaal één schuilgelegenheid mag worden opgericht;
  • h. voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan 'schuilgelegenheden, omheiningen en paardenbakken gemeente Weert';
  • i. er sprake moet zijn van een landschappelijke inpassing van de schuilgelegenheid;
  • j. bij of in het gebouw geen opslag van mest, gereedschappen, materialen of stalling van voertuigen plaatsvindt;
  • k. op grond van het bepaalde in artikel 46 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
6.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van paardenbakken en/of stapmolens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 voor het aanleggen van paardenbakken en niet-overdekte stapmolens, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak en/of niet-overdekte stapmolen niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open gebied' en in de dubbelbestemmingen 'Waarde-Beekdallandschap' en 'Waarde - Ecologie' mag worden aangelegd;
  • b. de oppervlakte van de paardenbak en/of niet-overdekte stapmolen tesamen maximaal 1.000 m² mag bedragen;
  • c. de hoogte van omheiningen maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • d. eventuele lichtmasten maximaal 4,00 m hoog mogen zijn en op minimaal 50 m van woningen van derden zijn gelegen;
  • e. de paardenbak en/of stapmolen minimaal 50 m van woningen van derden moet zijn gelegen;
  • f. voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan 'Schuilgelegenheden, omheiningen en paardenbakken van de gemeente Weert' d.d. 26 juni 2013;
  • g. er sprake moet zijn van een landschappelijke inpassing;
  • h. op grond van het bepaalde in artikel 46 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
6.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 ten behoeve van het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
  • b. zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', tenzij aangetoond wordt dat dit op grond van agrarische en/of landschappelijke motieven niet mogelijk is;
  • c. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig zijn;
  • d. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen na afloop van de termijn in zijn geheel worden verwijderd;
  • e. rekening gehouden wordt met de milieukwaliteit, met name de waterhuishouding en de ecologische waarden in het gebied;
  • f. over de landschappelijke inpassing vooraf een onafhankelijk positief advies dient te worden verkregen;
  • g. voor het overige voldaan aan de 'Beleidsregels teeltondersteunende voorzieningen', zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van Limburg op 13 december 2011.
6.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichten hagelnetten en/of containervelden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2, ten behoeve van het oprichten van hagelnetten en/of containervelden, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. rekening gehouden wordt met de milieukwaliteit, met name de waterhuishouding en de ecologische waarden in het gebied;
  • c. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing van de hagelnetten;
  • d. voldaan wordt aan de 'Beleidsregels teeltondersteunende voorzieningen', zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van Limburg op 13 december 2011;
  • e. op grond van het bepaalde in artikel 46 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
6.4.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van recreatief medegebruik

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 voor het oprichten van geringe bouwwerken ten behoeve van het recreatief medegebruik, zoals speel- en schuilgelegenheden, informatieborden en bewegwijzering, met dien verstande dat:

  • a. het bestaande agrarisch gebruik van de gronden niet onevenredig wordt belemmerd;
  • b. de voorzieningen aansluiten op de bestaande recreatieve routestructuur;
  • c. het bebouwd oppervlak maximaal 20 m² mag bedragen;
  • d. de goothoogte maximaal 3,00 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag bedragen;
  • f. het geen aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
  • g. voor gebouwen dienen voorts de volgende afstanden in acht te worden genomen tot de volgende bestemmingen en aanduidingen:
    • 1. bos en natuur: 10 m;
    • 2. landschapswaarden en waardevolle boom: 10 m;
    • 3. karakteristiek, specifieke vorm van waarde – veldkapel, specifieke vorm van waarde - veldkruis: 10 m;
    • 4. water: 5 m.
  • h. de landschappelijke waarden als benoemd onder 6.1.1 niet worden aangetast.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. standplaats van onderkomens en als standplaats van kampeermiddelen uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • b. permanente bewoning en bewoning door buitenlandse werknemers van onderkomens en kampeermiddelen;
  • c. buitenmanege, terras, tennisbaan of zwembad;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. het plaatsen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • f. het aanbrengen van foliemestbassins;
  • g. het aanbrengen van permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, zoals boogkassen, platglas, containervelden en hagel- en hopschermen, behoudens uitgespreid afdekmateriaal zoals bijvoorbeeld folies;
  • h. het amoveren van paden en wegen alsmede het aanbrengen van verharde wegen;
  • i. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • j. het gebruik van de grond voor de beoefening van lawaaisporten;
  • k. reclamedoeleinden;
  • l. het innemen of hebben van een standplaats, met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel, teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden, dan wel anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek;
  • m. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • n. ten behoeve van de bestemming Wonen zonder dat de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1.1 onder n conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in bijlage 6 bij deze regels niet volledig is uitgevoerd c.q. volledig in stand wordt gehouden ter plaatse van de locatie Hennenstraatje 16-18 en omgeving;
  • o. ten behoeve van de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf zonder dat de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1.1 onder o conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 7 bij deze regels niet volledig is uitgevoerd c.q. volledig in stand wordt gehouden ter plaatse van de locaties Eindhovenseweg 99a en Koekoeksweg 18;
  • p. ten behoeve van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – theetuin', zonder dat de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1.1. sub p overeenkomstig het landschapsplan 'Theetuin Tungelroy' van Guido Paumen d.d. maart 2012 voor de locatie Hulsweg 2 (bijlage 15 bij deze regels) volledig is uitgevoerd en/of volledig in stand wordt gehouden.
6.5.2 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting)
  • a. het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden', is alleen toegestaan als die landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1.1 onder n en conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in bijlage 12 bij deze regels, uiterlijk 12 maanden nadat de daaraan gekoppelde bebouwing is gerealiseerd, volledig is uitgevoerd en/of volledig in stand wordt gehouden. De landschappelijke inpassing die als voorwaarde voor bebouwing elders dient plaats te vinden dient volledig te zijn uitgevoerd en/of volledig in stand te worden gehouden alvorens gebruik overeenkomstig de bestemming Wonen is toegestaan.
  • b. het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden', is alleen toegestaan als die landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1.1 onder o en conform de landschapsplannen zoals opgenomen in bijlage 7 en 11 bij deze regels, volledig is uitgevoerd en in stand wordt gehouden. De landschappelijke inpassing dient volledig te zijn uitgevoerd en in stand te worden gehouden alvorens gebruik overeenkomstig de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch Bedrijf' is toegestaan.
  • c. Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor Agrarisch - Agrarisch Bedrijf aangewezen gronden en opstallen conform de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – theetuin', onder de voorwaarde van landschappelijke inpassing, is alleen toegestaan als die landschappelijke inpassing, zoals bedoeld in artikel 6.1.1 onder p, overeenkomstig het landschapsplan 'Theetuin Tungelroy' van Guido Paumen d.d. maart 2012 voor de locatie Hulsweg 2 (bijlage 15 bij deze regels) volledig is uitgevoerd en/of volledig in stand wordt gehouden.
  • d. het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden', is alleen toegestaan als die landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1.1. onder r en conform het landschappelijk inpassingsplan en compensatie voor de locatie Lochtstraat 3 (bijlage 28 bij deze regels) volledig is uitgevoerd en in stand wordt gehouden. De landschappelijke inpassing dient volledig te zijn uitgevoerd en in stand te worden gehouden alvorens gebruik overeenkomstig de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch Bedrijf' is toegestaan;
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verharden van onverharde paden;
  • b. het aanbrengen van overige verhardingen;
  • c. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • d. het aanleggen van boomgaarden binnen een afstand van 50 m van de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Kampeerterrein', 'Wonen' en 'Bedrijf';
  • e. het aanplanten van bomen en struiken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – open gebied';
  • f. het verwijderen van houtopstanden ter plaatse van de aanduidingen 'landschapswaarden', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschalig gebied', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – nat kleinschalig gebied' en 'specifieke vorm van waarden - bosrand';
  • g. het vellen of rooien van karakteristieke beplanting ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom';
  • h. het dempen van wateren;
  • i. ophogen, afgraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen en aanbrengen ondergrondse leidingen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde – kleinschalig gebied' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – nat kleinschalig gebied'.
  • j. het ophogen, afgraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en het aanbrengen van verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - schans'.
6.7.2 Uitzonderingen

Het in artikel 6.7.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen vergunning vereist was dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden;
  • f. verharding die noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • g. verharding die noodzakelijk is voor de ontsluiting van een woning;
6.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 6.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Hierbij gelden de volgende toetsingscriteria:

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
6.7.1 sub a.
het verharden van onverharde paden  
- verharding van fietspaden is toegestaan over een strook van ten hoogste 50% van het onverharde pad tot een maximum van 1,50 m
- de recreatieve belevingswaarde mag niet onevenredig worden aangetast
- ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschalig gebied' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – nat kleinschalig gebied' mag de bermvegetatie niet worden aangetast. Hieromtrent wordt, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig, een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige om advies gevraagd.  
6.7.1 sub b.
het aanbrengen van overige verhardingen  
- de verharding is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering
- de verharding mag slechts een zeer ondergeschikt deel van het perceel betreffen
- ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschalig gebied', 'specifieke vorm van waarden – nat kleinschalig gebied' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – bosrand' mogen de geleidelijke overgangen tussen bos- en natuurgebieden, kleine landschapselementen en agrarisch grondgebruik niet worden aangetast.
- ter plaatse van de aanduidingen 'waardevolle boom' en 'landschapswaarden' mag de vitaliteit van de aanwezige beplanting of bijzondere boom niet onevenredig worden aangetast en mogen houtopstanden slechts over een geringe lengte worden doorsneden ten behoeve van het aanbrengen van een weg.  
6.7.1 sub c.
het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen  
- de werken moeten noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsuitoefening
- een dicht stelsel aaneengesloten liggende kleine wateren (sloten, poelen) met geleidelijke oevers in het desbetreffende gebied dient behouden te blijven. In verband daarmee kunnen compenserende maatregelen worden vereist.  
6.7.1 sub d.
het aanleggen van boomgaarden binnen een afstand van 50 m van de bestemmingen 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Kampeerterrein', 'Wonen' en 'Bedrijf'  
- er mag geen onevenredige aantasting van het op dat moment aanwezige woon- en leefklimaat optreden
- binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – open gebied' zijn uitsluitend beplantingen toegestaan die aansluiten op bestaande bebouwing of beplanting en die hiermee een compacte eenheid vormen  
6.7.1 sub e.
het aanplanten van bomen en struiken voorzover het een gebied betreft met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open gebied'
 
er zijn uitsluitend beplantingen van geringe omvang aan de randen van open gebieden toegestaan die qua aard, omvang en hoogte geen inbreuk zijn op het open karakter van het gebied en die een compacte eenheid vormen met en aansluiten op bestaande bebouwing en beplanting  
6.7.1 sub f. en g.
het rooien of kappen van bomen en het verwijderen van houtopstanden/ groen/landschapswaarden ter plaatse van de aanduidingen 'waardevolle boom', 'landschapswaarden', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kleinschalig gebied', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – nat kleinschalig gebied' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – bosrand'  
- het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsuitoefening
- de schaal en ruimtematen binnen het betreffende gebied worden niet onevenredig vergroot. In verband hiermee kan compenserende beplanting elders binnen het gebied worden vereist
- geleidelijke overgangen tussen bos- en natuurgebieden, kleine landschapselementen en agrarisch grondgebruik mogen niet worden aangetast  
6.7.1 sub h.
het dempen van wateren  
- het dempen moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsuitoefening
- een dicht stelsel aaneengesloten liggende kleine wateren (sloten, poelen) met geleidelijke oevers in het desbetreffende gebied dient behouden te blijven. In verband daarmee kunnen compenserende maatregelen worden vereist  
6.7.1 sub i.
ophogen, afgraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen en aanbrengen ondergrondse leidingen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kleinschalig gebied' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – nat kleinschalig gebied'  
- de werken zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsuitoefening dan wel de ontsluiting of nutsvoorziening van in het gebied aanwezige woningen of bedrijfsgebouwen
- het leefgebied van bodembewonende dieren mag niet onevenredig worden aangetast  
6.7.1 sub j.
het ophogen, afgraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en het aanbrengen van verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - schans'.  
de vestingwallen mogen niet onevenredig worden aangetast. Hieromtrent wordt, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig, advies aan een door het bevoegd gezag aan te wijzen terzake deskundige gevraagd  

6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf', ten behoeve van:

  • a. de vormverandering van een agrarisch bedrijfkavel;
  • b. de vergroting van een agrarische bedrijfskavel;
  • c. de uitbreiding van glastuinbouwbedrijven;

met dien verstande dat:

    • 1. de wijziging, in geval van vergroting van de agrarische bedrijfskavel, nodig is in verband met de noodzakelijke uitbreiding van het aangrenzend agrarische bedrijf;
    • 2. de uitbreiding zodanig is dat de totale oppervlakte van de (gekoppelde) agrarische bouwkavel niet meer dan 1,5 ha bedraagt;
    • 3. tevens een uitbreiding van 1,5 ha is toegestaan voorzover de uitbreiding betreft gronden die de aanduiding 'geen gebouwen toegestaan' krijgen;
    • 4. het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    • 5. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
    • 6. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open gebied ' de openheid niet onevenredig wordt aangetast;
    • 8. de vormverandering, vergroting of uitbreiding niet plaatsvindt ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Gebied met kwetsbaar reliëf' met uitzondering van de randen aansluitend aan de reeds bestaande bebouwing;
    • 9. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Beekdallandschap' de afstand tussen het agrarisch bedrijf en de beek niet onevenredig mag worden verkleind;
    • 10. aangetoond is dat per saldo door de wijziging geen toename plaatsvindt van de stikstofdepositie op Natura2000 gebieden bijvoorbeeld door saldering met bedrijven die beëindigd worden of door toepassing van best beschikbare stalsystemen;
    • 11. op grond van het bepaalde in artikel 46 inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 12. de milieuhygiënische uitvoerbaarheid is gewaarborgd;
    • 13. het woon- en leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
    • 14. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht en een positief advies van het watertoetsloket is verkregen;
    • 15. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit is gebleken dat de bodem geschikt is voor het nieuwe gebruik;
    • 16. de regels ten aanzien van archeologische waarden zoals opgenomen in artikel 32, 33 en 34 in acht worden genomen;
    • 17. een planschadeverhaalsovereenkomst met de gemeente is aangegaan;
    • 18. de regels in artikel 4 in acht worden genomen;
    • 19. over de landschappelijke inpassing vooraf een positief onafhankelijk advies wordt verkregen;
    • 20. de wijziging voor de vergroting of uitbreiding niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone- extensiveringsgebied' in combinatie met de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    • 21. de wijziging voor de vormverandering ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied' in combinatie met de aanduiding 'intensieve veehouderij' uitsluitend plaatsvindt uit bedrijfseconomisch oogpunt en de vormverandering per saldo geen negatieve invloed heeft op de aspecten die bij de integrale afweging op grond van artikel 4 van de Reconstructiewet moeten worden betrokken;
    • 22. voor de uitbreiding van glastuinbouw daarbij het volgende geldt:
  • de uitbreiding mag niet zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie';
  • de wijziging voor de vergroting of uitbreiding niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.
  • de uitbreiding mag maximaal 1,5 ha bedragen, met dien verstande dat uitbreiding tot 3 ha mogelijk is indien de noodzaak wordt aangetoond en geen aantasting plaatsvindt van bestaande landschapswaarden.
6.8.2 Wijziging in de bestemming 'Water' en/of 'Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Water, Waterstaat - Waterlopen, ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

met dien verstande dat:

    • 1. bij de wijziging in de bestemming 'Water', 'Waterstaat - Waterlopen' , voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25 en 38 van deze regels.
6.8.3 Wijziging in de bestemming 'Bos' of 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Bos of Natuur, ten behoeve van de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, met dien verstande dat:

  • a. de inrichting van de gronden tot bos of natuur geen onevenredige belemmering vormt voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • b. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

met dien verstande dat:

    • 1. bij de wijziging in de bestemming 'Bos' de regels in artikel 10 in acht worden genomen;
    • 2. bij wijziging in de bestemming 'Natuur' de regels in artikel 14 in acht worden genomen.