direct naar inhoud van Artikel 10 Bos
Plan: Buitengebied 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • b. instandhouding van de vegetatie, waarin bomen aspectbepalend zijn;
  • c. het voortbrengen van hout;
  • d. instandhouding en ontwikkeling van aquatische levensgemeenschappen met bijbehorende oevers;
  • e. de instandhouding en/of herstel van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige Rijks- of gemeentelijk monument mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • f. een schuur en/of een dierenverblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – schuur';
  • g. een bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • h. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • i. het bestaande recreatieverblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf';
  • j. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • k. een berging annex schuilgelegenheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - berging-schuilgelegenheid';
  • l. boerengolf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boerengolf';
  • m. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • n. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom';
  • o. een ecoduct ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – ecoduct';
  • p. het behoud van de aanwezige vestingwallen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - schans';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. voorzieningen van openbaar nut;
    • 2. waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 3. bostuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bostuin';
    • 4. bestaande verkeersvoorzieningen;
    • 5. recreatief medegebruik.
10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 45.2.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan:

  • a. bestaande gebouwen in ten hoogste de omvang zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – schuur' en 'specifieke bouwaanduiding - berging-schuilgelegenheid', tenzij ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte een andere goot- en bouwhoogte is aangeduid;
  • b. bestaande gebouwen in ten hoogste de omvang zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie – recreatieverblijf' en 'recreatiewoning';
  • c. bestaande bijgebouwen in ten hoogste de omvang zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 m bedragen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals kleinschalige picknickplaatsen, wegwijzers, informatieborden, zitbanken, afvalemmers, e.d. met een bebouwingshoogte van maximaal 2 m;
  • d. observatie-/uitkijkhutten met een bebouwingshoogte van maximaal 6 m;
  • e. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals voederruiven, waarbij de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • f. een ecoduct met een hoogte van maximaal 10 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – ecoduct'.
10.3 Nadere eisen

10.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. (ver)nieuwbouwplannen in de directe omgeving van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' met dien verstande, dat kan worden geëist, dat hoogtemaat, dieptemaat, breedtemaat, gevelindeling en kapvorm van de (ver)nieuwbouwplannen afgestemd zijn op het historische karakter van deze monumentale bebouwing.
10.3.2 Toepassingscriteria

De onder 10.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de bestaande bebouwing en bouwwerken en van omliggende waarden.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik en/of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. standplaats van onderkomens en als standplaats van kampeermiddelen;
  • b. agrarisch gebruik, behoudens voor zover dat ten dienste staat voor instandhouding en ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming bos, met dien verstande dat de opslag van mest niet is toegestaan;
  • d. het aanbrengen van foliemestbassins;
  • e. het beoefenen van lawaaisporten;
  • f. parkeerterrein, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • g. volkstuinen;
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Bos' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • b. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen behoudens ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • c. het vergraven van het profiel van bestaande waterlopen;
  • d. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • e. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom'.
  • f. het ophogen, afgraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en het aanbrengen van verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - schans'.
10.7.2 Uitzonderingen

Het in artikel 10.7.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen vergunning vereist was dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
10.7.3 Toelaatbaarheid

Werken als bedoeld in artikel 10.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden van de desbetreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hierbij gelden de volgende toetsingscriteria:

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
10.7.1 sub a.
het aanbrengen van ondergrondse leidingen  
- het werk dient noodzakelijk te zijn voor de nutsvoorziening van in de nabijheid gelegen woningen of bedrijfsgebouwen
- het tracé dient zoveel mogelijk bestaande wegen te volgen
- kwetsbare vegetaties dienen zoveel mogelijk te worden ontzien. Hieromtrent wordt, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig, een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige om advies gevraagd  
10.7.1 sub b.
het aanleggen van paden  
de paden zijn noodzakelijk voor de verbetering van de mogelijkheden voor recreatief medegebruik  
10.7.1 sub c.
het vergraven van het profiel van bestaande waterlopen  
- het werk mag niet leiden tot een toename van de afvoer van water
- het gewijzigde profiel dient een gunstige positie te bieden voor de ontwikkeling van natuurwaarden. Hieromtrent wordt, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig, een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige om advies gevraagd  
10.7.1 sub d. en e.
het rooien of kappen van bomen en het verwijderen van houtopstanden/ groen/landschapselementen ter plaatse van de aanduidingen 'waardevolle boom' en 'landschapswaarden'  
- het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor onderhoud of bereikbaarheid ten behoeve van de doeleinden zoals omschreven in artikel 10.1.1
- het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van de aanwezige houtopstanden/ groen/landschapselementen. In verband daarmee kunnen compenserende maatregelen worden vereist  
10.7.1 sub f.
het ophogen, afgraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en het aanbrengen van verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - schans'.  
de vestingwallen mogen niet onevenredig worden aangetast. Hieromtrent wordt, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig, advies aan een door het bevoegd gezag aan te wijzen terzake deskundige gevraagd  

 

10.8 Wijzigingsbevoegdheid
10.8.1 Wijziging in de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Natuur, ten behoeve van de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, met dien verstande dat:

  • a. de inrichting van de gronden tot natuur geen onevenredige belemmering vormt voor het gebruik van de belendende percelen;
  • b. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

met dien verstande dat:

    • 1. bij wijziging in de bestemming Natuur de regels in artikel 14 in acht worden genomen.