Plan: | Fietsverbinding Belfeld - Reuver |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0983.OV202308RIJKSWZ-VA01 |
De gemeente Venlo en Beesel zijn voornemens om de Rijksweg/Rijksweg Zuid tussen Belfeld en Reuver te herontwikkelen. Het is de bedoeling dat het fietspad aan de zuidoostzijde plaats maakt voor een voetgangerspad en het fietspad aan de noordwestzijde van een tweede rijrichting wordt voorzien. Hiertoe dient het bestaande fietspad te worden verbreed. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is het noodzakelijk het vigerende bestemmingsplan te herzien. omdat een fietspad niet past binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden', 'Bos' en 'Natuur' van de bestemmingsplannen: "Buitengebied Venlo", "Aardgastransportleiding Odiliapeel - Schinnen, deeltraject gemeente Venlo" en "Buitengebied Beesel".
De gemeente Venlo en Beesel hebben aangegeven medewerking te willen verlenen aan de nieuwe herontwikkeling door middel van een afwijkingsprocedure op grond van artikel 2.1, eerste lid , onder c juncto artikel 2.12 eerste lid, onder a, ten derde van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Aangezien het project in hoofdzaak wordt of zal worden uitgevoerd in de gemeente Venlo beslissen burgemeester en wethouders van Venlo op de aanvraag. De gemeente 'Beesel' is op basis van artikel 6.1 van het Besluit omgevingsrecht adviseur en wordt door het college van de gemeente Venlo verplicht om advies gevraagd. Beide gemeenten hebben deze rolverdeling zo ook met elkaar afgestemd.
Voorliggend rapport bevat de ruimtelijke onderbouwing voor de herontwikkeling van de Rijksweg/Rijksweg Zuid. In deze ruimtelijke onderbouwing zijn een ruimtelijke, planologische, (milieu)technische en economische afweging opgenomen.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
De gronden van het plangebied zijn kadastraal bekend bij de gemeente Belfeld en Gemeente Beesel. De kadastrale gegevens zijn weergegeven in de situatietekening, deze is toegevoegd in bijlage 1.
Het herontwikkelingstraject ligt ter plaatse van de volgende vigerende bestemmingsplannen:
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VIGERENDE BESTEMMINGSPLAN (RODE RECHTHOEK GEEFT PLANGEBIED WEER)
Enkelbestemming: 'Verkeer'
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Verkeer'. de gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Enkelbestemming: 'Groen'
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Groen'. de gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Met daaraan ondergeschikt:
Ter plaatse van de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Groen' is de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' gesitueerd. Deze gronden zijn aangewezen voor het tegengaan van bebouwing.
Tot slot bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' en 'Waarde - Archeologie zeer hoog'. Deze dubbelbestemming verplicht dat voorafgaand aan de werkzaamheden schriftelijk advies ingewonnen dient te worden bij afdeling 'Archeologie' van de gemeente Venlo. Dit wordt nader beschreven in paragraaf 5.2.1.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VIGERENDE BESTEMMINGSPLAN (RODE LIJN GEEFT PLANGEBIED WEER)
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen:
Enkelbestemming 'Verkeer'
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Verkeer'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Enkelbestemming 'Agrarisch met Waarden'
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Enkelbestemming 'Natuur'
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Natuur'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Enkelbestemming 'Bos'
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Bos'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Daarnaast bevat het plangebied op een aantal gedeeltes de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Riool'. De aangewezen gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gastransportleiding (dit staat nader beschreven in paragraaf 5.1.3) en mede bestemd voor een rioolleiding.
Tot slot bevat het plangebied op een aantal gedeeltes de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' en 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed'. De aangewezen gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een stroomvoerende functie en mede bestemd voor een waterbergende functie. Dit is nader toegelicht in paragraaf 5.3.6
Algemene aanduidingsregels 'milieuzone - grondwaterbescherming Venlo schol'
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbescherming Venlo schol' (niet zichtbaar op de verbeelding) is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders putten te boren dieper dan 5 meter boven NAP. Dit staat nader beschreven in paragraaf 4.2.2.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VIGERENDE BESTEMMINGSPLAN (RODE VIERKANT GEEFT PLANGEBIED WEER)
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen:
Enkelbestemming 'Verkeer'
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Verkeer'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Enkelbestemming 'Agrarisch met Waarden'
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Daarnaast bevat het plangebied op een aantal gedeeltes de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Riool'. De aangewezen gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gastransportleiding (dit staat nader beschreven in paragraaf 5.1.3) en mede bestemd voor een rioolleiding.
Tot slot bevat het plangebied op een aantal gedeeltes de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed'. De aangewezen gronden binnen deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een stroomvoerende functie. Dit is nader toegelicht in paragraaf 5.3.6
Algemene aanduidingsregels 'milieuzone -grondwaterbescherming Venlo schol'
Ter plaatse van de aanduiding milieuzone - grondwaterbescherming Venlo schol (niet zichtbaar op de verbeelding) is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders putten te boren dieper dan 5 meter boven NAP. Dit staat nader beschreven in paragraaf 4.2.2.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VIGERENDE BESTEMMINGSPLAN (RODE VIERKANT GEEFT PLANGEBIED WEER)
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen:
Enkelbestemming 'Verkeer - Wegverkeer'.
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Verkeer - wegverkeer'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Enkelbestemming 'Natuur'.
Ter plaatse van het plangebied geldt gedeeltelijk de bestemming 'Natuur'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Enkelbestemming 'Agrarisch met waarden'
Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden'. de gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Daarnaast bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Deze dubbelbestemming verplicht bij de aanduiding middelhoge archeologische verwachtingswaarde en hoge archeologische verwachtingswaarde een archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.
Het plangebied is op een aantal gedeeltes bestemd met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. De aangewezen gronden binnen deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een rioolleiding.
Tot slot bevat het plangebied op een aantal gedeeltes de dubbelbestemming 'Waterstaat - rivierbed'. De aangewezen gronden binnen deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het stroomvoerend waterbed. Dit is nader toegelicht in paragraaf 5.3.6
Gebiedsaanduiding 'overige zone - bronsgroene landschapszone' en 'overige zone - goudgroene landschapszone'.
Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone Bronsgroene landschapszone' en 'overige zone - goudgroene landschapszone' (niet zichtbaar op de verbeelding) zijn de gronden tevens bestemd voor behoud en of versterking van de kernkwaliteiten binnen deze zones volgens het Provinciaal beleid. Onder meer aanlegvergunningplichtige activiteiten zijn het verwijderen van de bovenste bodemlaag/bodemlagen (afgraven) en het verwijderen van bomen en/of struiken (solitair en/of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen). Op basis van de planregels geldt er een verplichting dat het bevoegd gezag (Provincie Limburg) daarover positief heeft geadviseerd. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.2.2.
Gebiedsaanduiding 'overige zone - kleinschalig agrarisch gebied' en 'overige zone - open agrarisch gebied'.
Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - kleinschalig agrarisch gebied' en 'overige zone - open agrarische gebied' (niet zichtbaar op de verbeelding) zijn de gronden tevens bestemd voor de instandhouding van het kleinschalig of open agrarisch gebied.
Gebiedsaanduiding 'Overige zone - rivierdal'
Ter plaatse van de aanduiding 'rivierdal' zijn de gronden tevens bedoeld voor de instandhouding van het rivierdal.
Gebiedsaanduiding 'overige zone - middelhoge archeologische verwachtingswaarde ' en 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde '.
Ter plaatse van de aanduiding 'middelhoge archeologische verwachtingswaarde' en 'hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden tevens bestemd voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1;
Gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - leiding'
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' (niet zichtbaar op de verbeelding) mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VIGERENDE BESTEMMINGSPLAN (RODE VIERKANT GEEFT PLANGEBIED WEER)
Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Verkeer'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Daarnaast bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.
Het project betreft het realiseren een fietspad aan de noordwestzijde van de Rijksweg/ Rijksweg Zuid tussen Belfeld en Reuver. Omdat binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden', 'Bos' en 'Natuur' geen fietspaden zijn toegestaan past dit niet binnen de vigerend bestemmingsplannen ("Buitengebied Venlo", "Aardgastransportleiding Odiliapeel - Schinnen, deeltraject gemeente Venlo" en "Buitengebied Beesel"). Op basis van artikel 2.1, eerste lid, onder c juncto artikel 2.12 eerste lid, onder a, ten derde van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (wabo) is het afwijkend gebruik van de gronden toegestaan. Voorliggende document voorziet in de ruimtelijke onderbouwing hierover.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en plangebied weer
PLANGEBIED (RODE LIJN) IN DIRECTE OMGEVING
Het plangebied bevindt zich tussen de dorpskernen van Belfeld en Reuver. Op historische kaarten (topotijdreis.nl) is aangegeven dat de Rijksweg - Zuid dateert van voor het jaar 1850. Vermoedelijk betrof het destijds een halfverhard (puin)pad. De bebouwing aan de Rijksweg - Zuid ontstaat pas in de loop van de jaren '50 - '60. Door de jaren heen hebben er meerdere reconstructies en herinrichtingen van de Rijksweg - Zuid plaatsgevonden. De exacte aanleg van het fietspad is niet te herleiden uit de historische kaarten en/of de aanwezige informatie.
Het huidige fietspad is voornamelijk in gebruik voor recreatieve doeleinden. De omgeving van het plangebied is grotendeels in gebruik ten behoeve van agrarische doeleinden, het stroomvoerend gebied de Maas of natuur.
Het plangebied omvat het westelijke fietspad naast de Rijksweg - Zuid van Belfeld naar Reuver (betreft een gebiedsontsluitingsweg) en wordt ontsloten vanaf de rotonde aan de Urbanusstraat te Belfeld tot de rotonde aan de Maasstraat te Reuver. Daarnaast zijn er een aantal zijstraten aanwezig, namelijk: de Maasstraat, de Patersweg, de Parallelweg, de Op de Berg en de Struikweg. Tot slot betreft het een buitengebied met een rustige uitstraling.
Het plangebied ligt in een overwegend agrarische buitengebied met hier en daar ruimte voor natuurdoeleinden. Hierbij ligt het plangebied op een aantal plaatsen in de 'Goudgroene Natuurzone', het Limburgse deel van Natuurnetwerk Nederland (NNN). Daarnaast is de projectlocatie gelegen naast de rivier de Maas en bevindt zich binnen het plangebied ook de Schelkensbeek.
In dit hoofdstuk is het initiatief beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer, parkeren en groen en water. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe fietsverbinding weergegeven.
TOEKOMSTIGE SITUATIE (DEEL 1)
TOEKOMSTIGE SITUATIE (DEEL 2)
De gemeente Venlo en Beesel zijn voornemens om, in het kader van het project 'Fietsen langs de Maas' het fietspad aan de westzijde van de Rijksweg - Zuid over een lengte van 3 km te verbreden. Hierbij wordt de oorspronkelijke verkeersfunctie verbreedt. Het bestaande fietspad zal in het geheel worden verwijderd. De verbreding zal naar zowel de oost- als de westzijde van het huidige fietspad plaatsvinden. Het nieuwe fietspad zal circa 3,5 meter breed worden.
Echter dient voor de realisatie van het fietspad een kleine as-verspring in de rijloper plaats te vinden. Dit gebeurt ten hoogte van huisnummer 8 en 22. De akoestische gevolgen hiervan worden toegelicht in paragraaf 5.1.5. Daarnaast wordt het fietspad voornamelijk gebruikt voor recreatieve doeleinden. Tot slot is het mogelijk dat aan de zuid-oostzijde het bestaande fietspad wordt vervangen voor een half-verhard voetpad.
Verkeerskundig worden er geen problemen verwacht. Verder zijn in het initiatief geen parkeervoorzieningen meegenomen, omdat een fietspad niet leidt tot een verkeersaantrekkende werking en een fietspad niet leidt tot een verplichting van de aanleg van parkeerplaatsen.
Het initiatief omvat de aanleg van bermen met groene aankleding tussen rijbaan en fietspad. Op het grondgebied van de gemeente Beesel wordt een strook van het talud afgegraven en de hierop bevindende bomen worden gekapt. Dit wordt toegelicht is paragraaf 5.2.3. Daarnaast omvat het project geen aanleg van oppervlaktewater. Tot slot is er sprake van natuurcompensatie, dit wordt gedaan via een financiële compensatieplicht. De compensatie wordt binnen de gemeente gebruikt voor de realisatie van natuurdoelen.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld en inwerking getreden. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, ende overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn in de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
Analyse
Het voorgenomen initiatief geeft invulling aan het waarborgen en realiseren van een veilig robuust mobiliteitssysteem en is hiermee in lijn met de Nationale Omgevingsvisie. Bij de projectvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de uitgangspunten van de NOVI.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'.
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt wel in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is. Het project ligt namelijk binnen de grenzen van een Natuurnetwerk Nederland (NNN). De gevolgen hiervan worden in paragraaf 4.2.2 verder toegelicht. Hieruit volgt dat het project niet leidt tot belemmeringen van de nationale belangen.
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Conform de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking" van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en rekening houdend met de uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 18 februari 2015 (Uitspraak 201400570/1/R6) wordt de aanleg van infrastructuur niet aangemerkt als stedelijke ontwikkeling.
Conclusie
Het initiatief hoeft niet te worden getoetst aan de Lader voor Duurzame Verstedelijking aangezien de aanleg van infrastructuur in de jurisprudentie niet is aangemerkt als stedelijke ontwikkeling.
Net als het Rijk (zie paragraaf 4.1.1) werkt ook de provincie Limburg, vooruitlopende op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, aan een Omgevingsvisie. Deze is in oktober 2021 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en in werking getreden. De Omgevingsvisie (POVI) Limburg vervangt het POL2014. In de POVI geeft de provincie aan hoe ze wil inspelen op de belangrijkste hoofdopgaven voor de komende jaren:
Daarbij hanteert de provincie een aantal Limburgse principes
Analyse
Onderhavig projectvoornemen leidt tot de aanleg van een fietspad tussen Belfeld en Reuver. Dit sluit aan bij de hoofdopgave: 'het realiseren van een aantrekkelijke, sociale gezonde en veilige leefomgeving in zowel stedelijk/bebouwd gebied als het landelijk gebied', omdat middels de aanleg van het fietspad de bereikbaarheid van voorzieningen tussen bebouwd/landelijk gebied beter bereikbaar is. Daarnaast sluit onderhavig plan aan bij de volgende provinciale principe: 'Streven naar een inclusieve gezonde en veilige samenleving die uitnodigt tot ontmoeten, recreëren en maatschappelijke betrokkenheid', omdat middels de aanleg van het fietspad een betere veiligheid wordt gecreëerd op het traject. Daarbij draagt het fietspad bij aan het project 'fietsen langs de Maas' wat dient als fietsroute.
Conclusie
Het initiatief is passend binnen de 'Provinciale Omgevingsvisie (POVI)'.
Op 16 januari 2015 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 in werking getreden en hierna meermaals herzien (laatste geconsolideerde versie in 2019). Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dat hoofdstuk Ruimte bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL2014. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de Verordening Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en de Verordening Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) vrijwel ongewijzigd overgenomen.
Bij het in werking treden van de Omgevingswet zal de Omgevingsverordening Limburg 2014 komen te vervallen en zal worden vervangen door de Omgevingsverordening 2021.
Op basis van de omgevingsverordening maakt onderhavige locatie deel uit van het beschermingsgebied Goudgroene natuurzone (artikel 2.6) en milieubeschermingsgebied Venloschol (artikel 4.4.2)
Goudgroene natuurzone
Een ruimtelijk project dat betrekking heeft op een gebied dat deel uitmaakt van de Goudgroene natuurzone, maakt geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten. Kleinschalige ingrepen zijn alleen toegestaan als:
Venloschol
Binnen het gebied Venloschol is het verboden beneden 5 meter boven NAP de volgende werkzaamheden te verrichten:
Analyse
Onderhavig plan valt binnen de Goudgroene natuurzone. Conform het beleid mogen in deze zone geen nieuwe activiteiten worden uitgevoerd. In overleg met de Provincie Limburg is geconcludeerd dat de aanleg van het fietspad valt onder een kleinschalige ontwikkeling. Voldaan dient te worden aan de volgende eisen:
'De voorgestelde ingreep slechts leidt tot een beperkte aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en samenhang van de Goudgroene natuurzone in het desbetreffende gebied'.
Het betreft slechts een kleinschalige ingreep van circa 230 m2 aan bos ouder dan 60 jaar omdat het leidt tot beperkte aantasting van de kenmerken, waarden en samenhang van de Goudgroene natuurzone.
'De voorgestelde ingreep leidt tot een kwalitatieve versterking van de Goudgroene natuurzone'.
De kleinschalige ingreep zorgt voor compensatieplicht wat betekent dat er een bedrag vrijgemaakt wordt om de kwaliteit van de Goudgroene natuurzone te versterken.
'De oppervlakte natuur van de Goudgroene natuurzone ten minste gelijk blijft'.
Door de compensatieplicht wordt er een geld bedrag vrijgemaakt wat kan dienen als versterking van de kwaliteit van de Goudgroene natuurzone.
'De kwaliteitswinst niet wordt gefinancierd uit reguliere middelen voor realisatie van de Goudgroene natuurzone'.
De compensatie plicht wordt gefinancierd volgens de norm bedragen financiële natuurcompensatie 2021 Limburg vastgesteld door de Gedeputeerde Staten op 23 maart 2021. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 4.2.4.
Daarnaast valt het project binnen de milieubeschermingsgebied Venloschol. De verwachte werkzaamheden gaan de grond roeren maar dit gaat over kleinschalige activiteiten en niet dieper dan 5 meter boven NAP waardoor dit geen gevolgen heeft voor de Venloschol.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014.
In december 2021 is de Omgevingsverordening Limburg 2021 vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn de ambities die geschetst zijn in de Omgevingsvisie Limburg 2021 juridisch verankerd. Bij het in werking treden van de Omgevingswet zal de Omgevingsverordening Limburg 2021 in werking treden en zal hiermee de Omgevingsverordening Limburg 2014 vervangen.
Met het vooruitzicht op het inwerking treden van de Omgevingswet, die op 1 januari 2023 gepland staat, is het van belang dat nieuwe initiatieven in lijn zijn met de Omgevingsverordening Limburg 2021.
Groenblauwe mantel
Conform de Omgevingsverordening Limburg bevindt het plangebied zich binnen de contouren van de Groenblauwe mantel. een project dat betrekking heeft op de Groenblauwe mantel dient gemotiveerd te worden en conform de volgende richtlijnen:
Analyse
De hierboven genoemde richtlijnen passen binnen het plangebied omdat de aanwezige kernkwaliteit nauwelijks wordt aangetast. Daarnaast blijft het gebied de waarde als ecologisch verbinding tussen gebieden gelegen binnen het Natuurnetwerk Limburg en Natura 2000-gebieden behouden met daarbij de waarde met het oog op de instandhouding van de natuurdoeltypen en ruimte voor water behouden. Tot slot worden de negatieve effecten, vanuit het initiatief op de Groenblauwe mantel, gecompenseerd met de compensatie plicht. De compensatie plicht is opgesteld volgens de norm bedragen financiële natuurcompensatie 2021 Limburg vastgesteld door de Gedeputeerde Staten op 23 maart 2021. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 4.2.4.
Conclusie
Het project voldoet aan de regels van de provinciale 'Omgevingsverordening Limburg 2021'.
Het plangebied ligt op een aantal plaatsen binnen de Goudgroene Natuurzone uit de Omgevingsverordening 2014. Dit is het Limburgse deel van Natuurnetwerk Nederland (NNN) die in de Omgevingsvisie Limburg Natuurnetwerk Limburg wordt genoemd. Dit heeft tot gevolg, in overleg met de Provincie, dat er via de Omgevingsverordening een financiële compensatie noodzakelijk is. Omdat de ingrepen beschouwt kunnen worden als kleinschalige ingrepen. Dit is toegelicht in paragraaf 4.2.2.
Analyse
Het gaat over 230 m2 bos ouder dan 60 jaar dat verloren gaat. Aanvankelijk zou dit stuk natuur worden gecompenseerd vanuit onderhavig project. Echter wordt ter hoogte van de toekomstige fietspad (fietssnelweg) eerder al een duiker vervangen in de Schellekensbeek. Dit is de plek waar natuur wordt gecompenseerd. De compensatie vindt daarmee reeds plaats vanuit het project 'Vervangen duiker Schellekensbeek'. Zowel met provincie als gemeente zijn hiervoor afspraken/overeenkomsten gemaakt. Concreet wordt natuur 1 op 1 ter plekke gecompenseerd. Vanwege de compensatiefactor 1,5, wordt het restant financieel gecompenseerd. Van compensatie binnen dit project is daarom geen sprake meer.
De financiële compensatie voldoet conform artikel 5 en 6 van de beleidsregel natuurcompensatie 2018 aan de gestelde voorwaarden bij financiële compensatie.
Conclusie
Het project voldoet aan de gestelde compensatie plicht.
Met de Strategische Visie Venlo 2040 geeft de gemeente Venlo een afwegingskader mee op basis waarvan toekomstige besluiten kunnen worden afgewogen en nieuwe ontwikkelingen binnen breder perspectief kunnen worden geplaatst. In de Visie is vastgelegd hoe Venlo zich tot 2040 zal moeten ontwikkelen.
Er zijn vijf thema's gekozen waarvoor de ambitie voor het jaar 2040 zijn geformuleerd. Het betreft de volgende thema's:
Als leidraad voor het bestaande ‘stedelijk’ beleid staat de strategische koers echter nog steeds: 'het zijn van een vitale (in omvang) licht groeiende gemeenschap met voldoende koopkracht om de voorzieningen in stand te houden, om de economie draaiende te houden. Om in 2040 voor al inwoners in de gemeente Venlo een plek te zijn om je echt thuis te voelen. Een (t)huis om van te houden'.
Analyse
De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de verdere ontwikkeling van een sterk fietsnetwerk binnen Venlo, waarbij een nieuwe en betere netwerkverbinding van en naar Venlo wordt gerealiseerd. Het initiatief zal een bijdrage leveren aan het realiseren van de ontbrekende schakels in de fietsroute langs de Maas. Deze ontwikkeling stimuleert het gebruik van de fiets in de omgeving van Venlo. Hierdoor heeft het een bijdrage aan het thema: gezondste regio.
Conclusie
Het project past binnen de Strategische Visie Venlo 2040.
Op 25 juni 2014 heeft de gemeenteraad van Venlo de 'Ruimtelijke Structuurvisie Venlo' vastgesteld. In de structuurvisie staat de hoofdlijn van het ruimtelijk beleid voor de gemeente Venlo beschreven. Hieruit is af te leiden wat er de komende jaren op ruimtelijk gebied wel en niet mogelijk is. De structuurvisie geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Venlo, met uitzondering van Klavertje 4, Klein Vink en Laerbroeck. Voor deze gebieden bestaan aparte structuurvisies.
In de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo zijn niet de regels, maar de ambities en opgaven het uitgangspunt. Nieuwe initiatieven worden in de toekomst nadrukkelijker beoordeeld op het maatschappelijk rendement. Dit rendement wordt bepaald door de mate waarin ontwikkelingen bijdragen aan het bereiken van de ambities van Venlo die zijn vastgesteld in de Strategische Visie 2030.
De ruimtelijke structuurvisie is verdeeld in vijf thema's, de zogenaamde 'majeure opgaven'. Daarnaast zijn er drie aandachtspunten geformuleerd die op elke ruimtelijke beslissing van toepassing zijn, de 'basisprincipes'.
Majeure opgaven
Naast deze 'majeure opgaven' wordt er uitgegaan van drie basisprincipes, aandachtspunten die van toepassing zijn op elk ruimtelijk initiatief. Dit betekent concreet dat een initiatief als kansrijker wordt beschouwd als:
Robuuste structuren
Op het gebied van mobiliteit en bereikbaarheid streeft de gemeente Venlo naar een bereikbare, verkeersveilige en toegankelijke stad. Dit doen ze zoveel mogelijk op basis van een schoon, duurzaam, stil en veilig mobiliteitssysteem voor personen én goederen. Hiervoor is een solide infrastructuur nodig die tegen een stootje kan. Immers, bij veranderende omstandigheden of een kleine aanpassing moet de basisinfrastructuur overeind blijven. Ook zal het water als vrachtroute beter moeten worden benut. De Maas biedt meer mogelijkheden dan op dit moment gebruikt worden. Op het gebied van de energievoorziening is het verstandig, en op termijn onvermijdelijk, om over te schakelen op nieuwe energieconcepten. De gemeente wil zich hier de komende jaren verder op inrichten. Tegelijkertijd wordt er ingezet op energiebesparing. Daarnaast nemen de activiteiten in de bodem en ondergrond - denk aan gas- en olieleidingen, warmte- en koudeopslag of parkeergarages - snel toe. Daarom is de streven naar een goede ruimtelijke ordening in het gebruik van de ondergrond én in de afstemming van het gebruik boven- en ondergronds belangrijk. De wet- en regelgeving hiervoor is in ontwikkeling en de betrokken overheden (rijk, provincie en gemeente) moeten zich hier de komende tijd op aanpassen.
Robuust fietspadennetwerk
De gemeente Venlo beschikt over een goed en fijnmazig netwerk van fietspaden. En wil het gebruik van het netwerk optimaliseren om een aantrekkelijk alternatief voor de auto te vormen en bij te dragen aan het ontlasten van (woon)gebieden) met een (te) hoge milieu- en verkeersdruk. Om het gebruik van dit schone en stille vervoersmiddel te stimuleren investeert de gemeente dan ook in een optimalisatie van het robuuste fietsnetwerk. Met namen op de korte afstand valt nog veel te winnen, maar door de gestage opmars van de elektrische fiets is het ook steeds meer een alternatief voor de middellange afstand. De inwoners zullen het zelf moeten doen, maar de lokale overheid kan wel zorgen dragen voor een 'verleidelijk netwerk'. Belangrijke aandachtspunten zijn het realiseren van ontbrekende schakels, goede maatvoering en onderhoud, aandacht voor sociale veiligheid, aantrekkelijke en afwisselende routes en het voorkomen van grote omrijdafstanden als gevolg van een beperkte oversteekbaarheid van snelweg en de Maas.
Investeren in het fietsnetwerk is overigens niet alleen waardevol voor het 'dagelijks gebruik' van de inwoners, maar stimuleert tegelijkertijd het toeristisch - recreatief gebruik. aanvullend aandachtspunten in dit kader zijn het realiseren van de ontbrekende schakels in de fietsroute langs de Maas als verbinding tussen de toeristische centra van Arcen, binnenstad Venlo en Steyl. Ook is een optimale fietsverbinding met toeristisch - recreatieve verbindingen over de gemeentegrens en de landsgrens nog een punt van extra aandacht.
Analyse
Het initiatief zal een bijdrage leveren aan het realiseren van de ontbrekende schakels in de fietsroute langs de Maas. Hierdoor wordt het fietspadennetwerk binnen de gemeente Venlo verder geoptimaliseerd. Daarnaast stimuleert het initiatief om de schone en stille vervoersmiddelen te gebruiken. Doordat het initiatief onderdeel is van, de eerder genoemde, fietsroute langs de Maas, wat zorgt voor een 'verleidelijk netwerk' langs de Maas en de op mars van de elektrische fiets zijn de korte en de middellange afstanden op dit tracé goed te overbruggen.
Tot slot is het investeren in dit initiatief niet alleen waardevol voor het 'dagelijks gebruik'van de inwoners, maar stimuleert tegelijkertijd het toeristisch - recreatief gebruik.
Conclusie
De voorliggende ontwikkeling is gezien het bovenstaande passend binnen de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo.
De gemeente Beesel werkt in de ruimtelijke ontwikkelingsvisie lijnen, die zijn uitgezet in de 'Toekomstvisie Beesel 2030', verder uit. De Ruimtelijke ontwikkelingsvisie 2030 betreft een onderdeel (een paragraaf) van de Structuurvisie Beesel. De ambitie van de gemeente is in 2030 een sterke zelfstandige gemeente te blijven, voortbouwend op de kracht van de huidige gemeente.
Binnen de gemeente wordt de visie vertaald naar drie deelgebieden. Dit zijn de dubbelkern Reuver - Offenbeek, de kern Beesel en het buitengebied. Per deelgebied zijn de specifieke kernkwaliteiten, het streefbeeld voor de toekomst en de bijbehorende ontwikkelingsrichting uitgewerkt. Het onderhavig project ligt binnen de deelgebied buitengebied.
Buitengebied
Het buitengebied vormt een groene buffer tussen de stedelijke gebieden van Roermond en Venlo. Het is meer nog dan nu aan aantrekkelijk gebied om te recreëren. Natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten zijn versterkt en meer beleefbaar gemaakt. De prachtige groene omgeving zorgt voor een aantrekkelijk woonklimaat in Beesel. Het buitengebied van Beesel is vitaal.
Kernkwaliteiten
Bereikbaarheid
Analyse
Onderhavig initiatief levert een bijdrage aan de aansluiting van de fietspad langs de Maas naar buurgemeenten. Daarnaast zorgt het initiatief voor een verbetering van de verkeersveiligheid van het fietsverkeer. Tot slot zorgt de aanleg van het fietspad voor een aantrekkelijk landschap voor recreatie en toerisme. Hierdoor past het project binnen de deelgebied buitengebied van de gemeente Beesel.
Conclusie
Het project past binnen het beleid van de 'Ruimtelijke ontwikkelingsvisie 2030'.
Om aan de verplichting van artikel 2.1 Wro te voldoen en om een integrale samenhang van alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Beesel weer te geven is de 'Structuurvisie Beesel' opgesteld en is op 13 oktober 2011 vastgesteld.
De 'Structuurvisie Beesel' geeft een strategische en duurzame ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het hele grondgebied van de gemeente voor de komende 20 jaar. De gemeente geeft hierin niet alleen aan wat ontwikkeld gaat worden, maar ook hoe dit ontwikkeld gaat worden. De structuurvisie vormt het toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven.
Binnen de structuurvisie beschrijft de gemeente het beleid, de trends en ontwikkeling per thema. het volgende thema is van invloed op dit project:
Analyse
Onderhavig project betreft de realisatie van een fietspad wat een stimulerend effect heeft op het bevoordelen van fietsers en voetgangers met daarnaast de mogelijkheid van de toename van recreatief fietsverkeer. Tot slot heeft het initiatief een positieve werking op de langzaamverkeersmogelijkheden en de verkeersveiligheid in het gebied. Hierdoor past het project binnen het beleid en trends van de gemeente Beesel.
Conclusie
Het project past binnen het beleid van de 'Structuurvisie Beesel'.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Milieutechnisch onderzoek
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken is door de combinatie HMB B.V. - Peeters Milieuadvies een milieutechnisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Milieutechnisch onderzoek" (2 april 2019, 19209701A). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
De conclusies uit dit onderzoek worden per onderdeel hieronder toegelicht:
De zintuiglijk schone bovengrond onder het zuidelijke deel van het fietspad (boring 01 t/m 09) is licht verontreinigd met kobalt. De grond onder het fietspad met bijmengingen met baksteen (boring 08) is licht verontreinigd met minerale olie en PAK. Getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit wordt de grond onder het zuidelijke deel van het fietspad (MM1 en MM2) indicatief beoordeeld als klasse ‘Industrie’.
De ondergrond ter plaatse van de boring 01 t/m 09 (MM4) is niet verontreinigd met de onderzochte parameters. Het monster wordt indicatief als klasse ‘AW2000’ beoordeeld.
Ter plaatse van het noordelijke deel van het fietspad (boring 10 t/m 17) is zowel de zintuiglijke schone bovengrond (MM7), als in de zintuiglijk schone ondergrond (MM10) niet verontreinigd met de onderzochte parameters. Beide grondmonsters worden volgens de Regeling Bodemkwaliteit indicatief beoordeeld als klasse ‘AW2000’. De zintuiglijk schone bermen ter plaatse van het zuidelijke deel van het fietspad (MM3) blijken licht verontreinigd te zijn met PCB en PAK.
De zintuiglijk schone bermen van het noordelijke deel van het fietspad (MM8) zijn licht verontreinigd met PCB, PAK, minerale olie en lood. Getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit worden beide monsters indicatief beoordeeld als klasse 'industrie’.
De bermen met bijmengingen met baksteen en/of slakken zijn licht verontreinigd met PAK, PCB, minerale olie, lood en/of cadmium, zink, kobalt (MM5 en MM9). Ter hoogte van huisnummer 14 - 17 is daarnaast een matige verontreiniging met PAK aangetroffen (MM6). De grondmonsters van de bermen met bijmengingen baksteen en/of slakken worden alle drie beoordeeld als klasse ‘niet toepasbaar’.
Vanwege de aangetroffen matige verontreiniging met PAK is het betreffende mengmonster uitgesplitst. Ter hoogte van boring 30 is een sterk verhoogd PAK-gehalte in het bemonsterd grondmonster gemeten. Tijdens een nog uit te voeren onderzoek (een waterbodemonderzoek NEN 5720, omdat ter plekke sprake is van een 'droge waterbodem') zal ter hoogte van boring 30 een nieuwe boring en monstername plaats gaan vinden en een laboratoriumanalyse worden gedaan waarbij rekening wordt gehouden met de exacte invulling van de graafwerkzaamheden voor dit terreindeel van de planlocatie voor het aan te leggen snelfietspad. Ook zullen in dit uit te voeren onderzoek PFAS-analyses worden meegenomen die in dit bodemonderzoek uit 2019 ontbreken.
Derhalve kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Een risicobeoordeling en bepaling van de spoedeisendheid van een eventuele sanering kan in deze situatie achterwege blijven.
Tijdens de graafwerkzaamheden is het uitkomende materiaal beoordeeld op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen. In geen van de boringen en/of proefgaten is asbest verdacht materiaal aangetroffen.
Analytisch is in de fijne fractie van het mengmoster ASB-1 geen asbest boven de detectielimiet aangetoond.
De asfaltverharding van de te onderzoeken locatie heeft een oppervlakte van circa 2.375 m2. Op basis van de constructieopbouw blijk dat het asfalt als homogeen kan worden beschouwd. Op basis van de analyseresultaten kan het asfalt ter plaatse van het fietspad als teervrij worden beschouwd.
Uit de resultaten van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat puinlaag ter plaatse van de boringen 34, 36 en 42 indicatief voldoet aan de klasse “NV-bouwstof”.
NV-bouwstoffen zijn niet-vormgegeven bouwstoffen die zonder isolatie-, beheers- en controlemaatregelen mogen worden toegepast. Bouwstoffen, niet zijnde grond of bagger, moeten in een nuttig werk worden toegepast. Deze moeten zodanig worden toegepast, dat deze niet met de (water)bodem kunnen worden vermengd en ter zijner tijd ook weer kunnen worden verwijderd. Bouwstoffen, niet zijnde grond en bagger, hoeven echter niet te worden verwijderd, als deze verwijdering tot een grotere aantasting van de bodem zou leiden dan het niet verwijderen (artikel 33 Bbk). Op verzoek van het bevoegd gezag moet degene die bouwstoffen gebruikt gegevens verstrekken van de bouwstoffen met betrekking tot de samenstelling en emissie, of, indien beschikbaar, een erkende kwaliteitsverklaring van die bouwstoffen.
Uit de interpretatie van de analyseresultaten blijkt dat het zanderige materiaal met bijmengingen grind (MM1, MM4, MM7) indicatief herbruikbaar is als ‘zand in aanvulling of ophoging’ en als ‘zand in zandbed’. Het materiaal afkomstig onder het zuidelijke deel van het fietspad (MM1 en MM4) is niet herbruikbaar als ‘draineerzand’. De bovengrond ter plaatse van het noordelijk deel van het fietspad (MM7) is wel herbruikbaar als ‘draineerzand’.
Opgemerkt dient te worden dat het materiaal met bijmengingen baksteen en asfalt (MM2) wat eveneens vrijkomt uit het zuidelijke deel van het fietspad, alleen indicatief voldoet aan de eisen voor ‘zand in aanvulling of ophoging’.
De zanderige ondergrond ter plaatse van het noordelijke deel van het fietspad (MM10) is indicatief herbruikbaar voor ‘zand in aanvulling of ophoging’. Het materiaal voldoet niet voor ‘zand in zandbed’ of ‘draineerzand’.
De (zonder bijmengingen) bovengrond (MM8) die vrijkomt uit de bermen voldoet indicatief als ‘zand in aanvulling en ophoging’. De grond is indicatief niet herbruikbaar als ‘zand in zandbed’ en als ‘draineerzand’.
Bovenstaande conclusie is uitsluitend gebaseerd op de zeeffracties. Door bijvoorbeeld bodemvreemde bijmengingen dient mogelijk het oordeel over civieltechnisch hergebruik alsnog bijgesteld te worden.
Conform de toetsing aan de CROW P400 zijn ter plaatse van de bovengrond onder het zuidelijke deel van het fietspad (boring 01 t/m 09) veiligheidsmaatregelen van toepassing. Uit de toetsing blijkt dat het gehalten kobalt de grenswaarde overschrijdt, derhalve wordt de grond ingedeeld in de veiligheidsklasse ‘rood niet vluchtig’. Voor de overige bodem en/of fundering zijn geen veiligheidsmaatregelen van toepassing.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat het een indicatieve toetsing betreft. Voor het vaststellen van de definitieve veiligheidsklasse wordt geadviseerd de resultaten voor te leggen aan een veiligheidskundige.
Verkennend Bodemonderzoek
Heijmans INFRA heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, rapport: "Verkennend bodemonderzoek; Locatie: Schelkensbeek (Rijksweg Zuid Belfeld)" (7 februari 2022, G.014387.2.4135.08.6110). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4.
De conclusies uit dit onderzoek worden per onderdeel hieronder toegelicht:
De bodem ter plaatse van de rijbaan en de fietspaden bestaat vanaf onderzijde verharding tot ongeveer 6,0 m -mv. uit matig fijn, matig siltig zand. In het traject 1,0-1,5 m -mv is een zwak humeuze laag aanwezig en van 5,7 tot 6,5 m-mv matig siltige klei, In de taluds is tot 0,5 á 1,0 m -mv sprake van matig tot sterk humeus zand gevolgd door matig fijn, matig siltig zand.
Ter plaatse van het oostelijke deel van de Schelkensbeek is een sliblaag aantroffen van circa 30 tot 50 cm dik. De vaste waterbodem bestaat uit zand. Ter plaatse van het westelijke deel is geen slib aanwezig maar alleen een vaste waterbodem van zand.
Ter plaatse van de rijbaan en de fietspaden is in de bodem vanaf de onderzijde verharding tot 6,5 m -mv geen verontreiniging aangetoond. In de taluds aan de west- en oostzijde is in de humeuze bovengrond van het traject 0,0-0,5 á 1,0 m -mv sprake van een overschrijding van de interventiewaarde van PAK. In het onderliggende traject 0,5-1,0 á 1,5 m -mv is sprake van een licht verhoogd gehalte aan PAK. De verontreiniging is daarmee wel verticaal maar niet horizontaal afgeperkt.
In het grondwater zijn maximaal lichte verontreinigingen aanwezig. Het slib in de oostelijke watergang betreft klasse B. De vaste waterbodem ter plaatse voldoet aan klasse A of Altijd toepasbaar. In de westelijke watergang is geen slib aangetroffen. De vaste waterbodem voldoet aan klasse A.
In de monsters van de grond en de waterbodem wordt de achtergrondwaarde voor PFAS niet overscshreden. De geanalyseerde mengmonsters voldoen aan klasse landbouw/natuur.
Uit de civieltechnische analyse blijkt dat het zand ter plaatse van de onderzoekslocatie voldoet aan de eisen voor 'zand in zandbed', met uitzondering van MM3. Het zand ter plaatse van boring B02, B05 en B07 in het traject van 0,00-1,50 m -mv voldoet aan de eisen voor 'zand in ophoging'.
Op basis van de analyseresultaten wordt de locatie als voldoende onderzocht beschouwd. In verband met het onder andere aantonen van sterk verhoogde gehalten aan PAK wordt de hypothese voor een onverdachte locatie verworpen.
De onderzoeksresultaten vormen geen belemmering voor de voorgenomen werkzaamheden op de locatie.
Aanvullend Bodemonderzoek
Heijmans INFRA heeft een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd, rapport: "Aanvullend bodemonderzoek; Locatie: Schelkensbeek (Rijksweg Zuid Belfeld)" (28 april 2022, G.014387.2.4135.08). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.
Heijmans INFRA concludeert dat:
Naast de eerdergenoemde spots met sterk verhoogde gehalten aan PAK, is binnen het te ontgraven bodemprofiel sprake van met name de kwaliteitsklassen AW en industrie en lokaal wonen.
Aanbevelingen
Nader bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Voor de voorgenomen werkzaamheden dient voor de tijdelijke uitname van de verontreinigde grond een BUS-melding ter goedkeuring te worden ingediend bij het bevoegd gezag. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een proceduretermijn van 5 weken. Omdat de verontreiniging zich bevindt in zowel de gemeente Venlo als de gemeente Beesel, dient de BUS-melding bij zowel de gemeente Venlo als de provincie Limburg te worden ingediend.
De werkzaamheden met de sterk verontreinigde grond dienen conform de BRL 7000 en BRL 6000 te worden uitgevoerd. Bij de saneringswerkzaamheden kan in het kader van Publicatie 400 van CROW worden uitgegaan van basishygiëne.
BUS-melding
Heijmans INFRA heeft naar aanleiding van bovenstaande onderzoeken een BUS-melding "tijdelijk uitplaatsen" ingediend. Deze BUS-melding is bijgevoegd als bijlage 6.
Verkennend Bodemonderzoek Calamiteit
RSK Netherlands heeft een verkennend bodemonderzoek calamiteit uitgevoerd, rapport: "Verkennend bodemonderzoek calamiteit; Rijksweg-Zuid te Belfeld (D2642)" (16 september 2022, 518722.001(01)). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7
RSK Netherlands concludeert dat:
Verkennend (water)bodemonderzoek
Tijdens een verkennend (water)bodemonderzoek dat Geonius in opdracht van Waterschap Limburg heeft uitgevoerd in het kader van de dijkversterking te Belfeld, rapport: ''Verkennend (water)bodemonderzoek'' (16 maart 2022, MA200271.003.R01.V2.0) zijn ook enkele boringen gezet in het fietspad ter hoogte van Rijksweg Zuid 6 te Belfeld. Daarbij is in mengmonster mm404, bestaande uit de boringen 406 en 410 (boring 406 is in het fietspad geplaatst) een matige loodverontreiniging aangetoond. Het betreffende mengmonster is niet uitgesplitst, waarmee niet kan worden uitgesloten dat ter plaatse van het fietspad geen sterke verontreiniging met lood aanwezig is. Hier dient aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd.
In het in januari 2023 uit te voeren bodemonderzoek wordt het landbodemdeel van het projectgebied onderzocht. In dit bodemonderzoek zal rekening worden gehouden met het gegeven dat in mm404 een matige loodverontreiniging is vastgesteld. Ter plekke van boring 406 zullen nieuwe boringen worden geplaatst en van enkele grondmonsters, ter hoogte van en nabij boring 406 genomen, zal een analysemonster worden samengesteld en geanalyseerd.
Qua herkomstpositie (en bodembeschrijving) van het andere monster van mm404, zijnde de bovengrond van boring 410, wordt verwacht dat eerder het grondmonster van 410 bijdraagt aan het verhoogde loodgehalte.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het project.
Om te voorkomen dat als gevolg van het project voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed project op de omgeving
Het project betreft de realisatie van een fietspad. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op project
Het project betreft de realisatie van een fietspad. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische impact vanuit de omgeving.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het project.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.
De gemeente Venlo heeft in 'Externe veiligheid Venlo' beschreven hoe de gemeente omgaat met externe veiligheidsvraagstukken binnen haar gemeente. Dit document dient als aanvulling op de landelijke regelgeving.
Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Transportroutes (Bevt) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.
UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND
Een fietspad is geen kwetsbare of beperkt kwetsbare object en wordt niet gezien als risicobron vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Het fietspad ligt wel in de buurt van diverse hinderbronnen, zoals: de aardgastransportleiding en het spoortraject. Het uitvoeren van een nader onderzoek naar externe veiligheidsaspecten is gezien het feit dat het geen kwetsbaar of beperkt kwetsbare object is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het project.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het project geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het project.
Het project omvat geen nieuwe geurgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het project.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Verkeerslawaai
Vanwege de aanleg van de fietsverbinding langs de Rijksweg te Reuver en de Rijksweg Zuid te Belfield, wordt ook de as van deze weg verschoven. Een asverschuiving is een fysieke wijziging aan de weg.
In het kader van deze wijziging dient conform het gestelde in de Wet geluidhinder (Wgh) een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de consequenties ten aanzien van geluidhinder op de nabijheid van geluidgevoelige objecten.
Kragten heeft dit onderzoek uitgevoerd voor het voorliggend project: rapport "Onderzoek Wegverkeerslawaai fietspad Reuver-Beesel" (projectnr: VEN160-0001, Datum: 27 september 2022). het onderzoek is als bijlage 8 opgenomen.
Kragten concludeert dat de geluidbelasting (inclusief aftrek ex art. 110g Wgh) ter plaatse van de maatgevende/relevante woning (i.e. woning met de hoogste geluidbelasting) 61,8 dB bedraagt in de huidige situatie en 62,0 dB in de toekomstige situatie ter plaatse van de woning Rijksweg Zuid 22 te Belfeld.
De hoogste toename bedraagt 0,7 dB ter plaatse van de voorgevel van de woning Rijksweg Zuid 5-5A-7-7A-7B te Belfeld. Voor de woning Rijksweg Zuid 5-7 bedraagt de geluidbelasting in de toekomstige situatie 51,0. Dit komt overeen met de eerder vastgestelde hogere waarde van 51 dB.
Voor deze situatie is daarom geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Het treffen van maatregelen is niet doelmatig. Het verlenen van (nieuwe) hogere waarden is niet aan de orde.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het project.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig project omvat het realiseren van een fietspad en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het project ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Rijksweg Zuid, Venlo, 76750'.
categorie | grenswaarde | 2020 | 2030 | |
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 14,3 | 10,1 | |
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 15,2 | 12,9 | |
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 8,7 | 6,9 | |
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 6,0 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied .
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het project.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het project aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Analyse
Het project omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling aan het aspect endotoxinen kan achterwege blijven.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het project omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling aan het aspect geitenhouderijen kan achterwege blijven.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het project leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het project leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het project.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
De in voorliggend uitgebreide omgevingsvergunning 'strijdig gebruik'opgenomen ontwikkeling is in een vroeg stadium samen met Rijkswaterstaat en Waterschap Limburg besproken. Uit dit gesprek concluderen de gemeente Venlo en Beesel dat een aanmeldnotitie m.e.r. beoordeling niet noodzakelijk is.
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het project is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het project heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Onderhavig plangebied kent de dubbelbestemmingen en aanduiding 'Waarde - Archeologie middelhoog', 'Waarde - Archeologie zeer hoog', 'Waarde - Archeologie en 'Waarde - Archeologie 1 en de gebiedsaanduiding 'Middelhoge/hoge archeologische verwachting'. In onderstaande tabel staat aangegeven wat de maximale diepte en oppervlakte is waarvoor geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Dubbelbestemming en gebiedsaanduiding | Maximale diepte | Maximale oppervlakte | ||
Waarde - Archeologie middelhoog | 0,40 m | 500 m2 | ||
Waarde - Archeologie zeer hoog | 0,40 m | 100 m2 | ||
Waarde - Archeologie | 0,40 m | 30 m2 | ||
Waarde - Archeologie 1 | 0,40 m | 500 m2 | ||
Middelhoge archeologische verwachtingswaarde | 0,40 m | n.v.t. | ||
Hoge archeologische verwachtingswaarde | 0,40 m | n.v.t. |
De voorgenomen ingrepen leiden niet tot de verplichting tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek. Het tracé ligt overwegend (zuidelijk van Belfeld) in een relatief laaggelegen gebied. Weliswaar worden de oppervlaktenormen van de archeologische verwachtingswaarden overschreden, echter is het huidige tracé reeds opgehoogd. De archeologisch interessante grens met hoger gelegen gebied ligt direct oostelijk van de Rijksweg. Het tracé van de Rijksweg Zuid als geheel scheert weliswaar langs archeologisch potentieel waardevol gebied, maar gezien de lage ligging, de geringe verstoringsdiepte en ook wel de geringe breedte kunnen deze ingrepen dan ook zonder archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het project.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Het rapport 'Venlo's verleden op de terrassen van de Maas' geeft de cultuurhistorische inventarisatie kaart van de gemeente Venlo weer. Op onderstaande afbeelding een uitsnede van de inventarisatie kaart.
UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE INVENTARISATIE KAART GEMEENTE VENLO
Onderhavig project loopt door de volgende landschapstypen heen:
Dorps- of stadskern, Sd
Dit landschapstype betreft het geconcentreerde bebouwde deel van nederzettingen, zoals dorpen en gehuchten. In dit soort gevallen gaat het om de historie, vaak nog herkenbare kern van een nu veel uitgebreider bebouwd gebied. Het aanleggen van een fietspad zal geen belemmering zorgen voor dit landschapstype.
Droge kampontginning met onregelmatige structuur, Rkdo
Droge kampontginning met onregelmatige structuur komen verspreid over de hele gemeente Venlo voor, meestal aan de randen van de droge kampontginningen die uit open velden bestaan. Kenmerken van dit landschapstype zijn de grotere, onregelmatige akkerpercelen, kleinere akkers met perceelsrandbeplanting en op een aantal plekken vrij dichte structuur van bebouwing. Dit landschapstype komt voornamelijk voor op enige afstand van de Maas. Onderhavig initiatief heeft geen nadelige gevolgen voor dit type landschap omdat het de open velden niet aantast en niet zorgt voor extra bebouwing.
Droge kampontginning: velden, Rkda
Binnen dit landschapstype liggen de droge kampontginningen, bestaande uit open akkers en de kleinere kampontginningen aan de randen hiervan. De belangrijke kenmerken van dit landschapstype zijn de openheid, het gebruik van het land als akker, en het meestentijds ontbreken van historisch groen en de situering van bebouwing langs de randen of in langgerekte depressies binnen het areaal open akkerland. Onderhavig initiatief heeft geen nadelige gevolgen voor dit type landschap omdat het de open velden niet aantast.
Stuifzandontginning, nu overwegend bos, Rsb
Deze voormalige stuifzanden ten zuiden van Belfeld, die vermoedelijk al vroeg weer met heide begroeid waren, werden na 1900, net als een aantal heidevelden, met naaldbos beplant. Onderhavig initiatief heeft geen nadelig effect op dit landschapstype.
Stuifzandontginning, nu sterk veranderd, Rsg
Dit landschapstype komt vooral voor op de hogere ruggen in de directe nabijheid van nederzettingen voor. Vanwege de ligging bij deze nederzettingen is een deel nu bebouwd gebied geworden. het realiseren van een fietspad zal dus geen nadelige geloven voor dit landschapstype veroorzaken.
Voormalige oude bossen, omgezet in landbouwgrond, Rul
Binnen dit landschapstype is een aanzienlijk deel van de oude bossen in het verleden omgezet in landbouwgrond. het realiseren van deze landbouwgrond naar fietspad heeft dus geen nadelige effecten op dit landschapstype.
Nog bestaande oude bossen, Rub
Het aandeel nog bestaand oude bossen in relatief klein en bevindt zich verspreid over de gemeente Venlo. Daar waar het initiatief zorgt voor het kappen van boom wordt gebruik gemaakt van de compensatie plicht, zoals beschreven staat in paragraaf 4.2.4.
Daarnaast bevinden de volgende landschapselementen of bouwkunsten zich op of naast het initiatief:
Het realiseren van een fietspad (fietssnelweg) heeft geen nadelige gevolgen voor bovenstaande elementen.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het project.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt wel deels binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Verstorende effecten
Faunaconsult heeft een onderzoek uitgevoerd naar de in voorliggend project opgenomen ontwikkelingen in relatie tot de Wet natuurbescherming: rapport "Quickscan natuurwetgeving voor herinrichting van Rijksweg - Zuid tussen Belfeld en Reuver" (4-december-2019). Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 opgenomen.
Faunaconsult concludeert dat het plangebied zich circa 3,0 kilometer van het dichtstbijzijnde Duitse 'Vogelrichtlijngebied Schwalm-Nette-Platte mit Grenzwald u. Meinweg (DE-4603-4601) bevindt. Delen van dit gebied zijn tevens Habitatrichtlijngebied. Het dichtstbijzijnde Nederlandse Natura 2000-gebied is 'Swalmdal' op een afstand van 6,2 kilometer. Er wordt verwacht dat de beperkte omvang van de ingrepen geen effecten geven op de Natura 2000-gebieden.
Delen van het plangebied maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De voorgenomen omvorming tot fietspad leidt tot vernietiging van een smalle strook weiland en/of bos. Hierdoor is compensatie plicht van toepassing. Zie voor meer informatie paragraaf:4.2.4 .
Stikstofdepositie
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek (20 maart 2023, 20230320-VNO160-RAP-STD-2.1) uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 10 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
Faunaconsult heeft een onderzoek uitgevoerd naar de in voorliggend project opgenomen ontwikkelingen in relatie tot de Wet natuurbescherming: rapport "Quickscan natuurwetgeving voor herinrichting van Rijksweg - Zuid tussen Belfeld en Reuver" (4 december 2019). Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 opgenomen.
Faunaconsult heeft geconcludeerd dat:
Algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën
In het plangebied komen mogelijk zoogdieren en amfibieën voor, die onder de Wnb zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamd A-soorten), waarvoor in Limburg een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen.
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Vogels
Vernietiging van vogelnesten is te vermijden, door de werkzaamheden buiten de periode 15 maart - 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) uit te voeren.
Vleermuizen
Wanneer er enkele bomen worden gekapt, zal dit geen noemenswaardige aantasting aan een vaste vliegroute of foerageergebied opleveren. Om verstoring van vleermuizen te voorkomen, mag er tot op een afstand van 10 meter van de laanbomen, alleen vleermuisvriendelijke buitenverlichting worden geplaatst; van de bomen af omlaag gerichte straatverlichting, met een scherpe bundel, zoals ledlampen. Hierbij kan worden gekozen voor amberkleurige UV-vrije led armaturen of rood licht.
Bijzondere planten
Op enkele plaatsen bevindt zich rapunzelklokje hemelsleutel, slangenlook en grasklokje. Geen van deze soorten is direct beschermd krachtens de wet Wnb, maar deze soorten zijn vanuit biodiversiteitsoogpunt bijzonder. Om de biodiversiteit te behouden is daarom gewenst bij het grondwerk op de groeiplaatsen van deze soorten een aangepaste werkwijze te hanteren.
Bescherming van houtopstanden
Het project omvat wel het kappen van bomen buiten de bebouwde kom. Voor het mogen kappen van bomen of houtopstanden die in de APV van de Gemeente Venlo of Beesel als waardevolle boom zijn aangemeld, is het noodzakelijk een kapvergunning aan te vragen. Voor het kappen van de bomen is er op grondgebied van de gemeente Beesel en Venlo wel een omgevingsvergunning voor kappen van bomen nodig. Tevens is het vellen of rooien van houtgewas, op grondgebied van de gemeente Beesel, binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden', 'Natuur' en 'gebiedsaanduidingen overige zone – goudgroene natuurzone en overige zone – bronsgroene landschapszone een aanlegvergunningplichtige activiteit. Evenals het bodem verlagen of afgraven. Verder is er voor het voornemen houtopstanden te vellen een kapmelding ex artikel 4.2 eerste lid, Wnb nodig bij de Provincie Limburg. Tot slot wordt er nog gebruik gemaakt van de compensatie plicht, zoals beschreven staat in paragraaf 4.2.4 .
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het project.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een project. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Water Programma vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Water Programma geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2022-2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Water Programma richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2022-2027 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten
Rivieren
De grote rivieren, de Rijntakken (Waal, NederrijnLek en IJssel) en de Maas vormen de centrale assen van het Nederlandse hoofdwatersysteem. De rivieren voeren hoogwater, ijs en sediment af, voorzien grote delen van Nederland van zoetwater en vullen de zoetwaterbufers, zoals het IJsselmeer. Het rivierengebied is van grote waarde voor de ruimtelijke kwaliteit en de natuur, niet alleen als uniek leefgebied, maar ook als verbinding tussen de zee en de bovenstroomse paaigebieden voor vissen. Veel uiterwaarden in de rivieren zijn aangewezen als Natura 2000gebied. De rivieren vormen de belangrijkste schakels in de scheepvaartverbindingen tussen de zeehavens, de Nederlandse binnenhavens en het achterland.
Het rijk streeft samen met provincies, waterschappen, gemeenten en maatschappelijke organisaties naar een veilig en aantrekkelijk rivierengebied met voldoende schoon en gezond water en met meer ruimtelijke kwaliteit voor wonen, werken en recreatie.
Analyse
Onderhavig initiatief bevindt zich deels in het stroomvoerend en bergend rivierbed van de Maas. Nadelige effecten aan stroomvoeren en bergend rivierbed worden elders gecompenseerd (zie 5.3.6 voor meer informatie). Daarnaast heeft het initiatief geen nadelige gevolgen voor de andere beleidsdoelen in het rivierengebied van de Maas.
Conclusie
Onderhavig initiatief voldoet aan het beleid van het Nationaal Water Programma 2022-2027.
Infiltratiecapaciteit
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid is matig.
Het oppervlaktewater in en nabij het plangebied is weergegeven op onderstaande afbeelding.
UITSNEDE OPPERVLAKTEWATER NABIJ PROJECTLOCATIE (RODE LIJN)
Conclusie
Zoals op bovenstaande afbeelding is weergegeven is het plangebied gelegen nabij de Maas en doorkruist de Schelkensbeek het plangebied. In de nabije omgeving is verder geen oppervlaktewater aanwezig.
Uit onderstaande afbeelding blijkt dat het plangebied in of nabij een gebied ligt waarin de volgende waterstaatsbelangen een rol spelen:
UITSNEDE OPPERVLAKTEWATER NABIJ PROJECTLOCATIE (RODE LIJN)
Conclusie
Het geplande tracé loopt van zuid naar noord buiten het rivierbed (430 meter), vervolgens ca. 380 meter in waterbergend rivierbed, 1400 meter door stroomvoerend rivierbed, 500 meter door bergend gebied en 100 meter door vrijgesteld gebied. Er is reeds overleg met het Rijkswaterstaat (Zuid-Nederland) geweest. Hierin is aangegeven dat Rijkswaterstaat instemt met de aanleg van het fietspad tracé.
Binnen de herontwikkeling is er zowel sprake van omvorming van de onverharde gronden naar infrastructuur en andersom, waardoor het verhard oppervlak na realisatie van de herontwikkeling nagenoeg hetzelfde blijft. Ten westen van Rijksweg / Rijksweg-Zuid wordt een (breder) twee-richtingen fietspad gerealiseerd dat een bestaand (smaller) fietspad vervangt. Het bestaande fietspad aan de oostzijde van Rijksweg / Rijksweg-Zuid wordt verwijderd, waardoor ter plekke het bestaand verhard oppervlak vervalt.
Het afstromend hemelwater van het verhard oppervlak zal afwateren op de berm om in de bodem te infiltreren. Daar waar noodzakelijk wordt afstromend hemelwater opgevangen in goten en afvoeren om elders in de bodem te infiltreren.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Vanuit het Rijkswaterstaat wordt geadviseerd om het fietspad te vergunnen onder artikel 6a van de Beleidsregels grote rivieren:
"Voor niet-riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is, wordt geen toestemming gegeven, tenzij, onverminderd het bepaald in artikel 7, sprake is van een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd. "
Dit omdat er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit en er treedt geen waterstandsverhogend effect op. Er wordt wel geconcludeerd dat het verlies aan berging, zowel in stroomvoerend als in bergend rivierbed moet worden gecompenseerd. Deze compensatie gaat plaatsvinden in de directe nabijheid van de te realiseren herontwikkeling. Het hierbij aan het leggen twee-richtingen fietspad ten westen van de Rijksweg / Rijksweg-Zuid komt gedeeltelijk binnen het gebied te liggen waarvoor de Beleidsregels grote rivieren van toepassing zijn. Het verlies aan berging (zowel in stroomvoerend rivierbed als in bergend rivierbed), door de realisatie van dit twee-richtingen fietspad, wordt gecompenseerd door het maaiveld van een aangrenzende locatie (percelen 2701, 2702, 2703 en 2704) te verlagen. Het gaat om een te compenseren volume van 718 m³ dat volledig wordt gerealiseerd door een maaiveldverlaging op de percelen 2701, 2702, 2703 en 2704. Over de invulling van deze compensatie heeft afstemming met Rijkswaterstaat plaatsgevonden en hieromtrent is overeenstemming met Rijkswaterstaat bereikt.
Waterschap Limburg is voornemens om een dijkversterking uit te voeren ten hoogte van perceel F-1908, 1909 en 1910 te Belfeld. De dijkversterking sluit aan op de reconstructie van de Rijksweg-Zuid. Zie onderstaande afbeelding. De dijkversterking zal geen conflict vormen voor onderhavig initiatief.
UITSNEDE DIJKVERSTERKINGSONTWERP
Onderhavig project voldoet, aan de hand van de compensatie, aan de gestelde eisen.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van deze uitgebreide omgevingsvergunning 'strijdig gebruik' aangetoond. Een omgevingsvergunning moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend uitgebreide omgevingsvergunning 'strijdig gebruik' opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.
Gemeentelijke grondexploitatie
De aanleg van het snelfietspad zal geschieden door en voor rekening van de gemeente Venlo met bijdragen van de provincie Limburg en gemeente Beesel. Om het snelfietspad te kunnen realiseren dienen een aantal perceelgedeelten van particulieren te worden verworven waarvoor een minnelijk verwervingstraject inmiddels is gestart. Mocht minnelijke verwerving niet haalbaar zijn dan zal mogelijk ten behoeve van de verwerving van de noodzakelijke eigendommen op een later moment een onteigeningsprocedure gestart moeten worden. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de directe omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen het voornemen. in bijlage 12 is een verslag van het omgevingsdialoog toegevoegd.
De omgevingsvergunning 'strijdig gebruik' ‘Fietsverbinding Belfeld - Reuver’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening.
Het project is planologisch aanvaardbaar op basis van de volgende overwegingen.