direct naar inhoud van Regels
Plan: Heikantstraat 7-11 en ong. Someren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02019017-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Heikantstraat 7-11 en ong. Someren' van de gemeente Someren.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP02019017-VS01 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het door een van de bewoners als ondergeschikte functie aan huis uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, niet zijnde detailhandel of erotische dienstverlening, die door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt ook verstaan het uitoefenen van een bedrijf waarbij de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak elders op locatie plaatsvinden terwijl aan huis de organisatorische activiteiten en activiteiten zoals opslag van materialen en stalling van voertuigen plaatsvinden.

1.4 aan huis verbonden beroep:

het door een van de bewoners als ondergeschikte functie uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met uitzondering van detailhandel of erotische dienstverlening, dat door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend.

1.5 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 abiotische waarden:

Geheel van waarden in verband van het abiotische milieu ( = niet levende natuur) in de vorm van specifieke aardkundige en/of hydrologische kenmerken en eventueel op basis daarvanaanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden.

1.9 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat geheel of overwegend door middel van handwerk (waaronder ook verstaan houtbewerking en laswerkzaamheden), huishoudelijke apparatuur en elektrische gereedschappen vervaardigt, bewerkt of herstelt en installeert, inclusief het als ondergeschikte functie verkopen en/of leveren van goederen, die rechtstreeks verband houden met het ambacht.

1.10 andere werken:

andere werkzaamheden in of op de grond dan werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning krachtens de woningwet noodzakelijk is.

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.12 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.13 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.14 bed and breakfast:

het bij wijze van nevenactiviteit verstrekken van logies en ontbijt, door het beschikbaar stellen van slaap-, ontbijt- en sanitaire ruimten, aan een steeds wisselend publiek dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed and breakfast worden niet verstaan overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid.

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de groepsaccommodatie permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.

1.18 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:

het Beeldkwaliteitplan Buitengebied 2011 waarin geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten zijn opgenomen en op 29 juni 2011 door de gemeenteraad van de gemeente Someren vastgesteld.

1.19 bestaande bebouwing:

bebouwing zoals die rechtens mag bestaan, zonder toepassing van wijzigingsbevoegdheden.Hieronder valt ook de bebouwing waarvan vaststaat dat handhaving wegens strijdigheid met het geldende bestemmingsplan niet meer mogelijk is.

1.20 bestaand gebruik:

gebruik zoals dat rechtens mag bestaan, zonder toepassing van wijzigingsbevoegdheden. Hieronder valt ook het gebruik waarvan vaststaat dat handhaving wegens strijdigheid met het geldende bestemmingsplan niet meer mogelijk is.

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.

1.24 bewoning:

het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf voor de huisvesting van een huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt, met dien verstande dat laatstgenoemde voorwaarde niet geldt ingeval er sprake is van het reizen met een camper of vergelijkbaar vervoermiddel gedurende een gedeelte van het jaar met een minimaal verblijf van vier maanden per jaar in het recreatiechalet.

1.25 bodemingreep (diepte, oppervlakte):

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.

De diepte van een bodemingreep wordt gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse.

De oppervlakte van een bodemingreep is het gebied waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologische bodemarchief.

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 carport:

een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.32 dagbesteding:

voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap of mensen met psychiatrische of psychologische problemen een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat;

1.33 dagrecratief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, paardrijden of kanoën die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is.

1.34 erotische dienstverlening

elke vorm van erotische dienstverlening met een bedrijfsmatig karakter zoals erotische massage, escortservice, parenclub, prostitutie, seksbioscoop, seksclub, sekstheater en dergelijke.

1.35 escortbedrijf:

het bedrijfsmatig aanbieden van prostitutie die wordt uitgeoefend op een andere plaats dan die waar het escortbedrijf wordt uitgeoefend.

1.36 extensief recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, alsmede route-ondersteunende voorzieningen zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 gebruiken:

gebruiken, doen of laten gebruiken.

1.39 groepsaccommodatie:

een gebouw dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor het bedrijfsmatig verschaffen van recreatief nachtverblijf in groepsverband in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen, keuken en verblijfruimten;

1.40 infiltratie

het indringen van water in de bodem.

1.41 infiltratievoorziening:

een open voorziening, zonder bodemverhardingen en gelegen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand, waarmee tijdelijk opgevangen (schoon) regenwater weg kan indringen c.q. passief kan infiltreren in de bodem.

1.42 landschappelijke waarden:

het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.43 natuurwaarden:

De waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied.

1.44 nevenactiviteit/nevenfunctie:

ondergeschikte activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.

1.45 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.46 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.47 ondergeschikt bouwdeel:

bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt en niet gericht is op vergroting van het oppervlakte, zoals dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons.

1.48 ondergeschikt medegebruik:

gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge de bestemming toegestane hoofdfunctie. Het ondergeschikt gebruik dient van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang te zijn, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.49 overkapping

een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.50 recreatie

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie en het bedrijfsmatig verstrekken van dag- en/of verblijfsrecreatie.

1.51 peil:
  • a. voor bouwwerken en gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van deze toegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.52 permanente bewoning:

bewoning van een verblijfseenheid waarbij geldt dat:

  • deze verblijfseenheid als hoofdverblijf wordt gebruikt en
  • waarin meer dan 120 dagen per jaar wordt verbleven of waarbij sprake is van een verblijf van meer dan 5 aaneengesloten weken per jaar.

1.53 verblijfsrecreatie:

een activiteit die overwegend gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van recreatie met een overnachting ter plaatse.

1.54 water:

Al het oppervlaktewater zoals sloten, vijvers, kanalen en beken alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen en inlaten.

1.55 waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etcetera.

1.56 woning/wooneenheid:

één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.8 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een groepsaccommodatie met bijkomende voorzieningen;
  • a. bedrijfsmatige exploitatie van het recreatieterrein;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid als nevenactiviteit bij het recreatiebedrijf;
  • d. dagbesteding als nevenactiviteit bij het recreatiebedrijf;
  • e. akkerbouw als nevenactiviteit bij het recreatiebedrijf;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing ' zijn de gronden mede bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verharding;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
  • i. extensief recreatief medegebruik;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • l. erven en terreinen;
  • m. (onverharde) paden, wegen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. op of in de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 3.1 genoemde bestemming;
  • b. bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • c. per bestemmingsvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum' aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2;
  • e. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' is het oprichten van gebouwen niet toegestaan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen
a Groepsaccommodatie
  • a. de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de groepsaccommodatie met bijkomende voorzieningen is 1.901 m²;
  • b. de maximale goothoogte is 3 m;
  • c. de maximale bouwhoogte is 5,5 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m;
  • e. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m;
  • f. de dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn.

b Ambachtelijke bedrijvigheid
  • a. de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen is 205 m²;
  • b. de maximale goothoogte is 3 m;
  • c. de maximale bouwhoogte is 8 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m;
  • e. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m;
  • f. de dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn.

c Werktuigenloods
  • a. de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen is 165 m²;
  • b. de maximale goothoogte is 4,5 m;
  • c. de maximale bouwhoogte is 5,5 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m;
  • e. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m;
  • f. de dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn.

3.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³, de inhoud van kelders wordt niet meegeteld;
  • b. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m;
  • e. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m;
  • f. de dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn;
  • g. indien de inhoud van een bestaande woning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning al meer bedraagt of meer mag bedragen, geldt de bestaande inhoud als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden teruggebouwd;
  • h. bij herbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend.

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning is maximaal 100 m²;
  • b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m;
  • f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m;
  • g. de dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijfswoning mag één carport worden gebouwd met de volgende maatvoering:
    • 1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
    • 2. bouwhoogte niet meer dan 3 m;
    • 3. de carport dient op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m;
    • 5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken met uitzondering van erfafscheidingen mag maximaal 4,5 m zijn;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag maximaal 1 m zijn en voor het overige maximaal 2 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkende goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2, ten behoeve van een afwijkende goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de bedrijfsgebouwen in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2;

met dien verstande, dat:

  • d. de goothoogte ten hoogste 6,5 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte ten hoogste 12 m mag bedragen.

3.3.2 Herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.4, ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m van de bestemmingsgrens en niet minder dan 15 m uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • f. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning is duurzaam verzekerd;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

3.3.3 Afstand tot bestemmingsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2, ten behoeve van de bouw van bouwwerken op een kortere afstand dan 5 m tot de bestemmingsgrens. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid mogen niet worden belemmerd;
  • b. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de bouwwerken in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • d. de groene erfinrichting, landschappelijke inpassing is anderszins duurzaam geborgd;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening;
  • b. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing, tenzij expliciet toegestaan in de planregels;
  • c. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel of detailhandel of bedrijf tenzij expliciet toegestaan in de planregels;
  • d. het gebruik van gronden en/of opstallen voor horeca;
  • e. het gebruik van opstallen voor bewoning, behoudens bewoning van bedrijfswoningen;
  • f. het gebruik voor recreatief nachtverblijf van andere bebouwing dan de groepsaccommodatie;
  • g. huisvesting van arbeidsmigranten.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' dient de landschappelijke inpassing overeenkomstig duurzaam te worden beheerd en in stand gehouden op de wijze zoals is aangegeven in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Heikantstraat 7-11, of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccodeerd.

3.4.3 Groepsaccommodatie
  • a. De verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van een groepsaccommodatie mag slaapplaats bieden aan maximaal 100 personen.

3.4.4 Kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid
  • a. Bij het recreatiebedrijf is als nevenactiviteit kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid in de vorm van reparatie van huishoudelijke apparatuur en elektrisch handgereedschap toegestaan;
  • b. Reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding.

3.4.5 Dagbesteding
  • a. Bij het recreatiebedrijf is als nevenactiviteit dagbesteding toegestaan;
  • b. De dagbesteding mag plaats bieden aan maximaal 40 personen.

3.4.6 Akkerbouw
  • a. Bij het recreatiebedrijf is als nevenactiviteit akkerbouw toegestaan;
  • a. Ten behoeve van de nevenactiviteit akkerbouw mag gebruik worden gemaakt van werktuigenloods van 165 m².

3.4.7 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie in de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de beroepsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 150 m²;
  • b. de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend door een van de bewoners;
  • c. de beroepsactiviteit mag zowel in het hoofdgebouw als in een bijbehorend bouwwerk worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  • g. detailhandel is niet toegestaan;
  • h. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen conform de bepalingen in artikel 4.4.2;
  • c. (on)verharde paden, wegen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterberging en - infiltratie;
  • g. groenvoorzieningen en groene erfinrichting;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing ' zijn de gronden mede bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verharding.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. op of in de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. het vloerpeil van bouwwerken, niet zijnde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient op minimaal 25,00 m + NAP te liggen;
  • c. per bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum' aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. bij herbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2;
  • f. de dakhelling dient tussen de 20 graden en 60 graden te zijn;
  • g. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' is het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het aanleggen van verhardingen niet toegestaan. Perceelsgedeelten met deze aanduiding worden niet aangemerkt als erf, zoals bedoeld in artikel 1, bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht;
  • h. bouwplannen dienen te worden getoetst en te voldoen aan het stedenbouwkundig plan zoals opgenomen in Bijlage 2 Stedenbouwkundig plan.

4.2.2 Hoofdbebouwing
  • a. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 900 m³, de inhoud van kelders wordt niet meegeteld;
  • b. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 8 m;
  • e. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m.

4.2.3 Bijgebouwen
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woning is maximaal 150 m²;
  • b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m;
  • d. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m;
  • f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m;
  • g. de maximale afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt 20 m.

4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:

  • a. per woning mag één overkapping worden gebouwd met de volgende maatvoering:
    • 1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
    • 2. bouwhoogte niet meer dan 3 m;
    • 3. de overkapping dient op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
    • 4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m;
    • 5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m;
    • 6. de maximale afstand van de overkapping tot de woning bedraagt 20 m;
  • b. de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen is 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m zijn en voor het overige maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van constructies voor het leiden van bomen mag niet meer bedragen dan 5 m, met dien verstande dat constructies voor het leiden van bomen op niet minder dan 0,5 m uit de perceelsgrens mogen worden gebouwd, waarbij de bomen vanaf het eigen perceel gesnoeid moeten kunnen worden en er geen sprake mag zijn van overhangende takken over de perceelsgrens;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (zijnde: 150 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 350 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. per m² uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m² zoals opgenomen in onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het 'Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011'. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;

Type landschap   Aantal m² te slopen bebouwing om 1 m² extra bebouwing mogelijk te maken  
NNB   1  
Kampenlandschap   2  
Beekdallandschap   2  
Oude heideontginning   3  
Jonge heideontginning   3 ½  
Bebouwingsconcentraties   2  

  • b. de oppervlakte te slopen bebouwing op de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

4.3.2 Afwijken ten behoeve van herbouw woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder c, ten behoeve van de herbouw van een woning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 8 m van de bestemmingsgrens en niet minder dan 15 m uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
  • b. de woning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande woning;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • f. de sloop van de oorspronkelijke woning is duurzaam verzekerd;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2;
  • h. bovenstaande geldt niet wanneer sprake is van een noodwoning die als zodanig is aangeduid.

4.3.3 Afwijken ten behoeve van afstand tot bestemmingsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder f, ten behoeve van de bouw van bouwwerken op een kortere afstand dan 8 m tot de bestemmingsgrens. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • b. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de bouwwerken in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • d. de groene erfinrichting, landschappelijke inpassing is anderszins duurzaam geborgd;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het gebruiken van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruiken van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten, uitgezonderd aan huis verbonden beroepen;
  • c. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening;
  • d. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing;
  • e. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel of detailhandel of bedrijf;
  • f. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- of verblijfsrecreatie;
  • g. het gebruik van gronden voor lawaaisporten.
  • h. het verwijderen van de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  • i. het plaatsen van zeecontainers.

4.4.2 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de beroepsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 150 m²;
  • b. de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend door een van de bewoners;
  • c. de beroepsactiviteit mag zowel in het hoofdgebouw als in een bijgebouw worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  • g. detailhandel is niet toegestaan;
  • h. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding.

4.4.3 Bewoning anders dan door een huishouden
  • a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
  • b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.

4.4.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing en gronden ter plaatse van de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is aangebracht en in stand wordt gehouden op de wijze zoals is aangegeven in Bijlage 3 Landschappelijke inpassing Heikantstraat ong., of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccodeerd.

4.4.5 Voorwaardelijke verplichting infiltratie

Een omgevingsvergunning voor het oprichten van een woning wordt alleen verleend als:

  • a. er op de bouwpercelen voorzien is in regenwaterberging, welke regenwater vertraagd infiltreert en werkend aanwezig is;
  • b. de waterberging als bedoeld in sub a een bergingsopgave heeft van ten minste 0,06 m³ per vierkante meter verhard oppervlak.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bed and breakfast als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4.1 onder f, ten behoeve van het als ondergeschikte functie toestaan van bed and breakfast die wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende locatie in de bestaande bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de capaciteit is maximaal 10 personen (eenpersoonsbedden);
  • b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • c. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  • d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

4.5.2 Theehuisuitspanning (routegebonden horeca) als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4.1 onder f, ten behoeve van het als ondergeschikte functie vanuit de bestaande bebouwing door de bewoner(s) van de betreffende locatie verstrekken van dranken en/of spijzen voor gebruik ter plaatse. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de oppervlakte van het theehuis/uitspanning bedraagt maximaal 200 m² inclusief terras;
  • c. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  • e. de afstand tot de weg is ten minste 20 m;
  • f. de afstand tot woningen van derden is ten minste 50 m;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan.

4.5.3 Verhuur fietsenrijtuigen als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4.1 onder f, ten behoeve van het door de bewoner(s) van de betreffende locatie als ondergeschikte functie verhuren van fietsen, rijtuigen e.d. vanuit de bestaande bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • b. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

4.5.4 Zorg als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
  • b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van zorgbehoevenden te realiseren;
  • c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
  • d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
  • e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  • f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

 

4.5.5 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  • c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of laten uitvoeren:

  • a. Het verwijderen van de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'.

4.6.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden en voor zover de mogelijkheden voor herstel niet (onevenredig) worden verkleind zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, in de specifieke erfbeplantingsplannen en/of in het 'Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011'.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor 'Wonen plus'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - wonen plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, of aantoonbaar daarmee gelijk te stellen qua aard en invloed, zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing;
  • b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bedrijfsbebouwing is 350 m², met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 4.3.1) dienen te worden toegepast;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  • f. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  • g. buitenopslag is niet toegestaan;
  • h. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
  • i. er verzekerd is dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • j. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • k. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • l. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m²;
  • n. er is aangetoond dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de op grond van deze verordening toegestane omvang;
  • o. de beoogde activiteit leidt niet tot een grootschalige ontwikkeling.
  • p. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.

5.1.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen welke betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie', dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Onder het vaststellen van de archeologische waarde van een terrein wordt ook verstaan het overleggen van gegevens in de vorm van verleende vergunningen en/of andere feitelijke gegevens, waaruit kan worden opgemaakt dat de bodem ter plaatse dermate is geroerd dat het alleszins aannemelijk is dat er geen sprake meer is van archeologische waarden die kunnen worden verstoord door de voorgenomen bouwwerkzaamheden.

5.2.2 Toepassingscriteria

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 5.2.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
  • c. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden voorschriften.

5.2.3 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 5.2.2 onder b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

5.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.3 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een bodemingreep met een diepte van minder dan 0,4 m en een verstoringsoppervlakte kleiner dan:
    • 1. 100 m² ter plaatse van categorie 2 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 2. 250 m² ter plaatse van categorie 3 of categorie 4 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 3. 2.500 m² ter plaatse van categorie 5 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zoals opgenomen in Bijlage 4, of
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,4 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst met een verstoringsoppervlakte groter dan:
    • 1. 100 m² ter plaatse van categorie 2 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 2. 250 m² ter plaatse van categorie 3 of categorie 4 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 3. 2.500 m² ter plaatse van categorie 5 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zoals opgenomen in Bijlage 4, of
  • d. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplanting waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers, zwembaden en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend worden boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • i. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 m bedraagt;
  • j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • k. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
5.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 5.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • e. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 5.2 van toepassing is;
  • f. werken of werkzaamheden die maximaal 0,4 m diep reiken ten opzichte van het maaiveld;
  • g. werken of werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste:
    • 1. 100 m² ter plaatse van categorie 2 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 2. 250 m² ter plaatse van categorie 3 of categorie 4 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 3. 2.500 m² ter plaatse van categorie 5 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zoals opgenomen in Bijlage 4;
  • h. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • i. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

5.3.3 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden welke betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie', dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Onder het vaststellen van de archeologische waarde van een terrein wordt ook verstaan het overleggen van gegevens in de vorm van verleende vergunningen en/of andere feitelijke gegevens, waaruit kan worden opgemaakt dat de bodem ter plaatse dermate is geroerd dat het alleszins aannemelijk is dat er geen sprake meer is van archeologische waarden die kunnen worden verstoord door de voorgenomen bouwwerkzaamheden.

5.3.4 Toepassingscriteria

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden uitsluitend indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 5.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
  • c. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden verbonden voorschriften.

5.3.5 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 5.3.4, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' verwijderen. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

7.2 Bestaande maten en hoeveelheden
  • a. Indien afstanden tot de bestemmingsgrens en hoogten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. in het geval van (her-)bouw van gebouwen is het bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her-)bouw geschiedt op dezelfde plaats.

7.3 Ondergronds bouwen
7.3.1 Algemeen

Ondergronds bouwen in de vorm van maximaal één bouwlaag (3,5 m onder peil) is toegestaan binnen de gevelgrenzen van de (bedrijfs)woning en de verder binnen bestemmingsvlakken toegestane bebouwing. De inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.

7.3.2 Afwijken van de regeling

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3.1 voor het toestaan van ondergrondse bebouwing van maximaal één bouwlaag (3,5 m onder peil) buiten de gevelgrenzen van de bebouwing mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het ondergronds gebouwde wordt niet gebruikt ten behoeve van de huisvesting van de veestapel;
  • b. de oppervlakte mag maximaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen met een absoluut maximum van 150 m².
  • c. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen behalve als de bestaande bebouwing dichter op de as van de weg staat; dan is deze afstand bepalend;
  • d. het bouwwerk dient geheel onder het maaiveld te worden gebouwd;
  • e. afhankelijk van de situatie kan een landschappelijke inpassing worden geëist die voldoet aan het bepaalde in artikel 10.2;
  • f. de inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 overige zone - beperking milieuhinder
8.1.1 Aanduidingsregels

De voor 'overige zone - beperking milieuhinder' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd ter voorkoming van het gebruik van de gronden voor (milieu)gevoelige functie(s) die omliggende (agrarische) bedrijven beperkt in het vergunde en/of toekomstige gebruik en/of waarvoor geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

8.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking milieuhinder' mogen geen gebouwen en/of bouwwerken worden opgericht die blijkens aard, vorm en functie zijn bedoeld voor een (milieu)gevoelige functie(s) die omliggende (agrarische) bedrijven beperkt in het vergunde en/of toekomstige gebruik en/of waarvoor geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

8.1.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking milieuhinder' voor een (milieu)gevoelige functie voor zover het een nieuwe functie of gebruik betreft.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 10%-regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing aanwezig is;
  • b. de afwijking alleen mag worden toegepast indien elders in deze regels geen andere regels voor afwijking zijn opgenomen voor afwijking van deze maten;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.

9.2 Overschrijding bouwgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor overschrijding van de bouwgrens met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en/of perceelsinrichting aanwezig is;
  • b. er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. de overschrijding niet mag leiden tot een vermindering van de gebruiksmogelijkheden van de gronden voor piekberging en infiltratie;
  • d. de wegbeheerder en het waterschap worden gehoord;
  • e. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd, niet minder is dan minimaal de afstand van bestaande reeds dichter bij de weg gelegen bebouwing in hetzelfde bestemmingsvlak. Als het bouwperceel aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg is het mogelijk om slechts tot één weg die bestaande, kleinere afstand aan te houden. Tot de andere weg dient een afstand van niet minder dan 10 m te worden aangehouden.

9.3 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de voorgeschreven afstand tot de bestemmingsgrens, in het geval de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteit anderszins duurzaam geborgd is en belangen van derden niet onevenredig geschaad worden.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Hydrologisch neutraal ontwikkelen
  • a. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • b. regenwater dient bij voorkeur op eigen terrein te worden opgevangen en verwerkt;
  • c. uitgangspunt voor ‘omgaan met afstromend hemelwater’ is de voorkeursvolgorde: hergebruik – vasthouden – bergen – afvoeren;
  • d. indien het toepassen van de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden en mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan resulteren in een toename aan verhard oppervlak met meer dan 2.000 m², vindt in alle gevallen een toets plaats aan de eis dat er sprake moet zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform de Keur, beleidsregels en algemene regels van het betreffende waterschap. Het bevoegd gezag wint het advies in van het betrokken waterschap.

10.2 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
10.2.1 Algemeen

Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Alle bouwplannen en ontwikkelingen die op basis van de Landschapsinvesteringsregeling gemeente Someren als categorie 2 of 3 ontwikkeling aan te merken zijn, dienen vergezeld te gaan van een eigen erfinrichtingsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument 'Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011'. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • b. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische en aardkundige waarden;
  • c. de landschappelijke inpassing moet in een redelijke verhouding staan tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling.

10.2.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 10.2.1 houdt in ieder geval in dat:

  • a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
  • b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
  • c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig ruimtegebruik.

10.3 Waarborgen belangen van derden en andere waarden

Het toepassen van de flexibiliteitsbepalingen (afwijken en wijzigen) is slechts toegestaan, indien is aangetoond dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van andere waarden en van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

10.4 Parkeren, laden en lossen
10.4.1 Algemeen

Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:

  • a. dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
  • b. voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
  • c. voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden;
  • d. middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder b indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • e. middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder b indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

10.4.2 Afmeting parkeerplaatsen

Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
  • b. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Heikantstraat 7-11 en ong. Someren'.