3.2 Bouwregels
Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming dit met uitzondering van overkappingen, permanente teeltondersteunende voorzieningen, mest- en voerplaten, (sleuf-)silo’s, mestopslagsilo’s en vergelijkbare voorzieningen. De hoogte mag maximaal 2,50m¹ zijn.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,50m¹, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen
-
3. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
-
4. het verwijderen van landschapselementen;
-
5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
-
6. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of agrarische houtteelt ( alleen voor zo ver aangeduid met cultuurhistorisch/ archeologisch waardevol);
-
7. Het aanleggen en of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen:
-
a. voor zo ver groter dan 1250m² als het veepaden op huiskavels betreft of eigen;
-
b. bedrijfswegen direct aansluitend op een bestemmingsvlak Agrarisch- agrarisch bedrijf;
-
c. voor zo ver groter dan 200m² als het overige verhardingen betreft.
3.4.2 Uitzondering
Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:
-
1. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
-
2. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.
-
3. werken of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschappelijke inpassing' die noodzakelijk zijn in het kader van de landschappelijke inpassing en de aanleg van een infiltratievijver.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden die in de bestemmingsomschrijving zijn genoemd.
3.5 Wijzigingsbevoegdheden
3.5.1 Wijziging in ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’ (vormverandering zonder uitbreiding van een bestemmingsvlak)
De bestemming 'Agrarisch' gewijzigd worden in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch
bedrijf', ten behoeve van een vormverandering zonder uitbreiding van een bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’. In combinatie hiermee wordt de bestemming 'Agrarisch -
Agrarisch bedrijf' in dezelfde omvang gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch'. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
-
1. Er is een concreet bouwplan met een onderbouwing waarin de noodzaak en aanvaardbaarheid van de vormverandering is aangegeven;
-
2. Er moet zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan. Hiertoe moet een erfinrichtingsplan worden overgelegd. De landschappelijke inpassing mag in dit geval direct aansluitend aan het bestemmingsvlak plaatsvinden;
-
3. Deze mogelijkheid geldt voor bestemmingsvlakken met de aanduiding 'intensieve veehouderij' die gelegen zijn in een gebied met de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.
3.5.2 Wijziging in bestemming Groen, Natuur of Water (ontwikkeling landschapselementen of nieuwe natuur)
De bestemming 'Agrarisch' kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Groen’, ‘Natuur’ of ‘Water’ of een combinatie van deze ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Hierbij geldt de randvoorwaarde dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan andere belangen, zoals agrarische belangen.
3.5.3 Wijziging ten behoeve van minicamping
De bestemming ‘Agrarisch met waarden- Natuurwaarden’ kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’, ‘Bedrijf’, ‘Horeca ‘ of Wonen’ ten behoeve van de uitbreiding van het desbetreffende bestemmingsvlak voor het toestaan van een minicamping. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
-
1. Het betreft uitsluitend recreatief medegebruik voor kleinschalig kamperen op gronden die direct aansluiten aan een bestemmingsvlak waar kleinschalig kamperen al is toegestaan dan wel in combinatie met de onderhavige wijziging via een omgevingsvergunning wordt toegestaan;
-
2. Er zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan, waaronder maximaal vijf stacaravans;
-
3. De afstand tot woningen van derden dient tenminste 50m¹ te zijn;
-
4. De afstand tot de weg dient 20m¹ te zijn;
-
5. De afstand tot de perceelsgrens dient 5m¹ te zijn;
-
6. Er moet zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan.