Plan: | Bedrijventerrein Metal Valley herziening 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0797.MVherziening2016-VG01 |
In 2011 is het bestemmingsplan Metal Valley vastgesteld. Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan hebben enkele ontwikkelingen plaats gevonden en voor enkele deelgebieden is de ontwikkeling nog niet concreet. In de afgelopen jaren is gebleken dat dit bestemmingsplan op enkele punten aanpassing behoeft. Met deze herziening wordt voorzien in deze behoefte.
Het plangebied is gelijk aan het plangebied van het bestemmingsplan zoals dit in 2011 is vastgesteld.
Flexibiliteit
Met de herziening wordt beoogd de flexibiliteit van het bestemmingsplan te vergroten. Deze flexibiliteit krijgt op de volgende manier vorm:
Concept Metal Valley
Enkele jaren geleden, toen het Metal Valley-concept gelanceerd werd, is er voor gekozen om dat concept te borgen in het bestemmingsplan. De Stuurgroep voor Metal Valley heeft besloten dat het bestemmingsplan niet het instrument is om het Metal Valley concept te ontwikkelen en te stimuleren. Hiervoor heeft zij andere instrumenten, die geen verband houden met de ruimtelijke ordening. Ook 'niet-metaalbedrijven' kunnen bijdragen aan de kracht van het bedrijventerrein, maar kunnen zich nu niet vestigen op het terrein. Het geldende bestemmingsplan staat alleen metaalbedrijven toe. In voorliggende herziening is de Staat van Bedrijven dan ook vervangen door een reguliere Staat van Bedrijven zoals deze ook in andere bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen is opgenomen.
Correcties op perceelsniveau
Op het bedrijfsperceel Groenewoud 19 worden al jaren auto's verkocht. Hiertoe is een aanduiding volumineuze detailhandel opgenomen op de verbeelding.
Voor het tankstation aan de Lipsstraat is de milieuvergunning aangepast wat betreft de doorzet van LPG. Dit betekent dat ook de veiligheidszone kan worden verkleind.
Grondwal
Bij de sanering van de bodem blijft materiaal over. Dit zal worden toegepast in een landschappelijk element. Dit element zal zodanig worden uitgevoerd dat dit een geluidsreducerende functie zal hebben. Wanneer dit element meer dan 5000m3 betreft, is dit te beschouwen als een zgn. 'nuttige toepassing' Deze grondwal wordt gerealiseerd aan de zuidzijde van het terrein, ten noorden van enkele woningen. Behalve de functie voor de grondsanering heeft de wal ook een functie voor het geluid. Om bedrijfsactiviteiten in de nachtperiode mogelijk te maken en daarmee volledig de geldende mogelijkheden van het bestemmingsplan te benutten, is een maatregel nodig. De wal voorziet daarin, mits hoog genoeg. In het voorlopig technisch ontwerp is een wal van 8,5 meter hoog opgenomen. Middels het uitgevoerde geluidsonderzoek is aangetoond dat deze hoogte effect heeft. .
Dit hoofdstuk omvat de beschrijving van relevante ruimtelijke beleidsdocumenten. Per document zijn de hoofdlijnen opgenomen voor zover van belang voor de bedrijventerreinen. Het sectorale beleid is beschreven in hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak. Verschillende nationale belangen zijn opgenomen in de AMvB Ruimte, die met de structuurvisie in procedure is gebracht.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet.
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. De Rijksoverheid brengt het aantal procedures en regels stevig terug en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet versnipperen. Het investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk samenwerking met marktpartijen en andere overheden.
De nationale ruimtelijke belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (beter bekend als de Amvb Ruimte).
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft geen verdere invloed of consequenties op voorliggend plan.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De provincie heeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijke beleid tot 2025 vastgelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Uitsnede Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant
Op de structurenkaart van de structuurvisie zijn voor het plangebied vooral de zones stedelijk concentratiegebied en kernen in landelijk gebied van belang.
Ten aanzien van bedrijvigheid is geldt dat het merendeel van de ruimtebehoefte van bedrijven wordt opgevangen in het stedelijk concentratiegebied, op het bovenregionale bedrijventerrein Moerdijk en op het toekomstige Logistiek Park Moerdijk. Het stedelijk concentratiegebied biedt ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven van buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in de kernen in het landelijk gebied. Regionale afstemming vindt plaats via de regionale agenda´s voor werken. De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende aanbod is voor bedrijven die hinder kunnen veroorzaken naar hun omgeving in de vorm van geluid-, stof-, geur- of verkeershinder en voor bedrijven met een extern veiligheidsrisico. De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende terreinen geschikt blijven of geschikt worden gemaakt voor de vestiging van dit soort bedrijven. Hierbij wordt expliciet rekening gehouden met de (toekomstige) ruimtevraag van deze bedrijven. Per locatie wordt de hoeveelheid ruimte met de daarbij horende inrichtingseisen, het uitgifteprotocol en de manier waarop dit wordt veilig gesteld, vastgelegd om conflicterende situaties te voorkomen. Het is daarom belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de beschikbare ruimte op de (middel)zware bedrijventerreinen. Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 passen in beginsel in woon- en gemengde gebieden.
Op 7 februari 2014 is een partiële herziening van de Structuurvisie vastgesteld. Deze heeft echter geen invloed voor dit plan.
Verordening ruimte
Daarnaast heeft de provincie op 7 februari 2014 de Verordening ruimte 2014 vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking is getreden. De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun bestemmingsplannen.
In de Verordening Ruimte wordt onderscheid gemaakt in bedrijventerreinen in de landelijke regio en in de stedelijke regio. Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Metal Valley herziening 2016 ligt in de stedelijke regio. Voor dit bedrijventerrein zijn met name de volgende regels van artikel 4.5 van belang:
Zorgvuldig ruimtegebruik
In de Verordening Ruimte wordt onderscheid gemaakt in bedrijventerreinen in de landelijke regio en in de stedelijke regio. Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Metal Valley herziening 2016 ligt in de stedelijke regio. Voor dit bedrijventerrein zijn met name de regels van artikel 4.5 van belang:
De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in de
aanwijzing van een bedrijventerrein of een kantorenlocatie bevat een verantwoording over:
De verwijzing in sub a naar zorgvuldig ruimtegebruik moet resulteren in het opnemen van regels:
Dit bestemmingsplan bevat veel van de regels uit het geldende bestemmingsplan. Ten tijde van dat plan is zorgvuldig ruimtegebruik, zoals bedoeld in de Verordening Ruimte, al verankerd. De flexibele planregels geven mogelijkheden aan ondernemers door een ruim bebouwingspercentage (70%) en een passende bouwhoogte. Door een inwaartse zonering is een doelmatige verdeling van het ruimtebeslag in verschillende milieucategorieën geborgd. Ook de bouwhoogte is voorzien van een inwaartse zonering, zodat een waaier aan mogelijkheden gecreëerd is, zonder de stedenbouwkundige inpassing in de omgeving te verliezen. Door alle kavels op te nemen in één bouwvlak is bebouwing te 'verschuiven' binnen het terrein.
Met het voorliggend bestemmingsplan worden deze mogelijkheden behouden en zelfs uitgebreid. Door middel van de flexibele bestemming "Bedrijventerrein' is ook de inrichting van het terrein zelf aan te passen op de behoefte. De toekomstbestendigheid is daarmee geborgd. Herstructurering is mogelijk.
Oneigenlijk ruimtegebruik
Onder oneigenlijk ruimtegebruik wordt voor wat betreft een middelzwaar en zwaar bedrijventerrein verstaan het gebruik voor:
Aan de rand van het bedrijventerrein is één bedrijfswoning aanwezig. Indien het gebruik hiervan ooit duurzaam gestaakt wordt, kan het college het bestemmingsplan wijzigen om de mogelijkheden te verwijderen.
Afwijkende bedrijfsmogelijkheden geeft dit bestemmingsplan niet. Dit is in overeenstemming met de Verordening Ruimte en de regionale afspreken. Volumineuze detailhandel is alleen mogelijk waar reeds aanwezig en mits specifiek bestemd. Leisure, horeca, en andere functies zijn uitgesloten.
Het bestemmingsplan geeft geen mogelijkheden voor bedrijven in milieucategorie 1. De westelijke en zuidelijke rand van het bedrijventerrein daarentegen is voorbehouden aan bedrijven in milieucategorie 2. Dat vindt zijn oorsprong in meerdere redenen:
Overigens zijn door de flexibele regels en de aanwezige fysieke ruimte, bedrijfskavels met een omvang van 5.000 m2 nog goed mogelijk. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de regels van de Verordening Ruimte.
Regionale afstemming
Naast provinciale afspraken, heeft de gemeente Heusden ook afspraken gemaakt met de omringende gemeenten. De regio Noordoost-Brabant, waar de gemeente Heusden onder valt, maakte in november 2016 afspraken onder de naam 'Kiezen voor kwaliteit en ruimte voor investeringen'. Deze afspraken hielden ook in dat er een beoordeling plaatsvond van de bedrijventerreinen in de regio waarbij voor elk bedrijventerrein werd ingeschat in welke mate de realisering ervan kansrijk zou zijn. Het bedrijventerrein Metal Valley werd daarbij volledig akkoord bevonden. Het document geeft een ruimte van 11,7 hectare bouwrijpe grond, zonder een specificering op bedrijfstype. De oppervlakte komt overeen met de feitelijke situatie. Het voorliggende bestemmingsplan verandert dan ook niets aan het te ontwikkelen bedrijfsareaal
Daarnaast werd tijdens een vergadering van het Regionaal Ruimtelijk Overleg van 13 oktober 2016 de status van het bedrijventerrein Metal Valley aan de orde gesteld. Tijdens deze vergadering is besloten dat, in het kader van herstructurering, het bedrijventerrein geen speciale aanduiding behoeft. Ook tijdens het overleg van de werkgroep Werken van de regio Noordoost-Brabant op 24 januari 2017 is besloten dat de wijziging van de invulling van het bedrijventerrein past binnen de regionale afspraken.
Structuurvisie
Op 21 juli 2009 is de Structuurvisie door de gemeenteraad van Heusden vastgesteld. Het doel van deze visie is het richting geven aan de gemeentelijke ambities voor de ruimtelijke ontwikkeling van de komende tien jaren. De structuurvisie bevat onder meer de volgende actiepunten ten aanzien van bedrijvigheid:
Sociaal-economisch plan 2015-2019
In 2015 heeft de gemeente Heusden een nieuweSociaal-Economisch Plan vastgesteld. Ten aanzien van bedrijventerreinen streeft de gemeente naar het concentreren van bedrijvigheid in de rode zone rondom de A59.
Voor de lokale en kerngebonden bedrijventerreinen die niet in de rode zone zijn gelegen (Heesbeen en Bakkersdam) geldt dat deze in stand worden gehouden ter ondersteuning van de lokale bedrijvigheid. Grootschalige uitbreiding van deze bedrijventerreinen in ruimtelijk opzicht is niet aan de orde.
Uitgangspunten van de gemeente Heusden zijn:
Om het bedrijfsleven te faciliteren hanteert de gemeente de volgende beleidslijnen:
Specifiek ten aanzien van de ruimtelijke ordening wordt gesteld dat de bestemmingsplannen zo flexibel mogelijk zijn en dat de gemeente werkt vanuit de attitude om zaken ‘mogelijk te maken’ in plaats van aan te geven wat niet mogelijk is.
Windenergie
Op bedrijventerrein Metal Valley is geen plaatsing van windturbines mogelijk omdat:
Vestigingsmogelijkheden: Ruimte voor bedrijvigheid in Heusden
Op 30 oktober 2012 heeft de raad van Heusden de beleidsnota: 'Vestigingsmogelijkheden: Ruimte voor bedrijvigheid in Heusden' vastgesteld. In het kader van zuinig ruimtegebruik en de wens om ruimte te bieden voor groei en nieuwvestiging van bedrijven, is voor de gehele gemeente Heusden een integraal raamwerk opgesteld voor de vestigingsmogelijkheden van bedrijven. In het beleid zijn tevens bestaande beleidsnota's verwerkt.
De uitgangspunten voor de vestigingsmogelijkheden van bedrijven zijn:
De uitwerking van de bovenstaande twee uitgangspunten betekent in de praktijk dat:
Verder bepaalt een aantal ruimtelijke randvoorwaarden de vestigingsmogelijkheden op een kleiner schaalniveau.
Belangrijk is de verdeling van de vestigingsmogelijkheden naar verschillende gebieden. Bedrijventerreinen zijn in het beleid verdeeld in twee typen: zware en gemengde bedrijventerreinen. Zware bedrijventerreinen zijn bedrijventerreinen voor de bedrijfsmatige uitoefening van zware industriële activiteiten en/of grootschalige logistieke activiteiten. Deze bedrijventerrein zijn speciaal voor de meest milieubelastende bedrijven ontwikkeld. Voor sommige (lichte) bedrijvigheid is de vestiging in de kernen of op zware bedrijventerreinen niet ideaal. Daarom zijn de zogenaamde gemengde bedrijventerreinen ontwikkeld.
Gevolgen voor dit bestemmingsplan
Bedrijventerrein Metal Valley is een zwaar bedrijventerrein. Gegeven de schaarste aan deze specifiek uitgeruste bedrijfslocaties, die vanwege de leefbaarheid en de externe veiligheid met extra zorg en milieubewustzijn worden ingericht, worden hier andere functies dan zware bedrijvigheid en grootschalige logistieke functies grotendeels uitgesloten. Wel is er voor op- en overslagbedrijven in dit deelgebied een aparte aanduiding opgenomen.
De zware bedrijventerreinen zijn tevens het gebied waar risicovolle bedrijven zich kunnen vestigen. Het beleid volgt hierbij de Beleidsnota Externe Veiligheid van de gemeente Heusden. Om bij de vestiging van dit soort bedrijven de externe veiligheid per geval te kunnen beoordelen is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan. Hierbij is het streven om de PR=10-6-contour de perceelsgrens niet te laten overschrijden. Hiermee blijven de mogelijkheden van omliggende gronden en functies intact.
Waterplan
De gemeente Heusden en haar waterpartners (waterschappen Aa en Maas en De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingmaatschappij Brabant Water) hebben een integraal waterplan opgesteld, vastgesteld door de gemeenteraad op 16 december 2008. De aanleiding hiervoor was een omslag in het denken en beleid rond water gedurende de afgelopen jaren: 'In plaats van voort te borduren op het vertrouwde denken in waterbeheersing door technische ingrepen, kwam de nadruk te liggen op het aansluiten op de natuurlijke potenties van het landschap en het watersysteem (duurzaamheidprincipe)'. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op het wateraspect.
Groenstructuurplan
Op 21 juli 2009 is het Groenstructuurplan Heusden 2009-2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeente Heusden heeft de ambitie een 'groene gemeente' te zijn, die voor de eigen burgers en voor bezoekers (toeristen) kan fungeren als buffer tussen de verstedelijkte gebieden van 's-Hertogenbosch en Waalwijk. Het groene karakter en de duurzaamheid daarvan berusten in hoofdzaak op de groene 'kaders' van de gemeente. Deze kaders worden gevormd door de groenstructuur van de gemeente. In feite is het Groenstructuurplan een vervolg op/herziening van het in 2001 opgestelde Groeninstrumentarium Heusden, waarin voor het eerst werd vastgelegd hoe de groenstructuur van de gemeente zich manifesteert.
Ten aanzien van de uitvoeraarheidsaspecten geldt, dat het plan in hoofdzaak gelijk blijft aan het plan van 2011. In dit hoofdstuk wordt daarom alleen ingegaan op de aspecten ten aanzien waarvan wijzigingen optreden of waar nieuwe informatie beschikbaar is.
Verkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Ingeval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, dient binnen deze zone een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Met het opnemen van een brede bedrijfsbestemming, kunnen overal op het bedrijventerrein ontsluitingswegen worden gerealiseerd. De aanleg van een nieuwe weg is daarbij gebonden aan de regels die de Wet geluidhinder daaraan stelt. Om de uitvoerbaarheid van het plan aan te tonen, is onderzocht of kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder (zie Bijlage 1), ook wanneer een nieuwe weg wordt aangelegd in de nabijheid van de woningen ten zuiden van het bedrijventerrein. Dit blijkt, ook zonder de aanleg van een grondwal, niet te leiden tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
Industrielawaai
In de Wet geluidhinder is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde krachtens de Wet milieubeheer aangewezen inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld. Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de lawaaimakers toe.
Het bedrijventerrein Groenewoud is een gezoneerd industrieterrein. De geluidszone van Groenewoud is vastgelegd door Gedeputeerde Staten op 28 juli 1992.
Geluidszone Groenewoud
Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting door industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB(A) (de voorkeursgrenswaarde industrielawaai). Deze besluiten blijven onverkort van toepassing. Aanvragen voor milieuvergunningen worden mede getoetst aan deze geluidszone. Zoals reeds aangegeven in Hoofdstuk 2, zal aan de zuidzijde van het bedrijventerrein een grondwal/ landschappelijke inrichting worden gerealiseerd. Uit onderzoek is gebleken dat dit ook gunstig uitpakt voor het industrielawaai: wanneer de grondwal wordt gerealiseerd ontstaat de mogelijkheid om het bedrijventerrein optimaal te gebruiken voor de milieucategorieën die zijn toegestaan.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Wet geluidhinder (en opgenomen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht) toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe locaties aangewezen waar geluidzoneringsplichtige inrichtingen kunnen worden gerealiseerd.
Voor alle geluidzones van de gemeente Heusden (Groenewoud en Heusden) wordt na vaststelling van de bestemmingsplannen een afzonderlijk traject opgestart. De geluidzones worden opnieuw bekeken en er wordt een facetbestemmingsplan opgesteld.
Het bestemmingsplan betreft grotendeels een consoliderend bestemmingsplan voor wat betreft het planregiem. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden in overeenstemming met de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan.
In het kader van de onderzoeksplicht dient de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht, voor zover het plan nieuwe ontwikkelingen en/of bestemmingen nodig maakt. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond, dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet tevens worden aangetoond, dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Binnen het plangebied zijn in het verleden een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt, dat de bodemkwaliteit in het plangebied varieert per locatie. Een groot aantal onderzoeken zijn ouder dan 5 jaar. (In de Nota Bodembeheer uit 2011 staat, dat de gemeente bodemonderzoeken tot 5 jaar oud in ieder geval accepteert en bodemonderzoeken tot 10 jaar oud kan accepteren indien deze voldoende representatief worden geacht.) De reeds aanwezige bodeminformatie blijkt voldoende te zijn om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen. Er hoeft dus geen nader onderzoek te worden uitgevoerd.
Van het groengebied is bekend dat er, net als op het overige deel van het bedrijfsterrein, vormzand in de bodem aanwezig kan zijn. Met het bevoegd bezag (Provincie Noord-Brabant) bestaat een langlopende afspraak dit vormzand te beschouwen als bodemverontreiniging. Omdat de daadwerkelijke realisatie van de bestemmingsveranderingen pas kan plaatsvinden nadat de bodemkwaliteit in overeenstemming is gebracht met de te ontwikkelen functie, zullen dan vooraf saneringsmaatregelen nodig zijn.
Voor een deel van het vormzand binnen het gebied is een raamsaneringsplan opgesteld. Dit goedgekeurde plan geeft aan op welke wijze er op een verantwoorde wijze omgaan wordt met vormzand en mogelijk andere verontreinigingen bij een herontwikkeling. Zo voorkomt bijvoorbeeld het ontwikkelen van een bedrijf of een parkeerterrein dat er nog contactrisico met de verontreiniging mogelijk is en zijn deze ontwikkelingen dus ook aan te merken als een sanering. Onderdeel van dit saneringsplan is een gestandaardiseerd meldings- en evaluatie formulier.
Voor de verontreiniging op het zuidelijke deel (SAPA-terrein) is in de grondexploitatie rekening gehouden, waarmee de financiële haalbaarheid genoegzaam is vastgesteld. Voor dit deel is ook een saneringsplan opgesteld. Voorafgaand aan de nieuwe ontwikkeling zal de bodem hier worden gesaneerd. Na uitvoering van deze sanering zal er sprake zijn van gebruiksbeperkingen en dient rekening gehouden te worden met de voorschriften uit het dan op te stellen nazorgplan. (Voor deze beperkingen kan worden gedacht aan beperkingen voor grondverzet en het verbod op het onttrekken van grondwater). Ook Voor het noordelijk deel van het plangebied is de infrastructuur opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid aan het college. Bij de definitieve aanleg van de infrastructuur moet aangetoond worden, dat de aanwezigheid van vormzand en/of VOCL geen belemmering is voor de geplande ontwikkelingen.
Voor de VOCl-verontreinigingspluim zijn de eigenaren zijn bezig om een saneringsplan op te stellen op basis van gebiedsgericht grondwaterbeheer. De verwachting is dat bevoegd gezag in 2017 zal besluiten om in het diepe grondwater sanering door monitoring toe te staan, waarbij de gebiedseigenaren verantwoordelijk worden voor een evt. sanering in de bronzone.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan betreft grotendeels een consoliderend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen in het gebied blijven gehandhaafd en worden in overeenstemming met de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Voor de ontwikkelingen op Groenewoud I zijn in het verleden reeds onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn op verzoek in te zien bij de gemeente Heusden op het kantoor in Vlijmen.
Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder meer aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden-bergen-afvoeren" staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter te worden vastgehouden. Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, per 1 juli 2008 verankerd in art. 3.1.6 lid 1 sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De watertoets is een overlegverplichting tussen initiatiefnemer en waterbeheerder(s) en geldt onder andere voor het vaststellen van een bestemmingsplan, of een wijzigings- en uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a en b Wro. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Het plangebied valt volledig binnen het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Hiervoor geldt het beheersplan 2016-2021 en de acht beleidsuitgangspunten voor de watertoets. Het Waterschap Aa en Maas en De Dommel en de betreffende gemeenten, waaronder gemeente Heusden hebben een Waterplan opgesteld op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water, de 4e Nota Waterhuishouding, Nota Waterbeheer 21e eeuw, het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Wet gemeentelijke watertaken. De gemeente is verantwoordelijk voor hemelwater, grondwater en afvalwater.
Het waterplan is kaderstellend en hierin zijn zeven doelen geformuleerd:
Het onderhavige plangebied heeft betrekking op bestaand stedelijk gebied. Er zullen geen ingrijpende veranderingen in het waterhuishoudingsysteem als gevolg van dit bestemmingsplan plaatsvinden.
Oppervlaktewater
Voor een bescherming van watergangen beschikt het waterschap over een Keur oppervlaktewater. Bescherming door middel van het bestemmingsplan wordt als een complementaire aanvulling van de keur gezien. Het bestemmen als 'Water' van de oppervlaktewateren in het bestemmingsplan biedt als voordeel dat belangen en eventuele beperkingen eerder en beter in beeld zijn. Belangrijke watergangen dienen door middel van het bestemmingsplan te worden beschermd. Dit geldt met name voor de primaire of hoofdwaterlopen, ook wel leggerwatergangen genoemd. Ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit en de natuurdoelstelling van voornoemde watergangen zijn in het plangebied (aanleg) vergunningsplichtig, zoals het bouwen en het uitvoeren van tal van werken en werkzaamheden (vergraven, egaliseren, dempen enzovoort).
Waterberging
In het geldend bestemmingsplan is ingegaan op de benodigde waterberging en de uitvoerbaarheid. Voor meer informatie wordt daarnaar verwezen. In het bestemmingplan is een regeling opgenomen om te borgen dat voorzien wordt in voldoende waterberging.
Riolering
Op basis van het activiteitenbesluit wordt hemelwater van bedrijven in situaties van ver- en nieuwbouw niet meer op het gemeentelijk vuilwaterriool geaccepteerd. Het oppervlaktewater in de directe omgeving kan het water niet aan. Het betreffende hemelwater zal door het bedrijf zelf worden verwerkt.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het waterschap Aa en Maas benoemt de volgende uitgangspunten voor de watertoets:
Bij nieuwe bouwplannen geldt het principe van Hydrologisch neutraal ontwikkelen: de nieuwe watersituatie moet minimaal gelijk blijven aan de uitgangssituatie.
De waterschapsbelangen zijn als volgt vertaald in het plan:
Inleiding
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke mogelijkheden. Binnen het vakgebied externe veiligheid wordt er onderscheid gemaakt in drie soorten risicobronnen, namelijk transportroutes (weg, water en spoor) inrichtingen met gevaarlijke stoffen en buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet onderzoek gedaan worden naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de aanwezige risicobronnen.
Het plaatsgebonden risico (PR10-6) is een (berekende) afstand vanaf een risicobron waarbinnen de kans om te overlijden vanwege een ongeval met de aanwezig gevaarlijke stoffen meer dan 1 op een miljoen jaar is. Binnen deze afstand mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden opgericht binnen het bestemmingsplan. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld grote kantoren, kinderdagverblijven e.d.
Het groepsrisico is een berekende waarde die aangeeft of er mogelijk sprake is van veel slachtoffers bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om het groepsrisico te berekenen is er inzicht noodzakelijk in de aanwezige populatie binnen het bestemmingsplan en de omgeving ervan. De aanwezigen zijn bepaald op basis van de door de gemeente Heusden beschikbaar gestelde gegevens. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar het rapport QRA hogedruk aardgas buisleidingen dat is opgenomen in de bijlage.
Er is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor de aardgasleiding om de waarde van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vast te stellen. In de komende paragrafen worden de resultaten hiervan toegelicht.
Toetsingskader Bevi-bedrijven
Het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) verplicht het bevoegde gezag Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) afstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen.
Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie.
Bevi-bedrijven
Om te bepalen of er in de directe omgeving bedrijven zijn gelegen waarop het Bevi van toepassing is, zijn het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS) en de professionele risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid van het plangebied zijn twee Bevi-inrichtingen gelegen die van invloed zijn op het plangebied. Het betreft twee LPG tankstations. De ligging hiervan is hieronder weergegeven. Binnen het plangebieden bevinden zich verder nog twee gasontvangstations die vallen onder het activiteitenbesluit. Deze hoeven in het kader van de ruimtelijke ordening niet nader te worden beschouwd.
Figuur 1: uitsnede risicokaart met risicobronnen
Plaatsgebonden risico
Voor LPG tankstations gelden vaste PR10-6 afstanden voor de installaties: vulpunt, afleverzuil en het reservoir afhankelijk van de vergunde doorzet. LPG tankstation Tausch Servicestation vof heeft een vergunde doorzet van 1500m3 per jaar en Tankstation de Heikant b.v. een vergunde doorzet van 999m3 per jaar. Op basis hiervan gelden de PR10-6 afstanden die hieronder in de tabel zijn weergegeven.
Doorzet | Afleverzuil | Reservoir | Vulpunt | |
Tausch Servicestation vof | 1500 m3 | 15 meter | 25 meter | 40 meter |
Tankstation de Heikant b.v. | 999 m3 | 15 meter | 25 meter | 35 meter |
De contouren zijn hieronder op een plattegrond weergegeven voor beide LPG tankstations
Figuur 2: ligging PR10-6 contouren Tausch Servicestation vof
Figuur 3: ligging PR10-6 contouren Tankstation de Heikant b.v.
Binnen de PR10-6 contouren zijn in bestemmingsplan Metal Valley geen kwetsbare objecten gelegen. Het gebied binnen de PR10-6 contouren wordt beschermd met een veiligheidszone LPG waarin is aangegeven dat kwetsbare objecten hierbinnen niet opgericht mogen worden.
Groepsrisico
Voor beide LPG-tankstations geeft het Revi een vast invloedsgebied van 150 meter. In het kader van ruimtelijke plannen voor Drunen-Noord: (Tausch) en Dillenburg (De Heikant), is in het verleden al het groepsrisico berekend, met behulp van de LPG groepsrisico berekeningsmodule (,Rekentool'). Bij deze berekeningen is toentertijd ook het effect zichtbaar gemaakt, van de afspraken die tussen het Ministerie en de sector LPG zijn gemaakt, om de veiligheid bij het afleveren van LPG te verbeteren. Deze afspraken zijn vastgelegd in het convenant LPG autogas (2005). Het gaat om de volgende twee maatregelen:
Inmiddels zijn deze maatregelen van kracht geworden en mag er uitgegaan worden van de groepsrisicoberekening waarin deze maatregelen al zijn meegewogen. Uit deze berekeningen blijkt dat het groepsrisico is gelegen onder de oriënterende waarde. Dit is tevens het geval zodra zich op het bedrijventerrein Groenewoud bedrijven vestigen op het deel wat nu onbebouwd is. Deze toename is berekend, uitgaande van een toekomstige bevolkingsdichtheid van 85 personen per hectare.
Effectafstanden LPG
Sinds juni 2016 is de "Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval" van kracht geworden. Hierin wordt het bevoegde gezag verzocht om rekening te houden met de effectafstanden van LPG tankstations en hun ruimtelijke ordening hierop aan te passen. Er worden twee effectafstanden gehanteerd bij LPG tankstations namelijk de 60 meterafstand voor een fakkelbrand en een afstand van 160 meter van een Bleve (Boiling liquid expanding vapor explosion). Hieronder zijn deze afstanden voor beide LPG tankstation weergegeven op een kaart.
Figuur 4: effectafstanden LPG (zwart 60 meter fakkelbrand, geel 160 meter warme Bleve)
Figuur 5: effectafstanden LPG (zwart 60 meter fakkelbrand, geel 160 meter warme Bleve)
De circulaire verzoekt het bevoegd gezag om in beginsel geen (beperkt) kwetsbare objecten toe te staan binnen de effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen de effectafstand van 160 meter vanaf het vulpunt.
Binnen de 60 meterafstand mogen, conform de circulaire, alleen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan worden wanneer met veiligheidsargumenten kan worden onderbouwd dat de veiligheid behouden blijft en kunnen betrekking hebben op het gebruik dat van het object gemaakt wordt.
Binnen de 160 meterafstand mogen, conform de circulaire, alleen zeer kwetsbare objecten toegestaan worden wanneer met veiligheidsargumenten kan worden onderbouwd dat de veiligheid van een groep personen behouden blijft. Het gaat hierbij om objecten waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Zeer kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld ziekenhuizen en andere zorginstellingen, gebouwen voor onderwijs voor minderjarigen of buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, justitiele inrichtingen en asielzoekerscentra.
Om hieraan te voldoen zijn deze contouren op de plankaart weergegeven als "effectafstand LPG fakkelbrand" en als "effectafstand LPG BLEVE". De afweging voor het toestaan van objecten op basis van de veiligheidsargumenten ligt bij het bevoegde gezag.
Toetsingskader transport
Beoordeling van de risico's veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, het water en de weg dient plaats te vinden aan de hand van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), waarin grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico zijn opgenomen.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen die deel uitmaken van het Basisnet Weg, Basisnet Water of Basisnet Spoor kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven. Hiervoor gelden namelijk de afstanden die in bijlagen in de regeling basisnet zijn opgenomen. Op deze afstanden mag het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar.
Voor sommige transportassen moet tevens rekening worden gehouden met het Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG is het gebied tot 30 meter van de transportas waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. In het bouwbesluit is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen.
Indien binnen het invloedsgebied van een transportas nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien en er een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een significante stijging van het groepsrisico optreedt, dient bij de vaststelling van het ruimtelijke besluit, het groepsrisico te worden verantwoord. Volgens het Bevt gelden geen beperkingen voor het ruimtegebruik voor het gebied dat verder ligt dan 200 meter van de transportas. Ten aanzien van de verantwoording dient niet alleen het invloedsgebied van de maatgevende vervoersklasse (GF3: brandbaar gas) voor het groepsrisico te worden beschouwd, maar ook de effectafstand die wordt gegenereerd door overige stoffen die over het wegvak worden vervoerd. Zodoende kan het invloedsgebied verder reiken dan 200 meter. Indien dat het geval is en het invloedsgebied reikt tot over het plangebied, moeten wel maatregelen worden overwogen, bijvoorbeeld in het kader van zelfredzaamheid.
Beoordeling transport
Om te bepalen of er in de directe omgeving van het plangebied risicorelevante transportassen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. De onderstaande transportassen zijn beoordeeld.
Vaarwegen
Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van een vaarweg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gelet hierop zijn risicoberekeningen niet noodzakelijk en hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied.
Autowegen
Het plangebied is in de nabijheid van de Rijksweg A59 gelegen, deze rijksweg is in het basisnet aangewezen als een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet heeft als doel een evenwicht voor de lange termijn te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de bebouwde omgeving en de veiligheid van mensen die wonen of verblijven dicht in de buurt van de infrastructuur waar dit vervoer plaatsvindt.
Op basis van de Regeling Basisnet en de Eindrapportage Basisnet en in het recente verleden uitgevoerde onderzoeken (o.a. ten behoeve van bestemmingsplan 'Heusden Buitengebied') blijkt dat:
Gelet op het lage groepsrisico, de huidige (planologische) situatie ter plaatse van het plangebied en de bestaande bebouwing in de omgeving, wordt aangenomen dat de voorgenomen herziening geen significant effect heeft op het groepsrisico. De gemeente Heusden hanteert in haar beleid de vuistregel dat een toename van het groepsrisico met 10% als marginaal wordt beschouwd. Gelet op de relatief hoge bebouwingsdichtheid in de omgeving van het plangebied, de huidige gebruiksmogelijkheden en het kleinschalige karakter van de voorgenomen herziening, kan gesteld worden dat indien er al sprake zou zijn van een toename van het groepsrisico, deze marginaal zal zijn.
Aangezien het plangebied is gelegen binnen een zone van 200 meter van de A59 dient bij een ruimtelijke ontwikkeling het groepsrisico verantwoord te worden. In bijlage 2 is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Conform het gemeentelijke beleid zal een beperkte verantwoording opgesteld worden.
Spoorwegen
Het plangebied ligt op meer dan 200 meter afstand van het spoor waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gelet hierop zijn risicoberekeningen niet noodzakelijk en hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied.
Toetsingskader buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
Buisleidingen
Om te bepalen of er in het plangebied of in de directe omgeving buisleidingen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. Hieruit is gebleken dat er drie hogedruk aardgasleidingen zijn gelegen die van invloed zijn op het plangebied. Deze worden hieronder verder toegelicht.
Aardgasleidingen
In de onderstaande tabel zijn de leidingen, waardoor aardgas wordt getransporteerd, met hun eigenschappen opgenomen. In de figuur is de ligging van deze buisleidingen ten opzichte van het plangebied ruimtelijk weergegeven.
Hogedruk aardgasleiding | |||||
Exploitant | Leidingnaam | Diameter [inch] | Druk [bar] | PR 10-6 (m) | Max. GR t.o.v. OW |
N.V. Nederlandse Gasunie | leiding-Z-517-12 | 219.10 | 40.00 | NEE | <0,001 |
N.V. Nederlandse Gasunie | leiding-Z-517-16 | 114.30 | 40.00 | NEE | <0,01 |
N.V. Nederlandse Gasunie | leiding-Z-517-06 | 168.30 | 40.00 | NEE | <0,0001 |
Figuur 6: Geografische ligging hogedruk aardgasleiding
Om de risico's van de aardgasleiding in en rondom het plangebied te bepalen zijn er risicoberekeningen uitgevoerd met het rekenprogramma Carola, het rapport van deze berekeningen is opgenomen in de bijlage. Voor de berekening zijn leidingdata opgevraagd bij de Nederlandse Gasunie B.V. In de figuur hierna zijn de invloedsgebieden weergegeven. Deze zijn afkomstig uit de CAROLA berekening.
Figuur 7: Invloedsgebieden Gasunie leidingen
Hieronder wordt het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de aardgasleiding nader toegelicht.
Plaatsgebonden risicocontour
De leidingen die van invloed zijn op het plangebied hebben geen plaatsgebonden risico groter dan 10-6 per jaar. Aan de norm voor het plaatsgebonden risico wordt zodoende voldaan.
Groepsrisico
De hoogte van het groepsrisico bedraagt minder dan 0.01 * de oriënterende waarde voor alle buisleidingen binnen het plangebied. Omdat de hoogte van het groepsrisico is gelegen onder de 0,1* de oriënterende waarde , geldt er voor deze risicobron een beperkte verantwoordingsplicht van het groepsrisico. In het kader hiervan is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio. Voor een uitgebreide toelichting op de berekeningen wordt verwezen naar het in de bijlage opgenomen rapport QRA hogedruk aardgas buisleidingen.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen geconstateerd voor het bestemmingsplan vanwege de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen. Aan de gestelde harde normen wordt voldaan. De verantwoording van het groepsrisico is in het bestemmingsplan Groenewoud I Metal Valley al afgelegd door het college. Aangezien deze herziening geen negatieve gevolgen heeft voor het groepsrisico van de beschreven risicobronnen kan volstaan worden met de eerder uitgevoerde verantwoording van het groepsrisico.
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden. Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Metal Valley herziening 2016 van de gemeente Heusden voldoet aan de vereisten die de wet aan het bestemmingsplan stelt. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling Standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Het hoofdstuk inleidende regels omvat de artikelen met betrekking tot de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. In artikel 1 'begrippen' worden begrippen uit de planregels verklaard. In artikel 2 'wijze van meten' wordt beschreven hoe de maatvoering (bijvoorbeeld de goothoogte en de bouwhoogte) moet worden gemeten. In de bestemmingsregels worden de regels voor de verschillende bestemmingen beschreven. In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
Bedrijventerrein
De bestemming 'Bedrijventerrein' omvat de meeste gronden van het 'bestemmingsplan Bedrijventerrein Metal Valley herziening 2016'. Binnen deze bestemming zijn naast bedrijven ook de functies groen, verkeer en water toegestaan. Binnen de bestemming zijn zones aangewezen waar bedrijven mogelijk zijn uit de volgende milieucategorieën:
Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn alleen toegestaan voor zover hiertoe een aanduiding is opgenomen op de verbeelding.
Door middel van aanduidingen zijn bestaande volumineuze detailhandel, bedrijfswoningen en een transport-, op- en overslagbedrijf toegestaan in het bestemmingsplan. Voor dit laatste bedrijf geldt dat in de gebruiksregels is opgenomen dat hier maximaal 12 dagen per jaar het zeven van puin en grind is toegestaan.
Via een afwijking van de gebruiksregels kan een bedrijf dat niet is opgenomen in bedrijvenlijst, maar qua aard en invloed gelijk is te stellen aan de toegestane bedrijven, worden toegestaan. Daarnaast kunnen via een afwijking ter plaatse van de grondwal zonnepanelen worden toegestaan.
Naast het gebruik zijn ook regels omtrent het bouwen opgenomen in de bestemming 'Bedrijventerrein'. Zo zijn bouwvlakken opgenomen om de ligging van gebouwen vast te leggen en mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 70% mag bedragen.
Tenslotte kan via een wijzigingsbevoegdheid een risicovolle inrichting worden toegestaan, mits de PR 10-6 contour op het eigen perceel is gelegen.
Groen
De bestaande groenstructuur aan de noordzijde is als zodanig bestemd. Binnen de groenbestemming zijn onder andere groenvoorzieningen, bermen, beplanting en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan, alsmede bruggen en duikers. Ten aanzien van informatiezuilen is een maximale hoogte van 2 meter opgenomen, voor kunstobjecten bedraagt deze 10 meter, lichtmasten en geluidwerende voorzieningen zijn tot een maximale hoogte van 8 meter toegestaan. Het overige groen op het bedrijventerrein is binnen de bestemming bedrijventerrein opgenomen.
Verkeer
De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en fiets- en voetpaden. Binnen deze bestemmingen zijn ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, alsmede parkeer- en groenvoorzieningen toegestaan.
Water
Voor de bestaande hoofdwatergang aan de noordzijde van het bedrijventerrein is de bestemming 'Water' opgenomen.
Dubbelbestemmingen
In het bestemmingsplan is ook een dubbelbestemming opgenomen, te weten 'Leiding – Gas'.
Algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
Anti-dubbeltelregel
Het artikel 'Anti-dubbeltelregel' bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Deze bepaling met deze formulering is verplicht gesteld in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).
Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.
Algemene gebruiksregels
In deze bepalingen zijn enkele gebruiksvormen aangegeven, die in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt. Het gebruiksverbod zelf is geregeld in artikel 7.10 van de Wro.
Algemene aanduidingsregels
Binnen gronden met de aanduiding ‘geluidszone – industrie’ mag geen nieuwe geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht.
Langs de A59 is een 'vrijwaringszone - weg 1' opgenomen om zeker te stellen dat daar alleen wordt gebouwd, indien de wegbeheerder daarover is gehoord.
Ten slotte is een aanduiding 'veiligheidszone - lpg' opgenomen rondom de tankstations. Binnen deze zone zijn geen kwetsbare objecten en alleen beperkt kwetsbare objecten.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene mogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.
Procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen bij toepassing van de in dit plan opgenomen bevoegdheden tot het verlenen van een afwijking bij een omgevingsvergunning en het stellen van nadere eisen. De procedureregels vloeien voort uit de bepaling in artikel 3.6, lid 5 Wro: 'belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen afwijking bij een omgevingsvergunning of nadere eis naar voren te brengen'.
Overgangs- en slotregels
In de overgangsbepalingen is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Deze bepalingen met deze formulering zijn verplicht gesteld in het Bro.
In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen speelt handhaving een belangrijke rol. Een goed bestemmingsplan kenmerkt zich niet alleen door middel van een goede beheerslaag en ontwikkelingsmogelijkheden maar ook door middel van heldere regels en concreet gemeentelijk handhavingsbeleid.
Handhaving van bestaande regels is ook van steeds groter belang. Hierbij wordt de praktijk van gedogen steeds vaker omgezet naar minder regels met een betere handhaving. Om deze reden is het noodzakelijk de bestaande situatie in het plangebied goed te inventariseren. Deze gegevens zijn, naast de geldende rechten op grond van vigerende bestemmingsplannen een belangrijke onderlegger geweest voor het bestemmingsplan.
Het strikt handhaven van vergunningen, regels en procedures geeft duidelijkheid en maakt de samenleving veiliger. Het gedogen moet worden tegengegaan. Overbodige regels en onduidelijke regelgeving zijn daarom getracht zoveel mogelijk achterwege te laten.
Binnen het bestemmingsplan Metal Valley herziening 2016 blijven ten opzichte van de geldende bestemming dezelfde gronden aangewezen voor bedrijvigheid. De flexibiliteit neemt in het nieuwe bestemmingsplan toe. Het maximale bebouwingspercentage blijft gelijk of neemt af.
Financiële haalbaarheid en uitvoerbaarheid
De financiële haalbaarheid is bij de vaststelling van het geldende bestemmingsplan in 2011 aangetoond. De huidige grondexploitatie van het project laat rekening houdend met de kosten van de plannen een positief saldo zien. De herziening van het bestemmingsplan heeft geen materieel effect op de grondexploitatie. De gemeente blijft financieel in staat om eventuele tegenvallers bij de uitvoering van het project Metal Valley op te kunnen vangen. Daarmee blijven de financiële haalbaarheid en uitvoerbaarheid geborgd.
Verplicht kostenverhaal op grond van de Wro
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom de grondexploitatie en het (verplicht) kostenverhaal opgenomen. De gemeente is op grond van artikel 6.12 van de Wro verplicht om bij de vaststelling van het bestemmingsplan ook een exploitatieplan op te stellen, tenzij de gemeente aantoont dat dit niet noodzakelijk is.
Als kosten verhaalbaar zijn op derden, moet de gemeente een exploitatieplan opstellen als daarover nog geen afspraken zijn gemaakt met derden. Een deel van het bestemmingsplangebied is niet in het bezit van de gemeente. De betreffende gronden zijn al bebouwd of bebouwing was al mogelijk. Op de gronden in bezit van derden is geen nieuwe bebouwing te verwachten waarbij effectief kostenverhaal op grond van de Wro mogelijk is.
De overige nieuw bebouwbare gronden in het bestemmingplangebied zijn in bezit van de gemeente. Hierdoor is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk om eisen te stellen aan de fasering van de uitvoering. Ook is een exploitatieplan niet noodzakelijk om eisen te stellen in het kader van art. 6.13 lid 2 van de Wro (uitvoering bouw en woonrijp) c.q. nadere eisen te stellen aan de uitvoering van werkzaamheden.
Conclusie
Op grond van deze overwegingen kan worden geconcludeerd dat het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn de risico's op planschade voorafgaand ingeschat. Als een belanghebbende door het nieuwe bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, kan hij bij de gemeente 'planschade' claimen.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn bestaande rechten zoveel mogelijk gerespecteerd. Daarnaast worden er vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Aannemelijk is dat de kans op planschade als gevolg van dit bestemmingsplan beperkt is, gezien dat de wijzigingen geen aanmerkelijk wijzigingen voor de woonomgeving of bedrijfsvoortzetting voortbrengen.
Bij iedere nieuwe aanvraag wordt bezien of er planschade mogelijk is. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekosten moet opdraaien die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.
Aangezien deze herziening slechts een geringe aanpassing van de vigerende bestemmingsregeling betreft, wordt conform de gemeentelijke inspraakverordening afgezien van een ter inzage legging van een voorontwerp.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft voor eenieder ter inzage gelegen van 1 december 2016 tot en met 11 januari 2017. Ook is het plan door de gemeente Heusden aan de relevante overheidsinstanties toegezonden. In totaal zijn er drie zienswijzen ontvangen, welke alle drie afkomstig zijn van (overheids-)instanties. Als gevolg van deze zienswijzen wijzigde dit bestemmingsplan op een aantal plekken. In de Nota van zienswijzen is een samenvatting en de beantwoording van de zienswijzen opgenomen. In de Nota Wijzigingen is aangegeven welke wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen en ambtshalve zijn verwerkt in het plan.