direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 't Hout - Aquamarijnstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "'t Hout - Aquamarijnstraat" van de gemeente Helmond.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan de Aquamarijnstraat te Helmond is een braakliggend terrein aanwezig behorende bij de aangrenzende begraafplaats. De initiatiefnemer is voornemens om op dit braakliggende terrein achttien grondgebonden woningen te realiseren die via een nieuw te creëren hof worden ontsloten op de Aquamarijnstraat. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan “'t Hout”, omdat ter plaatse van de vigerende bestemming 'Maatschappelijk' geen reguliere woningbouw is toegestaan. De gemeente Helmond heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor het realiseren van 18 grondgebonden woningen.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie T, nummer 6832 (gedeeltelijk) en 7474. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 5.210 m².

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "'t Hout", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 3 april 2014. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen'.

De gronden in de bestemming 'Groen' zijn onder andere aangewezen voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting; speelvoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; en voorzieningen voor langzaam verkeer.

De gronden in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn onder andere aangewezen voor wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer; parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen; en waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen.

De gronden in de bestemming 'Maatschappelijk' zijn onder andere aangewezen voor maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, waterpartijen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen. Tevens is deze bestemming voorzien van de functieaanduiding 'begraafplaats'. Ter plaatse van deze aanduiding is tevens een begraafplaats toegestaan.

De gronden in de bestemming 'Wonen' zijn onder andere aangewezen voor woningen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

Conclusie

Het planvoornemen omvat de realisatie van achttien grondgebonden woningen binnen de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Wonen'. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' geen reguliere woningen zijn toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

In dit hoofdstuk worden zowel het gebied waar de ontwikkeling plaats gaat vinden als het project zelf beschreven. Tevens wordt ingegaan op de stedenbouwkundige en ruimtelijke effecten van het project. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Historisch perspectief en huidige situatie

2.1.1 Historisch perspectief

Helmond is circa 850 jaar geleden ontstaan op een kruispunt van routes aan het beekdal van de rivier de Aa. Van oudsher is ’t Hout een klein kerkdorp dat gelegen is tussen Helmond, Stiphout en Mierlo. ‘t Hout lag aan de straatweg Houtsche straat (nu: Mierloseweg, Hoofdstraat en Houtsestraat) tussen de drie kernen in en de bebouwing concentreerde zich met name op deze wegen.

Sinds 1968 is ‘t Hout een stadsdeel van Helmond geworden. Hiervoor hoorde ‘t Hout bij gemeente Mierlo. ’t Hout is vanaf 1950 flink getransformeerd. Nu zijn er ongeveer 11.000 inwoners. De transformatie is in meerdere stappen verlopen, waardoor ’t Hout een lappendeken is geworden van buurten die achter de historische wegen en de Heeklaan gelegen zijn.

2.1.2 Huidige situatie

Onderhavig plangebied ligt aan de noordzijde van de Aquamarijnstraat, ingeklemd tussen de woningbouw aan de Sjef Remmenlaan en de Slegerslaan en de begraafplaats. Dit gebied, behorende bij de begraafplaats, is braakliggend en wordt in de huidige situatie niet gebruikt. Daarnaast is vastgesteld dat deze gronden in de toekomst ook niet meer benodigd zijn door de begraafplaats.

2.2 Plan

2.2.1 Bebouwing en functies

Het nieuwbouwplan voorziet in achttien grondgebonden woningen. Onderstaande afbeeldingen geven de beoogde toestand van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0005.png" PLATTEGROND BEGANE GROND

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0006.png"

PLATTEGROND VERDIEPING

De woningen zorgen voor een inbreiding in het hart van de wijk waarmee nieuwe woningen in de nabijheid van de voorzieningen worden gerealiseerd. Verder sluiten de nieuwe woningen aan bij de reeds aanwezige woningen in de directe omgeving van het plangebied.

De oriëntatie van de woningen is zoveel mogelijk gericht op het binnengebied, het hof. De achtertuinen vormen de begrenzing van het gebied. Mede hierdoor ontstaat een bufferzone tussen de bestaande bebouwing en de nieuwe woningen. Tevens zorgt deze oriëntatie voor zicht op het binnengebied wat sociale controle bevordert. De woningen worden op dit hof ontsloten, waarbij de woningen 7, 8, 9 en 10 een uitzondering vormen en worden ontsloten op de Aquamarijnstraat. Onderstaande afbeelding laat een 3D beeld van het planvoornemen zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0007.png" 3D IMPRESSIE  

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0008.png" 3D IMPRESSIES

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0009.png"

3D-IMPRESSIES

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0010.png" 3D-IMPRESSIES

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0011.png"

3D-IMPRESSIES

2.2.2 Verkeer en parkeren
2.2.2.1 Ontsluiting

De meeste woningen binnen het plangebied worden, zoals eerder is beschreven, gesitueerd aan een nieuw te realiseren hof. Tussen de nieuwe woningen aan de Aquamarijnstraat is een verbinding met de Aquamarijnstraat geprojecteerd. De Aquamarijnstraat sluit via de Sjef Remmenlaan en Slegerstraat aan op de Hoofdstraat die een van de noordzuidverbindingen binnen Helmond is. Naar het noorden sluit deze aan op de Europaweg die de verbinding met de regio vormt.

2.2.2.2 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in de gemeentelijke nota ''Paraplubestemmingsplan Parkeren'' en bevat de hoofdlijnen van het beleid. Dit paraplubestemmingsplan voorziet in de nieuwe parkeerregeling. De parkeerregeling is gebaseerd op de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' die op d.d. 23 januari 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Helmond is vastgesteld. Onderhavig initiatief ligt binnen de 'overige buurten en wijken'.

Huidige situatie

Het plangebied zorgt in de huidige situatie niet voor een vraag naar parkeerplaatsen, daar het een braakliggend terrein betreft. Ter plaatse van het plangebied aan de Aquamarijnstraat zijn in de huidige situatie 8 langsparkeerplaatsen aanwezig.

Nieuwe situatie

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie de parkeernorm uit uit één onderdeel: de achttien grondgebonden woningen (koopwoningen, duur). In de onderstaande tabel is de berekening van de parkeernorm uiteengezet.

Onderdeel   Parkeernorm   Aantal   Totaal  
koopwoningen, duur   2,0 per woning   18 woningen   36  
Totaal       36  

In overeenstemming met de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' moeten in de nieuwe situatie 36 parkeerplaatsen aanwezig zijn.

Onderhavig planvoornemen voorziet in twee parkeerplaatsen op eigen terrein per woning. Daarnaast wordt in de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' een bezoekersaandeel van 0,3 parkeerplekken per woning gehanteerd. Er dienen daarom minimaal (18 x 0,3 =) 5,4 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. Binnen het plangebied worden 18 openbare parkeerplaatsen aangelegd.

Door de aanleg van de inritten van de woningen aan de Aquamarijnstraat verdwijnt er ter plaatse van het plangebied 1 parkeerplaats (nu 8 aanwezig, in nieuwe situatie 7). Op de binnenplaats van het plangebied is voldoende ruimte deze parkeerplaats te compenseren.

2.2.2.3 Verkeer

De realisatie van achttien grondgebonden woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Helmond wordt aangeduid als sterk stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Helmond tot de rest bebouwde kom behoort.

Huidige situatie

Het plangebied zorgt in de huidige situatie niet voor een verkeersaantrekkende werking, daar het een braakliggend terrein betreft.

Nieuwe situatie

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: de achttien grondgebonden woningen (koop, huis, twee-onder-een-kap). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Aantal   Totaal  
koop, huis, twee-onder-een-kap   7,4 - 8,2 per woning   18 woningen   133,2 - 147,6  
Totaal       133,2 - 147,6  

Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 148 verkeersbewegingen per etmaal. De Aquamarijnstraat en omliggende wegen kan deze extra verkeersgeneratie goed verwerken.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 148 verkeersbewegingen per etmaal en levert geen problemen op voor de Aquamarijnstraat en de omliggende wegen.

2.2.3 Groen en water

Binnen het initiatief worden de woningen voorzien van individueel in te richten tuinen. De openbare ruimte wordt, zoals eerder is vermeldt, zo veel mogelijk voorzien van een groene inrichting. Het planvoornemen omvat geen aanleg van oppervlaktewater.

2.3 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

2.3.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt bij aan de energietransitie, omdat de woningen 'aardgasvrij' worden gebouwd.

2.3.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2;
  • half-open verharde parkeerplaatsen ten behoeve van de waterberging.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • waterschap;
  • gemeentelijk niveau.

3.1 Nationaal niveau

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op het moment dat die wet in gaat. De Omgevingswet treedt vooralsnog op 1 oktober 2022 of 1 januari 2023 in werking. Tot die tijd geldt de NOVI als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in gaat, zal de NOVI gelden als instrument, zoals in de nieuwe wet is bedoeld.

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.

In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de maatschappelijke opgaven en de rol van het Rijk in het uitvoeren van deze opgaven. De maatschappelijke opgaven zijn in vier prioriteiten samengevat:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Bovendien is de druk op de fysieke leefomgeving in Nederland groot, waardoor verschillende belangen betreft ruimtelijke ontwikkelingen nu en dan botsen. Hoewel wordt gestreefd naar het implementeren van de diverse belangen, is dit niet altijd mogelijk. Soms dienen scherpe keuzes gemaakt worden en moeten belangen afgewogen worden. Om dit te bewerkstelligen omvat de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinatie van functies gaan vóór enkelvoudige functies;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Voorliggend plan voorziet in een nieuwe ruimtelijke kwaliteit op een braakliggend terrein en draagt daarmee bij aan een goede woon-en leefomgeving in 't Hout. Het initiatief draagt onder meer bij aan de energietransitie en de klimaatadaptieve aanpak en sluit aan bij het beleid omtrent 'Sterke en gezonde steden en regio's.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

Om de 13 nationale belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen van lagere overheden zijn naast de SVIR het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2014) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro, 2014) in werking getreden. Voor Helmond zijn de volgende aspecten hieruit relevant, in die zin dat ze direct dienen door te werken in bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen:

  • vrijwaringszones langs rijksvaarwegen (i.c. Zuid-Willemsvaart);
  • tracés van hoogspanningsverbindingen (i.c. door Brandevoort);
  • radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel, enkel voor het oprichten van windturbines met een tiphoogte van de wieken van meer dan 114 meter boven NAP-hoogte van vliegbasis Volkel;
  • obstakelbeheergebied van vliegbasis De Peel (i.c. zuidelijk deel gemeente op basis vanonderstaande kaart). De maximaal toelaatbare hoogte binnen dit horizontale vlak ligt op 177,1 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis De Peel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0012.png"

De vrijwaringszone langs rijksvaarwegen, tracés van hoogspanningsverbindingen en het obstakelbeheergebied (vliegbasis De Peel) zijn niet van toepassing op het plangebied.

Radarverstoringsgebied

Verder is het zo dat het plangebied is gelegen binnen het gebied 'Radarverstoringsgebied' van radarstation Volkel en Herwijnen. Defensie heeft zeven radarstations in gebruik. Deze vervullen taken voor zowel het militaire apparaat (verkeers- en gevechtsleiding) als voor de nationale veiligheid. Om de werking van deze radarstations niet te beperken, zijn om deze stations radarverstoringsgebieden aangewezen waarbinnen windmolens en hoge gebouwen beperkt mogelijk zijn.

Het plangebied ligt op meer dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel en het radarstation 'Herwijnen'. Ter plaatse van het plangebied bedraagt de maximale hoogte van bouwwerken in het radarverstoringsgebied van radarstation Volkel 114 meter ten opzichte van NAP. Het maaiveld van het plangebied is op 16 à 17 meter + NAP gelegen. Het radarstation Herwijnen zorgt voor een maximale bouwhoogte van 90 meter. Met onderhavig planvoornemen wordt bebouwing van ten hoogste 16,5 meter toegestaan. Hiermee wordt de werking van de radarstations niet beperkt.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de SVIR geen consequenties heeft voor voorliggend plan.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Van de bepalingen in de Rarro zijn alleen de radarverstoringsgebieden Volkel en Herwijnen direct van toepassing. De maximale hoogte van bouwwerken in een radarverstoringsgebied wordt bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf een punt op de top van de radarantenne, waarvan de hoogteligging ten opzichte van NAP is opgenomen in Bijlage 8, oplopend met 0,25 graden tot een punt gelegen 15 kilometer vanaf voornoemde radarantenne. Op de onderhavige locatie is de maximale bouwhoogte als een resultaat van de radarverstoringsgebieden 90 meter boven NAP.

Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

3.1.4 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Betekenis voor het plangebied

Onderhavig plan voorziet in de realisatie van maximaal achttien grondgebonden woningen op de locatie waar in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk' geldt. Dit betekent dat onderhavige locatie nog niet als woningbouwlocatie is bestemd en in totaal 0 woningen mogelijk zijn. Dit betekent een toename van achttien extra wooneenheden. Het planvoornemen valt onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.

Behoefte

De behoefte kan worden afgeleid van de meest recente provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. Binnen de regio Stedelijk Gebied Eindhoven en Metropool Regio Eindhoven) en de provincie Noord-Brabant bestaat consensus over het hanteren van de provinciale prognose ten behoeve van de regionale afstemming.

In 2017 heeft de Provincie Noord-Brabant haar bevolkings- en woningbehoefteprognose geactualiseerd. De provincie Noord-Brabant doet dit om de 3 à 4 jaar. In vergelijking tot de vorige prognose uit 2014 is sprake van een hogere bevolkingsgroei, met name ten gevolge van de hogere buitenlandse migratie en de sterkere natuurlijke aanwas. De gemeente telt op 1 januari 2019 91.595 inwoners en 40.065 huishoudens. De bevolkingssamenstelling verandert de komende decennia door:

  • a. de groei van het aantal inwoners naar ruim 100.000 inwoners in 2040;
  • b. dat deze groei gemiddeld 450 tot 500 personen per jaar bedraagt, waarbij 55% door natuurlijke aanwas en 45% door een positief migratiesaldo;
  • c. vergrijzing en een stijging van de levensverwachting (het aantal 65 plussers neemt toe van 16,4% naar 23,8%)
  • d. de groei van het aantal huishoudens naar ruim 47.000, welke voor 70% wordt veroorzaakt door de toename van het aantal éénpersoonshuishoudens (de gemiddelde huishoudgrootte daalt van 2,26 naar 2,12 in 2040).

Afhankelijk van het gekozen scenario zal de bevolking in de periode 2017 – 2029 toenemen met 10.685 personen danwel met 7.235 personen. De woningvoorraad stijgt met respectievelijk 5.380 of 4.685 woningen. Voor de komende 10 jaar wordt uitgegaan van een bruto toename van 5.095 woningen (inclusief 820 woningen vervangende nieuwbouw). Om deze woningen te realiseren beschikt de gemeente Helmond in 2018 over een plancapaciteit van 5.805 woningen (114%), waarvan 4.495 woningen als harde capaciteit kan worden aangemerkt. Van de totale beschikbare plancapaciteit is 62% gelegen op inbreidingslocaties en 52% op uitbreidingslocaties.

De gemeente Helmond kent een woningbouwplanning, die gebaseerd is op de provinciale bevolkingsprognose. Indien de kwantitatieve behoefte wordt afgezet tegen de in de grondexploitatie opgenomen plancapaciteit, dan blijkt dat de harde capaciteit nagenoeg overeenkomt met de behoefte voor de korte termijn. Er ontstaat echter een tekort indien er gekeken wordt naar de periode tot 2030.

Voor wat betreft de kwalitatieve onderbouwing van de behoefte wordt verwezen naar het in 2017 uitgevoerde Woon Wensen Onderzoek van de Metropool Regio Eindhoven. Het onderzoek geeft een beeld van de huidige situatie op de lokale woningmarkt, de verhuisbewegingen van de afgelopen vijf jaar en de verwachtte ontwikkelingen in de komende vijf jaar. Er vindt een confrontatie plaats tussen verwachtte vraag en aanbod. Dat geeft inzicht in mogelijke knelpunten; waar ontstaan mogelijke tekorten of overschotten, van welk type woningen en in welke doelgroepen. In het woonwensenonderzoek worden modelmatig vraag en aanbod van verhuisgeneigde huishoudens tegenover elkaar gezet. Er wordt geen rekening gehouden met nieuwbouw. Het onderzoek berekend een theoretisch tekort van 2.110 woningen voor de komende 5 jaar.

Regionale afstemming

De negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven werken al jaren samen. Deze samenwerking is vastgelegd in de Samenwerkingsagenda 2018 – 2025. In deze agenda is vastgelegd welke thema's en onderwerpen de gemeenten binnen de samenwerking oppakken, waaronder het thema Wonen.

De samenwerking tussen de negen SGE gemeenten op het terrein van wonen heeft in oktober 2017 geresulteerd in het 'Afsprakenkader Wonen 2017, Aantrekkelijke woonmilieus in Stedelijk Gebied Eindhoven'. Deze notitie heeft de gemeenteraad van Helmond eind 2017 vastgesteld. Hierin is onder andere afgesproken samen toe te werken naar een regionale visie op wonen.

Deze visie is inmiddels opgesteld. De visie heeft tot doel voldoende woningen te realiseren om de groei van de bevolking op te kunnen vangen, instromers aan te trekken en starters en doorstromers vast te houden aan de regio. In de visie is nadrukkelijk aandacht geschonken aan de unieke kwaliteiten van de regio, het gaat daarbij om:

  • City of villages, unieke mix van stedelijkheid en dorpscultuur.
  • Roltrap regio, vele verhuisbewegingen binnen en tussen gemeenten in de regio afhankelijk van de levensfasen van een huishouden.
  • Kwadrantenbenadering, welke nog nader uitgewerkt moet worden, benadrukt de unieke eigenschappen van ieder dorp en stad.
  • Brainport principes, kwaliteitscriteria waar ieder woningbouwproject aan moet voldoen.

De Visie op Wonen gaat uit van een inclusieve en gezonde verstedelijking. Voor de gemeente Helmond is een functie weggelegd als “city of arrival” (inwoners starten vaak als 1-persoonhuishouden, naar enkele jaren verhuist men al of niet binnen de gemeente).

In de kwadrantenbenadering wordt de gemeente Helmond getypeerd door de kwaliteiten centrum, shop & culture, bedrijvigheid en eigenheid. Het Stedelijk Gebied Eindhoven zal in de periode tot 2040 met 50.000 inwoners groeien naar 550.000 inwoners. De groei van de gemeente Helmond bedraagt in deze periode 10.000 inwoners. De ontwikkeling van de woningbouwcapaciteit in het centrumplan van Helmond past in de regionale afspraken.

In het voorjaar van 2019 heeft het Stedelijk Gebied Eindhoven, de provincie Noord-Brabant en het ministerie van BZK een woondeal gesloten. Hierin is een versnelling van de woningbouwproductie afgesproken (27.000 woningen in de periode 2019 tot en met 2023), daarbij is het volgende afgesproken:

  • Het zwaartepunt voor het realiseren van groen-stedelijke woonmilieus ligt – zoals vastgelegd in het Afsprakenkader Wonen SGE 2017 – in de negen prioritaire locaties.
  • Onderzoek toont aan dat de woningbehoefte in Eindhoven de komende vijf jaar ca. 15.000 woningen bedraagt (als onderdeel van het totaal van 27.000 voor het SGE). Dit vraagt een forse versnelling van de jaarlijkse woningbouwproductie naar ca. 3.000 gemiddeld per jaar.
  • De minister, provincie en het SGE onderzoeken of de versnelling kan worden uitgevoerd binnen de bestaande mogelijkheden.

Voor de gemeente Helmond betekent de versnelling dat de jaarlijks woningbouwproductie voor de komende periode moet worden verhoogd naar ca. 800 woningen per jaar. De realisatie van onderhavig planvoornemen maakt onderdeel uit van deze woningbouwproductie.

Verantwoording

De toevoeging van extra woningen sluit aan bij de toenemende vraag naar woningen in de regio. Voor de gemeente Helmond ligt een actuele vraag naar in totaal 5.500 woningen tot 2030. Met de toevoeging van achttien extra wooneenheden en de vergroting van de diversiteit van de woningen voldoet het bestemmingsplan aan de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 3.5.2). Daarnaast zijn in de woningbouwplanning van de gemeente Helmond ruim 1.000 nieuwe woningen in het Centrum of nabij het Centrum opgenomen. Voorts voorziet de ontwikkeling in een intensivering van (delen van) de bestaande bebouwing, waardoor het realiseren van extra woningen mogelijk wordt. De binnen het plangebied opgenomen nieuwbouw van woningen kan worden aangemerkt als transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.1.5 Nationaal Waterprogramma 2022-2027

Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022 en geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. In het plan worden ambities opgenomen om te werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.

3.1.6 Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie

De relevante beleidsontwikkelingen op het gebied van water worden bij het Rijk opgenomen in het Deltaprogramma. Hierin is voor verschillende thema's beschreven wat het beleid is en hoe het Rijk dat in overleg met overige partners wil gaan bereiken. Het Deltaprogramma bestaat uit verschillende onderwerpen op het gebied van water. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie het meest relevant, omdat hierin de consequenties van de klimaatontwikkelingen voor Nederland zijn opgenomen, evenals de maatregelen die we moeten nemen om 'klimaatadaptief' te worden. Een deel van deze maatregelen zal ruimtelijke impact hebben.

Met 'klimaatadaptief' wordt bedoeld: het klimaatrobuust en klimaatbestendig inrichten van Nederland, gegeven de klimaatontwikkelingen die op ons afkomen. Op basis van de internationale en nationale klimaatmodellen is de verwachting dat het weer in Nederland extremer gaat worden. Dat betekent: meer hevige regenbuien (veel neerslag in korte tijd) en langere periodes met droogte en hitte. Dit heeft consequenties voor de leefbaarheid in steden en dorpen en voor bijna alle (economische) sectoren in Nederland.

Met het nemen van klimaatrobuuste maatregelen wordt ingespeeld op deze veranderingen waarmee we steden en dorpen leefbaar houden en (economische) schade door wateroverlast, droogte en hitte beperken.

Conclusie

Voorliggend plan past binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.

3.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant;
  • Provinciaal Regionaal Water – en Bodem Programma (RWP 2022-2027).

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0013.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING

Analyse nieuwe woningen binnen stedelijk concentratiegebied

Het plangebied ligt binnen Helmond dat onderdeel is van het 'stedelijk concentratiegebied'. Conform het structuurvisiebeleid wordt in het stedelijk concentratiegebied (met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking) het grootste gedeelte van de verstedelijkingsopgave opgevangen. Daarbij is zuinig ruimtegebruik aan de orde: functiemenging, herstructurering en inbreiding vóór stedelijke uitbreidingen.

Het plan omvat het toevoegen van achttien grondgebonden woningen in de vorm van inbreiding. De lokale behoefte is aangetoond in het gemeentelijke woningbouwprogramma, zie paragraaf 'Woonagenda 2019 - 2021' .

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010.

3.2.2 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan voorziet in de realisatie van achttien grondgebonden woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de wooneenheden. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de wooneenheden kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Het is zaak om bij woningbouw eerst te onderzoeken of dit kan gebeuren binnen bestaand stedelijk gebied. De achttien woningen worden gerealiseerd op een inbreidingslocatie wat inhoudt dat het bestaand stedelijk gebied niet wordt vergroot. Hieraan wordt voldaan binnen dit planvoornemen.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

3.2.3 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.
3.2.3.1 De toedeling van functies

Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 woningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.

''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
    Onderhavig planvoornemen past binnen de regionale afspraken als bedoeld in afdeling 5.4.
  • b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
    Onderhavig planvoornemen zorgt voor de ontwikkeling van een woonlocatie op een thans braakliggend terrein. Deze ontwikkeling zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Daarnaast wordt deze woonlocatie gerealiseerd als stedelijke inbreiding, waardoor binnen het concentratiegebied van de gemeente Helmond de stedelijke opgaven worden verwezenlijkt. Dit sluit aan bij de omgeving.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan alle uitvoeringsaspecten. Deze worden nader toegelicht in hoofdstuk 5.
  • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
    Onderhavig planvoornemen zorgt voor de realisatie van een woonlocatie op een thans braakliggend terrein. Hiermee bevordert dit planvoornemen het zorgvuldig ruimtegebruik binnen de gemeente Helmond.
  • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
    Onderhavig planvoornemen voorziet met de realisatie van een hoogwaardige woonlocatie in mogelijkheden voor duurzaam gebruik van de bebouwing. Dit wordt verder uitgewerkt in het bouwplan behorende bij dit planvoornemen.
  • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan de in paragraaf 5.1 benoemde eisen voor de opvang en afvoer van hemelwater. Hiermee wordt voldaan aan dit sublid.
  • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
    Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een verandering/aanpassing met betrekking tot duurzame mobiliteit. Dit sublid is niet van toepassing.
  • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
    Onderhavig planvoornemen draagt met de realisatie van achttien woningen bij aan de continuïteit van Helmond als woon-/verblijfslocatie. Daarnaast wordt de gemeentelijke economie gestimuleerd doordat de bewoners van deze locatie normaliter uitgaven binnen de gemeentegrens doen.
3.2.3.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.

3.2.3.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van

functies zijn:

  • zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
  • kwaliteitsverbetering van het landschap.

Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit

Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.

Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, omdat de nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijke gebied van Helmond. Hiermee ontstaat tevens een logische afronding van de omgeving, waarbij verloedering van het plangebied wordt tegengegaan.

De situering van de woningen sluit aan bij de verkavelingsstructuur in directe omgeving. Er wordt hierin aansluiting gezocht bij de omliggende percelen. Het planvoornemen leidt tot de toevoeging van achttien extra woning binnen de kern Helmond, waarbij de woning aansluit bij de doelstellingen geformuleerd in de woonvisie (paragraaf 3.5.3). Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.

Kwaliteitsverbetering landschap

Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. De gemeente Helmond heeft dit uitgewerkt in de Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap Helmond 2015. In paragraaf 3.5.7 is de toetsing aan deze beleidsregel beschreven.

3.2.3.4 Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.

3.2.4 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP 2016-2021)

Het RWP is de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. Het is onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland, samen met het Nationaal Water Programma en de waterbeheerprogramma's van de waterschappen.

Doel van het RWP is een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Het geeft invulling aan het op orde houden van de basis van het natuurlijk water- en bodemsysteem. Een belangrijke rode draad in het programma is het herstellen van de systeemwerking. Vele generaties lang had het waterbeleid als doel wateroverlast te voorkomen en water zo snel mogelijk af te voeren. Inmiddels is dit gewijzigd naar water zo veel mogelijk vasthouden. Verder vraagt het plan een meer systeemgerichte aanpak van een probleemgerichte aanpak.

De Brabantse Omgevingsvisie kent kernwaarden voor het handelen van de provincie. Deze kernwaarden zijn vertaald in zeven handelingsprincipes, specifiek voor het beleid en de uitvoering op het vlak van water- en bodem:

  • Watervoorraad in balans;
  • Elke druppel telt;
  • Niet alles kan overal;
  • Brabant is in staat extreme weersituaties op te vangen;
  • Bescherming van water- en bodemkwaliteit;
  • Gebruikers zijn maximaal verantwoordelijk;
  • Circulair denken en doen.

 

Conclusie
Het plan past binnen het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021.

3.3 Regionaal afsprakenkader

3.3.1 Concretisering brainport principes

Op 5 maart 2020 is het regionale beleidsdocument 'Concretisering brainport principes' vastgesteld. Voor alle gemeenten die deel uitmaken van het Stedelijk Gebied Eindhoven geldt dat alle nieuwe woningbouwontwikkelingen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van 7 Brainport Principes.

De basis voor deze principes is vastgelegd in het regionale Afsprakenkader Wonen - Stedelijk Gebied Eindhoven (oktober 2017).

De Brainport Principes zijn:
1. Koesteren van Identiteit;
2. Ruimte voor Innovatie;
3. Invloed voor bewoners;
4. Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus: de wauw-factor;
5. Vraaggericht ontwikkelen;
6. Benutting regionaal schaalniveau;
7. Gezonde verstedelijking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0014.png"

  • 1. Koesteren van Identiteit;

Het plan is gelegen in stadsdeel 't Hout in het zuidwesten van Helmond. In dit stadsdeel zijn overwegend woningen gelegen afgewisseld met enkele dagelijkse voorzieningen. De voorgenomen woningbouwontwikkeling op de inbreidingslocatie aan de Aquamarijstraat sluit daarom aan bij de rest van het stadsdeel. Het toevoegen van woningen aan de Aquamarijnstraat leidt er tevens toe dat meer bewoners van stadsdeel 't Hout gebruik zullen maken van de dagelijkse voorzieningen. De identiteit van het stadsdeel 't Hout, waar wonen centraal staat, wordt met de voorgenomen ontwikkeling versterkt.

  • 2. Ruimte voor Innovatie;

Het vooroplopen in techniek van de hele Brainportregio hoort een uitwerking te krijgen in de gebouwde omgeving. Het plan omarmt nieuwe gebouwtechnieken om te komen tot een duurzame en gezonde leefomgeving. Op het gebied van duurzaamheid worden de woningen 'aardgasvrij' gebouwd. Aanvullend wordt er groen aangelegd en bomen geplant ten behoeve van de opname van stikstof en CO2 en worden de parkeerplaatsen voorzien van half-open verharding ten behoeve van waterberging.

  • 3. Invloed voor bewoners;

Er is afgestemd met de directe buren en met de omgeving is een omgevingsdialoog gevoerd (zie paragraaf 8.1). De omwonenden zijn persoonlijk geïnformeerd. Op basis van de verslaglegging van deze contacten blijkt dat er een zeer positieve houding in de wijk is over dit plan. De toekomstige bewoners van het plan zijn nog niet bekend, dus daar is geen afstemming mee geweest.

  • 4. Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus;

Hoewel de woningen wegens de aaneengeschakelde structuur aansluiten bij de omgeving, wordt er door de moderne stijl van de te realiseren woningen een nieuw woonmilieu in het stadsdeel aangeboden, dat een nieuwe doelgroep aantrekt. De aaneengeschakelde blokkenstructuur laat een speels beeld zien dat het straatbeeld verlevendigd. Bovendien zijn de woningen georiënteerd richting het binnengebied, wat sociale controle bevordert en ontmoetingen met zich meebrengt.

  • 5. Vraaggericht ontwikkelen;

Het gebied krijgt een nieuwe, moderne identiteit, waardoor de nieuwe woningen aanvullend zullen zijn qua type en doelgroep.

  • 6. Benutting regionaal schaalniveau;

Het plan ligt binnen het stedelijk gebied van Helmond op een goed bereikbare locatie. Het plan biedt mogelijkheden voor zowel bewoners die op Helmond gericht zijn als op de ruimere stedelijke regio.

  • 7. Gezonde verstedelijking.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met een duurzame en gezonde leefomgeving. Het planvoornemen draagt bij aan de energietransitie, aangezien de woningen 'aardgasvrij' worden gebouwd. Daarnaast is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling, aangezien de waterberging plaatsvindt op eigen terrein, er groen aangelegd wordt en bomen geplant worden ten behoeve van de opname van stikstof en CO2 en de parkeerplaatsen voorzien worden van half-open verharding ten behoeve van waterberging.

3.4 Waterschap

3.4.1 Waterbeheerplan waterschap Aa en Maas 2022-2027

Waterschap Aa en Maas heeft zijn waterbeleid uitgewerkt in het nieuwe Waterbeheerplan 2022-2027. Om in te spelen op de maatschappelijke veranderingen (waaronder klimaatverandering, stikstofproblematiek, gezondheid, landbouwtransitie etc.) heeft het waterschap 3 programma's geformuleerd: Programma Waterveiligheid, Programma Klimaatbestendig en gezond watersysteem, en Programma Schoon water. In deze programma's hebben ze hun doelen geformuleerd, hoe zij deze doelen gaan bereiken en de kosten die daarbij horen.

Keur

De drie waterschappen in Noord-Brabant (Waterschap de Dommel, Waterschap Aa en Maas en Waterschap Brabantse Delta) hebben de Keur op elkaar afgestemd.

Het waterschap heeft tevens haar regels vastgelegd in de Keur. Het geeft aan welke plichten er zijn voor activiteiten met betrekking tot het oppervlaktewater, grondwater, en kunstwerken. De Keurregels voor afvoeren van hemelwater bevat richtlijnen voor het waterhuishoudkundig onderzoek en kan worden gebruikt voor het uitvoeren daarvan.

Plannen met een verhardingstoename tot 500 m2 worden vrijgesteld van compensatie door waterberging. Het bepalen van de compensatie wordt gedaan conform de rekenregel: benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Deze rekenregel is ook gebruikt voor de watertoets paragraaf 5.1.

Conclusie

Dit bestemmingsplan past binnen het beleid van het Waterschap.

3.5 Gemeentelijk niveau

3.5.1 Structuurvisie Helmond 2030

Door de gemeente Helmond is op 4 februari 2014 de Structuurvisie 'Structuurvisie Helmond 2030' vastgesteld. Deze structuurvisie is geen blauwdrukplan met een vastomlijnde koers, maar juist een flexibel meebewegend beleidskader dat beter toegerust is op de snel veranderende (ruimtelijke) behoeften en opgaven van deze tijd. De structuurvisie gaat veel minder dan voorheen uit van een lagenbenadering. In plaats daarvan is de structuurvisie opgebouwd rond een achttal ruimtelijk relevante thema's die in samenhang het Ruimtelijk perspectief Helmond 2030 vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0015.png"

UITSNEDE STRUCTUURVISIE hELMOND 2030

Na een analyse van de bevolkingsprognose, veranderingen in de woningmarkt, het woningbouwprogramma en de woningbouwcapaciteit, is de conclusie dat de aanwezige plancapaciteit in Helmond voldoende is en dat deze, rekening houdend met een aan de stand van de huidige woningmarkt aangepaste flexibiliteitsmarge van 10%, weinig aanpassing vergt. Ten aanzien van de bestaande restcapaciteit zal zowel in kwantitatieve zin als kwalitatieve zin bezien moeten worden of deze capaciteit voldoende aansluit bij de toekomstige vraag. De betaalbaarheid van het wonen speelt daarbij een zeer belangrijke rol

Voor de middeninkomens dient een alternatief te worden geboden in de vrije huursector en de koopsector. Daarnaast gaat het om kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en een verdere positionering van wijken in het kader van de veranderende woningbehoefte. De woningvoorraad kan worden aangepast door sloop, onttrekkingen, het samenvoegen van woningen, het splitsen van woningen en het aanpassen aan de gewijzigde kwalitatieve vraag.

De belangrijkste opgave in de woningvoorraad is gelegen in de transformatie van de huidige woningvoorraad naar de vraag en naar de specifieke eisen die de woonconsument van morgen aan de woning stelt. Dit betekent meer flexibiliteit en het bieden van meer verantwoordelijkheid aan de koper of huurder voor de realisatie van woonwensen. Daarvoor is het nodig dat mensen langer zelfstandig in hun woning kunnen blijven wonen. Uitgangspunt moet niet alleen zijn "kwaliteit gaat voor kwantiteit" maar ook "voeg niet toe wat in de bestaande woningvoorraad al voldoende beschikbaar is".

Analyse

Het plangebied is op onderstaande kaart weergegeven en ligt binnen het stedelijk gebied van Helmond. Het stedelijk gebied van Helmond is onderdeel van een netwerk van grotere en kleinere woongebieden, werkgebieden, natuur-, landbouw- en recreatiegebieden en infrastructuur. Onderhavig plan omvat de realisatie van achttien grondgebonden nieuwbouwwoning op een locatie die thans braakliggend is. Dit sluit aan bij het zorgen voor het invullen van de kwalitatieve vraag, waarbij de veranderende woningbehoefte een rol speelt. Onderhavig planvoornemen zorgt hierin dat de middeninkomens een koopwoning kunnen aankopen.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de Structuurvisie Helmond 2030.

3.5.2 Woonvisie 2016 - 2020

De gemeente Helmond voert een terughoudend beleid ten aanzien van het realiseren van nieuwe bebouwingsmogelijkheden, zowel voor grote plannen als voor particuliere plannen. Dit beleid is recentelijk vastgelegd in de op 10 mei 2016 door de gemeenteraad vastgestelde 'Woonvisie 2016-2020'. Elke 2 jaar wordt de Woonvisie geëvalueerd en elke 4 jaar geactualiseerd. In 2019 is gekozen voor het vaststellen van een Woonagenda 2019 – 2021 (gemeenteraad 2 juli 2019). Een aantal belangrijke uitgangspunten uit de Woonvisie zijn:

  • Er worden geen nieuwe woningbouwlocaties meer in uitleggebieden ontwikkeld terwijl het splitsen van bestaande percelen voor de bouw van een extra woning in beginsel niet meer wordt toegelaten. Vanuit gemeentelijk belang kan alleen bij uitzondering op basis van economische-, stedenbouwkundige-, sociaal-maatschappelijke- en/of volkshuisvestelijke gronden, door het college gemotiveerd, hierop een uitzondering worden gemaakt;
  • Voor wat betreft de koopsector is er een tekort aan het midden en dure segment en een overschot in het goedkope segment;
  • Helmond streeft ernaar de woonconsument optimaal te bedienen door een zeer gedifferentieerd planaanbod aan te bieden;
  • De plancapaciteit blijft ook voor de komende periode punt van aandacht. Nog steeds beschikt Helmond over een ruim planaanbod. De rijksoverheid heeft daarom de toepassing van de ladder voor Duurzame Verstedelijking verplicht gesteld bij nieuwe woningbouwplannen

Vanzelfsprekend leiden demografische en maatschappelijke ontwikkelingen de komende jaren voortdurend tot geleidelijke veranderingen in de kwantitatieve- en kwalitatieve vraag naar woningen. Zo neemt het aandeel één- en tweepersoonshuishoudens de komende jaren nog verder toe, met als gevolg een lagere gemiddelde woningbezetting per woning. Naast de individualisering van onze samenleving wordt deze toename ook veroorzaakt door de verdere vergrijzing. Op basis van de woonvisie is er een vraag naar midden en dure woningen in het huur- en/of koopsegment. Als gevolg van de vergrijzing zal de vraag naar gelijkvloerse (levensloopbestendige) woningen bovendien verder toenemen.

Analyse

Met voorliggend bestemmingsplan wordt hier op ingespeeld. Het bouwplan voorziet in de ontwikkeling van achttien grondgebonden nieuwbouwwoningen.

Conclusie

Gelet hierop is de voorliggende ontwikkeling passend binnen de kaders van de Woonvisie 2016-2020.

3.5.3 Woonagenda 2019 - 2021

De gemeenteraad van Helmond heeft op 10 mei 2016 de Woonvisie 2016 - 2020 vastgesteld. De visie geeft een beleidskader op het gebied van woningbouw, woonruimteverdeling en woningcorporaties. Voor wat betreft de demografische ontwikkelingen wordt uitgegaan van de provinciale bevolkingsprognose (2014). Deze prognose laat een groei van 90.000 inwoners naar 95.000 inwoners in 2030 zien, waarbij sprake is van verandering in samenstelling van huishoudens (meer 1 persoonshuishoudens) en toenemende vergrijzing. Het woningbouwprogramma gaat uit van de bouw van 2.750 woningen in de periode 2016 - 2020 met een aandeel sociale huur van 35 %.


Voorts wordt er van uitgegaan dat er geen nieuwe uitleglocaties worden ontwikkeld en terughoudendheid wordt betracht met de toevoeging van capaciteit binnenstedelijk / kavelsplitsing.

Verder wordt aandacht geschonken in de Woonvisie aan de huisvesting van bijzondere doelgroepen, het langer zelfstandig blijven wonen van ouderen en verandering in wijkopbouw/leefbaarheid.


Elke 2 jaar wordt de Woonvisie geëvalueerd en elke 4 jaar geactualiseerd. In 2019 is gekozen voor het vaststellen van een Woonagenda 2019 - 2021 (gemeenteraad 2 juli 2019).

Vanwege de gewijzigde marktomstandigheden, het coalitieakkoord 2018 - 2022, de hiervoor genoemde regionale afspraken en de geactualiseerde bevolkingsprognose is besloten de Woonvisie 2016 op onderdelen aan te passen.


In de Woonagenda is onder andere opgenomen:

  • een verhoogde woningbouwtaakstelling;
  • groei naar ruim 100.000 inwoners in 2040, niet zo zeer door autonome groei maar door een positief migratiesaldo (met name vanuit het buitenland door arbeidsmigratie en asielzoekers);
  • de huidige plancapaciteit is voldoende voor de komende periode, er is dus geen noodzaak vanuit het aanbod aan plannen extra woningbouwcapaciteit aan te maken.
  • de komende 3 jaar (t/m 2021) wordt ruim baan gegeven aan inbreidingslocaties;
  • het aanbod aan meergezinswoningen moet binnen de huidige plancapaciteit niet worden verruimd, wel is sprake van een verschuiving van huur naar koop (er is gelet op het bestaande aanbod en de marktomstandigheden meer ruimte voor midden- en dure koopappartementen).

De gemeente Helmond telt op 1 januari 2020 92.471 inwoners en ruim 40.000 huishoudens.

Op grond van de meest recente prognose zal de bevolking in de periode 2020 – 2030 groeien met 6.600 personen (groei index 107,2) terwijl voor de langere termijn (2050) een groei met 9.500 personen is voorzien.

De bevolkingssamenstelling verandert de komende decennia door:

  • a. Een (dubbele) vergrijzing, voornamelijk door stijging aantal personen 75 +
  • b. Sterke groei aantal alleenstaanden (voor een deels als gevolg van ad. a)
  • c. Verandering in samenstelling van de bevolking
  • d. Groei door met name buitenlandse migratie

De bevolking zal in de periode 2012 – 2030 – 2050 stijgen naar respectievelijk 99.000 en 102.000 inwoners.  De woningvoorraad stijgt naar ruim 46.000 woningen in 2030. Voor de komende 10 jaar wordt uitgegaan van een netto toename van 5.500 woningen.

Om deze woningen te realiseren beschikt de gemeente Helmond in 2020 over een plancapaciteit van circa 10.000 woningen, waarvan ruim 50% woningen als harde capaciteit kan worden aangemerkt. Van de totale beschikbare plancapaciteit is 65% gelegen op inbreidingslocaties (inclusief transformatie) en 35% op uitbreidingslocaties.

Analyse

Met voorliggend bestemmingsplan, waarbij achttien grondgebonden nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd, wordt ingespeeld op koopwoningen in het dure segment. Daarmee wordt met dit planvoornemen voldaan aan de ladder voor Duurzame verstedelijking.

Conclusie

Gelet hierop is de voorliggende ontwikkeling passend binnen de kaders van de Woonagenda 2019 - 2021 .

3.5.4 Duurzaamheid

De gemeente Helmond heeft een breed gedragen klimaatbeleidsvisie met een haalbare ambitie vastgesteld, waarbij in een concreet Meerjaren Uitvoeringsprogramma de uit te voeren projecten verwerkt zijn. De nota Klimaatbeleid is een paraplu van alle gemaakte afspraken, getekende convenanten en ambities op het gebied van klimaat, energie en duurzaam bouwen.

Er zal bij nieuwe ontwikkelingen altijd gestreefd moeten worden naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening. Naast het toepassen van duurzame materialen, worden daarbij afwegingen gemaakt op basis van de zogenaamde 'Trias Energetica'. Dit is een breed geaccepteerd model en beschrijft drie logische en opeenvolgende stappen om te komen tot een duurzame energievoorziening:

  • Energiebesparing; het reduceren van de energievraag. Dat wat niet gevraagd wordt, hoeft ook niet opgewekt te worden.
  • Duurzame energie; de resterende energiebehoefte dient zo veel mogelijk duurzaam opgewekt te worden door het gebruik van duurzame bronnen.
  • Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen; de energievraag die niet bespaard kan worden en die niet duurzaam opgewekt kan worden, dient zo efficiënt mogelijk met behulp van fossiele brandstoffen opgewekt te worden.

In de gemeente Helmond wordt gestreefd naar duurzame (nieuw)bouw. Voor woningbouw gelden hiertoe voorwaarden waarop wordt getoetst in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

De gemeente streeft naar nieuwbouw, waarbij het energieverbruik zoveel mogelijk wordt teruggedrongen en het benodigde energiedeel ingevuld wordt door bijvoorbeeld duurzame energie toepassingen. Tevens wordt het toepassen van duurzame materialen gestimuleerd. Vanaf 1 januari 2018 heeft het college expliciet bepaald dat bij de realisatie van nieuwbouwwoningen uitgegaan wordt van aardgasvrij bouwen. Ook voor onderwerpen als openbare verlichting en openbaar groen worden vanuit duurzaamheid eisen gesteld aan het ontwerp en de aanleg ervan.

Bij realisatie dienen in het kader van de toepassing van GPR gebouw hierover nadere afspraken te worden gemaakt. Per 1 januari 2009 is het gebruik van het programma GPR-gebouw ingevoerd. GPR Gebouw staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn en is hét hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, utilitaire gebouwen en scholen. GPR Gebouw® is een praktisch en gebruiksvriendelijk programma om plankwaliteit en milieubelasting van een project in samenhang te optimaliseren. Daarbij spelen 5 modules een rol:

  • Energie (EPC)
  • Milieu
  • Gezondheid
  • Toekomstwaarde
  • Gebruikskwaliteit (PKVW, Bezoek en Aanpasbaarheid)

De prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers. Hierbij behaal je een 7 als je bouwt volgens het Bouwbesluit. Het streven naar maximale duurzaamheid wordt vertaald in een score van 10. De ambities die behaald moeten worden zijn minimaal een 7 voor Energie, waarbij gestreefd moet worden naar een 8, een 8,5 voor Gebruikskwaliteit (afhankelijk van het woningtype zoals seniorenwoning een 9) en gemiddeld een 7 voor de overige modulen. Binnen dit kader bestaat voor de initiatiefnemer enige ruimte/flexibiliteit om de kwaliteitseisen in te vullen.

Analyse

Onderhavig plan voldoet aan het bouwbesluit en aan de GPR-eisen van de gemeente.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de duurzaamheidsvisie van de gemeente Helmond.

3.5.5 Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020

Door de gemeente Helmond is op 23 januari 2020 de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020' vastgesteld. Vanwege de huidige overcapaciteit aan parkeerplaatsen in het centrum en de wenselijkheid om de positie van het centrum te versterken en een stevige impuls te geven aan de bestrijding van leegstand, is de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2007' gedeeltelijk aangepast.

Analyse

Uitgangspunten bij het opstellen van de parkeernormen zijn:

  • a. De CROW publicatie 182 ‘parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering’ van juni 2003 en de CROW uitgave ‘ASVV 2004’ van april 2004 vormden de leidraad voor de normen in de Beleidsregel Parkeernormen Helmond 2007. Hiervan is alleen afgeweken indien er gezien de lokale omstandigheden goede argumenten voor zijn en/of door ervaringen binnen de gemeente. Binnen de door de CROW gehanteerde categorie-indeling wordt Helmond als ‘sterk stedelijk’ beschouwd.
  • b. De parkeernormen zijn afhankelijk van de locatie waar de functie zich bevindt en van de aard en omvang van de functie.
  • c. Voor de bepaling van de parkeernorm van een project moet een parkeerbalans voor het project opgesteld worden. Hierbij kan het noodzakelijk zijn om voor de parkeerbalans ook het direct aanliggende gebied mee te nemen.
  • d. De uit de parkeerkencijfers te bepalen parkeernormen zijn minimum normen waaraan voldaan moet worden, met uitzondering van het onder h bepaalde.
  • e. Het is toegestaan om meer parkeerplaatsen dan de aangegeven norm te realiseren.
  • f. Afhankelijk van de locatie waarvoor de parkeernormen vastgesteld moeten worden, wordt de volgende driedeling gehanteerd: centrumgebied, schil en de rest van Helmond.
  • g. Het in de parkeernormen aangegeven aandeel voor bezoekers moet altijd toegankelijk en beschikbaar zijn en blijven ten behoeve van het parkeren van bezoekers van het betreffende object met uitzondering van het onder h bepaalde. Het is dus niet noodzakelijk dat de parkeernorm voor bezoekers daarmee automatisch op gemeentelijk terrein gerealiseerd moet worden. De parkeernorm voor bezoekers kan dus bijvoorbeeld niet in een afgesloten parkeerkelder gerealiseerd worden welke niet vrij toegankelijk is voor bezoekers.
  • h. Binnen het centrum- en schil gebied wordt een apart gebiedsdeel aangewezen. Voor dit gebiedsdeel geldt dat voor functiewijzigingen, met uitzondering van functie wonen, kamerbewoning en short stay facilities, het op grond van de parkeernorm aantal vereiste parkeerplaatsen niet wordt opgelegd voor de tijd dat er sprake is van een overcapaciteit aan parkeerplaatsen in het centrum- en schilgebied.

Onderhavig plan omvat de realisatie van achttien grondgebonden nieuwbouwwoning op een thans braakliggend terrein. In paragraaf 2.2.2.2 is met deze gegevens de verkeersaantrekkende werking en de benodigde parkeervoorzieningen berekend.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020'.

3.5.6 Waterplan Helmond 2012 - 2015/2018

Het waterbeleid van de gemeente Helmond is vastgelegd in het Waterplan 2012-2015 dat door de gemeenteraad is vastgesteld en geeft de kaders aan waarbinnen het waterbeheer in Helmond vorm moet krijgen. Het Waterplan is door de gemeenteraad verlengd voor de periode tot en met 2018 en wordt momenteel nog steeds gebruikt. Herziening vindt hoogstwaarschijnlijk in 2022 plaats, in verband met de komst van de omgevingswet.


Het gemeentelijke waterplan is een gezamenlijk product van gemeente en waterbeheerder en geeft een uitgewerkte visie op de plaats die het water nu en in de toekomst in Helmond kan innemen. Het geeft daarbij aan wat als gewenste ontwikkeling wordt gezien. De visie is richtinggevend voor het onderdeel water bij planvorming en invulling van projecten. Belangrijke onderwerpen in het Waterplan 2012-2015/2020 zijn:

  • Water en ruimtelijke ordening;
  • Water en ecologie;
  • Beleving van water;
  • Waterkwaliteit;
  • Stedelijk grondwater;
  • Waterketenbeheer (waaronder afkoppelen en de voorkeursvolgorde voor het verwerken van schoon hemelwater);
  • Beheer en onderhoud van stedelijk water

Op deze wijze wordt het mogelijk het aspect water te betrekken bij integrale beleidsafwegingen en daarbij de consequenties van keuzes voor het water aan te geven.

Het onderwerp 'klimaatadaptatie' is benoemd in het programmaplan Duurzame en Gezonde Stad. De gemeente heeft nog geen beleid vastgesteld over dit onderwerp. Naar verwachting wordt in 2021 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daar waar mogelijk worden klimaatadaptieve maatregelen al wel meegenomen in projecten en plannen.

3.5.6.1 Waterhuishouding huidige situatie

Grondwater

Ondergrondse voorzieningen moeten waterdicht worden aangelegd, indien het verblijfsruimten betreft (eis Bouwbesluit). Als de ondergrondse voorziening geen verblijfsruimte is, is het waterdicht maken niet verplicht op grond van het Bouwbesluit. De gemeente kan echter niet aangesproken worden op het handhaven van een bepaald grondwaterpeil om diepliggende ondergrondse voorzieningen droog te houden. Bij grondwateroverlast is de perceeleigenaar in eerste instantie aan zet om het probleem te verhelpen. Het beleid ten aanzien van grondwateroverlast is vastgelegd in het 'verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023. De gemeente zal geen maatregelen treffen om de grondwaterstand permanent te verlagen ten opzichte van het huidige niveau.


Riolering

Momenteel betreft het projectgebied een braakliggend stuk terrein zonder riolering.

3.5.6.2 Toepassing waterbeleid op het plangebied

Voorkeursvolgorde omgaan met regenwater

De voorkeursvolgorde voor het omgaan met regenwater is: hergebruik, infiltratie, buffering en afvoer. Bij hergebruik kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met een aantal proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de aangescherpte regelgeving maakt het grootschalige hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. In dit plan wordt geen rekening gehouden met hergebruik van regenwater. Voor de aspecten infiltratie, buffering en afvoer wordt onderstaand aangegeven hoe hiermee omgegaan wordt.

3.5.7 Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015

In navolging van de beleidsregels 'Kwaliteitsverbetering landschap (artikel 3.9)' uit de omgevingsverordening, heeft de gemeente Helmond de 'Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015' opgesteld. Hierin zijn naast gebieden in het landelijk gebied ook gebieden binnen het stedelijk gebied aangewezen waar kwaliteitsverbetering voor het landschap vereist is.

Voorliggende locatie is op de overzichtskaart (zie onderstaande afbeelding) aangeduid als binnenstedelijk groen, waardoor conform de beleidsregel een bijdrage geleverd zal moeten worden aan de kwaliteitsverbetering landschap. Het bedrag van de landschapsinvestering is gerelateerd aan de waardevermeerdering die ontstaat door de planologische maatregel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP200211-2000_0016.png"

UITSNEDE BELEIDSREGELS KWALITEITSVERBETERING LANDSCHAP 2015

Omdat er geen grondpositie is binnen één van de in het BKL opgenomen projectgebieden is een geldelijke bijdrage gestort in de gemeentelijke 'Voorziening kwaliteitsverbetering landschap'. De hoogte van deze bijdrage is gelijk aan de omvang van de verplichte investering. Uit de taxatie van gronden ten behoeve van deze bijdrage komt naar voren dat €25.600,00 gestort dient worden. Dit is ook in de anterieure overeenkomst opgenomen.

De verkregen geldelijke bijdragen dienen door de gemeente te worden geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering landschap overeenkomstig de van deze beleidsregel deel uitmakende BKL-bestedingsdoelen. Uitgangspunt daarbij zal zijn dat zoveel als mogelijk getracht wordt de besteding van de gelden plaats te laten vinden door uitvoering van projecten in de nabijheid van de locatie van de desbetreffende ruimtelijke ontwikkeling. Hiermee is invulling gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Conclusie

Het plan sluit aan bij het Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid hebben de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving als gemeenschappelijke doelstelling. Alleen in een zorgvuldig afwegingsproces kan een optimale afstemming plaatsvinden tussen aan gebieden toegekende functies en het veilig stellen van een beschermingsniveau van het leefmilieu. Bestaande en nieuwe bestemmingen in een gebied zijn niet altijd op voorhand verenigbaar. Milieudoelstellingen en randvoorwaarden worden daarom integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het ruimtelijke planvormingsproces meegewogen, zodat het gebruik van de schaars beschikbare ruimte niet leidt tot conflictsituaties.

 

Naast een ruimtelijke invalshoek zijn er ook kwalitatieve aspecten die een rol spelen. De duurzame ontwikkeling van de stad Helmond is een belangrijk uitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. In dit verband is duurzaamheid op te vatten als “hoe is een plangebied te beheren of te ontwikkelen, zodat het ook door latere generaties optimaal kan worden benut”.

 

In deze paragraaf wordt ingegaan op de duurzaamheid en de kwaliteit van de leefomgeving in en rond het plan ‘Aquamarijnstraat, Helmond’. In het hiernavolgende komen de volgende milieuaspecten aan de orde die een rol spelen bij het plan:

  • Milieueffectrapportage;
  • Externe veiligheid;
  • Geluidhinder;
  • Luchtkwaliteit;
  • Geurhinder veehouderijen;
  • Bedrijven en milieuzonering;
  • Bodemkwaliteit;
  • Volksgezondheid.

4.2 Milieueffectrapportage

4.2.1 Inleiding

De m.e.r.-regelgeving is erop gericht het milieu een volwaardige plaats in besluitvormingsprocessen te geven. Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt altijd om een integrale afweging. In bepaalde gevallen is de verplichting opgelegd om de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit evenals alternatieven hiervoor en mogelijke maatregelen, te beschrijven. In deze paragraaf is getoetst of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.

4.2.2 Analyse

De ontwikkeling in het plangebied is aan te merken als een activiteit genoemd onder D.11.2 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) van de bijlage behorend bij het Besluit milieueffectrapportage, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Het voornemen omvat de bouw van 18 grondgebonden woning. Het plangebied wordt daarvoor gedeeltelijk verhard met bebouwing en bestrating. De aanwezige vegetatie wordt daarvoor verwijderd. Dat wil zeggen dat er een motivering moet worden gegeven, gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij een m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Deze m.e.r.-aanmeldnotitie is bijgevoegd in bijlage 1.

Relevante natuurbeschermingsregimes

De bescherming van de natuur is in Nederland geregeld via specifieke groene wet- en regelgeving en via het bestemmingsplan. De groene wetten omvatten de Wet natuurbescherming (soortbescherming, gebiedsbescherming en bescherming houtopstanden) en de Gemeentelijk verordening (kap van bomen). In een bestemmingsplan zijn de bestaande en nieuwe natuurbestemmingen en gebruiksbeperkingen ruimtelijk vastgelegd (Natuur Netwerk Nederland, specifieke landschappelijke en natuurwaarden). Dit betreft de planologische doorwerking van de provinciale Interim Omgevingsverordening, waarin ook aspecten met betrekking tot de landschappelijke kwaliteit en de natuurcompensatie zijn neergelegd.

Toets Natura 2000

In het kader van de gebiedsbescherming dient volgens de Wet natuurbescherming te worden getoetst of er effecten zijn op Natura 2000-gebieden. Hierbij dient de effectbepaling plaats te vinden middels een stikstofdepositieberekening met Aerius Calculator. Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 bijgevoegd.

Uit de stikstofdepositieberekening volgt dat een passende beoordeling niet aan de orde is (en dus ook geen plan-MER). Ook is er geen vergunning Wet natuurbescherming voor het onderdeel N2000 nodig. Voor wat betreft het projecteffect betekent dit dat het voornemen vergunningsvrij is in het kader van onderdeel N2000 van de Wet natuurbescherming.

Toets soortbescherming

Quickscan natuurwetgeving

Uit de Quickscan soortbescherming volgt dat:

  • de beoogde werkzaamheden kunnen leiden tot het verwijderen of verslechteren van verblijfplaatsen van beschermde soorten in en nabij het plangebied. Er is nader onderzoek noodzakelijk naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten: een zevental plantensoorten, wezels en essentiële foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen.
  • het projectgebied middenin een woonwijk ligt waarvan alle woningen in de komende jaren geïsoleerd moeten worden. Dit biedt kansen om binnen dit plangebied natuurinclusieve maatregelen te nemen in afstemming met de gemeente Helmond en woningcorporaties. Hierbij kan gedacht worden aan inbouwkasten voor vleermuizen en neststenen voor huismussen en gierzwaluwen. Hierdoor blijven er op lange termijn ecologisch waardevolle alternatieven voor deze soorten aanwezig die ten gunste komen van de verduurzamingsopgave.

Nader onderzoek natuurwaarden

Er is door Averti Ecologisch Advies van april tot en met september een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten: een zevental plantensoorten, marters en essentiële foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen.

Uit het onderzoek, dat als 'Bijlage 10 Ecologisch onderzoek' is opgenomen, komt naar voren dat er geen beschermde soorten zijn aangetroffen. Zo is gedurende de onderzoeksrondes in zowel het voor- als najaar, slechts één soort vleermuis waargenomen, namelijk de gewone dwerg vleermuis. Daarnaast zijn er geen beschermde planten en geen (identificaites van) de aanwezigheid van marters waargenomen in het projectgebied.

Conclusie

In het projectgebied zijn geen beschermde functies voor planten vleermuizen of marterachtigen vastgesteld. Daarnaast zijn er geen andere beschermde plant- en diersoorten waargenomen gedurende het onderzoek in het projectgebied. Het bouwen van woningen in het projectgebied levert daarom geen negatieve invloed op functies van het projectgebied van beschermde plant- en diersoorten, zoals bedoeld in de Wet natuurbescherming.

Voor het overige geldt de algemene zorgplicht ingeval soorten tijdens de uitvoering worden

aangetroffen. Bijzondere aandacht daarbij de mogelijke aanwezigheid van amfibieën in de te dempen poel. Dit betekent dat voor de demping de poel moet worden gecontroleerd op de aanwezigheid van amfibieën en dat bij aanwezigheid, deze moeten worden weggevangen en in een geschikt biotoop elders, moeten worden teruggeplaatst.

4.2.3 Conclusie

Het plan is wat betreft de relevante natuurbeschermingsregimes uitvoerbaar. Dit met in acht name van zorgvuldig handelen ten aanzien van broedvogels en de zorgplicht ten aanzien van amfibieën.

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

4.3.2 Analyse

Het algemene Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen door bedrijven;
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.

Bij de inventarisatie van voornoemde risicovolle activiteiten is gebruik gemaakt van o.a. de provinciale risicokaart en diverse gemeentelijke informatiebronnen. Uit de inventarisatie volgt dat nabij het plangebied aan de Aquamarijnstraat één relevante risicobron is geïdentificeerd die mogelijk van invloed kan zijn op het plan. Het betreft de spoorlijn Eindhoven – Venlo.

Spoorlijn Eindhoven – Venlo

Ten noorden van het plangebied, op een afstand van circa 160 meter is de spoorlijn Eindhoven-Venlo gelegen. Over dit spoor vindt, conform de Regeling basisnet, vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen langs een basisnetroute moeten vooraf worden getoetst aan de voor de desbetreffende basisnetroute vastgestelde basisnetafstand.

Om de externe veiligheidsrisico's inzichtelijk te maken heeft Kragten een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd: rapport "Externe veiligheid spoor Aquamarijnstraat Helmond" (5 mei 2021, VKL104). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.

Uit de resultaten blijkt dat zowel vóór als na planrealisatie sprake is van een groepsrisico dat ruim onder de oriëntatiewaarde ligt, zelfs onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gelet op het feit dat de hoogte van het groepsrisico niet toeneemt, kan ingevolge artikel 7 en 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) volstaan worden met een beperkte verantwoording van de hoogte van het groepsrisico.

Om de externe veiligheidsrisico's inzichtelijk te maken heeft Kragten een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd: Notitie "Verantwoording hoogte groepsrisico Aquamarijnstraat Helmond" (5 mei 2021, 202110505-VKL104-NOT-VGR 1.0). De notitie is bijgevoegd als bijlage 3.

In deze notitie wordt de verantwoordingsplicht ingevuld waarbij antwoord wordt gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen zijn getroffen om het risico zoveel mogelijk te beperken.

Overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van het Bevt is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om hierover een advies uit te brengen. De Veiligheidsregio heeft het volgende geadviseerd:

  • Communiceer actief met de omwonenden in het plangebied over de risico's van de gevaarlijke stoffen. Geef daarbij aan wat omwonenden moeten doen bij een incident, namelijk vluchten van de risicobron af. Dit bevordert de zelfredzaamheid van omwonenden. Dit advies geldt ook voor bedrijfshulpverleningsorganisaties.
  • Pas de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening van VRBZO toe. Wanneer een beoogde oplossing aan de beleidsregels voldoet, kunt u ervan uitgaan dat een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening gerealiseerd wordt.
  • Nieuw op te richten gebouwen moeten aan het Bouwbesluit 2012 voldoen. In dit besluit is geregeld dat gebouwen uitgevoerd moeten worden met een mechanische ventilatie die uitgezet kan worden. Aanvullend op deze regelgeving adviseren wij om de aanzuigopeningen van deze ventilatie bij voorkeur hoog en afgekeerd van de risicobron te realiseren.
4.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.4 Geluidhinder

4.4.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

4.4.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten. Deze locatie aan de Aquamarijnstraat is gelegen binnen de 200 meter brede zone van een weg (Hoofdstraat) en binnen de zone van de spoorweg Eindhoven-Venlo. De overige wegen nabij het plangebied zijn 30 km/uur wegen en volgens de Wet geluidhinder uitgezonderd van zonering.

Omdat het plangebied binnen de zone van een weg en spoorweg ligt, is een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai en spoorweglawaai vereist.

(Spoorweg)verkeerslawaai
Om de akoestische situatie inzichtelijk te maken heeft tritium een akoestisch onderzoek wegverkeers- en spoorweglawaai uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeers- en spoorweglawaai Aquamarijnstraat te Helmond " (23 april 2021, 2103/366/SH-01, versie 0 ). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4.

Tritium concludeert het volgende:

  • Voor de gezoneerde weg Hoofdstraat geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe woningen overschrijdt.
  • Voor de 30 km/uur wegen Aquamarijnstraat, Sjef Remmenlaan en Slegersstraat geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de richtwaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe woningen overschrijdt. Bovendien kan voor 30 km/uur wegen geen hogere waarde worden verleend, aangezien deze wegen niet zoneplichtig zijn. Derhalve is een procedure hogere waarde ten gevolge van wegverkeerslawaai niet aan de orde.
  • Voor de spoorlijn Helmond - Eindhoven geldt dat de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai van 55 dB nergens wordt overschreden. Derhalve is een procedure hogere waarde ten gevolge van spoorweglawaai niet aan de orde.

Aangezien in onderhavige situatie geen sprake is van een procedure hogere waarde wordt voor de woningen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels niet noodzakelijk geacht. Bij toepassing van standaard geluidwerende materialen en maatregelen is een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

4.4.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.5.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat achttien woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Hoofdstraat, Helmond; 43061'.

categorie   grenswaarde   2018   2020   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   24,0   20,8   12,7  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   20,5   18,9   15,3  
jaargemiddelde concentratie PM2.5   25 µg/m³   12,8   11,4   8,5  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   8,2   6,8   6,0  

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

4.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.6 Geurhinder veehouderijen

4.6.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

4.6.2 Analyse

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie onderstaande tabel.

    Concentratiegebied   Niet-concentratiegebied  
Binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE/m³   max. 2 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object  
Buiten bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 14 ouE/m³   max. 8 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object  

Geurnormen Wgv

De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.

Regeling geurhinder en veehouderij

In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.

Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

Gezien de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom van Helmond zijn er in de directe nabijheid geen veehouderijen aanwezig. De dichtstbijzijnde veehouderij is op circa 1,1 km afstand gelegen.

4.6.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

4.7.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

4.7.2 Analyse

Omgeving

De omgeving van het plangebied bestaat aan de noord-, west- en zuidzijde voornamelijk uit woonbestemmingen. Aan de oostzijde van het plangebied zijn maatschappelijke bestemmingen, detailhandel en horeca aanwezig.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving. Daarnaast is in de nabijheid van de omliggende bedrijven in de huidige situatie al woningen aanwezig. De realisatie van het plan betekent daarom voor deze bedrijven geen (verdere) belemmering van hun bedrijfsvoering.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
De in de omgeving van het plangebied aanwezige bedrijvigheid betreft voornamelijk detailhandel, horeca en maatschappelijke voorzieningen. De afstand tussen plangebied en milieubelastende activiteiten is zodanig dat geen invloed op het plangebied te verwachten is. Daarnaast zorgt de nabijgelegen begraafplaats niet voor overlast op de nieuwe woningen, omdat deze begraafplaats niet beschikt over kerkklokken die geluid kunnen produceren.

4.7.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.8 Bodemkwaliteit

4.8.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

4.8.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V. uit Oirschot een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Aquamarijnstraat te Helmond" (27 september 2018, 1802269). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.

Lankelma Geotechniek Zuid B.V. concludeert dat:

  • de bodem op de locatie tot de verkende diepte van 4,3 m-mv overwegend bestaat uit matig fijn, matig siltig zand. Met name de bovengrond is humushoudend.
  • In de bovengrond ter plaatse van het zuidelijke terreingedeelte is analytisch een licht verhoogd gehalte met cadmium aangetoond. Deze concentratie overschrijdt de achtergrondwaarde, doch overschrijdt de interventiewaarde niet. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan de milieuhygiënische kwaliteit van deze bodemlaag indicatief als klasse Wonen beschouwd worden.
  • In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een indicatieve inspectie van het terrein plaatsgevonden. In de vrijkomende grond en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen.

Op basis van het voornoemde is nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien niet aan de orde.

4.8.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.9 Volksgezondheid

4.9.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

4.9.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.

4.9.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van achttien woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig en kunnen geen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

4.9.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van achttien woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 900 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

4.9.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 5 Sectorale aspecten

5.1 Waterhuishouding

5.1.1 Inleiding

Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

Hydrologisch neutraal ontwikkelen

  • Bepalen of het gebied vanuit oppervlaktewater inundatiegevoelig is. Evt. compensatiemaatregelen benoemen;
  • Bepalen of het gebied vanuit grondwater gevoelig is voor wateroverlast. Compenserende en mitigerende maatregelen aangeven.

Voorkomen vervuiling
Uitgangspunt bij elke ruimtelijke ontwikkeling is, dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Waar mogelijk wordt een verbetering nagestreefd. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door het (veranderende) ruimtegebruik en het gebruik van bouwmaterialen.

Het nieuwbouwplan brengt wel enige verandering van het huidige ruimtegebruik met zich mee, maar geen sprake is van een geheel andere situatie. Eerder is in de toekomstige situatie sprake van een vergelijkbare met de huidige, waarbij omdat sprake is van nieuwbouw wel rekening kan worden gehouden met de te gebruiken bouwmaterialen.

Bouwmaterialen

De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beïnvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen en is ook van toepassing op het onderhavige plangebied.

Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat deze het vrijkomende regenwater niet onnodig vervuild en daarom geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt.

Het gebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied, waardoor er geen extra eisen vanuit de Provinciale Milieuverordening van toepassing zijn.

Gebruik onkruidwerende middelen in groen en op verhardingen

Voor het gebruik van onkruidwerende middelen in groen en op verharding volgt de gemeente Helmond het landelijke beleid. Onkruidwerende middelen worden al sinds enkele jaren niet meer gebruikt in openbaar groen. Voor bestrijding op verhardingen vindt gebruik, voor zover toegestaan, plaats via de DOB-systematiek. Vanaf 2015 vindt bestrijding op verhardingen alleen nog mechanisch plaats, dat wil zeggen: branden, heet water en/of borstelen.

5.1.2 Watersysteem

Infiltratiecapaciteit
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 4.8) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid is goed.

Oppervlaktewater

Er is in de huidige situatie geen oppervlaktewater in de buurt.

 

Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

 

Riolering

In de huidige situatie is geen riolering aanwezig. Voor de toekomstige situatie wordt het gebied voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel.

5.1.3 Beschrijving watersysteem plangebied

Door Grasveld Civiele Techniek is een notitie opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het vuil- en regenwater is opgenomen, notitie: ''Bouwplan Aquamarijnstraat Helmond'' (3 november 2021, G318/002/2021/103N01v2). De notitie is als bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen. Hierna is een samenvatting opgenomen.

Vuilwater (DWA)

Het afvalwater (DWA) dat volgt de 18 nieuwe woningen bedraagt ca. 540 l/uur. Uitgaande van een lozing van 10 uur per dag bedraagt dit totaal 5,4 m3 per dag.  In het ontworpen DWA stelsel kan ca. 7,6 m3 worden geborgen. Dit betekent dat er 34 uur kan worden gebufferd voordat dit op het openbaar rioolstelstel wordt geloosd. Hierdoor wordt geen verandering van de werking van het rioolstelsel verwacht.

Regenwater (HWA)

Door de gemeente is een waterbergingseis van 60 mm opgegeven. Dit resulteert in een wateropgave van 4.835 m2 x 0,06 = 290 m³.

Om deze wateropgave in te vullen, wordt er onder het openbaar gebied een waterbergende fundering toegepast. Hierin wordt het hemelwater van de woningen bovengronds getransporteerd naar kolken in de centraal gelegen molgoot rondom de parkeervakken. Middels deze kolken wordt het water via een infiltratiekrat in de waterbergende fundering geleid.

Om de benodigde waterberging te realiseren, is een waterbergende fundering onder de rijbaan in openbaar gebied nodig van ca. 0,8 m dik. Uitgaande van 960 m2, een dikte van 0,80 m en een holle ruimte van 40% wordt hiermee aan de wateropgave voldaan.

5.1.4 Infiltratievoorziening

Door het ontwikkelen van het gebied zal het verharde oppervlak toenemen. De neerslag die op het verharde oppervlak valt, zal versneld worden afgevoerd naar het infiltratiesysteem. Ten opzichte van de oorspronkelijke situatie zal minder evotranspiratie optreden, waardoor de aanvulling van het grondwater toe zal nemen.

Door de verharding zal ter plaatse van de verhardingen minder hemelwater infiltreren, dit water wordt verzameld en via de infiltratievoorziening geconcentreerd en in de tijd versneld worden geïnfiltreerd.

Door Mos Grondmechanica is een notitie opgesteld waarin de invloed van de infiltratievoorziening op de grondwaterstanden ter plaatse van de begraafplaats is berekend. , notitie: ''Beschouwing van de invloed van een infiltratievoorziening op grondwaterstand begraafplaats Aquamarijnstraat te Helmond'' (11 november 2020, R2002501-02 ). De notitie is als bijlage 7 bij deze toelichting opgenomen.

Uit de berekeningen volgt dat de invloed van de infiltratie ter plaatse van de begraafplaats nihil is.

5.1.5 Advies / overleg Waterschap

Waterschap Aa en Maas heeft geen opmerkingen op het plan en is op 18 februari 2022 akkoord gegaan met het plan.

5.2 Flora en Fauna

5.2.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Een NNB-toets met compensatieplicht is daarmee niet aan de orde.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (V03, 20404) is als bijlage 8 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Soortenbescherming

Quickscan natuurwetgeving
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Averti Ecologisch Advies uit Renkum heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd om de effecten van het plan op beschermde soorten te bepalen: rapport "Quickscan natuurwetgeving Aquamarijnstraat te Helmond " (15 mei 2020, 20.20.05). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 9.

Op basis van dit onderzoek concludeert Averti Ecologisch Advies dat:

  • de beoogde werkzaamheden kunnen leiden tot het verwijderen of verslechteren van verblijfplaatsen van beschermde soorten in en nabij het plangebied. Er is nader onderzoek noodzakelijk naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten: een zevental plantensoorten, wezels en essentiële foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen.
  • het projectgebied middenin een woonwijk ligt waarvan alle woningen in de komende jaren geïsoleerd moeten worden. Dit biedt kansen om binnen dit plangebied natuurinclusieve maatregelen te nemen in afstemming met de gemeente Helmond en woningcorporaties. Hierbij kan gedacht worden aan inbouwkasten voor vleermuizen en neststenen voor huismussen en gierzwaluwen. Hierdoor blijven er op lange termijn ecologisch waardevolle alternatieven voor deze soorten aanwezig die ten gunste komen van de verduurzamingsopgave.

Nader onderzoek natuurwaarden

Er is door Averti Ecologisch Advies van april tot en met september een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten: een zevental plantensoorten, marters en essentiële foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen.

Uit het onderzoek, dat als 'Bijlage 10 Ecologisch onderzoek' is opgenomen, komt naar voren dat er geen beschermde soorten zijn aangetroffen. Zo is gedurende de onderzoeksrondes in zowel het voor- als najaar, slechts één soort vleermuis waargenomen, namelijk de gewone dwerg vleermuis. Daarnaast zijn er geen beschermde planten en geen (identificaties van) de aanwezigheid van marters waargenomen in het projectgebied.

Conclusie

In het projectgebied zijn geen beschermde functies voor planten vleermuizen of marterachtigen vastgesteld. Daarnaast zijn er geen andere beschermde plant- en diersoorten waargenomen gedurende het onderzoek in het projectgebied. Het bouwen van woningen in het projectgebied levert daarom geen negatieve invloed op functies van het projectgebied van beschermde plant- en diersoorten, zoals bedoeld in de Wet natuurbescherming.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan. Met in acht neming van uitkomsten aanvullend onderzoek.

5.3 Archeologie en Cultuurhistorie

5.3.1 Archeologie
5.3.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.3.1.2 Analyse

De op 26 september 2017 door de gemeenteraad vastgestelde 'Archeologische beleidskaart Helmond' (versie april 2017) geeft de gebieden aan waar archeologische resten in de bodem aanwezig zijn of verwacht mogen worden. Het onderhavig plangebied betreft een gebied waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op behoudenswaardige resten uiterst klein wordt geacht. In geval van voorgenomen bodemingrepen is hier geen voorafgaand archeologisch onderzoek nodig.

Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.

5.3.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3.2 Cultuurhistorie
5.3.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.3.2.2 Analyse

Binnen het plangebied bevinden zich geen gemeentelijke of van rijkswege beschermde monumenten. De 'Cultuurhistorische Waardenkaart' van de provincie Noord-Brabant geeft geen aanvullende cultuurhistorische informatie over het plangebied.

5.3.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Financieel

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro). In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer waarmee de kosten 'anderszins verzekerd' zijn.

6.2 Maatschappelijk

Het ontwerpbestemmingsplan ‘'t Hout - Aquamarijnstraat’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting in hoofdstuk 8 worden vermeld.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting; geluidwerende voorzieningen; speelvoorzieningen; waterpartijen, waterberging, waterlopen, wateropvang- en waterinfiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, leidingen en openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 4)

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer; parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen; geluidwerende voorzieningen; waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Wonen (artikel 5)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 7)
Hierin staat een verbod om te bouwen als daardoor andere bouwwerken met bijbehorend bouwperceel niet langer voldoen aan, en/of meer gaan afwijken van plan.

Algemene gebruiksregels (artikel 8)
Hier is een verbod opgenomen om de gronden en/of bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming(en).

Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 10)
Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan onder voorwaarden te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van de bestemmingsgrenzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 12)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Inspraak / omgevingsdialoog
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Inspraak / omgevingsdialoog

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening is een omgevingsdialoog gehouden. Zowel de directeur van de woningcorporatie, de wijkraad als de omwonenden zijn persoonlijk geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling aan de Aquamarijnstraat. De resultaten hiervan zijn verwerkt in een verslag en is als bijlage 11 opgenomen.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties.

De Veiligheidsregio, het Waterschap en de Provincie hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben op het voorontwerpbestemmingsplan. De reacties geven daarmee geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

8.3 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is, conform de wettelijke procedure, op 22 april 2022 gepubliceerd en heeft vanaf 23 april 2022 zes weken ter inzage gelegen. Er zijn binnen genoemde termijn twee schriftelijke zienswijze naar voren gebracht. In de in bijlage 12 opgenomen Nota van zienswijzen zijn deze samengevat en becommentarieerd.

De zienswijzen geven geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

8.4 Vaststelling

Het bestemmingsplan "'t Hout - Aquamarijnstraat" is op 27 september 2022 ongewijzigd vastgesteld.