direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Suytkade I - Hoek Taftstraat - Fluweelstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Suytkade I - Hoek Taftstraat - Fluweelstraat" van de gemeente Helmond.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan de Taftstraat 2 te Helmond - percelen F976 (gedeeltelijk) en F1054 (gedeeltelijk) - is een supermarkt van de keten 'Lidl' aanwezig. De vestiging heeft een oppervlakte van circa 1.500 m² bvo, in een pand met een oppervlakte van 2.000 m² bvo. Het overige deel van het pand is momenteel leegstaand.

De initiatiefnemer is voornemens om de supermarkt te vergroten tot 2.000 m² bvo om een interne kwaliteitsverbetering door te kunnen voeren, de gevel van het pand aan te passen (entree verplaatsen) en een tweede parkeerterrein aan te leggen. De vergroting van het aantal vierkante meters supermarkt en de aanleg van een 2e parkeerterrein, ten behoeve van de supermarkt, ten oosten van het winkelpand past niet binnen het vigerende bestemmingsplan ''Suytkade I'', omdat dit bestemmingsplan een supermarkt toestaat met een maximale oppervlakte van 1.500 m² bvo en binnen de bestemming 'Gemengd' geen onafhankelijke parkeervoorzieningen zijn toegestaan. Er zijn alleen parkeerterreinen behorende bij de binnen de bestemming gelegen functies direct toegestaan. De gemeente Helmond heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het realiseren van een vergroting van de supermarkt naar 2.000 m² bvo, het aanpassen van de gevel, het aanleggen van een tweede parkeerterrein en het uitbouwen van de entree.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie F, nummers 976, 1054 en gedeeltelijk 1048. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 9.250 m². De gronden zijn deels particulier in eigendom en deels gemeentelijk eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Suytkade I", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 10 mei 2016. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

De gronden in het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Gemengd' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

De gronden in de bestemming 'Gemengd' bevatten ter plaatse van het plangebied de functieaanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - 4' en 'specifieke vorm van gemengd - 5'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 4' zijn deze gronden bestemd voor:

  • een supermarkt met een maximum bvo van 1500 m²;
  • maximaal 500 m² voor overige detailhandel en horeca I;
  • kantoor;
  • bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, en;
  • maatschappelijke voorzieningen.

Tevens gelden ter plaatse van het plangebied de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage 90%' en 'maximum bouwhoogte 8 meter' en gedeeltelijk de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 5' zijn deze gronden bestemd voor:

  • kantoor;
  • bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • leisure;
  • horeca I en II, en;
  • detailhandel waarbij horeca I en II en detailhandel ondergeschikt en ondersteunend aan de hiervoor genoemde voorzieningen dienen te zijn.

Tevens gelden ter plaatse van deze bestemming gedeeltelijk de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte 22 meter'.

Ook geldt dat ter plaatse van de enkelbestemming 'Gemengd' deze gronden zijn bestemd voor:

  • waterhuishouding, waterberging, wateraanvoer en waterafvoer;
  • toegangs- en ontsluitingswegen;
  • leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
  • waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, waterkeringen, kades, dammen, duikers en dergelijke;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, watergangen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, paden en overige verhardingen.

De gronden in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn onder andere bestemd voor:

  • wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer;
  • parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen, en;
  • waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen.

Tevens kent het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Deze aanduiding stelt regels ten behoeve van geluidsgevoelige objecten.

Conclusie

Het initiatief betreft de uitbreiding van de supermarkt naar 2.000 m² bvo binnen de bestemming 'Gemengd' en het aanleggen van een tweede parkeerterrein. Het vigerende bestemmingsplan staat alleen een supermarkt toe met een maximale oppervlakte van 1.500 m² bvo en binnen de bestemming 'Gemengd' zijn geen onafhankelijke parkeervoorzieningen toegestaan. Omdat de gronden van het 2e parkeerterrein niet in hetzelfde bestemmingsvlak liggen als de supermarkt kan niet worden gesproken van behorende bij een functie binnen het bestemmingsvlak. Het initiatief voldoet ook daarmee niet aan het vigerende bestemmingsplan. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied, inclusief een beschrijving van het planvoornemen.

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Wijdere omgeving

Het plangebied is gelegen in de relatief nieuwe stadswijk Suytkade. Deze stadswijk is gelegen ten zuiden van het centrum en het centraal station. Ruim twintig jaar geleden werd met de keuze voor de ontwikkeling van Suytkade een zuidelijke stap in de stedelijke ontwikkeling van Helmond gezet. Anno 2021 is het zuidelijke stadsdeel Suytkade volop in bedrijf en ontwikkeling. Ondanks dat door de woningbouwcrisis het aantal gerealiseerde woningen in Suytkade achter blijft op de oorspronkelijke planning, is hier een ruimtelijk en functioneel stedelijke omgeving van formaat aanwezig.

2.1.2 Directe omgeving

Het plangebied is gesitueerd in het oostelijke deel van de relatief nieuwe stadswijk Suytkade. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich de MBO opleiding de Groene Campus; het Leisure complex; en de woningen aan de Suytboulevard, de Arcadestraat, de Taftstraat en de Kanaalboulevard.

Het plangebied bestaat uit een recent (2014) gerealiseerde detailhandelsvoorziening, waarin ruimte is voor een supermarktvestiging van de Lidl (circa 1.500 m²) en kleinere ruimten voor detailhandelszaken (in totaal circa 500 m², gelegen aan de zijde van de Suytboulevard). De kleinere deatilhandelsruimten zijn nooit in gebruik genomen wat de uitstraling van het pand niet ten goed komt. Het pand kent één ingang ten behoeve van de detailhandelsvoorzieningen. Het oostelijke deel van het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein, omgeven door de Batikstraat, de Damaststraat, de Taftstraat en de Fluweelstraat. Onderstaande afbeeldingen geven de ligging van het plangebied in de directe omgeving weer en de bestaande situatie van het gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0005.jpg"

BESTAANDE INDELING GEBOUW

2.2 Plan

De initiatiefnemer is voornemens om de ruimten van de andere detailhandelsvestigingen toe te voegen aan de supermarkt en een nieuwe entreepartij te realiseren. Hiermee wordt de supermarkt uitgebreid naar 2.000 m² bruto vloeroppervlak. Daarnaast wordt het in paragraaf 2.1.2 benoemde braakliggende terrein ontwikkeld tot tweede parkeerterrein ten behoeve van de Lidl. In de volgende paragrafen wordt dit initiatief nader toegelicht.

2.2.1 Bebouwing en functies
2.2.1.1 Supermarkt

In de nieuwe situatie blijft het overgrote deel van de reeds bestaande supermarkt intact. Op plekken toegankelijk gesteld voor het winkelende publiek vinden enkel marginale ingrepen plaats. Echter vinden hiernaast de volgende wat grotere ingrepen plaats:

  • de entreekoffer wordt verplaatst naar onder de huidige bestaande luifel, gelegen in de uiterste noordwesthoek van het pand;
  • de ruimten die in de bestaande situatie horen bij de afzonderlijke detailhandelsvestigingen aan de westzijde van het pand worden ingericht voor de niet-publiekstoegankelijke ruimten, zoals magazijn, koelcellen, bake-off, emballage, sociale ruimten voor de werknemers. De daarmee vrijkomende ruimte in de bestaande supermarkt wordt ingericht voor het winkelende publiek;
  • aan de noordzijde van het pand wordt mogelijk in de toekomst als uitbreiding van de bestaande overkapte buitenruimte, binnen het bouwvlak, een droogloop gerealiseerd tussen de entree en het nieuwe parkeerterrein.

Onderstaande afbeeldingen geven een weergave van de nieuwe indeling van de supermarkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0006.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0007.jpg"  

NIEUWE INDELING GEBOUW

2.2.1.2 Tweede parkeerterrein

Zoals eerder benoemd wordt het braakliggende terrein, omgeven door de Batikstraat, de Damaststraat, de Taftstraat en de Fluweelstraat heringericht tot een parkeerterrein ten behoeve van de Lidl. Het parkeerterrein gaat plaats bieden aan 65 parkeerplaatsen.

Daarnaast wordt er ruimte gecreëerd voor de stalling van winkelwagens. Deze stalling biedt plaats aan 64 winkelwagens en wordt gesitueerd in de uiterste noordwesthoek van het parkeerterrein. Het parkeerterrein gaat tevens beschikken over een centraal gelegen groenvoorziening met boom, gesitueerd tussen de twee centraal gelegen parkeervlekken. Aan de noord- en zuidzijde wordt het parkeerterrein omzoomd door een groene zone met bomen en tot slot wordt het parkeerterrein aan de oostzijde omrand door een groene haag. Onderstaande afbeelding geeft een weergave van de inrichting van het nieuwe parkeerterrein binnen de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0008.jpg"

TWEEDE PARKEERTERREIN BINNEN DE DIRECTE OMGEVING

2.2.2 Verkeer en parkeren
2.2.2.1 Verkeer

De realisatie van de uitbreiding van de supermarkt naar 2.000 m² bvo en de realisatie van een tweede parkeerterrein kan invloed hebben op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Helmond wordt aangeduid als sterk stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Helmond tot de schil van het centrum behoort.

Huidige situatie

Binnen het plangebied bestaat in de bestaande situatie het aantal verkeersbewegingen uit twee onderdelen: de Lidl (discountsupermarkt) en de kleinschalige detailhandelsvestigingen (wijkcentrum gemiddeld). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Grootte   Totaal  
Discountsupermarkt   69,7 - 105,5 per 100 m² bvo   1.500 m²   1.046 - 1.583  
Wijkcentrum gemiddeld   39,8 - 63,6 per 100 m² bvo   500 m²   199 - 318  
Totaal       1.245 - 1.901  

Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de huidige situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 1.901 verkeersbewegingen per etmaal.

Nieuwe situatie

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: de Lidl (discountsupermarkt). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Grootte   Totaal  
Discountsupermarkt   69,7 - 105,5 per 100 m² bvo   2.000 m²   1.394 - 2.110  
Totaal       1.394 - 2.110  

Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 2.110 verkeersbewegingen per etmaal.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 315 verkeersbewegingen per etmaal. Dit betekent dat de verkeersafwikkeling van onderhavig plan zonder meer via de Taftstraat en omliggende wegen kan plaatsvinden. Echter betreft dit initiatief vooral een kwalitatieve verbetering van de detailhandelsvestiging. Hierdoor worden er niet direct meer klanten verwacht (maar meer tevreden klanten) en wordt er geen relevante toename van het aantal verkeersbewegingen verwacht.

2.2.2.2 Ontsluiting

In de huidige situatie wordt het plangebied ontsloten via de Damaststraat, de Taftstraat en de Fluweelstraat. De Damaststraat sluit aan op de Scheepsboulevard, die het verkeer via de Suytboulevard ontsluit op de Engelseweg en de Kanaaldijk ZW. Ook de Taftstraat sluit aan op deze Suytboulevard. De Fluweelstraat is een verbindingsweg tussen de Taftstraat en de Damaststraat. Daarnaast loopt dwars door het plangebied de Batikstraat. In de nieuwe situatie blijven de huidige ontsluitingswegen bestaan. Daarnaast wordt de Batikstraat ontwikkeld tot ontsluitingsweg voor het tweede parkeerterrein. Tevens worden de parkeerplaatsen, gesitueerd direct tegen de detailhandelsvestigingen, gerealiseerd aan de Batikstraat. Verkeerskundig is te verwachten dat de extra parkeerplaatsen aan de Batikstraat geen problemen vormen.

2.2.2.3 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in de gemeentelijke nota ''Paraplubestemmingsplan Parkeren'' en bevat de hoofdlijnen van het beleid. Dit paraplubestemmingsplan voorziet in de nieuwe parkeerregeling. De parkeerregeling is gebaseerd op de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' die op d.d. 23 januari 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Helmond is vastgesteld. Onderhavig initiatief ligt binnen de 'schil'.

Huidige situatie

Binnen het plangebied bestaat in de huidige situatie de parkeernorm uit één onderdeel de Lidl (supermarkt wijkverzorgend). Ten behoeve van de huidige situatie met 1.500 m² bvo zijn 118 parkeerplaatsen aanwezig.

Nieuwe situatie

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie de parkeernorm uit één onderdeel de Lidl (supermarkt wijkverzorgend). In de onderstaande tabel is de berekening van de parkeernorm uiteengezet.

Onderdeel   Parkeernorm   Grootte   Totaal  
Supermarkt wijkverzorgend   8 per 100 m² bvo   2.000 m²   160  
Totaal       160  

In overeenstemming met de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' moeten in de nieuwe situatie 160 parkeerplaatsen aanwezig zijn.

In de huidige situatie voorziet het plangebied in 118 parkeerplaatsen waarvan 4 mindervaliden plaatsen, waardoor niet wordt voldaan aan het aantal noodzakelijke parkeerplaatsen. Onderhavig planvoornemen voorziet daarom in 65 extra parkeerplaatsen, waardoor het totaal aantal parkeerplaatsen uitkomt op 183. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de parkeernorm en kan ook tijdens de piekuren iedereen eenvoudig een parkeerplek vinden.

Conclusie

De huidige situatie en het planvoornemen voorzien in voldoende parkeerplaatsen. De uitbreiding van het parkeerterrein betreft een verbetering van de dienstverlening van de supermarkt.

2.2.3 Groen en water

Binnen de ontwikkeling van het tweede parkeerterrein wordt ingezet op een centraal gelegen groenvoorziening, voorzien van diverse groenstructuren en aan de noord- en zuidzijde een groene zone met een bomenrij. Daarnaast wordt het parkeerterrein aan de oostzijde omgeven door een groene haag. In vergelijking met de bestaande situatie is dit een verbetering van de groenvoorziening, omdat in de huidige situatie dit gedeelte bestond uit een braakliggend terrein. Hierop stond enkel laag groeiend onkruid en één boom. De bestaande boom is opgenomen in de opzet van het parkeerterrein. Zowel in de bestaande als in de huidige situatie is er geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied.

2.3 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

2.3.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • parkeervoorzieningen elektrische auto's/deelauto;
  • de bebouwing is reeds gasloos;
  • in de winkels wordt overal Led-verlichting gebruikt;
  • op het dak zijn reeds zonnepanelen in gebruik.
2.3.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet in een nieuw parkeerterrein waarbij de beeldbepalende boom behouden blijft en wordt ingepast in de omgeving. Daarnaast wordt de bebouwing en het nieuwe parkeerterrein groen ingepast, doormiddel van toevoeging van hagen en bomen.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

3.1 Nationaal niveau

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  • Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  • Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  • In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  • Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  • Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  • Beperken van klimaatverandering ;
  • Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
  • Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  • Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
  • Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  • Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater;
  • Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  • Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  • Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  • Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  • Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  • Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Analyse

Het voorgenomen initiatief is in lijn met de omgevingsvisie en draagt bij aan het bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel, het realiseren van een goed leefomgevingskwaliteit en het waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving. Met voorliggend initiatief wordt de bestaande supermarkt te vergroot tot 2.000 m² bvo. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) / Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) / Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

Het ruimtelijke ordeningsbeleid van het Rijk is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) uit 2012. Het motto van de SVIR is: ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Dit krijgt vorm in een excellent internationaal vestigingsklimaat, dat ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit streven kracht bij te zetten gaat het roer om. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’) en zorgt ervoor dat de gebruiker centraal komt te staan. Het Rijk beperkt zich nog slechts tot 13 nationale belangen. Buiten die belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Vertrouwen is de basis voor deze nieuwe rolverdeling.

Om de 13 nationale belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen van lagere overheden zijn naast de SVIR het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2014) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro, 2014) in werking getreden. Voor Helmond zijn de volgende aspecten hieruit relevant, in die zin dat ze direct dienen door te werken in bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen:

  • vrijwaringszones langs rijksvaarwegen (i.c. Zuid-Willemsvaart); tracés van hoogspanningsverbindingen (i.c. door Brandevoort);
  • radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel, enkel voor het oprichten van windturbines met een tiphoogte van de wieken van meer dan 114 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis Volkel;
  • Radarverstoringsgebied Herwijnen, ligging binnen de 75 kilometerstraal. Voor het oprichten van windturbines met een tiphoogte van de windturbines van meer dan 90 meter boven NAP.
  • obstakelbeheergebied van vliegbasis De Peel (i.c. zuidelijk deel gemeente). De maximaal toelaatbare hoogte binnen dit horizontale vlak ligt op 177,1 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis De Peel.

Analyse

De Zuid-Willemsvaart is in het Barro aangewezen als rijksvaarweg en als vrijwaringszone van een rijksvaarweg. Volgens artikel 2.12 van het Barro moet in een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op een rijksvaarweg of een vrijwaringszone van een rijksvaarweg, rekening worden gehouden met het voorkómen van belemmeringen van de doorvaart, zichtlijnen en contact van de scheepvaart, de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten en beheer en onderhoud aan de rijksvaarweg.

In het voorliggende bestemmingsplan worden geen wijzigingen aangebracht in de bestaande situatie rondom de Zuid-Willemsvaart. De toegankelijkheid en overzichtelijkheid van de Zuid-Willemsvaart voor het scheepvaartverkeer wordt gehandhaafd conform de huidige situatie. Daarnaast is het plangebied op meer dan 350 meter gelegen, dat de vrijwaringszone van 25 meter gemeten uit de oeverlijn van de Zuid-Willemsvaart niet gelegen is over het plangebied. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee in lijn met het Barro.

Het tracé van hoogspanningsverbindingen is niet van toepassing op het plangebied. Het obstakel beheersgebied (vliegbasis De Peel) en het radarverstoringsgebied (vliegbasis Volkel) wel. Hoewel gelegen binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel en Herwijnen, worden de toelaatbare hoogtes in dit bestemmingsplan niet overschreden. Er worden immers geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt hoger dan 25 meter. Het bestemmingsplan past derhalve binnen de SVIR, Barro en Rarro.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot winkel uitbreiding gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie is een uitbreiding van 399 m² aan winkels (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal m² uitbreiding wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal m² wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus 400 m² (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Uit voorgaande blijkt dat uitbreiding met 500 m² wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Daarom is door BRO een effectenanalyse opgesteld, rapport: ''Ruimtelijk-functionele effectenanalyse Lidl Taftstraat 2, Helmond ' (9 augustus 2021, P01155). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 1.

Op basis van het onderzoek concludeert BRO dat planinitiatief resulteert in een versterking van de detailhandelsstructuur en de consumentenverzorging. Ook wordt leegstaande winkelruimte ingezet om de uitbreiding te realiseren. Onaanvaardbare effecten op de leegstand en op het woon-, leef- en ondernemersklimaat zijn vanwege het beperkte omzeteffect niet te verwachten.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014
  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014

Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening van de in 2010

vastgestelde Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant vastgesteld. De partiële herziening richt zich alleen op het verwerken van besluitvorming die op landelijk en

provinciaal niveau al heeft plaatsgehad. De provincie geeft in de ‘Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 – partiële herziening 2014’ de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant.

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord Brabant heeft als hoofddoel: ‘zorgvuldiger

omgaan met de Brabantse ruimte’. De provincie streeft ernaar om de economische,

ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten meer met elkaar in balans te brengen, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is in Noord-Brabant. Om het

hoofddoel te kunnen bereiken, heeft de provincie Noord-Brabant vijf leidende principes geformuleerd voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020:

  • meer aandacht voor de onderste lagen: het watersysteem, de bodemtypologie en
  • de geomorfologie en de infrastructuur;
  • zuinig ruimtegebruik;
  • concentratie van verstedelijking: inbreiden, herstructureren en intensiveren;
  • zonering van het buitengebied;
  • grensoverschrijdend denken en handelen.

Binnen de stedelijke structuur worden twee ontwikkelingsperspectieven onderscheiden:

  • stedelijk concentratiegebied (stedelijke regio’s): in het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan;
  • overig stedelijk gebied (landelijke regio’s): het overig stedelijk gebied, met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, voorziet in de opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte. Grootschalige verstedelijking is ongewenst en voor woningbouw geldt het principe ‘bouwen voor migratiesaldo-nul’. Bij de opvang van de verstedelijkingsbehoefte wordt het accent sterker verlegd van nieuwe uitleg naar het bestaand stedelijk gebied, door in te zetten op herstructurering en onderhoud. Beheer en (her)ontwikkeling van de bestaande voorraad vragen specifieke aandacht. Er wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik door de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Om het aansnijden van nieuwe ruimte in directe samenhang te bezien met de mogelijkheden voor inbreiden en herstructurering, heeft het Rijk de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De provincie gebruikt deze ladder voor haar afweging rondom zorgvuldig ruimtegebruik.

Analyse

Onderhavig plan betreft een binnenstedelijke herontwikkeling waarbij een de bestaande supermarkt wordt vergroot tot 2.000 m² bvo. Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierbij wordt aangesloten bij principes als zuinig ruimtegebruik en herstructurering.

Conclusie

De ontwikkeling is in lijn met het door de provincie Noord-Brabant voorgestane beleid, zoals omschreven in de ‘Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014’.

3.2.2 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de uitbreiding van een supermarkt naar 2.000 m² bvo en het aanleggen van een tweede parkeerterrein. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De uitbreiding van de supermarkt binnen het plangebied zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan van de uitbreiding. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van het tweede parkeerterrein kan voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De uitbreiding van de supermarkt vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast draagt deze uitbreiding bij aan de vraag vanuit de markt, zie paragraaf 3.1.3.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een uitbreiding van de supermarkt wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

3.2.3 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.
3.2.3.1 De toedeling van functies

Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 IOV wonen, werken of voorzieningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.

''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
    Onderhavig planvoornemen past binnen de regionale afspraken als bedoeld in afdeling 5.4.
  • b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
    Onderhavig planvoornemen betreft de beperkte uitbreiding van een supermarkt binnen een reeds bestaand gebouw en een realisatie van een tweede parkeerterrein voor de supermarkt. Deze ontwikkeling zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Daarnaast wordt deze locatie gerealiseerd als stedelijke inbreiding, waardoor binnen het concentratiegebied van de gemeente Helmond de stedelijke opgaven worden verwezenlijkt.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan alle uitvoeringsaspecten. Deze worden nader toegelicht in hoofdstuk 4.
  • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
    Onderhavig planvoornemen zorgt voor de beperkte uitbreiding van een supermarkt binnen een reeds bestaand gebouw en een realisatie van een tweede parkeerterrein voor de supermarkt binnen de kern van Helmond. Door het gebruik van een reeds bestaande supermarkt locatie is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik.
  • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
    Onderhavig planvoornemen voorziet met de beperkte uitbreiding van een supermarkt binnen een reeds bestaand gebouw en een realisatie van een tweede parkeerterrein voor de supermarkt mogelijkheden voor duurzaam gebruik van de bebouwing. Dit wordt verder uitgewerkt in het bouwplan behorende bij dit planvoornemen.
  • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan de in hoofdstuk 4.9 benoemde eisen voor de opvang en afvoer van hemelwater. Hiermee wordt voldaan aan dit sublid.
  • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
    Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een verandering/aanpassing met betrekking tot duurzame mobiliteit. Dit sublid is niet van toepassing.
  • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
    Onderhavig planvoornemen draagt met de beperkte uitbreiding van een supermarkt binnen een reeds bestaand gebouw en een realisatie van een tweede parkeerterrein voor de supermarkt bij aan de continuïteit van Helmond als woon-/verblijfslocatie. Daarnaast wordt de gemeentelijke economie gestimuleerd doordat de bewoners van de omgeving op deze locatie uitgaven doen.
3.2.3.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:

  • stalderingsgebied;
  • verbod uitbreiding veehouderij.

De artikelen 2.72 en 3.52 IOV stellen regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.

3.2.3.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.

Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, omdat middels de beperkte uitbreiding van een supermarkt binnen een reeds bestaand gebouw en een realisatie van een tweede parkeerterrein voor de supermarkt in het bestaand stedelijke gebied van Helmond geen extra verstening plaatsvindt. Met het behoud van de uiterlijke contouren van de bestaande bebouwing blijft een logische bebouwingsstructuur aan de Taftstraat bestaan.

Het planvoornemen leidt tot de toevoeging van 500 m² bvo. Uit de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (zie paragraaf 3.1.3) blijkt dat de uitbreiding gerechtvaardigd is. Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.

Kwaliteitsverbetering landschap
Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Het planvoornemen is niet gelegen binnen het landelijk gebied, maar in de gemeentelijke 'Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015' worden ondermeer ook stedelijke gebieden aan gewezen voor deze kwaliteitsverbetering. Zie voor een toetsing aan deze beleidsregel paragraaf 3.4.2. Met het planvoornemen wordt onder ander vorm gegeven aan de versterking van de groene, open structuren van het plangebied.

3.3 Regionaal niveau

3.3.1 Regionale detailhandelsvisie Metropoolregio Eindhoven (2015)

De volgende uitgangspunten van dit regionale detailhandelsbeleid zijn van belang: supermarkten worden gerealiseerd in of aan de rand van bestaande winkelgebieden en meer in het algemeen: nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten passen bij het verzorgingsgebied en aantoonbaar kwaliteit toevoegen en de structuur versterken en nieuwe detailhandelsontwikkelingen vinden in principe alleen plaats in de concentratiegebieden of op plekken waar dat voor de leefbaarheid noodzakelijk is.

Analyse
De uitbreiding van de Lidl is binnen het bestaande buurt-winkelcentrum Suytkade en zelfs binnen het zelfde gebouw waar de huidige supermarkt gesitueerd is, binnen bestaand concentratiegebied dus.


De uitbreiding van Lidl past bij het verzorgingsgebied omdat het aantal inwoners van Suytkade zelf inmiddels is toegenomen sinds de opening van Lidl. Ook is gebleken dat de supermarkt een grotere functie vervult dan alleen voor Suytkade, met het gereed komen van de tunnel en weg onder het station richting centrum in 2014, de centrumring. Daarnaast neemt de kwaliteit toe, er komt meer ruimte in de winkel en de parkeermogelijkheden worden uitgebreid met het nieuwe parkeerterrein.


De structuur wordt versterkt en de leefbaarheid vergroot omdat de al sinds de oplevering twee leegstaande units (voor winkels, horeca I) in het huidige pand van Lidl door deze uitbreiding worden gevuld. Zie voor verdere onderbouwing ook bijlage 1 Ruimtelijk-functionele effectenonderzoek Lidl Tafstraat 2, Helmond, BRO (2020), p. 9.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de Regionale detailhandelsvisie Metropoolregio Eindhoven (2015).

3.3.2 Detailhandelsvisie stedelijk gebied Eindhoven (SGE) (2015)

Bundeling van detailhandel in centra vormt een belangrijk element van de SGE-detailhandelsvisie. Dynamiek wordt bij voorkeur gefaciliteerd in of grenzend aan de bestaande winkelgebieden en op grootschalige concentraties. Versterking wordt in principe ondersteund, mits het de positie en functie van een centrum van hogere orde niet wordt ondermijnd.


Het belang van supermarkten wordt als volgt omschreven: supermarkten dragen in z'n algemeenheid in positieve zin bij aan de leefbaarheid van kernen en woonbuurten. Ze voorzien in de verzorging van de bewoners, dragen bij aan de leefbaarheid, hebben een functie als ontmoetingspunt. En over lokaal verzorgende centra: aan de supermarkten moet ruimte worden geboden indien functioneren in de knel komt. Hierbij mag de verzorgingsfunctie niet uit het oog worden verloren. Het beleid heeft tot slot ook als ambitie het faciliteren van vervanging, sanering en functiewijziging van winkelvastgoed op plekken waar structurele leegstand optreedt. Bij het detailhandelsbeleid stedelijk gebied Eindhoven hoort ook de Regionale Adviescommissie Detailhandel (RACD), die volgens criteria, vervat in het Reglement RACD, initiatieven van deelnemende gemeenten toetst op het beleid. Toetsing is verplicht bij initiatieven groter dan 2500 m² bvo in lokale centra (wat Suytkade is). Grote initiatieven kunnen immers een bovenlokaal of zelfs regionaal effect hebben.

Analyse
De uitbreiding van Lidl van 333 m² wvo, 500 m² bvo, vindt plaats in een bestaand buurt-winkelgebied (concentratie) en zelfs binnen het bestaande pand. Er komt zo ruimte om beter te functioneren (meer ruimte in winkel, beter parkeren), met een verzorgende functie voor de eigen buurt en andere wijken, liggend aan de centrumring en daarmee goed bereikbaar voor de rest van het centrumgebied. Tevens lost de uitbreiding structurele leegstand van winkelvastgoed op waarmee de gemeente functiewijziging faciliteert: opvulling van 2 units detailhandel/horeca I die sinds de oplevering leegstaan en waar blijkbaar op die plek toch geen vraag naar is. De supermarkt kan zo ook nog beter bijdragen aan de leefbaarheid van de woonbuurt. Doordat de uitbreiding slechts 500 m² bvo bedraagt en waarvan ook geen bovenlokaal effect verwacht wordt, is deze niet aan de Regionale Detailhandelscommissie (RACD) ter toetsing voorgelegd.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de Detailhandelsvisie stedelijk gebied Eindhoven (SGE) (2015).

3.3.3 Regionale MIRT-Afspraken 10.000 extra woningen 2030-2040 in centrumgebied Helmond

Helmond heeft de ambitie om in het kader van de regionale verstedelijkingsafspraken in de Brainport regio, waar Helmond in participeert (Bestuurlijke afspraak met het Rijk op basis van het MIRT Onderzoek verstedelijking en bereikbaarheid Brainport regio Eindhoven, d.d. 25 november 2020, en bekrachtigd door gemeenteraad Helmond op 16 maart 2021), in het centrumgebied in 2030-2040 circa 10.000 nieuwe woningen te bouwen. Hiermee groeit het totale inwonertal in Helmond tot 115.000 in 2040. Hierdoor zal de distributieve ruimte geleidelijk nog verder groeien in het centrumgebied. Dit komt bovenop de al geprognotiseerde ruimte door groei bevolking tot 2030, zoals onderbouwd in het BRO-rapport. Zie bijlage 1 Ruimtelijk-functionele effectenonderzoek Lidl Tafstraat 2 Helmond, BRO (2020), p. 9.

Analyse

Lidl Tafstraat-Suytkade ligt in dit centrumgebied en de geplande uitbreiding van Lidl sluit dus aan bij die ambitie.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de Regionale MIRT-Afspraken 10.000 extra woningen 2030-2040 in centrumgebied Helmond.

3.4 Gemeentelijk niveau

3.4.1 Structuurvisie Helmond 2030

In de, begin 2014 vastgestelde, Structuurvisie Helmond 2030 is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Helmond voor de periode 2014-2030 vastgelegd. Deze structuurvisie is geen blauwdrukplan met een vastomlijnde koers, maar juist een flexibel meebewegend beleidskader dat beter toegerust lijkt op de snel veranderende (ruimtelijke) behoeften en opgaven van deze tijd. De structuurvisie gaat veel minder dan voorheen uit van een lagenbenadering. In plaats daarvan is de structuurvisie opgebouwd rond een achttal ruimtelijk relevante thema’s die in samenhang het Ruimtelijk perspectief Helmond 2030 vormen.

De gemeente Helmond staat een evenwichtige benadering voor tussen het benutten van kansen voor vernieuwing en innovatie en het op peil houden en kwalitatief verbeteren van de bestaande detailhandelsstructuur. Hierin zet het in om de behoefte aan schaalvergroting binnen supermarkten in eerste instantie onder te brengen bij bestaande (wijk-)winkelcentra.

Analyse

Onderhavig plangebied ligt binnen de aanduiding 'Food Tech Park Brainport en zone voor Leisure Sport en Onderwijs', zoals op onderstaande afbeelding is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0009.jpg"

UITSNEDE STRUCTUURVISIE HELMOND 2030

Het uitgangspunt van de gemeente is om de Suytkade tot een volwaardig deel van het Centrum te laten uitgroeien (Centrum-Zuid). De doorontwikkeling van dit gebied rust daarmee op drie pijlers:

  • 1. Leisure, sport en cultuur
  • 2. Wonen
  • 3. Food Tech Park Brainport (inclusief opleidingsinstelling Groene Campus)

Bij de verdere ontwikkeling van Suytkade staat een tweetal beleidskoersen centraal.

  • 1. Meer flexibiliteit aanbrengen in programma en fasering Suytkade
    Door de economische crisis is zowel de kwalitatieve als kwantitatieve woningbehoefte sterk veranderd. Voor Suytkade vraagt dit om een ruimere fasering en meer flexibiliteit in het programma zonder dat daarbij de oorspronkelijke opzet als ruim kader verlaten wordt. Deze flexibiliteit geldt voor alle (drie) pijlers.
  • 2. De verbinding tussen Suytkade en Centrum verder versterken
    Met de ontwikkeling van Suytkade en het steeds bredere en ook stedelijke aanbod aan voorzieningen binnen deze locatie groeit ook de behoefte aan een betere verbinding met de rest van het centrum. De onderdoorgang bij het station in combinatie met het vernieuwde station en stationsplein zal op korte termijn een belangrijke verbetering opleveren, maar neemt niet weg dat voor met name het fiets- en wandelverkeer een verdere versterking van de verbinding met vooral het kernwinkelgebied wenselijk is.

Onderhavig plan omvat het uitbreiden van een supermarkt naar 2.000 m² bvo, inclusief de aanleg van een tweede parkeerterrein. Het plangebied is gelegen nabij het bestaande industrieterrein Hoogeind in de directe omgeving van de woningen aan de Zandstraat en omgeving.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de Structuurvisie Helmond 2030.

3.4.2 Kwaliteitsverbetering Landschap Helmond 2015

Met 'Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap Helmond 2015' (BKL) wordt beoogd nieuwe kwaliteitsimpulsen te geven aan het landschap binnen de gemeente Helmond. De beleidsregel geldt voor het gehele buitengebied van Helmond en voor de als relevant binnenstedelijk groen aangegeven delen van het stedelijk gebied. De keuze voor het buitengebied vloeit voort uit de provinciale Interim Omgevingsverordening. De keuze voor relevant binnenstedelijk groen vloeit niet voort uit de Interim Omgevingsverordening, maar is een gemeentelijke ambitie, die als zodanig is vastgelegd in de Structuurvisie Helmond 2030.

De vraag of het BKL van toepassing is kan worden afgeleid uit een beslisboom. Hierbij is allereerst van belang of het voornemen passend is binnen het geldende bestemmingsplan. Onderhavig plan omvat het uitbreiden van een supermarkt naar 2.000 m² bvo, inclusief de aanleg van een tweede parkeerterrein. Dit planvoornemen is niet passend binnen het geldende bestemmingsplan. Het planvoornemen is echter wel planologisch aanvaardbaar. Voor dergelijke initiatieven geldt dat het BKL van toepassing is indien het voornemen gelegen is binnen een binnenstedelijk groenzone. Onderstaande afbeelding geeft deze zones in relatie tot het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1000BP210075-2000_0010.jpg"

UITSNEDE BKL

Analyse

Het plangebied is niet gelegen binnen een binnenstedelijke groenzone en derhalve is het BKL voor het planvoornemen niet van toepassing.

3.4.3 Gemeentelijk Detailhandelsbeleid 2013

Uitgangspunt van het lokale beleid (2013) is het handhaven van het boodschappenaanbod dicht bij de inwoners van de gemeente, zoveel mogelijk geconcentreerd in centraal in het verzorgingsgebied gelegen winkelcentra. De aanwezigheid van een moderne full-service of discount-supermarkt geldt als een minimum randvoorwaarde voor een toekomstbestendig winkelcentrum. In het detailhandelsbeleid van de gemeente Helmond uit 2013 wordt buurtcentrum Suytkade gekenmerkt als een perspectiefvol buurt-winkelcentrum. De ligging tegen de toekomstige centrumring aan, maakt dat de supermarkt ook mensen van buiten het directe verzorgingsgebied bedient. De supermarkt heeft daarmee een belangrijke functie voor inwoners van het centrum van Helmond.


Het beleid stelt tevens dat in totaliteit grootschalige uitbreiding van detailhandel in de buurt- en wijkwinkelcentra niet wenselijk is, omdat op basis van de voorziene geringe bevolkingsgroei van Helmond er in de komende tien jaren onvoldoende distributieve ruimte is


Analyse

Dit alles geldt anno 2022 nog steeds voor Lidl Tafstraat in Suytkade, de vestiging blijft met de uitbreiding dichtbij de inwoners centraal in het verzorgingsgebied. De centrumring is gereed (tunnel onder station) en dus is Lidl ook goed bereikbaar voor inwoners van het centrum en andere wijken.

Voorts is dit geen grootschalige uitbreiding maar een toename van 333 m² wvo, binnen het bestaande pand. Bovendien was de extra woningbouw en daarmee extra bevolkingsgroei in het centrumgebied tot 2040 in 2013 nog niet voorzien, zie paragraaf 3.3. Hierdoor neemt de distributieve ruimte geleidelijk toe in het centrumgebied. Zie voor verdere ruimtelijk-economische onderbouwing bijlage 1 Ruimtelijk-functionele effectenonderzoek Lidl Tafstraat 2, Helmond, BRO (2020), p. 9.


Conclusie

De uitbreiding van Lidl past binnen het gemeentelijke Detailhandelsbeleid 2013

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten paragrafen

4.1 Bodemkwaliteit

4.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

4.1.2 Analyse

Het initiatief omvat de beperkte uitbreiding van een gevoelige functie, maar betreft geen bestemmingswijziging naar een gevoeliger functie. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.

4.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

4.2.2 Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een gemengd gebied. In de omgeving is sprake van matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals detailhandelvoorzieningen en één onderwijsinstelling.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de uitbreiding van een supermarkt binnen een reeds bestaand gebouw, een aanpassing van de gevel en een realisatie van een 2e parkeerterrein voor de supermarkt. Er is derhalve sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving. Een detailhandelsvestiging is een categorie-1 bedrijf. Met een richtafstand van 10 meter tot milieugevoelige objecten. Desalniettemin betreft het plangebied een gemengd gebied en wordt de afstandstap met één stap omlaag gebracht. De richtafstand bedraagt daarom 0 meter tot milieugevoelige objecten. Daarnaast is in de huidige situatie al een detailhandelsvestiging gevestigd op deze locatie. Ook betreft onderhavig planvoornemen een kwalitatieve verbetering van de reeds bestaande detailhandelsvestiging en leidt dit niet direct tot meer gebruikers van de vestiging.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
De detailhandelsvestiging is geen milieugevoelig object, waardoor omliggende inrichtingen geen invloed hebben op het plan.

4.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

4.3.2 Analyse

Het plangebied ligt niet in de directe omgeving van inrichtingen of buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt daarentegen wel binnen het invloedsgebied van de transportroute spoorlijn Eindhoven-Venlo. Het uitvoeren van een technisch onderzoek is echter niet noodzakelijk, omdat de afstand van het plangebied tot de spoorlijn meer dan 200 meter bedraagt. Daarnaast zorgt het initiatief niet voor een relevante toename van de personendichtheid en kunnen gebruikers zichzelf goed redden bij eventuele calamiteiten.

4.3.3 Reactie veiligheidsregio

De veiligheidsregio is akkoord en heeft geen opmerkingen.

4.3.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.4 Geluid

4.4.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

4.4.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten, omdat het een kwalitatieve verbetering van de detailhandelsvestiging betreft wordt er geen relevante toename van het aantal verkeersbewegingen verwacht. De uitbreiding van het parkeerterrein betreft ook een verbetering van de dienstverlening van de supermarkt. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.

4.4.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.5.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan betreft de beperkte uitbreiding van een supermarkt binnen een reeds bestaand gebouw en een realisatie van een tweede parkeerterrein voor de supermarkt. Het initiatief betreft een kwalitatieve verbetering van de detailhandelsvestiging waardoor er geen relevante toename van het aantal verkeersbewegingen wordt verwacht. De uitbreiding van het parkeerterrein betreft ook een verbetering van de dienstverlening van de supermarkt. Het initiatief betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2012, 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan. Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

4.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.6 Archeologie

4.6.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

4.6.2 Analyse

Binnen het gebied Suytkade lag een terrein met een hoge archeologische verwachtingswaarde. In het najaar van 2010 is in dit gebied een bodemsanering uitgevoerd. Tijdens deze werkzaamheden is een archeologische begeleiding uitgevoerd middels proefsleuven. Na de sanering zijn de archeologische waarden in dit gebied verdwenen en is de bestemming 'terrein van archeologische waarde' vervallen. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voor onderhavig initiatief is hierdoor niet noodzakelijk.

4.6.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.7 Cultuurhistorie

4.7.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

4.7.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

4.7.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.8 Natuurwaarden

4.8.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
4.8.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Verstorende effecten
Gezien de aard en omvang van het plan en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland kan worden geconcludeerd dat het plan geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.

Stikstofdepositie
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar. Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is door Econsultancy een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd, rapport: ''Onderzoek stikstofdepositie Taftstraat 2 te Helmond'' (26 juli 2021, 16507.002). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Naast stikstofdepositie, kunnen nog 19 andere storingsfactoren mbt Natura 2000 aan de orde zijn. Gezien de aard, omvang en effectbereik van het voornemen én vanwege de afstand ten opzichte van Natura 2000-gebied, zijn significant negatieve effecten vanwege deze storingsfactoren op voorhand uit te sluiten. Voor deze storingsfactoren is een vergunning Wnb en/of passende beoordeling met plan-MER niet aan de orde.

Soortenbescherming
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Econsultancy heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd om de effecten van het plan op beschermde soorten te bepalen: rapport "Quickscan wet Natuurbescherming Taftstraat 2 te Helmond" (11 augustus 2021, 16507.001). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.

Op basis van onderhavige quickscan flora en fauna, het braakliggend terrein vormt geschikt leefgebied voor de teunisbloempijlstaart, dient voor uitvoering van de plannen middels aanvullend veldonderzoek duidelijkheid te worden verkregen omtrent de functie van de onderzoekslocatie voor de vlindersoort teunisbloempijlstaart. Dit kan middels een nader onderzoek waarbij de aanwezigheid van deze soort kan worden vastgesteld dan wel uitgesloten.

Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen of door voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcheck uit te laten voeren door een ter zake kundige. Ten aanzien van vleermuizen kunnen overtredingen worden voorkomen door verlichting op vleermuisgeschikte gevels niet toe te laten nemen.

Voor overige beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming gezien de aard van de voorgenomen ingreep of wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht ten aanzien van algemene grondge-bonden zoogdieren en amfibieën.

Naar aanleiding van de quickscan flora en fauna heeft Econsultancy een aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd, rapport: ''Rapportage aanvullend ecologisch onderzoek Taftstraat 2 te Helmond'' (23 september 2021, 16507.003). De rapportage is bijgevoegd als bijlage 4.

Econsultancy concludeert dat tijdens de veldbezoeken, ondanks grondige inspecties, geen individuen van teunisbloempijlstaart zijn waargenomen. Er zijn echter wel vraatsporen aangetroffen op waardplanten van de teunisbloempijlstaart. Desalniettemin kan de aanwezigheid van teunisbloempijlstaart uitgesloten worden vanwege het feit dat er geen individuen van teunisbloempijlstaart zijn aangetroffen en de vraatsporen op desbetreffende waardplanten verklaard kunnen worden door andere soorten die aanwezig zijn op de onderzoekslocatie.

Met betrekking tot de teunisbloempijlstaart hoeven vanwege de afwezigheid van de soort geen verdere maatregelen getroffen te worden. Wel dient te allen tijde de algemene zorgplicht ten aanzien van broedvogels, grondgebonden zoogdieren en amfibieën nageleefd te worden. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan wordt om het verstoren, verwonden en/of doden van dieren te voor-komen.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

4.8.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.9 Waterparagraaf

4.9.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

4.9.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

4.9.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
  • Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie
    De relevante beleidsontwikkelingen op het gebied van water worden bij het Rijk opgenomen in het Deltaprogramma. Hierin is voor verschillende thema's beschreven wat het beleid is en hoe het Rijk dat in overleg met overige partners wil gaan bereiken. Het Deltaprogramma bestaat uit verschillende onderwerpen op het gebied van water. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie het meest relevant, omdat hierin de consequenties van de klimaatontwikkelingen voor Nederland zijn opgenomen, evenals de maatregelen die we moeten nemen om 'klimaatadaptief' te worden. Een deel van deze maatregelen zal ruimtelijke impact hebben.
    Met 'klimaatadaptief' wordt bedoeld: het klimaatrobuust en klimaatbestendig inrichten van Nederland, gegeven de klimaatontwikkelingen die op ons afkomen. Op basis van de internationale en nationale klimaatmodellen is de verwachting dat het weer in Nederland extremer gaat worden. Dat betekent: meer hevige regenbuien (veel neerslag in korte tijd) en langere periodes met droogte en hitte. Dit heeft consequenties voor de leefbaarheid in steden en dorpen en voor bijna alle (economische) sectoren in Nederland.
    Met het nemen van klimaatrobuuste maatregelen wordt ingespeeld op deze veranderingen waarmee we steden en dorpen leefbaar houden en (economische) schade door wateroverlast, droogte en hitte beperken.
4.9.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
4.9.2.3 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021
    Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede of mensen en dieren in Noordoost-Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.

  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 500 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 500 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
  • De beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’
    De beleidsnota bevat acht uitgangspunten, die alle zijn gehanteerd bij het opstellen van voorliggend plan:
    • 1. Wateroverlastvrij bestemmen
    • 2. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
    • 3. Voorkomen van vervuiling
    • 4. Gescheiden houden van schoon en vuil water
    • 5. Doorlopen van de afwegingsstappen: "hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer"
    • 6. Meervoudig ruimtegebruik
    • 7. Water als kans
    • 8. Waterschapsbelangen
4.9.2.4 Gemeentelijk beleid
  • Waterplan Helmond 2012-2015/2018
    Het waterbeleid van de gemeente Helmond is vastgelegd in het Waterplan 2012-2015 dat door de gemeenteraad is vastgesteld en geeft de kaders aan waarbinnen het waterbeheer in Helmond vorm moet krijgen. Het Waterplan is door de gemeenteraad verlengd voor de periode tot en met 2018 en wordt momenteel nog steeds gebruikt. Herziening vindt hoogstwaarschijnlijk in 2022 plaats, in verband met de komst van de Omgevingswet.

    Het gemeentelijke waterplan is een gezamenlijk product van gemeente en waterbeheerder en geeft een uitgewerkte visie op de plaats die het water nu en in de toekomst in Helmond kan innemen. Het geeft daarbij aan wat als gewenste ontwikkeling wordt gezien.

    De visie is richtinggevend voor het onderdeel water bij planvorming en invulling van projecten. Belangrijke onderwerpen in het Waterplan 2012-2015/2020 zijn:
    • 1. Water en ruimtelijke ordening;
    • 2. Water en ecologie;
    • 3. Beleving van water;
    • 4. Waterkwaliteit;
    • 5. Stedelijk grondwater;
    • 6. Waterketenbeheer (waaronder afkoppelen en de voorkeursvolgorde voor het verwerken van schoon hemelwater);
    • 7. Beheer en onderhoud van stedelijk water

  • Op deze wijze wordt het mogelijk het aspect water te betrekken bij integrale beleidsafwegingen en daarbij de consequenties van keuzes voor het water aan te geven.

    Het onderwerp 'klimaatadaptatie' is benoemd in het programmaplan Duurzame en Gezonde Stad. De gemeente heeft nog geen beleid vastgesteld over dit onderwerp. Naar verwachting wordt in 2021 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daar waar mogelijk worden klimaatadaptieve maatregelen al wel meegenomen in projecten en plannen.
4.9.3 Watersysteem
4.9.3.1 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

4.9.3.2 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 40-80 m -mv (bron: bodemkaart).

Ondergrondse voorzieningen moeten waterdicht worden aangelegd, indien het verblijfsruimten betreft (eis Bouwbesluit). Als de ondergrondse voorziening geen verblijfsruimte is, is het waterdicht maken niet verplicht op grond van het Bouwbesluit. De gemeente kan echter niet aangesproken worden op het handhaven van een bepaald grondwaterpeil om diepliggende ondergrondse voorzieningen droog te houden. Bij grondwateroverlast is de perceeleigenaar in eerste instantie aan zet om het probleem te verhelpen. Het beleid ten aanzien van grondwateroverlast is vastgelegd in het 'verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023'. De gemeente zal geen maatregelen treffen om de grondwaterstand permanent te verlagen ten opzichte van het huidige niveau.

4.9.3.3 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

4.9.4 Hemelwater
4.9.4.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de afname van verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak staat in de vierde kolom. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie (nieuw = bestaand - afname + toename).

omschrijving   bestaand   afname   toename   nieuw  
bebouwing   1.990   m2   0   m2   0   m2   1.990   m2  
bestrating   1.500   m2   0   m2   2.595   m2   4.095   m2  
totaal   3.490   m2   0   m2   2.595   m2   6.085   m2  

De totale toename van de verharding is 6.085 - 3.490 = 2.595 m2. Desalniettemin is in het vigerende bestemmingsplan al rekening gehouden met de komst van een nieuw gebouw inclusief bijbehorende verharding. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is er dus geen toename in verharding. Het water binnen het plangebied wordt in de groenzones rondom en in het midden van het plangebied opgevangen. Borging van deze groenzones, aangegeven in de situatietekening, is juridisch geregeld middels opname van artikel 3.2.1, lid d en de getekende anterieure overeenkomst en. Tevens zal ook in de bouwvergunning worden getoetst aan deze afspraken.

Voorkeursvolgorde omgaan met regenwater
De voorkeursvolgorde voor het omgaan met regenwater is: hergebruik, infiltratie, buffering en afvoer. Bij hergebruik kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met een aantal proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de aangescherpte regelgeving maakt het grootschalige hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. In dit plan wordt geen rekening gehouden met hergebruik van regenwater. Voor de aspecten infiltratie, buffering en afvoer wordt onderstaand aangegeven hoe hiermee omgegaan wordt.

Hydrologisch neutraal ontwikkelen

  • Het gebied is vanuit oppervlaktewater niet inundatiegevoelig
  • Het gebied is vanuit grondwater niet gevoelig voor overlast.

Voorkomen vervuiling
Uitgangspunt bij elke ruimtelijke ontwikkeling is, dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Waar mogelijk wordt een verbetering nagestreefd. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door het (veranderende) ruimtegebruik en het gebruik van bouwmaterialen. Het nieuwbouwplan brengt wel enige verandering van het huidige ruimtegebruik met zich mee, maar geen sprake is van een geheel andere situatie. Eerder is in de toekomstige situatie sprake van een vergelijkbare met de huidige, waarbij omdat sprake is van nieuwbouw wel rekening kan worden gehouden met de te gebruiken bouwmaterialen.

Bouwmaterialen

De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beïnvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen en is ook van toepassing op het onderhavige plangebied. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat deze het vrijkomende regenwater niet onnodig vervuild en daarom geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt.

Gebruik onkruidwerende middelen in groen en op verhardingen

Voor het gebruik van onkruidwerende middelen in groen en op verharding volgt de gemeente Helmond het landelijke beleid. Onkruidwerende middelen worden al sinds enkele jaren niet meer gebruikt in openbaar groen. Voor bestrijding op verhardingen vindt gebruik, voor zover toegestaan, plaats via de DOB-systematiek. Vanaf 2015 vindt bestrijding op verhardingen alleen nog mechanisch plaats, dat wil zeggen: branden, heet water en/of borstelen.

4.9.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Taftstraat geloosd worden.

4.9.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

4.10 Milieueffectrapportage

4.10.1 Inleiding

De m.e.r.-regelgeving is erop gericht het milieu een volwaardige plaats in besluitvormingsprocessen te geven. Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt altijd om een integrale afweging. In bepaalde gevallen is de verplichting opgelegd om de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit evenals alternatieven hiervoor en mogelijke maatregelen, te beschrijven. In deze paragraaf is getoetst of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.

4.10.2 Analyse

De ontwikkeling in het plangebied is aan te merken als een activiteit genoemd onder D.11.2 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) van de bijlage behorend bij het Besluit milieueffectrapportage, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Het voornemen omvat de de uitbreiding van een supermarkt naar 2.000 m² bvo en het aanleggen van een tweede parkeerterrein. Het plangebied wordt daarvoor verhard met bebouwing en bestrating. Dat wil zeggen dat er een motivering moet worden gegeven, gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij een m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Deze m.e.r.-aanmeldnotitie is bijgevoegd in bijlage 5.

Relevante natuurbeschermingsregimes

De bescherming van de natuur is in Nederland geregeld via specifieke groene wet- en regelgeving en via het bestemmingsplan. De groene wetten omvatten de Wet natuurbescherming (soortbescherming, gebiedsbescherming en bescherming houtopstanden) en de Gemeentelijk verordening (kap van bomen). In een bestemmingsplan zijn de bestaande en nieuwe natuurbestemmingen en gebruiksbeperkingen ruimtelijk vastgelegd (Natuur Netwerk Nederland, specifieke landschappelijke en natuurwaarden). Dit betreft de planologische doorwerking van de provinciale Interim Omgevingsverordening, waarin ook aspecten met betrekking tot de landschappelijke kwaliteit en de natuurcompensatie zijn neergelegd.

Toets Natura 2000

In het kader van de gebiedsbescherming dient volgens de Wet natuurbescherming te worden getoetst of er effecten zijn op Natura 2000-gebieden. Hierbij dient de effectbepaling plaats te vinden middels een stikstofdepositieberekening met Aerius Calculator. Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 bijgevoegd.

Uit de stikstofdepositieberekening volgt dat een passende beoordeling niet aan de orde is (en dus ook geen plan-MER). Ook is er geen vergunning Wet natuurbescherming voor het onderdeel N2000 nodig. Voor wat betreft het projecteffect betekent dit dat het voornemen vergunningsvrij is in het kader van onderdeel N2000 van de Wet natuurbescherming.

Toets soortbescherming

Uit de toets soortbescherming volgt dat voor uitvoering van de plannen middels aanvullend veldonderzoek duidelijkheid te worden verkregen omtrent de functie van de onderzoekslocatie voor de vlindersoort teunisbloempijlstaart. Dit kan middels een nader onderzoek waarbij de aanwezigheid van deze soort kan worden vastgesteld dan wel uitgesloten.

Uit het nader onderzoek volgt dat tijdens de veldbezoeken, ondanks grondige inspecties, geen individuen van teunisbloempijlstaart zijn waargenomen. Er zijn echter wel vraatsporen aangetroffen op waardplanten van de teunisbloempijlstaart. Desalniettemin kan de aanwezigheid van teunisbloempijlstaart uitgesloten worden vanwege het feit dat er geen individuen van teunisbloempijlstaart zijn aangetroffen en de vraatsporen op desbetreffende waardplanten verklaard kunnen worden door andere soorten die aanwezig zijn op de onderzoekslocatie.

4.10.3 Conclusie

Het plan is wat betreft de relevante natuurbeschermingsregimes uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

5.1 Financieel

De nog te ontwikkelen gronden in dit plangebied zijn eigendom van de Gemeente Helmond

en maken deel uit van de gemeentelijke grondexploitatie 'Suytkade'.

Omdat de gronden die het hier betreft volledig in eigendom zijn van de gemeente Helmond en als zodanig deel uitmaken van de gemeentelijke grondexploitatie Suytkade en daarmee voor de gemeente Helmond, conform artikel 6.12 tweede lid Wet ruimtelijke ordening (Wro),

het kostenverhaal over de in het ruimtelijk plan begrepen gronden volledig verzekerd is en ook het stellen van nadere eisen en regels omtrent tijdvak/fasering en locatie/uitvoering niet aan de orde is, is het niet nodig om dit plan vergezeld te doen gaan van een in artikel 6.12. eerste lid Wro bedoeld exploitatieplan.

Met de beoogde ontwikkeling is binnen de grondexploitatie Suytkade dus rekening gehouden. De gronden worden bouwrijp verkocht conform het grondprijzenbeleid van de Gemeente Helmond. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is deze ontwikkeling economisch uitvoerbaar.

5.2 Maatschappelijk

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Suytkade I - Hoek Taftstraat - Fluweelstraat’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting worden vermeld.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

6.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Gemengd (artikel 3)

Binnen deze bestemming zijn diverse functies toegelaten, waarbij een onderscheid is gemaakt naar zes verschillende vormen van gemengd. Afhankelijk van de specifieke vorm die is aangegeven betreft het: kantoor, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, leisure, detailhandel, horeca I en II al dan niet ondersteunend en ondergeschikt , sport, vergaderfaciliteiten, een supermarkt. Er is een aanduiding opgenomen waar bedrijven tot en met categorie 3.1 zijn toegestaan. Er is een binnenplanse afwijking opgenomen om op locaties waar leisure is toegestaan de leisurefuncties entertainment en vermaak onder voorwaarden mogelijk te maken. Voor drie gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-3'is onder voorwaarden een wijzigingsbevoegdheid naar Woongebied, al dan niet met de aanduiding 'zorgwonen', opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 4)
Regelt dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene aanduidingsregels (artikel 5)
In dit plan is de geluidzone industrie van Vlisco en Hoogeind opgenomen. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd.

Algemene bouwregels (artikel 6)
Hierin staat een verbod om te bouwen als daardoor andere bouwwerken met bijbehorend bouwperceel niet langer voldoen aan, en/of meer gaan afwijken van plan. Tevens opgenomen laad- en losmogelijkheden en de mogelijkheid om nadere eisen te stellen.

Algemene gebruiksregels (artikel 7)

Hier is een verbod opgenomen om de gronden en/of bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming(en).

Algemene afwijkingsregels (artikel 8)
Geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid om een afwijking te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 9)
Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid het plan onder voorwaarden te wijzigen voor geringe wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 11)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Vooraankondiging
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

7.1 Vooraankondiging

Op 22 april 2021 is de kennisgeving als bedoeld in artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd waarin is aangegeven dat er voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is.

7.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Aan de hand van de ingekomen reacties van de Provincie en het Waterschap is het plan op enkele punten aangepast.

7.3 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 4 maart 2022 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende de inzagetermijn zijn geen zienswijzen ingediend tegen dit plan.

7.4 Vaststelling door gemeenteraad

Op 9 juni 2022 heeft de gemeenteraad van Helmond het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.