Gemeente Etten-leur

Planteksten

Op deze pagina vindt u de planteksten behorende bij het plan Loon- en grondwerkbedrijf de Regt.

Toelichting


 

 

 

BESTEMMINGSPLAN LOON- EN GRONDWERKBEDRIJF DE REGT

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datum vaststelling: 7 september 2020

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Het loon- en grondwerkbedrijf De Regt B.V. wil haar bedrijfsvoering in Etten-Leur optimaliseren. Het bedrijf wil de vestiging aan de Donkerstraat 33 opheffen, de bedrijfswoning en het bedrijfsgebouw krijgen dan een woonbestemming. De bedrijfsvoering aan de Attelakenseweg 10B kan verbeterd worden door het buitenterrein uit te breiden ten behoeve van de opslag en stalling van de dagelijks benodigde materialen, voer- en werktuigen. Tevens zal de vorm van het bouwvlak veranderen zonder de totale oppervlakte van het bouwvlak te vergroten. Op de locatie aan de Hanekinderstraat 41 zullen, naast de hier gevestigde akkerbouwtak van het bedrijf, materiaal, voer- en werktuigen van de hoofdvestiging aan de Attelakenseweg 10B gestald worden die niet dagelijks gebruikt worden.

 

De gemeente wil onder bepaalde voorwaarden meewerken aan deze bedrijfsoptimalisatie van het loon- en grondwerkbedrijf. Belangrijke voorwaarden zijn een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omgeving van de bedrijfslocaties, een aanvaardbare verkeersafwikkeling en -veiligheid, en een goede landschappelijke inpassing van alle locaties. Natuurlijk moeten de ontwikkelingen voldoen aan de regels van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. De gemeente stelt vast dat aan alle ruimtelijke voorwaarden voldaan wordt en wil daarom planologische medewerking verlenen aan de gewenste ontwikkelingen.

 

Voor deze ontwikkeling moet een procedure tot herziening van de vigerende bestemmingsplannen ‘Buitengebied’ en ‘Schoenmakershoek-Oost’ gevolgd worden. Het plangebied van deze herziening omvat de bedrijfslocaties aan de Donkerstraat 33 en de Attelakenseweg 10B en de locatie aan de Hanekinderstraat 41, waar de akkerbouwtak van het loon- en grondwerkbedrijf gevestigd is:

  • Volgens het vigerende bestemmingsplan ‘Schoenmakershoek-Oost’ heeft de planlocatie aan de Donkerstraat 33 de bestemming ‘Agrarisch’ met de functieaanduiding 'loon- en grondwerkbedrijf'. De herziening betreft de opheffing van het agrarische bouwvlak van het loon- en grondwerkbedrijf en daarvoor in de plaats een woon- met bijhorende tuinbestemming en landschappelijke inpassing van de gronden.

  • Volgens het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ heeft de planlocatie aan de Hanekinderstraat 41 de bestemming ‘Agrarisch’ met de functieaanduiding ‘champignonkwekerij’. De herziening betreft het opheffen van de planologische mogelijkheid voor een champignonkwekerij en daarvoor in de plaats de opslag van materiaal, voer- en werktuigen van het loon- en grondverzetbedrijf en landschappelijke inpassing van de locatie.

  • Volgens het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ heeft de planlocatie aan de Attelakenseweg 10B ter plaatse van de uitbreiding de bestemming ‘Agrarisch’. De herziening betreft het opheffen van de agrarische bestemming en daarvoor in de plaats uitbreiding van het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’ ten behoeve van opslag en stalling van dagelijkse materialen en voer- en werktuigen ten behoeve van het bestaande loon – en grondwerkbedrijf. Tevens betreft de herziening het veranderen van de vorm van het bouwvlak zonder het bouwvlak te vergroten, alsook de landschappelijke inpassing van de locatie.

 

In deze plantoelichting wordt de onderbouwing gegeven voor deze bestemmingsplanherziening waarmee medewerking wordt verleend aan het initiatief.

 

 

1.2 Opzet van de toelichting

 

In hoofdstuk 2 van deze herziening van het bestemmingsplan Buitengebied worden de huidige en de gewenste toekomstige situatie geschetst. Hoofdstuk 3 bevat een samenvatting van het relevante beleid. In hoofdstuk 4 wordt de toelaatbaarheid van het initiatief vanuit milieu- en omgevingsaspecten beoordeeld/onderbouwd. De beschrijving van de planvorm is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt informatie gegeven over de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project beschreven.

 

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

 

 

2.1 Huidige situatie

 

Het loon- en grondwerkbedrijf is gevestigd op meerdere locaties in Etten-Leur. Het werkveld beslaat circa 40 km rondom de hoofdvestiging aan de Attelakenseweg 10B. Naast agrarisch loonwerk en bijbehorend verhuur van materieel en personeel is de aanleg, het beheer en onderhoud van natuur en landschap in het buitengebied de kerntaak van het loon- en grondwerkbedrijf. Opdrachtgevers zijn agrariërs, particulieren, gemeenten, waterschappen, natuur- en recreatieschappen, etc. Tevens heeft het familiebedrijf een volwaardige akkerbouwtak aan de Hanekinderstraat 41 met een groot aantal hectares in de directe omgeving.

 

Op de volgende locaties in het buitengebied van Etten-Leur is het loon- en grondwerkbedrijf gevestigd:

  1. De hoofdvestiging aan de Attelakenseweg 10B.

  2. De (dagelijkse) opslag- en stallingslocatie aan de Donkerstraat 33.

  3. De (langdurige) opslag- en stallingslocatie aan de Hanekinderstraat 20.

 

Het akkerbouwbedrijf is gevestigd aan de Hanekinderstraat 41.

 

  1. Loon – en grondwerkbedrijf aan de Attelakenseweg 10B

De bedrijfslocatie aan de Attelakenseweg 10B is de hoofdvestiging waar de dagelijkse bedrijfsvoering plaatsvindt. Op deze locatie is sprake van tijdelijke stalling van (land-)bouwmachines, motorrijtuigen met beperkte snelheid, werktuigen en overige hulpmiddelen. Tevens vindt er onderhoud en reparatie aan eigen materieel plaats en is er een tankinstallatie voor eigen voertuigen aanwezig. Verder zijn een bedrijfswoning en een kantoor aanwezig. De dagelijkse activiteiten van het bedrijf worden vanuit deze locatie geregeld, de locatie is gelegen midden in het werkgebied van het bedrijf. Verder ligt een zeer beperkte werkvoorraad van hulp-, bouw-, afval- en grondstoffen opgeslagen.

 

 [image]

Afbeelding 1 Hoofdvestiging Attelakenseweg 10B (bron: Googlemaps)

 

De bedrijfswoning en het -gebouw dateren uit de jaren ’80. De bedrijfsloods is bouwkundig in goede staat en asbest is verwijderd. In 2019 is een kantoor gebouwd zodat de dagelijkse activiteiten vanuit deze hoofdvestiging gecentraliseerd plaatsvinden.

 

  1. Loon- en grondwerkbedrijf aan de Hanekinderstraat 20

De bedrijfslocatie aan de Hanekinderstraat 20 betreft een locatie waar langdurige stalling van (land-)bouwmachines, motorrijtuigen met beperkte snelheid, werktuigen en overige hulpmiddelen plaatsvindt. Dit zijn vooral seizoensgebonden agrarische loonwerk machines en werktuigen die voor langere tijd gestald moeten worden. Ook worden er specialistische machines voor grond-, water- en wegenbouw en cultuurtechniek gestald, die in mindere mate ingezet worden. Tevens vindt hier opslag van materialen en gereedschappen plaats. Verder zijn een kantoor en bedrijfswoning aanwezig.

 

 [image]

Afbeelding 2 Bedrijfslocatie Hanekinderstraat 20 (bron: Googlemaps)

 

De bedrijfsloods is gebouwd omstreeks 1999. De loods is bouwkundig in goede staat.

 

  1. Loon- en grondwerkbedrijf aan de Donkerstraat 33

De bedrijfslocatie aan de Donkerstraat 33 betreft een locatie dat al lange tijd in bezit is van het bedrijf. Deze locatie wordt gebruikt voor stalling van (land-)bouwmachines, motorrijtuigen met beperkte snelheid, werktuigen en overige hulpmiddelen. Ook vinden er kleinschalige onderhoudswerkzaamheden plaats. Verder worden hier de noodzakelijke hulp-, bouw-, afval- en grondstoffen opgeslagen die niet aan de Attelakenseweg 10B opgeslagen kunnen worden. Tevens is een bedrijfswoning aanwezig.

 

De bestaande bedrijfswoning en loods zijn bouwkundig in goede staat en asbest is verwijderd.

 

  1. Akkerbouwbedrijf aan de Hanekinderstraat 41

Het familiebedrijf heeft zes jaar terug de leegstaande champignonkwekerij aan de Hanekinderstraat 41 gekocht. De locatie is in gebruik voor de akkerbouwtak van het bedrijf. Deze bedrijfstak is gericht op de vollegrondteelt. De bestaande bedrijfsloodsen worden gebruikt voor de opslag van de voor het akkerbouwbedrijf bestemde machines en voor de opslag van landbouwproducten.

 

De bedrijfsopstallen zijn gerealiseerd in 2000 en in goede staat. Qua oppervlakte en hoogte zijn deze gebouwen geschikt voor de stalling van grote en hoge voertuigen en machines.

 

 [image]

Afbeelding 3 Bedrijfslocatie Donkerstraat 33 (bron: Googlemaps)

 

 

 [image]

Afbeelding 4 Akkerbouwbedrijf Hanekinderstraat 41 (bron: Googlemaps)

 

 

2.2 Toekomstige situatie

 

Het loon- en grondwerkbedrijf wil een ontwikkelingsslag maken. Belangrijke doelstelling is het realiseren van een efficiënte(re) bedrijfsvoering op de verschillende bedrijfslocaties in het buitengebied van Etten-Leur. Doordat de bedrijfsvoering wordt geoptimaliseerd zullen op en tussen de bedrijfslocaties minder vervoersbewegingen nodig zijn. De locatie aan de Donkerstraat 33 wordt opgeheven, de locatie aan de Attelakenseweg 10B uitgebreid. Tevens krijgen de bedrijfslocaties een specifieke bedrijfsmatige invulling (dagelijkse versus langdurige opslag en stalling).

 

Autonome ontwikkelingen sector loon – en grondwerkbedrijven

Bij loon- en grondwerkbedrijven heeft er zich de laatste jaren - inherent aan de ontwikkelingen van het buitengebied in brede zin - een herverdeling van werkvelden plaatsgevonden. Niet alleen agrariërs zijn beheerder van het buitengebied of opdrachtgever voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden in het buitengebied.

 

De feitelijke activiteiten van loon- en grondwerkbedrijven, zowel binnen als buiten de inrichting, zijn niet gewijzigd. Er is altijd sprake van de stalling van landbouwmachines, motorrijtuigen met beperkte snelheid, werktuigen en overige hulpmiddelen, onderhoud en reparatie aan eigen materieel en de op- en overslag van (een strategische werkvoorraad aan) hulp-, bouw-, grond- of afvalstoffen.

 

Zowel landelijk als in de provincie Noord-Brabant is circa 90-95% van deze bedrijven gevestigd in het buitengebied of in een kernrandzone. De gemiddelde bedrijfsgrootte is 1,25 hectare en in 98% van de gevallen is een bedrijfswoning aanwezig. De gemiddelde bedrijfsomvang is 10 fte. Daarmee is deze sector de grootste werkgever voor personeel in en uit het landelijk gebied.

 

Ontwikkelingen loon- en grondwerkbedrijf Etten-Leur

De autonome ontwikkelingen binnen deze sector en de toegenomen mechanisatiegraad van machines en werktuigen vereisen bedrijfsgebouwen van een zekere omvang - zowel qua grootte als in de hoogte - en een efficiënt bedrijfsterrein. Dit geldt ook voor het loon- en grondwerkbedrijf in Etten-Leur. Inherent aan de ontwikkeling in deze sector beschikt het loon- en grondwerkbedrijf over een omvangrijk machinepark. Bovendien is het materieel in toenemende mate als kwetsbaar aan te merken:

  • Het materieel heeft een hoge mate van technologie en elektronica (boardcomputers, gps, etc.).

  • Het materieel bevat draaiende, tegen weersinvloeden onbeschermde onderdelen. Bij stilstand of als het materieel niet in gebruik is, leidt dit tot roestvorming, vastlopende onderdelen en storingen, met een toename aan onderhoud en reparaties tot gevolg.

  • Het materieel is zeer kwetsbaar voor diefstal.

  • Diverse machines en werktuigen zijn maar een deel van het jaar inzetbaar.

 

De bedrijfslocatie aan de Donkerstraat 33 wordt opgeheven. Hierdoor verdwijnen ook de opslag- en stallingsmogelijkheden aan de Donkerstraat 33. Op de locaties aan de Attelakenseweg 10B en Hanekinderstraat 20 zijn opslag- en stallingsmogelijkheden te beperkt aanwezig. Dit heeft gevolgen voor de bedrijfsvoering van het loon- en grondwerkbedrijf:

  1. Het loon – en grondwerkbedrijf heeft behoefte aan extra stallingsruimte voor het omvangrijke en kwetsbare materieel.

  2. Het loon- en grondwerkbedrijf heeft behoefte aan een efficiënt bedrijfsterrein (reparatie, opslag, manoeuvreerruimte) voor de dagelijkse bedrijfsactiviteiten op de hoofdlocatie aan de Attelakenseweg 10B.

 

Ad 1) Inpandige opslag- en stallingsruimte aan de Hanekinderstraat 41

Naast de bestaande akkerbouwactiviteiten wil het familiebedrijf de locatie aan de Hanekinderstraat 41 tevens gebruiken voor de stalling van machines en de opslag van materialen en gereedschappen ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf die langdurig niet worden gebruikt (vooral vanwege seizoensinvloeden). In de periode dat machines intensief gebruikt worden, zullen deze machines gestald worden op de hoofdlocatie aan de Attelakenseweg 10B. Als het (oogst-)seizoen is afgelopen zullen de machines gestald worden op de Hanekinderstraat 41. De stalling van machines zal inpandig plaatsvinden. Gezien de omvang van het akkerbouwbedrijf is de stalling van machines ten behoeve van het loon en grondwerkbedrijf ondergeschikt aan de activiteiten behorende bij het hier gevestigde akkerbouwbedrijf. Bovendien worden de landbouwvoertuigen die gebruikt worden ten behoeve van de akkerbouwtak ook gebruikt ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf (en vice versa).

 

Ad 2) Efficiënt(er) bedrijfsterrein aan de Attelakenseweg 10B

Om de hoofdlocatie op de Attelakenseweg 10B toekomstbestendig te maken zijn investeringen noodzakelijk, alsmede een vergroting van het bestaande ruimtebeslag. Het bedrijf is reeds bezig met het toekomstbestendig maken van het bedrijf door het kantoor en de feitelijke bedrijfsvoering te laten plaatsvinden op één locatie. In de toekomst is uitbreiding van bebouwing in de vorm van een extra loods, extra manoeuvreerruimte en een werkvoorraad van hulp-, bouw-, afval- en grondstoffen noodzakelijk. Verder wenst het bedrijf een bestaande inrit te verplaatsen naar een gunstigere locatie. In onderstaande afbeelding is de gewenste indeling van het bedrijf weergegeven.

 

 [image]

Afbeelding 5 Beoogde situatie hoofdvestiging Attelakenseweg 10B

 

Nieuwe bedrijfsloods / vormverandering bouwvlak

Als gevolg van de groei van het bedrijf en van de omvang van de machines is sprake van een tekort aan ruimte voor het repareren en onderhouden van het materieel in de werkplaats. Het bedrijf gebruikt daarom de bestaande loods voor een belangrijk gedeelte voor reparatiewerkzaamheden. Dit leidt echter tot een tekort aan (tijdelijke) stallingsruimte.

 

Tijdelijke stalling van materieel is noodzakelijk omdat de hulp- en werktuigen dagelijks worden gebruikt (bijv. kraan, vrachtwagen, e.d.). Deze hulp- en werktuigen staan nu hoofdzakelijk buiten. Het bedrijf wil deze werktuigen inpandig stallen. Verder wil het bedrijf op termijn ook de bestaande spuitplaats inpandig realiseren. Het bedrijf is dan niet afhankelijk van weersinvloeden. Tevens zal de geluidsuitstraling naar de omgeving dan verminderen.

 

Tot slot wil het bedrijf de gevoelige werkvoorraad aan hulpmiddelen inpandig opslaan. Hierbij valt te denken aan zaai- en pootgoed (maïs, graszaad), kunstmest, wikkelfolie (voor conservering graspakken) en dergelijke. Deze (en andere) opslag vindt nu nog plaats aan de op te heffen locatie aan de Donkerstraat 33.

 

De gewenste loods is in principe rechtstreeks passend binnen het vigerende bestemmings- c.q. bouwvlak. Dan heeft het bedrijf echter onvoldoende manoeuvreerruimte om de machines te kunnen stallen. Een vormverandering van het bouwvlak zonder het bouwvlak te vergroten zal voor een optimale(re) bedrijfsvoering en ruimtebeslag zorgen (naast uitbreiding van het bestemmingsvlak).

 

Bijkomend voordeel is dat veel bedrijfsactiviteiten in de toekomst inpandig zullen plaatsvinden, ten gevolge waarvan de geluidsuitstraling naar de omgeving naar verwachting zal verminderen.

 

Extra manoeuvreerruimte

Op de locatie aan de Attelakenseweg 10b is meer manoeuvreerruimte noodzakelijk. Door een bestaande op- en inrit te verplaatsen en extra ruimte aan de achterzijde van het perceel te creëren zal de logistiek op het totale terrein effectiever en efficiënter kunnen plaatsvinden. Met deze gewenste inrichting wil het bedrijf de rijbewegingen op het perceel optimaliseren waardoor minder gemanoeuvreerd hoeft te worden. Met mogelijk minder geluidsuitstraling tot gevolg. Daarbij zal ook het zwaartepunt van de geluidsuitstraling, gerelateerd aan logistiek, laden en lossen, etc., in zuidelijke richting verschuiven.

 

Bij het ontwerp van de terreininrichting (zie hierboven) is rekening gehouden met een optimale manoeuvreerruimte. Rekening houdende met een maximale lengte van een combinatie (vrachtwagen + aanhanger) is 35 meter buitenplaats noodzakelijk. Hierbij is rekening gehouden met draaicirkels. Daarbij is ook plek ingeruimd voor buitenopslag en het tijdelijk stallen van een gedeelte van de voertuigen gedurende het hoofdseizoen.

 

Opslagvoorzieningen

Buitenopslag is een essentieel voor de dienstverlening van het bedrijf. De werkzaamheden buiten de inrichting beginnen normaliter rond 07.00 uur op de werklocatie. Bij kleinere klussen zorgt het bedrijf voor de benodigde hulp-, bouw-, afval- en grondstoffen, goederen en stoffen. Dit geldt bijvoorbeeld bij grondverbetering, het aanleggen van een dam of het aanvullen van een sleufsilo. Het is efficiënt als de benodigde goederen en stoffen direct van de bedrijfslocatie naar de werklocatie meegenomen kunnen worden. Daarvoor is een doelmatige opslag binnen het bedrijf noodzakelijk. Ook is opslag van kleinschalige hoeveelheden van niet-gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van eigen werken, zoals takken, bermmaaisel, e.d. noodzakelijk. Deze (afval)stoffen worden bij grotere hoeveelheden afgevoerd naar een erkend verwerker.

 

De gewenste opslag zal niet gaan dienen voor de toevoer van bijvoorbeeld grond bij grote projecten en de opslag zal uitsluitend dienen ter ondersteuning van de eigen dagelijkse bedrijfsvoering.

 

Op dit moment vindt de buitenopslag hoofdzakelijk plaats aan de Donkerstraat 33. Echter omdat deze locatie geen onderdeel meer zal uitmaken van het bedrijf moet de opslag verplaatst worden. Omdat de dagelijkse werkzaamheden vanaf de hoofdlocatie aan de Attelakenseweg 10b plaatsvinden wil het bedrijf op deze locatie de opslag te realiseren. Het verplaatsen naar de locatie aan de Hanekinderstraat is minder gunstig omdat dit leidt tot onnodige rijbewegingen.

Om voldoende opslag te realiseren wil het bedrijf aan de achterzijde van het perceel op een nette wijze de stoffen opslaan. Initiatiefnemer wenst de gehele breedte aan de achterzijde hiervoor te gebruiken. De gewenste diepte van de opslag bedraagt circa 15 meter. Alleen ter plaatse wordt deze buitenopslag toegestaan.

 

Ter onderbouwing is een overzicht gegeven van de gewenste werkvoorraad van hulp-, bouw-, afval- en grondstoffen. Het hieronder geschetste overzicht geeft een representatieve weergave van een gemiddeld loon- en grondwerkbedrijf weer. Ook valt de opslag van deze stoffen van rechtswege onder het Activiteitenbesluit.

 

Tabel 1 Overzicht werkvoorraad gemiddeld loon- en grondwerkbedrijf

 

Aard (afval-) stoffen

Soort stof

Eural codes

Herkomst

Stuifklasse

Opslagcapaciteit

Afzet / bijzonderheden

1

Vulzand

Bouwstof (schoon)

--

Locaties opdrachtg. / eigen werk

S4

S5

500 m³

Afzet in eigen werk, handelsdoel.

2

Zand diverse soorten (metsel-, voeg-, betonzand, grind)

Grondstof / Bouwstof (landbouw, natuur, wonen)

--

Locaties opdrachtg. / eigen werk

S4

S5

100 m³

Vakken middels keerwanden, handelsdoel., afzet in eigen werk

3

Grond (zwart / teeltaarde)

Bouwstof (landbouw, natuur, wonen)

--

Locaties opdrachtg. / eigen werk

S5

1.000 m³

Gezeefd, afzet in eigen werk, handelsdoel

4

Steenachtig materiaal (beton, stenen, tegels, grof- / ongebroken puin

Afvalstof

170101

170102

170103

Locaties opdrachtg. / eigen werk

S5

S4

100 m³

Afvoeren naar een erkende verwerker

5

Gebroken puin (recycling granulaat)

Bouwstof

Bouwstof

Zie hiervoor (grof puin) / of rechtstreeks via leverancier

S5

S4

100 ton

Afzet in eigen werk

6

Bouw- en sloopafval (BSA)

Afvalstof

170107

170201

170203

170407

170504

170903

170904

Particulieren en bedrijven

S5

25 m³ container

Sorteren op deelstroom, erkende verwerker

7

Berm- / slootmaaisel, slootvuil, e.d.

Afvalstof

200201

Bermbeheer, waterschap, agrariërs

n.v.t.

600 m³

Afvoeren naar een erkende verwerker

8

A/B hout (ongeshredderd)

Afvalstof

170201

150103

Particulieren, gemeente, bedrijven

n.v.t.

50 m³

Afvoeren naar een erkende verwerker, biomassa / energie

9

metaal

hulpstof

170405

Eigen inrichting, na sorteren

n.v.t.

6 m³ container

Erkende verwerker, metaalhandel

 

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

 

3.1 Rijksbeleid

 

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR vormt de uitwerking van de ambities van het Rijk, op basis van haar verantwoordelijkheden, in rijksdoelen en daarmee samenhangende nationale belangen op het gebied van een samenhangend ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Het Rijk heeft tot doel Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te maken in een periode van economische conjunctuurschommelingen, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Op het gebied van verstedelijking, groene ruimte en landschap ligt het accent bij provincie en gemeenten.

 

 

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

 

Omgevingsvisie Noord-Brabant

De Omgevingsvisie Noord-Brabant is vastgesteld op 14 december 2018. De omgevingsvisie legt de hoofdlijnen van het beleid voor de fysieke leefomgeving vast en daarmee de basisopgave en de hoofdopgaven voor de toekomst. De basisopgave betreft het werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit; de hoofdopgaven hebben betrekking op het werken aan de Brabantse energietransitie, het werken aan klimaat ‘proof’ worden, het werken aan de slimme netwerkstad en het werken aan een concurrerende, duurzame economie.

 

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim omgevingsverordening is in werking getreden op 5 november 2019. De verordening richt zich tot gemeenten doordat de verordening regels bevat die een gemeente moet betrekken bij hun besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. De regels zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid zoals dat is opgenomen in de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

 

De kaarten 3 t/m 7 behorende bij de verordening bevatten instructieregels voor gemeenten. De locaties Attelakenseweg 10B en Donkerstraat 33 liggen in het gemengd landelijk gebied. De Hanekinderstraat 41 ligt in een attentiezone waterhuishouding, tevens in het gemengd landelijk gebied, nabij de groenblauwe mantel.

Hieronder worden de ontwikkelingen bezien vanuit de van toepassing zijnde regels van de Interim omgevingsverordening. Een bestemmingsplan geeft bij de evenwichtige toedeling van functies invulling aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving. Daarbij moet er rekening worden gehouden met de basisprincipes zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in een gebied met toepassing van de lagenbenadering, en meerwaardecreatie. In paragraaf A wordt hierop ingegaan. Naast de basisprincipes zijn er ook specifieke regels opgenomen. Voor de ontwikkelingen van dit bestemmingsplan zijn van toepassing de regels voor:

  • agrarisch-technische en agrarisch-verwante (hulp-)bedrijven (paragraaf B);

  • wonen in het landelijk gebied (paragraaf C);

  • de attentiezone waterhuishouding (paragraaf D).

 

Tot slot geldt nog een basisprincipe, de kwaliteitsverbetering landschap. De toepassing van dit principe op de ontwikkelingen wordt in paragraaf E besproken.

 

  1. Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit (art. 3.5-3.8)

De provincie wil de omgevingskwaliteit bevorderen, in combinatie met een veilige en gezonde leefomgeving. Deze zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit is opgenomen om een bijdrage te leveren aan een juiste balans tussen beschermen en benutten, zoals verwoord in de Omgevingswet. De wet kent als maatschappelijk doel het in onderlinge samenhang:

  1. bereiken en in stand houden van een veilig en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van natuur, en

  2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

 

Bij de zorgplicht gaat het zowel om het beschermen van waarden als het bijdragen aan de ontwikkeling van waarden en functies in een gebied. De zorgplicht omvat een aantal basisprincipes in combinatie met een diepe en ronde manier van kijken, die afkomstig zijn uit de Omgevingsvisie:

  • Zorgvuldig ruimtegebruik (art. 3.6)

  • Toepassing van de lagenbenadering (art. 3.7)

  • Meerwaardecreatie (art. 3.8)

 

Gemeenten geven invulling aan de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit door op lokaal niveau een afweging te maken in concrete gevallen.

 

Zorgvuldig ruimtegebruik. Doel van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Het voorkomen van nieuwvestiging in het landelijk gebied is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Een ander uitgangspunt is dat de toedeling van functies in het landelijk gebied binnen een bestaand bouwperceel plaatsvindt.

 

Toetsing:

Aan de Hanekinderstraat 41 wordt binnen de bestaande bedrijfsopstallen van de akkerbouwtak van het familiebedrijf tevens inpandige opstal en stalling ten behoeve van het materieel van het loon- en grondwerkbedrijf mogelijk. Niet ook andere bedrijfsactiviteiten. Hiervoor verdwijnt de bedrijfslocatie aan de Donkerstraat 33. Daardoor is van nieuwvestiging in het landelijk gebied geen sprake. De bestaande bedrijfslocatie aan de Attelakenseweg 10B krijgt uitbreidingsmogelijkheden tot een oppervlakte van 1,14 hectare maar het bouwvlak wordt niet vergroot. Met deze bedrijfsoptimalisatie die plaatsvindt binnen bestaande bouwpercelen is sprake van zorgvuldiger ruimtegebruik dan in de bestaande situatie. Bovendien verdwijnt het loon- en grondwerkbedrijf aan de Donkerstraat 33, waardoor afronding van de woonwijk Schoenmakershoek-Oost mogelijk wordt.

 

Toepassing van de lagenbenadering. De toepassing van de lagenbenadering is een hulpmiddel om de effecten van een ontwikkeling in beeld te brengen. Bij de afweging gaat het niet alleen om de effecten op de omliggende functies in het gebied maar ook op effecten van een ontwikkeling elders. En niet alleen de effecten nu maar ook de effecten naar de toekomst: past de ontwikkeling binnen de toekomstige ontwikkelingsrichting van een gebied? De intensiteit van de afweging hangt af van het gebied en de ontwikkeling. Naarmate een ontwikkeling minder inbreuk maakt op de leefomgeving of de omgevingskwaliteit, is ook de afweging minder indringend.

 

Toetsing:

De bedrijfsoptimalisatie past binnen de bestaande (en gewenste) ontwikkelingsrichting van het landelijk gebied van Etten-Leur. De gemeente wil geen nieuwe loon- en grondwerkbedrijven toestaan in het buitengebied. Vanwege de sanering van de bedrijfslocatie aan de Donkerstraat 33 is er geen sprake van een nieuw loon- en grondwerkbedrijf in het landelijk gebied. Bovendien wordt alleen de opslag en stalling van materieel van het loon- en grondwerkbedrijf in de bestaande opstallen aan de Hanekinderstraat 41 toegestaan.

 

Tevens past de bedrijfsoptimalisatie in de omgeving. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omgeving van beide bedrijfslocaties. Nadelige effecten voor de omgeving van de Attelakenseweg 10B worden door reducerende maatregelen weggenomen. En hoewel er sprake is van een goede mobiliteit, vreest de omgeving van de Hanekinderstraat verkeersonveilige situaties vanwege (landbouw-)verkeer. Ten behoeve van de verkeersveiligheid zijn afspraken gemaakt met het loon- en grondwerkbedrijf. In paragraaf 4.2 wordt dit uitgebreid toegelicht.

 

Tot slot draagt landschappelijke inpassing van de locaties bij aan het versterken van de omgevingskwaliteit. Die omgevingskwaliteit wordt verder versterkt, nu met de sanering van het agrarische c.q. loon- en grondwerkbedrijf aan de Donkerstraat 33 de woonwijk Schoenmakershoek-Oost kan worden afgerond.

 

Meerwaardecreatie. Door ontwikkelingen niet enkel vanuit een economische, ecologische of sociale invalshoek te bekijken maar bij ontwikkelingen met een impact op de leefomgeving al deze aspecten te betrekken, ontstaat meerwaarde. Dit vraagt om een vernieuwende, gebiedsgerichte invulling van het streven naar een balans tussen people, planet en profit. De fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan deel uitmaken van de meerwaardecreatie.

 

Toetsing:

People

De bedrijfsoptimalisatie is van belang voor de toekomst van het bedrijf. Het bedrijf heeft echter niet alleen het economisch belang voor ogen gehad. Met de omgeving is in dialoog gegaan over hun wensen en bezwaren. Dit heeft geleid tot maatregelen om de hinder van het bedrijf aan de Attelakenseweg 10B voor de omgeving zoveel als mogelijk te beperken. Ook zijn afspraken gemaakt met het bedrijf over de verkeersveiligheid. Bovendien betekent de sanering van de bedrijfslocatie aan de Donkerstraat 33 dat zes woonkavels uitgegeven kunnen worden binnen het stedelijk gebied van Etten-Leur (in woonwijk Schoenmakershoek-Oost).

 

Planet

De planeet profiteert weinig van de bedrijfsoptimalisatie. Hoogstens heeft het een efficiënter gebruik van de (landbouw-)voertuigen en daarmee van brandstof tot gevolg. Wel worden de locaties met passende natuur beplant.

 

Profit

Met een bedrijfsomvang van circa 30 fte is er sprake van een groot bedrijf in deze sector. Met de bedrijfsoptimalisatie is de toekomst van het loon – en grondwerkbedrijf verzekert en daarmee ook van werkgelegenheid.

 

  1. Agrarisch-technische hulpbedrijven / agrarisch-verwante bedrijven (artt. 3.60-3.61)

De artikelen 3.60 en 3.61 geven instructieregels aan gemeenten over agrarisch gerelateerde bedrijven. Het gaat hier om twee categorieën bedrijven met een nauwe relatie met de agrarische sector:

  • Een agrarisch technisch hulpbedrijf is een bedrijf dat diensten verleend aan de in het Landelijk gebied gevestigde agrarische bedrijven. Voor deze bedrijven wordt daarom niet vastgehouden aan het uitgangspunt van vestiging op een bedrijventerrein.

  • Een agrarisch verwant bedrijf heeft een nauwe relatie met een agrarische functie maar levert diensten aan burgers. De vestiging op een bedrijventerrein is daarom lastig en bovendien zijn deze bedrijven vanuit hun aard vaak niet kleinschalig.

 

Het loon- en grondwerkbedrijf verricht vanaf een drietal locaties in Etten-Leur beide categorieën van bedrijvigheid. Het bedrijf wil de vestiging aan de Donkerstraat 33 opheffen. Binnen deze vestiging vindt nu nog opslag en stalling plaats. De dagelijkse opslag en stalling zal volledig plaats gaan vinden op de locatie aan de Attelakenseweg 10B, de langdurige opslag en stalling binnen de bestaande bedrijfsopstallen van de locatie aan de Hanekinderstraat 41 (waar de akkerbouwtak van het bedrijf gevestigd is). Dit perceel bevindt zich tegenover de bedrijfslocatie aan de Hanekinderstraat 20.

 

Bestaand loon- en grondwerkbedrijf Attelakenseweg 10B

In algemene zin geldt dat een bestemmingsplan aan bestaande loon- en grondwerkbedrijven een redelijke uitbreidingsmogelijkheid kan bieden, behoudens in het geval dat de maximaal toelaatbare omvang van 1,5 hectare is bereikt. De specifieke planologische gebruiksactiviteit dient te worden vastgelegd en een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking dient te worden uitgesloten.

 

Toetsing:

Het bestemmingsvlak voor het aanwezige loon- en grondwerkbedrijf wordt vergroot van circa 0,6 tot 1,14 hectare. Het bestaande bouwvlak van circa 0,4 hectare wordt niet vergroot. Het bedrijf verricht geen mestbewerkende activiteiten. Daarmee valt de bedrijfslocatie binnen de maximaal toelaatbare omvang van 1,5 hectare. Van een uitbreiding in de zin van onderdeel d. van deze bepaling is geen sprake.

 

Opslag en stalling ten behoeve van loon- en grondwerkbedrijf aan de Hanekinderstraat 41

Vestiging op een bestaand bouwperceel van ten hoogste 1,5 hectare is mogelijk in Gemengd landelijk gebied. Dit is een binnen de omgeving passende omvang van een dergelijk bedrijf. De vestiging is mogelijk als:

  1. dit vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving qua omvang, effect op omliggende functies en ontsluiting past in de omgeving;

  2. dit niet leidt tot splitsing van het bouwperceel;

  3. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  4. mestbewerking is uitgesloten.

 

Toetsing:

De vestiging aan de Hanekinderstraat 41 is het gevolg van het opheffen van de bedrijfslocatie aan de Donkerstraat 33. Naast opslag en stalling mogen geen verdere bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf worden verricht. De inpandige opslag en stalling vindt plaats binnen het bestaande bouwperceel van 1 hectare en binnen de bestaande bedrijfsgebouwen van het ter plaatse al aanwezige akkerbouwbedrijf van de initiatiefnemer. De nu nog aanwezige planologische mogelijkheid van een champignonkwekerij vervalt.

 

Het perceel ligt in Gemengd landelijk gebied. De ontwikkeling past qua omvang in de omgeving. Van milieuhinder is geen sprake. Verkeerskundig is de locatie geschikt. De Hanekinderstraat ligt nabij de Rijsdijk, een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/uur. Zwaar en langzaam verkeer is van elkaar gescheiden. Wel zijn er afspraken gemaakt over de verkeersveiligheid. Verder vindt er geen splitsing van het bouwperceel plaats, wordt er niet gesloopt en gebouwd en is er van mestbewerking geen sprake, ook niet in het kader van het ter plaatse aanwezige akkerbouwbedrijf van de initiatiefnemer.

 

  1. Wonen in landelijk gebied (artt. 3.68-3.69)

Alleen bestaande burgerwoningen en bedrijfswoningen zijn in het landelijk gebied toegestaan. Een uitzondering op deze hoofdregel is de bestemmingswijziging van een voormalige bedrijfswoning naar burgerwoning. In het algemeen is er geen sprake van een voormalige bedrijfswoning indien op het perceel nog een agrarische of niet-agrarische functie wordt uitgeoefend. In zo’n geval is publiekrechtelijke afsplitsing van de bedrijfswoning niet wenselijk.

 

Toetsing:

Het loon- en grondwerkbedrijf aan de Donkerstraat 33 zal worden beëindigd, waardoor de bouw van een zestal woonkavels in Schoenmakershoek-Oost mogelijk wordt. Er is sprake van een voormalige bedrijfswoning in de zin van de Verordening ruimte. Er vindt geen splitsing in meerdere woonfuncties plaats. In principe dient overtollige bebouwing te worden gesloopt. De gemeente bepaalt welke bebouwing overtollig is. In algemene zin geldt dat als er geen concrete gebruiksfunctie voor bebouwing aanwezig is gerelateerd aan de woonfunctie, dat er dan sprake is van overtollige bebouwing. Op het perceel is één bedrijfsgebouw van circa 300 m² aanwezig. De gemeente vindt de sloop van (een deel van) dit gebouw niet gewenst, het perceel blijft in eigendom van de initiatiefnemer die de loods in gebruik heeft als hobbymatige stalling voor onder meer trekker-trek voertuigen en ander materieel. Gelet op het bestaande en te bestendigen gebruik van het perceel kan de loods met een oppervlakte van 300 m² behouden blijven.

 

  1. Attentiezone waterhuishouding (art. 3.26)

De Hanekinderstraat 41 ligt binnen de attentiezone waterhuishouding. Doel van de attentiezone is om ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de binnen de attentiezone gelegen natte natuurparels tegen te gaan. Stromingen in het grondwatersysteem kunnen veranderen door verandering van bodemopbouw of het doorboren van lagen (bij grondverzet of diepploegen). Voor activiteiten die een negatief effect op de (grond)waterstand in een natte natuurparel kunnen hebben, is een vergunning nodig. Bij het toelaten van functies die een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding, geldt dat overleg met het waterschap nodig is. Een bestemmingsplan van toepassing op Attentiezone waterhuishouding stelt in ieder geval regels over:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het beperken van het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten. 

 

Het tweede lid is niet van toepassing op werkzaamheden die behoren tot het normale beheer en onderhoud.

 

Toetsing:

De ontwikkeling heeft geen effect op de waterhuishouding omdat uitsluitend binnen de bestaande opstallen opslag en stalling van materieel wordt toegestaan. Wel zijn de regels van het tweede en derde lid van deze bepaling opgenomen in de planregels van het bestemmingsplan.

 

  1. Kwaliteitsverbetering landschap (art. 3.9)

Ontwikkelingen moeten gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Etten-Leur heeft in het kader van het regionaal overleg afspraken gemaakt met de provincie over de toepassing van de kwaliteitsverbetering landschap. Deze afspraken zijn neergelegd in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

 

Het principe voor kwaliteitsverbetering van het landschap is in principe van toepassing op alle ruimtelijke ontwikkelingen die plaatshebben binnen het landelijk gebied. Het betreft dan ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een wijziging van het planologische regime nodig is. De regio maakt daarbij onderscheid in een drietal categorieën:

  • Categorie 1: Ruimtelijke ontwikkelingen met nauwelijks tot geen landschappelijke invloed en waarbij geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap wordt geëist.

  • Categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen met weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkelingen die van nature aan het buitengebied zijn gebonden, of plaatsvinden in hiervoor aangewezen gebieden. De kwaliteitsverbetering vindt plaats in de vorm van landschappelijke inpassingsmaatregelen. Deze categorie is niet limitatief.

  • Categorie 3: Ruimtelijke ontwikkelingen welke niet tot categorie 1 of 2 behoren. De kwaliteitsverbetering wordt berekend op basis van de bestemmingswinst.

 

Ontwikkeling Attelakenseweg 10B

De uitbreiding van het bestemmingsvlak valt onder categorie 2. De ontwikkeling komt niet voor in de lijst van categorie 2-ontwikkelingen, deze lijst is echter niet limitatief. Een vergroting van het bouwvlak voor agrarisch-verwante of agrarisch-technische hulpbedrijven tot 1 hectare wordt aangemerkt als een categorie 2-ontwikkeling. Daarom valt een kleinschaligere ontwikkeling als de onderhavige, dat wil zeggen het vergroten van het bestemmingsvlak voor agrarisch-verwante of agrarisch-technische hulpbedrijven tot 1,14 hectare, zonder het bouwvlak van 0,5 hectare te vergroten, onder categorie 2.

 

De kwaliteitsverbetering van het landschap vindt plaats door landschappelijke inpassingsmaatregelen te treffen aan drie zijden van het bestemmingsvlak.

 

Ontwikkeling Hanekinderstraat 41

Met de ontwikkeling wordt binnen het bestaande bouwvlak van 1 hectare voor grondgebonden agrarische activiteiten tevens de opslag van langdurig materieel ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf aan de Attelakenseweg 10B mogelijk gemaakt. Daarvoor vervalt ter plaatse de planologische mogelijkheid van een champignonkwekerij, evenals de planologische mogelijkheid van een loon- en grondwerkbedrijf aan Donkerstraat 33.

 

Deze ontwikkeling komt niet voor in de lijst van categorie 2-ontwikkelingen, deze lijst is echter niet limitatief. Een vergroting van het bouwvlak voor agrarisch-verwante of agrarisch-technische hulpbedrijven tot 1 hectare wordt aangemerkt als een categorie 2-ontwikkeling. Daarom valt een kleinschaligere ontwikkeling als de onderhavige, dat wil zeggen het tevens toestaan van de opslag en stalling ten behoeve van een loon- en grondwerkbedrijf binnen het bestaande bouwvlak van 1 hectare, onder categorie 2.

 

De kwaliteitsverbetering van het landschap vindt plaats door landschappelijke inpassingsmaatregelen te treffen aan drie zijden van het bestemmingsvlak.

 

Ontwikkeling Donkerstraat 33

De ontwikkeling betreft de wijziging van de bestemming Agrarisch bedrijf (inclusief agrarisch-verwant en agrarisch-technisch hulpbedrijf) met een bouwvlak van 1 hectare in de bestemming Wonen met een bestemmingsvlak van 1.500 m² en maximaal 300 m² aan bijgebouwen. Omdat het bestaande bijgebouw van 300 m² niet wordt gesloopt en groter is dan 200 m² valt de bestemmingswijziging niet onder categorie 1, wel onder dezelfde bestemmingswijziging van categorie 2: wijziging bestemming agrarisch-agrarisch bedrijf (inclusief agrarisch verwant en agrarisch-technisch hulpbedrijf) of bedrijf in bestemming Wonen.

 

De kwaliteitsverbetering van het landschap vindt plaats door landschappelijke inpassingsmaatregelen te treffen aan drie zijden van het bestemmingsvlak.

 

Landschappelijke inpassing

Voor alle ontwikkelingen geldt dus dat de kwaliteitsverbetering van het landschap plaats vindt door landschappelijke inpassingsmaatregelen. De landschappelijke inpassing van de bestemmingsvlakken wordt gerealiseerd op basis van een landschappelijk inpassingsplan dat door Brabants Landschap is opgesteld. Hierbij is aangesloten bij de STIKA-normen voor minimale oppervlakten van landschapselementen en sortimenten. De oppervlakte van de landschappelijke inpassing is bepaald door het Brabants landschap, maar voldoet aan de eis dat de oppervlakte van de landschappelijke inpassing minimaal 5% beslaat van de oppervlakte van het vlak waarvan de bestemming wijzigt.

 

Landschappelijke inpassing Attelakenseweg 10B

De minimaal vereiste oppervlakte op basis van provinciaal beleid is 570 m² (5% van het nieuwe bestemmingsvlak van 1,14 ha). De daadwerkelijke inpassing zal 1.840 m² bedragen. Zie het Beplantingsplan Attelakenseweg 10B, welke als bijlage bij de planregels is opgenomen.

 

Ontwikkeling Hanekinderstraat 41

De minimaal vereiste oppervlakte op basis van provinciaal beleid is 500 m² (5% van het bestemmingsvlak voor de opslag ten behoeve van loon- en grondwerkbedrijf, zijnde 1 ha). De daadwerkelijke inpassing zal 1.041 m² bedragen. Zie het Beplantingsplan Hanekinderstraat 41, welke als bijlage bij de planregels is opgenomen.

 

Ontwikkeling Donkerstraat 33

De minimaal vereiste oppervlakte op basis van provinciaal beleid is 150 m² (5% van het bestemmingsvlak voor Wonen en Tuin of Agrarisch, zijnde 3.000 m²). De daadwerkelijke inpassing zal 373 m² bedragen. Zie het Beplantingsplan Donkerstraat 33, welke als bijlage bij de planregels is opgenomen.

 

In de regels van het bestemmingsplan is de landschappelijke inpassing geborgd. De gronden van de de landschappelijke inpassing zijn bestemd als ‘Groen – Houtsingel’. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

 

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

StructuurvisiePlus

Op 23 mei 2005 heeft de gemeenteraad de StructuurvisiePlus 2020 vastgesteld. In de visie wordt op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Etten-Leur voor de periode tot 2020 vastgelegd en weergegeven. De structuurvisie Plus omvat een integraal beleid voor zowel de kern als het buitengebied van de gemeente. De visie voor het buitengebied voor glastuinbouw, ecologische verbindingszone's, bosgebieden etc zijn, in lijn met het provinciale beleid, van een goede bestemming en zo nodig bescherming voorzien in het bestemmingsplan Buitengebied (2013) Inmiddels is een aanvang gemaakt met de opstelling van een 'Omgevingsvisie' voor de periode tot 2030.

  

Bestemmingsplan Buitengebied (2013)

Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied is op 30 september 2013 vastgesteld. Op 20 mei 2015 is het bestemmingsplan grotendeels onherroepelijk geworden. De gedeelten die niet onherroepelijk zijn geworden hebben geen betrekking op de ontwikkelingen die met deze herziening beoogd worden.

 

Het bestemmingsplan Buitengebied omvat vrijwel het gehele buitengebied van de gemeente Etten-Leur. Het plan is mede opgesteld op basis van de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant en de Verordening ruimte Noord-Brabant (de voorlopers van de Omgevingsvisie en Interim omgevingsverordening Noord-Brabant). Voor niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied van Etten-Leur, waartoe ook loon- en grondwerkbedrijven worden gerekend, geldt specifiek beleid.

 

Bestaande loon- en grondwerkbedrijven

Bestaande loon- en grondwerkbedrijven zoals de bedrijfslocaties aan de Attelakenseweg 10B en Hanekinderstraat 20 zijn uitsluitend bestemd als ‘Bedrijf – loon- en grondwerkbedrijf’. Een loon- en grondwerkbedrijf is een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loon- en grondwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht. Omschakeling naar een andere bedrijfsfunctie of uitbreiding is niet toegestaan. Bij rechte mag het bouwvlak volledig worden bebouwd en is één bedrijfswoning toegestaan.

 

Onder opslag valt de opslag van goederen alsook de stalling van voertuigen. De opslag is zowel binnen als buiten toegestaan. Specifiek houdt dit in dat de opslag van gerede of ongerede goederen zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, alleen is toegestaan als dit behoort bij dan wel onderdeel is van de bedrijfsvoering van het loon- en grondwerkbedrijf. De opslag van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan is onder dezelfde voorwaarde toegestaan. Tevens geldt de algemene gebruiksregel dat het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen niet toegestaan is, tenzij dit behoort bij dan wel onderdeel is van de toegestane bedrijfsvoering.

 

De vorm van het bouwvlak mag worden gewijzigd indien de wijziging noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, de totale oppervlakte van het bouwvlak niet verandert, er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen en de wijziging milieuhygiënisch inpasbaar is, en dit niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap.

 

Ontwikkeling Attelakenseweg 10B

De beoogde ontwikkeling aan de Attelakenseweg 10B voldoet niet aan het bestemmingsplan. De ontwikkeling betreft het vergroten van het bestemmingsvlak voor het loon- en grondwerkbedrijf op de als Agrarisch bestemde gronden. Het bouwvlak wordt niet vergroot, de vorm wel verandert. Binnen het nieuwe bestemmingsvlak voor het loon- en grondwerkbedrijf zal het bedrijf voldoen aan de vigerende regels van de bestemming ‘Bedrijf – loon- en grondwerkbedrijf’ van het bestemmingsplan Buitengebied.

 

Geen nieuwe loon- en grondwerkbedrijven

Uitgangspunt is geen nieuwe loon- en grondwerkbedrijven in het buitengebied van Etten-Leur. De gemeente staat terughoudend tegenover het scheppen van mogelijkheden voor allerlei functies in het buitengebied. Het bestemmingsplan uit 2013 gaat ervan uit dat loon- en grondwerkbedrijven thuishoren op locaties voor woon-werkactiviteiten en bedrijventerreinen. De provincie gaat niet (meer) uit van dit standpunt, gezien de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. De gemeente wil (mogelijke) verrommeling van het buitengebied voorkomen. Via een wijzigingsplan kunnen agrarische bedrijfslocaties onder voorwaarden wijzigen naar een beperkt aantal niet-agrarische functies. Loon- en grondwerkbedrijven behoren daar niet toe.

 

Op grond van dit beleid is een nieuwe locatie voor een loon- en grondwerkbedrijf mogelijk als een bestaand loon- en grondbedrijf wordt opgeheven. Dit is de locatie van het loon- en grondwerkbedrijf aan de Donkerstraat 33.

 

Ontwikkeling Hanekinderstraat 41

De beoogde ontwikkeling aan de Hanekinderstraat 41 voldoet niet aan het bestemmingsplan. Ter plaatse is geen loon- en grondwerkbedrijf toegestaan. Naast de grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten van het akkerbouwtak van het familiebedrijf is tevens een champignonkwekerij toegestaan. De planologische mogelijkheid voor een champignonkwekerij vervalt, daarvoor terug komt uitsluitend de opslag van goederen en voertuigen die niet gebruikt worden voor de dagelijkse werkzaamheden van het loon- en grondwerkbedrijf aan de Attelakenseweg 10b. Andere bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf zijn hier niet toegestaan. Daarom krijgen de gronden de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – opslag loon- en grondwerkbedrijf’.

 

Opslag ten behoeve van de agrarische activiteiten is binnen het bouwvlak toegestaan. Zowel binnen als buiten. Tevens geldt de algemene gebruiksregel dat het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen niet toegestaan is, tenzij dit behoort bij dan wel onderdeel is van de toegestane bedrijfsvoering. Opslag ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf is alleen toegestaan binnen de bedrijfsopstallen.

 

Bestemmingsplan Schoenmakershoek Oost (2008)

Voor de locatie aan de Donkerstraat 33 geldt het bestemmingsplan “Schoenmakershoek-Oost” (2008). Naast Agrarische bedrijvigheid is binnen het bouwvlak als neventak tevens een loon- en grondwerkbedrijf toegestaan. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogte 1 hectare mag bedragen. Indien deze bouwwerken niet passen binnen het bouwvlak mag (bij rechte) conform de aangeduide uitbreidingsrichting het bouwvlak worden vergroot tot maximaal 1 hectare. De maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt 5.000 m², waarvan de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf 350 m² bedraagt.

 

Ontwikkeling Donkerstraat 33

De beoogde ontwikkeling aan de Donkerstraat 33 voldoet niet aan het bestemmingsplan. Het omzetten van de vigerende functie naar Wonen is niet toegestaan, evenmin op grond van het bestemmingsplan mogelijk. In het bestemmingsplan Buitengebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Wonen en Tuin (artikel 3.6.12). Met uitzondering van de sloop-bonus-regeling voldoet de beoogde functiewijziging aan de voorwaarden die gelden voor het omzetten van een agrarische bestemming naar Wonen of Wonen en Tuin:

  • Het agrarisch bedrijf is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet mogelijk.

  • Er is geen sprake van een verslechtering van het woon- en leefklimaat.

  • De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven worden niet beperkt.

  • Het agrarische bouwvlak wordt verwijderd en de nieuwe bestemming Wonen of Wonen en Tuin bevat de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende tuin, erf en verhardingen, waarbij het bestemmingsvlak voor Wonen maximaal 1.500 m² bedraagt.

  • De wijziging gaat gepaard met een fysieke verbetering van het landschap door de aanleg van beplanting ten behoeve van een landschappelijke inpassing van het perceel.

 

De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen is meer dan op grond van de sloop-bonus-regeling (175 m²) mogelijk is. Aanwezig is een bestaand bedrijfsgebouw met een oppervlakte van circa 300 m². Deze wordt nu gebruikt ten behoeve van de opslag en stalling van het loon- en grondwerkbedrijf, tevens ten behoeve van wonen, voornamelijk het stallen van trekker-trekker voertuigen. Opslag ten behoeve van wonen zal in het bestaande bijgebouw voortgezet kunnen worden. Het bestaande bijgebouw mag dus worden gehandhaafd, maar niet worden uitgebreid of herbouwd. Indien dit bijgebouw wordt gesloopt, geldt in aanvulling op de vaste inhouds- en oppervlaktematen voor woningen resp. bijgebouwen de zgn. sloop-bonus-regeling.

 

Wonen (artikel 7)

Een oppervlakte van 1.500 m² heeft de bestemming Wonen, evenals de bijbehorende Tuinbestemming. Binnen de woonbestemming is één woning van maximaal 750 m³ toegestaan. Voor bijgebouwen in het buitengebied geldt een vaste maatvoering van maximaal 100 m² per bouwperceel. Dit geldt ook voor het perceel Donkerstraat 33, met dien verstande dat het bestaande bijgebouw van 300 m² gehandhaafd mag worden. In afwijking van de vaste maatvoering geldt dit bestaande bijgebouw als maximale oppervlakte voor bijgebouwen. Het kan dus niet worden uitgebreid en/of worden herbouwd. Dit bestaande bijgebouw heeft de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bijgebouw toegestaan’. Indien dit bestaande bijgebouw wordt gesloopt geldt een sloop-bonus-regeling, op grond waarvan het vergroten van de inhoud van de woning (dus groter dan 750 m³) dan wel het vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen (dus groter dan 100 m²) onder voorwaarden mogelijk is.

 

Paraplubestemmingsplan Vergroten inhoudsmaat burgerwoningen Buitengebied (2019)

Dit paraplubestemmingsplan heeft de maximale inhoudsmaat van burgerwoningen in het buitengebied vergroot van 600 m³ naar 750 m³. Daarnaast is geregeld dat de algemene 10%-afwijkingsregeling niet meer kan worden toegepast op de maximale inhoudsmaat van burgerwoningen in het buitengebied. Dit is in de planregels van dit bestemmingsplan opgenomen.

 

Hoofdstuk 4 Milieu en duurzaamheid

 

 

4.1 Milieu

 

4.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreatie en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met de milieuhinder van bedrijfsactiviteiten ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen en vice versa.

 

Ontwikkeling Attelakenseweg 10B

Het bouwvlak blijft gelijk, het bestemmingsvlak wordt vergroot door agrarische gronden bij de inrichting te betrekken. Er is uitsluitend een loon- en grondwerkbedrijf toegestaan.

 

Tabel 2 Milieucategorie activiteiten Attelakenseweg 10B

SBI-code

Omschrijving

Milieucategorie

Richtafstand*

016

Dienstverlening t.b.v. landbouw (b.o. > 500 m²)

3.1

50 m (geluid)

024

Dienstverlening aan bosbouw (w.o. opslag groenmateriaal)

3.1

50 m (geluid)

773

Verhuur van machines en werktuigen

3.1

50 m (geluid)

46735

Opslag zand en grind (b.o. < 200 m²)

2

30 m (geluid)

*) De vermelde richtafstand geldt voor het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied.

 

Geluid is maatgevend voor de afstand tot de omgeving. De gewenste afstand tot woningen van derden bedraagt voor het omgevingstype rustig buitengebied 50 m. In de akoestische rapportage is het gebied als rustig buitengebied getypeerd. Binnen deze afstand liggen burgerwoningen aan de Attelakenseweg 9, 14, en 14 b. Het gebied is gelegen in de nabijheid van de spoorlijn Breda – Roosendaal en de Liesbosweg, uitgaande van de systematiek in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering kan dit een aspect zijn om het gebied als een omgevingstype gemengd gebied aan te merken. De richtafstand kan dan met een stap worden verlaagd.

 

In de akoestische rapportage is een specifieke toets uitgevoerd aan de geldende wettelijke eisen voor geluid. De conclusie is dat de uitbreiding niet leidt tot een verslechtering van het leef- en woonklimaat. Er worden maatregelen getroffen. Een poort is alleen in de dagperiode (06.00 – 19.00 uur) geopend. Aan de oostzijde van het beoogde opslagterrein wordt een geluidwerende voorziening met minimaal een lengte van 35 meter en een hoogte van 2 meter aangebracht. Tevens is de opslag van puin en grind uitsluitend in de meest westelijk gelegen opslagvakken toegestaan. Bij vergroting van het bestemmingsvlak kan dan blijvend aan de wettelijke eisen voor geluid worden voldaan. Zie paragraaf 4.1.2.

 

Ontwikkeling Hanekinderstraat 41

Ter plaatse is een bedrijf ten behoeve van akkerbouw en fruitteelt toegestaan met milieucategorie 2 (SBI-code 011, akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen). De richtafstand tot burgerwoningen is 30 meter. De bestaande opstallen zullen tevens gebruikt worden voor de langdurige opslag en stalling van materieel (tractoren, landbouwvoertuigen, etc.) van een loon- en grondwerkbedrijf.

 

Tabel 3 Milieucategorie activiteiten Hanekinderstraat 41

SBI-code

Omschrijving

Milieucategorie

Afstand

016

Dienstverlening t.b.v. landbouw (b.o. > 500 m²)

3.1

50 m (geluid)

773

Verhuur van machines en werktuigen

3.1

50 m (geluid)

 

De dichtstbijzijnde woningen van derden liggen op meer dan 200 meter van de locatie. Daarmee is formeel een akoestische onderbouwing niet nodig. Uit de akoestische onderbouwing volgt dat er sprake is van een zeer goed tot goed woon- en leefklimaat. Zie paragraaf 4.1.2.

 

Ontwikkeling Donkerstraat 33

Het agrarische bouwvlak voor een loon- en grondwerkbedrijf vervalt. Daarvoor terug komt een burgerwoning. Vanwege het verdwijnen van dit bouwvlak en de bijbehorende milieucategorie 3.1 zijn woonkavels in de woonwijk Schoenmakershoek-Oost mogelijk.

 

De nieuwe woonfunctie beperkt niet de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van het nabij gelegen agrarische bedrijf aan de Donkerstraat 29. Dit agrarische bedrijf ligt op ruim 170 meter van Donkerstraat 33.

 

 

4.1.2 Hinderlijke bedrijvigheid

Voor de beoogde ontwikkelingen aan de Attelakenseweg 10b en Hanekinderstraat 41 is akoestisch onderzoek verricht. In de omgeving van beide bedrijfslocaties bevinden zich namelijk woningen. Dit zijn geluidgevoelige bestemmingen.

 

Doel van beide onderzoeken is het verkrijgen van inzicht in de geluidemissie van het bedrijf naar haar directe omgeving in de toekomstige situatie. Hiervoor is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, het maximaal geluidsniveau en de indirecte hinder bepaald ter plaatse van gevoelige bestemmingen.

 

Ontwikkeling Attelakenseweg 10B

De richtafstand voor het aspect geluid betreft 50 meter. Binnen deze afstand zijn enkele woningen (gevoelige bestemmingen) gelegen. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de daadwerkelijk optredende geluidbelasting te beoordelen en te bepalen of (eventueel) gemotiveerd afgeweken kan worden van de richtafstand. Hieronder worden de onderzoeksresultaten besproken en de noodzaak van het treffen van aanvullende maatregelen.

 

  1. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Geluidgevoelige objecten / rand bouwvlak nabij gelegen gevoelige objecten

Uit de rekenresultaten kan worden opgemaakt dat ten hoogste 45 dB(A) etmaalwaarde wordt berekend ter hoogte van de woningen van derden en aan de rand van de bouwvlakken ten gevolge van de vast opgestelde installaties en toestellen. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (tabel 2.17e).

 

Uit de lijst van deelbijdragen blijkt het wassen van het materiaal/ materieel met een hogedrukspuit ter plaatse van de wasplaats (open overheaddeur) en de activiteiten in de werkplaats (open overheaddeur) de meest maatgevende bronnen zijn. Normaliter zullen de overheaddeuren van de werkplaats en wasplaats gesloten zijn. Echter in onderhavig onderzoek is een worst case situatie aangehouden waarbij de overheaddeuren gedurende de werkzaamheden geopend zullen zijn. Daarnaast worden de voertuigen (mobiele kranen, shovels, landbouwvoertuigen etc.) periodiek onderhouden en hebben deze alle een bouwjaar van na 2010, waardoor kan worden gesteld dat deze voertuigen voldoen aan de stand der techniek. Aanvullende BBT-maatregelen zijn niet noodzakelijk.

 

  1. Maximale geluidniveaus

Geluidgevoelige objecten

Uit de rekenresultaten kan worden opgemaakt dat ten hoogste 65 dB(A) / 65 dB(A) / 60 dB(A) wordt

berekend ter hoogte van de woningen van derden gedurende de dag-, avond- en nachtperiode. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarde van 70 dB(A) / 65 dB(A) / 60 dB(A) voor respectievelijk de dag- en avond- en nachtperiode uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (tabel 2.17f) waardoor het treffen van geluidreducerende maatregelen niet noodzakelijk wordt geacht.

 

Rand bouwvlak nabij gelegen gevoelige objecten

Uit de rekenresultaten kan worden opgemaakt dat aan de rand van de bouwvlakken van de meest nabij gelegen gevoelige objecten (woningen van derden) niet wordt voldaan aan de richtwaarde uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (tabel 2.17f). In onderstaande tabel 4 zijn de betreffende bouwvlakken, waar een overschrijding wordt berekend, weergegeven.

 

Tabel 4 Maximale geluidsniveaus rand bouwvlak

 [image]

 

Rand bouwvlak Attelakenseweg 7

Ter plaatse van de rand van het bouwvlak van de Attelakenseweg 7 wordt de overschrijding in de nachtperiode veroorzaakt door activiteiten/voertuigbewegingen die thans reeds plaatsvinden binnen de bedrijfsvoering van De Regt. De overschrijding in de avondperiode wordt veroorzaakt door het optrekken van vrachtwagens en overige voertuigen ter plaatse van de nieuwe in- /uitrit. Om deze overschrijding te niet te doen, zal de poort ter plaatse van de nieuwe in- en uitrit worden voorzien van een automatisch tijdslot. De nieuwe poort zal enkel tussen 6.00 uur – 19.00 uur geopend zijn. Na het doorvoeren van voornoemde maatregel wordt ter plaatse van de rand van het bouwvlak Attelakenseweg 7 ten hoogste 64 dB(A) berekend gedurende de avondperiode.

De uitbreiding van de bedrijfsvoering van De Regt zal, na het doorvoeren van de eerder genoemde maatregel, voor onderhavig perceel (bouwvlak) geen verslechtering van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben.

 

Rand bouwvlak Attelakenseweg 9

Ter plaatse van de rand van het bouwvlak van de Attelakenseweg 9 wordt de overschrijding veroorzaakt door activiteiten/voertuigbewegingen die thans reeds plaatsvinden binnen de bedrijfsvoering van De Regt. De uitbreiding van de bedrijfsvoering van De Regt zal voor onderhavig perceel (bouwvlak) geen verslechtering van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben.

 

Rand bouwvlak Attelakenseweg 14

Ter plaatse van de rand van het bouwvlak van de Attelakenseweg 14 wordt de overschrijding in de avond- en nachtperiode veroorzaakt door activiteiten/voertuigbewegingen die thans reeds plaatsvinden binnen de bedrijfsvoering van De Regt.

 

De overschrijding in de dagperiode wordt veroorzaakt op het nieuwe opslagterrein als gevolg van de

werkzaamheden met de shovel en het wisselen van containers. Om deze overschrijding te niet te doen, zullen de opslagvakken met puin en grind in de westelijke opslagvakken plaats moeten vinden. Tevens dient een geheel gesloten afschermende voorziening met een lengte van ca. 35 meter en een hoogte van 2,0 meter ter plaatse van de oostelijke grens van de inrichting te worden geplaatst. Na het doorvoeren van voornoemde maatregel wordt ter plaatse van de rand van het bouwvlak Attelakenseweg 14 ten hoogste 68 dB(A) bedragen gedurende de dagperiode.

 

De uitbreiding van de bedrijfsvoering van De Regt zal, na het doorvoeren van voornoemde maatregel, voor onderhavig perceel (bouwvlak) geen verslechtering van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben.

 

  1. Indirecte hinder

Geluidgevoelige objecten

Ter plaatse van de gevoelige objecten (woningen) wordt ten hoogste 46/45/36 dB(A) berekend gedurende de dag-, avond- en nachtperiode als gevolg van de voertuigen die de inrichting aandoen. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50/45/40 dB(A) voor de dag-, avond en nachtperiode uit de Circulaire.

 

Rand bouwvlak nabij gelegen gevoelige objecten

Ter plaatse van de rand van de bouwvlakken van de meest nabij gelegen gevoelige objecten

(Attelakenseweg 9) wordt ten hoogste 47/46/37 dB(A) berekend gedurende de dag-, avond- en

nachtperiode als gevolg van de voertuigen die de inrichting aandoen. Attelakenseweg 9 is bepalend nu de poort ter hoogte van Attelakenseweg 7 in de avond en nacht gesloten is.

 

Hiermee wordt gedurende de dag- en nachtperiode voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50/40 dB(A) voor de dag- en nachtperiode uit ‘De Circulaire’.

 

Gedurende de avondperiode wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A)

etmaalwaarde uit ‘De Circulaire’, maar wel aan de maximale grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde op de rand van het bouwvlak aan de Attelakenseweg 9. Indien de geluidsbelasting zich tussen de voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde bevindt, dient een binnenniveau in de betrokken woning van 35 dB(A) etmaalwaarde te worden gegarandeerd. Wanneer een geluidgevoelige ruimte op de rand van het bouwvlak wordt gerealiseerd, dient deze conform het Bouwbesluit 2012 te worden gebouwd. Het Bouwbesluit 2012 schrijft een minimale gevelwering van 20 dB voor. Gezien de optredende geluidbelasting van 51 dB(A) etmaalwaarde en een gevelwering van ten minste 20 dB wordt een binnenniveau van ≤35 dB(A) etmaalwaarde te allen tijde gegarandeerd. De uitbreiding van de bedrijfsvoering van De Regt zal voor onderhavig perceel (bouwvlak) geen verslechtering van het wonen leefklimaat tot gevolg hebben.

 

  1. Conclusie

De geluidsbelasting van het bedrijf ter plaatse van gevoelige objecten zijn te kwalificeren als een zeer goed tot goed woon- en leefklimaat. Vanwege de maximale geluidniveaus zijn wel aanvullende maatregelen nodig om een verslechtering van het woon- en leefklimaat te voorkomen ter plaatse van de gevoelige objecten aan de Attelakenseweg 7 en 14:

  1. Geen vervoersbewegingen ter plaatse van de nieuwe in- en uitrit in de avond- en nachtperiode (tussen 19.00 en 06.00 uur).

  2. Buitenopslag van puin en grind uitsluitend in de westelijke opslagvakken.

  3. Een geluidswal met een minimale lengte van 35 en een minimale hoogte van 2 meter ter plaatse van de oostelijke grens van de inrichting.

 

In de planregels van dit bestemmingsplan worden deze maatregelen geborgd door ze als een voorwaardelijke verplichting op te nemen. Deze maatregelen moeten worden getroffen als gebruik wordt gemaakt van de (nieuwe) gebruiksmogelijkheden (nieuwe in- en uitrit, nieuw opslagterrein voor stoffen) die dit bestemmingsplan biedt.

 

Ontwikkeling Hanekinderstraat 41

De richtafstand voor het aspect geluid betreft 50 meter. De dichtstbijzijnde woningen van derden ligt op meer dan 200 meter afstand van de Hanekinderstraat 41. Het uitvoeren van een akoestische onderbouwing is formeel gezien niet noodzakelijk. Toch is onderzoek verricht naar de geluidemissie van alle activiteiten en werkzaamheden binnen beide bedrijfslocaties aan de Hanekinderstraat 20 en 41.

 

Voor de maatgevende bedrijfssituatie is uitgegaan van een drukke dag in het oogstseizoen waarbij landbouwproducten op het buitenterrein van de Hanekinderstraat 41 worden geladen en gelost (huidige situatie) en eveneens de voertuigbewegingen t.b.v. de langdurige stalling van landbouwvoertuigen (verandering) aan de Hanekinderstraat 20 en 41 plaats zullen vinden. Dit is een situatie die in praktijk nimmer plaats zal vinden, maar waarmee is beoogd een worst case situatie te onderzoeken.

 

Geconcludeerd wordt dat er wat betreft de geluidbelastingen voor omliggende woningen ten gevolge van de maatgevende bedrijfssituatie sprake is van een zeer goed tot goed woon- en leefklimaat. De verandering van de bedrijfsvoering heeft voor de omliggende woningen geen verslechtering van het woon- en leefklimaat tot gevolg.

 

 

4.1.3 Wegverkeerslawaai

Met de ontwikkelingen aan de Attelakenseweg 10B en Hanekinderstraat 41 worden er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Aan de Donkerstraat 33 wordt de agrarische bedrijfswoning weliswaar omgezet naar een burgerwoning, dit is echter niet onderzoeksplichtig. Op basis van artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning.

 

 

4.1.4 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit is geregeld in de Wet milieubeheer. Een specifiek onderdeel van deze wet is de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekende mate bijdragen '(besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (regeling NIBM). Hierin is bepaald wanneer de mate van de bijdrage aan de luchtverontreiniging verwaarloosbaar klein is. In zo'n geval hoeft een project niet langer meer getoetst te worden, ongeacht of in de huidige situatie al sprake is van een overschrijding van de grenswaarden.

 

Ontwikkeling Attelakenseweg 10B

De ontwikkeling betreft het vergroten van de buitenruimte van het bestaande loon- en grondwerkbedrijf, de bouwmogelijkheden wijzigen niet. Daarmee verandert de bedrijfsvoering niet of nauwelijks, waardoor de mate van de bijdrage aan luchtverontreiniging verwaarloosbaar klein of niet aanwezig is. Er is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Hieronder is de berekening van de representatieve bedrijfssituatie opgenomen. Het aantal verkeersbewegingen per etmaal bedraagt circa 148 bewegingen per etmaal (98 landbouwvoertuigen/vrachtwagens en 50 personenauto’s). Deze berekening gaat dus uit van de bestaande verkeersbewegingen. Hieruit blijkt dat het verkeer in de bestaande situatie niet in betekenende mate bijdraagt. Omdat de ontwikkeling geen extra verkeer tot gevolg heeft, is de ontwikkeling niet in betekende mate.

 

Tabel 5 Berekening NIBM-tool Attelakenseweg 10B

 [image]

 

Ontwikkeling Hanekinderstraat 41

De ontwikkeling betreft het toestaan van de opslag van voertuigen, machines, werktuigen en ander materieel die in het kader van de agrarische bedrijfsvoering grotendeels reeds zijn toegestaan. Daarvoor vervalt de planologische mogelijkheid van een champignonkwekerij (minder verkeersbewegingen ten gevolge hiervan is echter niet meegenomen in onderstaande berekening). Hierdoor zal sprake zijn van een beperkte toename in verkeersbewegingen. Het aantal verkeersbewegingen voor de representatieve bedrijfssituatie aan de Hanekinderstraat 20 en 41 per etmaal bedraagt circa 284 bewegingen per etmaal (228 landbouwvoertuigen/vrachtwagens en 56 personenauto’s). Maximaal 15% van deze voertuigbewegingen zijn extra voertuigbewegingen als gevolg van het toestaan van de langdurige opslag ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf, oftewel 43 extra voertuigbewegingen, aandeel vrachtverkeer 80%.

 

Tabel 6 Berekening NIBM-tool Hanekinderstraat 41

 [image]

 

Ontwikkeling Donkerstraat 33

De beoogde ontwikkeling betreft het omzetten van een bedrijfswoning in een burgerwoning. Dit wordt aangemerkt als een, in het kader van luchtkwaliteit, categorie dat niet in betekende mate bepalend is.

 

Conclusie

Er worden vanwege het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen verwacht voor de beoogde ontwikkelingen. De ontwikkelingen dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Derhalve is een luchtkwaliteitsonderzoek niet noodzakelijk.

 

 

4.1.5 Bodemverontreiniging

Voor elke functiewijziging op een bepaalde locatie, al of niet inhoudende een gevoelige functie, zal een onderzoek moeten worden verricht naar de bodemkwaliteit.

 

Ontwikkeling Attelakenseweg 10B

Er wordt niet gebouwd. Het vergroten van de buitenruimte zal plaatsvinden op voormalige agrarische gronden. Gezien het gebruik van de gronden is er geen aanleiding om te twijfelen aan de bodemkwaliteit.

 

Ontwikkeling Hanekinderstraat 41

Het stallen van voertuigen, machines, werktuigen en ander materieel zal plaatsvinden in de bestaande bedrijfsopstallen. Nader bodemonderzoek is niet nodig.

 

Ontwikkeling Donkerstraat 33

Er zal geen verandering plaatsvinden in het gebruik. De bestaande bedrijfswoning en bedrijfsloods zal nu gebruikt gaan worden ten behoeve van wonen. Gezien het bestaande gebruik van de gronden is er geen aanleiding om te twijfelen aan de bodemkwaliteit.

 

 

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie als op het transport van gevaarlijke stoffen. Centraal staat de vraag hoe groot het risico is dat een individu of een groep individuen hierbij loopt. Bij het bepalen van het risico worden twee soorten risico’s onderscheiden, te weten het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen.

 

Afbeelding 6 Risicokaart Noord-Brabant

 [image]

 

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied (Attelakenseweg 10B, Hanekinderstraat 41, Donkerstraat 33) zijn geen Bevi-inrichtingen gevestigd. Het plangebied ligt niet binnen de contour van het plaatsgebonden risico noch binnen een invloedsgebied van een dergelijk bedrijf.

 

Transport gevaarlijke stoffen per rail

Het vigerende bestemmingsvlak aan de Attelakenseweg 10B wordt in de richting van de Liesbosweg vergroot. Het bouwvlak wordt niet vergroot, maar schuift wel enkele meters in de richting van de Liesbosweg. Op een afstand van circa 25 à 50 meter vindt transport van gevaarlijke stoffen over het spoor plaats. Dit is een transportroute van gevaarlijke stoffen.

 

Op basis van het Basisnet Spoor gelden langs het spoor veiligheidszones die variëren van 0 tot 30 meter, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Binnen de veiligheidszone met de maximale 10-⁶ contour van het plaatsgebonden risico mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd. Voorts geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter ter weerszijden van de spoorlijn. Tevens moeten gemeenten indien zij nieuwe bebouwing binnen de contour van het groepsrisico mogelijk willen maken, de hoogte van het groepsrisico verantwoorden en de mogelijkheden van zelfredzaamheid en hulpverlening daarbij in beeld brengen.

 

Er is getoetst aan het Basisnet Spoor. Er is geen sprake van een PR 10-⁶ contour, oftewel deze is 0. Er is geen plasbrandaandachtsgebied aanwezig. De GR 10-⁸ contour is 159 meter. Binnen deze contour worden geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt. Wel verandert de toegestane functie van agrarisch naar bedrijf. Dit betekent dat ter plaatse van de uitbreidingsgronden meer personen aanwezig zullen zijn dan nu het geval is. Binnen de inrichting zijn 3 personen permanent aanwezig. Dit verandert met de uitbreiding niet, de personendichtheid neemt niet toe. Deze personen zijn geen kwetsbare objecten en zijn zelfredzaam.

 

Buisleidingen

Nabij de Attelakenseweg 10B ligt op circa 20 meter een aardgasleiding langs het spoor. De leiding heeft een diameter van 265 mm en een druk van 40 bar. Er is geen sprake van een PR 10-⁶ contour. De leiding heeft een belemmeringzone van 4 meter aan weerszijden van de leiding. De uitbreiding van het bestemmingsvlak is niet voorzien op deze belemmeringenzone.

 

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat de externe veiligheid geen belemmeringen vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

 

 

4.2 Verkeer

 

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet het bestemmingsplan voorzien in een juridisch planologisch kader voor een aanvaardbare verkeerssituatie in het plangebied. Tevens mag het bestemmingsplan – in het kader van de uitvoerbaarheid – geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid in de directe omgeving van het plangebied. Kortom, ten gevolge van de ontwikkelingen betreffende het loon- en grondwerkbedrijf moeten de algehele afwikkeling van het verkeer en de verkeersveiligheid ruimtelijk aanvaardbaar zijn.

 

  1. Verkeersafwikkeling

 

Het plangebied omvat de locaties aan de Donkerstraat 33, Hanekinderstraat 41 en Attelakenseweg 10B. In welke zin verandert de bedrijfssituatie van het loon- en grondwerkbedrijf in Etten-Leur? Wat betekent dit voor het aantal vervoersbewegingen van en naar de bedrijfslocaties? Is de capaciteit van de betrokken wegen toereikend om een eventuele toename van het verkeer als gevolg van de nieuwe bedrijfssituatie te verwerken?

 

Nieuwe bedrijfssituatie

  • Het loon- en grondwerkbedrijf aan de Donkerstraat 33 wordt opgeheven, daarvoor terug komt een woonbestemming in de bestaande bedrijfswoning en het bedrijfsgebouw.

  • Champignonkweekactiviteiten zijn aan de Hanekinderstraat 41 niet meer toegestaan. Daarvoor terug komt de opslag van materieel ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf binnen de bestaande opstallen. Hier is het akkerbouwbedrijf van het familiebedrijf reeds gevestigd. De stalling van machines ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf zal ondergeschikt zijn aan de activiteiten behorende bij het akkerbouwbedrijf. Bovendien worden de landbouwvoertuigen die gebruikt worden ten behoeve van de akkerbouwtak ook ingezet ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf.

  • De dagelijkse activiteiten van het loon- en grondwerkbedrijf vinden alleen nog plaats aan de Attelakenseweg 10B. En niet meer ook aan de Donkerstraat 33. Daarom wordt deze locatie uitgebreid qua oppervlakte voor extra manoeuvreerruimte en opslag en stalling van dagelijks te gebruiken materieel.

 

Aantal vervoersbewegingen

Tussen de Attelakenseweg 10B en de Donkerstraat 33 zullen de dagelijkse vervoersbewegingen van het loon- en grondwerkbedrijf niet meer plaatsvinden. De dagelijkse opslag van (landbouw-)voertuigen zal uitsluitend plaats gaan vinden aan de Attelakenseweg 10B, de langdurige opslag aan de Hanekinderstraat 41. Dit betekent een lichte toename (in geval van worst-case scenario) van circa 43 vervoersbewegingen naar de Hanekinderstraat 41. Voor de locatie aan de Attelakenseweg 10B verandert er qua vervoersbewegingen weinig. Onderstaande tabellen geven de verkeersaantallen weer van de bedrijfslocaties aan de Attelakenseweg 10B respectievelijk de Hanekinderstraat 41 en 20 bij pieken (oogstseizoen). Kortom, alleen de ontwikkeling aan de Hanekinderstraat 41 zorgt voor een lichte toename aan vervoersbewegingen (daarbij niet meegerekend de afname in verkeersaantallen vanwege het verdwijnen van de voorheen toegestane champignonkwekerij).

 

Tabel 7 Verkeersbewegingen Hanekinderstraat 41 en 20 (oogstseizoen)

Type voertuig

Dag (6-19 uur)

Avond (19-22 uur)

Nacht (22-6 uur)

Landbouwvoertuigen / vrachtwagens

192

28

8

Personenwagens

40

8

8

 

Tabel 8 Verkeerswegingen Attelakenseweg 10B

Type voertuig

Dag (6-19 uur)

Avond (19-22 uur)

Nacht (22-6 uur)

Landbouwvoertuigen / vrachtwagens

80

14

4

Personenwagens

30

10

10

 

Verkeersafwikkeling

Alleen de locaties aan de Hanekinderstraat 41 en Attelakenseweg 10B zijn relevant voor de verkeersafwikkeling. Voor de locatie aan de Attelakenseweg 10B geldt dat circa 40% van de voertuigen komen uit of vertrekken in de richting van de kern Etten-Leur, circa 20% in de richting van Zevenbergen en circa 40% in de richting van de Liesbosweg. Voor de locatie aan de Hanekinderstraat geldt dat bijna alle voertuigen komen uit of vertrekken in de richting van de kern Etten-Leur, via de Veenstraat de Rijsdijk op of af. De (landbouw-)voertuigen en overige voertuigen van het bedrijf benutten zowel de gebiedsontsluitingsweg de Rijsdijk als de erftoegangswegen in het buitengebied. Deze wegen hebben voldoende capaciteit om de bestaande en toekomstige verkeersaantallen van het loon- en grondwerkbedrijf te verwerken.

 

  1. Verkeersveiligheid

 

Omwonenden en passanten van de bedrijfslocaties aan de Attelakenseweg 10B en Hanekinderstraat 41 krijgen te maken met verkeersbewegingen van en naar deze locaties. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is het ideale scenario dat het landbouw- en overige zware verkeer gescheiden zijn van fietsers en voetgangers. Dit is in algemene zin niet haalbaar in landelijk gebied. Bovendien is het loon- en grondwerkbedrijf juist gevestigd in het buitengebied van Etten-Leur vanwege de aard van haar werkzaamheden. Het buitengebied moet daarom toegankelijk gehouden worden voor dergelijke bedrijven. De Rijsdijk daarentegen is uitermate geschikt om de (landbouw-)voertuigen te verwerken. Dit is een weg die bedoeld is om veel en zwaarder verkeer te verwerken. De maximum snelheid is 50 km/uur. En parallel aan de Rijsdijk liggen gescheiden fiets- en voetpaden. (Landbouw-)verkeer en langzaam verkeer zijn dus van elkaar gescheiden. Dit geldt ook voor de Attelakenseweg. Weliswaar is dit een erftoegangsweg, maar parallel aan de Attelakenseweg liggen aan weerszijden gescheiden fietspaden. Dit geldt niet voor de locatie aan de Hanekinderstraat 41. Dit wordt door omwonenden als een verkeersonveilige situatie gezien en ervaren. Tijdens de omgevingsdialoog van 12 juni 2019, waarin het bedrijf haar plannen aan de Hanekinderstraat 41 heeft toegelicht, hebben zij hun zorgen geuit over de huidige verkeerssituatie en verkeersonveiligheid. In paragraaf 7.1 wordt de omgevingsdialoog besproken. Zij vrezen dat dit met de beoogde ontwikkeling aan de Hanekinderstraat 41 zal verergeren. De gemeente heeft dit onderzocht en is met een reactie gekomen. Onze reactie van 13 januari 2020 is hieronder integraal opgenomen (onder A.). Na deze brief heeft er vervolgoverleg plaatsgehad (weergegeven onder B.).

 

  1. Brief gemeente aan omwonenden Hanekinderstraat, 13 januari 2020

Verkeerssituatie

De Hanekinderstraat is te bereiken via het Slagveld, de Veenstraat of een zandpad dat begint ter hoogte van de locaties aan de Hanekinderstraat 41 en 20. Vanaf de Veenstraat gaat verkeer de Rijsdijk op. De Rijsdijk valt in de categorie gebiedsontsluitingsweg. Dit is een weg die bedoeld is om veel verkeer te verwerken. De maximum snelheid is 50 km/uur. Parallel aan de Rijsdijk liggen fiets- en voetpaden. (Landbouw-)verkeer en langzaam verkeer zijn dus van elkaar gescheiden.

 

De Hanekinderstraat en Veenstraat zijn erftoegangswegen in het buitengebied van Etten-Leur. Deze wegen zijn vooral bedoeld voor het bereikbaar maken van woningen en bedrijven. In de Hanekinderstraat ligt ter hoogte van het Slagveld een landbouwsluis. Vanaf het Slagveld zijn alleen fietsers, bromfietsers en landbouwvoertuigen op de Hanekinderstraat toegestaan. Ter plaatse van de Veenstraat staat daarom ook een bord doodlopende weg. De Hanekinderstraat is dus toegankelijk voor landbouwvoertuigen, fietsers en bromfietsers. Naast bestemmingsverkeer.

 

Verkeersaantallen beoogde situatie

Onderstaande tabel geeft de verkeersaantallen weer van de bedrijfslocaties aan de Hanekinderstraat 41 en 20 bij pieken (oogstseizoen). Dit zijn dus de aantallen van de bestaande bedrijven aan de Hanekinderstraat 20 en 41, plus die van de beoogde ontwikkeling. Er is uitgegaan van een worstcase scenario. Op een gemiddelde werkdag rijden dan maximaal 96 landbouwvoertuigen/vrachtwagens van en naar de locaties aan de Hanekinderstraat 41 en 20. In de avond en nacht is dat veel minder. Het grootste deel van deze voertuigen komt uit of vertrekt naar de bebouwde kom van Etten-Leur (richting Veenstraat).

 

Reactie gemeente

Hieronder zal de gemeente reageren op de door omwonenden ingebrachte opmerkingen ten aanzien van de verkeersveiligheid.

 

  1. Verkeersonveilige situatie Hanekinderstraat

Aan de Hanekinderstraat zijn alleen landbouwvoertuigen en bestemmingsverkeer toegestaan. Landbouwvoertuigen mogen maximaal 25 km/uur rijden. Verkeersonveilige situaties worden vooral ervaren als de voertuigen te hard rijden.

 

Van 31 oktober t/m 18 november 2019 zijn er verkeerstellingen gedaan. Op een gemiddelde werkdag rijden maximaal 16 voertuigen in de Hanekinderstraat tussen de Veenstraat en het Slagveld. Dit is bij de landbouwsluis. Verdeeld over de dag is dit een erg laag aantal. Dit aantal zal met de beoogde ontwikkeling licht toenemen, in de piekmomenten ligt dat iets hoger.

 

We nemen geen extra verkeersmaatregelen in de Hanekinderstraat. Er maken niet veel landbouwvoertuigen gebruik van deze straat. Met de beoogde ontwikkeling zal dit niet veel veranderen. Bovendien is met de landbouwsluis de Hanekinderstraat juist toegankelijk gehouden voor landbouwvoertuigen. Verkeersonveilige situaties en gevoelens worden vooral ervaren als de voertuigen te hard rijden. Hierover afspraken maken met de betrokken bedrijven zal effectiever (kunnen) zijn.

 

  1. Verkeersonveilige situatie Veenstraat

Van 31 oktober t/m 18 november 2019 zijn er verkeerstellingen gedaan. Op een gemiddelde werkdag rijden maximaal 24 middelgrote en 25 grote voertuigen over de Veenstraat. Het aantal personenauto’s en mogelijk ook tractoren is 201 per werkdag. We kunnen tractoren zonder aanhanger helaas niet apart tellen. Het totale aantal voertuigen komt hiermee op 250 per gemiddelde werkdag. Dit zijn er 25 in het drukste uur (dit is 10% van het dagtotaal). Met de beoogde ontwikkeling aan de Hanekinderstraat 41 verandert dit aantal weinig.

 

Het aanleggen van een voetpad langs de Veenstraat is niet nodig. De Veenstraat is een weg die grotendeels buiten de bebouwde kom van Etten-Leur ligt. Langs plattelandswegen leggen we geen voetpaden aan. Ook vraagt de hoeveelheid voertuigen niet om het aanleggen van een voetpad. Er is een voldoende brede berm aanwezig waar men gebruik van kan maken.

 

  1. Verkeersonveilige oversteekplaats Rijsdijk

We leggen geen zebrapad aan op de Rijsdijk ter hoogte van de Veenstraat. De Rijsdijk is een gebiedsontsluitingsweg. Er ligt een duidelijk aangegeven oversteekplaats. Ook is er een mogelijkheid om in het midden te wachten. Zo hoeft men niet de hele oversteek in één keer te doen. Zebrapaden leggen we alleen aan op plaatsen waar mensen vaak en gedurende de gehele dag oversteken. Ook moet er een duidelijke reden zijn waarom mensen oversteken. Bijvoorbeeld van een parkeerterrein naar een winkel. Dit is hier niet het geval. Een zebrapad zou de oversteekplaats zelfs onveiliger maken, omdat een voetganger juist voorrang heeft.

 

  1. Alternatieve ontsluiting bedrijfslocatie

Het aanleggen van een alternatieve ontsluiting voor de bedrijfslocatie is niet nodig. Het aantal landbouwvoertuigen van en naar de bedrijfslocaties aan de Hanekinderstraat neemt niet veel toe. Bovendien is de Rijksdijk vanwege de scheiding tussen (landbouw-)verkeer en langzaam verkeer geschikt voor landbouwvoertuigen.

 

Afspreken gedragsregels

Volgens de principes van Duurzaam veilig moeten grote verschillen in massa en rijsnelheid tussen verkeersdeelnemers op hetzelfde wegvak worden vermeden. Landbouwverkeer kan voorkomen op de wegcategorieën gebiedsontsluitingsweg en erftoegangsweg. Op beide categorieën wringt dit met de principes: op gebiedsontsluitingswegen is sprake van een groot snelheidsverschil, terwijl op erftoegangswegen de menging met kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers en voetgangers problematisch is door de grote verschillen in massa. Ook snelheidsverschillen worden op deze doorgaans smalle wegen als problematisch ervaren, zeker wanneer landbouwvoertuigen de wettelijke maximumsnelheid overtreden.

 

Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is het daarom beter om landbouwverkeer en fietsers en voetgangers zo veel mogelijk te scheiden. De gemeente Etten-Leur laat landbouwvoertuigen zowel over de Rijsdijk als over de erftoegangswegen in het buitengebied rijden. De Rijsdijk (met een maximumsnelheid van 50 km/uur) is vanwege de scheiding tussen (landbouw-)verkeer en langzaam verkeer geschikt voor landbouwvoertuigen.

 

Vanwege de aard van de werkzaamheden is het loon- en grondwerkbedrijf gevestigd in het buitengebied. Naast agrarisch loonwerk en verhuur van materieel is de aanleg, het beheer en onderhoud van natuur en landschap in het buitengebied de kerntaak van het loon- en grondwerkbedrijf. Het buitengebied moet daarom toegankelijk gehouden worden voor dergelijke bedrijven. Dit betekent niet dat verkeersveiligheid op de wegen in het buitengebied geen punt van aandacht is. In sommige gevallen kunnen verkeersmaatregelen nodig zijn. In het geval van de Hanekinderstraat en de Veenstraat is dit niet aan de orde, gezien de beperkte aantallen (landbouw-)voertuigen op beide erftoegangswegen en de bestaande verkeerskundige situatie van deze wegen.

 

Dit betekent niet dat er geen sprake kan zijn van verkeersonveilige situaties of van gevoelens van verkeersonveiligheid. Daarom zal de gemeente afspraken maken met het bedrijf om de verkeersveiligheid in het buitengebied beter te (kunnen) waarborgen. Bijvoorbeeld over verkeersveiligheidscursussen voor de werknemers. En afspraken over hoe de bestuurders van de voertuigen omgaan met fietsers. Maar ook over overtredingen van de maximumsnelheid. Deze afspraken bespreken we ook met u als bewoners.

 

  1. Vervolgoverleg met omwonenden Hanekinderstraat

Op bovenstaande bief hebben omwonenden van de Hanekinderstraat bij brief van 2 april 2020 gereageerd (bijlage 3). Vervolgens heeft er op 17 april 2020 een schouw plaatsgehad op de Hanekinderstraat. Hier waren enkele omwonenden bij aanwezig. Tevens waren de initiatiefnemer, diens adviseur en de verkeerskundige van Etten-Leur aanwezig. Van deze schouw heeft de vertegenwoordiger van de omwonenden aan de Hanekinderstraat op 19 april 2020 een terugkoppeling gegeven (bijlage 4). Hieronder worden de onderwerpen die tijdens de schouw en in de brieven aan de orde zijn gekomen, behandeld. En tevens door de gemeente van een reactie voorzien.

 

Ontwikkeling afmetingen landbouwvoertuigen

Gesteld wordt dat de afmetingen van landbouwvoertuigen de afgelopen decennia zijn toegenomen. Tot 1995 mochten (land)bouwvoertuigen volgens het toen geldende Wegenverkeersreglement maximaal 2,60 m breed zijn. Wanneer een landbouwvoertuig breder is dan 2,60 moest er een ontheffing worden aangevraagd. Ook voor 1995 waren er al veel landbouwvoertuigen breder dan 2,60 m, waardoor er erg veel ontheffingen moesten worden aangevraagd. Bij invoering van de Wegenverkeerswet 1994 en het Voertuigreglement is de maximale breedte voor landbouwtrekkers en zelfrijdende werktuigen vergroot naar 3,00 m. Wel met de voorwaarde dat (land)bouwvoertuigen die breder zijn dan 2,60 m een zwaailicht voeren, ten teken dat er een breder voertuig op de weg rijdt.

 

De breedte van veel (land)bouwvoertuigen is al meer dan 20 jaar 3,00 m breed. Met een breedteontheffing van de wegbeheerder mogen landbouwvoertuigen maximaal 3,50 m breed zijn. Veel oogstmachines zijn breder dan 3,00 m, maar ook dit is al meer dan 20 jaar zo. Het is dus niet zo dat de trend is dat (land)bouwvoertuigen recent veel breder zijn geworden; deze ontwikkeling heeft al 15 tot 20 jaar plaatsgevonden. De verwachting is dat deze situatie ook zo blijft en dat (land)bouwvoertuigen niet breder worden dan ze nu zijn. Met de invoering van de aankomende registratie- en kentekenplicht van (land)bouwvoertuigen zal het ook veel lastiger worden om voertuigen breder dan 3,50 m geregistreerd te krijgen. Zonder registratie en kenteken mogen landbouwvoertuigen na 2025 niet meer de weg.

 

De ruimte die landbouwvoertuigen door hun breedte op de weg innemen is al meer dan 20 jaar hetzelfde en ontheffingplichtige voertuigen mogen niet breder zijn dan 3,50 m.

 

Inrichting Hanekinderstraat

De inrichting van de weg wordt bepaald door het type erftoegangsweg. Bij erftoegangsweg type II, met een verhardingsbreedte van 2,50 tot 4,50 m, wordt geen asmarkering of kantmarkering toegepast. Bij erftoegangsweg type I, met een verhardingsbreedte van 4,50 tot 6,20 m, wordt geen asmarkering, maar wel een kantmarkering toegepast. Op beide typen erftoegangswegen is landbouwverkeer toegestaan en is de maximale intensiteit 6000 motorvoertuigen per etmaal. Bij erftoegangswegen typen I en II worden geen extra rijstroken voor voetgangers of vrijliggende fietspaden aangelegd. Kenmerkend voor erftoegangswegen is dat alle verschillende soorten verkeersdeelnemers over dezelfde weg worden afgewikkeld.

 

De functie van de Hanekinderstraat is nooit veranderd; deze is altijd al bedoeld geweest om alle soorten verkeersdeelnemers af te wikkelen. Klaarblijkelijk zijn er in de loop van de tijd wel steeds meer verschillende verkeersdeelnemers op de Hanekinderstraat gekomen, zoals wandelaars en fietsers, mogelijk dat dit te maken heeft met de ontwikkeling van de woonwijk De Keen. Er is echter geen sprake van een drukke wandel- en fietsroute. De Hanekinderstraat is een rustige plattelandsweg. Verkeer wordt hier niet van elkaar gescheiden.

 

Binnen Etten-Leur zijn meerdere plattelandswegen (of erftoegangswegen type II). Ook hier fietsen en wandelen mensen. Denk bijvoorbeeld aan de Bollenstraat waar ook scholieren van de middelbare school en het ROC gebruik van maken. Dit past binnen het Etten-Leurse en landelijke beleid. We nemen hier daarom geen maatregelen. Tenzij aantoonbaar is met een verkeerstelling dat de weg anders wordt gebruikt dan waar deze voor bedoeld is. Bijvoorbeeld bij de Donkerstraat. Hier maakten meer dan 1.000 motorvoertuigen gebruik van de straat en was er duidelijk sprake van sluipverkeer.

 

Risico op ongevallen

Gesteld wordt dat het risico op ongevallen toeneemt doordat er meer landbouwvoertuigen op de Hanekinderstraat komen. Uit verkeerstellingen door de gemeente Etten-Leur in van 31 oktober t/m 18 november 2019 blijkt het aantal motorvoertuigen op de Hanekinderstraat op een gemiddelde werkdag 250 te bedragen. Dit is ook voor erftoegangsweg een erg laag aantal. Daarbij komt dat het verkeer dat op de Hanekinderstraat rijdt, vrijwel uitsluitend bestemmingsverkeer is.

 

Voor autoverkeer is de Hanekinderstraat een doodlopende weg en verwacht moet worden dat het aantal motorvoertuigen per dag niet gaat stijgen, dat zal bij enige honderden per dag blijven. De verkeersrisico’s zullen dan ook niet veranderen.

 

Bestuurders van landbouwvoertuigen, komende vanaf het Slagveld die over de Hanekinderstraat rijden, zouden te hard rijden ter hoogte van de kruising met de Veenstraat. Daarbij moet aan verkeer op de Veenstraat voorrang worden verleend. Het zicht is hier beperkt door een hoge haag van een aanwonende. Bestuurders van landbouwvoertuigen zitten hoger dan automobilisten en fietsers en kunnen beter zien of er verkeer van rechts komt. Wij gaan er van uit dat bestuurders hun snelheid aanpassen aan de verkeerssituatie ter plekke en hun voertuig tijdig tot stilstand kunnen brengen als dat nodig is.

 

Duurzaam Veilig

Wij sluiten hiermee aan bij het landelijke Duurzaam Veilig Beleid. Dit beleid volgen we in Nederland al sinds 1997 en is succesvol. Meer over dit beleid kunt u lezen op:

https://www.swov.nl/feiten-cijfers/factsheet/duurzaam-veilig-wegverkeer

Hier staat ook specifiek een paragraaf over een risicogestuurde aanpak.

 

Over de categorisering van wegen kunt u hier meer informatie vinden:

https://www.swov.nl/feiten-cijfers/factsheet/principes-voor-veilig-wegontwerp

 

Het Etten-Leurse beleid vindt u op:

https://www.etten-leur.nl/Bestuur/Begroting_en_beleid/Beleidsdocumenten/Wonen/Mobiliteit/Gemeentelijk_Verkeers_en_Vervoerplan

 

Vergelijking met de Rijsdijk

In de brief wordt een vergelijking gemaakt tussen de Rijsdijk en de Hanekinderstraat. Dit is een vergelijking op basis van snelheid. Op de Rijsdijk mag men 50 km/h rijden en op de Hanekinderstraat 60 km/h. Voetgangers mogen niet op de Rijsdijk lopen, maar wel op de Hanekinderstraat. Deze wegen zijn in geen enkel opzicht met elkaar te vergelijken. De Rijsdijk is een gebiedsontsluitingsweg en bedoeld om verkeer af te wikkelen tussen provinciale wegen en woonwijken. Van de Rijsdijk maken dagelijks ca. 6900 voertuigen gebruik (werkdag, telling september 2018).

 

Ter vergelijking: van de Veenstraat maken ca. 250 voertuigen gebruik (werkdag, telling november 2019). In het drukste uur zijn dit 25 voertuigen (10% van het dagtotaal). Dit betekent dat er elke 2 a 3 minuten een voertuig voorbij komt. Een voetganger of fietsers heeft voldoende tijd om hierop te anticiperen. Zo ook de bestuurder van een voertuig.

 

Bestemmingsverkeer of geheel afsluiten

Tijdens de schouw op 17 april 2020 is het afsluiten van de Hanekinderstraat ter sprake gekomen. Hiervoor werden twee opties benoemd. Optie 1 was het plaatsen van borden waarbij al het gemotoriseerd verkeer verboden is, behalve bestemmingsverkeer. Optie 2 was het afsluiten van de landbouwsluis en hier alleen nog voetgangers en fietsers toe te staan. Voor het nemen van een dergelijke maatregel is een verkeersbesluit nodig. Tegen een verkeersbesluit kunnen belanghebbenden bezwaar maken. Dit bekent dat de gemeente sterk moet staan voordat zo’n besluit kan worden genomen. Bijvoorbeeld door verkeerstellingen die aantonen dat het erg druk is. Op dit moment zien we onvoldoende onderbouwing om een verkeersbesluit te nemen.

 

Handhaving

Daarnaast is het plaatsen van verkeersborden voor bestemmingsverkeer nauwelijks te handhaven. Op basis van artikel 24 Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW) zijn wij verplicht hierover advies te vragen aan de politie. Zij geven in hun advies aan geen capaciteit te hebben om dit verbod te controleren en dat het ook geen prioriteit heeft. Daarnaast is er ook bij onze eigen handhavers (Buitengewoon Opsporings Ambtenaren) onvoldoende capaciteit om dergelijke verboden te controleren. Ook is het zeer lastig om aan te tonen wie wel en geen bestemmingsverkeer zijn in een straat. Wij plaatsen daarom zelden verbodsborden met uitzondering van bestemmingsverkeer.

 

Andere maatregelen

Met de omwonenden is er tevergeefs gekeken naar andere maatregelen. Zo gaven de omwonenden aan dat de verkeerstelling op het verkeerde moment is gedaan. Vanuit de gemeente is aangegeven een nieuwe telling te willen doen, maar de bewoners stelden dit niet op prijs. Ook boden we aan een drempel aan te brengen om de snelheid van het (landbouw)verkeer af te remmen. De bewoners geven aan dit niet te willen vanwege geluidsoverlast. Daarnaast boden we aan om samen met Cumela cursussen aan te bieden aan de loonwerkers die gebruik maken van de straat. En om bijvoorbeeld gedragsregels af te spreken over wat te doen als een landbouwvoertuig een fietser nadert. Ook dit werd door de omwonenden afgeslagen.

 

  1. Conclusie

 

Ten gevolge van de ontwikkelingen van het loon- en grondwerkbedrijf is de algehele afwikkeling van het verkeer en de verkeersveiligheid ruimtelijk aanvaardbaar. Ter plaatse van het tracé Veenstraat – Hanekinderstraat – Slagveld zullen geen verkeersmaatregelen genomen worden. Gezien de beperkte aantallen (landbouw-)voertuigen op deze erftoegangswegen en de verkeerskundige situatie van deze wegen zijn deze niet nodig.

 

 

4.3 Water

 

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Brabantse Delta. Het beleid van Waterschap Brabantse Delta is gericht op het beschermen tegen overstromingen, het zuiveren van afvalwater en het zorgen voor de kwaliteit van oppervlaktewater en voor het waterpeil. De watertoets is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen te waarborgen.

 

De ontwikkelingen / watertoets

Bebouwd en verhard oppervlak. De ontwikkelingen aan de Hanekinderstraat 41 en Donkerstraat 33 leiden niet tot veranderingen in bebouwd en verhard oppervlak. Er wordt niet gebouwd, evenmin verhard. Aan de Hanekinderstraat 41 zal de opslag van materieel van een loon- en grondwerkbedrijf binnen de bestaande opstallen van het aanwezige agrarische bedrijf mogelijk worden. De gronden en bestaande gebouwen aan de Donkerstraat 33 krijgen alleen een functiewijziging, er wordt niet (extra) gebouwd. Het bebouwd oppervlak aan de Attelakenseweg 10B verandert evenmin, wel zal als gevolg van de uitbreiding ten behoeve van een efficiëntere bedrijfsperceel het verhard oppervlak toenemen met circa 5.800 m².

 

A- en B-waterlopen. In en rondom het plangebied liggen categorie A en B oppervlaktelichamen. Het uitvoeren van werkzaamheden in deze oppervlaktewaterlichamen is in beginsel vergunningplichtig op basis van de Keur. De B-waterlopen langs de Hanekinderstraat en rondom het perceel Hanekinderstraat 41 worden met de ontwikkeling niet aangetast. Dit geldt ook voor de A- en B-waterlopen nabij de Donkerstraat 33. De ontwikkeling aan de Attenlakenseweg 10B betreft een uitbreiding van het bestemmingsvlak voor het aanwezige loon- en grondwerkbedrijf, niet van het bestaande bouwvlak. De uitbreiding van het bestemmingsvlak vindt mede plaats op een aangeduide B-waterloop. Deze waterloop is al gedempt, waarvoor het waterschap vergunning heeft verleend. Tijdens het dempen is een buis in de grond gelegd waarmee het hemelwater van het kantoor wordt afgevoerd naar de aanwezige A-waterloop aan de straatzijde van de Attelakenseweg. Op deze A-waterloop zal een nieuwe in- en uitrit worden gerealiseerd. Daarvoor verdwijnen twee in- en uitritten, te weten de bestaande oostelijke in- en uitrit op het bedrijfsperceel en de in- en uitrit op de belendende agrarische gronden. De aanleg (met toepassing van een duiker) is op grond van de geldende bestemming Water toegestaan. De aanleg van de in- en uitrit maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan. Hiervoor is wel een vergunning van het Waterschap Brabantse Delta nodig.

 

Afbeelding 7 Legger Brabantse Delta, voor het plangebied: waterlopen

 [image]

 

 

Afbeelding 8 Legger Brabantse Delta, A- en B-waterlopen Attelakenseweg 10B

 [image]

 

Afvalwater. Het vuile water van de bestaande gebouwen binnen het plangebied wordt geloosd op de aanwezige riolering. Er zullen geen veranderingen in de afvoer plaatsvinden. De bedrijfsvoering van het loon- en grondwerkbedrijf aan de Donkerstraat 33 wordt opgeheven zodat er minder afvalwater via de riolering afgevoerd wordt.

 

Hemelwater. Het hemelwater van de bestaande gebouwen binnen het plangebied wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Aan de Attelakenseweg 10B zal het verharde oppervlak toenemen waardoor infiltratie in de grond ter plekke zal afnemen.

 

Milieuvriendelijke bouwmaterialen. Het waterschap adviseert het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie. Het bedrijf is op het bovenstaande gewezen.

 

Vervolg watertoets

In het vervolg concentreert deze waterparagraaf zich op de waterhuishoudkundige gevolgen van de ontwikkeling aan de Attelakenseweg 10B als gevolg van de toename van verharding.

 

Huidige situatie Attelakenseweg 10B

Huidig gebruik

Aan de Attelakenseweg 10B is een loon- en grondwerkbedrijf gevestigd. De bedrijfslocatie heeft een oppervlakte van circa 5.600 m². Aan de straatzijde ligt de Attenlakenseweg. De gronden ten westen, zuiden, en oosten van de bedrijfslocatie zijn agrarisch. Tot een oppervlakte van circa 5.800 m² vindt aan de west-, zuid-, en oostzijde van de bedrijfslocatie uitbreiding plaats op deze agrarische gronden.

 

Oppervlaktewater

Op de bestaande perceelsgrens van het aanwezige loon- en grondwerkbedrijf is een B-waterloop aanwezig. Deze is gedempt. Aan de straatzijde ligt een A-watergang. Zie hierboven.

 

Hemelwater en afvalwater

In de huidige situatie is sprake van een bestaand loon- en grondwerkbedrijf. De uitbreidingsgronden zijn volledig onbebouwd. Hemelwater infiltreert lokaal in de bodem. In het plangebied is een vuilwaterriolering aanwezig.

 

Beleid en uitgangspunten

Beleid algemeen

De relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, Nationaal Waterplan 2016-2021, Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) Actueel, Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 ‘Sámen naar een duurzaam gezonde en veilige leefomgeving in Brabant’, het Waterbeheerplan ‘Waardevol Water’ 2016-2021 en de gezamenlijke keur van de Brabantse Waterschappen (2015).

 

De belangrijkste gezamenlijke punten uit deze beleidstukken zijn dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening en dat de verdroging en wateroverlast bestreden dienen te worden. In de volgende paragrafen zijn de voor het plangebied relevante beleidsuitgangspunten nader toegelicht.

 

Beleid waterschap Brabantse Delta

In het waterbeheerplan 2016-2021 van het waterschap Brabantse Delta, dat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners, zijn het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap opgenomen. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening: de Keur en de Legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De Legger geeft aan waar de waterschapswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

 

Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Het doel van dit uitgangspunt is om te voorkomen dat hemelwater als gevolg van uitbreiding van het verhard oppervlak versneld op het watersysteem wordt geloosd. Voor lozingen op een oppervlaktewater eist het waterschap daarom een vervangende berging, die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert. Gemeenten stellen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid voorwaarden aan de afvoer via een rioleringsstelsel. Bij het invullen van de compensatieopgave wordt tevens gekeken naar de mogelijke realisering van andere waterdoelen. Het gaat hierbij dus om een optimale inpassing van een plan in zijn omgeving, waarbij ook gekeken moet worden naar het huidig en toekomstig functioneren van het totale (deel)stroomgebied waar de ontwikkeling onderdeel van uitmaakt. Naast het behoud van voldoende systeemrobuustheid, kan hiermee beter invulling worden gegeven aan de gewenste doelmatigheid. Bovendien biedt dit mogelijkheden voor waterschappen en gemeenten om ook andere dan hydrologische aspecten mee te nemen in de afweging. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het oplossen van waterkwaliteitsknelpunten of het tegengaan van verdroging.

 

Het waterschap maakt bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Dit heeft ertoe geleid dat voor kleine plannen kan worden volstaan met het toepassen van een eenvoudige rekenregel voor het bepalen van de compensatieopgave. Deze rekenregel is onderdeel van de algemene regel en wordt in de navolgende paragraaf toegelicht. Voor grotere plannen volstaat de rekenregel niet voor het bepalen van de compensatie-opgave, omdat de impact van dergelijke plannen op het watersysteem (veel) groter is. Voor grote plannen is daarom altijd een waterhuishoudkundig onderzoek noodzakelijk en dient het waterschap vroegtijdig te worden betrokken.

 

Keurbeleid

Binnen de Keur wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsplichtige- en meldingsplichtige handelingen die binnen de algemene regels van het waterschap vallen. Naast de toename aan verhard oppervlak worden geen vergunningsplichtige handelingen verwacht als gevolg van de ontwikkeling. Bij de toename van verhard oppervlak gelden de onderstaande bepalingen uit de Keur 2015 en de bijbehorende beleidsregels van Waterschap Brabantse Delta:

Keur; Artikel 3.6 Verbod afvoer door verhard oppervlak et is verboden zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen.

  • Algemene regels; Art. 15 Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de Keur, voor het afvoeren van hemelwater via toename verhard oppervlak of door afkoppelen van verhard oppervlak, naar een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

  1. het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m² is, of;

  2. de toename van verhard oppervlak maximaal 2.000 m² is, of;

  3. de toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak;

  4. de toename van verhard oppervlak tussen 2.000 m² en 10.000 m² is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale compensatie conform de rekenregel: Benodigde compensatie (in m³ ) = Toename verhard oppervlak (in m² ) * Gevoeligheidsfactor * 0,06 (in m).
    Welke gevoeligheidsfactor van toepassing is, kan worden afgelezen van de Kaart Algemene Regel afvoer regenwater door verhard oppervlak 2015. Voor het plangebied is gevoeligheidsfactor 1 van toepassing.

  • Beleidsregels; Art. 13.4.2. Bepalen omvang compensatie
    De compensatieplicht is 600 m³ per hectare toename verhard oppervlak, tenzij uit waterhuishoudkundig onderzoek blijkt dat minder compensatie nodig is. De benodigde capaciteit ligt tussen de kruinhoogte van de noodoverloopconstructie en de bodem van de voorziening. Indien de bodem van de voorziening lager ligt dan de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG), dan geldt de GHG als ondergrens.

  • Beleidsregels; Art. 13.4.3. Voorzieningen
    De afvoer uit een voorziening mag maximaal 2 l/s/ha zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van een kleinere opvangcapaciteit omdat infiltratie in de voorziening plaatsvindt, moet de voorziening binnen vijf dagen, waarbinnen maximaal 2 mm hemelwater per etmaal is gevallen, leeggelopen zijn.

 

Toekomstige situatie Attelakenseweg 10B

Binnen de inrichting wordt het regenwater gescheiden van het hemelwater verwerkt. Het hemelwater afkomstig van de gebouwen wordt verzameld en gescheiden van het vuilwater verwerkt. Hierin verandert niets. Zie de opmerkingen en aanbevelingen hierboven, in de paragraaf De ontwikkelingen / watertoets.

 

Ter plaatse van onverharde agrarische gronden zal verharding tot een oppervlakte van circa 5.800 m² worden gerealiseerd. Krachtens artikel 15 sub d kan vrijstelling worden verleend van het verbod als bedoeld in artikel 3.67 van de Keur. Om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan is een voorziening met een minimale compensatie van 348 m³ (5.800 m² x gevoeligheidsfactor 1 x 0,06 in m) nodig. Deze retentievoorziening dient vertraagd af te voeren naar het oppervlaktewatersysteem, om zo extra belasting van het oppervlaktewatersysteem te voorkomen in maatgevende situaties.

 

Het hemelwater afkomstig van erfverharding kan in principe afstromen en infiltreren in de aangrenzende groenzones (agrarische gronden en houtsingel). De uiteindelijke wijze van verwerking van hemelwater is aan de initiatiefnemer. In dit geval is een voorziening met een inhoud van minimaal 348 m³ voldoende om een hevige bui te kunnen verwerken. Naar verwachting kiest het bedrijf ervoor om een waterloop te realiseren ter plaatse van de nieuwe grens van het bestemmingsvlak. In ieder geval is voldoende ruimte aanwezig om deze voorziening in of grenzend aan het plangebied te realiseren. Deze gronden zijn in eigendom van de initiatiefnemer.

 

In de planregels van dit bestemmingsplan wordt de voorziening geborgd door toepassing van een voorwaardelijke verplichting. De retentievoorziening dient te worden gerealiseerd, beheerd en in stand te worden gehouden in overeenstemming met de eisen die door het waterschap worden gesteld.

 

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding in het plangebied en omgeving.

 

 

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

 

Cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden

Op kaart 3 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant ligt geen van de locaties in een cultuurhistorisch of aardkundig waardevol gebied. Op de cultuurhistorische waardenkaart liggen alle locaties in de cultuurhistorische regio van provinciaal cultuurhistorisch belang ‘West-Brabantse Venen’ en het cultuurhistorische landschap ‘Landgoederen en veenrelicten bij Zundert en Etten-Leur’.

 

Dit gebied is van cultuurhistorisch belang vanwege de historie van veen ontginningen. Grote delen van het gebied waren vroeger bedekt met veen. Hiervan is vrijwel niets meer over: in het gehele gebied hebben tussen de dertiende en achttiende eeuw hebben hier grootschalige veenafgravingen plaatsgevonden. Dit heeft de bewoningsgeschiedenis en de inrichting en vormgeving van het huidige landschap in belangrijke mate bepaald. Door de vervening nam de bevolking sterkt toe en kwam er ook meer grond beschikbaar voor landbouw. Dat wil niet zeggen dat het gehele gebied door de boeren in gebruik werd genomen. Grote delen bleven ‘woest’ liggen: heidegronden, broekbossen en vennen. In de loop van de eeuwen werden deze gronden gebruikt om landgoederen en productiebossen aan te leggen. De introductie van de kunstmest rond de negentiende eeuw maakte het mogelijk de resterende heidevelden te ontginnen. Voor een deel werden ze omgevormd tot landbouwgrond, maar er zijn ook bossen op aangelegd. En een deel bleef gehandhaafd als heide. In het noorden van het gebied werden de afgeveende gronden direct omgevormd tot landbouwgrond. Na de overstromingen tijdens en na de St.-Elisabethsvloed is het gebied bedijkt, waardoor diverse polders ontstonden.

 

Geen verstorende effecten

De ontwikkelingen op de bedrijfskavels aan de Attelakenseweg 10B, Hanekinderstraat 41 en Donkerstraat 33 wijzigen niets aan de bestaande bebouwing(-smogelijkheden) en voegen geen functies op nieuwe percelen toe. Wel worden de bestaande locaties landschappelijk ingepast om het verstorend effect van de bebouwing op het landschap weg te nemen. De ontwikkelingen hebben geen (verstorende) invloed op de aanwezige cultuurhistorische waarden.

 

Afbeelding 9 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, kaart 3: Instructieregels gemeenten: stedelijke ontwikkeling en erfgoed

 [image]

 

Afbeelding 10 Plangebied Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant

 [image]

 

Archeologie

Beleidskader

In Europees verband is het zogenaamde Verdrag van Malta tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit te laten plaatsvinden wordt naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald. Archeologie wordt een vast onderdeel van de planvoorbereiding van ingrepen in en om de bodem. Plannen worden getoetst aan het belang van het behoud van het archeologisch erfgoed en de consequenties voor het archeologisch bodemarchief worden nagegaan. Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De eigen rol van de overheden is daarmee officieel. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen.

 

Op 11 oktober 2010 heeft de gemeenteraad een actualisatie van het archeologiebeleid, de archeologische beleidskaart en de erfgoedverordening vastgesteld. De beleidskaart is gebaseerd op de laatste archeologische stand van zaken en de actuele inzichten over dit onderwerp. De beleidskaart is leidend voor lokale projecten. Het archeologisch beleid en de beleidskaart zijn doorvertaald in het bestemmingsplan Buitengebied (2013). Aan de aanwezige gebieden met archeologische verwachtingswaarde is een dubbelbestemming toegekend. In het bestemmingsplan Schoenmakershoek-Oost (2008) waren de archeologische verwachtingswaarden nog niet verwerkt. In dit bestemmingsplan gebeurt dit alsnog voor de gronden aan de Donkerstraat 33.

 

Archeologische verwachtingswaarden

De percelen aan de Hanekinderstraat 41, Attelakenseweg 10B en Donkerstraat 33 hebben de respectievelijke archeologische verwachtingswaarden 4, 2, en 1.

 

Planregeling

Geen van de ontwikkelingen hebben archeologische gevolgen. Er wordt immers niet in de bodem ingegrepen. Daarnaast zijn de archeologische verwachtingswaarden op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. Dit betekent dat eventuele toekomstige ingrepen op de locaties moeten voldoen aan de bepalingen van de desbetreffende dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1, 2 of 4.

 

 

4.5 Flora en fauna

 

Beleidskader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet. De doelstelling is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn.

 

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.

 

Geen onderzoek soortenbescherming

Er is geen quick-scan opgesteld. De ontwikkelingen hebben niet tot gevolg dat gebouwd gaat worden of dat natuur/groen moet verdwijnen:

  • Aan de Hanekinderstraat 41 zullen (landbouw-)voertuigen binnen de bestaande opstallen gestald worden.

  • De ontwikkeling aan de Donkerstraat 33 betekent dat de bestaande opstallen een andere functie krijgen.

  • Aan de Attelakenseweg 10B vindt de uitbreiding van het loon- en grondwerkbedrijf (zonder nieuwe bebouwingsmogelijkheden) plaats op agrarische gronden die voor de akkerbouwteelt gebruikt worden.

 

Afbeelding 11 Akkerbouwteelt gronden uitbreiding Attelakenseweg 10B

 [image]

 

Gebiedsbescherming 

Natura 2000

Het plangebied bevindt zich niet in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Europees Natura 2000-gebied. Op een afstand van ruim 10 km ten westen van het plangebied ligt het Natura2000-gebied Ulvenhoutse Bos. Nog enkele kilometers verder, noordelijk van het plangebied, liggen de Natura2000-gebieden Hollands Diep en Biesbosch.

 

Afbeelding 12 Omringende Natura2000-gebieden

 [image]

 

Het plangebied ligt niet binnen een Natura2000-gebied. Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect, zoals toename van geluid, licht of depositie van stikstof. Externe effecten als gevolg van de drie ontwikkelingen zijn, gezien de afstand van minimaal 10 kilometer tot de meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden in combinatie met de aard van de ontwikkelingen niet te verwachten:

  • Het enige externe effect van de ontwikkeling aan de Hanekinderstraat 41 is een beperkte toename van vervoersbewegingen van circa 43 per etmaal.

  • De ontwikkeling aan de Attelakenseweg 10B heeft geen extern effect omdat er ten opzichte van de bestaande planologische situatie geen sprake is van een toename aan verkeersbewegingen.

  • De omzetting van de agrarische functie naar een woonfunctie heeft geen negatieve externe effecten.

 

Kortom, dit bestemmingsplan heeft gelet op de omvang, soort activiteiten en de tussenliggende afstand geen invloed op Natura2000-gebieden. Vervolgonderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming wordt niet noodzakelijk geacht.

 

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk. In onderstaande figuur is de ligging van de drie locaties ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland weergegeven. Initiatiefnemers van ontwikkelingen in de directe nabijheid van het Natuurnetwerk Nederland dienen de effecten van de ontwikkeling op kernkwaliteiten en omgevingscondities te onderzoeken. Als gevolg van de ontwikkelingen zullen de omgevingscondities ten opzichte van de oorspronkelijke situatie niet veranderen. De wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland zullen niet veranderen. Vervolgonderzoek in het kader van het Natuurnetwerk Nederland wordt niet noodzakelijk geacht.

 

Afbeelding 13 Ligging plangebied t.o.v. Natuurnetwerk Nederland

 [image]

 

 

4.6 Conclusie

 

Het bestemmingsplan past binnen de geldende regelgeving en beleid met betrekking tot milieu en duurzaamheid. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er in het plangebied of de directe omgeving situaties voorkomen die van uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar zijn.

 

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

 

 

5.1 Planvorm

 

Dit bestemmingsplan bevat het planologisch-juridisch instrumentarium voor de ontwikkeling van de bedrijfslocaties van het loon- en grondwerkbedrijf aan de Attelakenseweg 10B, Hanekinderstraat 41, en Donkerstraat 33 in Etten-Leur. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • Attelakenseweg 10B: het vergroten van het bestemmingsvlak voor het vigerende loon- en grondwerkbedrijf zonder extra bouwmogelijkheden toe te staan, wel een verandering van de vorm van het bouwvlak;

  • Hanekinderstraat 41: binnen de agrarische bestemming niet langer toestaan van een champignonkwekerij, wel de inpandige opslag van materieel ten behoeve van een loon- en grondwerkbedrijf;

  • Donkerstraat 33: het omzetten van de bedrijfs- in een woonfunctie door het (agrarisch) bouwvlak voor een loon- en grondwerkbedrijf op te heffen en een woning toe te staan in de bedrijfswoning met als bijgebouw het bestaande bedrijfsgebouw.

 

Enkelbestemmingen

Op de verbeelding zijn deze ontwikkelingen opgenomen middels de enkelbestemmingen Agrarisch (Hanekinderstraat 41), Bedrijf – Loon- en grondwerkbedrijf (Attelakenseweg 10B), Wonen en Tuin (Donkerstraat 33). Vanwege de landschappelijke inpassing hebben alle locaties tevens de enkelbestemming Groen – Houtsingel gekregen. Met toepassing van een voorwaardelijke verplichting is de landschappelijke inpassing geborgd in de regels van de bestemmingen Agrarisch, Bedrijf – Loon- en grondwerkbedrijf en Wonen. Tevens zijn in de regels van de bestemming Bedrijf – Loon- en grondwerkbedrijf voorwaardelijke verplichtingen opgenomen die betrekking hebben op het gebruik van de westelijke in- en uitrit, de buitenopslag van grind en puin in de westelijke opslagvakken, een verplichte geluidswal op de oostelijke perceelsgrens, en verplichte waterberging van 348 m³.

 

Dubbelbestemmingen

Tevens zijn de onderliggende dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie 1, 2, en 4 en Waterstaat – Attentiegebied EHS opgenomen.

 

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Het juridische deel bestaat uit de verbeelding met de regels. Bij ieder bestemmingsplan behoort een toelichting. Deze heeft als zodanig geen rechtskracht.

 

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

 

 

Er is sprake van een particulier initiatief. De kosten voor onderzoeken en procedurele kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. De afspraken met betrekking tot de landschappelijke inpassing en planschade zijn in een anterieure overeenkomst in de zin van 6.24 lid 1 Wro vastgelegd. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de verkeersveiligheid.

 

 

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg

 

 

7.1 Omgevingsdialoog

 

Met de omgeving van de Hanekinderstraat 41 en Attelakenseweg 10B is een omgevingsdialoog gevoerd. Niet met de omgeving van Donkerstraat 33 omdat de hier beoogde ontwikkeling positief voor de omgeving zal zijn.

 

Omgevingsdialoog ontwikkeling Attelakenseweg 10B

Op 11 juni 2019 heeft de omgevingsdialoog plaatsgehad. Het loon- en grondwerkbedrijf heeft uitleg gegeven over de bedrijfsactiviteiten en de huidige bedrijfslocatie. Tevens zijn de bedrijfseconomische en -technische doeleinden van de gewenste bedrijfssituatie toegelicht. De nieuwe bedrijfssituatie heeft tevens als doel om waar mogelijk de omgeving te ontlasten (geluid, stof, vervoersbewegingen, uitstraling). Tot slot zijn de maatregelen toegelicht die het bedrijf neemt om verkeersveilig te werken.

 

Reactie omgeving

Vanuit de omwonenden is er begrip voor de noodzaak van de gewenste ontwikkelingen. Bovendien hoeft een vergroting van het bestemmingsvlak niet per definitie te leiden tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat. Het verleggen van rijroutes, het voorkomen van onnodige manoeuvreerbewegingen en het verplaatsen van de bedrijfsactiviteiten naar de achterzijde van het bedrijf (nabij het spoor) worden als positief ervaren. Ook wordt het bedrijf als professioneel en verkeersveilig ervaren. Er zijn ook verbeterpunten benoemd. Deze zaken hebben vooral betrekking op stofvorming en geluid:

  • Met periodes is er sprake van stofhinder. Voor zowel de bestaande als de beoogde bedrijfsvoering wordt gevraagd hier extra aandacht aan te besteden. Stofhinder wordt ervaren vanwege de opslag van kalk en het opdrogen van zand/klei op de buitenplaats. Deze overlast werd op bepaalde momenten als erg hinderlijk ervaren. Er wordt gevraagd of de nieuwe buitenopslag niet zal leiden tot extra stofvorming. Voorgesteld wordt om de buitenopslag en het buitenterrein dichter bij het spoor te leggen. Dit om de afstand van de bedrijfsactiviteiten tot omliggende woningen te vergroten.

  • Er wordt verzocht om aan de achterzijde een tankeiland te realiseren zodat onnodige bewegingen worden voorkomen. Bij meerdere loonwerkers werkt dit erg efficiënt.

  • Er wordt verzocht om de geluidsoverlast ten gevolge van stationair draaiende machines te verminderen door deze uit te zetten indien dit niet noodzakelijk is.

  • De nieuwe inrit dient dit goed te worden afgestemd op de bestaande situatie.

 

Reactie bedrijf

Het bedrijf benadrukt nogmaals dat de beoogde ontwikkeling tevens als doel heeft om akoestisch en stofrelevante activiteiten op een grotere afstand te realiseren van omliggende woningen. Specifiek is het bedrijf ingegaan op bovenstaande verbeterpunten:

 

Geluid

Het bedrijf zal haar medewerkers instrueren om de machines uit te zetten, zodat overlast wordt voorkomen. Echter is het voor sommige machines noodzakelijk dat deze eerste stationair draaien, denk bijvoorbeeld aan een vrachtwagen waarbij de luchtremmen geactiveerd moeten worden. Verder geeft het bedrijf aan dat in de beoogde situatie minder onnodige vervoersbewegingen (met name het gepiep bij het terug uit rijden) zullen zijn. Ook zal de spuitplaats inpandig, op een grotere afstand van woningen, gerealiseerd worden. De verwachting is dat de geluidssituatie derhalve zal verbeteren.

 

Fijnstof

Het bedrijf zal direct meer aandacht besteden aan de fijnstofoverlast. Het bedrijf was hiervan niet op de hoogte. Het buitenterrein zal intensiever geveegd worden. Hierdoor wordt verwacht dat de overlast direct zal afnemen. Verder zal in de toekomst extra aandacht worden besteed aan realisatie

van de buitenopslag (o.a. kalk). Hierbij zullen de juiste voorzieningen getroffen worden om

stofvorming te voorkomen. Er zullen keerwanden en sproeiers gebruikt worden. De vergroting van het bedrijfsbestemmingsvlak is mogelijk omdat deze gronden in eigendom zijn van het bedrijf, bedrijfstechnisch is deze ook gewenst. Er zal wel kritisch gekeken moeten worden naar de bestaande leidingen die aanwezig zijn nabij het spoor. Verder geeft het bedrijf aan dat de gemeente in moet stemmen met deze vergroting, deze wijkt namelijk af van wat is afgesproken.

 

Ontsluiting (tweede inrit)

Het bedrijf geeft aan dat kritisch gekeken zal worden naar de realisatie van een nieuwe inrit. Uitgangspunt hierbij is dat deze goed aansluit op de bestaande weg en dat de weg zo min mogelijk

voor de bestaande woning van Attelakenseweg 7 komt te liggen.

 

Eindreactie

De omwonenden zijn tevreden met de intenties van het bedrijf. Zij zullen op de hoogte worden gehouden over de definitieve uitwerking van de beoogde ontwikkeling in het bestemmingsplan.

 

Uitwerking in bestemmingsplan, overeenkomst, vergunning

In het bestemmingsplan is onderzocht of de wensen vanuit de omgeving én van het bedrijf zelf optimaal vorm konden worden gegeven. Het bestemmingsvlak is vergoot, in de richting van het spoor aan de achterzijde van de locatie. Het bouwvlak is ook meer naar achteren gelegd.

 

Geluid

Dit heeft vooral gevolgen voor de geluidemissie van het bedrijf. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de toekomstige bedrijfsvoering op akoestische gronden geen problemen voor de omgeving oplevert wanneer er geluidreducerende maatregelen worden genomen. Deze geluidreducerende maatregelen (geen gebruik van de nieuwe in- en uitrit tussen 19.00 en 06.00 uur; een geluidswal van 35 meter en 2 meter breed; opslag van grind en puin uitsluitend in de westelijke opslagvakken) worden in dit bestemmingsplan geborgd door toepassing van voorwaardelijke verplichtingen. Dit betekent dat het bedrijf deze maatregelen eerst moet realiseren om haar bedrijfsactiviteiten te kunnen uitvoeren.

 

In de toekomst zal bij nieuwe bebouwing de geluidsuitstraling naar verwachting verminderen omdat activiteiten die nu nog buiten plaatsvinden, naar binnen worden gebracht.

 

Stof

Tevens is de opslag van stoffen alleen aan de achterzijde toegestaan, waardoor stofvorming voor omwonenden voorkomen wordt.

 

Nieuwe inrit

De nieuwe inrit komt deels te liggen tegenover de grote in- en uitrit van het perceel Attelakenseweg 7. Dus niet direct tegenover de woning. De bestaande inrit op de belendende agrarische gronden verdwijnt, alsmede een bestaande inrit naar de bedrijfskavel. Hiervoor worden één boom gekapt en vier bomen geplaatst.

 

Omgevingsdialoog ontwikkeling Hanekinderstraat 41

Op 12 juni 2019 heeft de omgevingsdialoog plaatsgehad. Het loon- en grondwerkbedrijf heeft uitleg gegeven over de plannen. Toegelicht zijn de geschiedenis van het bedrijf, de bedrijfsactiviteiten, en welke activiteiten op de verschillende locaties plaatsvinden. Vervolgens wordt toegelicht waarom de ontwikkeling aan de Hanekinderstraat 41 zowel vanuit bedrijfstechnisch en -economisch perspectief gewenst is.

 

Het bedrijf wil de bestaande opstallen benutten voor de langdurige inpandige stalling van

seizoensgebonden landbouw- en grondverzetmachines. Aan inpandige stallingsruimte heeft het bedrijf namelijk een tekort. De loodsen aan de Hanekinderstraat 41 worden gebruikt voor de opslag van de voor de akkerbouwtak bestemde machines en voor de opslag van landbouwproducten. Machines die door de eigen akkerbouwtak gebruikt worden, worden ook gebruikt door het loon- en grondverzetbedrijf. Een verdere uitbreiding van akkerbouwgronden of intensivering van het bouwplan (bijv. teelt aardappelen) is geen wens van De Regt en niet passend bij de bedrijfsvoering (o.a. verdeling personeel). Bepaalde opslagvoorzieningen worden daarom niet optimaal gebruikt.

 

Tot slot gaat De Regt verder in op de maatregelen die genomen worden om verkeersveilig te

werken. Hierbij worden o.a. toolboxen gebruikt om verkeersonveilige situaties te voorkomen

en worden cursussen gevolgd. Ook geeft het bedrijf aan dat bij eventuele verkeersonveilige situaties

direct contact opgenomen kan worden met het bedrijf. Ook bij eventuele andere klachten

staat men vrij om contact op te nemen. Er zal dan actie ondernomen worden en dit terugkoppelen

aan de omwonenden.

 

De aanwezige omwonenden hebben gereageerd op de plannen. Het bedrijf heeft de vragen beantwoord. Voor zover inbreng van de gemeente gewenst was, heeft de gemeente de vragen beantwoord. Veel vragen hielden verband met verkeer en de verkeersveiligheid. In een aparte brief van 13 januari 2020 aan de omwonenden heeft de gemeente gereageerd op de opmerkingen over verkeer en verkeersveiligheid. In de verkeersparagraaf 3.2 is het standpunt van de gemeente wat betreft verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid toegelicht/onderbouwd. Van de bijeenkomst is verslag gemaakt. De omwonenden hebben dit verslag ontvangen. Hieronder is dit verslag (deels) integraal opgenomen.

 

Reactie omgeving

Uit de gesprekken van de omwonenden blijkt dat er relatief veel onrust is m.b.t. verkeersveiligheid.

Dit probleem heeft echter een breder karakter dan enkel de activiteiten van het bedrijf. Veel omwonenden ervaren namelijk overlast als gevolg van de vervoersbewegingen die op dit moment plaatsvinden. Met name het verkeer wat op dit moment via de Veenstraat over de Hanekinderstraat richting het Slagveld rijdt om de polder in te komen leidt tot een verhoogde verkeersintensiteit van landbouwverkeer. Dit als gevolg van de afsluiting van het Slagveld.

 

Tijdens de dialoog zijn verschillende opmerkingen gemaakt welke zowel gericht zijn naar het bedrijf als naar de gemeente. Hieronder zijn de gemaakte opmerkingen weergegeven:

  1. Waarom is een bedrijfswoning noodzakelijk op de Hanekinderstraat 41, dit lijkt er namelijk op dat er enkel meerdere activiteiten gaan plaatsvinden?

  2. Er wordt verkeers- en geluidsoverlast ervaren van zware machines.

  3. Waarom vinden er buitenopslag van stenen / grondverzet activiteiten plaats? Het is niet agrarisch en is een overtreding van de geldende situatie.

  4. Wat is de lange termijnplan: wat als je nog ooit uit wilt breiden op de locatie? Wij verwachten dat de locatie nog verder uit gaat breiden op termijn, wellicht is gehele verplaatsing wel aan de orde.

  5. Er hebben voorvallen plaatsgevonden waarbij familieleden bijna van de fiets af gereden zijn, hoe wordt hiermee omgegaan? De verkeersveiligheid is sterk in het gedrang.

  6. Op de Veenstraat is op dit moment geen voetpad of fietspad (met zebrapad) aanwezig richting de Rijsdijk (hondenpoepveldje). Dit leidt tot een verkeersonveilige situatie. Waarom wordt hier geen actie tegen ondernomen (gericht naar de gemeente)?

  7. Er wordt verzocht om een alternatieve route te realiseren, waarbij vanaf de bedrijfslocatie een doorsteek wordt gemaakt naar de Westpolderpad.

  8. Er wordt in bepaalde perioden overlast ervaren van stofvorming (vuil op ramen). Wordt voldoende aandacht geschonken aan de impact van emissies naar de omgeving in de vorm van fijnstof?

 

Reactie bedrijf en gemeente

  1. Waarom is een bedrijfswoning noodzakelijk op de Hanekinderstraat 41, dit lijkt er namelijk op dat er enkel meerdere activiteiten gaan plaatsvinden?

Op de bedrijfslocatie worden veel kostbare machines gestald. Zowel voor de akkerbouwactiviteiten

op de locatie (er is sprake van een volwaardig akkerbouwbedrijf met een omvang van circa 140 hectare), als de langdurige opslag van werktuigen t.b.v. het loon- en grondverzetbedrijf. Het verplaatsen van de hoofdactiviteiten van het loon- en grondverzetbedrijf is enerzijds niet wenselijk, omdat reeds investeringen gedaan zijn op de bestaande locatie aan de Attelakenseweg 10b, door de bouw van o.a. een kantoor. Ook is het niet realistisch dat het bedrijf exponentieel gaat groeien, rekening houdend met marktontwikkelingen. Zo bevindt de economie zich op dit moment in een hoogconjunctuur, waarbij de eerste tekenen van een afkoeling (afname offerteverzoeken) al zichtbaar worden. Ook wordt de agrarische markt steeds kleiner als gevolg van stoppende kleinere boeren, welke juist loonwerkers inhuren en is er sprake van verlies van agrarisch grond aan natuur e.d. Het bedrijf geeft derhalve aan dat behoud van de huidige omvang de doelstelling is voor de komende jaren. Er is derhalve geen sprake van verdere ontwikkelingen (bijv. verplaatsing gehele bedrijf).

 

Echter door bewoning kan er beter zicht op worden gehouden. Of en wanneer een bedrijfswoning aan de orde is, is afhankelijk van de opvolgers (zonen van de familie). Dit is afhankelijk van financiering, persoonlijke situatie, e.d.

 

De noodzakelijkheid van een bedrijfswoning wordt echter onafhankelijk getoetst. Hiervoor bestaat een onafhankelijke commissie, namelijk Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB). De AAB adviseert de Brabantse gemeenten over bouwaanvragen van agrarische, agrarisch verwante en agrarisch-technische bedrijven. De Commissie kwalificeert bouwaanvragen op aspecten die in relatie tot het ruimtelijk beleid relevant zijn. Het door de Commissie uitgebrachte advies komt tot stand tegen de achtergrond van het door de provincie geformuleerde ruimtelijk beleid. Hierbij is noodzakelijkheid en reële uitvoerbaarheid essentieel.

 

  1. Er wordt verkeers- en geluidsoverlast ervaren van zware machines.

Het bereiken van bestaande bedrijfslocaties en landbouwpercelen in het buitengebied is noodzakelijk en behoort tot activiteiten die thuishoren in het buitengebied. Dit neemt niet weg dat door veranderingen in de sector (groter wordende machines) en plaatselijke veranderingen (veranderingen van routes door afsluitingen van wegen) het gevoel van verkeersveiligheid negatief kan beïnvloeden. Doordat het bedrijf en diens medewerkers ook belangrijke gebruikers zijn van de wegen in de omgeving van de Hanekinderstraat, zijn ook zij verantwoordelijk voor het naleven van de verkeersregels en actief sturen op verkeersveilig handelen.

 

Het bedrijf heeft reeds aangegeven dat hij zijn personeel cursussen laat volgen en dat er maandelijks gericht wordt stilgestaan bij het aspect verkeersveiligheid middels toolboxen. In de bijlage is een voorbeeld van een toolbox weergegeven. Het bedrijf geeft verder aan dat het niet mogelijk is om al het personeel individueel te volgen. Indien hij onjuist rijgedrag ziet zal hij zijn werknemers daarop wijzen. Het bedrijf geeft ook aan dat de omwonenden contact moeten zoeken als blijkt dat handelingen van medewerkers plaatsvinden die verkeersonveilig zijn.

 

Het bedrijf geeft verder aan dat reeds een akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden en dat de resultaten, welke in een worst-case scenario zijn berekend, voldoen aan de gestelde eisen. Ook geeft het bedrijf aan dat de beoogde opslag niet zal leiden tot een wezenlijke verandering van het aantal vervoersbewegingen. Dit komt doordat enkel stalling mag plaatsvinden van de loon- en grondverzet machines. Dit zal in het bestemmingsplan worden geborgd.

 

Tot slot geeft de gemeente aan dat er serieus gekeken zal moeten worden naar de verkeersveiligheid ter plaatse van de Hanekinderstraat/Veenstraat. Hierover zullen bewoners van de Hanekinderstraat nader worden ingelicht. Dit probleem is echter algemeen en de beoogde ontwikkelingen leiden niet tot een onevenredige verslechtering van de situatie. Dit zal in het bestemmingsplan nader onderbouwd worden.

 

  1. Waarom vinden er buitenopslag van stenen / grondverzet activiteiten plaats? Het is niet agrarisch en is een overtreding van de geldende situatie.

In het verleden was sprake van een strijdig gebruik door het toepassen van buitenopslag van klinkers. Deze klinkers zijn echter verwijderd waardoor geen sprake meer is van een strijdige situatie. Verder geeft het bedrijf expliciet aan dat t.b.v. het loon- en grondverzet bedrijf geen sprake zal zijn van buitenopslag.

 

  1. Wat is de lange termijnplan: wat als je nog ooit uit wilt breiden op de locatie? Wij verwachten dat de locatie nog verder uit gaat breiden op termijn, wellicht is gehele verplaatsing wel aan de orde.

Zoals het bedrijf reeds heeft toegelicht is dit bedrijfseconomisch en qua financiering geen optie. Verder worden verdere ontwikkelingen planologisch uitgesloten. Er zal dus een herziening van het bestemmingsplan moeten komen. Ook het bebouwd oppervlak zal in de beoogde situatie niet vergroot worden.

 

  1. Er hebben voorvallen plaatsgevonden waarbij familieleden bijna van de fiets af gereden zijn, hoe wordt hiermee omgegaan? De verkeersveiligheid is sterk in het gedrang.

Het bedrijf vraagt omwonenden melding te maken van verkeersonveilige situaties. Het bedrijf zal

actie ondernemen en dit communiceren met de omwonenden.

 

De gemeente gaat zoals reeds aangegeven, vanuit een algemeen perspectief de verkeersveiligheid

onderzoeken. Hierbij ontstond tevens de vraag of de woningen nu wel of niet binnen of buiten de bebouwde kom horen. Het blijkt dat deze woningen op basis van het bestemmingsplan in stedelijk gebied liggen. De gemeente geeft aan dat deze constatering zal worden meegenomen i.r.t. verkeersveiligheid.

 

  1. Op de Veenstraat is op dit moment geen voetpad of fietspad (met zebrapad) aanwezig richting de Rijsdijk (hondenpoepveldje). Dit leidt tot een verkeersonveilige situatie. Waarom wordt hier geen actie tegen ondernomen (gericht naar de gemeente).

De gemeente zal nader onderzoek doen naar de bestaande inrichting van de Veenstraat i.r.t. verkeersveiligheid en bekijken welke maatregelen noodzakelijk zijn. Dit staat echter los van dit bestemmingsplan. Het bedrijf is namelijk één van de vele landbouwers en loonwerkers die gebruik maken van deze weg.

 

  1. Er wordt verzocht om een alternatieve route te realiseren, waarbij vanaf de bedrijfslocatie een doorsteek wordt gemaakt naar de Westpolderpad.

Er zal bekeken worden of een nieuwe weg over akkerbouwpercelen naar de Westpolderpad een reële optie is. De afweging die hierbij zal plaatsvinden is echter niet enkel gestoeld op verkeersveiligheid. Ook zuinig ruimtegebruik, de eigendomssituatie van percelen, impact op het landschap en investeringsomvang worden afgewogen in dit kader.

 

  1. Er wordt in bepaalde perioden overlast ervaren van stofvorming (vuil op ramen). Wordt voldoende aandacht geschonken aan de impact van emissies naar de omgeving in de vorm van fijnstof?

In het bestemmingsplan zal aandacht worden besteed aan de emissies van fijnstof. Onderhavige

bedrijfsvoering valt echter onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit, met een beperkte mate van fijnstofemissie. Ook heeft het bedrijf afgelopen jaren intensief geïnvesteerd in nieuwe machines met emissiebeperkende motoren (toepassing AD Bleu).

 

Tot slot heeft een bewoner een aanvullende e-mail gestuurd. Een gedeelte van deze vragen zijn reeds hierboven beantwoord. Hieronder wordt nader ingegaan op de onbeantwoorde vragen. De bewoner concludeert dat het een kwestie van tijd is dat het bedrijf zijn activiteiten gaat centraliseren aan de Hanekinderstraat omdat als gevolg van toenemende druk op de woningmarkt nieuwe woningbouw ter plaatse van de Attelakenseweg wordt gerealiseerd.

 

Het is een terechte constatering dat er sprake is van een grote druk op de woningmarkt en dat ontwikkelingen m.b.t. woningbouw druk geven op omliggende gebieden. De provincie Noord-Brabant heeft echter specifiek gebieden aangewezen waar woningbouwprojecten en andere stedelijke projecten moeten plaatsvinden. Deze gebieden worden aangewezen als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Er mag geen woningbouw dan wel andere stedelijke functies zoals bedrijventerreinen plaatsvinden buiten deze gebieden.

 

Gezien het vorenstaande en gezien omliggende functies (o.a. spoor) op de Attelakenseweg 10b is de kans uitgesloten dat woningbouw dan wel andere stedelijke functies gerealiseerd worden op deze locatie.

 

Tot slot wordt aangegeven dat vanuit het algemeen belang bedrijven met dergelijke functies steeds meer naar de periferie van steden bewegen. Deze constatering is in de cumelasector onjuist. Zowel landelijk als in de provincie Brabant is circa 90-95% van de cumelabedrijven gevestigd in het buitengebied c.q. een kernrandzone. Er is, naast de agrarische sector, geen andere sector welke in een dergelijke mate gevestigd is in het buitengebied als de cumelasector. Dit zegt veel over deze sector en de daarmee samenhangende ruimtelijke belangen.

 

Eindreactie omgeving

De omwonenden hebben de gelegenheid gekregen om te reageren op de antwoorden en geven aan met name kritisch te zijn op situatie zoals die ontstaan is door handelen van de gemeente in het verleden. Ze hebben het gevoel beperkt gehoord te worden. Er wordt verwacht van de gemeente dat kritischer omgegaan wordt met de verkeersveiligheid. De omwonenden zijn van mening dat dit al in de huidige situatie moet gebeuren. Verder vragen zowel de omwonenden als het bedrijf voor wederzijds begrip.

 

Uitwerking in bestemmingsplan, overeenkomst

In dit bestemmingsplan wordt uitsluitend de opslag ten behoeve van een loon-en grondwerkbedrijf binnen de bestaande opstallen van het agrarische bedrijf toegestaan. Een volwaardig loon- en grondwerkbedrijf op deze locatie is dus niet toegestaan.

 

Vanwege de door omwonenden ervaren verkeersoverlast en -onveiligheid heeft de gemeente met het bedrijf gedragsregels afgesproken. Dit om de verkeersveiligheid in het buitengebied zo goed mogelijk te waarborgen. Deze afspraken zullen worden besproken bespreken met de bewoners.

 

 

7.2 Vooraankondiging

 

In overeenstemming met artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is in de Etten-Leurse Bode van 18 maart 2020 bekend gemaakt dat een bestemmingsplan in voorbereiding is voor de locaties Attelakenseweg 10B, Hanekinderstraat 41 en Donkerstraat 33.

 

 

7.3 Overleg

 

In het kader van het wettelijk voorgeschreven vooroverleg ex. artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient het plan voorgelegd te worden aan de provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta. Hieronder zijn de wettelijk vooroverlegreacties integraal opgenomen:

 

Provincie Noord-Brabant, 6 april 2020

“In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op het voorontwerp-bestemmingsplan ‘Loon- en grondwerkbedrijf De Regt’. Wij hebben het plan bekeken aan de hand van de provinciale belangen zoals die zijn verwoord in de Brabantse Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV). Deze documenten zijn te raadplegen via www.omgevingswetinbrabant.nl.

 

Het plan is in overeenstemming met onze provinciale belangen.”

 

Reactie gemeente:

Ter kennisgeving aangenomen.

 

Waterschap Brabantse Delta, 2 april 2020

“Op 9 maart 2020 heeft u het voorontwerp bestemmingsplan Loon- en Grondwerkbedrijf De Regt, gemeente Etten-Leur toegestuurd met het verzoek om een wateradvies uit te brengen zoals bedoeld in artikel 3.1.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

 

Wij adviseren positief aangezien de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen. Een enkele kanttekening is echter nog dat de retentievoorziening ter plaatse van de Attenlakenseweg 10B vertraagd dient af te voeren naar het oppervlaktewatersysteem, om zo extra belasting van het oppervlaktewatersysteem te voorkomen in maatgevende situaties. De retentievoorziening dient verder te voldoen aan de eisen die door het waterschap worden gesteld. Om tot een goed eindresultaat te komen, raden wij de initiatiefnemer aan om hierover in overleg te gaan met het waterschap.”

 

Reactie gemeente:

In paragraaf 4.3 van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is de opmerking over het vertraagd afvoeren van de retentievoorziening van het waterschap verwerkt.

 

Dat de retentievoorziening moet voldoen aan de eisen die door het waterschap worden gesteld, is geborgd in de planregels. Ter plaatse van de gronden aan de Attelakenseweg 10B geldt de voorwaardelijke verplichting dat de gronden en bouwwerken uitsluitend mogen worden gebruikt ten behoeve van het loon- en grondwerkbedrijf, indien minimaal 348 m² aan waterberging is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden in overeenstemming met de uitgangspunten voor hydrologisch neutraal ontwikkelen volgens de Keur van het waterschap Brabantse Delta.

 

De initiatiefnemer is medegedeeld in overleg te gaan met het waterschap over de retentievoorziening.

 

 

7.4 Procedure

 

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende de periode 21 mei t/m 1 juli 2020 ter inzage gelegd. Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze is geanonimiseerd bijgevoegd en hieronder volledig weergegeven.

 

Zienswijze, 23 juni 2020

De indiener van de zienswijze is tegen de beoogde in- en uitrit van de locatie aan de Attelakenseweg 10B. Hierdoor zal de waarde van hun woning dalen. Bovendien zijn er nu drie bestaande dammen/opritten waarvan er momenteel één in gebruik is.

 

Reactie gemeente

  1. Om geluidsuitstraling vanwege vervoersbewegingen op het bedrijfsterrein zo veel mogelijk te beperken wil het bedrijf dat voertuigen op het terrein niet onnodig draaien en keren. Het is daarom de bedoeling dat voertuigen gebruik maken van één vaste inrit en één vaste uitrit.

  2. In de omgevingsdialoog heeft het loon- en grondwerkbedrijf toegezegd dat de nieuwe in- en uitrit zo min mogelijk voor de bestaande woning van Attelakenseweg 7 komt te liggen. Uit de tekeningen van de reconstructie van de Attelakenseweg, ten behoeve waarvan ook de nieuwe in- en uitrit dient te worden meegenomen, blijkt dat de nieuwe in- en uitrit niet tegenover de woning van de bewoner komt te liggen, deels wel tegenover een in- en uitrit van het perceel van de bewoner. Dit levert geen verkeerskundige problemen op.

  3. Daarnaast geldt dat de nieuwe in- en uitrit alleen gedurende de dagperiode (06.00-19.00 uur) gebruikt mag worden. In de bestaande situatie is van een dergelijke beperking in het gebruik van een in- en uitrit geen sprake.

  4. Met de nieuwe in- en uitrit zullen twee bestaande in- en uitritten verdwijnen. Een eerste in- en uitrit westelijk gelegen van de woning van de bewoner. En een tweede in- en uitrit verder van de woning van de bewoner vandaan. Vanuit ruimtelijke (verkeerskundige) overwegingen is dit een verbetering ten opzichte van de bestaande situatie.

  5. De bewoner is tegen een nieuwe in- en uitrit omdat de waarde van hun woning dan daalt. De bewoner kan een verzoek om planschade bij de gemeente indienen, zodat vastgesteld kan worden of sprake is van een daling van de waarde van de woning. In dat geval heeft de bewoner recht op planschade. Eventuele planschade komt voor rekening van het loon- en grondwerkbedrijf.

  6. Naar verwachting zal van planschade geen sprake zijn. In vergelijking met het vigerende planologische regime moet dan, ten gevolge van de nieuwe planologische situatie, sprake zijn van een planologisch nadeel. Zowel op basis van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ als het beoogde bestemmingsplan ‘Loon- en grondwerkbedrijf de Regt’ is de aanleg van een nieuwe in- en uitrit met de daarbij behorende activiteiten en voorzieningen toegestaan.

 

Conclusie

Gelet op bovenstaande overwegingen geeft de zienswijze geen aanleiding tot wijzigingen in het vast te stellen bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.