direct naar inhoud van 4.6 Externe veiligheid
Plan: High Tech Campus Eindhoven-Klotputten
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80022-0501

4.6 Externe veiligheid

Voor de High Tech Campus Eindhoven is een tweetal bronnen van belang die nadere afweging behoeven op het onderdeel externe veiligheid. Het betreft:

  • inrichtingen
  • transportroute wegverkeer A2
4.6.1 Beleid

Op 4 augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' en op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. In het kader van deze circulaire en dit besluit dienen planontwikkelingen en bestemmingsplanwijzigingen te worden getoetst aan de normen voor het plaatsgebonden risico en dient te worden verantwoord wat de consequenties zijn voor het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is gedefinieerd als de plaatsgebonden kans, per jaar, op overlijden voor een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met een bepaalde activiteit. Het PR wordt weergegeven met contouren, die aangeven wat de maximaal toelaatbare overlijdenskans is voor een individu:

  • 1 op 100.000 per jaar (10-5) voor bestaande situaties;
  • 1 op 1.000.000 per jaar (10-6) voor nieuwe situaties.


Dit betekent voor nieuwe situaties dat de grenswaarde wordt overschreden indien zich woningen of andere kwetsbare objecten bevinden tussen de 10-6 risicocontour en de risicobron. Voor bestaande situaties is de grenswaarde gesteld op 10-5 per jaar; Deze grenswaarden zijn juridisch harde normen.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans per jaar dat een aantal personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en/of risicovol object en er zich een ongewoon voorval binnen die inrichting voordoet waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het GR is een toetsingswaarde waarin de kans op groepen slachtoffers is verwerkt. Het is gekoppeld aan personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het resultaat van een groepsrisicoberekening is een grafiek (Fn-curve). In deze grafiek staat op de f-as de kans op een calamiteit uitgedrukt en op de N-as het aantal potentiële slachtoffers.

Er geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico. Dit betekent dat er een politieke afweging moet worden gemaakt van de risico's tegen de maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit. Ongeacht de hoogte van het groepsrisico zal men zich altijd de vraag moeten stellen of ook de fysieke veiligheid voldoende is gewaarborgd, óók (of zelfs: juist) als de groepsrisicocurve de oriënterende waarde niet overschrijdt. Bij een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico moeten de beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van een vervoersbesluit (bijvoorbeeld de vaststelling van een wegtracé op basis van de Tracéwet) en/of een omgevingsbesluit (bijvoorbeeld de vaststelling van een bestemmingsplan). Onderstaand zijn in verschillende paragrafen uitkomsten verwoord ten aanzien van externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle inrichtingen en/of objecten.

Visie externe veiligheid
De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is geworden. Dit betekent dat lokale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de visie kunnen worden gemotiveerd. Met de visie Externe Veiligheid wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt o.a. aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.

In de visie Externe Veiligheid is de campus, vanwege de ligging aan de rand van de stad en langs de A2, aangegeven als geschikte locatie voor de vestiging van zogenaamde Bevi-inrichtingen. Hier is uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven en de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven toegestaan onder de voorwaarden dat bij bestaande situaties het plaatsgebonden risico (PR) 10-6/jaar zo klein mogelijk moet zijn (Best Beschikbare Technieken (BBT) en maximaal tot aan de perceelsgrens. Bij nieuwe situaties moet de permanente (langer dan 2 jaar op zelfde perceel) bulkopslag van meer dan 1 m³ van tot vloeistof verdicht, brandbaar gas (zoals LPG, propaan e.d.) ondergronds plaatsvinden. Voor HTCE is in de visie externe veiligheid aangegeven dat de mogelijkheden worden onderzocht voor de gezamenlijke opslag van gevaarlijke stoffen. Inmiddels is de gezamenlijke opslag voor gevaarlijke stoffen gerealiseerd ter plaatse van HTC gebouw 0.2 en 0.3 en wordt hiermee aangesloten bij de visie externe veiligheid.

4.6.2 Transportroutes

4.6.2 Transportroutes

Langs de A2 geldt een plaatsgebonden risicocontour van 33 meter en een invloedsgebied van 200 meter. Voor ontwikkelingen voorzien binnen deze zones zal een afweging moeten worden gemaakt of dit uit het oogpunt van externe veiligheid acceptabel wordt geacht. De interne wegen zijn buiten beschouwing gelaten. Het betreft hier ontsluitingswegen op eigen terrein behorende tot de inrichting.

In Onderzoek externe veiligheid High Tech Campus, SRE Milieudienst, 02-07-2009 zijn de effecten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2/A67 op de beoogde ontwikkelingen binnen de High Tech Campus Eindhoven onderzocht. Binnen het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar zijn nu, en in de toekomst geen (geprojecteerd) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelegen. Er wordt dus voldaan aan de normen voor het plaatsgebonden risico uit de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico, ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de snelweg A2 / A67, vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen bij de High Tech Campus Eindhoven.

Voor de toetsing van het groepsriscio zijn door de milieudienst zes verschillende scenario’s doorgerekend met RBM II. De eerste drie scenario’s zijn berekend op basis van de huidige feitelijke situatie en de scenario’s vier tot en met zes zijn berekend op basis van de maximaal toekomstige situatie op basis van het nieuwe bestemmingsplan, waarbij met diverse verkeerprognoses is gewerkt. In alle zes onderzochte scenario’s vindt er geen overschrijding plaats van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico is kleiner dan de oriëntatiewaarde 0,01. Bij de realisatie van het nieuwe bestemmingsplan vindt er een toename plaats van het groepsrisico. Daarom zal de gemeenteraad van Eindhoven het groepsrisico moeten betrekken bij de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening. Hierover is overeenkomstig paragraaf 4.3 van de circulaire advies gevraagd bij de Veiligheidsregio Zuidoost Brabant. Verwezen wordt naar de overlegreactie van de veiligheidsregio in paragraaf 9.3 van de toelichting en het standpunt van de gemeente daarover.

4.6.3 Inrichtingen

Het campusconcept voor de High Tech Campus Eindhoven (HTCE) is uniek voor Nederland. Het is een concept gebaseerd op de concentratie van bedrijven in R&D bedrijvigheid. Hierbij staat kennisuitwisseling, samenwerking en gezamenlijk gebruik van bronnen (bronnen in de ruimste zin van het woord. Van grondstoffen en faciliteiten tot arbeid) in een aantrekkelijke en innovatieve werkomgeving centraal. Deze werkomgeving wordt gekenmerkt door gedeelde faciliteiten en overige functies die deze kennisuitwisseling, samenwerking en gezamenlijk gebruik van bronnen mogelijk maken en verder versterken. Met High Tech bedrijvigheid worden R&D bedrijven bedoeld die zich bezighouden met: onderzoek naar, ontwikkeling van en kleinschalige productie van (innovatieve) nieuwe ideeën, producten of processen. In voorliggend bestemmingsplan is deze high tech-/R&D bedrijvigheid gedefinieerd als 'research en development'.
Het HTCE-concept past volledig binnen de Brainportambitie van de gemeente Eindhoven. Brainport is een netwerk van onderzoeksinstellingen en R&D bedrijven waarbij tevens ruimte is voor productie als hoogwaardige maakindustrie. Versterking van de kenniseconomie in de regio Eindhoven betekent dat ruimte moet worden geboden aan R&D bedrijvigheid en de daarbij behorende voorzieningen.

Het gevolg van het samenbrengen en concentreren van kennisintensieve bedrijvigheid op een campus is, dat er menging plaatsvindt van risicovolle bedrijvigheid en risicogevoelige activiteiten. Laboratoria, cleanrooms en andere onderzoeksruimten waar proeven worden uitgevoerd en chemicaliën worden toegepast, bevinden zich op het zelfde terrein als kantoorruimten waarin mensen werken die bij andersoortig onderzoek (bijv. met behulp van computers) zijn betrokken. De bedrijfsactiviteiten op de HTCE zijn te verdelen in drie categorieën:

1. bedrijfsactiviteiten gericht op research en development uit de sector "Brainport";
2. gemeenschappelijke faciliterende voorzieningen voor de HTCE;
3. synergiebedrijvigheid.

Tussen deze op de HTCE (gevestigde) bedrijven is een onderlinge samenhang. Een van de basisprincipes in het HTCE-concept is dus de functionele binding tussen de verschillende activiteiten (basisprincipe 1).

De R&D bedrijvigheid kan alleen maar tot volledige bloei worden gebracht als de gelegenheid wordt geboden om bepaalde (toekomstige) risicovolle activiteiten te verrichten. In het kader van de Wet milieubeheer geldt het gehele HTCE momenteel als één inrichting. In tekstblok 1 (zie hieronder) wordt hier nader op in gegaan. Deze inrichting c.q. de bestaande bedrijven op de HTCE zijn op basis van de huidige regelgeving niet aan te merken als een inrichting als bedoeld in Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (hierna: Bevi). In tekstblok 2 wordt deze situatie verder toegelicht.

Uit de "risicoanalyse van Tebodin voor de actuele situatie" (Bijlage 9 Externe veiligheid QRA Actuele situatie, Tebodin, 03-07-2009) blijkt dat er een 10-6 per jaar contour en een invloedsgebied wordt berekend voor de activiteiten op de HTCE.

In de 'Visie externe veiligheid: Risico's de maat genomen' wordt concreet richting gegeven aan het streven naar een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen. De HTCE is in de Visie externe veiligheid aangewezen als een bedrijventerrein waar -onder voorwaarden- uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven is toegestaan en nieuwe vestiging van risicovolle bedrijven eveneens is toegestaan. Een basisprincipe daarbij is dat voorkomen moet worden dat ruimtelijke initiatieven door uitbreiding van risicovolle activiteiten worden doorkruist en vice versa (basisprincipe 2).

De menging van risicovolle activiteiten en risicogevoelige activiteiten op de HTCE vraagt om een goede balans tussen de twee hierboven genoemde basisprincipes. Naast de risicovolle activiteiten bevinden zich op de HTCE ook niet-risicovolle bedrijfsactiviteiten en/of ondersteunende (kantoor)functies. Deze bedrijven worden op grond van het Bevi aangeduid als beperkt kwetsbaar object en -bij een bepaalde omvang- zelfs als kwetsbaar object. (Beperkt) kwetsbare objecten kennen vanuit dit besluit een bepaalde bescherming tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Vanwege die status kunnen zij de groei van risicovolle activiteiten op de HTCE gaan beperken.

Het Bevi biedt voor deze situatie een goede oplossing: de zogenoemde "veiligheidscontour". Een veiligheidscontour ex artikel 14, van het Bevi biedt de mogelijkheid ruimte te reserveren voor (de uitbreiding van) risicovolle activiteiten terwijl er binnen deze veiligheidscontour, onder voorwaarden, óók ruimte is voor risicogevoelige activiteiten. Eén van deze voorwaarden is dat risicogevoelige activiteiten functioneel gebonden moeten zijn met binnen de contour gelegen inrichtingen of het gebied waarvoor de contour is vastgesteld (Voor aanwezige of geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten wordt de eis van functionele binding niet gesteld). Binnen een veiligheidscontour vervalt de wettelijke toets aan het plaatsgebonden risico op de aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen de risicocontouren van risicovolle bedrijven.

tekstblok 1

Op 30 juli 2008 is aan Philips Electronics Nederland B.V. een nieuwe, de gehele inrichting omvattende, vergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting ten behoeve van technisch-wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling en proces- en productietechnologie. Deze milieu vergunning is verleend voor de gehele High Tech Campus Eindhoven.

Bij de beoordeling van de aangevraagde vergunning is geconcludeerd dat de situatie op de High Tech Campus Eindhoven als één inrichting in de zin van de Wet milieubeheer moet worden beschouwd. Deze conclusie is gebaseerd op de uitleg van artikel 1.1, lid 4 van de Wet milieubeheer. Het betreffende artikel vermeld dat als één inrichting moet worden beschouwd: "tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen".  


tekstblok 2

In de Wijziging Regeling externe veiligheid inrichtingen staat onder C bij artikel 1b onder f aangegeven dat het Bevi van toepassing is op:

"Inrichtingen waar in enig opslagcompartiment een vergiftige of zeer vergiftige stof in gasflessen aanwezig is en waarbij de totale waterinhoud van de gasflessen met vergiftige of zeer vergiftige inhoud in dat opslagcompartiment meer bedraagt dan 1.500 liter."

Het CEV/RIVM heeft over deze categorie opgemerkt dat hier -op een enkele gasflessen distributeur na- geen enkele inrichting onder zal vallen. Daarbij is tevens opgemerkt dat in het algemeen geldt dat er een 10-6 per jaar afstanden van enige omvang (>20 meter) kan worden verwacht bij de opslag van ongeveer 10 of meer gasflessen met (zeer) toxische gassen. Ongeacht de waterinhoud. Dat kunnen dus gasflessen zijn met een waterinhoud van meer dan 50 liter, maar ook van 10 liter.

Het ministerie van VROM heeft aangegeven dat het op grond van de Wet ruimtelijke ordening mogelijk is -zelfs vereist is- om rekening te houden met externe veiligheidsaspecten, ook al valt een inrichting niet onder het Bevi. Inrichtingen die niet onder de werking van het Bevi vallen maar wel een 10-6 per jaar contour hebben kunnen via de algemene bepalingen uit de Wro (goede ruimtelijke onderbouwing) gereguleerd worden. Dit vergt wel een uitgebreidere motivering van de gemeente dan nodig is wanneer een inrichting onder het Bevi zou vallen.  


Veiligheidscontour
Het doel van de veiligheidscontour is tweeledig. Enerzijds dient de concentratie en verdere ontwikkeling van risicovolle (bedrijfs)activiteiten in de toekomst mogelijk te blijven binnen deze veiligheidscontour en anderzijds dient een verantwoord veiligheidsniveau te worden gewaarborgd.


Verantwoord veiligheidsniveau binnen de veiligheidscontour

Plaatsgebonden risico
Voor de HTCE is een kwantitatieve risico-analyse uitgevoerd door Tebodin Netherlands B.V. Daarbij is zowel de actuele situatie als een maximaal mogelijke toekomstige situatie onderzocht. De analyses worden hierna aangeduid als respectievelijk "risicoanalyse van Tebodin voor de actuele situatie" en "risicoanalyse van Tebodin voor de maximaal mogelijke toekomstige situatie". (De resultaten van deze risico-analyse staan respectievelijk in de rapporten in Bijlage 8 Mobiliteitstoets DHV, kenmerk LI20092099, 11-06-09 en Bijlage 10 Externe veiligheid QRA Geprojecteerde situatie 2010, Tebodin 01-07-2009)

Een plaatsgebonden risicocontour (10-6 per jaar) volgt uit berekeningen (of vaste afstanden gebaseerd op berekeningen), terwijl een veiligheidscontour qua omvang wordt vastgesteld door het bevoegde gezag op basis van een beleidsmatige afweging. De veiligheidscontour geeft de grens aan tot waar de plaatsgebonden risicocontour (10-6 per jaar) van bedrijven mag reiken. De veiligheidscontour is per definitie ruimer dan de berekende risicocontouren rondom de bedrijven. In de situatie op de HTCE vormt de "risicoanalyse van Tebodin voor de maximaal mogelijke toekomstige situatie" het uitgangspunt voor de vaststelling van de omvang van de veiligheidscontour. In de afbeelding veiligheidscontour is de ligging van de veiligheidscontour weergegeven.

Functionele binding
Voorwaarde voor de vaststelling van de veiligheidscontour is dat het bevoegd gezag ervoor moet zorgen dat, binnen de vast te stellen contour, geen kwetsbare objecten aanwezig zijn of daar op grond van een vigerend bestemmingsplan gebouwd of gevestigd mogen worden, tenzij die objecten een functionele binding hebben met de risicovolle inrichting of het gebied waarvoor de veiligheidscontour wordt vastgesteld. Het begrip functionele binding is niet eenduidig gedefinieerd in het Bevi. Het wordt alleen omschreven in de toelichting op het artikel waaruit blijkt dat het begrip 'restrictief' moet worden toegepast. Dit geeft het bevoegd gezag enige ruimte om het begrip, mits goed beargumenteerd, nader te definiëren. Het moet gaan om gebouwen die een functie hebben voor het gebied of de Bevi-inrichting, zoals een douanekantoor op een haventerrein of een verblijfsgebouw voor de werknemers van het gebied. Een kinderdagverblijf voor kinderen van de werknemers valt er niet onder. Dit mede in verband met het bij uitstek kwetsbare karakter van een dergelijk object.

Functionele binding voor de HTCE

Zoals in de inleiding al is aangegeven wordt de HTCE aangemerkt als één inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Om misverstanden te voorkomen wordt daarom niet de term 'inrichting' gehanteerd maar de term 'bedrijf'. Mocht in de toekomst sprake zijn van meerdere inrichtingen dan verandert er niets aan de werking van de veiligheidscontour.

Uit de inleiding blijkt dat het karakter van de HTCE kan worden geschetst op basis van de begrippen:
- Research en development;
- Campusconcept;
In onderstaande tekstblok worden deze begrippen nader uitgewerkt.

Research en development bedrijvigheid:
Dit zijn bedrijven die zich bezighouden met het onderzoek doen naar, eventueel op kleine schaal produceren en het ontwikkelen van (innovatieve) ideeën, goederen of processen. Het betreft dus bedrijvigheid in de sectoren mechanica/elektronica, automotive, life sciences/medische technologie, ICT/embedded systems en medische technologie/nano technologie. Zie ook artikel 1.64 research en development

Campusconcept:
De clustering van high tech- en R&D bedrijven waarbij kennisuitwisseling centraal staat in een aantrekkelijke en innovatie werkomgeving. Deze werkomgeving wordt gekenmerkt door gedeelde faciliteiten die deze kennisuitwisseling mogelijk maken en verder versterken.  


Bovenstaande uitgangspunten voor de HTCE worden gedetailleerd en specifiek vastgelegd in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Bij de HTCE gaat het niet om een functionele binding met de risicovolle inrichting, maar om een functionele binding met het gebied waarvoor de veiligheidscontour wordt vastgesteld. Het gebied waarvoor de veiligheidscontour wordt vastgesteld, betreft een deel van de campus waar R&D bedrijven uit de sector 'Brainport' zijn gevestigd. Omdat sprake is van een campus vindt er concentratie van gelijksoortige bedrijvigheid plaats. Het campusconcept betekent hier ook samenhang tussen de op het terrein gevestigde bedrijven die elkaar kunnen versterken en/of ondersteunen. Verder wil men de interactie tussen de werknemers op het terrein stimuleren door zoveel mogelijk gezamenlijke voorzieningen te delen. Hedendaags onderzoek vindt plaats in laboratoria en cleanrooms, waar proeven worden uitgevoerd en chemicaliën worden toegepast, maar ook in kantoren waar met behulp van computers onderzoek wordt uitgevoerd. Deze menging van risicovolle en risicogevoelige activiteiten is kenmerkend voor een campus waar R&D bedrijven zich kunnen vestigen.

De 10-6 per jaar contour wordt in hoofdzaak bepaald door de gasflessenopslag in gebouw HTC 0.2, ruimte 2 en door de waterstoftrailer bij HTC 0.3. Het werken met (zeer) toxische gassen draagt, gezien de getroffen voorzieningen op de HTCE, niet bij aan de 10-6 per jaar contour. HTC 0.2 en HTC 0.3 zijn in sterke mate functioneel gebonden aan de bedrijven die gebruik maken van de chemicaliën en de bedrijfsstoffen. HTC 0.2 en HTC 0.3 leveren de grondstoffen en nemen afvalstoffen terug. Juist vanwege dit intensieve verkeer worden de bedrijven die gebruik maken van de diensten van HTC 0.2 en HTC 0.3 bij voorkeur in de buurt van deze gebouwen gevestigd. Dit brengt met zich mee dat ook de kantoorfunctie van deze bedrijven in de buurt van HTC 0.2 en HTC 0.3 gevestigd zijn/worden.

Bedrijven die zelf geen gevaarlijke stoffen gebruiken, gelet op de aard van hun onderzoek, maar wel op de HTCE gevestigd zijn hebben tevens een functionele binding met het gebied waarin HTC 0.2 en HTC 0.3 gelegen zijn c.q. de veiligheidscontour. Iedere bewoner van de campus heeft immers baat bij zijn vestiging op de HTCE juist omdat de hoge mate van interactie met de andere bewoners, al dan niet gebruikers van gevaarlijke stoffen, het eigen onderzoek en dus het bedrijfsresultaat positief beïnvloedt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80022-0501_0036.jpg"

afbeelding: veiligheidscontour (op de planverbeelding aangeduid als 'veiligheidszone - bevi - 1')

Definities en kaders voor de veiligheidscontour
Van belang is dat duidelijkheid bestaat wat precies wordt verstaan onder bijvoorbeeld een "risicovol bedrijf". De belangrijkste definities en kaders voor de veiligheidscontour staan in onderstaande tekstblok aangegeven en zijn overgenomen in de regels.

Binnen de veiligheidscontour zijn uitsluitend toegestaan:
a. risicovolle bedrijven;
b. aanwezige of geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten ;
c. nieuwe beperkt kwetsbare objecten met functionele binding;
d. aanwezige, geprojecteerde of nieuwe kwetsbare objecten met functionele binding;
e. een ander object dan een (beperkt) kwetsbaar object.

- Binnen de veiligheidscontour zijn in beginsel functies specifiek voor minder zelfredzame mensen, zoals bijvoorbeeld kinderen (0 t/m 14 jaar), lichamelijk of geestelijk mindervalide of bejaarden, niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan een afwijken in specifieke situaties, met dien verstande dat daarover een advies van de regionale brandweer is ontvangen die wordt meegenomen in de belangenafweging.

- Buiten de veiligheidscontour zijn geen risicovolle bedrijven toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen van deze regel afwijken als een bedrijf op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan als een risicovol bedrijf wordt aangemerkt, maar op het moment dat de aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend en/of het gebouw in gebruik wordt genomen niet meer wordt aangemerkt als een risicovol bedrijf op basis van de dan geldende regelgeving.

- De 10-6 per jaar contour van een individueel bedrijf mag niet buiten de veiligheidscontour liggen.

- Er is sprake van functionele binding als de activiteiten zijn aan te merken als één van de onderstaande bedrijfsactiviteiten:
1. bedrijven gericht op research en development uit de sector "Brainport";
2. bedrijven gericht op research en development die niet zijn genoemd op de Lijst van bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan, maar die op basis van de zogenoemde afwijkingsmogelijkheid op de HTCE gevestigd mogen worden;
3. synergiebedrijven; Dit is een bedrijf c.q. bedrijfsonderdeel c.q. bedrijfsvestiging die op zichzelf geen 'research en development-bedrijf' is, maar die goederen of diensten levert die voor tenminste 50% worden geleverd aan 'research en development-bedrijven'.

- Onder geprojecteerd wordt verstaan: nog niet aanwezig object, dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

- Onder nieuw object wordt verstaan: niet-geprojecteerde objecten die, als de veiligheidscontour eenmaal is vastgesteld, mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan.

- (Beperkt) kwetsbaar object: Een (beperkt) kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat geldt op de datum waarop de gemeenteraad het bestemmingsplan 'High Tech Campus Eindhoven-Klotputten' heeft vastgesteld.

- Bedrijf: een onderneming gericht op het produceren, ontwikkelen, doen van onderzoek naar, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, nieuwe ideeën en processen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, nieuwe ideeën en processen en het verlenen van diensten

- Invloedsgebied: gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

- Risicovol bedrijf:
1. Een bedrijf dat activiteiten onderneemt, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is;
2. Een bedrijf dat activiteiten onderneemt waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) niet van toepassing is maar waarvoor, volgens de rekenmethode uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), een invloedsgebied kan worden berekend én waarvan dit invloedsgebied geheel of gedeeltelijk over een gebouw van een ander bedrijf is gelegen.  

Groepsrisico

Groepsrisico verantwoording High Tech Campus Eindhoven
Bij het vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan dient het groepsrisico, conform artikel 13 van het Bevi, verantwoord te worden. Op 19 mei 2009 is de visie Externe Veiligheid, "risico's de maat genomen" door de raad vastgesteld. In deze visie is een algemeen verantwoordingskader opgenomen.

In artikel 13 van het Bevi zijn de aspecten die in ieder geval in de verantwoording aan de orde moeten komen weergegeven. De verantwoording is per onderdeel van artikel 13 Bevi verwerkt.

De te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied en de hoogte van het groepsrisico
Binnen het gebied is er een tweetal risicobronnen te onderscheiden, namelijk het risico van de opslag van gevaarlijke stoffen op de HTCE (binnen de veiligheidscontour) en het risico van transport van gevaarlijke stoffen over de nabij gelegen snelweg (A2/A67). Hierdoor zijn er bij het bestemmingsplan drie kwantitatieve risicoanalyses gevoegd (Bijlage 9 Externe veiligheid QRA Actuele situatie, Tebodin, 03-07-2009 en Bijlage 10 Externe veiligheid QRA Geprojecteerde situatie 2010, Tebodin 01-07-2009). Eén betreft een kwantitatieve risicoanalyse van de huidige situatie en één van de toekomstige situatie die als 'worst case' is gedefinieerd. Verder is een risicoanalyse opgesteld in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2/A67 (Bijlage 11 Onderzoek externe veiligheid High Tech Campus, SRE Milieudienst, 02-07-2009). Uit deze analyses blijkt dat het invloedsgebied het grootste gedeelte van het HTCE terrein en openbaar groen in de omgeving overlapt. Een deel van het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de snelweg, één gedeelte van het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de opslag van gevaarlijke stoffen en één deel is gelegen binnen beide invloedsgebieden. Een klein gedeelte valt buiten beide invloedsgebieden (zie afbeelding: invloedsgebieden). Eind 2010 zijn er ongeveer 8.000 personen werkzaam op de HTCE. Bij volledige realisatie van het bestemmingsplan zullen dit er ongeveer 12.500 zijn. Ten opzichte van het moment van vaststellen neemt het groepsrisico toe voor de toekomstige gewenste situatie. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde. Voor de hoogte van het groepsrisico wordt verwezen naar de risicoberekeningen in bijlage 9 en 10 van het bestemmingsplan. Om de hoogte van het groepsrisico te borgen is in de regels (artikel20.4.1) van voorliggend bestemmingsplan opgenomen dat het totale groepsrisico van alle risicovolle activiteiten binnen de veiligheidszone niet boven de oriëntatiewaarde mag komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80022-0501_0037.png"

afbeelding: invloedsgebieden (bron: Externe veiligheid QRA Geprojecteerde situatie 2010, Tebodin 01-07-2009, Bijlage 10)


Maatregelen aan de risicobron ter beperking van het groepsrisico
Voor het bedrijf HTCE is een milieuvergunning verleend. Hierin is geregeld dat het bedrijf voldoet aan de beste stand der techniek (BBT). Voor de snelweg zijn geen bronmaatregelen denkbaar.

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Op dit moment kenmerkt de HTCE zich als een concentratie van onderzoeksgerichte, R&D bedrijvigheid. Ten gevolge van het samenbrengen en concentreren van R&D bedrijven op een campus vindt menging plaats van risicovolle bedrijvigheid en risicogevoelige activiteiten. De behoefte om dit uit te breiden is aanwezig. Noodzakelijkerwijs vindt de uitbreiding van deze bedrijven plaats binnen dit gebied.

Mogelijke end of pipe maatregelen om het groepsrisico te beperken
Binnen de veiligheidscontour en ten gevolge van het transport over de snelweg kunnen alle soorten risico's voorkomen. Er is een drietal soorten ongevalscenario's te onderscheiden.
1. explosie (druk)
2. brand
3. het vrijkomen van toxische stoffen (door brand of het vrijkomen van een toxisch gas)

Voor alle drie de scenario's gelden specifieke maatregelen. Gezien de activiteiten op het terrein is het vrijkomen van toxische stoffen op dit moment het meest relevant voor het gebied. In de toekomst kunnen binnen de veiligheidscontour alle ongevalscenario's plaatsvinden. Voor de snelweg zijn alle scenario's relevant.

1. Explosie
Bij een explosie komen hoge drukken tot stand. Dicht bij de bron zijn de drukken zo hoog dat maatregelen bijna niet mogelijk zijn. Op een grotere afstand van de bron kan thermisch gehard glas slachtoffers door rondvliegend glas voorkomen. Thermisch gehard glas is 3,5 maal zo duur als standaard HR++ glas. Gezien de hoge kosten van dit glas wordt dit niet verplicht gesteld in het bestemmingsplan.

2. Brand
Bij een brand komt veel hitte vrij. Bij een brand met vloeistoffen bedraagt op een afstand van 20 meter van de bron de warmtestraling ongeveer 20 kW/m2, hierna neemt de warmtestraling geleidelijk af. De maatregelen die te treffen zijn voor een ongeval met brandbare vloeistoffen kunnen zonder hoge kosten worden uitgevoerd. Daarom wordt tot 30 meter rondom de veiligheidscontour (ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 2') en binnen de veiligheidscontour (aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 1') middels de regels in het bestemmingsplan een brandwerendheid gedurende een tijdsperiode opgelegd. Hierbij geldt dat de gevels aan de zijde van de veiligheidscontour (van nieuwe gebouwen) in een zone tot 30 meter rondom de veiligheidscontour en in de veiligheidscontour (nieuwe gebouwen) brandwerend moeten worden uitgevoerd (20 kW/m2 gedurende 30 minuten). Burgemeester en wethouders kunnen hiertoe nadere eisen stellen.

3. Toxisch
Afhankelijk van de toxiciteit van de vrij te komen (verbrandings)gassen kunnen op grote afstand van de bron nog slachtoffers vallen. Als enige maatregel hiertegen is zorgen dat de toxische stoffen niet in de gebouwen kunnen komen. Hierbij geldt o.a. dat de ventilatiesystemen moeten kunnen worden uitgezet. Deze maatregel geldt voor alle nieuwe gebouwen binnen de HTCE en wordt in de regels van het bestemmingsplan opgelegd.

Omdat bij wijze van spreken het gehele terrein is ingericht als onderzoekscentrum heeft dit tot gevolg dat menging van risicovolle bedrijvigheid en risicogevoelige activiteiten plaatsvindt. Hierdoor kunnen panden met hoge dichtheden van aanwezige personen naast risicovolle activiteiten worden/zijn gesitueerd. Bovengenoemde maatregel verhoogt de veiligheid van de personen in de panden met hoge dichtheden van aanwezige personen en in het kinderdagverblijf.

Voor alle scenario's geldt dat de veiligheid kan worden vergroot door de vluchtroutes van de veiligheidscontour en de snelweg af te richten. Het is aan te bevelen om het BHV-team juiste instructies te geven over hoe te handelen bij een calamiteit. Adequate communicatie is van groot belang. Verder is het verstandig om werknemers te instrueren over de risico's op het terrein en hoe te handelen bij een calamiteit.

Mogelijkheden voor hulpverleningsdiensten
Bij het bestrijden van een incident zijn de bereikbaarheid, de bluswatervoorziening en de opkomsttijd belangrijk. De opkomsttijden van de 1e en 2e tankautospuiten voldoen zowel onder werktijd als daarbuiten aan de zorgnorm zoals deze door het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio in de Leidraad basis brandweerzorg is vastgelegd. Het plangebied is via verschillende wegen goed bereikbaar. Ook de huidige bluswatervoorziening is voldoende.

Mogelijkheden voor zelfredzaamheid
Het gebied wordt gekenmerkt door geclusterde hoge dichtheden van aanwezige personen. Het gebied betreft een concentratie van R&D bedrijvigheid. De meeste veiligheidswinst bij een eventuele calamiteit is te behalen met een goede zelfredzaamheid van de aanwezigen.

Uitbreiding kinderdagverblijf

Het bestemmingsplan maakt het op dit moment aanwezige kinderdagverblijf mogelijk. Verder is er de wens om het kinderdagverblijf te vergroten met een oppervlak van circa 550 m2 tot een totaal van circa 1.650 m2. Dit kinderdagverblijf en de gewenste uitbreiding zijn gelegen binnen het invloedsgebied van de risicovolle activiteiten op de HTCE. Volgens de gemeentelijke visie externe veiligheid mogen geen gebouwen met functies voor beperkt zelfredzame personen, zoals een kinderdagverblijf, worden gesitueerd binnen een invloedsgebied van risicovolle bedrijven en hoofdtransportassen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit toch toe te staan. De HTCE zal, de komende jaren groeien in omvang, van ongeveer 8.000 naar ongeveer 12.500 werknemers. Omdat op de HTCE een campusconcept is ontwikkeld dat naast werkruimte ook facilitaire voorzieningen voor de werknemer biedt, zoals restaurant, sportbos, winkel etc. moet ook het kinderdagverblijf groeien. Het kinderdagverblijf moet kinderopvang bieden aan kinderen van de werknemers van de HTCE. Logischerwijs dient de uitbreiding van het kinderdagverblijf op het terrein van de HTCE te worden gesitueerd. Nu de uitbreiding van het kinderdagverblijf op het terrein van de HTCE moet plaatsvinden is gezocht naar een locatie buiten invloedsgebieden van risicovolle bedrijven en hoofdtransportassen. Een klein gebied aan de oostzijde van het terrein valt niet binnen een invloedsgebied van risicovolle bedrijven en hoofdtransportassen. (zie afbeelding invloedsgebieden). Op het meest zuidelijke deel van dit gebied zou ruimte voor een kinderdagverblijf zijn. Het is echter onwenselijk hier de uitbreiding te situeren. Om onderstaande redenen:

  • 1. Twee kinderdagverblijven ver van elkaar gelegen heeft nadelen, zowel economisch als qua infrastructuur. Zo moet ieder kinderdagverblijf haar eigen faciliteiten hebben. De faciliteiten zijn niet te delen op deze afstand;
  • 2. Het bestaande kinderdagverblijf slopen en herbouwen op de locatie aan de oostzijde van het terrein is kapitaalvernietiging;
  • 3. De uitbreiding van het kinderdagverblijf situeren in de zuidoosthoek van het terrein zou betekenen dat er inbreuk gemaakt wordt op het bestaande structureel groen. Dit is niet wenselijk;
  • 4. In gebouw nummer HTC 5.3 zou een kinderdagverblijf gerealiseerd kunnen worden. De uitbreiding van het kinderdagverblijf kan echter niet wachten op de ontwikkeling van HTC 5.3. Het combineren van bedrijfsfunctie en kinderdagverblijf (met benodigde buitenruimte) in 1 gebouw is stedenbouwkundig niet wenselijk. Een kinderdagverblijf heeft een andere uitstraling dan een bedrijfsgebouw;
  • 5. Het terrein in de zuidoosthoek van het plangebied is nabij een hoogspanningsleiding gelegen. Hoogspanningsleidingen hebben een indicatieve zone van 80 meter aan weerszijden waar geen kinderdagverblijven, woningen en dergelijke mogen worden opgericht. De exacte invloed van deze leiding op een kinderdagverblijf is niet in beeld gebracht. Mogelijk dat de hoogspanningsleiding het vestigen van een kinderdagverblijf frustreert. Bovendien kan de enkele aanwezigheid van de hoogspanningsleiding zo dicht bij het kinderdagverblijf tot bezorgdheid bij ouders leiden.
  • 6. De luchtverontreiniging, afkomstig van de snelweg en van de Prof. Holstlaan is weliswaar formeel geen argument tegen de vestiging aan de zuidoosthoek maar is wel een factor op grond waarvan de noordwesthoek van het terrein te prefereren is boven de zuidoosthoek.

Door genoemde redenen is het niet verantwoord om de uitbreiding van het kinderdagverblijf in de zuidoosthoek van de HTCE te realiseren, maar wel aan de noord-westzijde van het terrein nabij het bestaande kinderdagverblijf. Verder zal door middel van maatregelen aan het kinderdagverblijf, zoals een centrale afsluiting van de luchtbehandeling van het gebouw, de veiligheid en de zelfredzaamheid worden verhoogd.

Conclusie verantwoording groepsrisico:
Op basis van vorenstaande overwegingen wordt het restrisico binnen het plangebied acceptabel geacht.

Gasdrukregelstation
In de noordoosthoek van de campus is een gasdrukregelstation aanwezig welke op de verbeelding is aangeduid als 'nutsvoorziening' binnen de bestemming 'Groen'. Het station heeft een risicoafstand van 10 meter en levert geen belemmeringen voor de ontwikkelingen zoals voorzien in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80022-0501_0038.png"

afbeelding: gasdrukregelstation en risicoafstand